REKENEN MET PROCENTEN
|
|
- Hidde van de Velden
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 REKENEN MET PROCENTEN Bij rekenen op de basisschool en bij wiskunde op de middelbare school heb je al te maken gehad met procenten; 1% = 1/100 = 0,01. Een percentage is een verhoudingsgetal. Dat houdt in dat een percentage altijd met een ander getal of grootheid te maken heeft. Je kunt niet zeggen: "Ik verdien 60%", of "Philips heeft een winst van 9%". Je moet zo'n percentage altijd uitdrukken ten opzichte van iets anders. Dus "Ik verdien 60% meer dan 10 jaar geleden" of "De winst van Philips is dit jaar 9% van de totale verkopen van Philips." De woorden 'meer dan' en 'van' zijn heel belangrijk, want zij geven aan welk getal de basis van de verhouding vormt en dus welk getal op honderd procent moet worden gesteld. Procentberekeningen kunnen in allerlei vormen voorkomen. Er kunnen drie hoofdvormen onderscheiden worden: het berekenen van een deel van een geheel (hoeveel procent van) uitdrukken van veranderingen (hoeveel procent veranderd ten opzichte van) vergelijkingen De techniek van de berekening is in grote lijnen steeds hetzelfde. Op scholen worden verschillende basistechnieken gebruikt. Op veel scholen wordt met verhoudingstabellen gewerkt. Een probleem is vaak, dat de wiskundedocent een andere techniek gebruikt dan de economie- of natuurkundedocent. We laten jullie hieronder de drie meest gebruikte basistechnieken zien. Kies degene die je aangeleerd is, of die voor jou het gemakkelijkst werkt. We beginnen met: delen van een geheel. A. Hoeveel is... procent van... Het oplossen van procentsommen kan op verschillende manieren. Hieronder zie je twee basistechnieken uitgewerkt. VOORBEELD 1 - Hoeveel is een kwart van 60? - Hoeveel is 25% van 60? - een kwart = 1/4 60 = 15. Dit is geen echte procentberekening maar lijkt er wel op. Je moet een deel berekenen van een -gegeven- getal. Bovendien kun je een kwart (= 1/4) ook als percentage schrijven: 1/4 100% = 25%. - 25% betekent dat je 25/100 (= 0,25) 60 moet berekenen. Dat kan zo: Eerste manier: 25% van 60 = 25/ = 15 Of: 25% van 60 = 0,25 60 = 15 Tweede manier: 1% van 60 = 1/ = 0,6 25% van 60 = 25 0,6 = 15 Beide manieren zijn goed: of je nu 25/ neemt of 25 60/100 dat komt op hetzelfde neer. Derde manier: met een verhoudingstabel. Allerlei soorten procentberekeningen kun je maken met verhoudingstabellen. Een verhoudingstabel is een rechthoek met vier hokjes. In de linkerkolom zet je boven elkaar de ; in de rechterkolommen zet je boven elkaar de getallen. Daarbij is altijd één hokje de onbekende: daarin plaats je een vraagteken: Percentages Deel 25? Geheel
2 Het is belangrijk te weten in welk hokje je de 100 moet plaatsen. Daarbij gaat het om het getal dat de basis vormt voor de verhouding. Je herkent dit getal omdat het achter het woordje 'van' staat. In bovenstaande wordt gevraagd: hoeveel is 25% van 60. Dus is 60 de basis van de verhouding en daarom stel je 60 op 100%. De oplossing van deze verhoudingstabel zit in de verhoudingen. Van boven naar beneden zie je in de linkerkolom de verhouding 25:100. Die verhouding moet ook in de rechterkolom komen te staan, namelijk:? : 60. En inderdaad 25: 100 = 15: 60. Dat kun je hier met het blote oog nog wel zien. Maar dat kan natuurlijk niet bij moeilijkere getallen. Daarom moet je leren dat de oplossing van een verhoudingstabel is te vinden door kruislings vermenigvuldigen: het kruisproduct. Kijk maar: 100? = ? = 1500? = 1500/100 = 15 VOORBEELD 2 Hoeveel is 34,5% van 116? Eerste manier: 34,5/ = 0, = 40,02 (afgerond 40,0) Tweede manier: 1% van 116 = 1,16 34,5% van 116 = 34,5 1,16 = 40,02 Derde manier: met een verhoudingstabel. Je moet het percentage nemen van 116: dat stel je op 100%. Deel 34,5? Geheel Het kruisproduct luidt: 100? = 34, ? = 4002? = 4002/100 = 40,02 Eerst even oefenen. Het gaat bij economie niet om het rekenen zelf. Je moet procentberekeningen kunnen toepassen in concrete economische gevallen. Gebruik één van de manieren uit de gegeven voorbeelden. 0.1 a. Bereken 5% van b. Bereken 315% van i 23,50. c. Bereken 16,5% van tijdschriften. d. Irene krijgt 13,75% korting op een Samsonite-koffer van i 105,50. Bereken hoeveel zij betaalt voor de koffer. e. Meneer Waterman moet 32% belasting betalen over zijn jaarinkomen. Hij heeft een inkomen van i per maand. Bereken het belastingbedrag per jaar. f. Mevrouw Putman kan i per maand uitgeven. Ze is 18,4% kwijt aan woonlasten. Bereken het bedrag per maand dat ze aan woonlasten betaalt. g. Een groentehandelaar op de markt heeft dit jaar van zijn klanten i ontvangen. Daarvan was 8% van de verkoop van aardappels. Bereken het bedrag dat hij dit jaar van zijn klanten voor aardappels heeft ontvangen. B. Veranderingen Hierboven leerde je hoe je een deel van een geheel moest berekenen. Maar bij economie wordt ook heel veel met procentuele veranderingen gewerkt. Economen zijn vaak niet zo in de getallen zelf geïnteresseerd, maar meer in de mate waarin iets toeneemt of afneemt. Procentuele veranderingen dus.
