Le Moniteur belge peut être consulté à l adresse : Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op :

Transcriptie

1 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20 juillet Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen van 20 juli Le Moniteur belge peut être consulté à l adresse : Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op : Direction du Moniteur belge, chaussée d Anvers 53, 1000 Bruxelles - Directeur : Wilfried Verrezen 185e ANNEE N. 20 Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Antwerpsesteenweg 53, 1000 Brussel - Directeur : Wilfried Verrezen Numéro tél. gratuit : Gratis tel. nummer : e JAARGANG JEUDI 22 JANVIER 2015 DEUXIEME EDITION DONDERDAG 22 JANUARI 2015 TWEEDE EDITIE SOMMAIRE INHOUD Lois, décrets, ordonnances et règlements Service public fédéral Mobilité et Transports 20 SEPTEMBRE Arrêté royal modifiant l arrêté royal du 11 mai 2004 relatif aux conditions d agrément des écoles de conduite des véhicules à moteur et l arrêté royal du 23 mars 1998 relatif au permis de conduire. Traduction allemande, p Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer 20 SEPTEMBER Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen en het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs. Duitse vertaling, bl Föderaler Öffentlicher Dienst Mobilität und Transportwesen 20. SEPTEMBER 2012 Königlicher Erlass zur Abänderung des Königlichen Erlasses vom 11. Mai 2004 über die Zulassungsbedingungen von Fahrschulen und des Königlichen Erlasses vom 23. März 1998 über den Führerschein Deutsche Übersetzung, S Service public fédéral Mobilité et Transports 19 DECEMBRE Arrêté royal portant autorisation d expropriation d extrême urgence avec prise de possession immédiate des parcelles situées sur le territoire des communes de Aalter, Beernem et Knesselare, pour cause d utilité publique, afin de réaliser la construction d une troisième et d une quatrième voie entre Gand et Bruges, y compris le réaménagement de la gare de Beernem et le point d arrêt de Maria-Aalter, p Service public fédéral Budget et Contrôle de la Gestion 19 DECEMBRE Loi contenant le budget général des dépenses pour l année budgétaire Erratum, p Service public fédéral Intérieur 19 AVRIL Arrêté royal relatif au statut administratif du personnel opérationnel des zones de secours. Erratum, p Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer 19 DECEMBER Koninklijk besluit houdende machtiging tot hoogdringende onteigening met onmiddellijke inbezitneming ten algemenen nutte van percelen, gelegen op het grondgebied van de gemeenten Aalter, Beernem en Knesselare, teneinde de aanleg van een derde en vierde spoor tussen Gent en Brugge te realiseren, de heraanleg van het station Beernem en de stopplaats Maria-Aalter inbegrepen, bl Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole 19 DECEMBER Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar Erratum, bl Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken 19 APRIL Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones. Erratum, bl pages/bladzijden

2 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5228 Service public fédéral Intérieur et Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement 23 AOUT Arrêté royal portant statut pécuniaire du personnel ambulancier non pompier des zones de secours. Erratum, p Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale 8 JANVIER Arrêté royal fixant, pour les entreprises ressortissant à la Commission paritaire de l industrie textile et de la bonneterie (CP 120), la durée maximum de certains régimes de travail à temps réduit, p Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale 8 JANVIER Arrêté royal modifiant l arrêté royal du 21 novembre 1960 portant les statuts du Fonds de compensation interne pour le secteur du diamant, p Service public fédéral Sécurité sociale 10 DECEMBRE Arrêté du Comité de gestion fixant le plan du personnel 2015 du Fonds des maladies professionnelles, p Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement 8 JANVIER Arrêté royal fixant, pour l exercice 2015, le budget global du Royaume, visé àl article 95 de la loi coordonnée du 10 juillet 2008 sur les hôpitaux et autres établissements de soins, pour le financement des frais de fonctionnement des hôpitaux, p Service public fédéral de Programmation Politique scientifique 15 JANVIER Arrêté ministériel modifiant l arrêté ministériel du 13 décembre 2012 relatif à la composition du conseil de direction de l Observatoire royal de Belgique, p Gouvernements de Communauté et de Région Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken en Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu 23 AUGUSTUS Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het ambulancepersoneel van de hulpverleningszones dat geen brandweerman is Erratum, bl Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg 8 JANUARI Koninklijk besluit waarbij, voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk (PC 120) ressorteren, de maximumduur van sommige regelingen van gedeeltelijke arbeid wordt vastgesteld, bl Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg 8 JANUARI Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 november 1960 houdende de statuten van het Intern compensatiefonds voor de diamantsector, bl Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid 10 DECEMBER Besluit van het Beheerscomité tot vaststelling van het personeelsplan 2015 van het Fonds voor de beroepsziekten, bl Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu 8 JANUARI Koninklijk besluit houdende vaststelling, voor het dienstjaar 2015, van het globaal budget van het Rijk, zoals bedoeld in artikel 95 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, voor de financiering van de werkingskosten van de ziekenhuizen, bl Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid 15 JANUARI Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 13 december 2012 betreffende de samenstelling van de directieraad van de Koninklijke Sterrenwacht van België, bl Gemeenschaps- en Gewestregeringen Gemeinschafts- und Regionalregierungen Communauté flamande Autorité flamande 12 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement flamand relatif à la redistribution des articlesbudgétaires du budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l année budgétaire 2014, p Vlaamse Gemeenschap Vlaamse overheid 12 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering houdende de herverdeling van begrotingsartikelen van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014, bl Autorité flamande 12 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012 relatif à l octroi d une subvention temporaire de la Communauté flamande pour le développement d une ligne d assistance/d un point de contact et d une offre d informations, de conseils, de soutien et de médiation y correspondant, directement accessible et axée sur le travail de rue, ainsi que pour l extension de l offre de soutien préventif aux familles, p Vlaamse overheid 12 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 tot toekenning van een tijdelijke subsidie van de Vlaamse Gemeenschap voor de uitbouw van een hulplijn/aanspreekpunt en een aansluitend en rechtstreeks toegankelijk en vindplaatsgericht aanbod van informatie, advies, ondersteuning en begeleiding, evenals de uitbreiding van het aanbod aan preventieve gezinsondersteuning, bl Autorité flamande 19 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement flamand modifiant les articles 1 er, 3 et 5 de l arrêté du Gouvernement flamand du 28 avril 2006 instaurant la prime d emploi, p Vlaamse overheid 19 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van artikel 1, 3 en 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2006 tot invoering van de tewerkstellingspremie, bl

3 5229 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Autorité flamande 19 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l arrêté du Gouvernement flamand du 20 juillet 1994 fixant les règles suivant lesquelles l agence «Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap» (Agence flamande pour Personnes handicapées) prend en charge les frais d assistance pour les interprètes gestuels, en ce qui concerne le contingent des heures d interprétation gestuelle et l introduction de l enveloppe de financement, p Autorité flamande 19 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement flamand relatif à la redistribution du crédit provisionnel inscrit à l article budgétaire CB0-1CBX2AC-PR du budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l année budgétaire 2014, p Autorité flamande 19 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement flamand relatif à la redistribution de l article budgétaire GB0/1GB-D-2-ZZ/PR du budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l année budgétaire 2014, p Autorité flamande 19 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement flamand portant modification de l arrêté relatif au Code flamand de la Fiscalité du 20 décembre 2013 et différentes autres dispositions dans le cadre du transfert du service des droits d enregistrement et de succession, p Communauté française Ministère de la Communauté française 12 NOVEMBRE Arrêté du Gouvernement de la Communauté française portant approbation du règlement d ordre intérieur de la Chambre de recours pour le personnel administratif des Hautes Ecoles, des Ecoles supérieures des Arts et des Instituts supérieurs d Architecture libres subventionnés, p Ministère de la Communauté française 17 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement de la Communauté française modifiant l arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 mars 2014 relatif au code des institutions publiques de protection de la jeunesse visé àl article 19bis du décret du 4 mars 1991 relatif à l aide à la jeunesse et l arrêté royal du 22 avril 2010 portant création à Saint-Hubert d un centre fermé fédéral pour mineurs ayant commis un fait qualifié infraction, p Ministère de la Communauté française 17 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement de la Communauté française portant approbation du règlement d ordre intérieur de la Commission consultative des organisations de jeunesse, p Région wallonne Vlaamse overheid 19 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 1994 houdende vaststelling van de regels volgens dewelke het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap de kosten van bijstand door tolken voor doven en slechthorenden ten laste nemen, wat betreft het contingent doventolkuren en de invoering van enveloppefinanciering, bl Vlaamse overheid 19 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering houdende de herverdeling van het provisioneel krediet, ingeschreven onder het begrotingsartikel CB0-1CBX2AC-PR van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014, bl Vlaamse overheid 19 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering houdende de herverdeling van begrotingsartikel GB0/1GB-D-2-ZZ/PR van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014, bl Vlaamse overheid 19 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013 en diverse andere bepalingen in het licht van de overname van de dienst van de registratie- en erfbelasting, bl Franse Gemeenschap Ministerie van de Franse Gemeenschap 12 NOVEMBER Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de raad van beroep voor de administratieve personeelsleden van de vrije gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur, bl Ministerie van de Franse Gemeenschap 17 DECEMBER Besluit houdende wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 maart 2014 betreffende de code voor de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming bedoeld bij artikel 19bis van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd en het koninklijk besluit van 22 april 2010 tot oprichting te Saint-Hubert van een gesloten federaal centrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, bl Ministerie van de Franse Gemeenschap 17 DECEMBER Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Adviescommissie voor de jeugdorganisaties, bl Waals Gewest Wallonische Region Öffentlicher Dienst der Wallonie 23. DEZEMBER 2014 Ministerialerlass über die Anwendungsmodalitäten von Artikel 48 des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 15. Mai 2014 zur Ausführung des Dekrets vom 28. November 2013 über die Energieeffizienz von Gebäuden, S

4 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5230 Service public de Wallonie 23 DECEMBRE Arrêté ministériel relatif aux modalités d application de l article 48 de l arrêté du Gouvernement wallon du 15 mai 2014 portant exécution du décret du 28 novembre 2013 relatif à la performance énergétique des bâtiments, p Waalse Overheidsdienst 23 DECEMBER Besluit van de Waalse Regering betreffende de uitvoering van artikel 48 van het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 tot uitvoering van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestaties van gebouwen, bl Autres arrêtés Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement Carrière extérieure. Mutations, p Service public fédéral Intérieur Chef de corps de la police locale, p Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale 30 SEPTEMBRE Juridictions du travail. Dispense. Erratum, p Service public fédéral Mobilité et Transports Mobilité et Sécurité routière. Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, p Service public fédéral Mobilité et Transports Mobilité et Sécurité routière. Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, p Service public fédéral Mobilité et Transports Mobilité et Sécurité routière. Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, p Service public fédéral Mobilité et Transports Mobilité et Sécurité routière. Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, p Service public fédéral Mobilité et Transports Mobilité et Sécurité routière. Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, p Service public fédéral Mobilité et Transports Mobilité et Sécurité routière. Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, p Service public fédéral Mobilité et Transports Mobilité et Sécurité routière. Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, p Service public fédéral Mobilité et Transports Mobilité et Sécurité routière. Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, p Service public fédéral Mobilité et Transports Mobilité et Sécurité routière. Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, p Service public fédéral Mobilité et Transports Mobilité et Sécurité routière. Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, p Andere besluiten Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Buitenlandse Carrière. Overplaatsingen, bl Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Korpschef van de lokale politie, bl Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg 30 SEPTEMBER Arbeidsgerechten. Vrijstelling. Erratum, bl Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, bl Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, bl Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, bl Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, bl Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, bl Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, bl Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, bl Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, bl Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, bl Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, bl

5 5231 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Service public fédéral Mobilité et Transports Mobilité et Sécurité routière. Agrément des centres de formation, p Service public fédéral Mobilité et Transports Mobilité et Sécurité routière. Agrément des centres de formation, p Service public fédéral Mobilité et Transports Mobilité et Sécurité routière. Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, p Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire Personnel. Prolongation de mandat. Erratum, p Gouvernements de Communauté et de Région Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van de opleidingscentra, bl Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van de opleidingscentra, bl Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Mobiliteit en Verkeersveiligheid. Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, bl Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Personeel. Verlenging van een mandaat. Erratum, bl Gemeenschaps- en Gewestregeringen Gemeinschafts- und Regionalregierungen Communauté flamande Vlaamse Gemeenschap Vlaamse Milieumaatschappij Afdeling Economisch Toezicht. Rioolwaterzuiveringsinfrastructuur. Verklaring van openbaar nut, bl Autorité flamande 19 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement flamand portant transfert des membres du personnel de l «Agentschap Zorginspectie» (Agence de l Inspection des Soins) vers le Département du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, p Vlaamse overheid 19 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering houdende de overdracht van de personeelsleden van het agentschap Zorginspectie naar het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, bl Vlaamse overheid Provincie Vlaams-Brabant. Ruimtelijke ordening. Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, bl Vlaamse overheid Onderwijs en Vorming 19 DECEMBER Aanduiding van toezichthouder bij de DBFM-vennootschap in uitvoering van het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur, bl Vlaamse overheid Onderwijs en Vorming 19 DECEMBER Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 september 2013 betreffende de raad van bestuur van het extern verzelfstandigd agentschap Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs, bl Vlaamse overheid Onderwijs en Vorming 19 DECEMBER Eervol ontslag en aanstelling van de afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Media en de Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs bij het Vlaams Audiovisueel Fonds vzw met betrekking tot het Gamefonds, bl

6 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5232 Vlaamse overheid Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 19 DECEMBER Wijziging van artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2011 tot benoeming van de leden van het Raadgevend Comité bij het Intern Verzelfstandigd Agentschap Jongerenwelzijn, bl Vlaamse overheid Cultuur, Jeugd, Sport en Media 19 DECEMBER Eervol ontslag en aanstelling van de afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur bij het Vlaams Audiovisueel Fonds en Mediafonds vzw, bl Vlaamse overheid Cultuur, Jeugd, Sport en Media 19 DECEMBER Eervol ontslag en aanstelling van de afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur bij vzw de Filharmonie, bl Vlaamse overheid Cultuur, Jeugd, Sport en Media 19 DECEMBER Eervol ontslag en aanstelling van de afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting bij vzw desingel, bl Vlaamse overheid Cultuur, Jeugd, Sport en Media 19 DECEMBER Eervol ontslag en aanstelling van de afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur en de afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting bij vzw Ancienne Belgique, bl Vlaamse overheid Cultuur, Jeugd, Sport en Media 19 DECEMBER Eervol ontslag en aanstelling van de afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting bij het Museum van Hedendaagse Kunsten Antwerpen vzw (M HKA vzw), bl Vlaamse overheid Cultuur, Jeugd, Sport en Media 19 DECEMBER Voordracht van leden van de algemene vergadering en de raad van bestuur van vzw Vlaams Audiovisueel Fonds, bl Vlaamse overheid Cultuur, Jeugd, Sport en Media 19 DECEMBER Aanstelling van de leden en de voorzitter van de Raad van Bestuur van de Vlaamse Regulator voor de Media, bl Vlaamse overheid Cultuur, Jeugd, Sport en Media 19 DECEMBER Eervol ontslag en de aanwijzing van de gemeenschapsafgevaardigde bij de Vlaamse Radio- en Televisieomroep, bl

7 5233 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Vlaamse overheid Leefmilieu, Natuur en Energie 19 DECEMBER Benoeming van de voorzitter, leden van de raad van bestuur en een regeringsafgevaardigde van de Vlaamse Landmaatschappij, bl Vlaamse overheid Mobiliteit en Openbare Werken 19 DECEMBER Benoeming van de leden van de raad van bestuur, de niet-stemgerechtigde leden en de regeringsafgevaardigden van het verzelfstandigd agentschap Waterwegen en Zeekanaal NV, bl Vlaamse overheid Mobiliteit en Openbare Werken 19 DECEMBER Aanstelling van de leden van de raad van bestuur, de niet-stemgerechtigde leden en de regeringsafgevaardigden van het verzelfstandigd agentschap De Scheepvaart NV, bl Vlaamse overheid Mobiliteit en Openbare Werken 19 DECEMBER Aanstelling van de leden van de raad van bestuur, de waarnemers en de regeringsafgevaardigden van de Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn, naamloze vennootschap van publiek recht, bl Vlaamse overheid Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed 19 DECEMBER Aanstelling van de voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de raad van bestuur van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, bl Vlaamse overheid Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Provincie Oost-Vlaanderen. Ruimtelijke Ordening, bl Vlaamse overheid Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Provincie Oost-Vlaanderen. Ruimtelijke Ordening, bl Vlaamse overheid Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Provincie Oost-Vlaanderen. Ruimtelijke Ordening, bl Vlaamse overheid Ruimte Vlaanderen 19 DECEMBER Definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Volvo Trucks Gent Wijziging deelplan 18 deelproject R4/N70 Oostakker Noord (3a) en deelproject Vliegveld Oostakker Lochristi (6a) Afbakening Grootstedelijk Gebied Gent, bl

8 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5234 Vlaamse overheid Ruimte Vlaanderen 19 DECEMBER Voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Vlaamse Leemstreek, bl Vlaamse overheid Ruimte Vlaanderen 19 DECEMBER Voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Neteland landbouw- en bosgebieden Gasthuisvelden-Donderheide in Sint-Katelijne-Waver, Duffel en Lier, bl Vlaamse overheid Ruimte Vlaanderen 19 DECEMBER Voorlopige vaststelling van het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo-Diest (herneming), bl Vlaamse overheid Ruimte Vlaanderen 19 DECEMBER Voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening van de gebieden van de agrarische en natuurlijke structuur: landbouw-, natuur- en bosgebieden Dijlevallei van Werchter tot Bonheiden, bl Vlaamse overheid Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen 19 DECEMBER Benoeming van de leden van de raad van bestuur van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen en tot aanwijzing van een regeringsafgevaardigde, bl Communauté française Ministère de la Communauté française 3 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement de la Communauté française portant nomination des président, vice-président et référendaire de la Commission paritaire de l Enseignement libre non confessionnel de promotion sociale, p Région wallonne Franse Gemeenschap Ministerie van de Franse Gemeenschap 3 DECEMBER Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot benoeming van de voorzitter, ondervoorzitter en referendaris van de paritaire commissie van het niet-confessioneel vrij onderwijs voor sociale promotie, bl Waals Gewest Wallonische Region Service public de Wallonie Pouvoirs locaux, p Service public de Wallonie Pouvoirs locaux, p Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de M. Sandro Pottier, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de M. Sandro Pottier, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SA CDC-CDMAT, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SA CDC-CDMAT, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p

9 5235 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la «BVBA GROFA», en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SA Jehasse, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de M. Antranik Karaoglan, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de M. Johnny Trotin, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SPRL Transports Marcel Baguette, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SPRL Ades, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la NV DC Industrial, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Région de Bruxelles-Capitale Région de Bruxelles-Capitale Octroi subvention facultative, p Région de Bruxelles-Capitale Octroi subvention facultative, p Région de Bruxelles-Capitale Octroi subvention facultative, p Région de Bruxelles-Capitale Octroi subvention facultative, p Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la «BVBA GROFA», en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SA Jehasse, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de M. Antranik Karaoglan, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de M. Johnny Trotin, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SPRL Transports Marcel Baguette, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SPRL Ades, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Service public de Wallonie Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la NV DC Industrial, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p Brussels Hoofdstedelijk Gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest Toekenning facultatieve subsidie, bl Brussels Hoofdstedelijk Gewest Toekenning facultatieve subsidie, bl Brussels Hoofdstedelijk Gewest Toekenning facultatieve subsidie, bl Brussels Hoofdstedelijk Gewest Toekenning facultatieve subsidie, bl Avis officiels Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement 14 JANVIER Circulaire relative à la légalisation et à l examen des documents étrangers, p Officiële berichten Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 14 JANUARI Omzendbrief houdende instructies inzake legalisatie en onderzoek van vreemde documenten, bl

10 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5236 Service public fédéral Mobilité et Transports Direction générale Transport routier et Sécurité routière. Examen pour l obtention du certificat de capacité professionnelle au transport de marchandises par route, p Service public fédéral Mobilité et Transports Direction générale Transport routier et Sécurité routière. Examen pour l obtention du certificat de capacité professionnelle au transport de voyageurs par route, p Service public fédéral Justice Loi du 15 mai 1987 relative aux noms et prénoms. Publications, p Service public fédéral Justice Changement d adresse justice de paix, p Service public fédéral Justice Ordre judiciaire Places vacantes. Erratum, p Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie Loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la consommation. Retrait d agrément, p Autorité belge de la Concurrence Auditorat. Avis. Notification préalable d une opération de concentration. Affaire n MEDE-C/C-15/0001 : Rhenus SE & Co KG/Crossrail AG. Cas susceptible d être traité selon la procédure simplifiée, p Gouvernements de Communauté et de Région Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Directoraat-generaal Wegvervoer en Verkeersveiligheid. Examen voor het verkrijgen van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor het vervoer van goederen over de weg, bl Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Directoraat-generaal Wegvervoer en Verkeersveiligheid. Examen voor het verkrijgen van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor het vervoer van personen over de weg, bl Federale Overheidsdienst Justitie Wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en voornamen. Bekendmakingen, bl Federale Overheidsdienst Justitie Adreswijziging vredegerecht, bl Federale Overheidsdienst Justitie Rechterlijke Orde Vacante betrekkingen. Erratum, bl Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Intrekking van erkenning, bl Belgische Mededingingsautoriteit Belgische Mededingingsautoriteit. Auditoraat. Kennisgeving Voorafgaande aanmelding van een concentratie. Zaak nr. MEDE-C/ C-15/0001 : Rhenus SE & Co KG/Crossrail AG. Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure, bl Gemeenschaps- en Gewestregeringen Gemeinschafts- und Regionalregierungen Région de Bruxelles-Capitale Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale 16 JANVIER Circulaire relative à la clôture des comptes de l exercice 2014 des centres publics d action sociale de la Région de Bruxelles-Capitale, p Brussels Hoofdstedelijk Gewest Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 16 JANUARI Omzendbrief betreffende de afsluiting van de rekeningen voor het dienstjaar 2014 van de openbare centra voor maatschappelijk Welzijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bl Les Publications légales et Avis divers Ils ne sont pas repris dans ce sommaire mais figurent aux pages 5502 à De Wettelijke Bekendmakingen en Verschillende Berichten Deze worden niet opgenomen in deze inhoudsopgave en bevinden zich van bl tot 5564.

11 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5237 LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2014/14972] 20 SEPTEMBRE Arrêté royal modifiant l arrêté royal du 11 mai 2004 relatif aux conditions d agrément des écoles de conduite des véhicules à moteur et l arrêté royal du 23 mars 1998 relatif au permis de conduire. Traduction allemande Le texte qui suit constitue la traduction en langue allemande de l arrêté royal du 20 septembre 2012 modifiant l arrêté royal du 11 mai 2004 relatif aux conditions d agrément des écoles de conduite des véhicules à moteur et l arrêté royal du 23 mars 1998 relatif au permis de conduire (Moniteur belge du 15 janvier 2013). Cette traduction a été établie par le Service de traduction du Service public fédéral Mobilité et Transports à Bruxelles. FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2014/14972] 20 SEPTEMBER Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen en het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs. Duitse vertaling De hiernavolgende tekst is de Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 20 september 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen en het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs (Belgisch Staatsblad van 15 januari 2013). Deze vertaling is opgemaakt door de Vertaaldienst van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer in Brussel. FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST MOBILITÄT UND TRANSPORTWESEN [C 2014/14972] 20. SEPTEMBER 2012 Königlicher Erlass zur Abänderung des Königlichen Erlasses vom 11. Mai 2004 über die Zulassungsbedingungen von Fahrschulen und des Königlichen Erlasses vom 23. März 1998 über den Führerschein Deutsche Übersetzung Der folgende Text ist die deutsche Übersetzung des Königlichen Erlasses vom 20. September 2012 zur Abänderung des Königlichen Erlasses vom 11. Mai 2004 über die Zulassungsbedingungen von Fahrschulen und des Königlichen Erlasses vom 23. März 1998 über den Führerschein. Diese Übersetzung ist vom Übersetzungsdienst des Föderalen Öffentlichen Dienstes Mobilität und Transportwesen in Brüssel erstellt worden. FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST MOBILITÄT UND TRANSPORTWESEN 20. SEPTEMBER 2012 Königlicher Erlass zur Abänderung des Königlichen Erlasses vom 11. Mai 2004 über die Zulassungsbedingungen von Fahrschulen und des Königlichen Erlasses vom 23. März 1998 über den Führerschein ALBERT II., König der Belgier, Allen Gegenwärtigen und Zukünftigen, Unser Gruß! Aufgrund des am 16. März 1968 koordinierten Gesetzes über die Straßenverkehrspolizei, Artikel 23, ersetzt durch das Gesetz vom 9. Juli 1976 und abgeändert durch die Gesetze vom 29. Februar 1984 und 18. Juli 1990; Aufgrund des Königlichen Erlasses vom 23. März 1998 über den Führerschein; Aufgrund des Königlichen Erlasses vom 11. Mai 2004 über die Zulassungsbedingungen für Fahrschulen; Aufgrund des Ministeriellen Erlasses vom 30. Januar 2006 zur Festlegung der Kriterien und des Verfahrens für die Auswahl der Mitglieder des in Artikel 34 2 Absatz 2 des Königlichen Erlasses vom 11. Mai 2004 über die Zulassungsbedingungen für Fahrschulen erwähnten Prüfungsausschusses; Aufgrund der Beteiligung der Regionalregierungen; Aufgrund der Stellungnahme des Finanzinspektors vom 5. April 2012; Aufgrund des Einverständnisses des Ministers des Haushalts vom 16. April 2012; Aufgrund der vorherigen Untersuchung hinsichtlich der Notwendigkeit der Durchführung einer Nachhaltigkeitsprüfung mit der Schlussfolgerung, dass keine Nachhaltigkeitsprüfung erforderlich ist; Aufgrund des Gutachtens Nr /4 des Staatsrates vom 16. April 2012, abgegeben in Anwendung von Artikel 84 1 Absatz 1 Nr. 1 der am 12. Januar 1973 koordinierten Gesetze über den Staatsrat; Auf Vorschlag der Ministerin des Innern und des Staatssekretärs für Mobilität, Haben Wir beschlossen und erlassen Wir: KAPITEL 1 Abänderungen des Königlichen Erlasses vom 11. Mai 2004 über die Zulassungsbedingungen für Fahrschulen Artikel 1 - In Artikel 1 des Königlichen Erlasses vom 11. Mai 2004 über die Zulassungsbedingungen für Fahrschulen, ersetzt durch den Königlichen Erlass vom 17. März 2005 und abgeändert durch den Erlass vom 1. September 2006 werden folgende Änderungen vorgenommen: a) in den Nummern 4, 5, 6 und 7 werden die Wörter vom Minister durch die Wörter vom Minister oder seinem Beauftragten ersetzt; b) die Nr. 8 wird durch die Wörter,nämlich jede Änderung, die eine Kontrolle vor Ort durch die in Artikel 39 1 genannten Beamten oder Bediensteten erforderlich macht, ergänzt; c) eine Nr. 9 mit folgendem Wortlaut wird eingefügt: 9. Fahrschulaktivitäten : die in den Artikeln 14 und 15 des Königlichen Erlasses vom 23. März 1998 über den Führerschein und in den Artikeln 4 und 9 des Königlichen Erlasses vom 10. Juli 2006 über den Führerschein für Fahrzeuge der Klasse B erwähnten Aktivitäten,

12 5238 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD d) eine Nr. 10 mit folgendem Wortlaut wird eingefügt: 10. Personalmitglied : jede Person, die innerhalb eines Beschäftigungsverhältnisses oder als Selbständiger Leitungs- oder Lehraufträge erfüllt. Art. 2 - In Artikel 2 1 desselben Erlasses, ersetzt durch den Königlichen Erlass vom 17. März 2005 wird Absatz 1 wie folgt ersetzt: Die in den Artikeln 14 und 15 des Königlichen Erlasses vom 23. März 1998 über den Führerschein und in den Artikeln 4 und 9 des Königlichen Erlasses vom 10. Juli 2006 über den Führerschein für Fahrzeuge der Klasse B erwähnten Stunden theoretischen und praktischen Fahrunterricht dürfen nur von Fahrschulen erteilt werden, die gemäß den Bestimmungen des vorliegenden Erlasses vom Minister oder seinem Beauftragten zugelassen sind.. Art. 3 - Artikel 3 Absatz 2 desselben Erlasses wird durch den folgenden Absatz ergänzt: Das Übungsgelände ist jedoch nicht für den praktischen Fahrunterricht für Fahrzeuge der Klasse B erforderlich.. Art. 4 - Im selben Erlass wird ein Artikel 3bis mit folgendem Wortlaut eingefügt: Art. 3bis - Die Fahrschulaktivitäten dürfen lediglich von einer durch die zugelassene Fahrschule betriebenen Niederlassungseinheit, für die eine Betriebsgenehmigung ausgestellt wurde, oder von einem genehmigten Übungsgelände aus, aufgenommen werden.. Art. 5 - In Artikel 5 desselben Erlasses werden folgende Änderungen vorgenommen: 1. in Paragraph 1 Absatz 1 werden die Wörter der Minister durch die Wörter der Minister oder sein Beauftragter ersetzt; 2. Paragraph 1 Absatz 2 wird wie folgt ersetzt: Der Antragsteller wird spätestens drei Monate nach Empfang seines Antrags über dessen Vollständigkeit oder Unvollständigkeit schriftlich in Kenntnis gesetzt. In Ermangelung der Mitteilung über die Vollständigkeit des Antrags binnen der Frist, wird der Antrag als vollständig angesehen. ; 3. in Paragraph 1 wird ein Absatz mit folgendem Wortlaut zwischen den Absätzen 2 und 3 eingefügt: In Ermangelung einer vollständigen Akte binnen einer Frist von drei Monaten nach dem Empfang des Briefes, der die Unvollständigkeit mitteilt, wird der Antrag auf Zulassung zu den Akten gelegt. ; 4. in Paragraph 1 früherer Absatz 3, umgegliedert zu Absatz 4, werden die Wörter der Minister durch die Wörter Der Minister oder sein Beauftragter ersetzt; 5. Paragraph 2 Absatz 2 Nr. 1 wird wie folgt ersetzt: 1. ein die Daten der Personalmitglieder enthaltender Personalstammsatz mit einer Abschrift der Genehmigungen und Unterlagen, die bestätigen, dass diese Personen die in den Artikeln 11 und 12 vorgesehenen Bedingungen erfüllen. Das Muster dieses Stammsatzes wird vom Minister oder seinem Beauftragten festgelegt; ; 6. in Paragraph 2 Absatz 2 Nr. 3 werden die Wörter Leumundszeugnis, das durch die Wörter Strafregisterauszug, der ersetzt; 7. in Paragraph 2 Absatz 2 wird die Bestimmung unter Nr. 4 aufgehoben; 8. in Paragraph 2 Absatz 4 werden die Wörter, 3 und 4 durch die Wörter und 3 ersetzt. Art. 6 - In Artikel 6 desselben Erlasses werden folgende Änderungen vorgenommen: 1. in Paragraph 2 werden die Wörter,außer wenn die Angaben in Bezug auf die Fahrschule bereits in Anwendung von Artikel 6 3 des Gesetzes vom 16. Januar 2003 zur Schaffung einer Zentralen Datenbank der Unternehmen mitgeteilt worden sind, aufgehoben; 2. in Paragraph 3 werden die Wörter der Minister durch die Wörter der Minister oder sein Beauftragter ersetzt. Art. 7 - In Artikel 7 desselben Erlasses werden folgende Änderungen vorgenommen: 1. Paragraph 1 Absatz 2 wird wie folgt ersetzt: Dem Antrag sind folgende Unterlagen beizufügen: 1) eine eidesstattliche Erklärung darüber, dass der Raum für die Verwaltung der Niederlassungseinheit bestimmt ist, 2) ein Schema des Unterrichtsraums und gegebenenfalls des Übungsgeländes im Maßstab, unter Angabe der in den Artikeln 15 und 16 erwähnten Ausrüstungen und der angefragten Unterrichtskategorien, 3) die Fahrzeugklassen, für die der praktische Unterricht erteilt wird: a) Unterrichtskategorie A: Fahrzeuge der Klassen A3 und A, b) Unterrichtskategorie B: Fahrzeuge der Klasse B, c) Unterrichtskategorie C-D: Fahrzeuge der Klassen und Unterklassen C1, C, D1 und D, d) Unterrichtskategorie E: Fahrzeuge der Klassen und Unterklassen B+E, C1+E, C+E, D1+E und D+E, e) Unterrichtskategorie G: Fahrzeuge der Klasse G, 4) außer für die Unterrichtskategorie B, ein in Artikel 8 erwähnter Antrag auf eine Übungsgeländegenehmigung. Wenn das Gelände bereits genehmigt worden ist, muss der Antragsteller nur die Eintragungsnummer dieses Geländes in seinem Antrag angeben, 5) eine Bescheinigung des Bürgermeisters oder der zuständigen Feuerwehr darüber, dass der Unterrichtsraum und der Verwaltungsraum den geltenden Gesetzesnormen entsprechen, 6) das Schema der theoretischen und praktischen Unterrichtsstunden. ; 2. Paragraph 2 Nr. 6 wird durch folgenden Wortlaut ersetzt: 6. gegebenenfalls die Lage und die Eintragungsnummer des Übungsgeländes,, 3. in Paragraph 3 werden die Wörter der Minister durch die Wörter der Minister oder sein Beauftragter und die Wörter vom Minister durch die Wörter vom Minister oder seinem Beauftragten ersetzt.

13 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5239 Art. 8 - Artikel 9 Absatz 1 desselben Erlasses wird wie folgt ersetzt: Die Erteilung und der Entzug der Fahrschulzulassung und der Genehmigung zum Betreiben einer Niederlassungseinheit werden im Belgischen Staatsblatt veröffentlicht und ebenfalls in der Zentralen Datenbank der Unternehmen registriert, die diese Daten über ihr Portal zur Verfügung stellen kann. Die Erteilung und der Entzug der Übungsgeländegenehmigung werden im Belgischen Staatsblatt veröffentlicht.. Art. 9 - In Artikel 10 desselben Erlasses werden folgende Änderungen vorgenommen: 1. in Paragraph 1 werden die Wörter 250 EUR durch die Wörter 260 EUR und die Wörter 125 EUR durch die Wörter 130 EUR ersetzt; 2. Paragraph 2 wird wie folgt ersetzt: 2 - Jede Fahrschule hat zur Deckung der Verwaltungs-, Kontroll- und Aufsichtskosten die nachstehend festgelegten jährlichen Gebühren zu entrichten: 130 EUR pro zugelassene Fahrschule, 130 EUR pro Niederlassungseinheit. ; 3. Paragraph 3 wird wie folgt ersetzt: 3 - Daneben hat jede Fahrschule zur Deckung der Verwaltungs-, Kontroll- und Aufsichtskosten die nachstehend festgelegten jährlichen Gebühren zu entrichten: 55 EUR pro Personalmitglied., 4. die Paragraphen 4 und 5 mit folgendem Wortlaut werden eingefügt: 4 - Die in den 1, 2 und 3 festgelegten Gebühren werden auf Veranlassung der Verwaltung eingenommen. Die in 1 erwähnten Gebühren werden beim Antrag auf Zulassung einer Fahrschule, beim Antrag auf Genehmigung zum Betreiben einer Niederlassungseinheit oder beim Antrag auf eine wesentliche Änderung in den Angaben der Zulassung oder der Genehmigung entrichtet. Die in 2 erwähnten jährlichen Gebühren werden spätestens am 31. März des betreffenden Jahres entrichtet. Die in 3 erwähnten jährlichen Gebühren werden erstmalig vor der Aufnahme der Tätigkeiten des Personalmitglieds, auf das sie sich beziehen, entrichtet. Sie werden anschließend spätestens am 31. März des betreffenden Jahres auf Grundlage des vor dem 31. Dezember des vorhergehenden Jahres mitgeteilten Personalstammsatzes entrichtet. 5 - Im Fall einer Rücknahme des Antrags, wenn der Antrag zu den Akten gelegt wird oder im Falle einer Verweigerung der Zulassung, werden die Gebühren nicht zurückerstattet.. Art In Artikel 11 desselben Erlasses werden folgende Änderungen vorgenommen: 1. in Paragraph 1 wird Absatz 3 aufgehoben; 2. in Paragraph 2 Absatz 1 werden die Wörter der Fahrschulleiter sorgt dafür durch die Wörter Der Fahrschulleiter oder ein beigeordneter Fahrschulleiter sorgt dafür ersetzt; 3. Paragraph 2 Absatz 2 wird wie folgt ersetzt: Der Fahrschulleiter darf diese Funktion nur in einer einzigen Fahrschule ausüben. ; 4. in Paragraph 2 wird Absatz 3 durch die Wörter, gemäß des Gesellschaftsgesetzbuches. ergänzt., 5. Paragraph 3 wird wie folgt ersetzt: Der Fahrschulleiter teilt dem Minister oder seinem Beauftragten unmittelbar alle vorgenommenen Änderungen bezüglich der Personalmitglieder mit, insbesondere diejenigen, die eine in Artikel 13 erwähnte Unvereinbarkeit verursachen. Jede Änderung wird mithilfe des in Artikel 5 2 Absatz 2 Nr. 1 erwähnten Stammsatzes an den Minister oder seinen Beauftragten mitgeteilt.. Art In Artikel 12 1 desselben Erlasses, abgeändert durch den Königlichen Erlass vom 13. Juni 2010 werden folgende Änderungen vorgenommen: 1. in Paragraph 1 wird der erste Satz wie folgt ersetzt: Die Personalmitglieder müssen folgende Bedingungen erfüllen: ; 2. in Absatz 1 Nr. 3 werden die Wörter des Ministers durch die Wörter des Ministers oder seines Beauftragten und die Wörter vom Minister durch die Wörter vom Minister oder seinem Beauftragten ersetzt; 3. in Absatz 1 wird Nr. 5 wie folgt ersetzt: 5. seit mindestens drei Jahren Inhaber eines von einem Mitgliedstaat des Europäischen Wirtschaftsraums ausgestellten Führerscheins sein, der mindestens für das Führen von Fahrzeugen der Klasse B oder einer gleichwertigen Klasse gültig ist. Personen, die den praktischen Unterricht zum Führen von Fahrzeugen der Klassen B+E, C, C+E, D und D+E und Unterklassen C1, C1+E, D1 und D1+E erteilen, müssen unter anderem Inhaber eines von einem Mitgliedstaat des Europäischen Wirtschaftsraums ausgestellten Führerscheins sein, der für die Fahrzeugklassen und -unterklassen, für die sie den Fahrunterricht erteilen, gültig ist. Personen, die den praktischen Unterricht zum Führen von Fahrzeugen der Klassen A3 und A erteilen, müssen lediglich Inhaber eines von einem Mitgliedstaat des Europäischen Wirtschaftsraums ausgestellten Führerscheins sein, der für die Fahrzeugklasse A oder eine gleichwertige Klasse gültig ist. ; 4. in Absatz 3 werden die Wörter 1, 2 und 7 durch die Wörter 1 und 2 ersetzt. Art In Artikel 14 1 desselben Erlasses, abgeändert durch den Erlass vom 13. Juni 2010 werden folgende Änderungen vorgenommen: a) in Paragraph 1 Absatz 1 wird der Satz Fahrschulleiter, beigeordnete Fahrschulleiter und Fahrschullehrer, die Inhaber einer Leitungs- oder Unterrichtsgenehmigung sind, müssen jedes Jahr an einer Ausbildung über die in 2 erwähnten Lehrstoffe teilnehmen. durch den folgenden Satz ersetzt: Fahrschulleiter, beigeordnete Fahrschulleiter und Fahrschullehrer, die Inhaber einer Leitungs- oder Unterrichtsgenehmigung sind, müssen jedes Jahr an einer Ausbildung über die in 2 erwähnten Lehrstoffe

14 5240 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD teilnehmen, sodass am Ende eines vierjährigen Lehrgangs für den Inhaber eines Brevets I oder eines dreijährigen Lehrgangs für alle anderen Personen, jeder erwähnte Lehrstoff durchgenommen wurde. ; b) in Paragraph 2 Absatz 1 wird Nr. 1 durch die Wörter und Vertiefung der in der Anlage 2 vorgesehenen Prüfungslehrstoffe ergänzt; c) in Paragraph 2 Absatz 1 wird die Bestimmung unter Nr. 4 aufgehoben. Art In Artikel 16 1 desselben Erlasses, abgeändert durch den Erlass vom 1. September 2006 werden folgende Änderungen vorgenommen: 1. Absatz 1 wird wie folgt ersetzt: Jede Niederlassungseinheit, außer die lediglich für die Klasse B zugelassenen Niederlassungseinheiten, verfügen über mindestens ein Übungsgelände. ; 2. in Absatz 2 wird der zweite Gedankenstrich aufgehoben. Art In Artikel 18 desselben Erlasses, abgeändert durch den Erlass vom 1. September 2006 werden folgende Änderungen vorgenommen: 1. in Paragraph 1 Nr. 1 wird das Wort fünf durch das Wort sieben ersetzt; 2. in Paragraph 2 Nr. 2 werden die Wörter, der Hilfsbremsanlage aufgehoben; 3. Paragraph 2 Nr. 4 wird durch folgenden Wortlaut ersetzt: 4. das Fahrzeug muss ausgestattet sein mit einer Innenspiegelkombination, die so angebracht ist, dass der Schüler und der Fahrschullehrer den Verkehr von ihrem jeweiligen Sitz aus nach hinten und nach links überschauen und insbesondere ein anderes Fahrzeug, das zum linksseitigen Überholen angesetzt hat, sehen können; ; 4. Paragraph 3 Nr. 3 wird wie folgt ersetzt: 3. das Fahrzeug muss ausgestattet sein mit einer Außenspiegelkombination, die so angebracht ist, dass der Schüler und der Fahrschullehrer den Verkehr von ihrem jeweiligen Sitz aus nach hinten und nach links überschauen und insbesondere ein anderes Fahrzeug, das zum linksseitigen Überholen angesetzt hat, sehen können, sowie mit einem System zur Visualisierung des toten Winkels; ; 5. in Paragraph 5 wird der zweite Absatz aufgehoben, 6. in Paragraph 5 früherer Absatz 3, umgegliedert zu Absatz 2, wird wie folgt ersetzt: Auf dem Schulungsfahrzeug dürfen nur der Name oder der Firmenname der juristischen Person, die Bezeichnung, das Logo, die Adresse, die -Adresse, die Telefonnummer und die Faxnummer der Fahrschule sowie Werbung für die Aktivitäten der Fahrschule und Botschaften im Rahmen der Verkehrssicherheit angebracht sein. Darüber hinaus darf der Name oder der Firmenname der juristischen Person, die Bezeichnung, das Logo, die Adresse, die -Adresse, die Telefonnummer und die Faxnummer des Personen- und Güterkraftverkehrsunternehmens, das das Fahrzeug der Fahrschule im Rahmen des Fahrunterrichts zur Verfügung stellt, ebenfalls auf dem Fahrzeug angebracht sein.. Art Artikel 19 desselben Erlasses wird wie folgt ersetzt: Art Für jedes Schulungsfahrzeug wird eine Versicherungspolice abgeschlossen zur Deckung: 1. der zivilrechtlichen Verantwortlichkeit des Schülers, sowohl als Fahrer denn auch als Fahrgast; 2. der der Person oder den Gütern des Schülers unter gleich welchen Umständen zugefügten Schäden. Die Haftung für die Schäden an den Gütern des Schülers kann auf EUR begrenzt werden. Diese Police sieht vor, dass der Versicherer von jedem Regress gegen den Schüler absieht außer im Fall vorsätzlicher Schadensverursachung oder groben Verschuldens gemäß Artikel 8 des Gesetzes vom 25. Juni 1992 über den Landversicherungsvertrag.. Art In Artikel 22 desselben Erlasses, abgeändert durch die Erlasse vom 1. September 2006 und vom 13. Juni 2010 werden folgende Änderungen vorgenommen: 1. Paragraph 1 Absatz 2 wird wie folgt ersetzt: Der praktische Fahrübungsunterricht muss auf einem genehmigten Übungsgelände stattfinden, außer wenn es sich um den praktischen Fahrunterricht für Fahrzeuge der Klasse B handelt. Für die übrigen Klassen darf er am Ende des Ausbildungslehrgangs auf öffentlicher Straße stattfinden.. 2. Paragraph 3 Absatz 2 wird wie folgt ersetzt: Für den praktischen Fahrunterricht für Fahrzeuge der Klasse A auf öffentlicher Straße nimmt der Fahrschullehrer ebenfalls auf einem Fahrzeug dieser Klasse oder in einem Fahrzeug der Klasse B Platz. Er darf maximal zwei Bewerber gleichzeitig unterrichten.. Art In Artikel 23 desselben Erlasses, ersetzt durch den Erlass vom 17. März 2005 und abgeändert durch den Erlass vom 10. Juli 2006, werden folgende Änderungen vorgenommen: 1. Paragraph 4 wird mit folgendem Absatz ergänzt: Im Fall von Insolvenz der Fahrschule, insbesondere bei Konkurs, wird das Register den in Artikel 39 erwähnten Beamten und Bediensteten, zur Erstellung der Bescheinigungen durch den Generalberater der Direktion Zertifizierung und Inspektion der Verwaltung über die Anzahl der besuchten Unterrichtsstunden, die für die Anwendung von Artikel 16 Absatz 2 des Königlichen Erlasses vom 23. März 1998 über den Führerschein in Betracht kommen, zur Verfügung gestellt. ; 2. in Paragraph 8 der französischen Fassung werden die Wörter le Centre public d Aide sociale durch die Wörter le Centre public d Action Sociale ersetzt. Art In Artikel 26 1 Absatz 2 desselben Erlasses werden die Wörter und einem mündlichen aufgehoben.