3 VOORBEELD 3 Mathilde heeft i 12 zakgeld per week. Ze krijgt vanaf volgende maand i 13,75 per week. Bereken met hoeveel procent haar zakgeld is toegenomen. Eerste manier: Je vergelijkt hoeveel het zakgeld is toegenomen met de oude situatie (i 12). Deze oude situatie moet je op 100% stellen. De toename is i13,75 - i 12 = i 1,75. Je rekent dan uit, hoeveel procent i 1,75 van i 12 is op een van de hierboven besproken manieren. Bijvoorbeeld i 1,75/i % = 14,6 % Tweede manier: Bij veranderingen kun je hetzelfde als hierboven doen, maar dan met een ezelsbruggetje: Nieuw - Oud Nieuw - Oud 100% = of 1% = Oud 1% van Oud 13, , % = 14,6% of 12 0,12 1% = 14,6% Derde manier: met een verhoudingstabel. Weet je nog welk getal je op 100 moet stellen? Het oude zakgeld van Mathilde moet op 100 gesteld worden want daar moet de verandering in uitgedrukt worden. Verandering? i 1,75 Oude toestand 100 i 12 Kruisproduct: 100 1,75 =? 12? = (100 1,75)/12 = 14,6% 0.2 a. Een broodrooster stijgt per 1 januari in prijs van i 54 naar i 55,50. Met hoeveel procent is de prijs gestegen. b. De prijs van een lcd-tv is in een jaar tijd gedaald van i naar i Met hoeveel procent is de prijs afgenomen. c. Het salaris van meneer Pakhoed is per 1 januari gestegen van i naar i Met hoeveel procent is het salaris gestegen. d. Op de markt kon je vorige week twee knollen selderij kopen voor i 1,80. De afgelopen week heeft het hard gevroren waardoor je nu voor een knol selderij i 1,25 betaalt. Bereken de prijsverandering voor een knol selderij en geef aan of het om een stijging of daling gaat. C. Vergelijkingen 0.3 Ellen en Hans hebben elk een mobieltje. Ze betalen beiden i 8 per maand voor gesprekskosten en abonnement. Ellen heeft een inkomen van i 75 per maand en Hans kan per maand i 120 uitgeven. a. Bereken hoeveel procent Ellen en Hans van hun inkomen aan hun mobieltje besteden. Aanwijzing: de berekening is een deel (kosten mobiel) van een geheel (het inkomen). b. Bereken welk bedrag Ellen aan haar mobiel per maand kan uitgeven als ze in verhouding (procentueel) evenveel aan haar mobiel zou besteden als Hans. Vergelijkingen komen veel voor in de economie. VOORBEELD 4 In land A zijn op dit moment vier miljoen mensen werkloos. In land B zijn op dit moment mensen werkloos. De situatie in land A lijkt dus veel erger dan in land B. Maar het aantal mensen dat in land A wel werk heeft kan ook veel groter zijn dan in land B. Dus wil je echt een goed beeld hebben van de werkloosheid in beide landen, dan moet je weten of er in verhouding (relatief) in land A ten opzichte van land B wel zo veel meer werklozen zijn.
4 0.4 Stel dat het aantal mensen dat in land A wel werk heeft 78 miljoen is en het aantal mensen in land B dat werkt 5,6 miljoen is. a. Bereken voor beide landen het percentage werklozen ten opzichte van het aantal mensen dat wel werk heeft. b. Welke conclusie kun je trekken ten aanzien van de hoogte van de werkloosheid in beide landen? 0.5 a. Een gezin geeft van het maandinkomen van i een bedrag van i 504 aan voeding uit. Hun buren geven aan voeding i 657 uit op een maandinkomen van i Welk gezin geeft in procenten het meest aan voeding uit? b. Een scholier had in oktober i 120 te besteden, daarvan gaf hij i 9,60 uit aan zijn mobiele telefoon. In november kon hij i 135 uitgeven. Aan zijn mobiele telefoon was hij in november i 10,53 kwijt. In welke maand gaf hij een groter deel (in procenten) van zijn inkomen aan zijn mobiele telefoon uit? c. De ouders van Jaap geven een bedrag van i uit aan vakantie. Hun inkomen is i per jaar. De ouders van Edith geven in procenten van hun inkomen hetzelfde bedrag aan vakantie uit als de ouders van Jaap. Het inkomen van de ouders van Edith is i Bereken het bedrag dat de ouders van Edith aan vakantie uitgeven. We hebben nu de drie meest voorkomende vormen van procentberekeningen besproken. Er zijn veel varianten op deze drie vormen denkbaar. We zullen er twee van bespreken. Bij de eerste is niet het geheel gegeven maar het deel. Dat is dus de omgekeerde vorm van de eerste basisvorm: deel van een geheel. Bij de tweede gaat het om een variant van de tweede basisvorm: veranderingen. Hierbij krijg je het getal gegeven nadat de verandering heeft plaatsgevonden en moet je de oorspronkelijke situatie berekenen. D. Van deel naar geheel VOORBEELD 5 Peter geeft per week i 9 uit aan zijn brommer. Dat is 50% van zijn zakgeld. Hoeveel zakgeld krijgt Peter per week? Als i 9 de helft van zijn zakgeld is, dan is het zakgeld per week twee keer zo veel. Dus 2 i 9 = i 18. Het wordt moeilijker als de getallen niet zo mooi uitkomen. VOORBEELD 6 Peter is een lange wandeling aan het maken. Op een bepaald moment heeft hij 6,48 kilometer afgelegd. Dat is 54% van de totale afstand, als hij even snel blijft doorlopen. Hoe groot is de totale afstand? Je hebt nu een deel gegeven (54%) en je moet het geheel weten (100%). Hoe kun je dit nu gemakkelijk berekenen? Eerste manier 6,48 km = 54% 1% = 6,48/54 = 0,12 km 100% = 100 0,12 = 12 km Tweede manier: met een verhoudingstabel Deel 54% 6,48 Geheel 100%? Kruisproduct:? 54 = 100 6,48? = 100 6,48/54 = 12 km
5 0.6 a. Peter maakt op een andere dag weer een lange wandeling. Op een bepaald moment heeft hij 3,84 km gelopen, dat is 32% van de totale afstand. Hoe groot is de totale afstand als Peter even hard blijft lopen? b. Een houthandelaar wil een aantal boomstammen kopen. Hij heeft er al 800 gekocht. Dat is 64% van het aantal boomstammen dat hij nodig heeft. Hoeveel boomstammen moet hij er nog bij kopen? c. Een boekhandelaar heeft in augustus van zijn klanten uit de verkoop van zijn boeken een bedrag binnengekregen van i Dat is 58% van het bedrag dat ik dit jaar hoop binnen te krijgen uit de verkopen, denkt hij enigszins bezorgd. Welk jaarbedrag heeft de boekhandelaar in zijn hoofd? E. Het getal is meer of minder dan 100% Als je in een winkel iets koopt, betaal je de winkelprijs, dat is de prijs inclusief btw. De btw is een belasting op producten en diensten die de overheid heel veel geld oplevert. Een ondernemer is helemaal vrij in het vaststellen van de verkoopprijs van een product. Daar bemoeit de overheid zich niet mee. Heeft de ondernemer de verkoopprijs eenmaal vastgesteld dan moet hij over die verkoopprijs een bepaald percentage btw berekenen (meestal is dat 19%) en dat moet hij bij die verkoopprijs optellen. De klant betaalt de prijs inclusief btw en de ondernemer draagt achteraf de btw af aan de overheid. VOORBEELD 7 Een winkelier wil een mountainbike verkopen voor i Fietsen vallen onder het 19%-tarief van de btw. De klant betaalt dus i % van i = i De ondernemer krijgt i voor de fiets want i 228 btw draagt hij af aan de belastingdienst (fiscus). De klant betaalt de btw en de winkelier treedt op als een belastinginner van de overheid. Stel je koopt een fiets voor i 1.636,25 inclusief 19% btw. Hoeveel btw betaal je dan? Je moet je hier goed realiseren dat btw berekend wordt over de verkoopprijs zonder btw. Dus moet je de verkoopprijs zonder btw op 100% stellen. Je kunt het best een rijtje maken als volgt: Verkoopprijs exclusief/zonder btw 100% Btw 19% Bedrag inclusief/met btw 119% De prijs van de fiets inclusief btw is dus 119%. Nu kun je de btw en het bedrag exclusief btw berekenen: Eerste manier: 1.636,25 = 119% 1% = 1.636,25/119 = 13,75 De btw is 19% 19 13,75 = i 261,25. De verkoopprijs exclusief btw is 100% ,75 = i Dit kun je controleren met 1.636,25-261,25 = i Tweede manier: met een verhoudingstabel Deel 19%? Geheel 119% 1.636,25 Oplossing: ,25 = 119?? = ( ,25)/ 119 = 261,25 Als je hier het bedrag exclusief btw wilt berekenen moet je in het vakje deel/ 100% invullen: ,25 = 119?? = ( ,25)/119 = i Je kunt dit soort procentberekeningen op veel manieren tegenkomen.
6 0.7 Het inkomen van meneer Stoop is in dit jaar ten opzichte van vorig jaar toegenomen met 3,75% tot i ,75. Bereken het inkomen van meneer Stoop in het vorige jaar. 0.8 a. Een baby is in een jaar met 10% gegroeid. Aan het eind van het jaar is ze 99 centimeter lang. Bereken de lengte van de baby aan het begin van het jaar. b. De export van land C. is in dit jaar met 25% gestegen ten opzichte van vorig jaar tot een bedrag van i 56 miljard. Bereken de export van land C. in het vorige jaar. c. De omzet van een bedrijf is in dit jaar met 2% gedaald ten opzichte van het vorige jaar tot een bedrag van i Bereken de omzet van het bedrijf in het vorige jaar. d. De werkloosheid is in dit jaar met 6% ten opzichte van het vorige jaar gedaald. De werkloosheid in dit jaar bedraagt personen. Bereken hoeveel personen er in het vorige jaar werkloos waren. e. Een mp3-speler kost i 398,65 inclusief (met)19% btw. Wat kost de mp3-speler exclusief (zonder) btw. f. Een boekhandelaar heeft in mei van dit jaar voor i inclusief btw aan boeken verkocht. De btw op boeken is 6%. Welk bedrag exclusief btw heeft de boekhandelaar in mei aan boeken verkocht? g. Een aantal jaren is het tarief van de btw voor diensten van de kapper verlaagd van 19% naar 6%. Stel dat een knipbeurt voor de verlaging van het btw-tarief inclusief 19% btw i 21,42 kostte. Wat betaalde je dan na de btw-verlaging voor deze knipbeurt? Hieronder staan een aantal oefenopgaven waarbij de verschillende soorten procentsommen door elkaar staan. Problemen bij het rekenen met procenten hebben niet alleen te maken met het ontbreken van kennis met de rekentechniek maar ook met het goed lezen van de opgaven. Wat is het uitgangspunt van de berekening, welk getal moet op 100% worden gesteld? Probeer dat eerst vast te stellen voordat je begint met rekenen. 0.9 a. Een scholiere geeft per jaar i 35 aan cosmetica uit. Haar maandinkomen is i 20. Bereken hoeveel procent van haar inkomen ze per jaar uitgeeft aan cosmetica. b. Een andere scholiere heeft een jaarinkomen van i 180. Bereken welk bedrag zij per jaar aan cosmetica besteedt, als zij in verhouding evenveel uitgeeft aan cosmetica als de scholiere van vraag a. c. In Nederland zijn er scholieren tussen 12 en 18 jaar. De totale bevolking is 16,2 miljoen. In China is een bevolking van miljoen. Bereken hoeveel scholieren tussen 12 en 18 jaar er in China zouden zijn, als er in verhouding evenveel scholieren in China zijn als in Nederland. d. De politie in Alstad heeft berekend dat er in de maand januari van dit jaar files voorkwamen met een totale lengte van 39 km. Dat was een stijging van 4% in een jaar tijd. Bereken de totale lengte van de files een jaar geleden. e. De vader van Jan verdiende in het afgelopen jaar i netto per maand. Dit jaar was zijn inkomen gestegen tot i 2.949,75 netto per maand. De vader van Anke werkt bij dezelfde baas. Zijn inkomen was in het afgelopen jaar i netto per maand. Hij wil dezelfde procentuele loonsverhoging als de vader van Jan. Bereken welk bedrag hij er per maand bij moet krijgen, wil hij dat voor elkaar krijgen a. De familie van Beek heeft in september voor een bedrag van i 441 aan voeding besteed. Dat was 18% van hun inkomen in september. Bereken het totale inkomen van de familie van Beek in september. b. De familie van Beek (opgave a.) verwacht dat ze in oktober 19% van hun inkomen aan voeding zullen besteden. Het totale inkomen zal in oktober 8,25% lager zijn dan in september. Bereken welk bedrag zij in oktober aan voeding uitgeven. c. Een fietsenhandelaar koopt een mountainbike bij de fabrikant in voor i exclusief btw. Om winst te kunnen maken verkoopt hij de fiets natuurlijk voor meer geld. Om de verkoopprijs voor de klant vast te stellen doet hij 30% bij de inkoopprijs. Hij moet de klant ook nog eens 19% btw over de verkoopprijs berekenen. Bereken de winkelprijs die de klant betaalt.
7 d. Een andere fietsenhandelaar koopt dezelfde mountainbike in voor dezelfde prijs van i exclusief 19% btw. Hij berekent echter 30% winst over zijn verkoopprijs exclusief btw. Bereken de prijs die de klant in dit geval betaalt. e. Een sportwinkel verkoopt skates voor i 208,25 inclusief 19% btw. De sportwinkel koopt de skates in bij een groothandel en rekent 40% van de inkoopprijs (exclusief btw) als winst. Bereken welk bedrag (exclusief btw) de sportwinkel aan de groothandel betaalt voor de skates. Samenvattingopdracht 2.4 Een samenvatting maken van deze paragraaf zal voor de ene leerling anders zijn dan voor de andere. Begrijp je deze stof goed en kon je de opdrachten gemakkelijk maken, dan kun je volstaan met een paar steekwoorden. Bijvoorbeeld wat voor typen procentberekeningen er zijn of welke woorden in de opgave geven aan welk getal je op 100% moet stellen. Is de stof nieuw en/of moeilijk voor je, dan moet je een uitgebreidere samenvatting maken. Bestudeer het geheel nog eens goed en kijk vooral welke fouten je in de opgaven hebt gemaakt. Deze fouten zeggen iets over wat je nog niet snapt. Zoek dat uit en neem dit in je samenvatting op. Verzin kleine eigen opgaven voor elk type procentberekening. Je zult verbaasd zijn hoe je dat helpt om greep op het geheel te krijgen.