15 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5241 Art In Artikel 27 desselben Erlasses werden folgende Änderungen vorgenommen: 1. in Absatz 1 werden die Wörter und mündlichen aufgehoben; 2. in Absatz 2 werden die Wörter und mündlichen aufgehoben. Art Artikel 28 desselben Erlasses wird wie folgt ersetzt: Um am in Kapitel III erwähnten Praktikum im Hinblick auf die Erlangung des Brevets IV teilnehmen zu können, muss der Bewerber eine anerkannte spezifische Ausbildung für Krafträder absolviert haben. Diese Ausbildung umfasst die in Punkt I. 4. von Anlage 2 erwähnten Lehrstoffe. Eine Bescheinigung, dass diese Ausbildung absolviert wurde, muss vorgelegt werden, um eine Praktikumsgenehmigung zu erhalten. Um an der Prüfung im Hinblick auf die Erlangung des Brevets V teilnehmen zu können, muss der Bewerber eine anerkannte spezifische Ausbildung für Lastkraftwagen absolviert haben. Diese Ausbildung umfasst die in Punkt I. 5. von Anlage 2 erwähnten Lehrstoffe. Eine Bescheinigung, dass diese Ausbildung absolviert wurde, muss vorgelegt werden, um eine Praktikumsgenehmigung zu erhalten. Der Minister oder sein Beauftragter erkennt die in den Absätzen 1 und 2 erwähnten spezifischen Ausbildungen an.. Art In Artikel 30 Absatz 2 desselben Erlasses werden die Wörter und mündliche aufgehoben. Art In Artikel 31 desselben Erlasses werden folgende Änderungen vorgenommen: 1. in Paragraph 1 werden in der Bestimmung unter Nr. 2 die Wörter und die diesbezüglichen Ministeriellen Rundschreiben aufgehoben; 2. in Paragraph 1 wird die Bestimmung unter Nr. 3 aufgehoben; 3. in Paragraph 2 wird der erste Absatz wie folgt ersetzt: Die schriftliche Prüfung ist ein Ausscheidungstest. Ein Bewerber, der nicht 60 % der Punkte für den Lehrstoff theoretische Kenntnisse in Sachen Verkehrssicherheit und nicht 50 % der Punkte für jeden der anderen getrennt betrachteten Lehrstoffe erhält, besteht den Test nicht. Der Bewerber muss 60 % der Punkte für die Musterunterrichtsstunden erhalten.. Art In Artikel 33 desselben Erlasses, abgeändert durch den Erlass vom 13. Juni 2010, werden folgende Änderungen vorgenommen: 1. in Paragraph 1 Absatz 1 werden die Wörter schriftliche und mündliche Prüfung durch die Wörter schriftliche Prüfung und die Wörter 180 Stunden durch die Wörter 300 Stunden ersetzt; 2. in Paragraph 1 Absatz 2 werden die Wörter schriftlichen und mündlichen Prüfungen durch die Wörter schriftlichen Prüfung ersetzt; 3. in Paragraph 1 Absatz 3 werden die Wörter auf ein Viertel durch die Wörter auf 3/4 ersetzt; 4. in Paragraph 2 Absatz 1 werden die Wörter schriftlichen und mündlichen Prüfung durch die Wörter schriftlichen Prüfung und die Wörter zwei Jahre durch die Wörter drei Jahre ersetzt; 5. in Paragraph 2 wird ein Absatz mit folgendem Wortlaut zwischen den Absätzen 1 und 2 eingefügt: Die Praktikumsgenehmigung verliert nach dreimaligem Nichtbestehen der Musterunterrichtsstunden ihre Gültigkeit. ; 6. Paragraph 4 wird mit folgenden zwei Absätzen ergänzt: Der Minister oder sein Beauftragter erklärt die vom Praktikanten durchgeführten Unterrichtsstunden für ungültig, wenn die in 3 und 4 festgelegten Bedingungen nicht erfüllt sind. Wenn der Praktikant die Musterunterrichtsstunde nicht bestanden hat, beginnt er das in 1 Absatz 1 erwähnte Praktikum erneut. ; 7. Paragraph 6 Absatz 1 wird durch den folgenden Satz ergänzt: Der Bewerber kann innerhalb des Zeitraums zwischen dem Versand der Praktikumsbescheinigung und dem Erhalt der Unterrichtsgenehmigung weiter unterrichten und die dazugehörigen Aufgaben als Fahrlehreranwärter, ausschließlich bei der Fahrschule, in der der Bewerber das Praktikum durchgeführt hat, ausführen., 8. in Paragraph 6 wird Absatz 3 wie folgt ersetzt: Die Praktikumsbescheinigung verliert zwei Jahre nach Bestehen der schriftlichen Prüfung ihre Gültigkeit.. Art In Artikel 34 desselben Erlasses werden folgende Änderungen vorgenommen: 1. Paragraph 2 Absatz 1 wird wie folgt ersetzt: 2 - Die Mitglieder des Prüfungsausschusses werden vom Minister oder seinem Beauftragten für einen Zeitraum von einem Jahr ernannt. Bei Ablauf dieses Zeitraums von einem Jahr und wenn kein gegenteiliger Beschluss gefasst wird, wird die Ernennung von Rechts wegen für einen Zeitraum von einem Jahr erneuert. Wird im Prüfungsausschuss ein Mandat vakant, wird die Person, die im Laufe des Mandats ernannt wird, für die verbleibende Dauer des Mandats ernannt., 2. in Paragraph 2 wird anstelle von durch den Erlass Nr des Staatsrates für nichtig erklärten Absatz 2, ein Absatz 2 mit folgendem Wortlaut eingefügt: Die Kriterien und das Verfahren für die Auswahl der Mitglieder des Prüfungsausschusses werden in Anlage 4 festgelegt. ; 3. in Paragraph 3 Absatz 1 werden die Wörter oder sein Beauftragter zwischen die Wörter Der Minister und bestimmt eingefügt. Art In Artikel 38 desselben Erlasses wird Absatz 2 durch folgenden Wortlaut ersetzt: Im Fall höherer Gewalt kann die Einschreibegebühr durch Entscheidung des Ministers oder seines Beauftragten zurückerstattet werden..

16 5242 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Art In Artikel 39 desselben Erlasses werden folgende Änderungen vorgenommen: 1. in Paragraph 1 wird Absatz 2 wie folgt ersetzt: Die vom Minister oder seinem Beauftragten eigens dazu bestimmten Beamten oder Bediensteten haben die Erlaubnis, die für den Unterricht und die Verwaltung der Schule vorgesehenen Räumlichkeiten sowie das Übungsgelände zu betreten und den theoretischen und praktischen Unterrichtsstunden beizuwohnen. Sie dürfen von den Büchern und der Dokumentation der Schule, den Eintragungskarten der Schüler, den Tagesblättern, den Anwesenheitslisten, den Eintragungsregistern und allgemein von allen Unterlagen über die Tätigkeit der Schule Kenntnis nehmen. Sie dürfen sich zu Untersuchungszwecken gegebenenfalls eine Kopie aushändigen lassen. ; 2. Paragraph 1 wird mit folgendem Absatz ergänzt: Der Fahrschulleiter übermittelt auf Nachfrage des Ministers oder seines Beauftragten alle Informationen bezüglich der Anwendung des vorliegenden Erlasses. ; 3. in Paragraph 2 werden Absatz 2 und 3 aufgehoben, 4. es wird ein Paragraph 3 mit folgendem Wortlaut eingefügt: 3 - Alle im vorliegenden Artikel erwähnten Personen sind an das Berufsgeheimnis gebunden.. Art In Artikel 41 Absatz 1 desselben Erlasses werden die Wörter und in Artikel 10 zwischen die Wörter in den Kapiteln IV und V von Titel I und die Wörter vorgesehenen Bedingungen eingefügt. Art In Artikel 48 7 desselben Erlasses werden die drei ersten Absätze durch folgenden Wortlaut ersetzt: Die im vorliegenden Erlass erwähnten Beträge werden jährlich am 1. Januar an den Verbraucherpreisindex angepasst. Die Anpassung erfolgt mithilfe des Koeffizienten, den man durch die Teilung der Indexziffer des Monats November, der dem Monat Januar vorausgeht, in dessen Verlauf die Indexierung stattfinden wird, durch die Indexziffer des Monats November 2011 erhält. Das Ergebnis wird auf den nächsten Euro aufgerundet, wenn die Dezimalzahlen des berechneten Betrags höher oder gleich 0,50 sind oder auf den nächsten Euro nach unten abgerundet, wenn die Dezimalzahlen kleiner als 0,50 sind.. Art In Anlage 1 Absatz 3 desselben Erlasses, abgeändert durch den Erlass vom 1. September 2006 werden die folgenden Wörter aufgehoben: Unterrichtskategorie B: Kegel Bordsteine. Art In Anlage 2 desselben Erlasses, abgeändert durch den Erlass vom 14. Februar 2006, werden folgende Änderungen vorgenommen: 1. in der deutschen Fassung werden die Wörter und mündlichen aufgehoben; 2. in Punkt 1.1 werden die Wörter und die diesbezüglichen Ministeriellen Rundschreiben aufgehoben; 3. Punkt 1.2 wird wie folgt ersetzt: 1.2 Artikel 1 bis einschließlich Artikel 73 des Königlichen Erlasses vom 23. März 1998 über den Führerschein ; 4. Punkt 1.3 wird aufgehoben; 5. Punkt 5.1 wird aufgehoben. Art Anlage 3 desselben Erlasses wird aufgehoben. Art Im selben Erlass wird eine Anlage 4 eingefügt, die dem vorliegenden Erlass als Anlage 1 beigefügt ist. KAPITEL 2 Abänderungen des Königlichen Erlasses vom 23. März 1998 über den Führerschein Art In Artikel 4 des Königlichen Erlasses vom 23. März 1998 über den Führerschein wird Nr. 15 wie folgt ersetzt: 15. Bewerber, die im Hinblick auf die Erlangung eines für die Klassen C und C+E und die Unterklassen C1 und C1+E und für die Klassen D und D+E und die Unterklassen D1 und D1+E gültigen Führerscheins an der im Rahmen des Weiterbildungsunterrichts organisierten Ausbildung Lastwagenführer oder an der Ausbildung Führer von Kraftomnibussen teilnehmen, deren Programm vom Minister gebilligt worden ist;. Art In Artikel Absatz 1 desselben Erlasses, ersetzt durch den Erlass vom 24. August 2007 werden die Wörter oder eines Praktikanten zwischen die Wörter im Beisein eines Fahrschullehrers und die Wörter und mit einem Schulungsfahrzeug der Fahrschule eingefügt. Art In Artikel 39 3 Absatz 1 desselben Erlasses, abgeändert durch den Erlass vom 10. Juli 2006 werden die Wörter oder der Praktikant zwischen die Wörter der Fahrschullehrer und die Wörter oder der Schulungsbegleiter eingefügt. KAPITEL 3 Schlussbestimmungen Art Der Ministerielle Erlass vom 30. Januar 2006 zur Festlegung der Kriterien und des Verfahrens für die Auswahl der Mitglieder des in Artikel 34 2 Absatz 2 des Königlichen Erlasses vom 11. Mai 2004 über die Zulassungsbedingungen für Fahrschulen erwähnten Prüfungsausschusses wird aufgehoben. Art Die Bestimmungen bezüglich der in den Artikeln 18, 19, 21, 25 und 26 festgelegten Abschaffung der mündlichen Prüfung, treten an einem durch den König zu bestimmenden Datum in Kraft. Artikel 14 Nr. 1 tritt am 1. April 2012 in Kraft.

17 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5243 Art Der Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich der Straßenverkehr gehört, ist mit der Ausführung des vorliegenden Erlasses beauftragt. Gegeben zu Trapani, den 20. September 2012 ALBERT Von Königs wegen: Die Ministerin des Innern Frau J. MILQUET Der Staatssekretär für Mobilität M. WATHELET Anlage 1 zum Königlichen Erlass vom 20. September 2012 zur Abänderung des Königlichen Erlasses vom 11. Mai 2004 über die Zulassungsbedingungen von Fahrschulen und des Königlichen Erlasses vom 23. März 1998 über den Führerschein Anlage 4 zum Königlichen Erlass vom 11. Mai 2004 über die Zulassungsbedingungen für Fahrschulen Kriterien und Verfahren für die Auswahl der Mitglieder des Prüfungsausschusses 1. Auswahlkriterien 1.1 Um die Kenntnisse und die Kompetenzen der Prüfungsausschussmitglieder zu verbessern, eine objektivere Beurteilung der Bewerber zu ermöglichen und zu einer größeren Harmonisierung der Prüfungen zu gelangen, werden für den Zugang zur Funktion eines Prüfungsausschussmitglieds Mindestnormen festgelegt. 1.2 Kompetenzen, die ein Mitglied des Prüfungsausschusses haben muss Eine Person, die befugt ist, einen Bewerber zu prüfen, muss Kenntnisse, Kompetenzen und Fähigkeiten haben, die sich auf die nachstehend aufgeführten Aspekte beziehen Die Kompetenzen eines Prüfungsausschussmitglieds müssen das Mitglied dazu befähigen, einen Bewerber um ein Berufsbefähigungsbrevet für das leitende und unterrichtende Personal der Fahrschulen zu prüfen Es muss Fahrkenntnis und- verständnis haben und imstande sein, Bewertungen vorzunehmen. Es muss eine allgemeine Kenntnis der geltenden Verkehrsvorschriften haben und die Leitlinien für ihre Interpretation kennen. Es muss Kenntnisse haben in Sachen Theorie über die Abnahme von Prüfungen und in Sachen Bewertungstechniken In Sachen Bewertung muss das Prüfungsausschussmitglied imstande sein, genau zu beobachten und die allgemeinen Fähigkeiten des Bewerbers zu beurteilen, insbesondere seine Fähigkeit: Informationen schnell zu verarbeiten und die Hauptpunkte herauszugreifen, zu antizipieren, mögliche Probleme zu identifizieren und Strategien auszuarbeiten, um sie zu lösen, zu gegebener Zeit konstruktive Kommentare zu geben Ein Mitglied des Prüfungsausschusses muss: bestimmen und mitteilen können, was den Bewerber bei der Prüfung erwartet, sich klar ausdrücken können, wobei der Inhalt, der Stil und die Wortwahl dem Bewerber und dem Kontext angepasst sein müssen. Der Bewerber muss eine Antwort auf seine Fragen erhalten; die Bewerber klar und deutlich über das Prüfungsergebnis informieren können, die Bewerber respektvoll und gleich behandeln. 2. Qualitätssicherung Der Föderale Öffentliche Dienst Mobilität und Transportwesen stellt ein Qualitätssicherungssystem auf, um dafür zu sorgen, dass das Niveau der Normen für die Prüfungsausschussmitglieder aufrechterhalten bleibt. 3. Allgemeine Kriterien und Diplome 3.1 Die allgemeinen Kriterien, denen die Mitglieder des Prüfungsausschusses genügen müssen, sind folgende: Der Vertreter des Ministers ist Inhaber eines Dienstgrads der Stufe A Der Präsident ist Inhaber eines Dienstgrads der Stufe A Die Mitglieder des Prüfungsausschusses, die mit den Musterunterrichtsstunden betraut sind, müssen Inhaber eines pädagogischen Diploms sein. Als pädagogisches Diplom werden anerkannt: das Diplom eines Lizentiaten oder Masters der Psychologie, eines Lizentiaten oder Masters der Psychologiewissenschaften, eines Lizentiaten oder Masters der Betriebs- und experimentellen Psychologie, eines Lizentiaten oder Masters der angewandten Psychologie, eines Lizentiaten oder Masters der Berufsorientierung und Auswahl, eines Lizentiaten oder Masters der Erziehungswissenschaften oder pädagogischen Wissenschaften, eines Lizentiaten oder Masters der pädagogischen Wissenschaften, eines Lizentiaten oder Masters der psychologischen und pädagogischen Wissenschaften, eines Lizentiaten oder Masters der psychopädagogischen Wissenschaften, das Diplom eines L.U.S.U. (Lehrbefugter der Unterstufe des Sekundarunterrichts), eines L.S.U.- Gruppe 1 (Lehrbefugter des Sekundarunterrichts Gruppe 1) oder eines Lehrbefugten für die O.S.U. (Oberstufe des Sekundarunterrichts) und den N.U.H.U. (nichtuniversitärer Hochschulunterricht), H.U.K.T. (Hochschulunterricht des kurzen Typs), H.U.L.T. (Hochschulunterricht des langen Typs), die U.B.S.U. (Unterstufe des beruflichen Sekundarunterrichts), U.T.S.U. (Unterstufe des technischen Sekundarunterrichts), das P.B.Z. (pädagogisches Befähigungszeugnis) oder das Diplom eines Lehrers Die Mitglieder des Prüfungsausschusses, die mit den Fächern Kraftfahrzeugmechanik, - technik und - elektrik betraut sind, müssen Inhaber eines der folgenden Diplome sein: H.U.K.T. (oder Bachelor) oder O.T.S.U. (Oberstufe des technischen Sekundarunterrichts) Kraftfahrzeugexperte, H.U.K.T. (oder Bachelor) oder O.T.S.U. oder B.S.K.O. (berufsbildende Sekundarkurse der Oberstufe) Kraftfahrzeugmechanik, H.U.K.T. (oder Bachelor) oder O.T.S.U. Kraftfahrzeugtechnik, H.U.K.T. (oder Bachelor) Mechanik, Option Kraftfahrzeugmechanik, H.U.K.T. (oder Bachelor)

18 5244 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD oder O.T.S.U. Motorfahrzeugtechnik, O.T.S.U. Kraftfahrzeugexperte, O.T.S.U. Kfz-Werkstatt, O.T.S.U. Mechanik von Dieselmotoren, O.T.S.U. angewandte Kraftfahrzeugtechnik, technischer Ingenieur oder Industrieingenieur, beglaubigtes Abschlusszeugnis (O.S.U.) (B.S.U.), L.U.S.U. Mechanik und L.S.U.-Gruppe 1 oder Lehrbefugter für die O.S.U. und den N.U.H.U Die Mitglieder des Prüfungsausschusses, die mit den theoretischen Kenntnissen im Bereich der Verkehrssicherheit, der Verkehrsvorschriften und der Vorschriften in Sachen Führerschein und Fahrschulen betraut sind, müssen eine der folgenden Bedingungen erfüllen: Inhaber eines der folgenden Diplome sein: Doktor, Lizentiat oder Master, Kandidat oder Graduierter oder Bachelor der Rechte, W.H.U.K.T. (Weiterbildungshochschulunterricht des kurzen Typs) Verkehrstechnik, fünf Jahre Erfahrung als Inhaber des Brevets I in einer zugelassenen Fahrschule vorweisen, drei Jahre Erfahrung beim Föderalen Öffentlichen Dienst Mobilität und Transportwesen oder beim Belgischen Institut für Verkehrssicherheit oder bei einer für die technische Kontrolle zugelassenen Einrichtung vorweisen Die Mitglieder des Prüfungsausschusses müssen mindestens 23 Jahre alt sein und seit mindestens drei Jahren Inhaber eines Führerscheins für die Klasse B sein. 4. Auswahlverfahren 4.1 Der Bewerberaufruf erfolgt durch Bekanntmachung im Belgischen Staatsblatt und wird ebenfalls der Öffentlichkeit über die Medien bekannt gegeben. In der Bekanntmachung werden das äußerste Einschreibungsdatum und die gestellten Bedingungen angegeben. 4.2 Die Bewerber senden ihre Bewerbung binnen dreißig Kalendertagen nach der Veröffentlichung im Belgischen Staatsblatt mit gewöhnlicher Post an den Minister. Sie fügen den Nachweis darüber bei, dass sie die gestellten Bedingungen erfüllen. 4.3 Der Generalberater der Direktion Zertifizierung und Inspektion des Föderalen Öffentlichen Dienstes Mobilität und Transportwesen lädt die Bewerber zu einem Bewertungsgespräch vor. Die Bewerbungen und das Ergebnis der Bewertung der Bewerber werden dem Minister übermittelt. 4.4 Es kann gegebenenfalls eine Anwerbungsreserve gebildet werden. Gesehen, um dem Königlichen Erlass vom 20. September 2012 zur Abänderung des Königlichen Erlasses vom 11. Mai 2004 über die Zulassungsbedingungen von Fahrschulen und des Königlichen Erlasses vom 23. März 1998 über den Führerschein beigefügt zu werden. ALBERT Von Königs wegen: Die Ministerin des Innern Frau J. MILQUET Der Staatssekretär für Mobilität M. WATHELET * SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2015/14026] 19 DECEMBRE Arrêté royal portant autorisation d expropriation d extrême urgence avec prise de possession immédiate des parcelles situées sur le territoire des communes de Aalter, Beernem et Knesselare, pour cause d utilité publique, afin de réaliser la construction d une troisième et d une quatrième voie entre Gand et Bruges, y compris le réaménagement de la gare de Beernem et le point d arrêt de Maria-Aalter PHILIPPE, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 12 avril 1835 concernant les péages et les règlements de police sur les chemins de fer, l article 2; Vu la loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d extrême urgence en matière d expropriation pour cause d utilité publique, modifiée par la loi du 6 avril 2000; Vu la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, l article 10, 2, 2 ; Vu l arrêté royal du 14 juin 2004 portant réforme des structures de gestion de l infrastructure ferroviaire, l article 4; Vu l arrêté royal du 18 octobre 2004 établissant les statuts de la société anonyme de droit public Infrabel; Considérant que la mobilité durable est un aspect majeur de la politique en vigueur et que le rail y joue un rôle important; Considérant qu il est nécessaire de disposer d une infrastructure adaptée aux exigences actuelles du service ferroviaire et de son environnement; Considérant que la ligne ferroviaire n 50A entre Gand et Bruges n a pas la capacité suffisante pour permettre la croissance attendue du trafic de voyageurs et de marchandises; FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2015/14026] 19 DECEMBER Koninklijk besluit houdende machtiging tot hoogdringende onteigening met onmiddellijke inbezitneming ten algemenen nutte van percelen, gelegen op het grondgebied van de gemeenten Aalter, Beernem en Knesselare, teneinde de aanleg van een derde en vierde spoor tussen Gent en Brugge te realiseren, de heraanleg van het station Beernem en de stopplaats Maria-Aalter inbegrepen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 12 april 1835 betreffende het tolgeld en de reglementen van de spoorwegpolitie, artikel 2; Gelet op de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte, gewijzigd bij de wet van 6 april 2000; Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, artikel 10, 2, 2 ; Gelet op het koninklijk besluit van 14 juni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur, artikel 4; Gelet op het koninklijk besluit van 18 oktober 2004 houdende vaststelling van de statuten van de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel; Overwegende dat beleidsmatig wordt gestreefd naar meer duurzame mobiliteit en dat het spoor daarin een belangrijke rol speelt; Overwegende dat het noodzakelijk is te beschikken over een infrastructuur die is aangepast aan de huidige eisen van de spoordienst en van haar omgeving; Overwegende dat de spoorlijn nr. 50A tussen Gent en Brugge onvoldoende capaciteit heeft om de verwachte groei van het reizigersen het goederenvervoer op te vangen;

19 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5245 Considérant que la construction d une troisième et d une quatrième voie à côté des deux voies existantes présente la meilleure solution à ces problèmes de capacité; Considérant qu en plus d une contribution positive au transport davantage favorable à l environnement, l extension à quatre voies de cette ligne ferroviaire permettra une augmentation de la sécurité, du confort, de la vitesse, de la ponctualité et du service pour les voyageurs et répondra ainsi à la demande croissante d une offre ferroviaire plus large; Considérant que l entièreté de la ligne ferroviaire n 50A entre Bruxelles et Bruges sera portée à quatre voies et que les travaux d extension à Aalter et Beernem sont indispensables à la mise en service de cette ligne; Considérant que cette extension de l infrastructure ferroviaire va de pair, afin de garantir la sécurité du trafic routier et ferroviaire, avec la suppression des passages à niveau n s 36, 37, 39 et 42 à Aalter et n 45 à Beernem, moyennant la construction de voiries latérales, de plusieurs couloirs sous voies pour piétons et cyclistes, d un nouveau passage supérieur pour le trafic motorisé et deux écotunnels; Considérant que la proposition d Infrabel, comme présentée dans les plans avec les n s DG001, DG001, DG001, DG001, DG001, DG001, DG001, DG001 et DG001, permet de réaliser ces travaux; Considérant que la perte de végétations précieuses à cause de l exécution du projet doit être compensée par la réalisation d une zone de compensation forestière; Considérant que l exécution des travaux précités requiert de disposer des parcelles situées sur le territoire des communes de Aalter, Beernem et Knesselare et reprises aux plans portants les n s L50A-71.7A, L50A-72.7A, L50A-73.4A, L50A-74.7A, L50A-76.0A, L50A-76.7A, L50A- 77.7A, L50A-78.7A, L50A-79.6A, L50A-80.3A et L50A-73.8A; Considérant que le permis d urbanisme pour la construction d une troisième et d une quatrième voie entre Aalter et Beernem, y compris le réaménagement des gares de Aalter et Beernem et le point d arrêt de Maria-Aalter et les mesures nécessaires pour la suppression des passages à niveau n s 36, 37, 39 et 42 à Aalter et n 45 à Beernem, a été délivré le 28 octobre 2013; Considérant que la réalisation des travaux proposés est nécessaire pour la sécurité, la ponctualité et la mobilité en général sur la ligne ferroviaire n 50A, que les travaux sur le tracé adjacent sont déjà en cours et que, par conséquent, la prise de possession immédiate des parcelles en question pour cause d utilité publique est indispensable et que, en cas d expropriation judiciaire, la procédure d extrême urgence est appliquée; Sur la proposition de la Ministre de la Mobilité, Nous avons arrêté et arrêtons : Article 1 er.. Les travaux dans le cadre de l extension à quatre voies de la ligne ferroviaire n 50A à Aalter et Beernem, sont déclarés d utilité publique. Art. 2. L autorisation est accordée d exproprier les parcelles, situées sur le territoire des communes de Aalter, Beernem et Knesselare, indiquées aux plans avec les n s L50A-71.7A, L50A-72.7A, L50A-73.4A, L50A-74.7A, L50A-76.0A, L50A-76.7A, L50A-77.7A, L50A-78.7A, L50A- 79.6A, L50A-80.3A et L50A-73.8A, annexés au présent arrêté, en application de la procédure d extrême urgence conformément à la loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d extrême urgence en matière d expropriation pour cause d utilité publique. Art. 3. L utilité publique requiert la prise de possession immédiate des parcelles indiquées aux plans avec les n s L50A-71.7A, L50A-72.7A, L50A-73.4A, L50A-74.7A, L50A-76.0A, L50A-76.7A, L50A-77.7A, L50A- 78.7A, L50A-79.6A, L50A-80.3A et L50A-73.8A. Art. 4. Le ministre ayant la mobilité dans ses attributions est chargé de l exécution du présent arrêté. Donné àbruxelles, le 19 décembre PHILIPPE Par le Roi : La Ministre de la Mobilité, Mme J. GALANT Overwegende dat de aanleg van een derde en vierde spoor naast de twee bestaande sporen de beste oplossing biedt voor deze capaciteitsproblemen; Overwegende dat de uitbreiding tot vier sporen van deze spoorlijn, naast een positieve bijdrage aan meer milieuvriendelijk vervoer, zal resulteren in een verhoging van de veiligheid, van het comfort, van de snelheid, van de stiptheid en van de dienstverlening voor de reizigers en zo kan tegemoet komen aan de groeiende vraag naar een ruimer treinaanbod; Overwegende dat de gehele spoorlijn nr. 50A tussen Brussel en Brugge op vier sporen wordt gebracht en dat de uitbreidingswerken te Aalter en Beernem onontbeerlijk zijn om deze lijn in dienst te kunnen nemen; Overwegende dat, om de veiligheid van het weg- en spoorverkeer te waarborgen, deze uitbreiding van de spoorinfrastructuur gepaard gaat met de afschaffing van de overwegen nrs. 36, 37, 39 en 42 te Aalter en nr. 45 te Beernem, mits de aanleg van langswegen, meerdere onderdoorgangen voor voetgangers en fietsers, een nieuwe overbrugging voor het gemotoriseerd verkeer en twee ecotunnels; Overwegende dat het voorstel van Infrabel, zoals weergegeven in de plannen met nrs DG001, DG001, DG001, DG001, DG001, DG001, DG001, DG001 en DG001, toelaat deze werken uit te voeren; Overwegende dat het verlies van waardevolle vegetaties door de uitvoering van het project dient gecompenseerd te worden door de aanleg van een boscompensatiegebied; Overwegende dat het voor de uitvoering van bovengenoemde werken vereist is om te beschikken over de percelen gelegen op het grondgebied van de gemeenten Aalter, Beernem en Knesselare en aangeduid op de plannen met nrs. L50A-71.7A, L50A-72.7A, L50A- 73.4A, L50A-74.7A, L50A-76.0A, L50A-76.7A, L50A-77.7A, L50A-78.7A, L50A-79.6A, L50A-80.3A en L50A-73.8A; Overwegende dat de stedenbouwkundige vergunning voor de aanleg van het derde en vierde spoor tussen Aalter en Beernem, de heraanleg van de stations Aalter en Beernem en de stopplaats Maria-Aalter en de maatregelen nodig voor de afschaffing van de overwegen nrs. 36, 37, 39 en 42 te Aalter en nr. 45 te Beernem inbegrepen, werd afgeleverd op 28 oktober 2013; Overwegende dat de uitvoering van de beoogde werken noodzakelijk is voor de veiligheid, de stiptheid en de mobiliteit in het algemeen op de spoorlijn nr. 50A, dat de werken op het aansluitende tracé reeds in uitvoering zijn en dat, derhalve, de onmiddellijke inbezitneming van de bedoelde percelen ten algemenen nutte onontbeerlijk is en dat, ingeval van gerechtelijke onteigening, de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden wordt toegepast; Op de voordracht van de Minister van Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. De werken in het kader van de uitbreiding naar vier sporen van de spoorlijn nr. 50A te Aalter en Beernem, worden van algemeen nut verklaard. Art. 2. Machtiging wordt verleend tot onteigening van de percelen, gelegen op het grondgebied van de gemeenten Aalter, Beernem en Knesselare, aangeduid op de plannen met nrs. L50A-71.7A, L50A- 72.7A, L50A-73.4A, L50A-74.7A, L50A-76.0A, L50A-76.7A, L50A-77.7A, L50A-78.7A, L50A-79.6A, L50A-80.3A en L50A-73.8A, gevoegd bij dit besluit, met toepassing van de procedure bij hoogdringendheid overeenkomstig de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte. Art. 3. Het algemeen nut vordert de onmiddellijke inbezitneming van de percelen opgenomen in de plannen met nrs. L50A-71.7A, L50A-72.7A, L50A-73.4A, L50A-74.7A, L50A-76.0A, L50A-76.7A, L50A- 77.7A, L50A-78.7A, L50A-79.6A, L50A-80.3A en L50A-73.8A. Art. 4. De minister bevoegd voor mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 19 december FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, Mevr. J. GALANT

20 5246 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

21 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5247

22 5248 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

23 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5249

24 5250 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

25 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5251

26 5252 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

27 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5253

28 5254 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

29 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5255

30 5256 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

31 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5257

32 5258 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

33 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5259

34 5260 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

35 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5261

36 5262 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

37 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5263

38 5264 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

39 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5265

40 5266 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

41 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5267

42 5268 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

43 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5269

44 5270 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

45 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5271

46 5272 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

47 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5273

48 5274 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

49 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5275

50 5276 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

51 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5277

52 5278 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

53 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5279

54 5280 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

55 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5281

56 5282 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

57 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5283

58 5284 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

59 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5285

60 5286 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

61 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5287

62 5288 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

63 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5289

64 5290 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

65 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5291

66 5292 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

67 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5293

68 5294 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

69 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5295

70 5296 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

71 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5297

72 5298 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL BUDGET ET CONTROLE DE LA GESTION [C 2015/03018] 19 DECEMBRE Loi contenant le budget général des dépenses pour l année budgétaire Erratum Au Moniteur belge n 362 du 29 décembre 2014, première édition, page , article , les montants de sont chaque fois remplacés par Dans la même édition du Moniteur belge du 29 décembre 2014, le tableau des pages à est remplacé par le tableau suivant. FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUDGET EN BEHEERSCONTROLE [C 2015/03018] 19 DECEMBER Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar Erratum In het Belgisch Staatsblad nr. 362 van 29 december 2014, eerste uitgave, bladzijde , artikel , wordt het bedrag overal vervangen door In de zelfde uitgave van het Belgisch Staatsblad van 29 december 2014 wordt de tabel op de bladzijden tot vervangen door volgende tabel.

73 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5299

74 5300 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

75 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5301

76 5302 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

77 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5303

78 5304 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

79 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5305

80 5306 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

81 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5307

82 5308 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

83 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5309

84 5310 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

85 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5311 SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR [C 2014/00885] 19 AVRIL Arrêté royal relatif au statut administratif du personnel opérationnel des zones de secours. Erratum Au Moniteur belge n 273 du 1 er octobre 2014, première édition, il y a lieu d apporter les modifications suivantes: A la page 77521, dans le texte français de l article 35, 3, 1, deuxième tiret, les mots, pour le cadre supérieur doivent être ajoutés après les mots niveau A. A la page 77522, dans le texte français de l article 36, alinéa 4, les mots les épreuves imposées et la date à laquelle elles doivent être remplies, leur contenu doivent être remplacés par les mots et la date à laquelle elles doivent être remplies, les épreuves imposées et leur contenu. A la page 77522, dans le texte néerlandais de l article 36, l alinéa 5 doit être lu comme : De raad kan, overeenkomstig de modaliteiten bepaald in zijn reglement, door middel van een beslissing gemotiveerd in functie van de operationele organisatie van de zone, een woonplaatsof beschikbaarheidsverplichting opleggen waaraan het vrijwillig personeelslid moet voldoen bij de benoeming. A la page 77525, dans le texte français de l article 50 le mot stagiare doit être lu comme «stagiaire professionnel». A la page 77530, dans le texte néerlandais de l article 69, alinéa 3,le mot kalenderdagen doit être lu comme «werkdagen». A la page 77532, dans le texte français de l article 86, alinéa 3,à deux reprises, le mot calendrier doit être lu comme «ouvrables». A la page 77535, dans le texte néerlandais de l article 108, alinéa 3,le mot kalenderdagen doit être lu comme «werkdagen». A la page 77541, dans le texte français de l article 171, le mot sanctions doit être lu comme mesures. A la page 77550, dans le texte néerlandais de l article 219, les mots kan verlof krijgen doivent être lus comme krijgt verlof. A la page 77550, dans le texte néerlandais de l article 220, les mots kan verlof voor opvang krijgen doivent être lus comme krijgt verlof voor opvang. A la page 77552, dans le texte néerlandais de l article 232, 1 er, alinéa 2, les mots in weddeschaal bevordering doivent être lus comme op bevordering. A la page 77562, dans le texte français de l article 302, 1, les mots ou une condition de nomination visée à l article 36, alinéa 4 et 5 doivent être insérés entre les mots 37 et 38 et les mots ou une condition de nomination. A la page 77562, dans le texte français de l article 302, alinéa 5,lemot membre du personnel doit être lu comme membre du personnel professionnel. A la page 77562, dans le texte français de l article 304, 1, à la fin doit être lu comme au début. A la page 77563, dans le texte néerlandais de l article 306, 3, les mots dienst voor brandbestrijding en dringende medische hulpverlening Brusselse Hoofdstedelijke doivent être lus comme Brusselse Hoofdstedelijke dienst voor brandbestrijding en dringende medische hulpverlening. A la page 77564, dans le texte français de l article 316, capitaine doit être lu comme sous-lieutenant. FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN [C 2014/00885] 19 APRIL Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones. Erratum In het Belgisch Staatsblad nr. 273 van 1 oktober 2014, eerste editie, moeten de volgende wijzigingen worden aangebracht: Op bladzijde 77521, in de Nederlandse tekst van artikel 35, 3, 1, tweede streepje moeten toegevoegd worden na de woorden niveau A, de woorden, voor het hoger kader. Op bladzijde 77522, in de Nederlandse tekst van artikel 36, vierde lid, moeten de woorden de opgelegde proeven en de datum waarop ze vervuld moeten worden, de inhoud ervan vervangen worden door de woorden en de datum waarop ze vervuld moeten worden, de opgelegde proeven en de inhoud ervan. Op bladzijde 77522, in de Nederlandse tekst van artikel 36 moet het vijfde lid als volgt gelezen worden: De raad kan, overeenkomstig de modaliteiten bepaald in zijn reglement, door middel van een beslissing gemotiveerd in functie van de operationele organisatie van de zone, een woonplaats- of beschikbaarheidsverplichting opleggen waaraan het vrijwillig personeelslid moet voldoen bij de benoeming. Op bladzijde 77525, in de Nederlandse tekst van artikel 50 moet het woord stagiair gelezen worden als beroepsstagiair. Op bladzijde 77530, in de Nederlandse tekst van artikel 69, derde lid moet het woord kalenderdagen gelezen worden als werkdagen. Op bladzijde 77532, in de Nederlandse tekst van artikel 86, derde lid moet twee keer het woord kalenderdagen gelezen worden als werkdagen. Op bladzijde 77535, in de Nederlandse tekst van artikel 108, derde lid moet het woord kalenderdagen gelezen worden als werkdagen. Op bladzijde 77541, in de Nederlandse tekst van artikel 171 moet het woord sancties gelezen worden als maatregelen. Op bladzijde 77550, in de Nederlandse tekst van artikel 219 moeten de woorden kan verlof krijgen gelezen worden als krijgt verlof. Op bladzijde 77550, in de Nederlandse tekst van artikel 220 moeten de woorden kan verlof voor opvang krijgen gelezen worden als krijgt verlof voor opvang. Op bladzijde 77552, in de Nederlandse tekst van artikel 232, 1, tweede lid, moeten de woorden in weddeschaal bevordering gelezen worden als op bevordering. Op bladzijde 77562, in de Nederlandse tekst van artikel 302, 1, moeten de woorden of een benoemingsvoorwaarde als vermeld in artikel 36, vierde en vijfde lid toegevoegd worden tussen de woorden 37 en 38 en de woorden of een benoemingsvoorwaarde. Op bladzijde 77562, in de Nederlandse tekst van artikel 302, vijfde lid, moet het personeelslid gelezen worden als het beroepspersoneelslid. Op bladzijde 77562, in de Nederlandse tekst van artikel 304, 1, moet op het einde gelezen worden als in het begin. Op bladzijde 77563, in de Nederlandse tekst van artikel 306, 3, moeten de woorden dienst voor brandbestrijding en dringende medische hulpverlening Brusselse Hoofdstedelijke gelezen worden als Brusselse Hoofdstedelijke dienst voor brandbestrijding en dringende medische hulpverlening. Op bladzijde 77564, in de Nederlandse tekst van artikel 316, moet kapitein gelezen worden als onderluitenant.

86 5312 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR ET SERVICE PUBLIC FEDERAL SANTE PUBLIQUE, SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE ET ENVIRONNEMENT [C 2014/00884] 23 AOUT Arrêté royal portant statut pécuniaire du personnel ambulancier non pompier des zones de secours. Erratum Au Moniteur belge n 295 du 22 octobre 2014, deuxième édition, à la page 81777, le commentaire relatif à l article 6 doit être lu comme suit : «Article 6. Il a été décidé de maintenir expressément dans le texte du statut administratif que les ambulanciers volontaires sont dans une situation statutaire sui generis. Il importe de souligner en effet que leur relation statutaire emporte d autres conséquences que celles d une relation statutaire commune, comme celle de l ambulancier professionnel. Cette différence entre l ambulancier professionnel et l ambulancier volontaire quant à la nature de leur relation statutaire justifie que des avantages différents soient accordés à ces deux catégories de personnel. L ambulancier volontaire ne bénéficie pas du pécule et des allocations dont le présent article accorde le bénéfice à l ambulancier professionnel.» * FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN EN FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU [C 2014/00884] 23 AUGUSTUS Koninklijk besluit houdende bezoldigingsregeling van het ambulancepersoneel van de hulpverleningszones dat geen brandweerman is Erratum In het Belgisch Staatsblad nr. 295 van 22 oktober 2014, tweede editie, op bladzijde 81777, moet de toelichting bij artikel 6 gelezen worden als volgt: Artikel 6. Er werd beslist om uitdrukkelijk in de tekst van het administratief statuut te behouden dat de vrijwillige ambulanciers zich in een statutaire situatie sui generis bevinden. Het is immers belangrijk te onderstrepen dat hun statutaire relatie andere gevolgen inhoudt dan die van een gewone statutaire relatie, zoals die van de beroepsambulanciers. Dit verschil tussen de beroepsambulancier en de vrijwillige ambulancier op het vlak van de aard van hun statutaire relatie rechtvaardigt dat er verschillende voordelen toegekend worden aan deze twee personeelscategorieën. De vrijwillige ambulancier geniet niet van het vakantiegeld en de toelagen die dit artikel toekent aan de beroepsambulancier. SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE [2014/207704] 8 JANVIER Arrêté royal fixant, pour les entreprises ressortissant à la Commission paritaire de l industrie textile et de la bonneterie (CP 120), la durée maximum de certains régimes de travail à temps réduit (1) PHILIPPE, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, l article 51, 1 er, remplacé par la loi du 30 décembre 2001 et modifié par la loi du 4 juillet 2011, et 3, alinéa1 er, modifié par les lois des 29 décembre 1990 et 26 juin 1992; Vu l avis de la Commission paritaire de l industrie textile et de la bonneterie, donné le 8 octobre 2014; Vu l avis /1 du Conseil d État, donné le 27 novembre 2014 en application de l article 84, 1 er, alinéa 1 er,1 o, des lois sur le Conseil d État, coordonnées le 12 janvier 1973; Considérant qu en raison des perspectives de croissance très modérée de l économie belge et européenne, de l incertitude quant à un redressement durable et du handicap de coûts de l industrie textile, l activité textile belge ne devrait connaître qu une croissance modeste dans la seconde moitié de l année 2014 et en 2015, même dans le scénario le plus optimiste; Considérant qu en raison de ces circonstances exceptionnelles pour les entreprises ressortissant à la Commission paritaire de l industrie textile et de la bonneterie, il est indispensable que le régime de travail à temps réduit soit instauré pour une durée supérieure à trois mois; Sur la proposition du Ministre de l Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons : Article 1 er. Le présent arrêté s applique aux employeurs et aux ouvriers des entreprises ressortissant à la Commission paritaire de l industrie textile et de la bonneterie, à l exception des employeurs et leurs ouvriers de l arrondissement de Verviers et ceux visés à l article 1 er, 1 er,1 o, c) et d), de l arrêté royal du 5 février 1974 instituant certaines commissions paritaires et fixant leur dénomination et leur compétence. Art. 2. En cas de manque de travail résultant de causes économiques, le régime de travail à temps réduit peut être instauré pour une durée de six mois maximum, s il comporte moins de trois jours de travail par semaine ou moins d une semaine de travail sur deux semaines. Lorsque le régime de travail à temps réduit a atteint la durée maximum de six mois, l employeur doit rétablir le régime de travail à temps plein pendant une semaine complète de travail, avant qu une suspension totale ou un nouveau régime de travail à temps réduit ne puisse prendre cours. FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG [2014/207704] 8 JANUARI Koninklijk besluit waarbij, voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk (PC 120) ressorteren, de maximumduur van sommige regelingen van gedeeltelijke arbeid wordt vastgesteld (1) FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, artikel 51, 1, vervangen bij de wet van 30 december 2001 en gewijzigd bij de wet van 4 juli 2011, en 3, eerste lid, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990 en 26 juni 1992; Gelet op het advies van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, gegeven op 8 oktober 2014; Gelet op advies /1 van de Raad van State, gegeven op 27 november 2014, met toepassing van artikel 84, 1, eerste lid, 1 o, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Overwegende dat omwille van de zeer gematigde groeivooruitzichten van de Belgische en Europese economie, de onzekerheid over een duurzaam herstel en de kostenhandicap van de textielindustrie, de Belgische textielactiviteit in de tweede helft van 2014 en in 2015, zelfs in het meest gunstige scenario, slechts een bescheiden groei zal kennen; Overwegende dat de regeling van gedeeltelijke arbeid, ten gevolge van deze uitzonderlijke omstandigheden voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk ressorteren, onvermijdelijk voor een langere duur dan drie maanden moet ingevoerd worden; Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk ressorteren, uitgezonderd de werkgevers en hun werklieden van het arrondissement Verviers en deze bedoeld in artikel 1, 1, 1 o, c) en d), van het koninklijk besluit van 5 februari 1974 tot oprichting van sommige paritaire comités entot vaststelling van hun benaming en hun bevoegdheid. Art. 2. Bij gebrek aan werk wegens economische oorzaken, kan de regeling van gedeeltelijke arbeid voor een duur van ten hoogste zes maanden worden ingevoerd indien zij minder dan drie arbeidsdagen per week of minder dan één arbeidsweek per twee weken omvat. Wanneer de regeling van gedeeltelijke arbeid de maximumduur van zes maanden heeft bereikt, moet de werkgever gedurende een volledige arbeidsweek de regeling van volledige arbeid opnieuw invoeren alvorens een volledige schorsing of een nieuwe regeling van gedeeltelijke arbeid kan ingaan.