3 HAVO Economie LESBRIEF. Procenten. Naam: Klas:
3 HAVO Economie LESBRIEF Procenten Naam: Klas: Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Een deel van een geheel (hoeveel procent van) 4 3. Veranderingen en verschillen (hoeveel procent veranderd/verschil ten opzichte
Nadere informatieProcenten. Een percentage van iets nemen. Handige percentages. Het percentage vinden
Procenten Een percentage van iets nemen 1% Percentages kom je overal tegen: Deze stof is % katoen. Dat is 99% zeker. Op deze bankrekening krijg je 4% rente. Wat is 1%? 1% (één procent) betekent 1 per.
Nadere informatieVoorbeeld 1 In een klas van 29 leerlingen hebben 3 leerlingen een onvoldoende behaald voor een toets.
1. Het berekenen van een percentage Voorbeeld 1 In een klas van 29 leerlingen hebben 3 leerlingen een onvoldoende behaald voor een toets. Bereken (in 1 decimaal nauwkeurig) hoeveel procent van de leerlingen
Nadere informatie... 1% = 1/100 = 0,01 = 1 van de % = 2/10 = 0,2 = 20 van de % = 1/4 = 0,25 = 25 van de % = 1/2 = 0,5 = 50 van de 100
3.4 Procenten Procenten worden in de retail veel gebruikt, bijvoorbeeld om btw of kortingen te berekenen. Procenten geven een verhouding aan tussen het geheel (100%) en een deel hiervan (bijvoorbeeld 10%
Nadere informatie3 Consumentenprijs, BTW en inkoopwaarde van de omzet
3 Consumentenprijs, BTW en inkoopwaarde van de omzet 3.1 Inleiding De overheid profiteert mee van elke aankoop die wordt gedaan. Want iedere ondernemer is verplicht aan de fiscus omzetbelasting (btw) af
Nadere informatieSamenvatting Economie Rekonomie
Samenvatting Economie Rekonomie Samenvatting door een scholier 1570 woorden 24 oktober 2011 5,3 76 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Rekonomie Hoofdstuk 1 De cijfers achter de komma worden ook
Nadere informatieHoe maak je nu van breuken procenten? Voorbeeld: Opgave: hoeveel procent van de onderstaande tekening is zwart gekleurd?
Procenten Zoals op de basisschool is aangeleerd kunnen we een taart verdelen in een aantal stukken. Hierbij krijgen we een breuk. We kunnen ditzelfde stuk taart ook aangegeven als een percentage. Procenten:
Nadere informatieLeeftijd (jaar) Lengte 1,59m 1,70m 1,80m 1,85m Indexcijfer (16 jaar=100) Indexcijfer (15 jaar=100)
INTRODUCTIE VAN INDEXCIJFERS LES 1 Hier zijn de eerste 5 opgaven over indexcijfers. Het is de bedoeling dat je het stroomdiagram voor indexcijfers gebruikt welke op de PPT en in je schrift staat. Hierdoor
Nadere informatieLesbrief Kopen en Werken 2 e druk Hoofdstuk 2 Geld om van te leven 2.1 a. 64,796838. b. 64,7968. c. 64,80. d. 65.
Hoofdstuk 2 Geld om van te leven 2.1 a. 64,796838. b. 64,7968. c. 64,80. d. 65. 2.2 Gemiddelde = (6,5 + 5,8 + 8,7 + 7,7)/4 = 28,7/4 = 7,175 afgerond 7,2. 2.3 a. Gemiddelde = (1 6,5 + 1 5,8 + 2 8,7 + 2
Nadere informatieUIT elasticiteiten
Wat is een elasticiteit. Een elasticiteit is niets anders dan een verband tussen twee variabelen (grootheden of factoren). Omdat economen erg geïnteresseerd zijn in het effect van de prijs op de hoogte
Nadere informatieWelke BTW tarieven zijn er? 21% luxe goederen 6% primaire levensbehoefte 0% vrijgesteld (export, overheidsdiensten)
www.jooplengkeek.nl Belasting Toegevoegde Waarde (BTW) Omzet belasting (BTW) Toegevoegde waarde: de waarde die het bedrijf toevoegt aan een al bestaande waarde. Welke BTW tarieven zijn er? 21% luxe goederen
Nadere informatieTussendoelen domein VERHOUDINGEN 38
WISKUNDETAAL BIJ VERHOUDINGEN, BREUKEN EN PROCENTEN kan gegevens in een verhoudingstabel interpreteren en begrijpt hoe een verhoudingstabel kan worden gebruikt om verhoudingen weer te geven en te vergelijken.
Nadere informatieIndexcijfers. - We rekenen volumes van allerlei zaken om naar procenten - We vergelijken vervolgens die cijfers om conclusies te trekken
Wat is een? Binnen de economie vergelijken we vaak procentuele ontwikkelingen. Die ontwikkelingen zijn in geld uitgedrukt soms lastig te doorzien. Zo wordt de economische groei van een land uitgedrukt
Nadere informatie1.4 a. 6,54 wordt afgerond 6,5 en het antwoord: 6, = b. 6,54 wordt dan 7 en het antwoord: =
Hoofdstuk 1 Rekenen 1.1 a. Bij het afronden van 5,45 op een heel getal kijk je naar het eerste cijfer achter de komma. Dat is een 4, dus moet je naar beneden afronden. 5,45 wordt dan een 5. b. De docent
Nadere informatieomzetbelasting btw: exclusief-inclusief
omzetbelasting btw: exclusief-inclusief Bij elke verkoop van een artikel wordt omzetbelasting berekend om die bij de verkoopprijs op te tellen. Deze omzetbelasting heet in de volksmond: btw. We kennen
Nadere informatie10.1 Berekeningen met procenten [1]
10.1 Berekeningen met procenten [1] Voorbeeld 1: Hoeveel is 48% van 560? Dit is 0,48 560 = 268,8 Voorbeeld 2: Een broek van het merk Replay kost normaal 129,-. Deze week is het uitverkoop en krijg je 35%
Nadere informatieDoel Leerlingen kunnen in eigen woorden formuleren waarvoor en wanneer de berekeningen nodig zijn en deze op een correcte manier uitrekenen.