87 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5313 Art. 3. La faculté prévue à l article 2 ne peut être exercée que moyennant une notification par affichage dans les locaux de l entreprise, à un endroit apparent, au moins sept jours à l avance, le jour de l affichage non compris. L affichage peut être remplacé par une notification écrite à chaque ouvrier mis en chômage, au moins sept jours à l avance, le jour de la notification non compris. Art. 4. En application de l article 51, 1 er, alinéa 5,delaloidu 3 juillet 1978 sur les contrats de travail, la notification visée à l article 3 mentionne la date à laquelle le régime de travail à temps réduit prend cours, la date à laquelle ce régime prend fin ainsi que les dates auxquelles les ouvriers sont mis en chômage. Art. 5. Le présent arrêté entre en vigueur le 13 avril 2015 et cesse d être en vigueur le 12 avril Art. 6. Le ministre qui a l Emploi dans ses attributions est chargé de l exécution du présent arrêté. Donné àbruxelles, le 8 janvier PHILIPPE Par le Roi : Le Ministre de l Emploi, K. PEETERS Art. 3. Van de in het artikel 2 geboden mogelijkheid mag enkel gebruik worden gemaakt, mits kennisgeving wordt gedaan door aanplakking op een goed zichtbare plaats in de lokalen van de onderneming, ten minste zeven dagen vooraf, de dag van de aanplakking niet inbegrepen. De aanplakking kan worden vervangen door een geschreven kennisgeving aan iedere werkloos gestelde werkman, ten minste zeven dagen vooraf, de dag van de kennisgeving niet inbegrepen. Art. 4. Met toepassing van artikel 51, 1, vijfde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten vermeldt de in artikel 3 bedoelde kennisgeving de datum waarop de regeling van gedeeltelijke arbeid ingaat, de datum waarop deze regeling een einde neemt, alsook de data waarop de werklieden werkloos worden gesteld. Art. 5. Dit besluit treedt in werking op 13 april 2015 en treedt buiten werking op 12 april Art. 6. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 8 januari FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS Note (1) Références au Moniteur belge : Loi du 3 juillet 1978, Moniteur belge du 22 août Loi du 29 décembre 1990, Moniteur belge du 9 janvier Loi du 26 juin 1992, Moniteur belge du 30 juin Loi du 30 décembre 2001, Moniteur belge du 31 décembre Loi du 4 juillet 2011, Moniteur belge du 19 juillet * Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus Wet van 29 december 1990, Belgisch Staatsblad van 9 januari Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni Wet van 30 december 2001, Belgisch Staatsblad van 31 december Wet van 4 juli 2011, Belgisch Staatsblad van 19 juli SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE [2015/200075] 8 JANVIER Arrêté royal modifiant l arrêté royal du 21 novembre 1960 portant les statuts du Fonds de compensation interne pour le secteur du diamant (1) PHILIPPE, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 12 avril 1960 portant création d un Fonds de compensation interne pour le secteur du diamant, article 3bis, inséré par la loi du 26 mars 1999 et modifié par les lois des 27 décembre 2006 et 24 juillet 2008; Vu l arrêté royal du 21 novembre 1960 portant les statuts du Fonds de compensation interne pour le secteur du diamant, remplacé complètement par l arrêté royal du 16 mars 2007 et modifié par les arrêtés royaux du 20 décembre 2007, 30 juin 2008, 24 décembre 2008, 22 décembre 2009 et 28 septembre 2010, 29 décembre 2010, 21 décembre 2011, 20 décembre 2012 et 26 décembre 2013, notamment aux articles 1, 7 o,et12; Vu l avis du comité de gestion spécial 2 du Fonds de compensation interne pour le secteur du diamant, donné le 18 septembre 2014; Vu l avis de l organe de gestion général du Fonds de compensation interne pour le secteur du diamant, donné le 18 septembre 2014; Vu l avis de l inspecteur des Finances, donné le 24 octobre 2014; Vu l accord du Ministre du Budget, donné le 12 décembre 2014; FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG [2015/200075] 8 JANUARI Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 november 1960 houdende de statuten van het Intern compensatiefonds voor de diamantsector (1) FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 12 april 1960 tot oprichting van een Intern Compensatiefonds voor de diamantsector, artikel 3bis, ingevoegd bij de wet van 26 maart 1999 en gewijzigd bij de wetten van 27 december 2006 en 24 juli 2008; Gelet op het koninklijk besluit van 21 november 1960 houdende de statuten van het Intern compensatiefonds voor de diamantsector, volledig vervangen door het koninklijk besluit van 16 maart 2007 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 december 2007, 30 juni 2008, 24 december 2008, 22 december 2009, 28 september 2010, 29 december 2010, 21 december 2011, 20 december 2012 en 26 december 2013, inzonderheid op de artikelen 1, 7 o,en12; Gelet op het advies van het bijzonder beheerscomité 2 van het Intern compensatiefonds voor de diamantsector, gegeven op 18 september 2014; Gelet op het advies van het algemeen beheersorgaan van het Intern compensatiefonds voor de diamantsector, gegeven op 18 september 2014; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 oktober 2014; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 12 december 2014;

88 5314 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Vu l urgence motivée par le fait que le projet d arrêté royal précité prévoit la continuation du dit plan social dans le secteur du diamant, instauré par le Protocole du 29 juin 2006 relatif à l introduction d un nouveau plan social dans le secteur du diamant, conclu entre les représentants de l industrie du diamant, le commerce du diamant, les organisations représentatives des travailleurs et le gouvernement fédéral; Que les organes de gestion du Fonds de compensation interne pour le secteur du diamant, notamment le comité de gestion spécial 2 et l organe de gestion général, ont émis comme avis au Roi de déterminer le pourcentage de la cotisation de compensation pour l année 2015 à 0,006 % sur la valeur de chaque transaction diamantaire; Que le Roi détermine, annuellement ou par semestre, le pourcentage de ladite cotisation de compensation sur la valeur de chaque transaction diamantaire, par le biais de l arrêté royal du 21 novembre 1960 portant les statuts du Fonds de compensation interne pour le secteur du diamant; Que les organes de gestion du Fonds de compensation interne pour le secteur du diamant précités, compétents pour rendre l avis en la matière, ne voulaient rendre leur avis qu au début du quatrième et dernier trimestre de l année 2014, afin de pouvoir fixer avec plus de précision, sur base des revenus (cotisations de compensation) et des dépenses (allocations de compensation) figurant dans le plan social, le pourcentage de la cotisation de compensation pour l année 2015; Que le projet d arrêté royal précité est urgent d une part en raison du fait que la base juridique sur base de laquelle le pourcentage précité est fixé, doit être créée et, que l arrêté royal correspondant doit être pris avant le début du trimestre au cours duquel la cotisation est due, notamment avant le premier trimestre de l année 2015 et, d autre part, en raison du fait que les débiteurs de la cotisation de compensation, notamment les commerçants diamantaires du secteur, doivent être mis au courant le plus vite possible de l obligation qui leur est imposée concernant le paiement de la cotisation de compensation pour l année 2015; Vu l avis /1 du Conseil d Etat, donné le 18 décembre 2014, en application de l article 84, 1 er, alinéa 1 er,3 o, des lois coordonnées sur le Conseil d Etat; Sur la proposition du Ministre de l Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons : Article 1 er. L article 12, 1 er,del arrêté royal du 21 novembre 1960 portant les statuts du Fonds de compensation interne pour le secteur du diamant, remplacé complètement par l arrêté royal du 16 mars 2007 et modifié par les arrêtés royaux du 20 décembre 2007, 30 juin 2008, 24 décembre 2008, 22 décembre 2009, 28 septembre 2010, 29 décembre 2010, 21 décembre 2011, 20 décembre 2012 et 26 décembre 2013, est modifié comme suit : «Le montant de la cotisation de compensation à payer au Fonds, visé à l article 3bis, alinéa1 er, de la loi, est annuellement ou par semestre fixé par Nous, après avis du comité de gestion 2 et approuvé par l organe de gestion. Ce montant est pour le premier, le deuxième, le troisième et le quatrième trimestre de 2015 égal à 0,006 % de la valeur de chaque transaction diamantaire.» Art. 2. Le présent arrêté produit ses effets le 1 er janvier Art. 3. Le ministre qui a l Emploi dans ses attributions est chargé de l exécution du présent arrêté. Donné àbruxelles, le 8 janvier PHILIPPE Par le Roi : La Ministre de l Emploi, K. PEETERS Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat voormeld ontwerp van koninklijk besluit de continuering voorziet van het zogenaamde sociaal plan in de diamantsector, ingesteld door het Protocol van 29 juni 2006 met betrekking tot de invoering van een nieuw sociaal plan in de diamantsector, gesloten tussen de vertegenwoordigers van de diamantnijverheid, de diamanthandel, de representatieve werknemersorganisaties en de federale regering; Dat de beheersorganen van het Intern compensatiefonds voor de diamantsector, met name het Bijzonder Beheerscomité 2 en het Algemeen Beheersorgaan, aan de Koning het advies hebben uitgebracht om voor het jaar 2015 het percentage van de compensatiebijdrage op 0,006 % van de waarde van elke transactie van diamant vast te leggen; Dat de Koning, via het koninklijk besluit van 21 november 1960 houdende de statuten van het Intern compensatiefonds voor de diamantsector, het percentage van de zgn. compensatiebijdrage op de waarde van elke transactie van diamant, jaarlijks of halfjaarlijks vastlegt; Dat de voormelde ter zake bevoegde adviesverlenende beheersorganen van het Intern compensatiefonds voor de diamantsector hun advies slechts wensten te verstrekken bij het begin van het vierde en laatste trimester van het jaar 2014, teneinde, op basis van de inkomsten (compensatiebijdragen) en de uitgaven (compensatie-uitkeringen) in het voormelde sociaal plan, met meer accuraatheid het percentage van de compensatiebijdrage voor het jaar 2015 te kunnen vastleggen; Dat voormeld ontwerp van koninklijk besluit dringend noodzakelijk is enerzijds omwille van het feit dat de rechtsbasis waarbij voormeld percentage wordt vastgelegd, gecreëerd en het overeenkomstige koninklijk besluit genomen moet zijn vóór het ingaan van het trimester waarin de bijdrage is verschuldigd, met name vóór het eerste trimester van het jaar 2015 en dat anderzijds omwille van het feit dat de schuldenaars van de compensatiebijdrage, met name de diamanthandelaars uit de sector, zo spoedig mogelijk op de hoogte moeten worden gesteld van de hen opgelegde verplichting m.b.t. het betalen van de compensatiebijdrage voor het jaar 2015; Gelet op advies /1 van de Raad van State, gegeven op 18 december 2014, met toepassing van artikel 84, 1, eerste lid, 3 o, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. Artikel 12, 1, van het koninklijk besluit van 21 november 1960 houdende de statuten van het Intern compensatiefonds voor de diamantsector, volledig vervangen door het koninklijk besluit van 16 maart 2007 en gewijzigd door de koninklijke besluiten van 20 december 2007, 30 juni 2008, 24 december 2008, 22 december 2009, 28 september 2010, 29 december 2010, 21 december 2011, 20 december 2012 en 26 december 2013, wordt gewijzigd als volgt : «Het bedrag van de in artikel 3bis, eerste lid, van de wet, bedoelde aan het Fonds te betalen compensatiebijdrage wordt jaarlijks of halfjaarlijks door Ons vastgesteld, na advies van het beheerscomité 2en goedgekeurd door het beheersorgaan. Dit bedrag is voor het eerste, het tweede, het derde en het vierde trimester van 2015 gelijk aan 0,006 % van de waarde van elke transactie van diamant.» Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari Art. 3. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 8 januari FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS Note Références au Moniteur belge : Loi du 12 avril 1960, Moniteur belge du 7 mai Arrêté royal du 21 novembre 1960, Moniteur belge du 18 décembre Arrêté royal du 16 mars 2007, Moniteur belge du 29 mars Arrêté royal du 20 décembre 2007, Moniteur belge du 10 janvier Arrêté royal du 30 juin 2008, Moniteur belge du 14 juillet Nota Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 12 april 1960, Belgisch Staatsblad van 7 mei Koninklijk besluit van 21 november 1960, Belgisch Staatsblad van 18 december Koninklijk besluit van 16 maart 2007, Belgisch Staatsblad van 29 maart Koninklijk besluit van 20 december 2007, Belgisch Staatsblad van 10 januari Koninklijk besluit van 30 juni 2008, Belgisch Staatsblad van 14 juli 2008.

89 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5315 Arrêté royal du 24 décembre 2008, Moniteur belge du 12 janvier Arrêté royal du 22 décembre 2009, Moniteur belge du 15 janvier Arrêté royal du 28 septembre 2010, Moniteur belge du 5 octobre Arrêté royal du 29 décembre 2010, Moniteur belge du 12 janvier Arrêté royal du 21 décembre 2011, Moniteur belge du 17 janvier Arrêté royal du 20 décembre 2012, Moniteur belge du 28 décembre Arrêté royal du 26 décembre 2013, Moniteur belge du 9 janvier * Koninklijk besluit van 24 december 2008, Belgisch Staatsblad van 12 januari Koninklijk besluit van 22 december 2009, Belgisch Staatsblad van 15 januari Koninklijk besluit van 28 september 2010, Belgisch Staatsblad van 5 oktober Koninklijk besluit van 29 december 2010, Belgisch Staatsblad van 12 januari Koninklijk besluit van 21 december 2011, Belgisch Staatsblad van 17 januari Koninklijk besluit van 20 december 2012, Belgisch Staatsblad van 28 december Koninklijk besluit van 26 december 2013, Belgisch Staatsblad van 9 januari SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE [C 2015/22011] 10 DECEMBRE Arrêté du Comité de gestion fixant le plan du personnel 2015 du Fonds des maladies professionnelles FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID [C 2015/22011] 10 DECEMBER Besluit van het Beheerscomité tot vaststelling van het personeelsplan 2015 van het Fonds voor de beroepsziekten Le Comité de gestion du Fonds des maladies professionnelles, Vu les lois relatives à la prévention des maladies professionnelles et à la réparation des dommages résultant de celles-ci, coordonnées le 3 juin 1970; Vu l arrêté royal du 3 avril 1997 portant des mesures en vue de la responsabilisation des institutions publiques de sécurité sociale, en application de l article 47 de la loi du 26 juillet 1996 portant modernisation de la sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes légaux des pensions et notamment l article 19, 1 er ; Vu le contrat d administration du Fonds des maladies professionnelles ; Vu l avis du Conseil de direction du Fonds des maladies professionnelles du 25 novembre 2014 ; Vu l avis motivé du Comité de concertation de base du Fonds des maladies professionnelles du 2 décembre 2014; Vu l avis du Commissaire du Gouvernement du Budget du Fonds des maladies professionnelles; Vu la décision du Comité de gestion du Fonds des maladies professionnelles du 10 décembre 2014, Arrête : CHAPITRE I er. Plan du personnel Article 1 er. Le plan du personnel du Fonds des maladies professionnelles est déterminé conformément aux annexes 1 re et 2 ci-jointes. CHAPITRE II. Statutaires Art. 2. Le nombre de conseillers (classe A3) a été fixé à10 emplois, dont 2 emplois bilingues. Art. 3. Des emplois repris à l article 1 er de cet arrêté 13 emplois d assistant administratif sont rémunérés à l échelle 22B. Art. 4. En occurrence de certains départs imprévus (mobilité fédérale, pension anticipée pour maladie, demandes de mises à la retraite qui n étaient pas encore reprises dans le plan du personnel en cours, licenciement suite au stage,...), dans les limites de l enveloppe budgétaire accordée et moyennant l accord préalable du Commissaire du Gouvernement du Budget, le recours à des recrutements statutaires de remplacement pour les départs mentionnés est autorisé sans modification du plan du personnel. CHAPITRE III. Contractuels Art. 5. Les nombres mentionnés dans ce chapitre sont exprimés en équivalents physiques. Art er. En application de l article 451 de la loi-programme du 24 décembre 2002, les membres du personnel qui étaient engagés dans les liens d un contrat besoins exceptionnels et temporaires, ont été engagés sous contrat de travail à durée indéterminée. Le nombre de ces membres du personnel est fixé à4. Het Beheerscomité van het Fonds voor de beroepsziekten; Gelet op de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970; Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, in het bijzonder artikel 19, 1; Gelet op de bestuursovereenkomst van het Fonds voor de beroepsziekten; Gelet op het advies van de Directieraad van het Fonds voor de beroepsziekten van 25 november 2014; Gelet op het met redenen omkleed advies van het Basisoverlegcomité van het Fonds voor de beroepsziekten van 2 december 2014; Gelet op het advies van de Regeringscommissaris van begroting van het Fonds voor de beroepsziekten; Gelet op de beslissing van het Beheerscomité van het Fonds voor de beroepsziekten van 10 december 2014, Besluit : HOOFDSTUK I. Personeelsplan Artikel 1. Het personeelsplan van het Fonds voor de beroepsziekten wordt vastgesteld overeenkomstig de tabellen 1 en 2 als bijlage. HOOFDSTUK II. Statutairen Art. 2. Het aantal adviseurs (klasse A3) wordt vastgesteld op 10 betrekkingen, waarvan 2 tweetalige betrekkingen. Art. 3. Van de betrekkingen opgenomen in artikel 1 van dit besluit worden 13 betrekkingen van administratief assistent bezoldigd in de weddenschaal 22B. Art. 4. In geval van bepaalde onvoorziene afvloeiingen (federale mobiliteit, vroegtijdige oppensioenstelling wegens ziekte, aanvragen voor oppensioenstelling die nog niet opgenomen werden in het lopende personeelsplan, afdanking ingevolge de stage,...) mag er, binnen de toegekende budgettaire enveloppe en mits het voorafgaandelijk akkoord van de Regeringscommissaris van Begroting, overgegaan worden tot statutaire aanwervingen ter vervanging van vermelde afvloeiingen zonder aanpassing van het personeelsplan. HOOFDSTUK III. Contractuelen Art. 5. De in dit hoofdstuk vermelde aantallen worden uitgedrukt in fysieke eenheden. Art Bij toepassing van artikel 451 van de programmawet van 24 december 2002, werden de personeelsleden, die tewerkgesteld waren in een contract uitzonderlijke en tijdelijke behoeften, in dienst genomen met een contract van onbepaalde duur. Het aantal van deze personeelsleden wordt vastgesteld op 4.

90 5316 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 2. Si des procédures de recrutements statutaires via SELOR se prolongent au-delà de six mois sans résultats en vue ou si une fonction doit être assurée au plus vite afin de garantir la continuité du fonctionnement de l institution, dans les limites de l enveloppe budgétaire accordée, moyennant l accord préalable du Commissaire du Gouvernement du Budget, du personnel pourra être engagé sous contrat de travail à durée déterminée pour «besoins exceptionnels et temporaires» pour la fonction en question. La durée du contrat ne peut pas dépasser la date finale estimée de la procédure de recrutement statutaire. Ces recrutements s effectueront sans la nécessité d une modification du plan du personnel. 2. Indien de procedures van statutaire aanwervingen via SELOR langer dan zes maanden duren zonder uitzicht op resultaten, of indien een functie hoogdringend ingevuld dient te worden teneinde de continuïteit van de dienstverlening van de instelling te garanderen, kan er, binnen de toegekende budgettaire enveloppe, en mits het voorafgaandelijk akkoord van de Regeringscommissaris van Begroting personeel met een arbeidsovereenkomst van beperkte duur voor uitzonderlijke en tijdelijke behoeften in dienst worden genomen voor de betreffende functie. De duurtijd van de overeenkomst mag de geraamde einddatum van de statutaire wervingsprocedure niet overschrijden. Dergelijke indiensttredingen kunnen gebeuren zonder aanpassing van het personeelsplan. Art er. Le nombre maximal de personnes qui peuvent être engagées dans les liens d un contrat de travail à durée indéterminée, en application de l article 1 er, 1, de l arrêté royal du 1 er février 1993 déterminant les tâches auxiliaires ou spécifiques dans les services publics fédéraux, les services publics de programmation et autres services qui en dépendent ainsi que dans certains organismes d intérêt public, est déterminé comme suit : Personnel de maîtrise, de métier et de service Niveau D Personnel de nettoyage et de cuisine Le nombre maximal de personnes qui peuvent être engagées dans les liens d un contrat de travail à durée indéterminée en application de l article 1 er,23,dumême arrêté royal du 1 er février 1993 est fixé comme suit: Personnel administratif Niveau A ou B Audiologiste... 3 Art Het maximum aantal personen dat in dienst kan worden genomen met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur bij toepassing van artikel 1, 1, van het koninklijk besluit van 1 februari 1993 tot bepaling van de bijkomende of specifieke opdrachten in de federale overheidsdiensten, de programmatorische overheidsdiensten en de diensten die ervan afhangen, alsook in sommige instellingen van openbaar nut, is als volgt vastgesteld : Meesters-, vak- en dienstpersoneel Niveau D Schoonmaak- en keukenpersoneel Het maximum aantal personen dat in dienst kan worden genomen met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur bij toepassing van artikel 1, 23, van hetzelfde koninklijk besluit van 1 februari 1993 is als volgt vastgesteld: Administratief personeel Niveau A of B Audiologist... 3 Art. 8. En application de l article 4, 1 er de l arrêté royal du 30 mars 2000 d exécution des articles 26, 27, alinéa 1 er,2, 30, 39, 1 er, et 4,alinéa 2, 40, alinéa 2,40bis, alinéa 2, 41, 43, alinéa 2,et47, 1 er, alinéa 5 de la loi du 24 décembre 1999 pour la promotion de l emploi, au maximum 7 personnes peuvent être engagées dans les liens d une convention premier emploi, compte tenu de l effectif du personnel. Art. 8. Bij toepassing van artikel 4, 1, van het koninklijk besluit van 30 maart 2000 tot uitvoering van de artikelen 26, 27, eerste lid, 2, 30, 39, 1, en 4, tweede lid, 40, tweede lid, 40bis, tweede lid, 41, 43, tweede lid, en 47, 1, vijfde lid van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid mogen er rekening houdende met het personeelbestand maximum 7 personen met een startbaanovereenkomst tewerkgesteld worden. Art er. Dans les limites de l enveloppe budgétaire fixée dans le contrat d administration et avec l accord préalable du Commissaire du Gouvernement du Budget, des agents statutaires temporairement absents peuvent être remplacés par des membres du personnel contractuel. 2. Dans les limites de l enveloppe budgétaire fixée dans le contrat d administration, du personnel saisonnier peut être engagé avec l accord préalable du Commissaire du Gouvernement du Budget. Art Binnen de budgettaire enveloppe, vastgesteld in de bestuursovereenkomst en mits voorafgaandelijk akkoord van de Regeringscommissaris van Begroting mogen tijdelijk afwezige statutaire personeelsleden worden vervangen door contractuele personeelsleden. 2. Binnen de budgettaire enveloppe, vastgesteld in de bestuursovereenkomst, mag, mits voorafgaandelijk akkoord van de Regeringscommissaris van Begroting, seizoenpersoneel in dienst genomen worden. Art. 10. L arrêté du Comité de gestion du 8 janvier 2014 fixant le plan du personnel du Fonds des maladies professionnelles est abrogé. Art. 10. Het besluit van het Beheerscomité van 8 januari 2014 tot vaststelling van het personeelsplan van het Fonds voor de beroepsziekten wordt opgeheven. Art. 11. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur Belge. Bruxelles, le 10 décembre Le Président du Comité de gestion faisant fonction Thierry VANMOL Annexe 1 re (évolution 2014) Art. 11. Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad. Brussel, 10 december De dienstdoende Voorzitter van het Beheerscomité, Thierry VANMOL Bijlage 1 (evolutie 2014) Annexe 2 (plan d action 2015) Bijlage 2 (actieplan 2015)

91 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5317

92 5318 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

93 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5319

94 5320 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

95 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5321 SERVICE PUBLIC FEDERAL SANTE PUBLIQUE, SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE ET ENVIRONNEMENT [C 2015/24033] 8 JANVIER Arrêté royal fixant, pour l exercice 2015, le budget global du Royaume, visé àl article 95 de la loi coordonnée du 10 juillet 2008 sur les hôpitaux et autres établissements de soins, pour le financement des frais de fonctionnement des hôpitaux PHILIPPE, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi coordonnée du 10 juillet 2008 sur les hôpitaux et autres établissements de soins, l article 95 ; Vu l avis de l Inspection des Finances, donné le 13 novembre 2014; Vu l accord du Ministre du Budget, donné le 12 décembre 2014 ; Vu l article 8 de la loi du 15 décembre 2013 portant des dispositions diverses en matière de simplification administrative, le présent arrêté est dispensé d analyse d impact de la réglementation, s agissant de dispositions d autorégulation ; Sur la proposition de la Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique et de l avis des ministres qui en ont délibéré en Conseil, Nous avons arrêté et arrêtons : Article 1 er. Le budget global du Royaume, visé àl article 95 de la loi coordonnée du 10 juillet 2008 sur les hôpitaux et autres établissements de soins, pour le financement des frais de fonctionnement des hôpitaux est fixé, pour l année 2015, à euros se répartissant en euros pour les hôpitaux généraux et euros pour les hôpitaux psychiatriques. Art. 2. Le ministre qui a les Affaires sociales et la Santé publique dans ses attributions est chargé de l exécution du présent arrêté. Donné àbruxelles, le 8 janvier PHILIPPE FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU [C 2015/24033] 8 JANUARI Koninklijk besluit houdende vaststelling, voor het dienstjaar 2015, van het globaal budget van het Rijk, zoals bedoeld in artikel 95 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, voor de financiering van de werkingskosten van de ziekenhuizen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, artikel 95; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 november 2014; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 12 december 2014 ; Gelet op het artikel 8 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging, is dit besluit vrijgesteld van een regelgevingsimpactanalyse omdat het bepalingen van autoregulering betreft ; Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en op het advies van de in Raad vergaderde ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. Het globaal budget van het Rijk, zoals bedoeld in artikel 95 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, voor de financiering van de werkingskosten van ziekenhuizen, wordt, voor het jaar 2015, vastgesteld op euro verdeeld als volgt: euro voor de algemene ziekenhuizen en euro voor de psychiatrische ziekenhuizen. Art. 2. De minister bevoegd voor Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 8 januari FILIP Par le Roi : La Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, Mme M. DE BLOCK * Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. M. DE BLOCK SERVICE PUBLIC FEDERAL DE PROGRAMMATION POLITIQUE SCIENTIFIQUE [C 2015/21002] 15 JANVIER Arrêté ministériel modifiant l arrêté ministériel du 13 décembre 2012 relatif à la composition du conseil de direction de l Observatoire royal de Belgique PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID [C 2015/21002] 15 JANUARI Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 13 december 2012 betreffende de samenstelling van de directieraad van de Koninklijke Sterrenwacht van België La Secrétaire d Etat à la Politique scientifique, Vu l arrêté royal du 20 avril 1965 relatif au statut organique des établissements scientifiques fédéraux, l article 7bis, 1 er, remplacé par l arrêté royal du 25 février 2008; Vu l arrêté royal du 25 février 2008 modifiant l arrêté royal précité du 20 avril 1965, l article 21; Vu l arrêté ministériel du 13 décembre 2012 relatif à la composition du conseil de direction de l Observatoire royal de Belgique; Vu la proposition du directeur général de l Observatoire royal de Belgique, donnée le 7 novembre 2014, De Staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid, Gelet op het koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut van de federale wetenschappelijke instellingen, artikel 7bis, 1, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 februari 2008; Gelet op het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot wijziging van het voornoemde koninklijk besluit van 20 april 1965, artikel 21; Gelet op het ministerieel besluit van 13 december 2012 betreffende de samenstelling van de directieraad van de Koninklijke Sterrenwacht van België. Gelet op het voorstel van de algemeen directeur van de Koninklijke Sterrenwacht van België, gegeven op 7 november 2014, Arrête : Article 1 er. Al article 5 de l arrêté ministériel du 13 décembre 2012 relatif à la composition du conseil de direction de l Observatoire royal de Belgique, les mots 1 er novembre 2012 sont remplacés par les mots 1 er novembre Besluit : Artikel 1. In artikel 5 van het ministerieel besluit van 13 december 2012 betreffende de samenstelling van de directieraad van de Koninklijke Sterrenwacht van België, worden de woorden 1 november 2012 vervangen door de woorden 1 november 2014.

96 5322 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Le présent arrêté produit ses effets le 1 er novembre Art. 3. Le Président du Service public fédéral de programmation Politique scientifique est chargé de l exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 15 janvier Mme E. SLEURS Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 november Art. 3. De Voorzitter van de Programmatorische federale overheidsdienst Wetenschapsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 15 januari Mevr. E. SLEURS GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID [C 2015/35029] 12 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering houdende de herverdeling van begrotingsartikelen van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014 De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof; Gelet op het decreet van 20 december 2013 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014; Gelet op het decreet van 25 april 2014 houdende aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014; Gelet op het decreet van 19 december 2014 houdende tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 1 december 2014; Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport en de Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. De kredieten, ingeschreven onder de begrotingsartikelen van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014, worden herverdeeld overeenkomstig de onderstaande tabel: (in duizend EUR) Van Naar begrotingsartikel basisallocatie ESR VAK VEK VAK VEK CB0-1CBX2AC-PR CB0 CB EC0-1ECG5AY-IS EC0 ED Totalen Art. 2. Een afschrift van dit besluit wordt ter kennisgeving toegestuurd aan het Vlaams Parlement, het Rekenhof en het Departement Financiën en Begroting. Art. 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 12 december De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, A. TURTELBOOM De Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport, Ph. MUYTERS

97 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5323 TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE [C 2015/35029] 12 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement flamand relatif à la redistribution des articles budgétaires du budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l année budgétaire 2014 Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 8 juillet 2011 réglant le budget, la comptabilité, l attribution de subventions et le contrôle de leur utilisation, et le contrôle par la Cour des Comptes ; Vu le décret du 20 décembre 2013 contenant le budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l année budgétaire 2014 ; Vu le décret du 25 avril 2014 ajustant le budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l année budgétaire 2014 ; Vu le décret du 19 décembre 2014 portant deuxième ajustement du budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l année budgétaire 2014 ; Vu l accord du Ministre flamand chargé du budget, donné le 1 er décembre 2014 ; Sur la proposition du Ministre flamand de l Emploi, de l Economie, de l Innovation et des Sports et du Ministre flamand du Budget, des Finances et de l Energie ; Après délibération, Arrête : Article 1 er. Les crédits inscrits aux articles budgétaires du budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l année budgétaire 2014 sont répartis conformément au tableau ci-dessous : (en milliers d euros) De Vers article budgétaire allocation de base SEC CED CLD CED CLD CB0-1CBX2AC-PR CB0 CB EC0-1ECG5AY-IS EC0 ED Totaux Art. 2. Une copie du présent arrêté est transmise, à titre d information, au Parlement flamand, à la Cour des Comptes et au département des Finances et du Budget. Art. 3. Le Ministre flamand ayant l économie dans ses attributions est chargé de l exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 12 décembre Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS La Ministre flamande du Budget, des Finances et de l Energie, A. TURTELBOOM Le Ministre flamand de l Emploi, de l Economie, de l Innovation et des Sports, Ph. MUYTERS * VLAAMSE OVERHEID [C 2015/35030] 12 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 tot toekenning van een tijdelijke subsidie van de Vlaamse Gemeenschap voor de uitbouw van een hulplijn/aanspreekpunt en een aansluitend en rechtstreeks toegankelijk en vindplaatsgericht aanbod van informatie, advies, ondersteuning en begeleiding, evenals de uitbreiding van het aanbod aan preventieve gezinsondersteuning De Vlaamse Regering, Gelet op de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, artikel 11 tot en met 14; Gelet op het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof, artikel 53 tot en met 57; Gelet op het decreet van 20 december 2013 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014, artikel 59; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 tot toekenning van een tijdelijke subsidie van de Vlaamse Gemeenschap voor de uitbouw van een hulplijn/aanspreekpunt en een aansluitend en rechtstreeks toegankelijk en vindplaatsgericht aanbod van informatie, advies, ondersteuning en begeleiding, evenals de uitbreiding van het aanbod aan preventieve gezinsondersteuning, artikel 9, 11 en 12;

98 5324 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 november 2014; Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. In artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 tot toekenning van een tijdelijke subsidie van de Vlaamse Gemeenschap voor de uitbouw van een hulplijn/aanspreekpunt en een aansluitend en rechtstreeks toegankelijk en vindplaatsgericht aanbod van informatie, advies, ondersteuning en begeleiding, evenals de uitbreiding van het aanbod aan preventieve gezinsondersteuning wordt de zinsnede voor de periode van 1 december 2012 tot en met 31 december 2014 vervangen door de zinsnede voor de periode van 1 december 2012 tot en met 30 juni Art. 2. In artikel 11 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede uiterlijk tegen 1 april 2015 vervangen door de zinsnede uiterlijk op 1 september Art. 3. In artikel 12, 1, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede over de periode van 1 december 2012 tot 31 december 2014 vervangen door de zinsnede over de periode van 1 december 2012 tot en met 30 juni Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 12 december De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE [C 2015/35030] 12 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012 relatif à l octroi d une subvention temporaire de la Communauté flamande pour le développement d une ligne d assistance/d un point de contact et d une offre d informations, de conseils, de soutien et de médiation y correspondant, directement accessible et axée sur le travail de rue, ainsi que pour l extension de l offre de soutien préventif aux familles Le Gouvernement flamand, Vu la loi du 16 mai 2003 fixant les dispositions générales applicables aux budgets, au contrôle des subventions et à la comptabilité des communautés et des régions, ainsi qu à l organisation du contrôle de la Cour des comptes, notamment les articles 11 à 14 inclus ; Vu le décret du 8 juillet 2011 réglant le budget, la comptabilité, l attribution de subventions et le contrôle de leur utilisation, et le contrôle par la Cour des Comptes, les articles 53 à 57 inclus ; Vu le décret du 20 décembre 2013 contenant le budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l année budgétaire 2014, notamment l article 59 ; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012 relatif à l octroi d une subvention temporaire de la Communauté flamande pour le développement d une ligne d assistance/d un point de contact ainsi que d une offre d informations, de conseils, de soutien et de médiation y correspondant, directement accessible et liée au travail de rue, ainsi que pour l extension de offre de soutien préventif aux familles, notamment les articles 9, 11 et 12 ; Vu l avis de l Inspection des Finances, donné le 27 novembre 2014 ; Sur la proposition du Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, Après délibération, Arrête : Article 1 er. Dans l article 9 de l arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012 relatif à l octroi d une subvention temporaire de la Communauté flamande pour le développement d une ligne d assistance/d un point de contact ainsi que d une offre d informations, de conseils, de soutien et de médiation y correspondant, directement accessible et axée sur le travail de rue, ainsi que pour l extension de l offre de soutien préventif aux familles, le membre de phrase «pour la période du 1 er décembre 2012 au 31 décembre 2014 inclus» est remplacé par le membre de phrase «pour la période du 1 er décembre 2012 au 30 juin 2015 inclus». Art. 2. Dans l article 11 du même arrêté, les mots «au plus tard le 1 er avril 2015» sont remplacés par les mots «au plus tard le 1 er septembre 2015». Art. 3. Dans l article 12, 1 er, alinéa deux, du même arrêté, le membre de phrase «sur une période du 1 er décembre 2012 au 31 décembre 2014 inclus» est remplacé par le membre de phrase «sur la période du 1 er décembre 2012 au 30 juin 2015 inclus». Art. 4. Le Ministre flamand ayant l assistance aux personnes dans ses attributions est chargé de l exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 12 décembre Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS Le Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, J. VANDEURZEN

99 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5325 VLAAMSE OVERHEID [C 2015/35028] 19 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van artikel 1, 3 en 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2006 tot invoering van de tewerkstellingspremie De Vlaamse Regering, Gelet op verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard; Gelet op het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, artikel 5, 1, 2, b) en 2; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2006 tot invoering van de tewerkstellingspremie; Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, gegeven op 1 oktober 2014; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 24 oktober 2014; Gelet op advies /1 van de Raad van State, gegeven op 10 december 2014 met toepassing van artikel 84, 1, eerste lid, 2, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2006 tot invoering van de tewerkstellingspremie, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 september 2010 en 14 december 2012, wordt punt 8 vervangen door wat volgt: 8 de verordening: de verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.. Art. 2. In artikel 3 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: Deze premie is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting als vermeld in artikel 108, lid 3, van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, krachtens de bepalingen van artikel 3 van de verordening.. Art. 3. In artikel 5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering 14 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: De tewerkstellingspremie bedraagt voor de indiensttredingen vanaf 1 januari 2015: 1 voor de niet-werkende werkzoekende vanaf 50 tot en met 54 jaar oud die op het ogenblik van de indiensttreding meer dan een jaar maar minder dan twee jaar als zodanig bij de VDAB is ingeschreven: 50 % van de loonkosten gedurende vier opeenvolgende kwartalen; 2 voor de niet-werkende werkzoekende vanaf 55 jaar oud die op het ogenblik van de indiensttreding minder dan twee jaar als zodanig bij de VDAB is ingeschreven: 50 % van de loonkosten gedurende vier opeenvolgende kwartalen; 3 voor de niet-werkende werkzoekende ouder dan 50 jaar die op het ogenblik van de indiensttreding meer dan twee jaar als zodanig bij de VDAB is ingeschreven: 50 % van de loonkosten gedurende acht opeenvolgende kwartalen. ; 2 in paragraaf 5, eerste lid, wordt de zinsnede overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 vervangen door de zinsnede overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 ; 3 in paragraaf 5 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: De tewerkstellingspremie is niet cumuleerbaar met: 1 dienstencheques, wat betreft de erkende onderneming, vermeld in artikel 2, 1, 6, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen; 2 de premie, vermeld in artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2008 betreffende werkervaring; 3 de vergoeding voor het inschakelingstraject van de doelgroepwerknemer, vermeld in artikel 25 van het decreet van 22 november 2013 betreffende de lokale diensteneconomie; 4 de loonpremie voor de doelgroepwerknemer, vermeld in artikel 12 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve inschakeling; 5 de premie, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen; 6 de premie, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen; 7 de tussenkomst, vermeld in hoofdstuk III van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector. 8 het loon van de personen die zijn tewerkgesteld met toepassing van artikel 60, 7, en artikel 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; 9 de loonpremie voor de invoegwerknemers, vermeld in artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2005 betreffende de erkenning en financiering van de invoegbedrijven..

100 5326 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Art. 4. Dit besluit treedt in werking op 1 januari Art. 5. De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 19 december De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport, Ph. MUYTERS TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE [C 2015/35028] 19 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement flamand modifiant les articles 1 er, 3 et 5 de l arrêté du Gouvernement flamand du 28 avril 2006 instaurant la prime d emploi Le Gouvernement flamand, Vu le Règlement (CE) n 651/2014 de la Commission du 17 juin 2014 déclarant certaines catégories d aide compatibles avec le marché interne en application des articles 107 et 108 du Traité ; Vu le décret du 7 mai 2004 relatif à la création de l agence autonomisée externe de droit public «Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding» (Office flamand de l Emploi et de la Formation professionnelle), notamment l article 5, 1 er,2, b) et 2; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 28 avril 2006 instaurant la prime d emploi ; Vu l avis du conseil d administration du «Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding», rendu le 1 er octobre 2014 ; Vu l accord du Ministre flamand chargé du budget, donné le 24 octobre 2014 ; Vu l avis /1 du Conseil d Etat, donné le 10 décembre 2014, en application de l article 84, 1 er, alinéa premier, 2, des lois sur le Conseil d Etat, coordonnées le 12 janvier 1973 ; Sur la proposition du Ministre flamand de l Emploi, de l Economie, de l Innovation et des Sports ; Après délibération, Arrête : Article 1 er. Dans l article 1 er de l arrêté du Gouvernement flamand du 28 avril 2006 instaurant la prime d emploi, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 17 septembre 2010 et 14 décembre 2012, le point 8 est remplacé par ce qui suit : «8 le Règlement : le Règlement (CE) n 651/2014 de la Commission du 17 juin 2014 déclarant certaines catégories d aide compatibles avec le marché interne en application des articles 107 et 108 du Traité.». Art. 2. Dans l article 3 du même arrêté, l alinéa deux est remplacé par la disposition suivante : «Ladite prime est exemptée del obligation de notification préalable prévue à l article 108, 3, du Traité sur le fonctionnement de l Union européenne, en vertu des dispositions de l article 3 du Règlement.». Art. 3. Al article 5 du même arrêté, remplacé par l arrêté du Gouvernement flamand du 14 décembre 2012, sont apportées les modifications suivantes : 1 au paragraphe 2, l alinéa premier est remplacé par la disposition suivante : «La prime d emploi pour les entrées en service à partir du 1 er janvier 2015 s élève à : 1 pour le demandeur d emploi inoccupé àpartir de 50 ans jusqu à et y compris 54 ans qui a été inscrit au VDAB en cette qualité pendant plus d un an mais moins de deux ans au moment de l entrée en service : 50 % des frais salariaux pendant quatre trimestres consécutifs ; 2 pour le demandeur d emploi inoccupé àpartir de 55 ans qui a été inscrit au VDAB en cette qualité pendant moins de deux ans au moment de l entrée en service : 50 % des frais salariaux pendant quatre trimestres consécutifs ; 3 pour le demandeur d emploi inoccupéàpartir de 50 ans qui a été inscrit au VDAB en cette qualité pendant plus de deux ans au moment de l entrée en service : 50 % des frais salariaux pendant huit trimestres consécutifs ; 2 au paragraphe 5, alinéa premier, le membre de phrase «conformément aux dispositions de l article 7» sont remplacés par les mots «conformément aux dispositions de l article 8» ; 3 dans le paragraphe 5, l alinéa deux est remplacé par ce qui suit : «La prime d emploi ne peut être cumulée avec : 1 des titre-services, en ce qui concerne l entreprise agréée, visée à l article 2, 1 er,6, de la loi du 20 juillet 2001 visant à favoriser le développement de services et d emplois de proximité ; 2 la prime, visée à l article 11 de l arrêté du Gouvernement flamand du 10 juillet 2008 relatif à l expérience du travail ; 3 l indemnité pour le trajet d insertion du travailleur de groupe-cible, visée à l article 25 du décret du 22 novembre 2013 relatif à l économie de services locaux ; 4 la prime salariale pour le travailleur de groupe-cible, visée à l article 12 du décret du 12 juillet 2013 relatif au travail adapté dans le cadre de l intégration collective ; 5 la prime, visée à l arrêté du Gouvernement flamand du 27 octobre 1993 portant exécution de l arrêté royal n 474 du 28 octobre 1986 portant création d un régime de contractuels subventionnés par l Etat auprès de certains pouvoirs locaux ; 6 la prime, visée à l arrêté du Gouvernement flamand du 27 octobre 1993 portant généralisation du régime des contractuels subventionnés ;

101 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD l intervention, visée au chapitre III de l arrêté royal n 25 du 24 mars 1982 créant un programme de promotion de l emploi dans le secteur non-marchand. 8 le traitement des personnes qui sont employées en application de l article 60, 7, et de l article 61 de la loi organique du 8 juillet 1976 des centres publics d aide sociale ; 9 la prime salariale pour les employés d insertion, visée à l article 11 de l arrêté du Gouvernement flamand du 15 juillet 2005 relatif à l agrément et au financement des entreprises d insertion.». Art. 4. Le présent arrêté entre en vigueur le 1 er janvier Art. 5. Le Ministre flamand ayant la politique de l emploi dans ses attributions est chargé de l exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 19 décembre Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS Le Ministre flamand de l Emploi, de l Economie, de l Innovation et des Sports, Ph. MUYTERS * VLAAMSE OVERHEID [C 2015/35032] 19 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 1994 houdende vaststelling van de regels volgens dewelke het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap de kosten van bijstand door tolken voor doven en slechthorenden ten laste nemen, wat betreft het contingent doventolkuren en de invoering van enveloppefinanciering De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, artikel 8, 2 en 3 ; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 1994 houdende vaststelling van de regels volgens dewelke het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap de kosten van bijstand door tolken voor doven en slechthorenden ten laste nemen; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 21 mei 2014 en op 17 december 2014; Gelet op advies /1/V van de Raad van State, gegeven op 29 juli 2014, met toepassing van artikel 84, 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 1994 houdende vaststelling van de regels volgens dewelke het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap de kosten van bijstand door tolken voor doven en slechthorenden ten laste nemen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006, wordt het woord erkende opgeheven. Art. 2. In artikel 4, tweede lid, van het hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 2005 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2011, wordt het getal 70 vervangen door het getal 90. Art. 3. In artikel 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2011 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 in het eerste lid wordt het woord erkende opgeheven; 2 tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: De verplaatsing van de tolken wordt, binnen de daarvoor op de begroting van het agentschap ingeschreven kredieten, vergoed tegen 25 cent per werkelijk afgelegde kilometer.. Art. 4. In artikel 8 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van Vlaamse Regering van 3 mei 2002 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 in paragraaf 1 wordt de zinsnede 17,84 euro per uur, vermenigvuldigd met 9300 uren vervangen door de zinsnede euro per jaar ; 2 in paragraaf 2 worden het eerste en het tweede lid opgeheven; 3 in paragraaf 2 wordt in het bestaande vierde lid, dat het tweede lid wordt, het woord coördinator vervangen door het woord directeur ; 4 paragraaf 3 wordt opgeheven. Art. 5. In artikel 9 van hetzelfde besluit, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 het woord instanttolk wordt telkens vervangen door het woord vlindertolk ; 2 in het derde en het vierde lid wordt het jaartal 2013 telkens vervangen door het jaartal Art. 6. In artikel 11 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012, wordt het getal 9300 vervangen door het getal Art. 7. In artikel 12 van hetzelfde besluit wordt het woord erkende vervangen door het woord tolken.

102 5328 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Art. 8. Artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006, wordt vervangen door wat volgt: Art. 13. De dienstverlening, als vermeld in artikel 1, wordt door het Agentschap ten laste genomen als zij door een tolk voor doven en slechthorenden verstrekt wordt. De tolk voor doven en slechthorenden moet in het bezit zijn van één van de volgende diploma s, behaald aan een door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde onderwijsinstelling: 1 Bachelor in de toegepaste taalkunde met Vlaamse Gebarentaal in het talenpakket; 2 Master in het tolken met Vlaamse Gebarentaal in het talenpakket; 3 Tolk voor Doven ; 4 Tolk voor Doven - optie Tolk Vlaamse Gebarentaal. In afwijking van het tweede lid kan de dienstverlening door het Agentschap ten laste worden genomen als de tolk voor doven en slechthorenden een verklaring van NARIC-Vlaanderen voorlegt, waaruit blijkt dat zijn buitenlands diploma erkend is in het land van uitreiking, uitgereikt is door een in dat land erkende instelling voor hoger onderwijs en dat de studieomvang vergelijkbaar is met een studieomvang in het hoger onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap. In afwijking van het tweede lid kan de dienstverlening ook door het Agentschap ten laste worden genomen als de tolk voor doven en slechthorenden voldoende kennis van de Vlaamse Gebarentaal aantoont. De tolk voor doven en slechthorenden bezorgt alle adequate informatie over zijn kennis van de Vlaamse Gebarentaal aan het Agentschap. Na onderzoek beslist de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen of het vereiste niveau van voldoende kennis van de Vlaamse Gebarentaal aanwezig is bij de aanvrager. In het kader van dit onderzoek kan het Agentschap beroep doen op een externe expert die deskundig is op het vlak van de Vlaamse Gebarentaal.. Art. 9. In hetzelfde besluit worden de volgende artikelen opgeheven: 1 artikel 14, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006; 2 artikel 15, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 april 2004, 22 juli 2005 en 7 juli Art. 10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 15 december Art. 11. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 19 december De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE [C 2015/35032] 19 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l arrêté du Gouvernement flamand du 20 juillet 1994 fixant les règles suivant lesquelles l agence «Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap» (Agence flamande pour Personnes handicapées) prend en charge les frais d assistance pour les interprètes gestuels, en ce qui concerne le contingent des heures d interprétation gestuelle et l introduction de l enveloppe de financement Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 7 mai 2004 portant création de l agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (Agence flamande pour les Personnes handicapées), notamment l article 8, 2 et 3 ; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 20 juillet 1994 fixant les règles suivant lesquelles l agence «Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap» (Agence flamande pour Personnes handicapées) peut prendre en charge les frais d assistance pour les interprètes gestuels ; Vu l accord du Ministre flamand chargé du budget, en charge du budget, donné les 21 mai 2014 et 17 décembre 2014 ; Vu l avis /1/V du Conseil d Etat, donné le 29 juillet 2014, par application de l article 84, 3, alinéa 1 er, des lois sur le Conseil d Etat, coordonnées le 12 janvier 1973 ; Sur la proposition du Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille ; Après délibération, Arrête : Article 1 er. Dans l article 1 er de l arrêté du Gouvernement flamand du 20 juillet 1994 fixant les règles suivant lesquelles l agence «Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap» peut prendre en charge les frais d assistance pour les interprètes gestuels, remplacé par l arrêté du Gouvernement flamand du 7 juillet 2006, le mot «agréés» est supprimé. Art. 2. Dans l article 4, alinéa deux, du même arrêté, remplacé par l arrêté du Gouvernement flamand du 22 juillet 2005 et modifié par l arrêté du Gouvernement flamand du 19 septembre 2011, le nombre «70» est chaque fois remplacé par le nombre «90».