Algemene informatie: De aankomende 2 lessen ga je in groepjes van drie personen je bezig houden met het berekenen van procenten. Er zijn drie vormen en iedereen behandeld alle vormen. Jullie wisselen om
Nadere informatieKees begint voor zichzelf (of niet)!
Kees begint voor zichzelf (of niet)! Bij de beantwoording van de vragen 10 tot en met 14 moet je soms gebruikmaken van informatiebron 6 in de bijlage. Deze staat helemaal onderaan Kees Baving is ontslagen.
Nadere informatie2 REKENEN MET BREUKEN 3. 2.3 Optellen van breuken 6. 2.5 Aftrekken van breuken 9. 2.7 Vermenigvuldigen van breuken 11. 2.9 Delen van breuken 13
REKENEN MET BREUKEN. De breuk. Opgaven. Optellen van breuken 6. Opgaven 8. Aftrekken van breuken 9.6 Opgaven 9.7 Vermenigvuldigen van breuken.8 Opgaven.9 Delen van breuken.0 Opgaven. Een deel van een deel.
Nadere informatieThema 09: Procenten vmbo-b12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/56982
Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 24 mei 2016 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/56982 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van
Nadere informatieOefentoets Klas: havo 3 / vwo 3
Oefentoets Klas: havo 3 / vwo 3 Vak: economie Toets over: h1 en h2 Lesbrief: kopen en werken Hulpmiddelen: gewone rekenmachine DEZE OEFENTOETS BESTAAT UIT 8 OPGAVEN! Opgave 1 Begrippen 1 Noem alle productiefactoren
Nadere informatieLesbrief Rekonomie havo 2 e druk
Hoofdstuk 1. 1.11 a. 102,4 88,8 c. 25,4 d. 204,0 Rekenen 1.12 a. 4.700 52.500 c. 9.000 d. 108.000 1.13 1.945 miljoen is 1,945 miljard. 76 miljard/1,945 miljard = 39,07. Of: 76 miljard is 76.000 miljoen.
Nadere informatieRekenmodule procenten Pagina 1
% Rekenmodule procenten Pagina 1 Inleiding Omdat gebleken is dat nog niet iedereen van jullie helemaal thuis is in procenten gaan we het nu hebben over dit onderwerp. Met behulp van deze module proberen
Nadere informatieThema: Rekenen 4 vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.
Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 13 April 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/74195 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken Kennisnet. Wikiwijs
Nadere informatie-> Bereken de brutowinst en de nettowinst van Jeroen.
BEHEERS JIJ DIT AL? Beheers jij dit al? Bewijs dit dan door op de knop hieronder te klikken en direct de lastigste opgaven te maken. Kun jij dit foutloos? Dan mag je dit onderdeel overslaan! UITLEG Het
Nadere informatie4 Toon met twee verschillende berekeningen aan dat het ontbrekende gemiddelde inkomen (a) in de tabel gelijk moet zijn aan 70 000 euro.
Grote opgave personele inkomensverdeling Blz. 1 van 4 personele inkomensverdeling Inkomensverschillen tussen personen kunnen te maken hebben met de verschillende soorten inkomen. 1 Noem drie soorten primair
Nadere informatie4.1 Cijfermateriaal. In dit getal komen zes nullen voor. Om deze reden geldt: 1.000.000 = 10 6
Voorbeeld 1: 1 miljoen = 1.000.000 4.1 Cijfermateriaal In dit getal komen zes nullen voor. Om deze reden geldt: 1.000.000 = 10 6 Voorbeeld 2: 1 miljard = 1.000.000.000 In dit getal komen negen nullen voor.
Nadere informatie38.1.BELASTING OP DE TOEGEVOEGDE WAARDE ( B.T.W.)
38 -MECHANISME 38.1.BELASTING OP DE TOEGEVOEGDE WAARDE ( B.T.W.) 38.1.1. principe wil zeggen belasting op de toegevoegde waarde en betekent dat er belasting moet betaald worden op elk stukje waarde dat
Nadere informatieAantal medewerkers: 2 * 1,0 + 3 * 0,5 + 4 * 0, * 0,2 = 5,3 FTE
personeel Opgave 1 Aantal medewerkers: 2 * 1,0 + 3 * 0,5 + 4 * 0,35 + 2 * 0,2 = 5,3 FTE Opgave 2 Aantal productieve uren: bruto uren: 52 * 38 = 1.976 - ziekte 5% van 1.976 = 98,8 uur - vrije dagen: (26+6)
Nadere informatieRekenmodule procenten Pagina 1
% Rekenmodule procenten Pagina 1 Rekenmodule procenten Pagina 2 Inleiding Omdat gebleken is dat nog niet iedereen van jullie helemaal thuis is in procenten gaan we het nu hebben over dit onderwerp. Met
Nadere informatieWat is een index? Een index is een vergelijking in de vorm van een tabel of grafiek van een willekeurig volume (bijvoorbeeld BBP, werkloosheid,
Wat is een index? Een index is een vergelijking in de vorm van een tabel of grafiek van een willekeurig volume (bijvoorbeeld BBP, werkloosheid, etc), over een bepaalde periode. Het volume van het vergelijkingsmoment
Nadere informatieInkoopprijs 100% + marge 10% = verkoopprijs 110% Stel de inkoopprijs bedraagt 800 en de winstmarge 10% van de
Marge berekeningen Inkoopprijs + marge = verkoopprijs Een voorbeeld marge van de inkoopprijs Inkoopprijs 100% + marge 10% = verkoopprijs 110% marge van de verkoopprijs Inkoopprijs 90% + marge 10% = verkoopprijs
Nadere informatieOuderbijeenkomst Rekenen. Procenten, kommagetallen en breuken
Ouderbijeenkomst Rekenen Procenten, kommagetallen en breuken Even vooraf Ga ik te snel, geef het aan Ga ik te langzaam, geef het aan Heeft u vragen, stel ze Mobieltjes graag op stil of uit. Vooraf 2 Wil
Nadere informatieUITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 2
HOOFDSTUK 2 Opgave 1 Jansen heeft een lening van 25.000 genomen om zijn auto te financieren. Voor deze lening moet hij 5% rente per jaar betalen. a. Welk bedrag aan rente is Jansen in één jaar aan de bank
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2000-II
4 Antwoordmodel Opgave voorbeeld van een juiste berekening: 84.760.000 4 = 2.080 uur 63.000 2 voorbeeld van een juist antwoord: Een antwoord waaruit blijkt dat uitzendkrachten in deeltijd werken. 3 voorbeelden
Nadere informatieTussendoelen domein VERHOUDINGEN
Tussendoelen domein VERHOUDINGEN Eind groep 2 Eind groep 3 Eind groep 4 Eind groep 5 beheerst de doelen van groep 2, ook op het niveau van groep 3 en beheerst de doelen van groep 2 en 3, ook op het niveau
Nadere informatieDe prijs van een cd is gestegen met 25% ten opzichte van het basisjaar.