103 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5329 Art. 3. A l article 7 du même arrêté, remplacé par l arrêté du Gouvernement flamand du 19 septembre 2011 et modifié par l arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012, sont apportées les modifications suivantes : 1 àl alinéa premier, le mot «agréés» est abrogé ; 2 entre les premier et deuxième alinéas, il est inséré un alinéa ainsi rédigé : «Dans les limites des crédits inscrits à cet effet au budget de l agence, le déplacement des interprètes est rémunéré à un tarif de 25 cent par kilomètre réellement parcouru.». Art. 4. A l article 8, du même arrêté, remplacé par l arrêté du Gouvernement flamand du 3 mai 2002 et modifié en dernier lieu par l arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012, sont apportées les modifications suivantes : 1 dans le paragraphe 1 er, le membre de phrase «17,84 euros par heure, multiplié par heures» est remplacé par le membre de phrase « euros par an» ; 2 dans le paragraphe 2, les alinéas premier et deux sont abrogés. 3 dans le paragraphe 2, dans le quatrième alinéa existant, qui devient le deuxième alinéa, le mot «coordinateur» est remplacé par le mot «directeur» ; 4 le paragraphe 3 est abrogé. Art. 5. A l article 9 du même arrêté, rétabli par l arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012, sont apportées les modifications suivantes : 1 le mot «interprète instantané»est chaque fois remplacé par les mots «interprète volant» ; 2 dans les alinéas trois et quatre, l année «2013» est chaque fois remplacée par l année «2012». Art. 6. Dans l article 11 du même arrêté, remplacé en dernier lieu par l arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012, le nombre «9.300» est remplacé par le nombre «9.800». Art. 7. Dans l article 12 de la version néerlandaise du même arrêté, lemot«erkende» est remplacé par le mot «tolken». Art. 8. L article 13 du même arrêté, modifié par l arrêté du Gouvernement flamand du 7 juillet 2006, est remplacé par ce qui suit : «Art. 13. Les services tels que visés à l article 1 er sont pris en charge par l Agence lorsqu ils sont fournis par un interprète gestuel. L interprète gestuel doit être porteur d un des diplômes suivants, obtenu auprès d un établissement d enseignement agréé, financé ou subventionné par la Communauté flamande : 1 «Bachelor in de toegepaste taalkunde» avec le langage gestuel flamand dans le paquet des langues ; 2 «Master in het tolken» le langage gestuel flamand faisant partie du paquet de langues ; 3 «Tolk voor Doven» ; 4 «Tolk voor Doven - option Tolk Vlaamse Gebarentaal». Par dérogation à l alinéa deux, le service peut être pris en charge par l Agence lorsque l interprète gestuel présente une déclaration de NARIC-Vlaanderen, dont il ressort que le diplôme étranger est reconnu dans le pays de délivrance, qu il est délivré par une institution d enseignement supérieur agréée dans ce pays et que le volume des études est comparable à un volume des études dans l enseignement supérieur dans la Communauté flamande.» Par dérogation à l alinéa deux, le service peut également être pris en charge par l Agence lorsque l interprète gestuel démontre qu il dispose d une connaissance suffisante du langage gestuel flamand. L interprète gestuel transmet toutes les informations adéquates sur ses connaissances du langage gestuel flamand à l Agence. Après examen, le Ministre flamand chargé de l assistance aux personnes, décide si le demandeur dispose du niveau requis de connaissances suffisantes du langage gestuel flamand. Dans le cadre de cet examen, l Agence peut faire appel à un expert externe dans le domaine du langage gestuel flamand.». Art. 9. Dans le même arrêté, les articles suivants sont abrogés : 1 l article 14, remplacé par l arrêté du Gouvernement flamand du 7 juillet 2006 ; 2 l article 15, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 23 avril 2004, 22 juillet 2005 et 7 juillet Art. 10. Le présent arrêté produit ses effets le 15 décembre Art. 11. Le Ministre flamand ayant l assistance aux personnes dans ses attributions est chargé de l exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 19 décembre Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS Le Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, J. VANDEURZEN

104 5330 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID [C 2015/35037] 19 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering houdende de herverdeling van het provisioneel krediet, ingeschreven onder het begrotingsartikel CB0-1CBX2AC-PR van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014 De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 8 juli 2011 houdende de regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2012, 9 november 2012, 5 juli 2013, 6 december 2013, 31 januari 2014 en 25 april 2014; Gelet op het decreet van 20 december 2013 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014, artikel 60; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 19 december 2014; Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. De kredieten, ingeschreven onder de begrotingsartikelen van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014, worden herverdeeld overeenkomstig de onderstaande tabel: (In duizend EUR) Van Naar Begrotingsartikel Basisallocatie Kredietsoort VAK VEK VAK VEK CB0-1CBX2AC-PR CB0 1CB VAK/VEK FD0-1FGE2AI-WT FD0 1FG VAK/VEK Art. 2. Een afschrift van dit besluit wordt ter kennisgeving toegestuurd aan het Vlaams Parlement, het Rekenhof en het Departement Financiën en Begroting. Brussel, 19 december De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Onderwijs, H. CREVITS TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE [C 2015/35037] 19 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement flamand relatif à la redistribution du crédit provisionnel inscrit à l article budgétaire CB0-1CBX2AC-PR du budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l année budgétaire 2014 Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 8 juillet 2011 réglant le budget, la comptabilité, l attribution de subventions et le contrôle de leur utilisation, et le contrôle par la Cour des Comptes, modifié par les décrets des 13 juillet 2012, 9 novembre 2012, 5 juillet 2013, 6 décembre 2013, 31 janvier 2014 et 25 avril 2014 ; Vu le décret du 20 décembre 2013 contenant le budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l année budgétaire 2014, notamment l article 60 ; Vu l accord de la Ministre flamande chargée du budget, donné le 19 décembre 2014 ; Sur la proposition de la Ministre flamande de l Enseignement ; Après délibération, Arrête : Article 1 er. Les crédits, inscrits aux articles budgétaires du budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l année budgétaire 2014, sont redistribués conformément au tableau ci-dessous : (en milliers d euros) De Vers Article budgétaire Allocation de base Sorte de crédit CED CLD CED CLD CB0-1CBX2AC-PR CB0 1CB CE/CL FD0-1FGE2AI-WT FD0 1FG CE/CL

105 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5331 Art. 2. Une copie du présent arrêté est transmise, à titre d information, au Parlement flamand, à la Cour des Comptes et au département des Finances et du Budget. Bruxelles, le 19 décembre Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS La Ministre flamande de l Enseignement, H. CREVITS * VLAAMSE OVERHEID [C 2015/35039] 19 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering houdende de herverdeling van begrotingsartikel GB0/1GB-D-2-ZZ/PR van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014 De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2012, 9 november 2012, 5 juli 2013, 6 december 2013 en 25 april 2014; Gelet op het decreet van 20 december 2013 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014, artikel 65; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, gegeven op 17 december 2014; Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. De kredieten, ingeschreven onder de begrotingsartikelen van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014, worden herverdeeld overeenkomstig de onderstaande tabel: (in duizend EUR) Begrotingsartikel Basisallocatie Krediet-soort Van Naar VAK VEK VAK VEK GB0/1GB-D-2-ZZ/PR GB0 GB VAK/VEK GB0/1GB-D-2-ZZ/PR GB0 GB VAK/VEK GB0/1GA-D-2-ZZ/WT GB0 GA VAK/VEK GB0/1GA-D-2-ZZ/WT GB0 GA VAK/VEK GB0/1GC-D-2-AA/WT GB0 GC VAK/VEK Totaal Art. 2. Een afschrift van dit besluit wordt ter kennisgeving toegestuurd aan het Vlaams Parlement, het Rekenhof en het Departement Financiën en Begroting. Art. 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen en voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 19 december De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE [C 2015/35039] 19 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement flamand relatif à la redistribution de l article budgétaire GB0/1GB-D-2-ZZ/PR du budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l année budgétaire 2014 Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 8 juillet 2011 réglant le budget, la comptabilité, l attribution de subventions et le contrôle de leur utilisation, et le contrôle par la Cour des Comptes, modifié par les décrets des 13 juillet 2012, 9 novembre 2012, 5 juillet 2013, 6 décembre 2013 et 25 avril 2014 ; Vu le décret du 20 décembre 2013 contenant le budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l année budgétaire 2014, notamment l article 65 ;

106 5332 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Vu l accord du Ministre flamand chargé des finances et du budget, donné le 17 décembre 2014 ; Sur la proposition du Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille ; Après délibération, Arrête : Article 1 er. Les crédits inscrits aux articles budgétaires du budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l année budgétaire 2014 sont répartis conformément au tableau ci-dessous : (en milliers d euros) Article budgétaire Allocation de base Type de crédit De Vers CED CLD CED CLD GB0/1GB-D-2-ZZ/PR GB0 GB CED/CLD GB0/1GB-D-2-ZZ/PR GB0 GB CED/CLD GB0/1GA-D-2-ZZ/WT GB0 GA CED/CLD GB0/1GA-D-2-ZZ/WT GB0 GA CED/CLD GB0/1GC-D-2-AA/WT GB0 GC CED/CLD Total Art. 2. Une copie du présent arrêté est transmise, à titre d information, au Parlement flamand, à la Cour des Comptes et au département des Finances et du Budget. Art. 3. Le Ministre flamand qui a l assistance aux personnes et la politique de santé dans ses attributions, est chargé de l exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 19 décembre Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS Le Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, J. VANDEURZEN * VLAAMSE OVERHEID [C 2014/35080] 19 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013 en diverse andere bepalingen in het licht van de overname van de dienst van de registratie- en erfbelasting De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, Verslag aan de Vlaamse Regering I. ALGEMENE TOELICHTING Het voorliggend ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013 (kortweg BVCF). Het voorliggend ontwerp voorziet de codificatie en opheffing van volgende regelgevingen, van toepassing binnen het Vlaamse Gewest (chronologisch gerangschikt) : o het koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001, voor wat betreft het Vlaamse Gewest; o het koninklijk besluit van 11 januari 1940 betreffende de uitvoering van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004, voor wat betreft het Vlaamse Gewest; o het koninklijk besluit van 18 juli 1972 betreffende de uitvoering der artikelen 117 en 120 Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 oktober 1985, voor wat betreft het Vlaamse Gewest; o het koninklijk besluit van 13 november 1978 tot uitvoering van de wet van 27 april 1978 tot bevordering van de bilaterale en multilaterale ruil van ongebouwde landeigendommen en bossen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 december 1979, voor wat betreft het Vlaamse Gewest; o het koninklijk besluit van 26 november 1980 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 48 2 van het Wetboek der Successierechten, voor wat betreft het Vlaamse Gewest; o het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 1997 betreffende de vrijstelling van successierechten voor familiale ondernemingen en familiale vennootschappen voor zover betrekking op overlijdens van voor 1 januari 2012; o het koninklijk besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de modaliteiten van de aandeelhouderschapsovereenkomst bedoeld in artikel 140ter, 3, van het Wetboek der registratie, hypotheek- en griffierechten, voor wat betreft het Vlaamse Gewest; o het koninklijk besluit van 26 augustus 2003 houdende aanvullende regels betreffende de inbetalinggeving van kunstwerken ter voldoening van de successierechten, tot vaststelling van de nadere regels betreffende de betaling en de teruggave van de schattingskosten bedoeld in artikel 83-3 van het Wetboek der successierechten en in artikel 111, vijfde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van elk van de artikelen van de wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de afgifte van kunstwerken ter betaling van successierechten, voor wat betreft het Vlaamse Gewest;

107 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5333 o het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 tot uitvoering van artikel 55ter en 55quater van het Wetboek der Successierechten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2006; o het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2007 betreffende de vorm van het attest tot het verkrijgen van kosteloze registratie in het kader van een brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een brownfieldconvenant; o het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot uitvoering van de artikelen 140quinquies en 140sexies van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten en de artikelen 60/4 en 60/5 van het Wetboek der Successierechten; o het ministerieel besluit van 9 maart 2000 betreffende de formulieren voor aangifte inzake successierechten, voor wat betreft het Vlaamse Gewest; o het ministerieel besluit van 30 januari 2004 houdende de werkwijze en de organisatie van de bijzondere commissie, belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten, voor wat betreft het Vlaamse Gewest; o het ministerieel besluit van 20 april 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten; o het ministerieel besluit van 25 april 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten; o het ministerieel besluit van 5 oktober 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten. Artikelen 1 tot en met 26 bevatten wijzigingsbepalingen aan allerhande regelgeving die noodzakelijk zijn in het licht van de opname van de regelgeving i.v.m. de erfbelasting en registratiebelasting in de VCF en BVCF. Hierbij werd gebruik gemaakt van de machtiging aan de Vlaamse Regering in artikel van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december Voor wat artikel 9, artikel 10, artikel 19, artikel 22 tot en met artikel 25 en art. 40 betreft, gaat het om louter terminologische wijzingen of wijzigingen aangaande de kruisverwijzingen. Deze artikelen behoeven dan ook geen nadere artikelsgewijze toelichting. Het voorliggend ontwerp van besluit wijzigt verder artikelen, voegt artikelen toe of in, in de 7 titels van het BVCF, en volgt zo de structuur van de huidige VCF en het huidig BVCF zelf, zodat ook snel het geheel van de van toepassing zijnde rechtsregels kan teruggevonden worden. Artikel 27 bevat een wijziging aan de definitiebepaling van Titel 1 (inleidende bepalingen). Artikelen 28 tot en met 32 bevatten toevoegingen aan Titel 2 (de materieelrechtelijke bepalingen, op uitvoeringsniveau uiteraard). Artikelen 33 tot en met 37 bevatten invoegingen in Titel 3 (de procedurebepalingen, ook hier op het niveau van de uitvoerende macht). Net zoals bij de totstandkoming van het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex Fiscaliteit, waarvan de wijziging hier vooropstaat, en om tot een uniforme procedure te komen, werd in de voorbereiding van voorliggend ontwerp van besluit gewerkt volgens een vast stramien : per item werd nagegaan welke bepalingen relevant waren, welke bepalingen dienden gemoderniseerd te worden, welke bepalingen gelijkaardig waren bij de diverse belastingen (maar anders geformuleerd) en welke bepalingen echt verschillen opleverden. Vervolgens werd onderzocht of die verschillen konden worden weggewerkt of eigen waren aan de aard van de belasting. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat voor heel wat bepalingen in het huidig BVCF reeds een bepaling bestaat. De eigenheid van de erfbelasting en de registratiebelasting maakt evenwel specifieke bepalingen noodzakelijk. De artikelstructuur in dit wijzigend besluit VCF is afgestemd op de VCF en het BVCF. Met het oog op de verlaging van de administratieve lasten ten aanzien van de burger worden de opgelegde formaliteiten zoveel mogelijk afgebouwd. Zo wordt bijvoorbeeld het gebruik van aangetekende zendingen geminimaliseerd. Bovendien zijn ook hier formulieren maximaal losgekoppeld van de betrokken regelgeving. Overeenkomstig artikel 13 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer met het oog op de toepassing van de regeling in kwestie werd de omschrijving van de te verstrekken gegevens opgenomen in de regelgeving. Artikel 38 bevat een aanvulling van Titel 5 (opheffingsbepalingen en overgangsmaatregelen). Artikel 39 vervangt de bijlage 2 (met concordantietabellen) van de BVCF door een nieuwe bijlage 2. De concordantietabellen dienen immers uitgebreid te worden met de bepalingen aangaande de erf- en registratiebelasting. De artikelen 41 en 42 regelen de inwerkingtreding en de uitvoering van het wijzigingsbesluit BVCF. De Raad van State merkt in haar advies /3 van 10 december 2014 met betrekking tot de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest in randnummer 4 en 5 op dat er sprake was van een bevoegdheidsproblematiek in artikel 34 en 41 van het ontwerp. In artikel 34 van het ontwerp (ontworpen artikel , 2, eerste lid, 3, tweede lid, en 4, vierde en vijfde lid van het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex) werden door het Vlaamse Gewest bepaalde verplichtingen op gelegd aan de federale instelling Deposito- en Consignatiekas. De Raad van State oordeelt dat het Vlaamse Gewest onbevoegd is om verplichtingen aan deze federale instelling op te leggen. Het artikel werd daarom aangepast (zie infra bij de artikelsgewijze toelichting). In artikel 41 van het ontwerp werden wijzigingen aangebracht aan het ministerieel besluit van 20 juni 2002 tot vaststelling van de retributies verschuldigd aan de ontvangers van de registratie voor het verstrekken van inlichtingen, getuigschriften, afschriften en uittreksels. De ontvangers van de registratie bedoeld in dit besluit betreffen evenwel federale ambtenaren. De Raad van State oordeelt dat het Vlaamse Gewest niet bevoegd is om retributies in te stellen voor prestaties die worden verricht door federale ambtenaren. Het ontworpen artikel 41 werd daarom uit de tekst gehaald (zie infra bij artikelsgewijze toelichting). De Raad van State merkt daarnaast bij haar onderzoek naar de rechtsgrond op dat in de aanhef een onvolledige opsomming werd gegeven van de bepalingen die rechtsgrond verlenen aan het ontwerp van besluit. Gelet daarop wordt de aanhef aangevuld met volgende bepalingen : * het Wetboek van 31 maart 1936 der Successierechten; * de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud; * het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden; * het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode; * het decreet van 6 juli 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2001.

108 5334 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Daarnaast wordt de opsomming van de bepalingen die rechtsgrond verlenen aan het ontwerp van besluit verder aangevuld met de specifieke artikelen waaraan de rechtsgrond wordt ontleend. II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Hoofdstuk 1 tot en met hoofdstuk 8 Art. 1 tot en met art. 8 Deze artikelen betreffen wijzigingen in terminologie of wijzigingen aan de kruisverwijzingen in bestaande decreten die naar aanleiding van de codificatie van de uitvoeringsbesluiten m.b.t. de erfbelasting en de registratiebelasting noodzakelijk blijken. Gelet op de bemerking van de Raad van State in haar advies /3, randnummer 9, werd een hoofdstuk 4 toegevoegd tot wijziging van het decreet van 6 juli 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting Daarbij werd een artikel 4 ingevoegd waarbij de kruisverwijzing naar artikel 55bis van het Wetboek der Successierechten werd vervangen door de kruisverwijzing naar het toepasselijke artikel van de VCF. De invoeging van hoofdstuk 4 en artikel 4 had een hernummering tot gevolg Hoofdstuk 9. Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 1995 tot regeling van de vrijstelling inzake successierechten verbonden aan de maatschappelijke rechten in vennootschappen opgericht in het kader van de realisatie en/of financiering van investeringsprogramma s van serviceflats De Raad van State merkt in het advies /3 bij artikel 8 van het ontwerp op : Het invoeren van een vrijstelling van belasting is een zaak van de decreetgever, zoals blijkt uit artikel 172, tweede lid, van de Grondwet. De gelijkstelling, in het kader van de betrokken vrijstellingsgreling, van een gereglementeerde vastgoedvennootschap als vermeld in artikel 2, 1 van de wet van 21 mei 2014 betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen met een BEVAK, vloeit reeds voort uit artikel , 4, tweede lid, eerste zin, van de Codex. Artikel 8 dient derhalve uit het ontwerp te worden weggelaten. Dit is correct. Artikel 8 wordt bijgevolg in de ontwerptekst geschrapt. Hoofdstuk 11. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 1997 betreffende de vrijstelling van successierechten voor familiale ondernemingen en familiale vennootschappen voor zover het betrekking heeft op overlijdens van vóór 1 januari 2012 Art. 12 tot en met 18 De bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 1997 betreffende de vrijstelling van successierechten voor familiale ondernemingen en familiale vennootschappen hebben momenteel slechts nog uitwerking in de mate dat ze betrekking hebben op overlijdens die dateren van vóór 1 januari Dit besluit geeft immers uitvoering aan artikel 60bis dat reeds eerder werd opgeheven, voor overlijdens vanaf 1 januari Het besluit van 18 november 1997 behoudt dus enkel nog uitwerking voor overlijdens voor die datum vermits een aantal voorwaarden vervuld moeten blijven gedurende een termijn van 5 jaar na het overlijden. Aangezien het een uitdovend besluit is, wordt het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 1997 echter niet overgenomen in de BVCF, maar autonoom behouden, Een aantal wijzigingen van het besluit dringen zich evenwel op in het licht van de gewijzigde omstandigheden. Hoofdstuk 20. Wijzigingen aan het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013 Art. 27 (wijziging aan Titel 1. Inleidende bepalingen van het BVCF) Het spreekt voor zich dat de begrippen m.b.t. de erfbelasting en de registratiebelasting, gehanteerd in dit wijzigend uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering, moeten begrepen worden zoals ze gedefinieerd of gebruikt worden in de VCF zelf. Vervanging van art Het derde lid bevat een definitie van de bijzondere commissie die de minister, bevoegd voor de fiscaliteit, financiën en begrotingen, adviseert wanneer belastingplichtigen de verschuldigde erfbelastingen met kunstwerken wensen te betalen. Dit zorgt voor een vereenvoudiging van de betrokken bepalingen. Het vierde lid bevat twee definities overgenomen na actualisatie uit het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 tot uitvoering van artikel 55ter en 55quater van het Wetboek der Successierechten. Art. 28 tot en met art. 32 (toevoeging aan Titel 2. Belastingheffing van het BVCF) De materieelrechtelijke uitvoeringsbepalingen inzake de erfbelasting en de registratiebelasting worden toegevoegd aan het huidige BVCF onder titel 2. Deze bepalingen hebben dezelfde draagwijdte als de draagwijdte gegeven aan de corresponderende bepalingen opgeheven naar aanleiding van deze codificatie (zie concordantietabel). De stroomlijning van het woordgebruik en taalgebruik van deze bepalingen beoogt niet de draagwijdte van de bepalingen te wijzigen. M.b.t. de bemerking van de Raad van State onder randnummer , kan gesteld worden dat de verwijzing naar art , 2, 2, a) van de VCF niet vereist is, gezien deze bepaling enkel relevant is voor landgoederen. Wat betreft de verwijzing naar 4 van artikel van de VCF werd de opmerking van de Raad van State gevolgd : deze paragraaf werd geschrapt uit de tekst. Wat de rechtsgrond betreft, kan wel verwezen worden naar art , 6, eerste lid, 2, van de VCF. Het betreft immers louter een logische verduidelijking van het feit dat er op de datum van de akte van verkrijging nog geen kadastraal inkomen bestaat, en er dus moet gekeken worden naar de datum van vaststelling van dit KI. De ontworpen bepaling bevat bijgevolg geenszins een afwijking van de decretale regeling, en is bovendien de letterlijke overname van het huidige artikel 8 van het koninklijk besluit van 11 januari 1940 betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten. Art. 33 tot en met art. 38 (aanvulling van Titel 3. Inning en invordering) Art. 33 (toevoeging van art ) Dit artikel bepaalt dat een aangifte van nalatenschap moet gebeuren via het formulier dat door de Vlaamse Belastingdienst ter beschikking zal gesteld worden.

109 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5335 Art. 34 (toevoeging van art tot en met art ) Deze artikelen zijn gebaseerd op het koninklijk besluit van 26 augustus 2003 houdende aanvullende regels betreffende de inbetalinggeving van kunstwerken ter voldoening van de successierechten, tot vaststelling van de nadere regels betreffende de betaling en de teruggave van de schattingskosten bedoeld in artikel 83-3 van het Wetboek der successierechten en in artikel 111, vijfde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van elk van de artikelen van de wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de afgifte van kunstwerken ter betaling van successierechten. De bepalingen werden waar mogelijk vereenvoudigd en de administratieve lasten voor de aanvragers van deze procedure werden waar mogelijk verlaagd. Wat betreft art , 2, laatste lid, wil de bepaling concreet zeggen dat de pro-memorie vermelding (of de ermee gelijkgestelde vermelding in de aangifte) samen met de kennisgeving, vermeld in artikel , 5, derde lid, gelijkgesteld wordt met de aangegeven waarde, en dat deze waarde meteen ook de basis is voor de berekening en vestiging van de erfbelasting. Artikel , 1, heeft betrekking op de samenstelling van de bijzondere commissie. De samenstelling was voorheen opgenomen in art Wb. Succ. en wordt nu conform artikel , 2, van de VCF bepaald bij besluit. Wat betreft de specifieke deskundigheid, nodig om de beoordeling te kunnen maken over de waarde en het cultureel erfgoedbelang van de aangeboden goederen, wordt de samenstelling van de bijzondere commissie gealigneerd op de samenstelling van de zgn. Topstukkenraad, opgericht bij artikel 4 van het decreet van 24 januari 2003 houdende bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang. Artikel , 2 tot 8, is gebaseerd op het ministerieel besluit van 30 juni 2004 houdende de werkwijze en de organisatie van de bijzondere commissie, belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten. De Raad van State merkt in haar advies /3 onder randnummer 4 op dat het ontworpen artikel , 2, eerste lid, 3, tweede lid, en 4, vierde en vijfde lid, van het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex (artikel 34 van het ontwerp) verplichtingen inhoudt voor de Deposito- en Consignatiekas. De Deposito- en Consignatiekas is een federale instelling die in beginsel buiten de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest valt. Gelet op de beoordeling van de Raad van State werd de verwijzing naar de Deposito- en Consignatiekas in artikel , 2, 3 en 4 geschrapt en werd de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie aangeduid om voorschotten te ontvangen ter voldoening van de schattingskosten, en de verdere financiële afhandeling te doen. De Raad van State merkt daarnaast in randnummer 10 het volgende op : Luidens de ontworpen artikelen , 8, en , 2, van het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex beslist de bijzondere commissie over de onontvankelijkheid van de schattingsaanvraag. Dat is niet in overeenstemming met artikel , 2, eerste lid, 2, van de Codex, waaruit blijkt dat de commissie ter zake een bindend advies aan de Vlaamse Regering geeft. De opmerking van de Raad van State is terecht. De bijzondere commissie beslist niet over de onontvankelijkheid van de schattingsaanvraag, dit gebeurt door de bevoegde minister. De bijzondere commissie heeft als taak de bevoegde minister omtrent de onontvankelijkheid te adviseren op basis van artikel , 2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december De ontworpen artikelen en van het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex werden in die zin aangepast. Art. 35 (toevoeging van art ) Het artikel is gebaseerd op artikel 9 van het KB van 11 januari 1940 betreffende de uitvoering van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten. De verklaring dient niet langer met een aangetekende brief te gebeuren. Art. 36 (vervanging van art ) Het artikel is gebaseerd op artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot uitvoering van de artikelen 140quinquies en 140sexies van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten en de artikelen 60/4 en 60/5 van het Wetboek der Successierechten. De personen die niet langer voldoen aan de voorwaarden tot behoud van het verlaagde tarief inzake de erfbelasting of de vrijstelling inzake de registratiebelasting voor familiale ondernemingen en vennootschappen, kunnen dit melden. Dit artikel bepaalt dat deze melding moet gebeuren via het formulier dat door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie ter beschikking wordt gesteld en welke stukken moeten worden bijgevoegd. Art. 37 (toevoeging van art tot en met art ) De Raad van State merkt in randnummer 11 van haar advies /3 op dat artikel 37 van het ontwerp geschrapt dient te worden. Het ontworpen artikel van het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex is overbodig omdat het erin bepaalde reeds volgt uit artikel van de Codex. In overeenstemming met het advies van de Raad van State werd artikel 37 van het ontwerp geschrapt en werd voor de volgende artikelen een hernummering doorgevoerd. Artikel 7 van het federale koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement der successierechten werd bovendien uitgezonderd van de opheffing vermeld in art ,10. Het nieuwe artikel 37 omvat nu de toevoeging van art tot en met In artikel tot en met artikel worden een aantal bepalingen verzameld die betrekking hebben op attesten die verleend worden met het oog op het verkrijgen van een vrijstelling inzake de erfbelasting of de registratiebelasting. Deze bepalingen waren tot op heden verspreid over diverse besluiten. In toepassing van artikel moet het attest bepaalde gegevens bevatten. Wat punt 6 betreft wordt met het referentienummer het nummer bedoeld dat is opgenomen in de digitale inventaris van de brownfieldconvenanten, raadpleegbaar via de website van het Vlaams Agentschap Ondernemen, en wordt met de projecthandelingen die ten aanzien van het onroerend goed in kwestie zullen worden gesteld, de korte omschrijving van de aanwending van het onroerend goed in het kader van het brownfieldproject bedoeld. De bepaling in artikel wordt nu een generieke bepaling die uitvoering geeft aan artikel van de VCF, terwijl deze vroeger enkel gold voor de vrijstelling van schenkingsrechten en het verminderd tarief inzake successierechten van de overdracht van familiale ondernemingen en vennootschappen. Formulieren worden niet meer vastgesteld bij besluit van de Vlaamse Regering. De verplichte vermeldingen kunnen wel nog voorzien worden (vb ) maar de vorm van het formulier zelf wordt bepaald door de leidend ambtenaar van de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie.

110 5336 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD De Raad van State stelt in randnummer 12 van haar advies /3 met betrekking tot het ontworpen artikel voor dat dit zou worden herschreven op de door haar voorgestelde wijze om tot uiting te laten komen dat een reeds geldende hogere norm door artikel in herinnering wordt gebracht, eerder dan dat een nieuwe regel wordt bepaald. De bemerking van de Raad van State werd gevolgd en het ontworpen artikel werd geformuleerd conform het voorstel van de Raad van State. Er werd wel nog aan toegevoegd over welke subsidie het gaat door te verwijzen naar het toepasselijke artikel van het Bosdecreet. Het advies van de Raad van State in randnummer 13 met betrekking tot het ontworpen artikel werd gevolgd. De woorden Met behoud van de toepassing van artikel van dit besluit werden geschrapt. Art. 38 (aanvulling van Titel 5. Opheffingsbepalingen) Dit artikel bevat de regelgevingen die moeten worden opgeheven ingevolge deze codificatie. De Raad van State merkt in randnummer 14 van haar advies /3 op : Het ontworpen artikel , 13, strekt ertoe het koninklijk besluit van 13 november 1978 tot uitvoering van de wet van 27 april 1978 tot bevordering van de bilaterale en multilaterale ruil van ongebouwde landeigendommen en bossen op te heffen, met uitzondering van artikel 2. De gemachtigde is het ermee eens dat het wetgevingstechnisch de voorkeur verdient om artikel 1 op te heffen in plaats van het volledige koninklijk besluit met uitzondering van artikel 2. Naast de uitvoeringsbepaling telt het betrokken koninklijk besluit immers slechts twee artikelen. Artikel , 13 van het ontwerp werd dan ook in die zin aangepast. Ook in artikel , 10 werd een aanpassing doorgevoerd (zie supra art. 37). Art. 39. Dit artikel vervangt bijlage 2 van het BVCF (de concordantietabellen). Hoofdstuk 21. Slotbepalingen Art. 41. Dit artikel regelt de inwerkingtreding, en is afgestemd op de inwerkingtreding van de wijziging aan de VCF zelf. Deze datum van inwerkingtreding is cruciaal gezien de overname. Art. 42. Dit artikel behoeft geen toelichting. De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, A. TURTELBOOM Raad van State, afdeling Wetgeving Advies /3 van 10 december 2014 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013 en diverse andere bepalingen in het licht van de overname van de dienst van de registratie- en erfbelasting Op 24 oktober 2014 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie verzocht, binnen een termijn van dertig dagen, verlengd tot 10 december 2014, een advies te verstrekken over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013 en diverse andere bepalingen in het licht van de overname van de dienst van de registratie- en erfbelasting. Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 9 december De kamer was samengesteld uit Jo BAERT, kamervoorzitter, Jan SMETS en Jeroen VAN NIEUWENHOVE, staatsraden, Jan VELAERS, assessor, en Annemie GOOSSENS, griffier. Het verslag is uitgebracht door Kristine BAMS, eerste auditeur. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 10 december * 1. Met toepassing van artikel 84, 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. * STREKKING VAN HET ONTWERP 2. Op grond van artikel 10 van het decreet van 9 november 2012 houdende diverse bepalingen betreffende financiën en begroting staat het Vlaamse Gewest vanaf 1 januari 2015 zelf in voor de dienst van de belastingen bedoeld in artikel 3, eerste lid, 4 en 6 tot 8, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. Met het oog op deze overname wordt de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 (hierna ook : de Codex) aangepast. (1) Het om advies voorgelegde ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering strekt ertoe ook het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 houdende de uitvoering van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 (hierna : het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex) en andere normatieve teksten met het oog daarop aan te passen. BEVOEGDHEID VAN DE AFDELING WETGEVING 3. De artikelen 28, 29, 31, 32 en ten dele ook 30 hebben geen normatieve draagwijdte. De afdeling Wetgeving is bijgevolg niet bevoegd om advies te geven over die bepalingen.

111 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5337 BEVOEGDHEID VAN HET VLAAMSE GEWEST 4. Het ontworpen artikel , 2, eerste lid, 3, tweede lid, en 4, vierde en vijfde lid, van het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex (artikel 34 van het ontwerp), houdt verplichtingen in voor de Deposito- en Consignatiekas. Op de vraag op welke grond de Vlaamse Regering bevoegdheid zou hebben om aan deze federale instelling verplichtingen op te leggen, gaf de gemachtigde volgende uiteenzetting : Deze bepaling behoort tot regels i.v.m. de dienst van de belastingen. Op grond van artikel 5, 4, BFW zijn de gewesten bevoegd voor de vaststelling van de administratieve procedureregels met betrekking tot de in artikel 3 bedoelde belastingen met ingang van het begrotingsjaar vanaf hetwelk zij de dienst van de belastingen verzekeren. Uit een verslag van de Commissie van de Kamer blijkt dat het begrip dienst van de belasting het volgende omvat : de vaststelling van de belastinggrondslag, de berekening van de belasting, de controle van de belastinggrondslag en van de belasting, de daarop betrekking hebbende betwistingen (zowel administratief als gerechtelijk), de inning en de invordering van de belastingen (met inbegrip van de kosten en de interesten). Na de overname van de dienst komen al deze bevoegdheden uiteraard het overnemende gewest toe. Gezien het hier de regels betreft van de wijze waarop de belasting wordt geïnd (in casu de regels rond de kosten van de schatting in het kader van de betaling met kunstwerken) dient besloten te worden dat deze regels behoren tot de dienst van de belastingen. Art VCF, dat de rechtsgrond vormt, bepaalt : De Vlaamse Regering kan de regels bepalen voor de wijze van betaling van de belastingen. Anderzijds bepaalt art VCF : De Vlaamse Regering kan aanvullende regels voor de inbetalinggeving vastleggen. De betaling via kunstwerken is een van de mogelijke wijzen van betalingen. Om die betaling mogelijk te maken is het nodig om regels vast te leggen rond de schattingskosten. De stelling dat het om het regelen van de dienst van de belasting zou gaan, kan niet worden gevolgd. De overname van de dienst van de belasting laat het Vlaamse Gewest toe de betrokken belastingen te beheren, doch niet om in dat kader opdrachten te geven aan federale instellingen. De Deposito- en Consignatiekas is een federale instelling die in beginsel (2) buiten de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest valt. (3) De voormelde ontworpen bepalingen kunnen bijgevolg geen doorgang vinden. 5. Artikel 41 van het ontwerp strekt ertoe wijzigingen aan te brengen in het ministerieel besluit van 20 juni 2002 tot vaststelling van de retributies verschuldigd aan de ontvangers van de registratie voor het verstrekken van inlichtingen, getuigschriften, afschriften en uittreksels. Op de vraag of met de ontvangers van de registratie federale, dan wel Vlaamse ambtenaren zijn bedoeld, antwoordde de gemachtigde dat het federale ambtenaren zijn. Vermits een retributie een vergoeding is van een dienst die de overheid presteert ten voordele van de heffingsplichtige individueel beschouwd, en een retributie een louter vergoedend karakter heeft zodat er een redelijke verhouding moet bestaan tussen de kostprijs of de waarde van de verstrekte dienst en het bedrag dat de heffingsplichtige verschuldigd is,(4) staat het aan de overheid die de dienst presteert om al of niet een retributie in te stellen. Aangezien het in dit geval om federale ambtenaren gaat, is het Vlaamse Gewest niet bevoegd om retributies in te stellen voor prestaties die worden verricht, maar komt dit aan de federale wetgever toe. Het ministerieel besluit van 20 juni 2002 moet dan ook geacht worden te behoren tot de federale bevoegdheidssfeer. Omdat artikel 90 van het Wetboek der Successierechten, wat het Vlaamse Gewest betreft, wordt opgeheven (5) en vervangen door een nieuwe regeling die is vervat in artikel van de Codex, spreekt het voor zich dat de verwijzing naar artikel 90 in artikel 1 van het ministerieel besluit van 20 juni 2002 geen grond meer kan zijn om een retributie te eisen in het kader van de heffing van successiebelasting gelokaliseerd in het Vlaamse Gewest. Het komt echter aan de federale overheid toe om de verwijzing naar artikel 90 (en eventueel ook naar andere artikelen van het Wetboek der Successierechten) zo nodig te schrappen in het ministerieel besluit van 20 juni (6) RECHTSGROND 6. In de aanhef van het ontwerp worden de volgende bepalingen al dan niet gelezen in samenhang met artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (algemene uitvoeringsbevoegdheid) als rechtsgrond vermeld : de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken ; het Bosdecreet van 13 juni 1990 (hierna : Bosdecreet); het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg ; het decreet van 4 april 2003 houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen ; het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid ; het decreet van 30 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten ; de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009; de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december Naar aanleiding van het onderzoek van de rechtsgrond door het bevoegde lid van het auditoraat heeft de gemachtigde een tabel bezorgd met aanduiding per artikel van het ontwerp van de rechtsgrond ervoor. Die tabel bevat de volgende vermeldingen : artikel 60bis, 11, derde lid, van het Wetboek der Successierechten; artikel 54, 6, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud ; de artikelen 6, 1, 7 en 7bis van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden ; artikel 40, 4, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode ; artikel 7 van het decreet van 6 juli 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2001 ; de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 : de artikelen , , 2, eerste lid, , 4, , , tweede lid, , 2, eerste lid, , 2, 1, , 1, , derde lid, , , tweede lid, , tweede lid, , , 6, eerste lid, 2, , en , 4 en 5.

112 5338 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 6.1. De tabel voorgelegd door de gemachtigde verschilt grondig van de lijst opgenomen in de aanhef van het ontwerp. Het verdient aanbeveling om in het vervolg de rechtsgrond voor een ontworpen besluit grondig te onderzoeken vooraleer het bij de afdeling Wetgeving in te dienen In verband met de rechtsgrondbepalingen vermeld in de tabel dient het volgende te worden opgemerkt De rechtsgrond voor artikel 15 van het ontworpen besluit is niet enkel de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Vlaamse Regering, gelezen in samenhang met artikel , 4, van de Codex (voor zover het om de opheffing van artikel 5, 3 en 4, van het besluit van 18 november 1997 betreffende de vrijstelling van successierechten voor familiale ondernemingen en familiale vennootschappen gaat), doch ook artikel 60bis, 11, vierde lid, van het Wetboek der Successierechten (in zoverre het gaat om het bepalen van de nadere voorwaarden en modaliteiten met betrekking tot de meldingsplicht bedoeld in het tweede lid van dezelfde paragraaf) Voor artikel 21 van het ontworpen besluit wordt onder meer verwezen naar artikel 7 van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden. Dat artikel is echter met ingang van 1 juli 2011 opgeheven bij artikel 5 van het decreet van 12 februari 2010 tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden. De correcte rechtsgrond is artikel 7ter van het decreet van 23 februari Voor artikel 26 van het ontworpen besluit dient als rechtsgrond een beroep te worden gedaan op artikel 79 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode De rechtsgrond voor artikel 30 van het ontworpen besluit, en met name voor het ontworpen artikel van het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex, is te situeren in artikel , 1, eerste lid, van de Codex Wat het ontworpen artikel van het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex betreft, dat eveneens het voorwerp is van artikel 30 van het ontwerp, is de gemachtigde gevraagd te verduidelijken wat daarvoor de rechtsgrond is. De gemachtigde antwoordde het volgende : Het betreft hier de situatie waarbij bouwgrond wordt gekocht tegen het tarief van 10% waarop dan een woning wordt gebouwd die voldoet aan de gestelde vereisten van een klein beschrijf. Art BVCF bepaalt dat de vereisten voor een te bouwen woning dezelfde zijn als in de situatie waar een gebouwd onroerend goed wordt aangeschaft (vandaar de verwijzing naar het verkrijgen van een gebouwd onroerend goed bij het verkrijgen van ongebouwd onroerende goed). Het spreekt vanzelf dat het objectief KI (zie artikel , 2, 2, b) en c) ) de betrokken woning het gestelde maximum niet mag overtreffen. Dit maximum wordt bepaald rekening houdend met de kinderlast van de verkrijger(s) op de datum van de vaststelling van het KI. Ditzelfde maximum geldt voor het subjectief KI (zie artikel , 2, 3 ) (kadastraal inkomen van de andere onroerende goederen waarvan de koper of zijn echtgenoot al eigenaar is), met dien verstande dat men zich voor de beoordeling van het onroerend bezit van de verkrijger(s) moet plaatsen op de datum van de akte van verkrijging. Art VCF is hier niet de rechtsgrond. Wij hadden deze in onze antwoorden vermeld omdat de rechtsgrond is voor art BVCF (staat eveneens in art 30 van het ontworpen besluit maar staat dus los van deze situatie). De rechtsgrond blijft ons inzien artikel , 6, eerste lid, 2 VCF. Uw vraag is mogelijks het gevolg van het feit dat in de VCF de regelingen voor kleine landgoederen en bescheiden woningen in één tekst werden samengebracht, terwijl er in het W. Reg. twee onderscheiden teksten waren (art. 53, 1 en 53, 2 ). Het maximum KI voor ongebouwde goederen is enkel relevant voor landgoederen. Voor bescheiden woningen of bouwgronden waarop een bescheiden woning zal worden gebouwd is enkel het KI voor gebouwde goederen relevant. Verder blijkt dat als je artikel 8 van het koninklijk besluit van 11 januari 1940 vergelijkt met art BVCF de kruisverwijzingen volledig correct zijn aangepast. In artikel , 6, eerste lid, 2, van de Codex wordt bepaald dat het verlaagde tarief (5%) bij wijze van teruggave kan worden genoten onder de voorwaarden, vermeld in artikel , 2. Het ontworpen artikel van het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex spoort niet volledig met die voorwaarden. Terwijl luidens artikel , 6, eerste lid, 2, van de Codex het verlaagde tarief genoten kan worden in geval van verkrijging van de geheelheid [van de] volle eigendom van een stuk grond, bestemd om er een woning op te bouwen, wordt in de ontworpen uitvoeringsbepaling niet verwezen naar artikel , 2, 2, a), van de Codex, namelijk het geval dat de verkrijging alleen gronden tot voorwerp heeft. Terwijl in artikel , 2, 2, van de Codex wordt bepaald dat het kadastraal inkomen op de datum van de akte van verkrijging niet meer dan 745 euro mag bedragen, wordt in de ontworpen uitvoeringsbepaling de datum van de akte van verkrijging vervangen door de datum waarop het kadastraal inkomen is vastgesteld. Terwijl in artikel , 6, eerste lid, van de Codex wordt bepaald dat het verlaagde tarief genoten kan worden onder de voorwaarden, vermeld in artikel , 2, wordt in de ontworpen uitvoeringsbepaling ook verwezen naar artikel , 4, van de Codex, namelijk de verhoging van het maximumbedrag van het kadastraal inkomen indien er kinderen ten laste zijn van de verkrijger of zijn echtgenoot. Het is niet duidelijk op welke grond de Vlaamse Regering die afwijkende regelingen zou kunnen vaststellen. Gelet op die onduidelijkheid, is het raadzaam de Codex aan te passen. ONDERZOEK VAN HET TEKST Aanhef 7. De aanhef dient in overeenstemming te worden gebracht met wat hiervoor is opgemerkt over de rechtsgrond voor het ontworpen besluit. Artikel 8 8. Het invoeren van een vrijstelling van belasting is een zaak van de decreetgever, zoals blijkt uit artikel 172, tweede lid, van de Grondwet. De gelijkstelling, in het kader van de betrokken vrijstellingsregeling, van een gereglementeerde vastgoedvennootschap als vermeld in artikel 2, 1, van de wet van 12 mei 2014 betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen met een BEVAK, vloeit reeds voort uit artikel , 4, tweede lid, eerste zin, van de Codex. Artikel 8 dient derhalve uit het ontwerp te worden weggelaten.

113 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5339 Artikel Artikel 20 van het ontwerp ontleent zijn rechtsgrond aan artikel 7 van het decreet van 6 juli 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting In dat laatste artikel staat nog een verwijzing naar artikel 55bis van het Wetboek der Successierechten, dat wordt opgeheven.(7) Gelet daarop zal het ontwerp moeten worden aangevuld met een bepaling tot aanpassing van de verwijzing in artikel 7 van het decreet van 6 juli De rechtsgrond voor een dergelijke aanpassing is te vinden in artikel van de Codex. Artikel Luidens de ontworpen artikelen , 8, en , 2, van het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex beslist de bijzondere commissie over de onontvankelijkheid van de schattingsaanvraag. Dat is niet in overeenstemming met artikel , 2, eerste lid, 2, van de Codex, waaruit blijkt dat de commissie ter zake een bindend advies aan de Vlaamse Regering geeft. Artikel In het ontworpen artikel , eerste lid, van het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex wordt bepaald dat [a]rtikel 7 van het federale koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten (...) onverminderd van toepassing [blijft] met het oog op de juiste heffing en de invordering van het successierecht. Op de vraag of de opheffing van artikel 7 zelf niet het voorwerp is van het ontworpen artikel , 10 (artikel 39 van het ontwerp), antwoordde de gemachtigde als volgt : De versie van het KB zoals dit nu van toepassing is voor het Vlaamse Gewest wordt opgeheven volgens de regeling voorzien in art , 10. Evenwel blijft er een federale versie bestaan voor het Waalse en Brussels hoofdstedelijke gewest. Het is art. 7 van die federale versie die van toepassing wordt verklaard in artikel 37 van het ontworpen BVCF. Het behoud van art. 7 van dat KB is in overeenstemming met artikel VCF omdat enkel artikel 7 uitvoering geeft aan artikel 96 tot en met artikel 99 en artikel 101 tot en met artikel van het federale Wetboek van successierechten. Dit verhindert niet dat de overige bepalingen van het KB worden opgeheven zoals voorzien in artikel , 10. Nog afgezien van de vraag of dit strookt met de bevoegdheidverdelende regels, (8) dient te worden opgemerkt dat het ontworpen artikel van het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex overbodig is, omdat het erin bepaalde reeds volgt uit artikel van de Codex. Bepalingen die enkel een hogere rechtsnorm in herinnering brengen door die over te nemen of te parafraseren, horen in beginsel niet thuis in een uitvoeringsregeling, onder meer omdat daardoor onduidelijkheid dreigt te ontstaan omtrent de juridische aard van de overgenomen bepalingen en erdoor verkeerdelijk de indruk kan worden gewekt dat de overgenomen regels kunnen worden gewijzigd door de overheid die de regels overneemt. Artikel 37 van het ontwerp dient derhalve te worden geschrapt. Artikel In het ontworpen artikel van het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex wordt bepaald dat het Agentschap de subsidie zal terugvorderen als de voorwaarden vermeld in artikel van de Codex en artikel 13bis van het Bosdecreet niet worden nageleefd. Artikel 13bis, eerste lid, eerste zin, van het Bosdecreet luidt : Het recht van successie of van overgang bij overlijden dat verschuldigd zou zijn geweest over het bij toepassing van artikel 55quater van het Wetboek der successierechten vrijgesteld bedrag, wordt geacht als subsidie te zijn verleend. Het hanteren van de term subsidie impliceert dat artikel 13, eerste lid, 1, van de federale wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof (hierna : de Algemenebepalingenwet) van toepassing is. Krachtens die bepaling is tot onmiddellijke terugbetaling van de subsidie gehouden, de begunstigde die de voorwaarden niet naleeft waaronder de subsidie werd verleend. De ontworpen bepaling vormt een (beperkte) toepassing van het geldende artikel 13, eerste lid, 1, van de Algemenebepalingenwet, op grond waarvan dient te worden teruggevorderd wanneer niet àlle subsidievoorwaarden worden nageleefd. Nieuw in deze bepaling is dat de instantie wordt aangewezen die de subsidie zal terugvorderen. Om tot uiting te laten komen dat een reeds geldende hogere norm in herinnering wordt gebracht, dient te worden geschreven : Overeenkomstig artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, vordert het Agentschap de subsidie terug. 13. Het ontworpen artikel van het uitvoeringsbesluit Vlaamse Codex vangt aan met de woorden Met behoud van de toepassing van artikel van dit besluit, waarvan de draagwijdte niet duidelijk is. Aan de gemachtigde is daarom gevraagd om de interferentie tussen beide artikelen te verduidelijken. Het antwoord luidde : In artikel wordt de inhoud van een attest bepaald (meer bepaald het attest tot het verkrijgen van kosteloze registratie in het kader van een brownfieldproject). Met de zinsnede met behoud van toepassing van artikel was het de bedoeling om aan te geven dat de delegatie om de vorm van het attest te bepalen niet zover strekt dat er ook zou kunnen afgeweken worden van de elementen die opgesomd staan in artikel maar wellicht is dit overbodig gezien de leidend ambtenaar volgens artikel enkel de vorm van het attest kan bepalen en niet de inhoud. De betrokken woorden kunnen inderdaad beter geschrapt worden.