Indexcijfers Berekenen van het prijsindexcijfer Bij economie moet je vaak prijzen met elkaar vergelijken. Door inflatie stijgen de prijzen. Om de prijzen makkelijk met elkaar te vergelijken maken we gebruik
Nadere informatieBEWERKINGEN HOOFDREKENEN 40 NATUURLIJKE GETALLEN OPTELLEN
40 NATUURLIJKE GETALLEN OPTELLEN a De standaardprocedure: getallen splitsen Zo lukt het altijd: 98 + 476 = 98 + 400 + 70 + 6 = 698 + 70 + 6 = 768 + 6 = 774 b Van plaats wisselen Uitsluitend te gebruiken
Nadere informatieEen overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.
Praktische-opdracht door een scholier 3871 woorden 8 januari 2003 5,3 45 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Opdracht 1: Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid
Nadere informatieTe weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.
Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar
Nadere informatieBEWERKINGEN HOOFDREKENEN 40 NATUURLIJKE GETALLEN OPTELLEN
BEWERKINGEN HOOFDREKENEN 40 NATUURLIJKE GETALLEN OPTELLEN a De standaardprocedure: getallen splitsen Zo lukt het altijd: 98 + 476 = 98 + 400 + 70 + 6 = 698 + 70 + 6 = 768 + 6 = 774 b Van plaats wisselen
Nadere informatieToets gecijferdheid augustus 2005
Toets gecijferdheid augustus 2005 Naam: Klas: score: Datum: Algemene aanwijzingen: - Noteer alle berekeningen en oplossingen in dit boekje - Blijf niet te lang zoeken naar een oplossing - Denk aan de tijd
Nadere informatieToegepast Rekenen Opdrachten:
Toegepast Rekenen Opdrachten: Hfst 1: Rekenen Opdr. 1: a. 66 : 3 = c. -66 : (-3) = e. 12 - (+5) = b. 66 : (-3) = d. -12 + 5 = f. -12 (-5) = De omzet van een laptopwinkel is 15.000,-. De verkoopprijs per
Nadere informatieINLEIDING WET OP DE INKOMSTENBELASTING
INLEIDING WET OP DE INKOMSTENBELASTING ECONOMIE VMBO 3 VMBO TL 1 Inhoudsopgave Inleiding Hoofdstuk 1: Box 1 berekenen Hoofdstuk 2: Box 3 berekenen Hoofdstuk 3: Alles bij elkaar Hoofdstuk 4: Handleiding
Nadere informatieRekenmachine. Willem-Jan van der Zanden
Rekenmachine Vanaf hoofdstuk 5 mag je bij wiskunde bij bepaalde hoofdstukken een eenvoudige rekenmachine gebruiken; Als je nog geen rekenmachine hebt, koop dan een CASIO fx; Heb je al een rekenmachine
Nadere informatieRendement van artikelpresentaties berekenen
Extra oefenopgaven VS KT5 OD en MAN KT1 en KT2 Rendement van artikelpresentaties berekenen Rendement van artikelpresentaties berekenen Opgave 1 Vul de volgende zin in. Bij een positieve schapruimte-elasticiteit
Nadere informatieBreak-evenanalyse Het break-evenpunt is de afzet waarbij geen winst maar ook geen verlies wordt gemaakt.
www.jooplengkeek.nl Break-evenanalyse Het break-evenpunt is de afzet waarbij geen winst maar ook geen verlies wordt gemaakt. De omzet is dus gelijk aan de kosten. Om het break-evenpunt te berekenen gaan
Nadere informatieExamen VMBO-KB. economie CSE KB. tijdvak 1 vrijdag 20 mei 13.30-15.30 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.
Examen VMBO-KB 2016 tijdvak 1 vrijdag 20 mei 13.30-15.30 uur economie CSE KB Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 35 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 45 punten te behalen. Voor
Nadere informatie7. 123 187 45 - - - - - - + 355 8. 35/595\17 59 35 245 245
Antwoorden CITO 14-15 1. 295 187 - - - - - - + 482 2. 11/935\85 93 Hoe vaak past 11 in 93 88 8*11=88, dit is het grootste getal dat we van 93 af kunnen halen. 55 93-88=5 dan schuiven we de andere 5 ook
Nadere informatieBoek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen
Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen Valt het mee of tegen? a Als Yara een appartement koopt moet ze een hypotheek afsluiten. Hiervoor betaalt ze iedere maand een bepaald bedrag. Dit zijn haar
Nadere informatieExamen VMBO-GL en TL - COMPEX
Examen VMBO-GL en TL - COMPEX 2008 tijdvak 1 woensdag 28 mei totale examentijd 2 uur economie CSE GL en TL COMPEX Vragen 23 tot en met 37 In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer
Nadere informatieUitwerkingen rekenvaardigheden
1 Basisgetal Getal 2 Factor Getal 2 is % van Getal 1 Getal 2 is % groter/kleiner dan Getal 1 (-) = kleiner a1 200 210 1,0500 105 5,00 a2 210 200 0,9524 95,24-4,76 b1 350 410 1,1714 117,14 17,14 b2 410
Nadere informatieRekenmachine. Willem-Jan van der Zanden
Rekenmachine Vanaf hoofdstuk 5 mag je bij wiskunde bij bepaalde hoofdstukken een eenvoudige rekenmachine gebruiken; Als je nog geen rekenmachine hebt, koop dan een CASIO fx; Heb je al een rekenmachine
Nadere informatieWinkelen inkoopprijs verkoopprijs winst verlies fabrikant winkelier
Winkelen inkoopprijs verkoopprijs winst verlies fabrikant winkelier groothandelaar korting korting korting Winkelen, situatie 1 opdrachtenkaart van de groothandelaar (1) : Jij verkoopt verschillende soorten
Nadere informatieREKENZWAK VMBO-MBO. Lonneke Boels - Christelijk Lyceum Delft Rekencoördinator, docent rekenen, technator RT-praktijk Alaka rekenen basisschool en pabo
REKENZWAK VMBO-MBO Lonneke Boels - Christelijk Lyceum Delft Rekencoördinator, docent rekenen, technator RT-praktijk Alaka rekenen basisschool en pabo Oorzaken rekenproblemen En wat kun je eraan doen? Oorzaak
Nadere informatieToets gecijferdheid april 2006 versie 1
Toets gecijferdheid april 2006 versie 1 Naam: Klas: score: Datum: Studentnummer: Algemene aanwijzingen: - Noteer alle berekeningen en oplossingen in dit boekje - Blijf niet te lang zoeken naar een oplossing
Nadere informatieECONOMIE VOOR VMBO BOVENBOUW. 3 vmbo - (k)gt ANTWOORDENBOEK
ECONOMIE VOOR VMBO BOVENBOUW 3 vmbo - (k)gt ANTWOORDENBOEK Hoofdstuk 2 Het inkomen van consumenten Paragraaf 1 Welke soorten inkomens zijn er? 1 Oppassen. 2 3 Werken in de horeca mag je pas na je zestiende.
Nadere informatieBEWERKINGEN HOOFDREKENEN 40 NATUURLIJKE GETALLEN OPTELLEN
BEWERKINGEN HOOFDREKENEN 40 NATUURLIJKE GETALLEN OPTELLEN a De standaardprocedure: getallen splitsen Zo lukt het altijd: 98 + 476 = 98 + 400 + 70 + 6 = 698 + 70 + 6 = 768 + 6 = 774 b Van plaats wisselen
Nadere informatieOnderneming en omgeving - Economisch gereedschap
Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap 1 Rekenen met procenten, basispunten en procentpunten... 1 2 Werken met indexcijfers... 3 3 Grafieken maken en lezen... 5 4a Tweedegraads functie: de parabool...
Nadere informatieANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 2
ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 2 Opgave 1 Jansen heeft een lening van 25.000 genomen om zijn auto te financieren. Voor deze lening moet hij 5% rente per jaar betalen. a. Welk bedrag aan rente is Jansen in
Nadere informatieKaarten module 4 derde klas
1. Uit welke twee onderdelen bestaan de totale kosten? 2. Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 3. Geef 2 voorbeelden van vaste (of constante) kosten. 4. Waar is de totale winst gelijk aan? 5. Geef
Nadere informatie3.1 Procenten [1] In 1994 zijn er 3070 groentewinkels in Nederland. In 2004 zijn dit er nog 1625.
3.1 Procenten [1] In 1994 zijn er 3070 groentewinkels in Nederland. In 2004 zijn dit er nog 1625. Absolute verandering = Aantal 2004 Aantal 1994 = 1625 3070 = -1445 Relatieve verandering = Nieuw Oud Aantal
Nadere informatieSamenvatting Wiskunde Aantal onderwerpen
Samenvatting Wiskunde Aantal onderwerpen Samenvatting door een scholier 2378 woorden 4 juni 2005 5,1 222 keer beoordeeld Vak Wiskunde Gelijkvormigheid Bij vergroten of verkleinen van een figuur worden
Nadere informatieREKENEN Hfst 1-3 PROCENTEN. Procenten betekent per honderd.
REKENEN Hfst 1-3 PROCENTEN Procenten betekent per honderd. Percentage Groeifactor 1% 1/100 0,01 2% 2/100 0,02 10% 10/100 0,10 99% 99/100 0,99 104% 104/100 1,04 150% 150/100 1,50 Rekenen met procenten:
Nadere informatieMODULE 3: Het eigen adviesbureau De eigen winkel (vaardigheidstoets voor de opleidingen Modestyling en Interieuradviseur) Inhoud:
Het eigen adviesbureau De eigen winkel (vaardigheidstoets voor de opleidingen Modestyling en Interieuradviseur) MODULE 3: BTW Inhoud: Consumentenprijs Verkoopprijs Te betalen btw Verschuldigde btw Af te
Nadere informatieNAAM: SaLVO! KLAS: 6 Economie en procenten. nieuwe prijs nieuw =1,02 oud. y y=2 x ECONOMIE WISKUNDE KLAS 3 HAVO/VWO. y=0,5 x.
NAAM: KLAS: SaLVO! 6 Economie en procenten y y=2 x nieuwe prijs nieuw =1,02 oud y=0,5 x x nieuw=0,78 oud oude prijs ECONOMIE WISKUNDE KLAS 3 HAVO/VWO SaLVO! Dit lesmateriaal is een onderdeel van het samenwerkingsproject
Nadere informatieEindexamen vmbo gl/tl economie 2011 - II
Beoordelingsmodel Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend. MINpunten 1 maximumscore 1 2 / 6 x 100 % = 33,3% 2 maximumscore 1 Voorbeeld van een juiste reden: Klantenbinding:
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2000-I
Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van
Nadere informatieHoe wordt inflatie berekend? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 1 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/V1/5.1
Hoe wordt inflatie berekend? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 1 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/V1/5.1 Als je in de examenklas van het vmbo zit, woon je waarschijnlijk nog thuis.
Nadere informatieElobase Detailhandel Rekenwerkboek oefenen met vreemd geld
Elobase Detailhandel Rekenwerkboek oefenen met vreemd geld Detailhandel in toeristengebieden Inkoop in niet-eurolanden Dit rekenwerkboek is van: Telefoonnummer: Klas: 1 Rekenwerkboek, oefeningen Wat ga
Nadere informatieMarkt en overheid bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/V/1: 7 en 8
Markt en overheid bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 5 en 6 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/V/1: 7 en 8 De markt, marktsector en particuliere sector het zijn alle drie benamingen die
Nadere informatieCursus financieel management
Cursus financieel management Toelichting op de cursus De Investeringsbegroting BTW Santana Joop Lengkeek Kamer H0.012 Email: Lengkeek.J@NHTV.nl www.jooplengkeek.nl Cursus Financieel Management Even voorstellen:
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2002-I
4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn:
Nadere informatieEconomie. Vreemde valuta Klas 2, M&M Hooghuis Heesch
Economie Vreemde valuta Klas 2, M&M Hooghuis Heesch 2 Deel 1 Omdat niet alle landen dezelfde munt hebben, zul je soms geld moeten wisselen. De bank heeft verkooplijstjes gemaakt. Hierop staat wat je moet
Nadere informatieWorkshop Rekenvaardigheden
Workshop Rekenvaardigheden 1) Welkom heten en voorstellen 2) Waarom zijn wij altijd zo teleurgesteld over de rekenvaardigheden van de leerlingen? 1 Wij weten veel meer dan de leerling van 15. 2 Wij hebben
Nadere informatieDomein Markt. Uitwerking. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. Frans Etman
Domein Markt Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit Uitwerking vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1.Lees in de grafiek af hoe hoog de totale omzet (TO) en de totale kosten (TK) is bij een afzet
Nadere informatieDomein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman
Domein Markt Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1.Lees in de grafiek af hoe hoog de totale omzet (TO) en de totale kosten (TK) is bij een afzet van 3 producten,
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2000-II
Opgave 1 Uit een krant: Uitzendbranche blijft groeien Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de uitzendbranche in het eerste kwartaal van 1998 flink is gegroeid. In vergelijking
Nadere informatieExamen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.