114 5340 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Artikel Het ontworpen artikel , 13, strekt ertoe het koninklijk besluit van 13 november 1978 tot uitvoering van de wet van 27 april 1978 tot bevordering van de bilaterale en multilaterale ruil van ongebouwde landeigendommen en bossen op te heffen, met uitzondering van artikel 2. De gemachtigde is het ermee eens dat het wetgevingstechnisch de voorkeur verdient om artikel 1 op te heffen in plaats van het volledige koninklijk besluit met uitzondering van artikel 2. Naast de uitvoeringsbepaling telt het betrokken koninklijk besluit immers slechts twee artikelen. DE GRIFFIER DE VOORZITTER, A. GOOSSENS J. BAERT Nota s (1) Daartoe werd aan de afdeling Wetgeving een voorontwerp van decreet voorgelegd, waarover op 3 september 2014 advies /1/V is gegeven, en dat op 15 oktober 2014 bij het Vlaams Parlement is ingediend (Parl.St. Vl.Parl , nr. 114/1). In de bevoegde commissie van het Vlaams Parlement is dat ontwerp besproken en na amendering aangenomen op 2 december De gemachtigde heeft de tekst van de door de commissie aangenomen amendementen bezorgd op 4 december 2014 (Parl.St. Vl.Parl , nr. 114/2). De Raad van State heeft zijn onderzoek moeten verrichten aan de hand van die parlementaire stukken. Dit advies wordt dan ook gegeven onder het voorbehoud dat de decreetgever de aldus geamendeerde tekst ongewijzigd aanneemt. (2) Indien de gestelde voorwaarden vervuld zijn, zouden eventueel wel opdrachten aan de Deposito- en Consignatie kunnen worden gegeven met toepassing van artikel 10 van de bijzondere wet 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. (3) Koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van wijzigingen daarin krachtens de wet van 31 juli Krachtens artikel 4 van de gecoördineerde wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas, maakt die kas een afzonderlijk bestuur uit, dat onder het onmiddellijke gezag van de (federale) Minister van Financiën staat. (4) GwH 21 november 2013, nr. 158/2013, B.6.2. (5) Zie artikel , 4, van de Codex. (6) Artikel 90 van het Wetboek der Successierechten is echter nog van toepassing wat het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreft. Daarmee zou rekening moeten worden gehouden bij een eventuele schrapping van de verwijzing naar die bepaling. (7) Zie artikel , 4, van de Codex. (8) Zie in dit verband adv.rvs /1/V van 3 september 2014, Parl.St. Vl.Parl , nr. 114/1, p. 293, randnr. 6 (waarin wordt opgemerkt dat de regeling slechts op grond van artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 kan worden aangenomen). 19 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013 en diverse andere bepalingen in het licht van de overname van de dienst van de registratie- en erfbelasting De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993; Gelet op het Wetboek van 31 maart 1936 der Successierechten, artikel 60bis, 11, derde en vierde lid, gewijzigd bij decreet van 22 december 1999 en bij decreet van 23 december 2011; Gelet op de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, artikel 54, 6, gewijzigd bij decreet van 21 december 1994; Gelet op de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken; Gelet op het Bosdecreet van 13 juni 1990; Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 6, 1, gewijzigd bij decreet van 12 februari 2010, artikel 7, gewijzigd bij decreet van 12 februari 2010 en decreet van 20 december 2013, artikel 7bis, gewijzigd bij decreet van 12 februari 2010 en decreet van 20 december 2013, en artikel 7ter, gewijzigd bij decreet van 12 februari 2010; Gelet op het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg; Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 40, 4, en artikel 79; Gelet op het decreet van 6 juli 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2001, artikel 7; Gelet op het decreet van 4 april 2003 houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen; Gelet op het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid; Gelet op het decreet van 30 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten; Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009; Gelet op de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, artikel , artikel , 2, eerste lid, , 4, , , tweede lid, , 2, eerste lid, , 2, 1, , 1, , derde lid, , , tweede lid, , tweede lid, , , 6, eerste lid, 2, , ingevoegd bij decreet van 19 december 2014, artikel , gewijzigd bij decreet van 19 december 2014, en artikel , 4 en 5, gewijzigd bij de decreten van 19 december 2014; Gelet op het koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten; Gelet op het koninklijk besluit van 11 januari 1940 betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten; Gelet op het koninklijk besluit van 18 juli 1972 betreffende de uitvoering der artikelen 117 en 120 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten;

115 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5341 Gelet op het koninklijk besluit van 13 november 1978 tot uitvoering van de wet van 27 april 1978 tot bevordering van de bilaterale en multilaterale ruil van ongebouwde landeigendommen en bossen; Gelet op het koninklijk besluit van 26 november 1980 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 48 2 van het Wetboek der successierechten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 1995 tot regeling van de vrijstelling inzake successierechten verbonden aan de maatschappelijke rechten in vennootschappen opgericht in het kader van de realisatie en/of financiering van investeringsprogramma s van serviceflats; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 oktober 1996 tot uitvoering van artikel 54 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 1997 betreffende de vrijstelling van successierechten voor familiale ondernemingen en familiale vennootschappen; Gelet op het koninklijk besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de modaliteiten van de aandeelhouderschapsovereenkomst bedoeld in artikel 140ter, 3, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2001 houdende de toekenning van een subsidie aan Openbare Centra voor maatschappelijk welzijn en verenigingen zonder winstoogmerk als tegemoetkoming in de vergoeding voor de verwerving van de eigendom van de serviceflatgebouwen die op hun grond zijn opgericht in het kader van een onroerende leasingovereenkomst met de BEVAK; Gelet op het koninklijk besluit van 26 augustus 2003 houdende aanvullende regels betreffende de inbetalinggeving van kunstwerken ter voldoening van de successierechten, tot vaststelling van de nadere regels betreffende de betaling en de teruggave van de schattingskosten bedoeld in artikel 83-3 van het Wetboek der successierechten en in artikel 111, vijfde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van elk van de artikelen van de wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de afgifte van kunstwerken ter betaling van successierechten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 tot uitvoering van artikel 55ter en 55quater van het Wetboek der successierechten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2007 betreffende de vorm van het attest tot het verkrijgen van kosteloze registratie in het kader van een Brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een Brownfieldconvenant; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en ambulante gezondheidszorg; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor gezinnen met kinderen; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot uitvoering van de artikelen 140quinquies en 140sexies van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en de artikelen 60/4 en 60/5 van het Wetboek der successierechten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013 houdende de voorwaarden waaronder de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds bijzondere sociale leningen aan particulieren kunnen toestaan; Gelet op het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013; Gelet op het ministerieel besluit van 9 maart 2000 betreffende de formulieren voor aangifte inzake successierechten; Gelet op het ministerieel besluit van 30 januari 2004 houdende de werkwijze en de organisatie van de bijzondere commissie, belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten; Gelet op het ministerieel besluit van 20 april 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten; Gelet op het ministerieel besluit van 25 april 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten; Gelet op het ministerieel besluit van 5 oktober 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten; Gelet op het ministerieel besluit van 29 oktober 2010 tot nadere invulling van de regels inzake de indeling van de verrichtingen in de financiële administratie, de boekhoudkundige waarderings- en rubriceringsregels, de financiële rapportering aan de Vlaamse overheid en de boekhoudkundige organisatie van de sociale huisvestingsmaatschappijen; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 oktober 2014; Gelet op advies /3 van de Raad van State, gegeven op 10 december 2014, met toepassing van artikel 84, 1, eerste lid, 2, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op voorstel van de Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie; Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. Wijzigingen van de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken Artikel 1. In artikel 40, derde lid, van de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken, wordt de zinsnede het artikel 72 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten vervangen door de zinsnede artikel , 1, artikel , en artikel , 1, 2 en 3, 3, vierde lid, en 5, vijfde lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013.

116 5342 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD HOOFDSTUK 2. Wijzigingen van het Bosdecreet van 13 juni 1990 Art. 2. In artikel 13bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990, ingevoegd bij het decreet van 9 mei 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in het eerste lid worden de woorden Het recht van successie of van overgang bij overlijden dat vervangen door de woorden De erfbelasting die ; 2 in het eerste lid wordt de zinsnede artikel 55quater van het Wetboek der successierechten vervangen door de zinsnede artikel van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 ; 3 in het tweede lid, 2), wordt de zinsnede onder 1) van 2 van artikel 55quater van het Wetboek der successierechten vervangen door de zinsnede in artikel , tweede lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december HOOFDSTUK 3. Wijziging van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg Art. 3. In artikel 35, 3, tweede lid, van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, ingevoegd bij het decreet van 8 december 2000 en vernummerd bij het decreet van 13 februari 2004, worden de woorden de registratie- of successierechten vervangen door de woorden de registratie- of erfbelasting. HOOFDSTUK 4. Wijziging van het decreet van 6 juli 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2001 Art. 4. In artikel 7, 1, eerste lid, van het decreet van 6 juli 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2001 wordt de zinsnede artikel 55bis, 2, van het Wetboek der successierechten, ingevoegd bij het decreet van 21 december 1994 vervangen door de zindsnede artikel , 2, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december HOOFDSTUK 5. Wijziging van het decreet van 4 april 2003 houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen Art. 5. In artikel 9 van het decreet van 4 april 2003 houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen, vervangen bij het decreet van 7 mei 2004, wordt paragraaf 9 opgeheven. HOOFDSTUK 6. Wijzigingen van het decreet van 30 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten Art. 6. In artikel 21/1 van het decreet van 30 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten, ingevoegd bij het decreet van 27 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in paragraaf 1 wordt de zinsnede artikel 161, 14, van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten vervangen door de zinsnede artikel , eerste lid, 4, en tweede tot en met vierde lid, artikel , eerste lid, 12, artikel , derde tot en met vijfde lid, en artikel van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 ; 2 in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede artikel 161, 14, eerste lid, van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten vervangen door de zinsnede artikel , eerste lid, 4, artikel , eerste lid, 12, en artikel , eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 ; 3 in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede artikel 161, 14, tweede lid, van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten vervangen door de zinsnede artikel , tweede lid, artikel , derde lid, en artikel , tweede lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december HOOFDSTUK 7. Wijzigingen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid Art. 7. In artikel , 1, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in het eerste lid wordt de zinsnede de artikelen 45 en 46 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten vervangen door de zinsnede artikel en van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 ; 2 in het tweede lid, 2, wordt de zinsnede artikel 46bis, vierde lid, 2, c), van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten vervangen door de zinsnede artikel , 2, 2, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december HOOFDSTUK 8. Wijzigingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 Art. 8. In artikel 2.6.2, 1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in het tweede lid worden de woorden de registratie- of successierechten vervangen door de woorden de registratie- of erfbelasting ; 2 in het derde lid, 1, wordt het woord registratierechten vervangen door het woord registratiebelasting. HOOFDSTUK 9. Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 1995 tot regeling van de vrijstelling inzake successierechten verbonden aan de maatschappelijke rechten in vennootschappen opgericht in het kader van de realisatie en/of financiering van investeringsprogramma s van serviceflats Art. 9. In artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 1995 tot regeling van de vrijstelling inzake successierechten verbonden aan de maatschappelijke rechten in vennootschappen opgericht in het kader van de realisatie en/of financiering van investeringsprogramma s van serviceflats, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 3 december 1996 en 21 december 2012, wordt de zinsnede artikel 11 vervangen door de zinsnede artikel , 4, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december HOOFDSTUK 10. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 oktober 1996 tot uitvoering van artikel 54 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud Art. 10. In artikel 1, 1, 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 oktober 1996 tot uitvoering van artikel 54 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud worden de woorden de registratie- of successierechten vervangen door de woorden de registratie- of erfbelasting.

117 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5343 Art. 11. In artikel 9, 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007, worden de woorden de registratie- of successierechten vervangen door de woorden de registratie- of erfbelasting. HOOFDSTUK 11. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 1997 betreffende de vrijstelling van successierechten voor familiale ondernemingen en familiale vennootschappen voor zover het betrekking heeft op overlijdens van vóór 1 januari 2012 Art. 12. Artikel 2bis en 2ter van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 1997 betreffende de vrijstelling van successierechten voor familiale ondernemingen en familiale vennootschappen, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2006, worden opgeheven. Art. 13. Artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 juli 2001 en 23 april 2004, wordt opgeheven. Art. 14. Artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 juli 2001 en 23 juni 2006, wordt opgeheven.. Art. 15. In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 en 23 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in paragraaf 1 wordt het tweede lid opgeheven; 2 paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt : 2. Bij die kennisgeving moet een afschrift worden gevoegd van de RSZ-aangiften, van het aandelenregister en/of van de stukken waaruit de wijziging blijkt. ; 3 paragraaf 3 en paragraaf 4 worden opgeheven. Art. 16. In artikel 6, 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2001, wordt het woord administratie vervangen door de woorden bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie.. Art. 17. Bijlage 1 tot en met 4 bij het hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 22 september 2008, worden opgeheven. Art. 18. In bijlage 5 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 22 september 2008, wordt de zinsnede artikel 133 en volgende van het Wetboek van successierechten vervangen door de zinsnede de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 15, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december HOOFDSTUK 12. Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg Art. 19. In artikel 8, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor voorzieningen voor ouderen en voorzieningen in de thuiszorg, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2011, wordt het woord registratierechten vervangen door de woorden registratiebelasting of registratierechten. HOOFDSTUK 13. Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2001 houdende de toekenning van een subsidie aan Openbare Centra voor maatschappelijk welzijn en verenigingen zonder winstoogmerk als tegemoetkoming in de vergoeding voor de verwerving van de eigendom van de serviceflatgebouwen die op hun grond zijn opgericht in het kader van een onroerende leasingovereenkomst met de BEVAK Art. 20. In artikel 1, 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2001 houdende de toekenning van een subsidie aan Openbare Centra voor maatschappelijk welzijn en verenigingen zonder winstoogmerk als tegemoetkoming in de vergoeding voor de verwerving van de eigendom van de serviceflatgebouwen die op hun grond zijn opgericht in het kader van een onroerende leasingovereenkomst met de BEVAK wordt de zinsnede artikel 55bis, 2, van het Wetboek der successierechten, ingevoegd bij het decreet van 21 december 1994, en van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 1995 tot regeling van de het vrijstelling inzake successierechten verbonden aan de maatschappelijke rechten in vennootschappen, opgericht in het kader van de realisatie en/of financiering van investeringsprogramma s van serviceflats vervangen door de zinsnede artikel , 2, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december HOOFDSTUK 14. Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden Art. 21. In artikel 4, vierde lid, 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 tot regeling van de investeringswaarborg voor woonzorgcentra, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden wordt het woord registratierechten vervangen door de woorden registratiebelasting of registratierechten. HOOFDSTUK 15. Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand Art. 22. In artikel 11, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand wordt het woord registratierechten vervangen door de woorden registratiebelasting of registratierechten. HOOFDSTUK 16. Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en ambulante gezondheidszorg Art. 23. In artikel 14, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de preventieve en ambulante gezondheidszorg wordt het woord registratierechten vervangen door de woorden registratiebelasting of registratierechten.

118 5344 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD HOOFDSTUK 17. Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk Art. 24. In artikel 10, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor het algemeen welzijnswerk wordt het woord registratierechten vervangen door de woorden registratiebelasting of registratierechten. HOOFDSTUK 18. Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor gezinnen met kinderen Art. 25. In artikel 13, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2011 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor gezinnen met kinderen wordt het woord registratierechten vervangen door de woorden registratiebelasting of registratierechten. HOOFDSTUK 19. Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013 houdende de voorwaarden waaronder de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds bijzondere sociale leningen aan particulieren kunnen toestaan Art. 26. In artikel 9, zevende lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013 houdende de voorwaarden waaronder de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds bijzondere sociale leningen aan particulieren kunnen toestaan wordt het woord registratierechten vervangen door de woorden registratiebelasting of registratierechten. HOOFDSTUK 20. Wijzigingen van het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013 Art. 27. Artikel van het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december 2013 wordt vervangen door wat volgt : Art De begrippen, gehanteerd in titel 2, hoofdstuk 5, worden geïnterpreteerd in overeenstemming met de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van verkrotting van gebouwen en/of woningen. De begrippen, gehanteerd in titel 2, hoofdstuk 6, worden geïnterpreteerd in overeenstemming met de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juli 1997 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten. In titel 3, hoofdstuk 4, afdeling 3, van dit besluit wordt verstaan onder : de bijzondere commissie : de bijzondere commissie, vermeld in artikel , 1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december In titel 3, hoofdstuk 20, van dit besluit wordt verstaan onder : 1 het Agentschap : het Agentschap voor Natuur en Bos, vermeld in artikel 27, 1, 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie; 2 uitgebreid beheerplan van bossen : het beheerplan dat de gegevens bevat, vermeld in bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 2003 betreffende de beheerplannen van bossen.. Art. 28. Aan titel 2 van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 7, dat bestaat uit artikel tot en met , toegevoegd, dat luidt als volgt : Hoofdstuk 7. Erfbelasting Afdeling 1. Belastbaar voorwerp Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik.. Afdeling 2. Belastingplichtigen Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 3. Belastbare grondslag Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 4. Tarieven Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 5. Verminderingen Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 6. Vrijstellingen Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 7. Wijze van heffing Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik.. Art. 29. Aan titel 2 van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 8, dat bestaat uit artikel tot en met , toegevoegd, dat luidt als volgt : Hoofdstuk 8. Schenkbelasting Afdeling 1. Belastbaar voorwerp Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 2. Belastingplichtigen Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 3. Belastbare grondslag Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 4. Tarieven Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik.

119 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5345 Afdeling 5. Verminderingen Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 6. Vrijstellingen Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 7. Wijze van heffing Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik.. Art. 30. Aan titel 2 van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 9, dat bestaat uit artikel tot en met , toegevoegd, dat luidt als volgt : Hoofdstuk 9. Verkooprecht Afdeling 1. Belastbaar voorwerp Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 2. Belastingplichtigen Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 3. Belastbare grondslag Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 4. Tarieven Art In het geval, vermeld in artikel , 6, eerste lid, 2, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wordt het maximum inkomen van het gebouwd onroerend goed en van zijn aanhorigheden vastgesteld conform artikel , 2, 2, b) en c), van de voormelde codex en volgens het daarin gemaakte onderscheid, met dien verstande dat de datum waarop het kadastraal inkomen is vastgesteld na voltooiing van het gebouw, in de plaats komt van de datum van de akte van verkrijging. Art De coëfficiënt, vermeld in artikel , 1, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wordt vastgesteld op driehonderdvijftig. Afdeling 5. Verminderingen Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 6. Vrijstellingen. Art De coëfficiënt, vermeld in artikel van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wordt bepaald met toepassing van artikel Afdeling 7. Wijze van heffing Art De coëfficiënt, vermeld in artikel , tweede lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wordt bepaald met toepassing van artikel Art. 31. Aan titel 2 van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 10, dat bestaat uit artikel tot en met artikel , toegevoegd, dat luidt als volgt : Hoofdstuk 10. Verdeelrecht Afdeling 1. Belastbaar voorwerp Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 2. Belastingplichtigen Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 3. Belastbare grondslag Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 4. Tarieven Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 5. Verminderingen Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 6. Vrijstellingen Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 7. Wijze van heffing Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik.. Art. 32. Aan titel 2 van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 11, dat bestaat uit artikel tot en met artikel , toegevoegd, dat luidt als volgt : Hoofdstuk 11. Recht op hypotheekvestiging Afdeling 1. Belastbaar voorwerp Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 2. Belastingplichtigen Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 3. Belastbare grondslag Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 4. Tarieven Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik.

120 5346 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Afdeling 5. Verminderingen Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 6. Vrijstellingen Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik. Afdeling 7. Wijze van heffing Art Voorbehouden voor toekomstig gebruik.. Art. 33. Aan titel 3, hoofdstuk 3, afdeling 1, van hetzelfde besluit wordt een artikel toegevoegd, dat luidt als volgt : Art De aangifte van nalatenschap, vermeld in artikel of van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wordt gedaan door middel van een formulier, dat wordt afgeleverd door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie en dat de elementen bevat, vermeld in artikel , 1, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december Art. 34. Aan titel 3, hoofdstuk 4, afdeling 3, van hetzelfde besluit worden een artikel tot en met toegevoegd, die luiden als volgt : Art Als de kunstwerken in hun geheel deel uitmaken van de nalatenschap of op de dag van het overlijden in hun geheel toebehoren aan de overledene en zijn overlevende echtgenoot, moet de schattingsaanvraag, vermeld in artikel , 1, zevende lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, worden ingediend voor het verstrijken van hetzij de normale termijn voor de indiening van de aangifte, vermeld in artikel , 2, van de voormelde codex, hetzij de termijn voor de aangifte die conform artikel van de voormelde codex werd verlengd, als de verlenging van de termijn van indiening werd toegestaan op andere gronden dan de indiening van de schattingsaanvraag. Als datum van de schattingsaanvraag geldt de datum van de afgifte bij de post van de aangetekende brief. 2. Als de kunstwerken op de dag van het overlijden in hun geheel toebehoren aan de overlevende echtgenoot of aan de erfgenamen, legatarissen of begiftigden, moet de schattingsaanvraag, vermeld in artikel , 1, zevende lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, worden ingediend voor het verstrijken van de betalingstermijn, vermeld in artikel , eerste lid, van de voormelde codex. Als datum van de schattingsaanvraag geldt de datum van de afgifte bij de post van de aangetekende brief. 3. Zowel in het geval, vermeld in paragraaf 1, als in het geval, vermeld in paragraaf 2, geldt de schattingsaanvraag als aanbod tot inbetalinggeving. 4. De schattingsaanvraag, vermeld in artikel , 1, zevende lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, vermeldt : 1 de voornamen, de achternaam en de laatste fiscale woonplaats van de erflater en de plaats en de datum van zijn overlijden; 2 de voornamen, de achternaam en de woonplaats van iedere schattingsaanvrager, de titel krachtens welke ze tot de nalatenschap komen en de vermelding of ze al dan niet gehouden zijn tot de indiening van de aangifte van nalatenschap; 3 de keuze van de woonplaats in België van één van de schattingsaanvragers als plaats waar alle kennisgevingen aan de schattingsaanvragers naar kunnen worden gestuurd; 4 een nauwkeurige beschrijving van ieder kunstwerk waarvan de schatting wordt gevraagd met vermelding van de auteurs ervan, de situering van de kunstwerken in het œuvre van de auteurs, de plaatsen waar ze eventueel werden tentoongesteld, de staat waarin het kunstwerk verkeert en de plaats waar ze zich zullen bevinden gedurende de procedure van inbetalinggeving als het om moeilijk verplaatsbare kunstwerken gaat; 5 of de kunstwerken al dan niet verzekerd zijn, en als de kunstwerken verzekerd zijn, de naam van de verzekeringsmaatschappijen, de datum en het nummer van de polissen en de verzekerde waarde per kunstwerk als ze afzonderlijk zijn verzekerd; 6 de uitdrukkelijke bevestiging dat ieder kunstwerk waarvan de schatting wordt gevraagd voldoet aan de eigendomsvoorwaarde, vermeld in artikel , 1, tweede lid, van de voormelde codex, met specificatie van de wijze waarop de titel van eigendom van de schattingsaanvragers tot stand is gekomen. 5. De schattingsaanvraag, vermeld in artikel , 1, zevende lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, bevat ook een dossier met daarin : 1 stukken en elementen die de eigendomstitels van de schattingsaanvragers staven; 2 recente fotografische of andere afbeeldingen van de kunstwerken; 3 in voorkomend geval, een kopie van de echtheidscertificaten die de aangevers bezitten; 4 als de schattingsaanvragers daarover beschikken, alle stukken of elementen die een indicatie geven van de actuele waarde van de aangeboden kunstwerken; 5 alle stukken of elementen waaruit blijkt dat de kunstwerken naar het oordeel van de schattingsaanvragers internationale faam hebben of waaruit blijkt dat de kunstwerken tot het roerend cultureel erfgoed van het land behoren; 6 een afschrift van alle verzekeringscontracten die permanent of occasioneel voor de aangeboden kunstwerken werden gesloten, met de bijgevoegde expertiseverslagen die eventueel werden opgemaakt om de te verzekeren waarde te bepalen. 6. De bijzondere commissie reikt een ontvangstbewijs van de schattingsaanvraag uit aan de schattingsaanvragers. 7. Als de schattingsaanvraag of het dossier dat bij de aanvraag moet worden gevoegd onvolledig of onduidelijk is, vraagt de bijzondere commissie de nodige stukken of bewijzen op bij de schattingsaanvragers.

121 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD De bijzondere commissie adviseert conform artikel , 2, eerste lid, 2, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen tot de onontvankelijkheid van de schattingsaanvraag te beslissen als : 1 de aanvraag niet voldoet aan de vereisten, vermeld in paragraaf 4; 2 de schattingsaanvragers de stukken, vermeld in paragraaf 7, die de bijzondere commissie heeft opgevraagd niet leveren binnen een termijn van een maand; 3 de schattingsaanvraag laattijdig werd ingediend. In het geval, vermeld in het eerste lid, neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën ende begrotingen de beslissing om het aanbod tot afgifte van kunstwerken te verwerpen. Hij stelt de bijzondere commissie in kennis van zijn beslissing om het aanbod tot afgifte van kunstwerken te verwerpen. De bijzondere commissie brengt de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie op de hoogte van de beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, om het aanbod tot afgifte van kunstwerken te verwerpen. De bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie brengt vervolgens de schattingsaanvragers van deze beslissing op de hoogte. Art De bijzondere commissie kan eisen dat de kunstwerken die ter betaling van de invorderbare erfbelasting worden aangeboden, worden getoond aan de bijzondere commissie of aan de experten of instellingen die ze heeft aangewezen. De bijzondere commissie kan ook eisen dat de kunstwerken aan de bijzondere commissie of aan de experten of instellingen die ze heeft aangewezen, in bruikleen gegeven worden voor nader onderzoek naar de echtheid en naar de kosten van restauratie of instandhouding ervan. De voorzitter van de bijzondere commissie bepaalt de datum en de plaats van de uitvoering van die verplichtingen in overleg met de schattingsaanvragers. Als een kunstwerk moeilijk te verplaatsen is, kunnen de schattingsaanvragers verzoeken zich van de hun opgelegde verplichtingen te kwijten door het kunstwerk op de dagen en uren die de voorzitter heeft bepaald, toegankelijk te maken voor de bijzondere commissie of voor de experten die de bijzondere commissie heeft aangewezen of de vertegenwoordigers van de instellingen die de bijzondere commissie heeft aangewezen. De plaats waar het kunstwerk toegankelijk wordt gemaakt, moet in België liggen. De kunstwerken worden getoond en het in bruikleen gegeven op risico van de schattingsaanvragers. Met uitzondering van artikel 1883, zijn artikel 1880 tot en met 1891 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. 2. Als de schattingsaanvragers zich niet kunnen of willen kwijten van de verplichtingen, vermeld in paragraaf 1, adviseert de bijzondere commissie conform artikel , 2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, op grond daarvan tot de onontvankelijkheid van de schattingsaanvraag te beslissen. In het geval, vermeld in het eerste lid, neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën ende begrotingen de beslissing om het aanbod tot afgifte van kunstwerken te verwerpen. Hij stelt de bijzondere commissie in kennis van zijn beslissing om het aanbod tot afgifte van kunstwerken te verwerpen. De bijzondere commissie brengt de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie op de hoogte van de beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, om het aanbod tot afgifte van kunstwerken te verwerpen. De bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie brengt vervolgens de schattingsaanvragers van deze beslissing op de hoogte. 3. Als de bijzondere commissie vaststelt dat geen van de kunstwerken voldoet aan de kwalitatieve vereisten, vermeld in artikel , 1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, geeft ze een negatief advies aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen conform artikel , 2, eerste lid, van de voormelde codex. In het geval, vermeld in het eerste lid, neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën ende begrotingen de beslissing om het aanbod tot afgifte van kunstwerken te verwerpen. Hij stelt de bijzondere commissie in kennis van zijn beslissing om het aanbod tot afgifte van kunstwerken te verwerpen. De bijzondere commissie brengt de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie op de hoogte van de beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, om het aanbod tot afgifte van kunstwerken te verwerpen. De bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie brengt vervolgens de schattingsaanvragers van deze beslissing op de hoogte. 4. Als de bijzondere commissie oordeelt dat sommige van de kunstwerken wel en andere niet voldoen aan de kwalitatieve vereisten, vermeld in artikel , 1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, brengt de voorzitter van de commissie de schattingsaanvragers daarvan op de hoogte. In het geval, vermeld in het eerste lid, hebben de schattingsaanvragers de mogelijkheid om hun aanvraag te beperken tot de kunstwerken die voldoen aan de kwalitatieve vereisten, vermeld in het eerste lid. Ze brengen de voorzitter van de bijzondere commissie daarvan op de hoogte binnen een maand, te rekenen vanaf de datum van de verzending van de kennisgeving, vermeld in het eerste lid. Bij gebrek aan een tijdige kennisgeving als vermeld in het tweede lid, geeft de bijzondere commissie een negatief advies aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, conform artikel , 2, eerste lid, van de voormelde codex, met betrekking tot de totaliteit van de kunstwerken. Er wordt dan verder gehandeld conform paragraaf 3, tweede lid. 5. De bijzondere commissie stelt een verslag op van haar voorlopige bevindingen met betrekking tot de waarde van de kunstwerken die voldoen aan de kwalitatieve vereisten, vermeld in artikel , 1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december De bijzondere commissie brengt de schattingsaanvragers op de hoogte van het verslag, vermeld in het eerste lid. De schattingsaanvragers beschikken over een termijn van een maand, te rekenen vanaf de derde dag na de verzending van de voorlopige bevindingen, om hun opmerkingen kenbaar te maken. Na het verstrijken van de termijn, vermeld in het tweede lid, stelt de bijzondere commissie het definitieve schattingsverslag op. Dat verslag geldt als advies met betrekking tot de vastgestelde waarde van de kunstwerken. De bijzondere commissie brengt de schattingsaanvragers op de hoogte van het definitieve schattingsverslag, vermeld in het derde lid.

122 5348 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Art Binnen een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de datum van de kennisgeving van de beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, vermeld in artikel , 8, tweede lid, artikel , 2, tweede lid, 3, tweede lid, en 4, derde lid, dienen de schattingsaanvragers de aangifte van nalatenschap in als een verlenging van de indieningstermijn alleen voor de schattingsaanvraag werd toegestaan. Binnen een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de datum van de kennisgeving van de beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, vermeld artikel , 8, tweede lid, artikel , 2, tweede lid, en 3, tweede lid, wordt een aanvullende aangifte ingediend als de kunstwerken waarvoor een schattingsaanvraag werd ingediend, in de aangifte zijn aangegeven met een pro-memorie - vermelding. Dat geldt ook voor de goederen die de schattingsaanvragers met toepassing van artikel , 4, hebben teruggetrokken. 2. Als op het tijdstip van de kennisgeving, vermeld in artikel , 5, vierde lid, de aangifte van nalatenschap al ingediend is, dan moet geen aanvullende aangifte worden ingediend. Als in de oorspronkelijke aangifte de waarde van de aangeboden kunstwerken niet als pro memorie werd aangegeven, wordt die waardering gelijkgesteld met een pro memorie -vermelding. Er moet evenmin een aanvullende aangifte worden ingediend als het een aangifte betreft waarvoor personen die niet tot indiening gehouden zijn, een ontvankelijke schattingsaanvraag hebben ingediend. In dat geval worden de waarden, vermeld in de oorspronkelijke aangifte, gelijkgesteld met een pro memorie -vermelding. In de gevallen, vermeld in het eerste en tweede lid, vormen de pro memorie -vermeldingen of de daarmee gelijkgestelde vermelding in de ingediende aangifte samen met de kennisgeving, vermeld in artikel , 5, vierde lid, de aangegeven waarde van de kunstwerken. 3. Als de aangifte van nalatenschap nog niet ingediend is op het tijdstip van de kennisgeving, vermeld in artikel , 5, vierde lid, en de schattingsaanvraag ingediend werd door een of meer personen die gehouden zijn tot de indiening van de aangifte van nalatenschap, dan geven de aangevers de door de bijzondere commissie geadviseerde waarde van de kunstwerken conform artikel , 2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 op in de aangifte van nalatenschap, met de vermelding dat die waarde conform artikel , 2, eerste lid, van de voormelde codex,werd geadviseerd door de bijzondere commissie. 4. Als de waarde van de aangeboden kunstwerken, geadviseerd door de bijzondere commissie conform artikel , 2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, lager is dan of gelijk is aan het gezamenlijke bedrag van de erfbelasting, verschuldigd door de schattingsaanvragers, kunnen de schattingsaanvragers het aanbod alsnog geheel of gedeeltelijk intrekken. Als de waarde van de aangeboden kunstwerken, geadviseerd door de bijzondere commissie conform artikel , 2, eerste lid, van de voormelde codex, het bedrag van de erfbelasting dat gezamenlijk door de schattingsaanvragers verschuldigd, overtreft, hebben ze de keuze om het aanbod te bevestigen, het aanbod aan te passen door een of meer kunstwerken uit het aanbod terug te trekken zodat de waarde van de overblijvende kunstwerken minder bedraagt dan of gelijk is aan de verschuldigde erfbelasting, of het aanbod in te trekken. In geval van bevestiging van het aanbod zal, als de schattingsaanvragers daarvoor opteren, het saldo worden toegerekend op de erfbelasting, berekend ten laste van andere met name genoemde erfgenamen, legatarissen of begiftigden. Als er na die toerekening nog een saldo overblijft, zal dat worden toegerekend op na te vorderen erfbelasting ten laste van de schattingsaanvragers en, in voorkomend geval, op na te vorderen erfbelasting ten laste van de andere met name genoemde erfgenamen, legatarissen of begiftigden. De bevestiging van het aanbod levert geen recht op uitkering van het saldo op. In het geval, vermeld in artikel , 1, blijft bij aanpassing of bij intrekking van het aanbod, vermeld in het tweede lid, de door de bijzondere commissie geadviseerde waarde van de kunstwerken conform artikel , 2, eerste lid, van de voormelde codex, die afhangen van de nalatenschap, de waarde die in aanmerking wordt genomen voor de heffing van de erfbelasting. 5. Binnen een maand na de verzending van het aanslagbiljet brengen de schattingsaanvragers : 1 in geval van paragraaf 4, eerste lid, de bijzondere commissie op de hoogte van de intrekking van het aanbod of van de bedragen ten belope waarvan de erfbelasting, verschuldigd door de schattingsaanvragers, met de inbetalinggeving kan worden voldaan als het aanbod tot inbetalinggeving wordt aanvaard door de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen; 2 in geval van paragraaf 4, tweede lid, de bijzondere commissie op de hoogte van de bevestiging, de aanpassing of de intrekking van het aanbod. Als het aanbod wordt aangepast vermelden de schattingsaanvragers de bedragen ten belope waarvan de erfbelasting, verschuldigd door de schattingsaanvragers, met de inbetalinggeving kan worden voldaan als het aanbod tot inbetalinggeving wordt aanvaard door de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen. Als het aanbod wordt bevestigd, vermelden ze in voorkomend geval de bedragen ten belope waarvan de erfbelasting, verschuldigd door de schattingsaanvragers en door de andere met naam genoemde erfgenamen, legatarissen of begiftigden, met de inbetalinggeving kan worden voldaan als het aanbod tot inbetalinggeving wordt aanvaard door de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen. Bij gebreke van de kennisgeving aan de bijzondere commissie, vermeld in het eerste lid, 1, worden de schattingsaanvragers geacht het aanbod te hebben bevestigd en zal de erfbelasting, verschuldigd door de schattingsaanvragers, geacht worden te zijn voldaan naar evenredigheid van ieders aandeel in de gezamenlijk door hen verschuldigde belasting in het geval, vermeld in artikel , 1 en naar evenredigheid van ieders aandeel in de eigendom van het kunstwerk in het geval, vermeld in artikel , 2, als het aanbod tot inbetalinggeving wordt aanvaard door de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen. Bij gebreke van de kennisgeving van de bevestiging, aanpassing of intrekking van het aanbod tot inbetalinggeving aan de bijzondere commissie, vermeld in het eerste lid, 2, worden de schattingsaanvragers geacht het aanbod te hebben bevestigd. In dat geval zal de erfbelasting, verschuldigd door de schattingsaanvragers, geacht worden te zijn voldaan, als het aanbod tot inbetalinggeving wordt aanvaard door de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen. Het saldo zal niet toegerekend worden. Art De voorzitter van de bijzondere commissie bezorgt het advies over de kwalitatieve vereisten, vermeld in artikel , 1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, en over de vastgestelde waarde van de kunstwerken aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën ende begrotingen.

123 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5349 Bij het advies wordt een dossier gevoegd dat de volgende stukken bevat : 1 de schattingsaanvraag, het dossier, vermeld in artikel , 5, en alle stukken of bewijzen die de schattingsaanvragers met toepassing van artikel , 7, hebben voorgelegd; 2 de door de aanvrager gedane kennisgevingen ter uitvoering van artikel , 5, eerste lid. Bij gebrek aan kennisgevingen vermeldt de voorzitter van de bijzondere commissie dat toepassing wordt gemaakt van artikel , 5, tweede lid; 3 in voorkomend geval, de door de bijzondere commissie opgemaakte lijst van de musea of de instellingen die belangstelling tonen om de kunstwerken in bruikleen te krijgen voor opneming in hun collecties; 4 een gemotiveerd advies over de meest geschikte bestemming van de aangeboden kunstwerken. 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, brengt de voorzitter van de bijzondere commissie op de hoogte van zijn beslissing over het aanbod. Als de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, niet alle aangeboden kunstwerken aanvaardt, worden de bedragen, die door de inbetalinggevers werden meegedeeld conform artikel , 5, eerste lid, en ten belope waarvan ze de erfbelasting die ieder van hen verschuldigd is, met het aanbod willen voldoen, herleid naar evenredigheid van de waarde van de kunstwerken die de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, heeft aanvaard. Voor de kunstwerken die de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, aanvaardt, vermeldt hij in die kennisgeving de musea of de instellingen waaraan de kunstwerken moeten worden afgegeven. De voorzitter van de bijzondere commissie brengt de inbetalinggevers en de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie op de hoogte van de beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën ende begrotingen, met vermelding van de bedragen ten belope waarvan de door ieder van de inbetalinggevers verschuldigde erfbelasting door de afgifte van de kunstwerken geacht wordt te zijn voldaan en van de musea of instellingen waaraan de kunstwerken moeten worden afgegeven. De voorzitter van de bijzondere commissie brengt de musea of instellingen aan wie de kunstwerken in bruikleen worden gegeven op de hoogte van de uiterste datum waarop ze de kunstwerken in ontvangst moeten nemen. 3. De inbetalinggevers moeten de kunstwerken op hun kosten aan de aangewezen musea of instellingen afgeven binnen twee maanden, te rekenen van de datum van de kennisgeving door de voorzitter van de bijzondere commissie, vermeld in paragraaf 2, vierde lid. De musea of instellingen bevestigen de afgifte van de kunstwerken binnen de gestelde termijn aan de hand van een ontvangstbewijs, opgemaakt in tweevoud. De inbetalinggevers sturen onmiddellijk een exemplaar van het ontvangstbewijs aan de voorzitter van de bijzondere commissie. Als de kunstwerken niet binnen de gestelde termijn zijn afgegeven, brengen de aangewezen musea of instellingen de voorzitter van de bijzondere commissie daarvan onmiddellijk op de hoogte. De voorzitter van de bijzondere commissie stelt de inbetalinggevers met een aangetekende brief in gebreke. Als de inbetalinggevers de kunstwerken niet binnen veertien dagen na de datum van de verzending van de ingebrekestelling hebben afgegeven, wordt de inbetalinggeving van rechtswege ontbonden, tenzij de voorzitter van de bijzondere commissie er de voorkeur aan geeft om de gedwongen tenuitvoerlegging van de verbintenis tot afgifte van de kunstwerken te eisen. 4. Het risico van de kunstwerken blijft tot bij de afgifte van de kunstwerken bij de schattingsaanvragers. Elke wijziging, verandering of beschadiging van de kunstwerken tussen het tijdstip van de indiening van de schattingsaanvraag en het tijdstip van de afgifte brengt de ontbinding van rechtswege van de inbetalinggeving mee. Art De erelonen en expertisevergoedingen en alle andere vergoedingen van kosten die de bijzondere commissie betaald heeft aan experten en instellingen waarop ze voor de vervulling van haar taken heeft beroep gedaan, de kosten verbonden aan de verplaatsingen die de leden van de bijzondere commissie hebben gedaan om moeilijk verplaatsbare kunstwerken te onderzoeken op de plaats waar ze door de schattingsaanvragers worden bewaard, en de kosten die verbonden zijn aan de kennisgevingen en ingebrekestellingen die de bijzondere commissie heeft gedaan, worden beschouwd als schattingskosten. 2. De voorzitter van de bijzondere commissie brengt de schattingsaanvragers op de hoogte van het bedrag dat als voorschot op de schattingskosten bij de bevoegde eniteit van de Vlaamse administratie moet worden betaald. Binnen een termijn van twee weken, te rekenen van de kennisgeving, storten de schattingsaanvragers het bedrag van het voorschot op rekening van de bevoegde entiteit van de Vlaamse Administratie. Binnen vijf dagen na de storting zendt de bevoegde entiteit van de Vlaamse adminstratie een eensluidend verklaard afschrift van het ontvangstbewijs aan de voorzitter van de bijzondere commissie. Dat voorschot wordt bepaald op 250 euro per kunstwerk waarvoor een schattingsaanvraag wordt ingediend. De bijzondere commissie kan in de loop van haar werkzaamheden beslissen het als voorschot te betalen bedrag voor een of meer kunstwerken te verhogen als blijkt dat de kosten van schatting van de desbetreffende kunstwerken meer dan het dubbele van de geldsom, vermeld in het eerste lid, zullen bedragen. Bij laattijdige of onvolledige betaling van het voorschot of van de verhoging ervan, is artikel , 8, van overeenkomstige toepassing. 3. Nadat de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, de inbetalinggeving geheel of gedeeltelijk aanvaard heeft en na de kennisname van het ontvangstbewijs, vermeld in artikel , 3, tweede lid, zendt de voorzitter van de bijzondere commissie een attest aan de schattingsaanvragers waarin vermeld wordt dat de schattingskosten worden gedragen door het Vlaamse Gewest. Op zicht van dat attest betaalt de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bedrag van het voorschot terug aan de schattingsaanvragers. 4. Als goederen uit de schattingsaanvraag of het aanbod tot inbetalinggeving worden teruggetrokken, als de inbetalinggeving niet wordt aanvaard of als het ontvangstbewijs, vermeld in artikel , 3, tweede lid, niet wordt afgeleverd, stelt de voorzitter van de bijzondere commissie een staat van de schattingskosten op. De schattingsaanvragers zijn hoofdelijk en ondeelbaar gehouden tot betaling van die kosten. Onderaan op de staat van schattingskosten wordt het bedrag van het voorschot toegerekend op het bedrag van de schattingskosten.

124 5350 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Blijft er nog een saldo ten bate van de schattingsaanvragers over, dan zendt de voorzitter van de bijzondere commissie een eensluidend verklaard afschrift van de aangevulde staat van schattingskosten aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie en aan de schattingsaanvragers. De bevoegde entiteit van de Vlaamse adminstratie stort vervolgens het saldo van het voorschot terug aan de schattingsaanvragers. Als het voorschot niet volstaat voor de betaling van de schattingskosten, zendt de voorzitter van de bijzondere commissie de aangevulde staat van schattingskosten aan de schattingsaanvragers en een eensluidend verklaard afschrift ervan aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie. Het bedrag van het saldo zoals dat blijkt uit de d aangevulde staat van schattingskosten, wordt door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie verder ingevorderd. Art De bijzondere commissie, vermeld in artikel , 2, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, is samengesteld uit : 1 drie personeelsleden van de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie, onder wie de voorzitter en de secretaris van de commissie; 2 twee personeelsleden van de Vlaamse administratie van het beleidsdomein Cultuur; 3 vijf leden, vertegenwoordigers van de Raad voor het behoud van het roerend cultureel erfgoed, opgericht bij artikel 4 van het decreet van 24 januari 2003 houdende bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang. De effectieve leden van de bijzondere commissie, alsook hun plaatsvervangers, worden benoemd door de Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen. Het adres van de commissie wordt gevestigd op het adres van de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie. 2. De voorzitter van de bijzondere commissie stelt de plaats, de dag en het uur van de vergadering vast. Hij stelt eveneens de agenda vast. De commissieleden, of hun plaatsvervanger, kunnen een punt op de agenda laten inschrijven als ze daarvoor vooraf een verzoek aan de voorzitter hebben gericht. 3. De voorzitter, of, in opdracht, een secretaris, roept de commissieleden op ten minste zeven dagen voor de datum van de vergadering. De oproeping vermeldt de agenda. Bij de oproeping wordt voor elke schattingsaanvraag, vermeld in artikel , 1en 2, een afschrift van het aanvraagdossier gevoegd. 4. Leden die de vergadering niet kunnen bijwonen, brengen het secretariaat van de bijzondere commissie daarvan op de hoogte, en verzoeken hun plaatsvervanger om hen op de vergadering te vertegenwoordigen. 5. De voorzitter opent en sluit de vergaderingen. Hij leidt de besprekingen en organiseert de stemming als geen consensus wordt bereikt. 6. De notulen van de vergaderingen van de bijzondere commissie maken een integrerend deel uit van het door de bijzondere commissie te verlenen advies. De notulen worden, samen met het ontwerp van advies, ter goedkeuring aan de commissieleden toegestuurd. De voorzitter van de bijzondere commissie ondertekent het goedgekeurde advies. Elk commissielid ontvangt een afschrift van het goedgekeurde en door de voorzitter ondertekende advies. 7. De voorzitter beslist, op eigen initiatief of in voorkomend geval op vraag van de commissieleden, of en wanneer de eigenaar, de erfgenamen, legatarissen of begiftigden, of deskundigen in de vergadering worden uitgenodigd en toegelaten teneinde nadere inlichtingen over de kwalitatieve hoedanigheden, de toestand en de waarde van de te schatten werken te verstrekken. 8. De commissieleden, de plaatsvervangers en de leden van het secretariaat zijn gehouden tot geheimhouding in verband met de besprekingen.. Art. 35. Aan titel 3, hoofdstuk 12, van hetzelfde besluit wordt een afdeling 3, die bestaat uit artikel , toegevoegd, die luidt als volgt : Afdeling 3. Andere verplichtingen in het kader van de registratiebelasting Art De beroepsverklaring, vermeld in artikel , 2, 1, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, moet verzonden worden naar de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie. De beroepsverklaring, vermeld in het eerste lid, moet gedagtekend en ondertekend zijn, en vermeldt de volgende gegevens : 1 de voornamen, de achternaam, het beroep en het domicilie van de verklaarder, en zijn geboorteplaats en -datum, als het een particulier betreft; 2 de bedrijfsnaam, de bedrijvigheid, de maatschappelijke zetel, de datum van de oprichtingsakte en, in voorkomend geval, de openbare ambtenaar voor wie deze akte verleden werd, als het een vennootschap betreft; 3 de vermelding dat de beroepsverklaring ter uitvoering van artikel , 2, 1, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 gedaan wordt.. Art. 36. Artikel van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : Art De erfgenamen of de begiftigden moeten, om een melding te doen overeenkomstig artikel , 2, eerste lid, of artikel , 2, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie met het daarvoor bestemde formulier op de hoogte brengen van wijzigingen inzake de voorwaarden die gesteld worden om het verlaagde tarief of de vrijstelling te behouden. Voor het verlaagde tarief inzake de erfbelasting, moet in die kennisgeving het kohierartikel van het desbetreffende aanslagbiljet voor de erfbelasting worden opgenomen. Een afschrift van het rechtsgeldig aandelenregister dat ondertekend is door alle aandeelhouders of, bij gebreke daaraan, van de notulen van de algemene vergaderingen vanaf de datum van het overlijden van de erflater of vanaf de datum van de authentieke akte van schenking, alsook een afschrift van de stukken waaruit de wijziging blijkt, moeten bij de kennisgeving worden gevoegd..

125 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5351 Art. 37. Aan titel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 maart 2014, wordt een hoofdstuk 20, dat bestaat uit artikel tot en met , toegevoegd, dat luidt als volgt : Hoofdstuk 20. Voorafgaande attesten Art De schriftelijke bevestiging van het Agentschap van de goedkeuring van het uitgebreid beheerplan van bossen geldt als attest tot vrijstelling van erfbelasting als vermeld in artikel van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december Art Het bevoegde personeelslid van de Vlaamse administratie brengt het Agentschap op de hoogte van het genoten voordeel per erfgenaam. Die kennisgeving bevat de volgende informatie : 1 de voornaam, achternaam en het rijksregisternummer van de erflater; 2 de voornaam, achternaam en de woonplaats van alle erfgenamen, alsook hun graad van verwantschap; 3 de ligging en het kadastraal perceelnummer van het onroerend goed in kwestie; 4 het bedrag van het genoten voordeel per erfgenaam. Artikel Overeenkomstig artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, vordert het Agentschap de subsidie, vermeld in artikel 13bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990, terug. Art Het attest tot het verkrijgen van kosteloze registratie in het kader van een brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een brownfieldconvenant als vermeld in artikel , tweede lid, artikel , derde lid, en artikel , tweede lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, bevat de volgende gegevens : 1 de vermelding dat toepassing wordt gemaakt van één van de volgende bepalingen : a) artikel , eerste lid, 4, van de voormelde codex; b) artikel , eerste lid, 12, van de voormelde codex; c) artikel van de voormelde codex; 2 de naam en het adres van hetzij de begiftigde, hetzij de verkrijger; 3 het adres en het kadasternummer van het geschonken of overgedragen onroerend goed; 4 de verklaring dat het onroerend goed in kwestie verkregen werd door hetzij een schenking onder de levenden, hetzij een aankoop of een ruil of een andere overeenkomst tot overdracht onder bezwarende titel van eigendom of vruchtgebruik, hetzij een gehele of gedeeltelijke verdeling of een afstand onder bezwarende titel, onder mede-eigenaars, van onverdeelde delen of een omzetting als vermeld in artikel 745quater en 745quinquies van het Burgerlijk Wetboek; 5 de verklaring dat de overdracht van het onroerend goed plaats vond met het oog op de realisatie van een brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een brownfieldconvenant als vermeld in artikel 4 van het decreet van 30 maart 2007 betreffende de Brownfieldconvenanten; 6 de verklaring dat het onroerend goed in kwestie deel uitmaakt van een brownfieldproject, met vermelding van de referentienummer en de projecthandelingen die ten aanzien van het onroerend goed in kwestie zullen worden gesteld; 7 de datum en plaats van ondertekening van het attest. Het attest wordt door hetzij de begiftigde, hetzij de verkrijger ondertekend. Het bevoegde personeelslid van het Agentschap Ondernemen wordt belast met de opmaak en de verzending van de kennisgeving waarin staat dat de voorwaarden voor het behoud van de vrijstelling niet langer vervuld zijn. In die kennisgeving wordt de reden vermeld van het verval van de vrijstelling. De leidend ambtenaar van het Agentschap Ondernemen bepaalt de vorm van de kennisgeving. Art De leidend ambtenaar van de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie wordt gemachtigd om de vorm van de formulieren en attesten, vermeld in de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 en dit besluit, te bepalen en die formulieren en attesten aan te passen aan de decreet- en besluitwijzigingen.. Art. 38. Aan artikel van hetzelfde besluit worden een punt 10 tot en met 24 toegevoegd, die luiden als volgt : 10 het koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001, voor wat betreft het Vlaamse Gewest, met uitzondering van artikel 2, artikel 2bis, artikel 2ter, artikel 4, artikel 7, artikel 8ter, artikel 8quater, artikel 13 en 14, bijlage 1, B, bijlage 2, bijlage 3 en bijlage 4; 11 het koninklijk besluit van 11 januari 1940 betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004, voor wat betreft het Vlaamse Gewest, met uitzondering van artikel 1, artikel 9/1, artikel 12, artikel 13, artikel 14 en artikel 15 en artikel 16 alsook van de bijlagen als die geen betrekking hebben op de registratiebelasting; 12 het koninklijk besluit van 18 juli 1972 betreffende de uitvoering der artikelen 117 en 120 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 oktober 1985, voor wat betreft het Vlaamse Gewest, met uitzondering van artikel 3; 13 artikel 1 van het het koninklijk besluit van 13 november 1978 tot uitvoering van de wet van 27 april 1978 tot bevordering van de bilaterale en multilaterale ruil van ongebouwde landeigendommen en bossen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 december 1979, voor wat betreft het Vlaamse Gewest;

126 5352 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 14 het koninklijk besluit van 26 november 1980 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 48 2 van het Wetboek der successierechten, voor wat betreft het Vlaamse Gewest; 15 het koninklijk besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de modaliteiten van de aandeelhouderschapsovereenkomst bedoeld in artikel 140ter, 3, van het Wetboek der registratie, hypotheek- en griffierechten, voor wat betreft het Vlaamse Gewest; 16 het koninklijk besluit van 26 augustus 2003 houdende aanvullende regels betreffende de inbetalinggeving van kunstwerken ter voldoening van de successierechten, tot vaststelling van de nadere regels betreffende de betaling en de teruggave van de schattingskosten bedoeld in artikel 83-3 van het Wetboek der successierechten en in artikel 111, vijfde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van elk van de artikelen van de wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de afgifte van kunstwerken ter betaling van successierechten, voor wat betreft het Vlaamse Gewest, met uitzondering van artikel 2, 3, artikel 22, artikel 23, artikel 24, artikel 31, artikel 32 en met uitzondering van artikel 6, eerste lid, 4, en artikel 8, tweede lid, voor zover die artikelen betrekking hebben op de inkomstenbelastingen; 17 het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 tot uitvoering van artikel 55ter en 55quater van het Wetboek der successierechten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006 en 14 juli 2006 en bij het ministerieel besluit van 21 december 2006; 18 het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2007 betreffende de vorm van het attest tot het verkrijgen van kosteloze registratie in het kader van een Brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een Brownfieldconvenant; 19 het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot uitvoering van de artikelen 140quinquies en 140sexies van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en de artikelen 60/4 en 60/5 van het Wetboek der successierechten; 20 het ministerieel besluit van 9 maart 2000 betreffende de formulieren voor aangifte inzake successierechten, voor wat betreft het Vlaamse Gewest; 21 het ministerieel besluit van 30 januari 2004 houdende de werkwijze en de organisatie van de bijzondere commissie, belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten voor wat betreft het Vlaamse Gewest; 22 het ministerieel besluit van 20 april 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten; 23 het ministerieel besluit van 25 april 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten; 24 het ministerieel besluit van 5 oktober 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten. Art. 39. Bijlage 2 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlage die bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 21. Wijziging van het ministerieel besluit van 29 oktober 2010 tot nadere invulling van de regels inzake de indeling van de verrichtingen in de financiële administratie, de boekhoudkundige waarderings- en rubriceringsregels, de financiële rapportering aan de Vlaamse overheid en de boekhoudkundige organisatie van de sociale huisvestingsmaatschappijen Art. 40. In artikel 2 van bijlage 1 bij het ministerieel besluit van 29 oktober 2010 tot nadere invulling van de regels inzake de indeling van de verrichtingen in de financiële administratie, de boekhoudkundige waarderings- en rubriceringsregels, de financiële rapportering aan de Vlaamse overheid en de boekhoudkundige organisatie van de sociale huisvestingsmaatschappijen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 7 januari 2013, wordt het woord registratierechten telkens vervangen door de woorden registratiebelasting of registratierechten. HOOFDSTUK 22. Slotbepalingen Art. 41. Dit besluit treedt in werking op 1 januari Art. 42. De Vlaamse minister, bevoegd voor de fiscaliteit, de financiën en de begrotingen, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 19 december De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, A. TURTELBOOM

127 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5353 Concordantietabel 1 Tabel 1 : WIB 92 Bijlage 2. Concordantietabellen Bepaling WIB 92 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Tabel 2 : Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92) Bepaling KB/WIB 92 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 128 Art Art. 129 Art Art. 130 Art Art. 133, 1 Art Art. 133, 2 Art Art. 133, 3 Art Art. 134 Art Art. 135 Art Art. 136 Art

128 5354 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Bepaling KB/WIB 92 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 137 Art Art. 138 Art Art. 139, 1 Art Art. 139, 2 Art Art. 139, 3 Art Art. 141 Art Art. 142 Art Art. 146 Art Art. 147 Art Art. 148 Art Art. 151 Art Art. 153 Art Art. 154 Art Art. 161 Art Art. 162 Art Art. 163 Art Art. 164 Art Art. 165 Art Art. 167 Art Art. 172 Art Art. 173 Art Art. 174 Art Art. 176 Art Art. 211 Art Art. 213 Art Art. 214 Art Art. 215 Art Art. 217 Art Art. 218 Art Art. 219 Art Art. 221 Art Art. 222 Art Art. 223 Art Art. 224 Art Tabel 3 : Besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 tot regeling van de modaliteiten waaronder de in artikel 253, eerste lid, 7 en 8, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vrijstellingen van de onroerende voorheffing worden aangevraagd Bepaling besluit 18 juli 2003 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 1 Art Art. 2 Art Art. 3 Art Art. 4 Art Tabel 4 : Besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 2010 houdende uitvoering van de compensatie voor de gederfde opbrengsten uit de gemeentelijke en de provinciale opcentiemen op de onroerende voorheffing op materieel en outillage en op energiezuinige gebouwen Bepaling besluit 23 juli 2010 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 1 Art Art. 2 Art Art. 4 Art

129 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5355 Tabel 5 : Wetboek van 23 november 1965 van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (WIGB) Bepaling WIGB Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Tabel 6 : Koninklijk besluit van 8 juli 1970 houdende de algemene verordening betreffende de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (KB/WIGB) Bepaling KB/WIGB Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 3, tweede zinsdeel Art Art. 5 Art Art. 6 Art Art. 7 Art Art. 10 Art Art. 10 Art Art. 10 Art Art. 10 Art

130 5356 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Bepaling KB/WIGB Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 10 Art Art. 11 Art Art. 13 Art Art. 14/1 Art Art. 15, 3 Art Art. 16 Art Art. 25 Art Art. 26 Art Art. 30 Art Tabel 7 : Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2010 tot oprichting van een Vlaamse controle-instantie voor de naleving van de wetten op de verkeersbelastingen en houdende wijziging van diverse bepalingen Bepaling besluit 10 december 2010 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 1 Art Art. 2, eerste lid Art Art. 3 Art Art. 4 Art Art. 5 Art Tabel 8 : Wet van 27 december 1994 tot goedkeuring van het Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, ondertekend te Brussel op 9 februari 1994 door de Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, en tot invoering van een Eurovignet overeenkomstig richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993 (Eurovignetwet) Bepaling Eurovignetwet Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art

131 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5357 Bepaling Eurovignetwet Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Tabel 9 : Koninklijk besluit van 9 januari 1995 ter uitvoering van de wet van 27 december 1994 tot goedkeuring van het Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, ondertekend te Brussel op 9 februari 1994 door de Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, en tot invoering van een Eurovignet, overeenkomstig richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993 Bepaling besluit 9 januari 1995 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 1 Art Art. 2/1 Art Tabel 10 : Koninklijk besluit van 8 september 1997 tot bepaling van het wegennet waarop het eurovignet van toepassing is Bepaling besluit 8 september 1997 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 1 Art Tabel 11 : Koninklijk besluit van 19 december 2001 ter uitvoering van de artikelen 8, 12 en 13, van de wet van 27 december 1994 tot goedkeuring van het Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, ondertekend te Brussel op 9 februari 1994 door de Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, en tot invoering van een eurovignet, overeenkomstig Richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993 Bepaling besluit 19 december 2001 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 1 Art Art. 2 Art Tabel 12 : Besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot vaststelling van de schalen van de administratieve boete inzake eurovignet Bepaling besluit 18 maart 2011 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 3 Art Bijlage Bijlage 1 Tabel 13 : Decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 (decreet verkrottingsheffing woningen en gebouwen) Bepaling decreet verkrottingsheffing woningen en gebouwen Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art

132 5358 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Bepaling decreet verkrottingsheffing woningen en gebouwen Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Tabel 14 : Besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van verkrotting van gebouwen en/of woningen Bepaling besluit 2 april 1996 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 11, eerste lid Art Art. 12, 1 Art Art. 12, 2 Art Art. 15 Art Art. 19 Art Tabel 15 : Decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten (decreet leegstandsheffing bedrijfsruimten) Bepaling decreet leegstandsheffing bedrijfsruimten Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art

133 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5359 Bepaling decreet leegstandsheffing bedrijfsruimten Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Tabel 16 : Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juli 1997 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten Bepaling besluit 1 juli 1997 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 14 Art Art. 18 Art Art. 18bis Art Art. 18ter Art Art. 19 Art Tabel 17 : Wetboek van 31 maart 1936 der successierechten Bepaling W.Succ. Art. 83 4, tweede lid en derde lid Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art , 1, eerste en tweede lid Tabel 18 : Koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten Bepaling KB 31/03/1936 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 1 Opgeheven Art. 3 Opgeheven Art. 5 Opgeheven Art. 6 Opgeheven Art. 8 Art Art. 8bis Art Art. 9 Opgeheven Art. 10 Opgeheven Art. 11 Opgeheven Art. 12 Opgeheven Bijlage 1A Opgeheven

134 5360 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Tabel 19 : Koninklijk besluit van 26 november 1980 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 48.2 van het Wetboek der Successierechten Art. 1 Art. 2 Art. 3 Art. 4 Art. 5 Art. 6 Bepaling KB 26/11/1980 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Opgeheven Opgeheven Opgeheven Opgeheven Opgeheven Opgeheven Tabel 20 : Koninklijk besluit van 26 augustus 2003 houdende aanvullende regels betreffende de inbetalinggeving van kunstwerken ter voldoening van de successierechten, tot vaststelling van de nadere regels betreffende de betaling en de teruggave van de schattingskosten bedoeld in artikel 83-3 van het Wetboek der Successierechten en in artikel 111, vijfde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van elk van de artikelen van de wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de afgifte van kunstwerken ter betaling van successierechten Bepaling KB 26/08/2003 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 1, 1 Art , 1, tweede lid en 2, tweede lid Art. 1, 2, 1, eerste lid, a) Opgeheven Art. 1, 2, 1, eerste lid, b) Art , 1, eerste lid Art. 1, 2, 1, tweede lid Art , 1, tweede lid Art. 1, 2, 2, eerste lid, a) Opgeheven Art. 1, 2, 2, eerste lid, b) Art , 2, eerste lid Art. 1, 2, 2, tweede lid Art , 2, tweede lid Art. 1, 2, 3 Art , 3 Art. 1, 3 Opgeheven Art. 2, 1en 2, met uitzondering van punt 3 Art , 4 Art. 2, 2, 3 Opgeheven Art. 3, 1 tot en met 6 Art , 5 Art. 3, 7 Opgeheven Art. 4 Art , 6 Art. 5 Art , 7 Art. 6, eerste lid, 1 tot en met 3 Art , 8, eerste lid Art. 6, tweede lid Art , 8, tweede lid Art. 6, derde en vierde lid Opgeheven Art. 7 Art , 1 Art. 8, eerste en tweede lid Art , 2 Art. 8, derde en vierde lid Opgeheven Art. 9, 1, eerste en tweede lid Art , 3 Art. 9, 1, derde en vierde lid Opgeheven Art. 9, 2, eerste, tweede lid en vierde lid Art , 4 Art. 9, 2, derde lid Opgeheven Art. 10 met uitzondering van 1, eerste lid, laatste Art , 5 zinsnede en van 1, tweede lid, 2 Art. 11 Art , 1 Art. 12 Art , 2 Art. 13 Art , 3 Art. 14 Art , 4 Art. 15 met uitzondering van 2 Art , 5 Art. 16 Art , 4en 5, eerste lid Art. 17 Art , 5, tweede en derde lid Art. 18 Art , 1 Art. 19 Art , 2 Art. 20 Art , 3

135 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5361 Bepaling KB 26/08/2003 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 21 Art , 4 Art. 25 Art , 1 Art. 26, eerste lid Art , 2, eerste lid, eerste zin Art. 26, tweede en derde lid Art , 2, tweede en derde lid Art. 27 Art , 2, eerste lid, tweede en derde zin Art. 28 Art , 2, vierde lid Art. 29 Art , 3 Art. 30 Art , 4 Art. 33 Opgeheven Art. 34 Opgeheven Tabel 21 : Besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 tot uitvoering van artikel 55ter en 55quater van het Wetboek der Successierechten Bepaling BVR 04/02/2005 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 1, 2 en 6 Art , derde lid Art. 2 Art Art. 3 Art Art. 4 Art Art. 5 Opgeheven Art. 6 Opgeheven Art. 6bis Opgeheven Art. 6ter Opgeheven Art. 7 Opgeheven Art. 8 Opgeheven Bijlage Opgeheven Tabel 22 : Besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot uitvoering van de artikelen 140quinquies en 140sexies van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en de artikelen 60/4 en 60/5 van het Wetboek der Successierechten Bepaling BVR 02/03/2012 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 1 Opgeheven Art. 2 Art Art. 3 Opgeheven Art. 4 Opgeheven Art. 5, eerste en tweede lid Art Art. 5, derde en vierde lid Opgeheven Art. 6 Opgeheven Art. 7 Opgeheven Tabel 23 : Ministerieel Besluit van 9 maart 2000 betreffende de formulieren voor aangifte inzake successierechten Bepaling MB 09/03/2000 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 1, eerste lid Art Art. 1, tweede en derde lid Opgeheven Art. 2 Opgeheven Art. 4 Opgeheven Art. 5 Opgeheven Art. 6 Opgeheven Bijlagen Opgeheven

136 5362 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Tabel 24 : Ministerieel Besluit van 30 januari 2004 houdende de werkwijze en de organisatie van de bijzondere commissie, belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten Bepaling MB 30/01/2004 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 1 Art , 2 Art. 2, eerste lid Opgeheven Art. 2, tweede lid Art , 1, derde lid Art. 3 Art , 3 Art. 4 Art , 4 Art. 5 Art , 5 Art. 6 Art , 6 Art. 7 Opgeheven Art. 8 Art , 7 Art. 9 Art , 8 Tabel 25 : Koninklijk besluit van 11 januari 1940 betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten Bepaling KB 11/01/1940 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 2 Art Art. 2bis Art Art. 8 Art Art. 9 Art Art. 10 Opgeheven Art. 11 Opgeheven Art. 12 Opgeheven Art. 13 Opgeheven Art. 14 Opgeheven Art. 15 Opgeheven Tabel 26 : Koninklijk besluit van 18 juli 1972 betreffende de uitvoering der artikelen 117 en 120 van het Wetboek der registratie-, hypotheek en griffierechten Art. 1 Art. 2 Bepaling KB 18/07/1972 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Opgeheven Opgeheven Tabel 27 : Koninklijk besluit van 13 november 1978 tot uitvoering van de wet van 27 april 1978 tot bevordering van de bilaterale en multilaterale ruil van ongebouwde landeigendommen en bossen Bepaling KB 13/11/1978 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art. 1 Art , art , art Tabel 28 : Koninklijk besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de modaliteiten van de aandeelhouderschapsovereenkomst bedoeld in artikel 140ter, 3, van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten Art. 1 Art. 2 Art. 3 Bepaling KB 19/04/1999 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Opgeheven Opgeheven Opgeheven Tabel 29 : Besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2007 betreffende de vorm van het attest tot het verkrijgen van kosteloze registratie in het kader van een Brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een Brownfieldconvenant Art. 1 Art. 2 Art. 3 Bijlage Bepaling BVR 09/11/2007 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Opgeheven Opgeheven Opgeheven Art , eerste en tweede lid

137 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5363 Tabel 30 : Ministerieel besluit van 30 januari 2004 houdende de werkwijze en de organisatie van de bijzondere commissie, belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten voor wat betreft het Vlaamse Gewest Art. 1 Art. 2 Art. 3 Art. 4 Art. 5 Art. 6 Art. 7 Art. 8 Art. 9 Bepaling MB 30/01/2004 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Opgeheven Opgeheven Opgeheven Opgeheven Opgeheven Opgeheven Opgeheven Opgeheven Opgeheven Tabel 31 : Ministerieel besluit van 20 april 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten; Art. 1 Art. 2 Bepaling MB 20/04/2006 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Opgeheven Opgeheven Tabel 32 : Ministerieel besluit van 25 april 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten; Art. 1 Art. 2 Art. 3 Art. 4 Bepaling MB 25/04/2006 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Opgeheven Opgeheven Opgeheven Opgeheven Tabel 33 : Ministerieel besluit van 5 oktober 2006 tot benoeming van de leden van de bijzondere commissie belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten. Art. 1 Art. 2 Art. 3 Art. 4 Bepaling MB 05/10/2006 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Opgeheven Opgeheven Opgeheven Opgeheven Concordantietabel 2 Tabel 1 : WIB 92 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling WIB 92 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300

138 5364 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling WIB 92 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Tabel 2 : Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92) Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling KB/WIB 92 Art Art. 128 Art Art. 129 Art Art. 130 Art Art. 133, 1 Art Art. 133, 2 Art Art. 133, 3 Art Art. 134 Art Art. 135 Art Art. 136 Art Art. 137 Art Art. 138 Art Art. 139, 1 Art Art. 141 Art Art. 139, 2 Art Art. 139, 3 Art Art. 142 Art Art. 146 Art Art. 147 Art Art. 148 Art Art. 151 Art Art. 153 Art Art. 154 Art Art. 161 Art Art. 162 Art Art. 163 Art Art. 164 Art Art. 165

139 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5365 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling KB/WIB 92 Art Art. 172 Art Art. 173 Art Art. 174 Art Art. 167 Art Art. 211 Art Art. 213 Art Art. 214 Art Art. 215 Art Art. 217 Art Art. 218 Art Art. 219 Art Art. 221 Art Art. 222 Art Art. 223 Art Art. 224 Art Art. 176 Tabel 3 : Besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 tot regeling van de modaliteiten waaronder de in artikel 253, eerste lid, 7 en 8, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vrijstellingen van de onroerende voorheffing worden aangevraagd Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling besluit 18 juli 2003 Art Art. 1 Art Art. 2 Art Art. 3 Art Art. 4 Tabel 4 : Besluit van de Vlaamse Regering van 23 juli 2010 houdende uitvoering van de compensatie voor de gederfde opbrengsten uit de gemeentelijke en de provinciale opcentiemen op de onroerende voorheffing op materieel en outillage en op energiezuinige gebouwen Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling besluit 23 juli 2010 Art Art. 1 Art Art. 2 Art Art. 4 Tabel 5 : Wetboek van 23 november 1965 van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (WIGB) Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Bepaling WIGB

140 5366 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Bepaling WIGB Tabel 6 : Koninklijk besluit van 8 juli 1970 houdende de algemene verordening betreffende de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (KB/WIGB) Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling KB/WIGB Art Art. 15, 3 Art Art. 16 Art Art. 30 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 3, tweede zinsdeel Art Art. 5 Art Art. 6 Art Art. 25 Art Art. 26 Art Art. 7 Art Art. 10 Art Art. 10 Art Art. 10 Art Art. 11 Art Art. 10 Art Art. 10 Art Art. 13 Art Art. 14/1 Tabel 7 : Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2010 tot oprichting van een Vlaamse controle-instantie voor de naleving van de wetten op de verkeersbelastingen en houdende wijziging van diverse bepalingen Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling besluit 10 december 2010 Art Art. 1 Art Art. 2, eerste lid Art Art. 4 Art Art. 5 Art Art. 3

141 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5367 Tabel 8 : Wet van 27 december 1994 tot goedkeuring van het Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, ondertekend te Brussel op 9 februari 1994 door de Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, en tot invoering van een Eurovignet overeenkomstig richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993 (Eurovignetwet) Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Bepaling Eurovignetwet Tabel 9 : Koninklijk besluit van 9 januari 1995 ter uitvoering van de wet van 27 december 1994 tot goedkeuring van het Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, ondertekend te Brussel op 9 februari 1994 door de Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, en tot invoering van een Eurovignet, overeenkomstig richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling besluit 9 januari 1995 Art Art. 2/1 Art Art. 1

142 5368 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Tabel 10 : Koninklijk besluit van 8 september 1997 tot bepaling van het wegennet waarop het eurovignet van toepassing is Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling besluit 8 september 1997 Art Art.1 Tabel 11 : Koninklijk besluit van 19 december 2001 ter uitvoering van de artikelen 8, 12 en 13, van de wet van 27 december 1994 tot goedkeuring van het Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens, ondertekend te Brussel op 9 februari 1994 door de Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, en tot invoering van een eurovignet, overeenkomstig Richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling besluit 19 december 2001 Art Art. 2 Art Art. 1 Tabel 12 : Besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2011 tot vaststelling van de schalen van de administratieve boete inzake eurovignet Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling besluit 18 maart 2011 Art Art. 3 Bijlage 1 Bijlage Tabel 13 : Decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 (decreet verkrottingsheffing woningen en gebouwen) Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Bepaling decreet verkrottingsheffing woningen en gebouwen Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis

143 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5369 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art Art Art Art Art Bepaling decreet verkrottingsheffing woningen en gebouwen Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Tabel 14 : Besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van verkrotting van gebouwen en/of woningen Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling besluit 2 april 1996 Art Art. 15 Art Art. 19 Art Art. 12, 1 Art Art. 11, eerste lid Art Art. 12, 2 Tabel 15 : Decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten (decreet leegstandsheffing bedrijfsruimten) Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling decreet leegstandsheffing bedrijfsruimten Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33

144 5370 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling decreet leegstandsheffing bedrijfsruimten Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Tabel 16 : Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juli 1997 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling besluit 1 juli 1997 Art Art. 18 Art Art. 18bis Art Art. 18ter Art Art. 19 Art Art. 14 Tabel 17 : Wetboek van 31 maart 1936 der successierechten Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Art , 1, eerste en tweede lid Bepaling W.Succ. Art. 83 4, tweede en derde lid Tabel 18 : Koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling KB 31/03/1936 Art Art. 8 Art Art. 8bis Tabel 19 : Koninklijk besluit van 26 augustus 2003 houdende aanvullende regels betreffende de inbetalinggeving van kunstwerken ter voldoening van de successierechten, tot vaststelling van de nadere regels betreffende de betaling en de teruggave van de schattingskosten bedoeld in artikel 83-3 van het Wetboek der Successierechten en in artikel 111, vijfde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van elk van de artikelen van de wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de afgifte van kunstwerken ter betaling van successierechten Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling KB 26/08/2003 Art , 1, eerste lid Art. 1, 2, 1, eerste lid, b) Art , 1, tweede lid Art. 1, 2, 1, tweede lid en art. 1, 1 Art , 2, eerste lid Art. 1, 2, 2, eerste lid, b) Art , 2, tweede lid Art. 1, 2, 2, tweede lid en art. 1, 1 Art , 3 Art. 1, 2, 3 Art , 4 Art. 2 1en 2, met uitzondering van punt 3 Art , 5 Art. 3, 1 tot en met 6 Art , 6 Art. 4 Art , 7 Art. 5 Art , 8, eerste lid Art. 6, eerste lid, 1 tot en met 3 Art , 8, tweede lid Art. 6, tweede lid Art , 1 Art. 7 Art , 2 Art. 8, eerste lid en tweede lid voor zover dit geen bretkking heeft op de inkomstenbelastingen Art , 3 Art. 9, 1, eerste en tweede lid Art , 4 Art. 9, 2, eerste, tweede en vierde lid Art , 5 Art. 10 met uitzondering van 1, eerste lid, laatste zinsnede en van 1, tweede lid, 2 Art , 1 Art. 11 Art , 2 Art. 12 Art , 3 Art. 13 Art , 4 Art. 14 en art. 16 Art , 5, eerste lid Art. 15 en art. 16 Art , 5, tweede en derde lid Art. 15, 3 en art. 17 Art , 1 Art. 18

145 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5371 Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling KB 26/08/2003 Art , 2 Art. 19 Art , 3 Art. 20 Art , 4 Art. 21 Art , 1 Art. 25 Art , 2, eerste lid, eerste zin Art. 26, eerste lid Art , 2, tweede en derde lid Art. 26, tweede en derde lid Art , 2, eerste lid, tweede en derde zin Art. 27 Art , 2, vierde lid Art. 28 Art , 3 Art. 29 Art , 4 Art. 30 Tabel 20 : Besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 tot uitvoering van artikel 55ter en 55quater van het Wetboek der Successierechten Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling BVR 04/02/2005 Art , vierde lid Art. 1, 2 en 6 Art Art. 2 Art Art. 3 Art Art. 4 Tabel 21 : Besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot uitvoering van de artikelen 140quinquies en 140sexies van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en de artikelen 60/4 en 60/5 van het Wetboek der Successierechten Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling BVR 02/03/2012 Art Art. 5, eerste en tweede lid Art Art. 2 Tabel 22 : Ministerieel Besluit van 9 maart 2000 betreffende de formulieren voor aangifte inzake successierechten Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling MB 09/03/2000 Art Art. 1, eerste lid Tabel 23 : Ministerieel Besluit van 30 januari 2004 houdende de werkwijze en de organisatie van de bijzondere commissie, belast onder meer met de schatting van kunstwerken voor de toepassing van sommige fiscale wetten Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling MB 30/01/2004 Art , 1, derde lid Art. 2, tweede lid Art , 2 Art. 1 Art , 3 Art. 3 Art , 4 Art. 4 Art , 5 Art. 5 Art , 6 Art. 6 Art , 7 Art. 8 Art , 8 Art. 9 Tabel 24 : Koninklijk besluit van 11 januari 1940 betreffende de uitvoering van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling KB 11/01/1940 Art Art. 8 Art Art. 2 Art Art. 2bis Art Art. 9 Tabel 25 : Koninklijk besluit van 13 november 1978 tot uitvoering van de wet van 27 april 1978 tot bevordering van de bilaterale en multilaterale ruil van ongebouwde landeigendommen en bossen Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling KB 13/11/1978 Art Art. 1 Art Art. 1

146 5372 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling KB 13/11/1978 Art Art. 1 Tabel 26 : Besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2007 betreffende de vorm van het attest tot het verkrijgen van kosteloze registratie in het kader van een Brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een Brownfieldconvenant Bepaling Besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit Bepaling BVR 09/11/2007 Art , eerste en tweede lid Bijlage Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 houdende wijziging van het besluit Vlaamse Codex Fiscaliteit van 20 december De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, A. TURTELBOOM TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE [C 2014/35080] 19 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement flamand portant modification de l arrêté relatif au Code flamand de la Fiscalité du 20 décembre 2013 et différentes autres dispositions dans le cadre du transfert du service des droits d enregistrement et de succession Le Gouvernement flamand, Vu la loi spéciale du 8 août 1980 portant réforme des institutions, articles 20, modifiée par la loi spéciale du 16 juillet 1993 ; Vu le Code du 31 mars 1936 des Droits de Succession, article 60bis, 11, alinéas 3 et 4, modifié par le décret du 22 décembre 1999 et par le décret du 23 décembre 2011 ; Vu la loi du 12 juillet 1973 relative à la conservation de la nature, article 54, 6, modifiée par le décret du 21 décembre 1994 ; Vu la loi du 12 juillet 1976 portant des mesures particulières en matière de remembrement légal de biens ruraux en vertu de la loi lors de l exécution de grands travaux d infrastructure ; Vu le Décret forestier du 13 juin 1990 ; Vu le décret du 23 février 1994 relatif à l infrastructure affectée aux matières personnalisables, article 6, 1 er, modifié par le décret du 12 février 2010, article 7, modifié par le décret du 12 février 2010 et le décret du 20 décembre 2013, article 7bis, modifié par le décret du 12 février 2010 et le décret du 20 décembre 2013, et article 7ter, modifié par le décret du 12 février 2010 ; Vu le décret du 16 avril 1996 portant protection des sites ruraux ; Vu le décret du 15 juillet 1997 contenant le Code flamand du Logement, article 40, 4, et article 79 ; Vu le décret du 6 juillet 2001 contenant diverses mesures d accompagnement de l ajustement du budget 2001, article 7 ; Vu le décret du 4 avril 2003 portant dispositions visant à créer une «Universiteit Antwerpen» et à modifier le décret du 22 décembre 1995 portant modification de divers décrets relatifs à l «Universiteit Antwerpen» ; Vu le décret du 27 mars 2009 relatif à la politique foncière et immobilière ; Vu le décret du 30 mars 2007 relatif aux conventions Brownfield ; Vu le Code flamand de l Aménagement du Territoire du 15 mai 2009 ; Vu le Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, article , article , 2, alinéa 1 er, , 4, , , alinéa 2, , 2, alinéa1 er, , 2, 1, , 1 er, , alinéa 3, , , alinéa 2, , alinéa 2, , , 6, alinéa 1 er,2, , inséré par le décret du 19 décembre 2014, article , modifié par le décret du 19 décembre 2014, et article , 4 et 5, modifié par les décrets du 19 décembre 2014 ; Vu l arrêté royal du 31 mars 1936 portant règlement général des droits de succession ; Vu l arrêté royal du 11 janvier 1940 relatif à l exécution du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe ; Vu l arrêté royal du 18 janvier 1972 relatif à l exécution des articles 117 et 120 du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe ; Vu l arrêté royal du 13 novembre 1978 portant exécution de la loi du 27 avril 1978 encourageant les échanges bilatéraux et multilatéraux d immeubles ruraux et forestiers non bâtis ; Vu l arrêté royal du 26 novembre 1980 déterminant les modalités d application de l article 48 2 du Code des Droits de Succession ; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 3 mai 1995 réglant l exonération de droits de succession afférents aux parts de sociétés créées dans le cadre de la réalisation et/ou du financement de programmes d investissement de résidences services ; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 8 octobre 1996 portant exécution de l article 54 de la loi du 12 juillet 1973 relative à la conservation de la nature ; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 18 novembre 1997 relatif à l exemption de droits de succession pour les entreprises familiales et les sociétés de famille ; Vu l arrêté royal du 19 avril 1999 fixant les modalités du pacte d actionnariat visé àl article 140ter, 3, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe ;

147 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5373 Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 8 juin 1999 fixant la subvention globale d investissement et les normes techniques de la construction pour des structures destinées aux personnes âgées et des structures de soins à domicile ; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 30 novembre 2001 portant octroi d une subvention aux Centres publics d Aide sociale et à des associations sans but lucratif à titre d intervention dans l indemnité pour l acquisition de la propriété des résidences services réalisées sur leurs terrains dans le cadre d un contrat de leasing immobilier conclu avec la SICAF ; Vu l arrêté royal du 26 août 2003 contenant des règles complémentaires relatives à la dation d œuvres d art comme mode de paiement des droits de succession, fixant les règles précises relatives au paiement et à la restitution des frais d évaluation visés à l article 83-3 du Code des Droits de Succession et à l article 111, alinéa 5, du Code des impôts sur le revenu 1992 et fixant la date d entrée en vigueur de chacun des articles de la loi du 21 juin 2001 visant à modifier les conséquences sur l impôt sur le revenu des donations à l État et les modalités des dations d œuvres d art en paiement de droits de succession ; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 4 février 2005 portant exécution de l article 55ter et 55quater du Code des Droits de Succession ; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 9 février 2007 réglant la garantie d investissement pour les centres de services de soins et de logement, octroyée par le «Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden» (fonds flamand de l infrastructure affectée aux matières personnalisables), et modifiant l arrêté du Gouvernement flamand du 1 er septembre 2006 réglant la garantie d investissement alternative octroyée par le «Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden» ; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 9 novembre 2007 relatif à la forme de l attestation visant l obtention de l enregistrement gratuit dans le cadre d un projet Brownfield faisant l objet d une convention Brownfield ; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 18 juin 2010 fixant la subvention d investissement et les normes techniques et physiques de la construction pour des structures d assistance spéciale à la jeunesse ; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 10 septembre 2010 fixant la subvention d investissement et les normes techniques et physiques de la construction pour le secteur des soins de santé préventifs et ambulants ; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 10 septembre 2010 fixant la subvention d investissement et les normes techniques et physiques de la construction pour les centres d aide sociale générale ; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 4 mars 2011 fixant la subvention d investissement et les normes techniques et physiques de la construction pour le secteur des établissements de soins destinés à des familles avec des enfants ; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 2 mars 2012 portant exécution des articles 140quinquies et 140sexies du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe et des articles 60/4 et 60/5 du Code des droits de succession ; Vu l arrêté du Gouvernement flamand du 13 septembre 2013 portant les conditions auxquelles la Société flamande du Logement social et le Fonds flamand du Logement peuvent octroyer des prêts sociaux à des particuliers ; Vu l arrêté relatif au Code flamand de la Fiscalité du 20 décembre 2013 ; Vu l arrêté ministériel du 9 mars 2000 relatif aux formules de déclaration des droits de succession ; Vu l arrêté ministériel du 30 janvier 2004 déterminant le fonctionnement et l organisation de la commission spéciale chargée notamment de l évaluation des œuvres d art pour l application de certaines lois fiscales ; Vu l arrêté ministériel du 20 avril 2006 portant nomination des membres de la commission spéciale chargée notamment de l évaluation des œuvres d art pour l application de certaines lois fiscales ; Vu l arrêté ministériel du 25 avril 2006 portant nomination des membres de la commission spéciale chargée notamment de l évaluation des œuvres d art pour l application de certaines lois fiscales ; Vu l arrêté ministériel du 5 octobre 2006 portant nomination des membres de la commission spéciale chargée notamment de l évaluation des œuvres d art pour l application de certaines lois fiscales ; Vu l arrêté ministériel du 29 octobre 2010 précisant les modalités concernant la répartition des opérations dans l administration financière, les règles d évaluation et de catégorisation comptables, le rapportage financier à l Autorité flamande et l organisation comptable des sociétés de logement social ; Vu l avis de l Inspection des Finances, rendu le 10 octobre 2014 ; Vu l avis /3 du Conseil d État rendu le 10 décembre 2014, en application de l article 84, 1 er, alinéa 1 er,2, des lois sur le Conseil d État, coordonnées le 12 janvier 1973 ; Sur proposition du ministre flamand du Budget, des Finances et de l Énergie ; Après délibération, Arrête : CHAPITRE 1 er. Modifications de la loi du 12 juillet 1976 portant des mesures particulières en matière de remembrement légal de biens ruraux en vertu de la loi lors de l exécution de grands travaux d infrastructure Article 1 er. Dans l article 40, alinéa 3, de la loi du 12 juillet 1976 portant des mesures particulières en matière de remembrement légal de biens ruraux en vertu de la loi lors de l exécution de grands travaux d infrastructure, la partie de phrase «l article 72 du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe» est remplacée par la partie de phrase «l article , 1 er,l article et l article , 1 er,2 et 3, 3, alinéa4,et 5, alinéa 5, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013». CHAPITRE 2. Modifications du Décret forestier du 13 juin 1990 Art. 2. À l article 13bis du Décret forestier du 13 juin 1990, inséré par le décret du 9 mai 2003, les modifications suivantes sont apportées : 1 dans l alinéa premier, les mots «Les droits de succession ou de mutation par décès qui» sont remplacés par «L impôt de succession qui» ; 2 dans l alinéa 1 er, la partie de phrase «l article 55quater du Code des droits de succession» est remplacée par la partie de phrase «l article du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013» ; 3 dans l alinéa 2, 2), la partie de phrase «au 1) du 2del article 55quater du Code des droits de succession» est remplacée par la partie de phrase «à l article , alinéa 2, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013».

148 5374 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD CHAPITRE 3. Modification du Décret forestier du 16 avril 1996 portant la protection des sites ruraux Art. 3. Dans l article 35, 3, alinéa 2, dudécret du 16 avril 1996 portant la protection des sites ruraux, inséré par le décret du 8 décembre 2000 et renuméroté par le décret du 13 février 2004, les mots «les droits d enregistrement et de succession» sont remplacés par les mots «les impôts d enregistrement et de succession». CHAPITRE 4. Modification du décret du 6 juillet 2001 contenant diverses mesures d accompagnement de l ajustement du budget 2001 Art. 4. Dans l article 7, 1 er, alinéa 1 er,dudécret du 6 juillet 2001 contenant diverses mesures d accompagnement de l ajustement du budget 2001, la partie de phrase «l article 55bis, 2, du Code des droits de succession, inséré par le décret du 21 décembre 1994» est remplacée par la partie de phrase «l article , 2, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013». CHAPITRE 5. Modification du décret du 4 avril 2003 portant dispositions visant à créer une «Universiteit Antwerpen» et à modifier le décret du 22 décembre 1995 portant modification de divers décrets relatifs à l «Universiteit Antwerpen» Art. 5. Dans l article 9 du décret du 4 avril 2003 portant des dispositions visant à créer une «Universiteit Antwerpen» et à modifier le décret du 22 décembre 1995 portant modification de divers décrets relatifs à l «Universiteit Antwerpen», remplacé par le décret du 7 mai 2004, le paragraphe 9 est abrogé. CHAPITRE 6. Modifications du Décret du 30 mars 2007 relatif aux conventions Brownfield Art. 6. À l article 21/1 du décret du 30 mars 2007 relatif aux conventions Brownfield, inséré par le décret du 27 mars 2009, les modifications suivantes sont apportées : 1 dans le paragraphe 1 er, la partie de phrase «l article 161, 14, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe» est remplacée par la partie de phrase «l article , alinéa 1 er,4, et alinéas 2 à 4 inclus, l article , alinéa 1 er,12, l article , alinéas 3 à 5 inclus, et l article du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013» ; 2 dans le paragraphe 2, alinéa 1 er, la partie de phrase «l article 161, 14, alinéa 1 er, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe» est remplacée par la partie de phrase «l article , alinéa1 er, 4, l article , alinéa 1 er, 12, et l article , alinéa 1 er, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013» ; 3 dans le paragraphe 2, alinéa 1 er, la partie de phrase «l article 161, 14, alinéa 2, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe» est remplacée par la partie de phrase «l article , alinéa 2, l article , alinéa 3,etl article , alinéa 2, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013». CHAPITRE 7. Modifications du Décret du 27 mars 2009 relatif à la politique foncière et immobilière Art. 7. À l article , 1 er,dudécret du 27 mars 2009 relatif à la politique foncière et immobilière, les modifications suivantes sont apportées : 1 dans l alinéa 1 er, la partie de phrase «les articles 45 et 46 du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe» est remplacée par la partie de phrase «les articles et du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013» ; 2 dans l alinéa 2, 2, la partie de phrase «l article 46bis, alinéa 4, 2, c), du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe» est remplacée par la partie de phrase «l article , 2, 2, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013». CHAPITRE 8. Modifications du Code flamand de l Aménagement du Territoire du 15 mai 2009 Art. 8. À l article 2.6.2, 1 er, du Code flamand de l Aménagement du Territoire du 15 mai 2009, les modifications suivantes sont apportées : 1 dans l alinéa 2, les mots «les droits d enregistrement et de succession» sont remplacés par les mots «les impôts d enregistrement et de succession» ; 2 dans l alinéa 3,1, les mots «droits d enregistrement» sont remplacés par les mots «impôt d enregistrement». CHAPITRE 9. Modification de l arrêté du Gouvernement flamand du 3 mai 1995 réglant l exonération de droits de succession afférents aux parts de sociétés créées dans le cadre de la réalisation et/ou du financement de programmes d investissement de résidences services Art. 9. Dans l article 9 de l arrêté du Gouvernement flamand du 3 mai 1995 réglant l exonération de droits de succession afférents aux parts de sociétés créées dans le cadre de la réalisation et/ou du financement de programmes d investissement de résidences services, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand du 3 décembre 1996 et du 21 décembre 2012, la partie de phrase «l article 11» est remplacée par la partie de phrase «l article , 4, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013». CHAPITRE 10. Modifications de l arrêté du Gouvernement flamand du 8 octobre 1996 portant exécution de l article 54 de la loi du 12 juillet 1973 relative à la conservation de la nature Art. 10. Dans l article 1, 1 er,1, del arrêté du Gouvernement flamand du 8 octobre 1996 portant exécution de l article 54 de la loi du 12 juillet 1973 relative à la conservation de la nature, les mots «les droits d enregistrement et de succession» sont remplacés par les mots «les impôts d enregistrement et de succession». Art. 11. Dans l article 9, 1 er,dumême arrêté, modifié par l arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2007, les mots «les droits d enregistrement et de succession» sont remplacés par les mots «les impôts d enregistrement et de succession». CHAPITRE 11. Modifications de l arrêté du Gouvernement flamand du 18 novembre 1997 relatif à l exemption de droits de succession pour les entreprises familiales et les sociétés de famille, pour autant qu il s agisse de décès antérieurs au 1 er janvier 2012 Art. 12. Les articles 2bis et 2ter de l arrêté du Gouvernement flamand du 18 novembre 1997 relatif à l exemption de droits de succession pour les entreprises familiales et les sociétés de famille, inséré par l arrêté du Gouvernement flamand du 14 juillet 2006, sont abrogés. Art. 13. L article 3 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand du 6 juillet 2001 et du 23 avril 2004, est abrogé.

149 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5375 Art. 14. L article 4 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand du 6 juillet 2001 et du 23 juin 2006, est abrogé. Art. 15. À l article 5 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand du 8 juin 1999 et du 23 juin 2006, les modifications suivantes sont apportées : 1 dans le paragraphe 1 er,l alinéa 2 est abrogé ; 2 le paragraphe 2 est remplacé par ce qui suit : «2. À cette notification doit être jointe une copie des déclarations de la sécurité sociale, du registre des actions et/ou des pièces dont apparaît la modification.» ; 3 les paragraphes 3 et 4 sont abrogés. Art. 16. Dans l article 6, 1 er,dumême arrêté, remplacé par l arrêté du Gouvernement flamand du 6 juillet 2001, le mot «administration» est remplacé par les mots «entité compétente de l administration flamande». Art. 17. Les annexes 1 à 4 incluses du même arrêté, remplacé par l arrêté ministériel du 22 septembre 2008, sont abrogées. Art. 18. Dans l annexe 5 du même arrêté, remplacé par l arrêté ministériel du 22 septembre 2008, la partie de phrase «article 133 et suivants du Code des droits de succession» est remplacée par la partie de phrase «les dispositions du titre 3, chapitre 15, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013». CHAPITRE 12. Modification de l arrêté du Gouvernement flamand du 8 juin 1999 fixant la subvention globale d investissement et les normes techniques de la construction pour des structures destinées aux personnes âgées et des structures de soins à domicile Art. 19. Dans l article 8, alinéa2,del arrêté du Gouvernement flamand du 8 juin 1999 fixant la subvention globale d investissement et les normes techniques de la construction pour des structures destinées aux personnes âgées et des structures de soins à domicile, inséré par l arrêté du Gouvernement flamand du 10 novembre 2011, les mots «droits d enregistrement» sont remplacés par les mots «impôt d enregistrement ou droits d enregistrement». CHAPITRE 13. Modification de l arrêté du Gouvernement flamand du 30 novembre 2001 portant octroi d une subvention aux Centres publics d Aide sociale et à des associations sans but lucratif à titre d intervention dans l indemnité pour l acquisition de la propriété des résidences services réalisées sur leurs terrains dans le cadre d un contrat de leasing immobilier conclu avec la SICAF Art. 20. Dans l article 1 er,2, del arrêté du Gouvernement flamand du 30 novembre 2001 portant octroi d une subvention aux Centres publics d Aide sociale et à des associations sans but lucratif à titre d intervention dans l indemnité pour l acquisition de la propriété des résidences services réalisées sur leurs terrains dans le cadre d un contrat de leasing immobilier conclu avec la SICAF, la partie de phrase «article 55bis, 2, du Code des droits de succession, inséré par le décret du 21 décembre 1994, et de l arrêté du Gouvernement flamand du 3 mai 1995 réglant l exonération de droits de succession afférents aux parts de sociétés créées dans le cadre de la réalisation et/ou du financement de programmes d investissement de résidences services» est remplacée par la partie de phrase «article , 2, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013». CHAPITRE 14. Modification de l arrêté du Gouvernement flamand du 9 février 2007 réglant la garantie d investissement pour les centres de services de soins et de logement, octroyée par le «Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden», et modifiant l arrêté du Gouvernement flamand du 1 er septembre 2006 réglant la garantie d investissement alternative octroyée par le «Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden» Art. 21. Dans l article 4, alinéa 4, 3, del arrêté du Gouvernement flamand du 9 février 2007 réglant la garantie d investissement pour les centres de services de soins et de logement, octroyée par le «Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden», et modifiant l arrêté du Gouvernement flamand du 1 er septembre 2006 réglant la garantie d investissement alternative octroyée par le «Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden», les mots «droits d enregistrement» sont remplacés par les mots «impôt d enregistrement ou droits d enregistrement». CHAPITRE 15. Modification de l arrêté du Gouvernement flamand du 18 juin 2010 fixant la subvention d investissement et les normes techniques et physiques de la construction pour des structures d assistance spéciale à la jeunesse Art. 22. Dans l article 11, alinéa 2, del arrêté du Gouvernement flamand du 18 juin 2010 fixant la subvention d investissement et les normes techniques et physiques de la construction pour les structures d assistance spéciale à la jeunesse, les mots «droits d enregistrement» sont remplacés par les mots «impôt d enregistrement ou droits d enregistrement». CHAPITRE 16. Modification de l arrêté du Gouvernement flamand du 10 septembre 2010 fixant la subvention d investissement et les normes techniques et physiques de la construction pour le secteur des soins de santé préventifs et ambulants Art. 23. Dans l article 14, alinéa 2, de l arrêté du Gouvernement flamand du 10 septembre 2010 fixant la subvention d investissement et les normes techniques et physiques de la construction pour le secteur des soins de santé préventifs et ambulants, les mots «droits d enregistrement» sont remplacés par les mots «impôt d enregistrement ou droits d enregistrement». CHAPITRE 17. Modification de l arrêté du Gouvernement flamand du 10 septembre 2010 fixant la subvention d investissement et les normes techniques et physiques de la construction pour les centres d aide sociale générale Art. 24. Dans l article 10, alinéa 2, de l arrêté du Gouvernement flamand du 10 septembre 2010 fixant la subvention d investissement et les normes techniques et physiques de la construction pour les centres d aide sociale générale, les mots «droits d enregistrement» sont remplacés par les mots «impôt d enregistrement ou droits d enregistrement».