Examen HAVO 2010 tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur economie tevens oud programma economie 1,2 Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal
Nadere informatieUITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 2
HOOFDSTUK 2 Opgave 1 a. Welk bedrag aan rente is Jansen in één jaar aan de bank verschuldigd? 25.000 5 = 1.250 100 Opgave 2 a. Hoeveel procent van de klanten is vrouw (afronden op 1 decimaal)? 1.800 2.300
Nadere informatieANTWOORDEN HOOFDSTUK 4
ANTWOORDEN HOOFDSTUK 4 Opgave 1 Jansen heeft aan Pietersen een lading pindanoten geleverd met een bruto gewicht van 820 kilogram. De prijs die voor de pinda s is overeengekomen is 0,75 per 0,5 kilogram.
Nadere informatieExamen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl
Economie 1,2 oude en nieuwe stijl Examen HAVO en VHBO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Vooropleiding Hoger Beroeps Onderwijs HAVO Tijdvak 2 VHBO Tijdvak 3 Woensdag 21 juni 13.30 16.30 uur 20 00 Dit
Nadere informatieExamen HAVO. wiskunde A. tijdvak 2 woensdag 17 juni 13.30-16.30 uur
Examen HAVO 2015 tijdvak 2 woensdag 17 juni 13.30-16.30 uur wiskunde A Dit examen bestaat uit 22 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 80 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met
Nadere informatieBijlage I: Woningmarktcijfers 3 e kwartaal 2008
Bijlage I: Woningmarktcijfers 3 e kwartaal 2008 De prijs van de gemiddelde verkochte woning daalt met -0,3% licht in het 3 e kwartaal van 2008. De prijs per m 2 stijgt daarentegen licht met 0,3%. De prijsontwikkeling
Nadere informatieReken uit en Leg uit 4 e bijeenkomst maandag 15 februari 2013 monica wijers en vincent jonker
Reken uit en Leg uit 4 e bijeenkomst maandag 15 februari 2013 monica wijers en vincent jonker deel 0 WAT DEDEN WE DE 3 E KEER? samengevat Inleveropgaven Breuken context ondersteunt berekening en betekenis
Nadere informatieThema 19: Verhoudingen en procenten vmbo-b12
Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 27 May 2016 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/57017 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein.
Nadere informatieUITWERKINGEN OPGAVEN
HOOFDSTUK 4 Opgave 1 Jansen heeft aan Pietersen een lading pindanoten geleverd met een bruto gewicht van 820 kilogram. De prijs die voor de pinda s is overeengekomen is 0,75 per 0,5 kilogram. De pinda
Nadere informatieDoe eenvoudige opgaven zonder een rekenmachine. XX. Gebruik een rekenmachine bij moeilijke opgaven. Controleer de berekening door te schatten.
1.2 Vermenigvuldigen Binnen de retail gebruik je een rekenmachine om getallen of bedragen of aantallen te vermenigvuldigen of te delen. Daarnaast kun je met schatten controleren of de berekening klopt.
Nadere informatieRekenen met procenten - VMBO TL 1
Rekenen met procenten - VMBO TL 1 Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Made Putra 22 April 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/73203 Dit lesmateriaal is gemaakt
Nadere informatieExamen VMBO-GL en TL - COMPEX
Examen VMBO-GL en TL - COMPEX 2008 tijdvak 1 woensdag 28 mei totale examentijd 2 uur economie CSE GL en TL COMPEX Vragen 1 tot en met 22 In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer niet
Nadere informatieAbsoluut Relatief = in verhouding = procentueel; procentuele verandering procentpunt; perunage, promille; juist afronden groei over groei
Absoluut Relatief = in verhouding = procentueel; procentuele verandering procentpunt; perunage, promille; juist afronden groei over groei (groeifactoren) terugrekenen in de tijd (met groeifactoren) nominaal,
Nadere informatiePraktische opdracht Economie Inflatie
Praktische opdracht Economie Inflatie Praktische-opdracht door een scholier 1658 woorden 20 juni 2005 6,9 44 keer beoordeeld Vak Economie Wat is Inflatie? Wat is inflatie en wat is een prijsindexcijfer?
Nadere informatiePraktische opdracht Economie De economische groei in Nederland in jaren-90
Praktische opdracht Economie De economische groei in Nederland in jaren-90 Praktische-opdracht door een scholier 3697 woorden 29 juni 2004 4,7 54 keer beoordeeld Vak Economie Inleiding Deze praktische
Nadere informatieCBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt
CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt Tussen maart en mei is het aantal mensen met een baan met gemiddeld 6 duizend per maand gestegen. De stijging is volledig aan vrouwen toe te schrijven. Het
Nadere informatieMaak deze opgaven zonder rekenmachine. Je mag kladpapier gebruiken. Bij decimale getallen, rond je af op 2 cijfers na de komma.
Referentietoets 2F Opdracht 5 Deel 1 Maak deze opgaven zonder rekenmachine. Je mag kladpapier gebruiken. Bij decimale getallen, rond je af op 2 cijfers na de komma. 1) -2,8 +5 = 2) 25 x 5,5 = 3) 3,4 +
Nadere informatieWiskundige vaardigheden op maat
PROJECT Wiskundige vaardigheden op maat LEERTAKEN VERSIE A - Procenten - Groei - Exponentiële verbanden - Vergelijkingen bij groei De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten op illustraties en
Nadere informatieUitwerkingen oefeningen hoofdstuk 2
Uitwerkingen oefeningen hoofdstuk 2 2.4.1 Basis Verhoudingen 1 13 cm : 390 km, dat is 13 cm : 390.000 m. Dat komt overeen met 13 cm : 39.000.000 cm en dat is te vereenvoudigen tot 1 : 3.000.000. 2 De schaal
Nadere informatiePraktische opdracht Wiskunde C Bevolkingsgroei
Praktische opdracht Wiskunde C Bevolkingsgroei Praktische-opdracht door een scholier 2048 woorden 22 april 2003 5,9 100 keer beoordeeld Vak Wiskunde C PRACTISCHE OPDRACHT WISKUNDE: BEVOLKING Inhoudsopgave:
Nadere informatieLESPAKKET DE 9 LEVENS VAN VAN BOMMEL
@ LESPAKKET DE 9 LEVENS VAN VAN BOMMEL ! inleiding ONDERNEMEN Voor het maken van deze opdrachten moet je eerst het stripboek De 9 levens van Van Bommel hebben gelezen. Om de onderneming zo succesvol mogelijk
Nadere informatieUITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9
HOOFDSTUK 9 Opgave 1 a. Wat wordt bij de break-evenanalyse berekend? Hier wordt de afzet of omzet berekend wanneer geen sprake is van winst of verlies. b. Wat is de break-evenafzet? Dit is de afzet waarbij
Nadere informatie