150 5376 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD CHAPITRE 18. Modification de l arrêté du Gouvernement flamand du 4 mars 2011 fixant la subvention d investissement et les normes techniques et physiques de la construction pour le secteur des établissements de soins destinés à des familles avec des enfants Art. 25. Dans l article 13, alinéa 2, del arrêté du Gouvernement flamand du 4 mars 2011 fixant la subvention d investissement et les normes techniques et physiques de la construction pour le secteur des établissements de soins destinés à des familles avec des enfants, les mots «droits d enregistrement» sont remplacés par les mots «impôt d enregistrement ou droits d enregistrement». CHAPITRE 19. Modification de l arrêté du Gouvernement flamand du 13 septembre 2013 portant les conditions auxquelles la Société flamande du Logement social et le Fonds flamand du Logement peuvent octroyer des prêts sociaux à des particuliers Art. 26. Dans l article 9, alinéa 7, de l arrêté du Gouvernement flamand du 13 septembre 2013 portant les conditions auxquelles la Société flamande du Logement social et le Fonds flamand du Logement peuvent octroyer des prêts sociaux à des particuliers, les mots «droits d enregistrement» sont remplacés par les mots «impôt d enregistrement ou droits d enregistrement». CHAPITRE 20. Modifications de l arrêté relatif au Code flamand de la Fiscalité du 20 décembre 2013 Art. 27. L article de l arrêté relatif au Code flamand de la Fiscalité du 20 décembre 2013 est remplacé par ce qui suit : «Art Les notions figurant sous le titre 2, chapitre 5, sont interprétées conformément aux dispositions de l arrêté du Gouvernement flamand du 2 avril 1996 relatif à la redevance visant à lutter contre l inoccupation et le délabrement de bâtiments et/ou d habitations. Les notions figurant sous le titre 2, chapitre 6, sont interprétées conformément aux dispositions de l arrêté du Gouvernement flamand du 1 er juillet 1997 portant exécution du décret du 19 avril 1995 portant mesures de protection et de prévention d inoccupation et de négligence des lieux d exploitation. Au titre 3, chapitre 4, section 3, du présent arrêté, on entend par : la commission spéciale : la commission spéciale mentionnée à l article , 1 er, alinéa 1 er, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre Au titre 3, chapitre 20, du présent arrêté, on entend par : 1 l Agence : l «Agentschap voor Natuur en Bos» (Agence flamande pour la nature et les forêts), mentionnée à l article 27, 1 er, 2 de l arrêté du Gouvernement flamand du 3 juin 2005 relatif à l organisation de l Administration flamande ; 2 plan de gestion des bois étendu : le plan de gestion qui comprend les données figurant dans l annexe I jointe à l arrêté du Gouvernement flamand du 27 juin 2003 relatif aux plans de gestion des bois.». Art. 28. Au titre 2 du même arrêté, un chapitre 7, composé des articles à inclus, est ajouté, qui est libellé comme suit : «Chapitre 7. Impôt de succession Section 1. Objet imposable Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 2. Contribuables Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 3. Base imposable Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 4. Tarifs Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 5. Réductions Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 6. Exonérations Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 7. Modalité de perception Art Réservé pour une utilisation ultérieure.». Art. 29. Au titre 2 du même arrêté, un chapitre 8, composé des articles à inclus, est ajouté, qui est libellé comme suit : «Chapitre 8. Impôt de donation Section 1. Objet imposable Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 2. Contribuables Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 3. Base imposable Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 4. Tarifs Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 5. Réductions Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 6. Exonérations Art Réservé pour une utilisation ultérieure.

151 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5377 Section 7. Modalité de perception Art Réservé pour une utilisation ultérieure.». Art. 30. Au titre 2 du même arrêté, un chapitre 9, composé des articles à inclus, est ajouté, qui est libellé comme suit : «Chapitre 9. Droit de vente Section 1 re. Objet imposable Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 2. Contribuables Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 3. Base imposable Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 4. Tarifs Art Dans le cas, mentionné àl article , 6, alinéa 1 er,2, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, le revenu maximum de l immeuble construit et de ses dépendances est fixé conformément à l article , 2, 2, b) et c), du code précité et selon la distinction qui y est faite, étant entendu que la date à laquelle le revenu cadastral est déterminé après l achèvement du bâtiment est substituée à la date de l acte d acquisition. Art Le coefficient, mentionné à l article , 1 er, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, est fixé àtrois cent cinquante. Section 5. Réductions Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 6. Exonérations Art Le coefficient, mentionné àl article , du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, est fixé en application de l article Section 7. Modalité de perception Art Le coefficient, mentionné à l article , alinéa 2, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, est fixé en application de l article ». Art. 31. Au titre 2 du même arrêté, un chapitre 10, composé des articles à inclus, est ajouté, qui est libellé comme suit : «Chapitre 10. Droit de partage Section 1 re. Objet imposable Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 2. Contribuables Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 3. Base imposable Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 4. Tarifs Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 5. Réductions Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 6. Exonérations Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 7. Modalité de perception Art Réservé pour une utilisation ultérieure.». Art. 32. Au titre 2 du même arrêté, un chapitre 11, composé des articles à inclus, est ajouté, qui est libellé comme suit : «Chapitre 11. Droit à la constitution d hypothèque Section 1 re. Objet imposable Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 2. Contribuables Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 3. Base imposable Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 4. Tarifs Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 5. Réductions Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 6. Exonérations Art Réservé pour une utilisation ultérieure. Section 7. Modalité de perception Art Réservé pour une utilisation ultérieure.».

152 5378 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Art. 33. Au titre 3, chapitre 3, section 1 re,dumême arrêté, un article est ajouté, qui est libellé comme suit : «Art La déclaration d une succession, visée à l article ou du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, a lieu par le biais d un formulaire délivré par l entité compétente de l Administration flamande et contenant les éléments mentionnés à l article , 1 er, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013.» Art. 34. Au titre 3, chapitre 4, section 3, du même arrêté, l article à inclus, est ajouté, qui est libellé comme suit : «Art er.silesœuvres d art font intégralement partie de la succession ou si elles appartiennent intégralement au défunt et à son(sa) conjoint(e) survivant(e) à la date du décès, la demande d évaluation, visée à l article , 1 er, alinéa 7, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, doit être introduite avant l expiration, soit du délai normal pour le dépôt deladéclaration, visé àl article , 2, du code précité, soit du délai prolongé pour cette déclaration, conformément à l article du code précité, si la prolongation du délai de dépôt aété accordée pour d autres motifs que le dépôt de la demande d évaluation. La date de la demande d évaluation sera la date de remise à la poste de la lettre envoyée par recommandé. 2. Si, le jour du décès, les œuvres d art appartiennent intégralement au conjoint survivant ou aux héritiers, légataires ou donataires, la demande d évaluation visée à l article , 1 er, alinéa 7, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, doit être introduite avant l expiration du délai de paiement visé àl article , alinéa 1 er, du code précité. La date du dépôt à la poste de la lettre recommandée fait également office de date pour la demande d évaluation. 3. Dans le cas visé au paragraphe 1 er, comme dans le cas visé au paragraphe 2, la demande d évaluation fait office d offre de dation en paiement. 4. La demande d évaluation visée à l article , 1 er, alinéa 7, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, mentionne : 1 les prénoms, le nom de famille et le dernier domicile fiscal du défunt, ainsi que le lieu et la date de son décès ; 2 les prénoms, le nom de famille et le domicile de chaque demandeur d évaluation, le titre en vertu duquel ils viennent à la succession et s ils sont tenus ou non au dépôt d une déclaration de succession ; 3 le choix du domicile en Belgique d un des demandeurs d évaluation, comme lieu où toutes les notifications peuvent être valablement signifiées aux demandeurs d évaluation ; 4 une description exacte de chaque œuvre d art dont l évaluation est demandée, avec indication de ses auteurs, de la situation des œuvres d art dans l œuvre des auteurs, les lieux où elles ont éventuellement été exposées, l état dans lequel se trouvent les œuvres d art et le lieu où elles se trouveront pendant la procédure de dation en paiement, s il s agit d œuvres d art difficiles à déplacer ; 5 si les œuvres d art sont assurées ou non, et si elles le sont, le nom des compagnies d assurance, la date et le numéro des polices et la valeur assurée par œuvre d art, lorsqu elles sont assurées distinctement ; 6 la confirmation expresse que chaque œuvre d art dont l évaluation est demandée répond à la condition de propriété visée à l article , 1 er, alinéa 2, du code précité, enspécifiant la manière dont le titre de propriété des demandeurs d évaluation a été établi. 5. La demande d évaluation visée à l article , 1 er, alinéa 7, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, comprend également un dossier incluant : 1 des pièces et éléments qui étayent les titres de propriété des demandeurs de l évaluation ; 2 de récentes représentations photographiques ou autres des œuvres d art ; 3 le cas échéant, une copie des certificats d authenticité en la possession des déclarants ; 4 si les demandeurs de l évaluation en disposent, toutes les pièces ou tous les éléments qui donnent une indication de la valeur actuelle des œuvres d art offertes ; 5 toutes les pièces ou tous les éléments qui démontrent, selon l avis des demandeurs de l évaluation, la renommée internationale des œuvres d art ou leur appartenance au patrimoine culturel mobilier du pays ; 6 une copie de tous les contrats d assurance souscrits en permanence ou occasionnellement pour les œuvres d art offertes, accompagnés des rapports d expertise qui ont été éventuellement établis pour déterminer la valeur à assurer. 6. La commission spéciale délivre un accusé de réception de la demande d évaluation aux demandeurs de l évaluation. 7. Si la demande d évaluation ou le dossier devant accompagner la demande est incomplet ou imprécis, la commission spéciale réclame les pièces ou preuves nécessaires aux demandeurs de l évaluation. 8. La commission spéciale avise le ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions, conformément à l article , 2, alinéa 1 er,2, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, de conclure à la non-recevabilité de la demande d évaluation si : 1 la demande ne répond pas aux exigences visées au paragraphe 4 ; 2 les demandeurs de l évaluation ne fournissent pas les pièces, visées au paragraphe 7, que la commission spéciale a réclamées, dans un délai d un (1) mois ; 3 la demande d évaluation a été déposée tardivement. Dans le cas, viséàl alinéa1 er, le ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions prend la décision de rejeter l offre de remise des œuvres d art. Il notifie à la commission spéciale sa décision de rejeter l offre de remise des œuvres d art. La commission spéciale informe l entité compétente de l Administration flamande de la décision du ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions, de rejeter l offre de remise des œuvres d art. L entité compétente de l Administration flamande notifie ensuite cette décision aux demandeurs de l évaluation. Art er. La commission spéciale peut exiger que les œuvres d art offertes en paiement de l impôt de succession recouvrable soient montrées à la commission spéciale ou aux experts ou institutions qu elle a désignés. La commission spéciale peut aussi exiger que les œuvres d art soient prêtées à la commission spéciale ou aux experts ou institutions qu elle a désignés, en vue d un examen approfondi de leur authenticité et de leurs frais de restauration ou de conservation.

153 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5379 La date et le lieu de l exécution de ces obligations sont fixés par le président de la commission spéciale, en concertation avec les demandeurs de l évaluation. Lorsqu une œuvre d art s avère difficile à déplacer, les demandeurs de l évaluation peuvent demander de s acquitter de leurs obligations en rendant l œuvre d art accessible, aux dates et heures fixées par le président, à la commission spéciale et aux experts désignés par la commission spéciale ou aux représentants des institutions que la commission spéciale a désignées. L endroit où l œuvre d art est rendue accessible doit se situer en Belgique. La présentation et le prêt à usage des œuvres d art sont aux risques des demandeurs de l évaluation. À l exception de l article 1883, les articles 1880 à 1891 inclus du Code civil sont d application. 2. Si les demandeurs de l évaluation ne peuvent ou ne veulent pas s acquitter des obligations visées au paragraphe 1 er, la commission spéciale avise le ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions, conformément à l article , 2, alinéa 1 er, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, de conclure, sur cette base, à la non-recevabilité de la demande d évaluation. Dans le cas visé àl alinéa 1 er, le ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions prend la décision de rejeter l offre de remise des œuvres d art. Il notifie à la commission spéciale sa décision de rejeter l offre de remise des œuvres d art. La commission spéciale informe l entité compétente de l Administration flamande de la décision du ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions, de rejeter l offre de remise des œuvres d art. L entité compétente de l Administration flamande notifie ensuite cette décision aux demandeurs de l évaluation. 3. Lorsque la commission spéciale constate qu aucune des œuvres d art ne répond aux exigences qualitatives, visées à l article , 1 er, alinéa1 er, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, elle rend un avis négatif au ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions, conformément à l article , 2, alinéa 1 er, du code précité. Dans le cas visé àl alinéa 1 er, le ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions, prend la décision de rejeter l offre de remise des œuvres d art. Il notifie à la commission spéciale sa décision de rejeter l offre de remise des œuvres d art. La commission spéciale informe l entité compétente de l Administration flamande de la décision du ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions, de rejeter l offre de remise des œuvres d art. L entité compétente de l Administration flamande notifie ensuite cette décision aux demandeurs de l évaluation. 4. Lorsque la commission spéciale juge que certaines œuvres d art répondent, et d autres pas, aux exigences qualitatives visées à l article , 1 er, alinéa1 er, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, le président de la commission en informe les demandeurs de l évaluation. Dans le cas visé àl alinéa 1 er, les demandeurs d évaluation ont la possibilité de limiter leur demande aux œuvres d art qui répondent aux exigences qualitatives visées à l alinéa 1 er. Ils en informent le président de la commission spéciale dans un délai d un mois, à compter de la date de l envoi de la notification visée à l alinéa 1 er. À défaut d une notification en temps voulu telle que visée à l alinéa 2, la commission spéciale rend un avis négatif au ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions, conformément à l article , 2, alinéa 1 er, du code précité, concernant l ensemble des œuvres d art. Il sera alors procédé ultérieurement conformément au paragraphe 3, alinéa La commission spéciale établit un rapport de ses conclusions provisoires quant à la valeur des œuvres d art, qui répondent aux exigences qualitatives visées à l article , 1 er, alinéa 1 er, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre La commission spéciale notifie le rapport, visé àl alinéa 1 er, aux demandeurs de l évaluation. Les demandeurs d évaluation disposent d un délai d un mois, à compter du troisième jour suivant l envoi des conclusions provisoires, pour présenter leurs observations. Passé le délai visé à l alinéa 2, la commission spéciale procède à l établissement du rapport d évaluation définitif. Ce rapport tient lieu d avis quant à la valeur déterminée des œuvres d art. La commission spéciale notifie le rapport d évaluation définitif, visé àl alinéa 3, aux demandeurs de l évaluation. Art er. Les demandeurs d évaluation sont tenus de déposer la déclaration de succession dans un délai de deux mois, à compter de la date de notification de la décision du ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions, visée à l article , 8, alinéa 2, l article , 2, alinéa 2, 3, alinéa 2, et 4, alinéa 3, lorsqu une prolongation du délai de dépôt a été accordée uniquement en raison de la demande d évaluation. Une déclaration complémentaire est déposée dans un délai de deux mois, à compter de la date de la notification de la décision du ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions, visée à l article , 8, alinéa 2, l article , 2, alinéa 2, et 3, alinéa 2, lorsque les œuvres d art, pour lesquelles une demande d évaluation a été introduite, sont assorties dans la déclaration d une mention «pour mémoire». La même chose vaut pour les biens retirés par les demandeurs de l évaluation en application de l article , Aucune déclaration complémentaire ne doit pas être déposée, si la déclaration de succession a déjàété déposée au moment de la notification visée à l article , 5, alinéa 4. Si la valeur des œuvres d art offertes n est pas indiquée avec la mention «pour mémoire» dans la déclaration originale, cette estimation est assimilée à une mention «pour mémoire». Aucune déclaration complémentaire ne doit pas non plus être déposée, s il s agit d une déclaration pour laquelle des personnes non tenues au dépôt ont introduit une demande d évaluation recevable. Dans ce cas, les valeurs indiquées dans la déclaration originale sont assimilées à une mention «pour mémoire». Dans les cas, visés aux alinéas 1 er et 2, les mentions «pour mémoire» ou les mentions y assimilées dans la déclaration déposée, couplée à la notification, visée à l article , 5, alinéa 4, constituent la valeur déclarée des œuvres d art.

154 5380 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 3. Si la déclaration de succession n a pas encore été déposée au moment de la notification visée à l article , 5, alinéa 4, et que la demande d évaluation a été introduite par une ou plusieurs personnes tenues au dépôt dela déclaration de succession, les déclarants inscrivent alors dans la déclaration de succession la valeur des œuvres d art déterminée par la commission spéciale, conformément à l article , 2, alinéa1 er, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, en mentionnant que cette valeur a été fixée par la commission spéciale, conformément à l article , 2, alinéa 1 er, du code précité. 4. Lorsque la valeur des œuvres d art offertes, établie par la commission spéciale, conformément à l article , 2, alinéa1 er, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, est inférieure ou égale au montant global de l impôt de succession dû par les demandeurs d évaluation, les demandeurs d évaluation ont encore la possibilité de retirer entièrement ou partiellement leur offre. Lorsque la valeur des œuvres d art offertes, établie par la commission spéciale, conformément à l article , 2, alinéa 1 er, du code précité, est supérieure au montant global de l impôt de succession dû conjointement par les demandeurs d évaluation, ces derniers ont le choix entre la confirmation de l offre, l adaptation de l offre par le retrait d une ou plusieurs œuvres d art, de sorte que la valeur des œuvres restantes soit inférieure ou égale à l impôt de succession dû, ou le retrait de l offre. En cas de confirmation de l offre, lorsque les demandeurs d évaluation font ce choix, le solde est imputé sur l impôt de succession, calculé à charge d autres héritiers, légataires ou donataires nommément cités. S il subsiste encore un solde après cette imputation, il sera imputé sur l impôt de succession à recouvrer à charge des demandeurs d évaluation et, le cas échéant, sur l impôt de succession à recouvrer à charge des autres héritiers, légataires ou donataires nommément cités. La confirmation de l offre n ouvre aucun droit au paiement du solde. En cas d adaptation ou de retrait de l offre, visé àl alinéa 2, comme dans le cas visé àl article , 1 er,la valeur des œuvres d art appartenant à la succession et établie par la commission spéciale, conformément à l article , 2, alinéa 1 er, du code précité, constitue la valeur qui sera prise en considération pour la perception de l impôt de succession. 5. Dans le mois qui suit l envoi de la feuille d imposition, les demandeurs d évaluation notifient : 1 dans le cas du paragraphe 4, alinéa 1 er, à la commission spéciale, le retrait de l offre ou des montants à concurrence desquels l impôt de succession dû par les demandeurs d évaluation est censé être payé par la dation en paiement, si l offre de dation en paiement est acceptée par le ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions ; 2 dans le cas du paragraphe 4, alinéa 2, à la commission spéciale, la confirmation, l adaptation ou le retrait de l offre. En cas d adaptation de l offre, les demandeurs d évaluation mentionnent les montants à concurrence desquels l impôt de succession dû par les demandeurs d évaluation est censé être payé par la dation en paiement, si l offre de dation en paiement est acceptée par le ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions. En cas de confirmation de l offre, les demandeurs d évaluation mentionnent, le cas échéant, les montants à concurrence desquels l impôt de succession dû par les demandeurs d évaluation et par les autres héritiers, légataires et donataires nommément cités est censé être payé par la dation en paiement, si l offre de dation en paiement est acceptée par le ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions. À défaut de la notification à la commission spéciale, visée à l alinéa 1 er,1, les demandeurs d évaluation sont réputés avoir confirmé l offre, et l impôt de succession dû par les demandeurs d évaluation est censé être payé proportionnellement à la quote-part de chacun dans l impôt dû conjointement par eux, dans le cas visé à l article , 1 er, et proportionnellement à la quote-part de chacun dans la possession de l œuvre d art dans le cas visé àl article , 2, si l offre de dation en paiement est acceptée par le ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions. À défaut de la notification, visée à l alinéa 1 er,2, deconfirmation, d adaptation ou de retrait de l offre de dation en paiement à la commission spéciale, les demandeurs d évaluation sont réputés avoir confirmé l offre. Dans ce cas, l impôt de succession dû par les demandeurs d évaluation est censé être acquitté, si l offre de dation en paiement est acceptée par le ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions. Le solde ne sera pas imputé. Art er.leprésident de la commission spéciale transmet l avis sur les exigences qualitatives, visées à l article , 1 er, alinéa 1 er, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, ainsi que sur la valeur établie des œuvres d art, au ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions. L avis est accompagné d un dossier comprenant les pièces suivantes : 1 la demande d évaluation, le dossier visé àl article , 5, et toutes les pièces ou preuves que les demandeurs d évaluation ont produites en application de l article , 7; 2 les notifications faites par le demandeur en exécution de l article , 5, alinéa 1 er. À défaut de notifications, le président de la commission spéciale mentionne qu il est fait application de l article , 5, alinéa 2; 3 le cas échéant, la liste, établie par la commission spéciale, des musées ou des institutions, qui manifestent un intérêt à recevoir les œuvres d art de l État en prêt à usage, afin de les insérer dans leurs collections ; 4 un avis motivé sur la destination la plus appropriée des œuvres d art offertes. 2. Le ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions notifie à la commission spéciale sa décision concernant l offre. Lorsque le ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions n accepte pas toutes les œuvres d art offertes, les montants communiqués par les offrants, conformément à l article , 5, alinéa 1 er, à concurrence desquels ils souhaitent payer l impôt de succession dû par chacun d eux au moyen de l offre, sont ramenés proportionnellement à la valeur des œuvres d art acceptées par le ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions.

155 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5381 Pour les œuvres d art qu il accepte, le ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions mentionne dans cette notification les musées ou les institutions auxquels les œuvres d art doivent être remises. Le président de la commission spéciale notifie aux offrants et à l entité compétente de l Administration flamande la décision du ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions, en mentionnant les montants à concurrence desquels l impôt de succession dû par chacun des offrants sera réputé être acquitté par la remise des œuvres d art, ainsi que les musées ou institutions auxquels les œuvres d art doivent être remises. Le président de la commission spéciale informe les musées ou institutions auxquels les œuvres d art sont prêtées à usage, de la date ultime à laquelle les œuvres d art doivent leur être remises. 3. Les offrants doivent remettre les œuvres d art à leurs frais aux musées ou institutions indiqués, dans un délai de deux mois, à compter de la date de la notification par le président de la commission spéciale, visée au paragraphe 2, alinéa 4. Les musées ou institutions confirment la remise des œuvres d art dans le délai imparti, par le biais d un accusé de réception rédigé en deux exemplaires. Les personnes faisant la dation en paiement envoient immédiatement un exemplaire de l accusé de réception au président de la commission spéciale. Lorsque les œuvres d art ne sont pas remises dans le délai imparti, les musées ou institutions désignés en informent immédiatement le président de la commission spéciale. Le président de la commission spéciale met en demeure les personnes faisant dation en paiement, et ce, par lettre recommandée. Si les personnes faisant dation en paiement ne remettent pas les œuvres d art dans un délai de quinze jours, à compter de l envoi de la mise en demeure, la dation en paiement est résolue de plein droit, sauf si le président de la commission spéciale préfère exiger l exécution forcée del obligation de remise des œuvres d art. 4. Le risque lié aux œuvres d art demeure à charge des demandeurs d évaluation jusqu à la remise des œuvres d art. Les modifications, changements ou dommages occasionnés aux œuvres d art entre le moment du dépôt dela demande d évaluation et celui de la remise entraînent la résolution de plein droit de la dation en paiement. Art er. Sont considérés comme frais d évaluation les honoraires et les indemnitésd expertise, ainsi que toutes les autres indemnités de frais que la commission spéciale a payés aux experts et institutions auxquels elle a eu recours pour remplir ses missions, les frais liés aux déplacements effectués par les membres de la commission spéciale afin de pouvoir examiner les œuvres d art difficiles à déplacer là où elles sont conservées par les demandeurs d évaluation, et les frais liés aux notifications et aux mises en demeure faites par la commission spéciale. 2. Le président de la commission spéciale notifie aux demandeurs d évaluation le montant qui doit être payé à l entité compétente de l Administration flamande, à titre d avance sur les frais d évaluation. Les demandeurs d évaluation versent le montant de l avance, dans un délai de deux semaines, à compter de la date de notification, sur le compte de l entité compétente de l Administration flamande. Dans les cinq jours qui suivent le versement, l entité compétente de l Administration flamande envoie une copie certifiée conforme de l accusé de réception au président de la commission spéciale. Cette avance est fixée à un montant de 250 euros par œuvre d art pour laquelle une demande d évaluation est introduite. La commission spéciale peut décider au cours de ses travaux de majorer le montant à payer à titre d avance pour une ou plusieurs œuvres d art, lorsqu il s avère que les frais d évaluation des œuvres d art concernées s élèveront à plus du double du montant mentionné àl alinéa 1 er. En cas de paiement tardif ou incomplet de l avance ou de sa majoration, l article , 8 est d application correspondante. 3. Après que le ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions a entièrement ou partiellement accepté la dation en paiement et après avoir pris connaissance de l accusé de réception visé à l article , 3, alinéa 2, leprésident de la commission spéciale envoie aux demandeurs d évaluation une attestation stipulant que les frais d évaluation sont supportés par la Région flamande. Au vu de cette attestation, l entité compétente de l Administration flamande rembourse le montant de l avance aux demandeurs d évaluation. 4. Lorsque des biens sont retirés de la demande d évaluation ou de l offre de dation en paiement, lorsque la dation en paiement n est pas acceptée ou lorsque l accusé de réception, visé àl article , 3, alinéa 2, n est pas délivré, le président de la commission spéciale établit un état des frais d évaluation. Les demandeurs d évaluation sont solidairement et indivisiblement tenus au paiement de ces frais. L état des frais d évaluation mentionne, au bas, le montant de l avance imputé sur le montant des frais d évaluation. En cas de solde positif au profit des demandeurs d évaluation, le président de la commission spéciale envoie à l entité compétente de l Administration flamande et aux demandeurs d évaluation, une copie certifiée conforme de l état complété des frais d évaluation. L entité compétente de l Administration flamande rembourse ensuite le montant de l avance aux demandeurs d évaluation. Si l avance ne suffit pas à payer les frais d évaluation, le président de la commission spéciale envoie l état complété des frais d évaluation aux demandeurs d évaluation, ainsi qu une copie certifiée conforme de cet état à l entité compétente de l Administration flamande. Le montant du solde tel qu il ressort de l état complété des frais d évaluation est recouvré ultérieurement par l entité compétente de l Administration flamande. Art er. La commission spéciale visée à l article , 2 du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013 est composée de: 1 trois membres du personnel de l entité compétente de l Administration flamande, dont le président et le secrétaire de la commission ; 2 deux membres de l Administration flamande du domaine politique de la Culture ; 3 cinq membres, représentants du Conseil de conservation du patrimoine culturel mobilier instauré en vertu de l article 4 du décret du 24 janvier 2003 portant protection du patrimoine culturel mobilier présentant un intérêt exceptionnel.

156 5382 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Les membres effectifs de la commission spéciale, ainsi que leurs suppléants, sont nommés par le ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions. L adresse de la commission est celle de l entité compétente de l Administration flamande. 2. Le président de la commission spéciale fixe le lieu, le jour et l heure de la réunion. Il fixe également l ordre du jour. Les membres de la commission, ou leurs suppléants, peuvent faire inscrire un point à l ordre du jour moyennant une demande écrite préalable adressée à cet effet au président. 3. Le président ou, par ordre, un secrétaire convoque les membres de la commission, au moins sept jours avant la date de la réunion. La convocation mentionne l ordre du jour. Pour chaque demande d évaluation, visée à l article , 1 er et 2, une copie du dossier de demande est jointe à la convocation. 4. Tout membre empêché d assister à la réunion est tenu d en avertir le secrétariat de la commission spéciale et d inviter son suppléant à l y représenter. 5. Le président ouvre et clôt les réunions. Il mène les débats et organise le vote si un consensus n est pas atteint. 6. Les procès-verbaux des réunions de la commission spéciale font partie intégrante de l avis à rendre par la commission spéciale. Les procès-verbaux et le projet d avis sont transmis ensemble aux membres de la commission pour approbation. L avis approuvé est ensuite signé par le président de la commission spéciale. Chaque membre de la commission reçoit une copie de l avis approuvé et signé par le président. 7. Le président décide, seul ou le cas échéant, à la demande des membres de la commission, si et quand le propriétaire, les héritiers, les légataires ou les donataires, ou les experts sont invités et autorisés à participer à la réunion, en vue de fournir de plus amples informations concernant les caractéristiques qualitatives, l état et la valeur des œuvres àévaluer. 8. Les membres de la commission, les suppléants et les membres du secrétariat sont tenus au secret des délibérations.». Art. 35. Au titre 3, chapitre 12, du même arrêté, une section 3, qui se compose de l article , a été ajoutée, qui est libellée comme suit : «Section 3. Autres obligations dans le cadre de l impôt d enregistrement Art La déclaration de profession, visée à l article , 2, 1, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, doit être envoyée à l entité compétente de l Administration flamande. La déclaration de profession, visée à l alinéa 1 er, doit être datée et signée, et énoncer les données suivantes : 1 les prénoms, nom, profession et domicile du déclarant, ainsi que le lieu et la date de sa naissance, s il s agit d un particulier ; 2 la dénomination, l activité, lesiège social, la date de l acte constitutif et, le cas échéant, l officier public devant lequel cet acte est passé, s il s agit d une société ; 3 la mention que la déclaration de profession est effectuée enexécution de l article , 2, 1, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013.». Art. 36. L article du même arrêté est remplacé par ce qui suit : «Art Pour faire une déclaration, conformément à l article , 2, alinéa 1 er,ouà l article , 2, alinéa1 er, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, les héritiers ou les donataires sont tenus de notifier, à l aide du formulaire destiné à cet effet, toute modification relative aux conditions requises pour maintenir le tarif réduit ou l exonération, à l entité compétente de l Administration flamande. Pour le tarif réduit concernant l impôt de succession, cette notification doit inclure l article de rôle de la feuille d imposition pertinente pour l impôt de succession. La notification doit être accompagnée d une copie du registre des parts, valable en droit, qui est signée par tous les actionnaires, ou à défaut de cela, d une copie des procès-verbaux des assemblées générales tenues à partir de la date de décès dudéfunt ou de la date de l acte authentique de donation, ainsi que d une copie des pièces attestant la modification.». Art. 37. Au titre 3 du même arrêté, modifié par l arrêté du Gouvernement flamand du 21 mars 2014, un chapitre 20, composé des articles à inclus, est ajouté, qui est libellé comme suit : «Chapitre 20. Attestations antérieures Art La confirmation écrite de l Agence de l approbation écrite du plan de gestion des bois étendu, vaut comme attestation d exemption de l impôt de succession telle que visée à l article du Code flamand de la fiscalité du 13 décembre Art Le fonctionnaire compétent de l Administration flamande informe l Agence du bénéfice retiré par héritier. Cette notification comprend les informations suivantes : 1 le prénom, le nom et le numéro national du défunt ; 2 le prénom, le nom et le domicile de tous les héritiers, ainsi que leur degré de parenté ; 3 la situation et le numéro cadastral de la parcelle du bien immeuble en question ; 4 le montant du bénéfice retiré par héritier. Article Conformément à l article 13 de la loi du 16 mai 2003 fixant les dispositions générales applicables aux budgets, au contrôle des subventions et à la comptabilité des communautés et des régions, ainsi qu à l organisation du contrôle de la Cour des comptes, l Agence procède au recouvrement de la subvention visée à l article 13bis du Décret forestier du 13 juin 1990.

157 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5383 Art L attestation visant l obtention de l enregistrement gratuit dans le cadre d un projet Brownfield faisant l objet d une convention Brownfield telle que visée à l article , alinéa 2, à l article , alinéa 3, et à l article , alinéa 2, du Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013, énonce les données suivantes : 1 la mention qu il est fait application d une des dispositions suivantes : a) article , alinéa 1 er,4, du code précité ; b) article , alinéa 1 er,12, du code précité ; c) article du code précité ; 2 le nom et l adresse, soit du donataire, soit du bénéficiaire ; 3 l adresse et le numéro cadastral du bien immeuble donné ou transféré ; 4 la déclaration que le bien immeuble en question a été acquis, soit par une donation entre vifs, soit par l achat ou l échange ou un autre accord de transmission à titre onéreux de propriété ou d usufruit, soit par un partage total ou partiel à titre onéreux, entre copropriétaires, des parts indivises ou par une conversion telle que visée à l article 745quater et 745quinquies du Code civil ; 5 la déclaration que le transfert du bien immeuble a eu lieu en vue de la réalisation d un projet Brownfield faisant l objet d une convention Brownfield telle que visée à l article 4 du décret du 30 mars 2007 relatif aux conventions Brownfield ; 6 la déclaration que le bien immeuble en question fait partie d un projet Brownfield, avec mention du numéro de référence et des actions de projet qui seront menées par rapport au bien immeuble ; 7 la date et le lieu de la signature de l attestation. L attestation est signée soit par le donataire, soit par le bénéficiaire. Le fonctionnaire compétent de l «Agentschap Ondernemen» (Agence flamande pour l entrepreneuriat) est chargé de la mise en forme et de l envoi de la notification stipulant que les conditions relatives au maintien de l exonération ne sont plus remplies. Cette notification mentionne également la raison de la déchéance de l exonération. Le fonctionnaire dirigeant de l «Agentschap Ondernemen» détermine la forme de la notification. Art Le fonctionnaire dirigeant de l entité compétente de l Administration flamande est habilité à déterminer la forme des formulaires et attestations, mentionnés dans le Code flamand de la Fiscalité du 13 décembre 2013 et dans le présent arrêté, ainsi qu à adapter ces formulaires et attestations aux modifications des décrets et arrêtés.». Art. 38. À l article du même arrêté, des points 10 à24 inclus sont ajoutés, qui s énoncent comme suit : «10 l arrêté royal du 31 mars 1936 portant règlement général des droits de succession, modifié en dernier lieu par l arrêté royal du 13 juillet 2001, en ce qui concerne la Région flamande, à l exception de l article 2, de l article 2bis, de l article 2ter, del article 4, de l article 7, de l article 8ter, del article 8quater, des articles 13 et 14, de l annexe 1, B, et des annexes 2, 3 et 4 ; 11 l arrêté royal du 11 janvier 1940 relatif à l exécution du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, modifié en dernier lieu par l arrêté du Gouvernement flamand du 14 mai 2004, en ce qui concerne la Région flamande, à l exception de l article 1 er,del article 9/1, de l article 12, des articles 13, 14, 15 et 16, ainsi que des annexes si elles ne se réfèrent pas à l impôt d enregistrement ; 12 l arrêté royal du 18 juillet 1972 relatif à l exécution des articles 117 et 120 du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, modifié par l arrêté royal du 3 octobre 1985, en ce qui concerne la Région flamande, à l exception de l article 3 ; 13 l article 1 er de l arrêté royal du 13 novembre 1978 portant exécution de la loi du 27 avril 1978 encourageant les échanges bilatéraux et multilatéraux d immeubles ruraux et forestiers non bâtis, modifié par l arrêté royal du 13 décembre 1979, en ce qui concerne la Région flamande ; 14 l arrêté royal du 26 novembre 1980 déterminant les modalités d application de l article 48 2 du Code des Droits de Succession, en ce qui concerne la Région flamande ; 15 l arrêté royal du 19 avril 1999 fixant les modalités du pacte d actionnariat viséàl article 140ter,3, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, en ce qui concerne la Région flamande ; 16 l arrêté royal du 26 août 2003 contenant des règles complémentaires relatives à la dation d œuvres d art comme mode de paiement des droits de succession, fixant les règles précises relatives au paiement et à la restitution des frais d évaluation visés à l article 83-3 du Code des droits de succession et à l article 111, alinéa 5, du Code des impôts sur le revenu 1992 et fixant la date d entrée en vigueur de chacun des articles de la loi du 21 juin 2001 visant à modifier les conséquences sur l impôt sur le revenu des donations à l État et à modifier les modalités des dations d œuvres d art en paiement de droits de succession, en ce qui concerne la Région flamande, à l exception de l article 2, 3, des articles 22, 23, 24, 31 et 32, et à l exception de l article 6, alinéa 1 er,4, etdel article 8, alinéa 2, pour autant que ces articles se réfèrent aux impôts sur le revenu ; 17 l arrêté du Gouvernement flamand du 4 février 2005 portant exécution de l article 55ter et 55quater du Code des Droits de Succession, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand du 23 juin 2006 et du 14 juillet 2006, ainsi que par l arrêté ministériel du 21 décembre 2006 ; 18 l arrêté du Gouvernement flamand du 9 novembre 2007 relatif à la forme de l attestation visant l obtention de l enregistrement gratuit dans le cadre d un projet Brownfield faisant l objet d une convention Brownfield ; 19 l arrêté du Gouvernement flamand du 2 mars 2012 portant exécution des articles 140quinquies et 140sexies du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe et des articles 60/4 et 60/5 du Code des droits de succession ; 20 l arrêté ministériel du 9 mars 2000 relatif aux formules de déclaration des droits de succession, en ce qui concerne la Région flamande ; 21 l arrêté ministériel du 30 janvier 2004 déterminant le fonctionnement et l organisation de la commission spéciale chargée notamment de l évaluation des œuvres d art pour l application de certaines lois fiscales, en ce qui concerne la Région flamande ; 22 l arrêté ministériel du 20 avril 2006 portant nomination des membres de la commission spéciale chargée notamment de l évaluation des œuvres d art pour l application de certaines lois fiscales ; 23 l arrêté ministériel du 25 avril 2006 portant nomination des membres de la commission spéciale chargée notamment de l évaluation des œuvres d art pour l application de certaines lois fiscales ;

158 5384 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 24 l arrêté ministériel du 5 octobre 2006 portant nomination des membres de la commission spéciale chargée notamment de l évaluation des œuvres d art pour l application de certaines lois fiscales ;» Art. 39. L annexe 2 du même arrêté est remplacée par l annexe qui est jointe au présent arrêté. CHAPITRE 21. Modification de l arrêté ministériel du 29 octobre 2010 précisant les modalités concernant la classification des opérations au sein de l administration financière, les règles d évaluation et de catégorisation comptables, le rapportage financier à l Autorité flamande et l organisation comptable des sociétés de logement social Art. 40. Dans l article 2 de l annexe 1 jointe à l arrêté ministériel du 29 octobre 2010 précisant les modalités concernant la classification des opérations au sein de l administration financière, les règles d évaluation et de catégorisation comptables, le rapportage financier à l Autorité flamande et l organisation comptable des sociétés de logement social, modifié par l arrêté ministériel du 7 janvier 2013, les mots «droits d enregistrement» sont chaque fois remplacés par «impôt d enregistrement ou droits d enregistrement». CHAPITRE 22. Dispositions finales Art. 41. Le présent arrêté entre en vigueur le 1 er janvier Art. 42. Le ministre flamand ayant la fiscalité, les finances et les budgets dans ses attributions est chargé de l exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 19 décembre Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS La Ministre flamande du Budget, des Finances et de l Énergie, A. TURTELBOOM Tableau de concordance 1 er Tableau 1 er : CIR 92 Annexe 2. Tableaux de concordance Disposition CIR 92 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art

159 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5385 Disposition CIR 92 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Tableau 2 : Arrêté royal du 27 août 1993 d exécution du Code des Impôts sur les Revenus 1992 (AR/CIR 92) Disposition AR/CIR 92 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 128 Art Art. 129 Art Art. 130 Art Art. 133, 1 er Art Art. 133, 2 Art Art. 133, 3 Art Art. 134 Art Art. 135 Art Art. 136 Art Art. 137 Art Art. 138 Art Art. 139, 1 er Art Art. 139, 2 Art Art. 139, 3 Art Art. 141 Art Art. 142 Art Art. 146 Art Art. 147 Art Art. 148 Art Art. 151 Art Art. 153 Art Art. 154 Art Art. 161 Art Art. 162 Art Art. 163 Art Art. 164 Art Art. 165 Art Art. 167 Art Art. 172 Art Art. 173 Art Art. 174 Art Art. 176 Art Art. 211 Art Art. 213 Art Art. 214 Art Art. 215 Art Art. 217 Art Art. 218 Art Art. 219 Art Art. 221 Art Art. 222 Art Art. 223 Art

160 5386 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Disposition AR/CIR 92 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 224 Art Tableau 3 : Arrêté du Gouvernement flamand du 18 juillet 2003 établissant les modalités de demande des exonérations du précompte immobilier visées à l article 253, alinéa premier, 7 et 8, du Code des impôts sur les revenus 1992 Disposition arrêté 18 juillet 2003 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 1 er Art Art. 2 Art Art. 3 Art Art. 4 Art Tableau 4 : Arrêté du Gouvernement flamand du 23 juillet 2010 portant exécution de la compensation pour la perte de produits des centimes additionnels communaux et provinciaux sur le précompte immobilier sur le matériel et l outillage et sur les bâtiments peu énergivores Disposition arrêté 23 juillet 2010 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 1 er Art Art. 2 Art Art. 4 Art Tableau 5 : Code du 23 novembre 1965 des taxes assimilées aux impôts sur les revenus (CTAIR) Disposition CTAIR Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art

161 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5387 Disposition CTAIR Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Tableau 6 : Arrêté royal du 8 juillet 1970 portant règlement général des taxes assimilées aux impôts sur les revenus (AR/CTAIR) Disposition AR/CTAIR Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 3, deuxième partie de phrase Art Art. 5 Art Art. 6 Art Art. 7 Art Art. 10 Art Art. 10 Art Art. 10 Art Art. 10 Art Art. 10 Art Art. 11 Art Art. 13 Art Art. 14/1 Art Art. 15, 3 Art Art. 16 Art Art. 25 Art Art. 26 Art Art. 30 Art Tableau 7 : Arrêté du Gouvernement flamand du 10 décembre 2010 portant la création d une instance de contrôle flamande du respect des lois sur les taxes de circulation et portant modification de diverses dispositions Disposition arrêté 10 décembre 2010 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 1 er Art Art. 2, alinéa premier Art Art. 3 Art Art. 4 Art Art. 5 Art Tableau 8 : Loi du 27 décembre 1994 portant assentiment de l Accord relatif à la perception d un droit d usage pour l utilisation de certaines routes par des véhicules utilitaires lourds, signé à Bruxelles le 9 février 1994 entre les Gouvernements de la République fédérale d Allemagne, du Royaume de Belgique, du Royaume du Danemark, du Grand-Duché de Luxembourg et du Royaume des Pays-Bas et instaurant une Eurovignette, conformément à la directive 93/89/CEE du Conseil des Communauté européennes du 25 octobre 1993 (loi Eurovignette) Disposition loi Eurovignette Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art

162 5388 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Disposition loi Eurovignette Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Tableau 9 : Arrêté royal du 9 janvier 1995 d exécution de la loi du 27 décembre 1994 portant assentiment de l Accord relatif à la perception d un droit d usage pour l utilisation de certaines routes par des véhicules utilitaires lourds, signéàbruxelles le 9 février 1994 entre les Gouvernements de la République fédérale d Allemagne, du Royaume de Belgique, du Royaume du Danemark, du Grand-Duché de Luxembourg et du Royaume des Pays-Bas et instaurant une Eurovignette, conformément à la directive 93/89/CEE du Conseil des Communautés européennes du 25 octobre 1993 Disposition arrêté 9 janvier 1995 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 1 er Art Art. 2/1 Art Tableau 10 : Arrêté royal du 8 septembre 1997 désignant le réseau routier sur lequel l eurovignette est applicable Disposition arrêté 8 septembre 1997 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 1 er Art Tableau 11 : Arrêté royal du 19 décembre 2001 portant exécution des articles 8, 12 et 13 de la loi du 27 décembre 1994 portant assentiment de l Accord relatif à la perception d un droit d usage pour l utilisation de certaines routes par des véhicules utilitaires lourds, signé àbruxelles le 9 février 1994, entre les Gouvernements de la République fédérale d Allemagne, du Royaume de Belgique, du Royaume du Danemark, du Grand-Duché de Luxembourg et du Royaume des Pays-Bas et instaurant une eurovignette, conformément à la Directive 93/89/CEE du Conseil des Communautés européennes du 25 octobre 1993 Disposition arrêté 19 décembre 2001 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 1 er Art Art. 2. Art Tableau 12 : Arrêté du Gouvernement flamand du 18 mars 2011 fixant les échelles de l amende administrative relative à l eurovignette Disposition arrêté 18 mars 2011 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 3. Art Annexe Annexe 1 re

163 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5389 Tableau 13 : Décret du 22 décembre 1995 contenant diverses mesures d accompagnement du budget 1996 (décret taxe contre le délabrement d habitations et de bâtiments) Disposition décret taxe contre le délabrement d habitations Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité et de bâtiments Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Art. 40bis Art Tableau 14 : Arrêté du Gouvernement flamand du 2 avril 1996 portant la redevance visant à lutter contre le délabrement de bâtiments et/ou d habitations Disposition arrêté 2 avril 1996 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 11, alinéa premier Art Art. 12, 1 er Art Art. 12, 2 Art Art. 15 Art Art. 19 Art Tableau 15 : Décret du 19 avril 1995 portant des mesures visant à lutter contre et à prévenir la désaffectation et l abandon de sites d activité économique (décret taxe sur les sites d activité économique désaffectés) Disposition décret taxe sur les sites d activité économique désaffectés Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art

164 5390 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Disposition décret taxe sur les sites d activité économique désaffectés Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Tableau 16 : Arrêté du Gouvernement flamand du 1 er juillet 1997 portant exécution du décret du 19 avril 1995 portant des mesures visant à lutter contre et à prévenir la désaffectation et l abandon de sites d activité économique Disposition arrêté 1 er juillet 1997 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 14 Art Art. 18 Art Art. 18bis Art Art. 18ter Art Art. 19 Art Tableau 17 : Code du 31 mars 1936 des droits de succession Disposition C. succ. Art. 83 4, alinéa deux et alinéa trois Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art , 1 er, alinéas premier et deux Tableau 18 : Arrêté royal du 31 mars 1936 portant règlement général des droits de succession Art. 1 er Art. 3 Disposition AR 31/03/1936 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Abrogé Abrogé

165 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5391 Disposition AR 31/03/1936 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 5 Abrogé Art. 6 Abrogé Art. 8 Art Art. 8bis Art Art. 9 Abrogé Art. 10 Abrogé Art. 11 Abrogé Art. 12 Abrogé Annexe 1A Abrogé Tableau 19 : Arrêté royal du 26 novembre 1980 déterminant les modalités d application de l article 48.2 du Code des droits de succession Art. 1 er Art. 2 Art. 3 Art. 4 Art. 5 Art. 6 Disposition AR 26/11/1980 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Abrogé Abrogé Abrogé Abrogé Abrogé Abrogé Tableau 20 : Arrêté royal du 26 août 2003 contenant des règles complémentaires relatives à la dation d œuvres d art comme mode de paiement des droits de succession, fixant les règles précises relatives au paiement et à la restitution des frais d évaluation visés à l article 83-3 du Code des droits de succession et à l article 111, alinéa 5, du Code des impôts sur les revenus 1992 et fixant la date d entrée en vigueur de chacun des articles de la loi du 21 juin 2001 visant à modifier les conséquences sur l impôt sur les revenus des donations à l Etat et les modalités des dations d œuvres d art en paiement de droits de succession Disposition AR 26/08/2003 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 1 er, 1 er Art , 1 er, alinéa deux et 2, alinéa deux Art. 1 er, 2, 1, alinéa premier, a) Abrogé Art. 1 er, 2, 1, alinéa premier, b) Art , 1 er, alinéa premier Art. 1 er, 2, 1, alinéa deux Art , 1 er, alinéa deux Art. 1 er, 2, 2, alinéa premier, a) Abrogé Art. 1 er, 2, 2, alinéa premier, b) Art , 2, alinéa premier Art. 1 er, 2, 2, alinéa deux Art , 2, alinéa deux Art. 1 er, 2, 3 Art , 3 Art. 1 er, 3 Abrogé Art. 2, 1 er et 2, à l exception du point 3 Art , 4 Art. 2, 2, 3 Abrogé Art. 3, 1 à6 inclus Art , 5 Art. 3, 7 Abrogé Art. 4 Art , 6 Art. 5 Art , 7 Art. 6, alinéa premier, 1 à3 inclus Art , 8, alinéa premier Art. 6, alinéa deux Art , 8, alinéa deux Art. 6, alinéas trois et quatre Abrogé Art. 7 Art , 1 er Art. 8, alinéas premier et deux Art , 2 Art. 8, alinéas trois et quatre Abrogé Art. 9, 1 er, alinéas premier et deux Art , 3 Art. 9, 1 er, alinéas trois et quatre Abrogé Art. 9, 2, alinéas premier, deux et quatre Art , 4 Art. 9, 2, alinéa trois Abrogé Art. 10 à l exception du 1 er, alinéa premier, derniers Art , 5 mots et du 1 er, alinéa deux, 2 Art. 11 Art , 1 er Art. 12 Art , 2

166 5392 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Disposition AR 26/08/2003 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 13 Art , 3 Art. 14 Art , 4 Art. 15 à l exception du 2 Art , 5 Art. 16 Art , 4et 5, alinéa premier Art. 17 Art , 5, alinéas deux et trois Art. 18 Art , 1 er Art. 19 Art , 2 Art. 20 Art , 3 Art. 21 Art , 4 Art. 25 Art , 1 er Art. 26, alinéa premier Art , 2, alinéa premier, phrase première Art. 26, alinéas deux et trois Art , 2, alinéas deux et trois Art. 27 Art , 2, alinéa premier, phrase deux et trois Art. 28 Art , 2, alinéa quatre Art. 29 Art , 3 Art. 30 Art , 4 Art. 33 Abrogé Art. 34 Abrogé Tableau 21 : Arrêté du Gouvernement flamand du 4 février 2005 portant exécution des articles 55ter et 55quater du Code des droits de succession Disposition AGF 04/02/2005 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 1 er,2 et 6 Art , alinéa trois Art. 2 Art Art. 3 Art Art. 4 Art Art. 5 Abrogé Art. 6 Abrogé Art. 6bis Abrogé Art. 6ter Abrogé Art. 7 Abrogé Art. 8 Abrogé Annexe Abrogée Tableau 22 : Arrêté du Gouvernement flamand du 2 mars 2012 portant exécution des articles 140quinquies et 140sexies du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, et des articles 60/4 et 60/5 du Code des droits de succession Disposition AGF 02/03/2012 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 1 er Abrogé Art. 2 Art Art. 3 Abrogé Art. 4 Abrogé Art. 5, alinéas premier et deux Art Art. 5, alinéas trois et quatre Abrogé Art. 6 Abrogé Art. 7 Abrogé Tableau 23 : Arrêté ministériel du 9 mars 2000 relatif aux formules de déclaration des droits de succession Disposition AM 09/03/2000 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 1 er, alinéa premier Art Art. 1 er, alinéas deux et trois Abrogé Art. 2 Abrogé Art. 4 Abrogé Art. 5 Abrogé

167 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5393 Art. 6 Annexes Disposition AM 09/03/2000 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Abrogé Abrogées Tableau 24 : Arrêté ministériel du 30 janvier 2004 déterminant le fonctionnement et l organisation de la commission spéciale, chargée notamment de l évaluation des œuvres d art pour l application de certaines lois fiscales Disposition AM 30/01/2004 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 1 er Art , 2 Art. 2, alinéa premier Abrogé Art. 2, alinéa deux Art , 1 er, alinéa trois Art. 3 Art , 3 Art. 4 Art , 4 Art. 5 Art , 5 Art. 6 Art , 6 Art. 7 Abrogé Art. 8 Art , 7 Art. 9 Art , 8 Tableau 25 : Arrêté royal du 11 janvier 1940 relatif à l exécution du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe Disposition AR 11/01/1940 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 2 Art Art. 2bis Art Art. 8 Art Art. 9 Art Art. 10 Abrogé Art. 11 Abrogé Art. 12 Abrogé Art. 13 Abrogé Art. 14 Abrogé Art. 15 Abrogé Tableau 26 : Arrêté royal du 18 juillet 1972 relatif à l exécution des articles 117 et 120 du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe Art. 1 er Art. 2 Disposition AR 18/07/1972 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Abrogé Abrogé Tableau 27 : Arrêté royal du 13 novembre 1978 portant exécution de la loi du 27 avril 1978 encourageant les échanges bilatéraux et multilatéraux d immeubles ruraux et forestiers non bâtis Disposition AR 13/11/1978 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art. 1 er Art , art , art Tableau 28 : Arrêté royal du 19 avril 1999 fixant les modalités du pacte d actionnariat visé à l article 140ter, 3, du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe Art. 1 er Art. 2 Art. 3 Disposition AR 19/04/1999 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Abrogé Abrogé Abrogé Tableau 29 : Arrêté du Gouvernement flamand du 9 novembre 2007 relatif à la forme de l attestation visant l obtention de l enregistrement gratuit dans le cadre d un projet Brownfield faisant l objet d une convention Brownfield Art. 1 er Art. 2 Art. 3 Disposition AGF 09/11/2007 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Abrogé Abrogé Abrogé

168 5394 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Annexe Disposition AGF 09/11/2007 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art , alinéas premier et deux Tableau 30 : Arrêté ministériel du 30 janvier 2004 déterminant le fonctionnement et l organisation de la commission spéciale, chargée notamment de l évaluation des œuvres d art pour l application de certaines lois fiscales, en ce qui concerne la Région flamande Art. 1 er Art. 2 Art. 3 Art. 4 Art. 5 Art. 6 Art. 7 Art. 8 Art. 9 Disposition AM 30/01/2004 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Abrogé Abrogé Abrogé Abrogé Abrogé Abrogé Abrogé Abrogé Abrogé Tableau 31 : Arrêté ministériel du 20 avril 2006 nommant les membres de la commission spéciale, chargée notamment de l évaluation des œuvres d art pour l application de certaines lois fiscales ; Art. 1 er Art. 2 Disposition AM 20/04/2006 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Abrogé Abrogé Tableau 32 : Arrêté ministériel du 25 avril 2006 nommant les membres de la commission spéciale, chargée notamment de l évaluation des œuvres d art pour l application de certaines lois fiscales ; Art. 1 er Art. 2 Art. 3 Art. 4 Disposition AM 25/04/2006 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Abrogé Abrogé Abrogé Abrogé Tableau 33 : Arrêté ministériel du 5 octobre 2006 nommant les membres de la commission spéciale, chargée notamment de l évaluation des œuvres d art pour l application de certaines lois fiscales. Art. 1 er Art. 2 Art. 3 Art. 4 Disposition AM 05/10/2006 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Abrogé Abrogé Abrogé Abrogé Tableau de concordance 2 Tableau 1 er : CIR 92 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition CIR 92 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300

169 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5395 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition CIR 92 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Art Art. 300 Tableau 2 : Arrêté royal du 27 août 1993 d exécution du Code des Impôts sur les Revenus 1992 (AR/CIR 92) Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition AR/CIR 92 Art Art. 128 Art Art. 129 Art Art. 130 Art Art. 133, 1 er Art Art. 133, 2 Art Art. 133, 3 Art Art. 134 Art Art. 135 Art Art. 136 Art Art. 137 Art Art. 138 Art Art. 139, 1 er Art Art. 141 Art Art. 139, 2 Art Art. 139, 3 Art Art. 142 Art Art. 146 Art Art. 147 Art Art. 148 Art Art. 151 Art Art. 153 Art Art. 154 Art Art. 161 Art Art. 162 Art Art. 163 Art Art. 164 Art Art. 165 Art Art. 172 Art Art. 173 Art Art. 174

170 5396 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition AR/CIR 92 Art Art. 167 Art Art. 211 Art Art. 213 Art Art. 214 Art Art. 215 Art Art. 217 Art Art. 218 Art Art. 219 Art Art. 221 Art Art. 222 Art Art. 223 Art Art. 224 Art Art. 176 Tableau 3 : Arrêté du Gouvernement flamand du 18 juillet 2003 établissant les modalités de demande des exonérations du précompte immobilier visées à l article 253, alinéa premier, 7 et 8, du Code des impôts sur les revenus 1992 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition arrêté 18 juillet 2003 Art Art. 1 er Art Art. 2 Art Art. 3 Art Art. 4 Tableau 4 : Arrêté du Gouvernement flamand du 23 juillet 2010 portant exécution de la compensation pour la perte de produits des centimes additionnels communaux et provinciaux sur le précompte immobilier sur le matériel et l outillage et sur les bâtiments peu énergivores Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition arrêté 23 juillet 2010 Art Art. 1 er Art Art. 2 Art Art. 4 Tableau 5 : Code du 23 novembre 1965 des taxes assimilées aux impôts sur les revenus (CTAIR) Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Disposition CTAIR

171 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5397 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Disposition CTAIR Tableau 6 : Arrêté royal du 8 juillet 1970 portant règlement général des taxes assimilées aux impôts sur les revenus (AR/CTAIR) Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition AR/CTAIR Art Art. 15, 3 Art Art. 16 Art Art. 30 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 3, deuxième partie de phrase Art Art. 5 Art Art. 6 Art Art. 25 Art Art. 26 Art Art. 7 Art Art. 10 Art Art. 10 Art Art. 10 Art Art. 11 Art Art. 10 Art Art. 10 Art Art. 13 Art Art. 14/1 Tableau 7 : Arrêté du Gouvernement flamand du 10 décembre 2010 portant la création d une instance de contrôle flamande du respect des lois sur les taxes de circulation et portant modification de diverses dispositions Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition arrêté 10 décembre 2010 Art Art. 1 er Art Art. 2, alinéa premier Art Art. 4 Art Art. 5 Art Art. 3 Tableau 8 : Loi du 27 décembre 1994 portant assentiment de l Accord relatif à la perception d un droit d usage pour l utilisation de certaines routes par des véhicules utilitaires lourds, signé à Bruxelles le 9 février 1994 entre les Gouvernements de la République fédérale d Allemagne, du Royaume de Belgique, du Royaume du Danemark, du Grand-Duché de Luxembourg et du Royaume des Pays-Bas et instaurant une Eurovignette, conformément à la directive 93/89/CEE du Conseil des Communauté européennes du 25 octobre 1993 (loi Eurovignette) Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Disposition loi Eurovignette

172 5398 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Art Art. 2 Disposition loi Eurovignette Tableau 9 : Arrêté royal du 9 janvier 1995 d exécution de la loi du 27 décembre 1994 portant assentiment de l Accord relatif à la perception d un droit d usage pour l utilisation de certaines routes par des véhicules utilitaires lourds, signéàbruxelles le 9 février 1994 entre les Gouvernements de la République fédérale d Allemagne, du Royaume de Belgique, du Royaume du Danemark, du Grand-Duché de Luxembourg et du Royaume des Pays-Bas et instaurant une Eurovignette, conformément à la directive 93/89/CEE du Conseil des Communautés européennes du 25 octobre 1993 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition arrêté 9 janvier 1995 Art Art. 2/1 Art Art. 1 er Tableau 10 : Arrêté royal du 8 septembre 1997 désignant le réseau routier sur lequel l eurovignette est applicable Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition arrêté 8 septembre 1997 Art Art. 1 er Tableau 11 : Arrêté royal du 19 décembre 2001 portant exécution des articles 8, 12 et 13 de la loi du 27 décembre 1994 portant assentiment de l Accord relatif à la perception d un droit d usage pour l utilisation de certaines routes par des véhicules utilitaires lourds, signé àbruxelles le 9 février 1994, entre les Gouvernements de la République fédérale d Allemagne, du Royaume de Belgique, du Royaume du Danemark, du Grand-Duché de Luxembourg et du Royaume des Pays-Bas et instaurant une eurovignette, conformément à la Directive 93/89/CEE du Conseil des Communautés européennes du 25 octobre 1993 Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition arrêté 19 décembre 2001 Art Art. 2 Art Art. 1 er

173 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5399 Tableau 12 : Arrêté du Gouvernement flamand du 18 mars 2011 fixant les échelles de l amende administrative relative à l eurovignette Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition arrêté 18 mars 2011 Art Art. 3 Annexe 1 re Annexe Tableau 13 : Décret du 22 décembre 1995 contenant diverses mesures d accompagnement du budget 1996 (décret taxe contre le délabrement d habitations et de bâtiments) Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Art Disposition décret taxe contre le délabrement d habitations et de bâtiments Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Art. 40bis Tableau 14 : Arrêté du Gouvernement flamand du 2 avril 1996 portant la redevance visant à lutter contre le délabrement de bâtiments et/ou d habitations Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition arrêté 2 avril 1996 Art Art. 15 Art Art. 19 Art Art. 12, 1 er Art Art. 11, alinéa premier

174 5400 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition arrêté 2 avril 1996 Art Art. 12, 2 Tableau 15 : Décret du 19 avril 1995 portant des mesures visant à lutter contre et à prévenir la désaffectation et l abandon de sites d activité économique (décret taxe sur les sites d activité économique désaffectés) Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition décret taxe sur les sites d activité économique désaffectés Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Art Art. 33 Tableau 16 : Arrêté du Gouvernement flamand du 1 er juillet 1997 portant exécution du décret du 19 avril 1995 portant des mesures visant à lutter contre et à prévenir la désaffectation et l abandon de sites d activité économique Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition arrêté 1 er juillet 1997 Art Art. 18 Art Art. 18bis Art Art. 18ter Art Art. 19 Art Art. 14

175 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5401 Tableau 17 : Code du 31 mars 1936 des droits de succession Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Art , 1 er, alinéas premier et deux Disposition C. succ. Art. 83 4, alinéas deux et trois Tableau 18 : Arrêté royal du 31 mars 1936 portant règlement général des droits de succession Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition AR 31/03/1936 Art Art. 8 Art Art. 8bis Tableau 19 : Arrêté royal du 26 août 2003 contenant des règles complémentaires relatives à la dation d œuvres d art comme mode de paiement des droits de succession, fixant les règles précises relatives au paiement et à la restitution des frais d évaluation visés à l article 83-3 du Code des droits de succession et à l article 111, alinéa 5, du Code des impôts sur les revenus 1992 et fixant la date d entrée en vigueur de chacun des articles de la loi du 21 juin 2001 visant à modifier les conséquences sur l impôt sur les revenus des donations à l Etat et les modalités des dations d œuvres d art en paiement de droits de succession Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition AR 26/08/2003 Art , 1 er, alinéa premier Art. 1 er, 2, 1, alinéa premier, b) Art , 1 er, alinéa deux Art. 1 er, 2, 1, alinéa deux et art. 1 er, 1 er Art , 2, alinéa premier Art. 1 er, 2, 2, alinéa premier, b) Art , 2, alinéa deux Art. 1 er, 2, 2, alinéa deux et art. 1 er, 1 er Art , 3 Art. 1 er, 2, 3 Art , 4 Art. 2, 1 er et 2, à l exception du point 3 Art , 5 Art. 3, 1 à6 inclus Art , 6 Art. 4 Art , 7 Art. 5 Art , 8, alinéa premier Art. 6, alinéa premier, 1 à3 inclus Art , 8, alinéa deux Art. 6, alinéa deux Art , 1 er Art. 7 Art , 2 Art. 8, alinéa premier et alinéa deux dans la mesure où cela n a pas trait aux impôts sur les revenus Art , 3 Art. 9, 1 er, alinéas premier et deux Art , 4 Art. 9, 2, alinéas premier, deux et quatre Art , 5 Art. 10 à l exception du 1 er, alinéa premier, derniers mots et du 1 er, alinéa deux, 2 Art , 1 er Art. 11 Art , 2 Art. 12 Art , 3 Art. 13 Art , 4 Art. 14 et art. 16 Art , 5, alinéa premier Art. 15 et art. 16 Art , 5, alinéas deux et trois Art. 15, 3, et art. 17 Art , 1 er Art. 18 Art , 2 Art. 19 Art , 3 Art. 20 Art , 4 Art. 21 Art , 1 er Art. 25 Art , 2, alinéa premier, phrase première Art. 26, alinéa premier Art , 2, alinéas deux et trois Art. 26, alinéas deux et trois Art , 2, alinéa premier, phrase deux et trois Art. 27 Art , 2, alinéa quatre Art. 28 Art , 3 Art. 29 Art , 4 Art. 30

176 5402 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Tableau 20 : Arrêté du Gouvernement flamand du 4 février 2005 portant exécution des articles 55ter et 55quater du Code des droits de succession Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition AGF 04/02/2005 Art , alinéa quatre Art. 1 er,2 et 6 Art Art. 2 Art Art. 3 Art Art. 4 Tableau 21 : Arrêté du Gouvernement flamand du 2 mars 2012 portant exécution des articles 140quinquies et 140sexies du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe, et des articles 60/4 et 60/5 du Code des droits de succession Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition AGF 02/03/2012 Art Art. 5, alinéas premier et deux Art Art. 2 Tableau 22 : Arrêté ministériel du 9 mars 2000 relatif aux formules de déclaration des droits de succession Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition AM 09/03/2000 Art Art. 1 er, alinéa premier Tableau 23 : Arrêté ministériel du 30 janvier 2004 déterminant le fonctionnement et l organisation de la commission spéciale, chargée notamment de l évaluation des œuvres d art pour l application de certaines lois fiscales Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition AM 30/01/2004 Art , 1 er, alinéa trois Art. 2, alinéa deux Art , 2 Art. 1 er Art , 3 Art. 3 Art , 4 Art. 4 Art , 5 Art. 5 Art , 6 Art. 6 Art , 7 Art. 8 Art , 8 Art. 9 Tableau 24 : Arrêté royal du 11 janvier 1940 relatif à l exécution du Code des droits d enregistrement, d hypothèque et de greffe Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition AR 11/01/1940 Art Art. 8 Art Art. 2 Art Art. 2bis Art Art. 9 Tableau 25 : Arrêté royal du 13 novembre 1978 portant exécution de la loi du 27 avril 1978 encourageant les échanges bilatéraux et multilatéraux d immeubles ruraux et forestiers non bâtis Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition AR 13/11/1978 Art Art Art Art. 1 er Art. 1 er Art. 1 er Tableau 26 : Arrêté du Gouvernement flamand du 9 novembre 2007 relatif à la forme de l attestation visant l obtention de l enregistrement gratuit dans le cadre d un projet Brownfield faisant l objet d une convention Brownfield Disposition Arrêté Code flamand de la Fiscalité Disposition AGF 09/11/2007 Art , alinéas premier et deux Annexe Vu pour être joint à l arrêté du Gouvernement flamand du 19 décembre 2014 portant modification de l arrêté Code flamand de la Fiscalité du 20 décembre Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS La Ministre flamande du Budget, des Finances et de l Energie, A. TURTELBOOM

177 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5403 COMMUNAUTE FRANÇAISE FRANSE GEMEENSCHAP MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [C 2014/29801] 12 NOVEMBRE Arrêté du Gouvernement de la Communauté française portant approbation du règlement d ordre intérieur de la Chambre de recours pour le personnel administratif des Hautes Ecoles, des Ecoles supérieures des Arts et des Instituts supérieurs d Architecture libres subventionnés Le Gouvernement de la Communauté française, Vu le décret du 20 juin 2008 relatif aux membres du personnel administratif des Hautes Ecoles, des Ecoles supérieures des Arts et des Instituts supérieurs d Architecture organisés ou subventionnés par la Communauté française, notamment l article 117; Vu l arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 27 mai 2009 instituant la Chambre de recours pour le personnel administratif des Hautes Ecoles, des Ecoles supérieures des Arts et des Instituts supérieurs d Architecture libres subventionnés; Vu l arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 11 juin 2014 portant nomination des membres de la Chambre de recours pour le personnel administratif des Hautes Ecoles, des Ecoles supérieures des Arts et des Instituts supérieurs d Architecture libres subventionnés; Vu l arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 9 juillet 2014 portant nomination des présidents de la Chambre de recours pour le personnel administratif des Hautes Ecoles, des Ecoles supérieures des Arts et des Instituts supérieurs d Architecture libres subventionnés; Sur proposition du Ministre de l Enseignement supérieur; Après délibération, Arrête : Article 1 er. Le règlement d ordre intérieur de la Chambre de recours pour le personnel administratif des Hautes Ecoles, des Ecoles supérieures des Arts et des Instituts supérieurs d Architecture libres subventionnés ci-annexé, est approuvé. Art. 2. Le présent arrêté produit ses effets à partir du 26 août Art. 3. Le Ministre de l Enseignement supérieur est chargé de l exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 12 novembre Le Ministre de l Enseignement supérieur, J.-Cl. MARCOURT CHAMBRE DE RECOURS POUR LE PERSONNEL ADMINISTRATIF DES HAUTES ECOLES, DES ECOLES SUPERIEURES DES ARTS ET DES INSTITUTS SUPERIEURS D ARCHITECTURE LIBRES SUBVENTIONNES (Instituée par l article 117 du décret du Gouvernement de la Communauté française du 20 juin 2008 relatif aux membres du personnel administratif des Hautes Ecoles, des Ecoles supérieures des Arts et des Instituts supérieurs d Architecture libres subventionnés) Règlement d ordre intérieur Article 1 er. Dès qu un recours est introduit auprès de la Chambre de recours, le secrétariat et le Président fixent la date et le lieu de la réunion où le recours sera examiné. La Chambre de recours ne se réunit pas entre le 15 juillet et le 15 août. Art. 2. Le Président communique aux parties, dans les meilleurs délais : 1 - la date et le lieu de la réunion à laquelle elles sont convoquées; 2 - la liste des membres effectifs et suppléants de la Chambre de recours, en précisant que les parties peuvent demander la récusation de trois membres au plus, conformément à l article 121, alinéa 2dudécret du 20 juin 2008; 3 -lafiche signalétique à compléter par le requérant et dont le formulaire est joint au présent règlement; 4 -Leprésent règlement d ordre intérieur. Il invite en outre les parties : 1 - à déposer au secrétariat de la Chambre de recours et à se communiquer leur dossier dûment inventorié ainsi que leur mémoire ou note éventuel, selon le calendrier qui leur sera communiqué par lui, à la réception du recours. Les pièces et notes communiquées en dehors de ces délais ne seront pas prises en considération par la Chambre de recours, sinon d un commun accord des parties, ou à défaut, par décision de la Chambre de recours selon son mode de délibération habituel. 2 - à prévenir le secrétariat, au moins cinq jours ouvrables avant la date de la réunion, de toute demande de remise de l affaire à une réunion ultérieure ou de toute demande de désistement. Art. 3. Après l échéance du délai de récusation visé àl article 121, alinéa 2dudécret du 20 juin 2008, le Président convoque par courriel les membres effectifs non récusés et, en cas de récusation, les membres suppléants. Il joint à la convocation une copie de la requête, la synthèse du dossier ainsi que la copie des pièces du dossier. Les membres peuvent également consulter le dossier au secrétariat, sur rendez-vous. Les membres effectifs empêchés ou qui se récusent conformément à l article 121, alinéa3dudécret du 20 juin 2008, transmettent eux-mêmes la convocation et ses annexes à leur suppléant.

178 5404 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Art. 4. Les séances de la Chambre de recours sont ouvertes et closes par le Président. Celui-ci dirige les débats. Le jour de la réunion, le Président constate que la Chambre de recours est composée conformément à l article 124 du décret du 20 juin Art. 5. Après l audition des parties, la Chambre de recours délibère à huis clos. Le Président peut accorder une suspension de séance à la demande d un membre. Le vote a lieu au scrutin secret conformément au prescrit de l article 126 du décret du 20 juin Il est établi un procès-verbal succinct de la réunion. Art. 6. Le Président rédige l avis, celui-ci indique le nom des membres ayant participé àla délibération et le nom des personnes qui ont été entendues. L avis est motivé. Art. 7. Le Président, le secrétaire et les membres de la Chambre de recours sont tenus à une obligation de confidentialité et à un devoir de discrétion concernant les affaires soumises à la Chambre de recours. Art. 8. Les minutes et archives de la chambre de recours sont conservées au secrétariat où les membres peuvent, sur rendez-vous, prendre connaissance des avis rendus. Art. 9. Le présent règlement d ordre intérieur entre en vigueur le 26 août Ainsi approuvé en séance de la Chambre de recours le 26 août Le Président, Jean-Pierre COLLIN Les Membres : FICHE SIGNALETIQUE I. Identité : (Nom, prénom, date de naissance, adresse privée ettéléphone) II. Situation professionnelle : 1. Ancienneté : dans les établissements gérés par le pouvoir organisateur intéressé : dans l enseignement : Fonction exercée : Charge horaire : Position statutaire : définitif : temporaire : durée del engagement : 5. Nature de la fonction : recrutement sélection promotion

179 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5405 III. Situation familiale (facultatif)... IV. Autres remarques... VERTALING MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP [C 2014/29801] 12 NOVEMBER Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de raad van beroep voor de administratieve personeelsleden van de vrije gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 20 juni 2008 betreffende de administratieve personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur, inzonderheid op artikel 117; Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 mei 2009 tot instelling van de raad van beroep voor de administratieve personeelsleden van de vrije gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Architectuurinstituten; Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 11 juni 2014 tot benoeming van de leden van de raad van beroep voor de administratieve personeelsleden van de vrije gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Architectuurinstituten; Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 9 juli 2014 tot benoeming van de voorzitters van de Raad van beroep voor de administratieve personeelsleden van de vrije gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur; Op de voordracht van de Minister van Hoger Onderwijs; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. Het bijgevoegde huishoudelijk reglement van de Raad van beroep voor de administratieve personeelsleden van de vrije gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur, wordt goedgekeurd. Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 26 augustus Art. 3. De Minister van Hoger Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 12 november De Minister van Hoger Onderwijs, J.-Cl. MARCOURT * MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [C 2015/29008] 17 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement de la Communauté française modifiant l arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 mars 2014 relatif au code des institutions publiques de protection de la jeunesse visé àl article 19bis du décret du 4 mars 1991 relatif à l aide à la jeunesse et l arrêté royal du 22 avril 2010 portant création à Saint-Hubert d un centre fermé fédéral pour mineurs ayant commis un fait qualifié infraction Le Gouvernement de la Communauté française, Vu la loi spéciale de réformes institutionnelles du 8 août 1980, les articles 20 et 87, 1 er, modifiés par la loi spéciale du 16 juillet 1993; Vu le décret de la Communauté française du 4 mars 1991 relatif à l aide à la jeunesse, l article 16, remplacé par le décret du 29 novembre 2012, et l article 19bis, inséré par le décret du 29 novembre 2012; Vu l arrêté royal du 22 avril 2010 portant création à Saint-Hubert d un centre fermé fédéral pour mineurs ayant commis un fait qualifié infraction; Vu l arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 mars 2014 relatif au code des institutions publiques de protection de la jeunesse visé àl article 19bis du décret du 4 mars 1991 relatif à l aide à la jeunesse; Vu l avis de l Inspection des Finances, donné le 24 novembre 2014; Vu l accord du Ministre du Budget, donné le 2 décembre 2014;

180 5406 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Vu l urgence motivée par l abrogation de la loi du 1 er mars 2002 relative au placement provisoire des mineurs ayant commis un fait qualifié infraction au 1 er janvier 2015, prévue dans un projet de décret que le Gouvernement a déposé au Parlement, afin de permettre aux trois sections dites «d éducation» du centre fermé fédéral de Saint-Hubert de devenir une institution publique de protection de la jeunesse et de soumettre ainsi le personnel qui travaille dans ces sections et les mineurs qui y sont placés aumême régime que celui qui s applique dans les cinq institutions publiques de protection de la jeunesse existantes, dès la reprise de la gestion du centre par la Communauté française, et donc d éviter de passer par un régime intermédiaire qui serait source de confusion; le présent projet d arrêté contient les dispositions nécessaires à ce que les trois sections dites «d éducation» du centre soient transformées en une institution publique de protection de la jeunesse au sens de la loi du 8 avril 1965 relative à la protection de la jeunesse, à la prise en charge des mineurs ayant commis un fait qualifié infraction et à la réparation du dommage causé par ce fait et du décret de la Communauté française du 4 mars 1991 relatif à l aide à la jeunesse et doit donc entrer en vigueur le 1 er janvier 2015, date à laquelle le régime actuellement applicable à ces sections, à savoir celui de la loi du 1 er mars 2002, sera abrogé; Vu l avis n /2 du Conseil d Etat, donné le 10 décembre 2014 en application de l article 84, 1 er, alinéa 1 er, 3, des lois sur le Conseil d Etat, coordonnées le 12 janvier 1973; Considérant l arrêté royal du 3 février 2014 organisant le transfert de propriété de bâtiments de l Etat et le transfert des baux à la Communauté française, les articles 1 er et 2; Considérant que, suite à la sixième réforme de l Etat, la Communauté française est désormais compétente en matière de mesures qui peuvent être prises à l égard des mineurs ayant commis un «fait qualifié infraction», ence compris les mesures de placement dans un centre fermé prévues par la loi du 1 er mars 2002 relative au placement provisoire des mineurs ayant commis un fait qualifié infraction; Considérant que la Communauté française hérite, à partir du 1 er janvier 2015, de la gestion du centre fermé de Saint-Hubert, situé en région de langue française, la propriété des infrastructures lui étant également transférée à partir de cette date; Considérant que le Gouvernement de la Communauté française a décidé de faire des trois sections actuellement dites «d éducation» du centre de Saint-Hubert, créé par l arrêté royal du 22 avril 2010, une institution publique de protection de la jeunesse et de soumettre ainsi le personnel qui travaille dans ces sections et les mineurs qui y sont placés aumême régime que celui qui s applique dans les cinq institutions publiques de protection de la jeunesse existantes, dès la reprise de la gestion du centre; Considérant qu à cette fin, le Gouvernement a déposé au Parlement un projet de décret qui abroge la loi du 1 er mars 2002 au 1 er janvier 2015, et que, suite à cette abrogation, les mineurs ayant commis un fait qualifié infraction pourront donc être placés dans les sections «d éducation» de Saint-Hubert, sur base de la loi du 8 avril 1965 relative à la protection de la jeunesse, à la prise en charge des mineurs ayant commis un fait qualifié infraction et à la réparation du dommage causé par ce fait; Considérant que le présent projet d arrêté a donc pour objet : -d une part, de modifier l arrêté de la Communauté française du 13 mars 2014 afin d ajouter le centre de Saint-Hubert aux institutions publiques de protection de la jeunesse visées par cet arrêté; - d autre part, d abroger les dispositions de l arrêté royal du 22 avril 2010 qui concernent les sections «d éducation» du centre de Saint-Hubert; Considérant que les trois sections du centre de Saint-Hubert visées deviendront, à partir du 1 er janvier 2015, une institution publique de protection de la jeunesse en régime fermé, destinée à l évaluation et l orientation, disposant d une capacité de trente places et trois places d urgence, c est-à-dire dix places et une place d urgence par section, comme c est le cas dans les autres I.P.P.J. en régime fermé, dans laquelle les mineurs peuvent être placés pour une période de trente jours, renouvelable une fois, sans que le placement du mineur dans cette institution soit subordonné au manque de place dans les autres I.P.P.J.; Sur la proposition du Ministre de l Aide à la jeunesse; Après délibération, Arrête : Article 1 er. Les articles 3, 4 et 5 de l arrêté du 22 avril 2010 portant création à Saint-Hubert d un centre fermé fédéral pour mineurs ayant commis un fait qualifié infraction sont abrogés. Art. 2. Al article 7 du même arrêté, les mots «ou de l affectation des sections aux personnes visées par l article 606 du Code d instruction criminelle et aux mineurs placés dans ce centre en vertu de la loi du 1 er mars 2002 relative au placement provisoire de mineurs ayant commis un fait qualifié infraction,» sont abrogés. Art. 3. L intitulé de l arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 mars 2014 relatif au code des institutions publiques de protection de la jeunesse visé àl article 19bis du décret du 4 mars 1991 relatif à l aide à la jeunesse est remplacé par ce qui suit : «Arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 13 mars 2014 relatif à la mise en place des institutions publiques de protection de la jeunesse, déterminant les différents régimes au sein de ces institutions, établissant le code des institutions publiques de protection de la jeunesse et réglant certaines modalités de fonctionnement de ces institutions». Art. 4. Dans le même arrêté, les mots «TITRE I er. Définitions et champ d application» sont remplacés par les mots «Livre 1 er. Définitions et objet». Art. 5. Dans le même arrêté, il est inséré un article 1/1 rédigé comme suit : «Le présent arrêté crée les institutions publiques de protection de la jeunesse, à régimes ouvert et fermé, dela Communauté française visées au titre II, chapitre II, section II du décret du 4 mars 1991 relatif à l aide à la jeunesse, établit le code des institutions publiques visé àl article 19bis, 1 er,dumême décret et règle certaines modalités de fonctionnement de ces institutions. Les I.P.P.J. sont les suivantes : 1 l institution publique de protection de la jeunesse de la Communauté française à Braine-le-Château; 2 l institution publique de protection de la jeunesse de la Communauté française à Fraipont; 3 l institution publique de protection de la jeunesse de la Communauté française à Jumet; 4 l institution publique de protection de la jeunesse de la Communauté française à Saint-Servais; 5 l institution publique de protection de la jeunesse de la Communauté française à Wauthier-Braine; 6 l institution publique de protection de la jeunesse de la Communauté française à Saint-Hubert.».

181 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5407 Art. 6. Dans le même arrêté, est insérée entre l article 1/1 et l article 2, une division intitulée comme suit : «Livre 2. Le code des I.P.P.J. visé àl article 19bis du décret du 4 mars 1991 relatif à l aide à la jeunesse». Art. 7. Dans le même arrêté, est insérée entre le Livre 2 et l article 2 une division intitulée comme suit : «Titre I er. Champ d application» Art. 8. Al article 2 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées : 1 le paragraphe 1 er est remplacé par ce qui suit : «1 er. Le code des institutions publiques visé àl article 19bis, 1 er, du décret du 4 mars 1991 relatif à l aide à la jeunesse s applique aux jeunes placés au sein des institutions visées à l article 1/1, alinéa 2, par une juridiction de la jeunesse conformément à la loi du 8 avril 1965»; 2 dans les paragraphes 2 et 3, le mot «présent» est chaque fois abrogé. Art. 9. Dans l article 11 du même arrêté, l alinéa 2 est remplacé par ce qui suit : «Le régime, la durée et les capacités de prise en charge de l ensemble des I.P.P.J. sont fixés comme suit, les capacités indiquées entre parenthèses étant des places d urgence : I.P.P.J. de Actions pédagogiques Braine-le-Château Fraipont Jumet Saint-Servais Wauthier-Braine Saint-Hubert Total Accueil régime ouvert - 15 jours Orientation régime ouvert jours Education régime ouvert durée indéterminée TOTAL Régime ouvert Observation et évaluation régime fermé - 30 jours Observation et orientation régime fermé - 3 mois Individualisation régime fermé- 4(+1) 4(+1) 42 jours Observation et développement émotionnel et relationnel - 3 mois Education régime fermé - durée indéterminée Evaluation et orientation régime fermé - 30 jours renouvelables une fois 30 (+ 3) 30 (+ 3) TOTAL Régime fermé 40 (+ 3) (+ 1) (+ 3) 94 (+ 7) 30 (+ 3) Art. 10. Al article 83 du même arrêté, les mots «un an après la date de la publication du présent arrêté au Moniteur belge.» sont remplacés par les mots «le 1 er janvier 2015.». Art. 11. Dans le même arrêté, les mots «TITRE XVI. Dispositions finales et abrogatoires» sont remplacés par les mots «Livre 3. - Dispositions finales et abrogatoires». Art. 12. Dans le même arrêté, l annexe est abrogée. Art. 13. La capacité de l I.P.P.J. de Saint-Hubert peut dépasser la capacité prévue par l article 11 du même arrêté, tel que modifié par l article 9 du présent arrêté, sans dépasser une capacité de trente-sept places, jusqu à la date à laquelle toutes les mesures de placement prises avant le 1 er janvier 2015 sur base de la loi du 1 er mars 2002 relative au placement provisoire de mineurs ayant commis un fait qualifié infraction auront cessé de produire leurs effets. Art. 14. Le jeune placé à l I.P.P.J. de Saint-Hubert en application de l article 6, alinéa 2 du décret du 18 décembre 2014 portant des dispositions diverses en matière d enseignement obligatoire, d enseignement supérieur et de protection de la jeunesse peut l être pour une période de soixante jours, non renouvelable. Art. 15. Le présent arrêté entre en vigueur le 1 er janvier Bruxelles, le 17 décembre Le Ministre-Président, R. DEMOTTE Le Ministre de l Aide à la Jeunesse, des Maisons de Justice et de la Promotion de Bruxelles, chargé de la tutelle sur la Commission communautaire française de la Région de Bruxelles-Capitale, R. MADRANE

182 5408 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD VERTALING MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP [C 2015/29008] 17 DECEMBER Besluit houdende wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 maart 2014 betreffende de code voor de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming bedoeld bij artikel 19bis van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd en het koninklijk besluit van 22 april 2010 tot oprichting te Saint-Hubert van een gesloten federaal centrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, de artikelen 20 en 87, 1, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993; Gelet op het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, artikel 16, vervangen bij het decreet van 29 november 2012, en artikel 19bis, ingevoegd bij het decreet van 29 november 2012; Gelet op het koninklijk besluit van 22 april 2010 tot oprichting te Saint-Hubert van een gesloten federaal centrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd; Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 maart 2014 betreffende de code voor de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming bedoeld bij artikel 19bis van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 november 2014; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 2 december 2014; Gelet op de dringende noodzakelijkheid voortvloeiend uit de opheffing van de wet van 1 maart 2002 betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, op 1 januari 2015, bepaald in het ontwerpdecreet dat de Regering bij het Parlement heeft ingediend, om de drie opvoedingsafdelingen van het gesloten federale centrum Saint-Hubert toe te laten een overheidsinstelling te worden voor jeugdbescherming en aldus het personeel dat in deze afdelingen werkt en de jongeren die er geplaatst zijn aan hetzelfde stelsel te onderwerpen als hetgeen dat van toepassing is in de vijf overheidsinstellingen voor jeugdbescherming die reeds bestaan, zodra het overnemen geschiedt van het beheer van het centrum door de Franse Gemeenschap, en dus de invoering van een overgangsregeling te vermijden die tot verwarring zou kunnen leiden; dit ontwerpbesluit bevat de bepalingen die noodzakelijk zijn opdat de drie opvoedingsafdelingen van het centrum tot een overheidsinstelling voor jeugdbescherming omgevormd worden in de zin van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade en van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd en dus in werking moet treden op 1 januari 2015, datum waarop het stelsel dat thans van toepassing is op deze afdelingen, d.w.z. dat van de wet van 1 maart 2002, opgeheven zal worden; Gelet op het advies nr /2 van de Raad van State, gegeven op 10 december 2014 met toepassing van artikel 84, 1, eerste lid, 3, van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State; Gelet op het koninklijk besluit van 3 februari 2014 tot regeling van de eigendomsoverdracht van gebouwen van de Staat en de overdracht van huurcontracten naar de Franse Gemeenschap, de artikelen 1 en 2; Overwegende dat, ten gevolge van de zesde hervorming van de Staat, de Franse Gemeenschap bevoegd is geworden inzake maatregelen die ten opzichte van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, genomen kunnen worden, met inbegrip van de maatregelen tot plaatsing in een gesloten centrum bepaald door de wet van 1 maart 2002 betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd; Overwegende dat vanaf 1 januari 2015 het beheer van het gesloten centrum Saint-Hubert aan de Franse Gemeenschap toevertrouwd wordt, centrum dat gelegen is op het Franse taalgebied, en dat de eigendom van de infrastructuren ze ook wordt overgedragen vanaf deze datum; Overwegende dat de Regering van de Franse Gemeenschap besloten heeft van de drie huidige opvoedingsafdelingen van het centrum Saint-Hubert, opgericht bij het koninklijk besluit van 22 april 2010, een overheidsinstelling voor jeugdbescherming te maken en aldus het personeel dat in deze afdelingen werkt en de jongeren die er geplaatst zijn aan hetzelfde stelsel te onderwerpen als hetgeen dat van toepassing is in de vijf overheidsinstellingen voor jeugdbescherming die reeds bestaan, zodra het overnemen van het beheer van het centrum door de Franse Gemeenschap geschiedt; Overwegende dat de Regering, daartoe, bij het Parlement een ontwerpdecreet heeft ingediend dat de wet van 1 maart 2002 op 1 januari 2015 opheft, en dat, tengevolge deze opheffing, de minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, geplaatst zullen kunnen worden in de opvoedingsafdelingen van Saint-Hubert, op basis van de wet van 8 april 1995 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade; Overwegende dat het ontwerpbesluit tot doel heeft: - enerzijds, het besluit van de Franse Gemeenschap van 1 maart 2014 te wijzigen om het centrum Saint-Hubert erin op te nemen als overheidsinstelling voor jeugdbescherming bedoeld bij dat besluit; - anderzijds, de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 april 2010 betreffende de opvoedingsafdelingen van het centrum Saint-Hubert, op te heffen; Overwegende dat de bedoelde drie afdelingen van het centre Saint-Hubert vanaf 1 januari 2015 een overheidsinstelling voor jeugdbescherming met gesloten stelsel zullen worden, bestemd voor de evaluatie en de oriëntatie, met een capaciteit van dertig plaatsen en drie aanvullende plaatsen voor dringende opvang, d.w.z. tien plaatsen en één plaats voor dringende opvang per afdeling, zoals het ook het geval is in de andere overheidsinstellingen voor jeugdbescherming met gesloten stelsel, waarin minderjarigen geplaatst kunnen worden voor een periode van dertig dagen, die één keer hernieuwd kan worden, zonder dat de plaatsing van de minderjarige in deze instelling ondergeschikt zou worden aan het gebrek aan plaats in de andere overheidsinstellingen voor jeugdbescherming;

183 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5409 Op de voordracht van de Minister van Hulpverlening aan de jeugd; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. De artikelen 3, 4 en 5 van het besluit van 22 april 2010 tot oprichting te Saint-Hubert van een gesloten federaal centrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, worden opgeheven. Art. 2. In artikel 7 van hetzelfde besluit, worden de woorden of in de toewijzing van de secties aan personen, bedoeld in artikel 606 van het Wetboek van strafvordering en aan minderjarigen die in het centrum geplaatst zijn op grond van de wet van 1 maart 2002 betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, opgeheven. Art. 3. Het opschrift van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 13 maart 2014 betreffende de code voor de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming bedoeld bij artikel 19bis van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, wordt vervangen door hetgeen volgt : «Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende het instellen van de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming, tot bepaling van de verscheidene stelsels binnen deze instellingen, tot vaststelling van de code voor de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming en tot regeling van sommige nadere regels voor de werking van deze instellingen». Art. 4. In hetzelfde besluit, worden de woorden TITEL I. Definities en toepassingsgebied vervangen door de woorden Boek1. Definities en doel. Art. 5. In hetzelfde besluit, wordt een artikel 1/1 ingevoegd, luidend als volgt : «Dit besluit richt de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming, met open en gesloten stelsels, van de Franse Gemeenschap op bedoeld bij titel II, hoofdstuk II, afdeling II van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, bepaalt de code voor de overheidsinstellingen bedoeld bij artikel 19bis, 1, van hetzelfde decreet en regelt sommige nadere regels voor de werking van deze instellingen. De overheidsinstellingen voor jeugdbescherming (Institutions publiques de protection de la jeunesse I.P.P.J.) zijn de volgende : 1 institution publique de protection de la jeunesse de la Communauté française te Kasteelbrakel; 2 institution publique de protection de la jeunesse de la Communauté française te Fraipont; 3 institution publique de protection de la jeunesse de la Communauté française te Jumet; 4 institution publique de protection de la jeunesse de la Communauté française te Saint-Servais; 5 institution publique de protection de la jeunesse de la Communauté française te Woutersbrakel; 6 institution publique de protection de la jeunesse de la Communauté française te Saint-Hubert.» Art. 6. In hetzelfde besluit wordt tussen artikel 1/1 en artikel 2 een afdeling ingevoegd, met het volgende opschrift : «Boek 2. De code van de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming bedoeld bij artikel 19bis van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd». Art. 7. In hetzelfde besluit wordt tussen Boek 2 en artikel 2 een afdeling ingevoegd, met het volgende opschrift: «Titel I. Toepassingsgebied» Art. 8. In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 paragraaf 1 wordt vervangen door hetgeen volgt : «1. De code voor de overheidsinstellingen bedoeld bij artikel 19bis, 1, van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd is van toepassing op de jongeren geplaatst binnen de instellingen bedoeld bij artikel 1/1, tweede lid, door een jeugdgerecht overeenkomstig de wet van 8 april 1965»; 2 in de paragrafen 2 en 3, worden de woorden Deze Code en deze code respectief vervangen door de woorden De code en de code. Art. 9. In artikel 11 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door hetgeen volgt : «Het stelsel, de duur en de capaciteiten van de tenlasteneming van het geheel van de overheidsinstellingen voor jeugdbescherming worden als volgt bepaald, de capaciteiten vermeld tussen haakjes zijnde plaatsen voor dringende tenlasteneming : I.P.P.J. te Pedagogische acties Kasteelbrakel Fraipont Jumet Saint-Servais Woutersbrakel Saint-Hubert TOTAAL Opvang open stelsel - 15 dagen Oriëntatie open stelsel dagen Opvoeding open stelsel onbepaalde duur TOTAAL open stelsel Observatie en evaluatie gesloten stelsel - 30 dagen Observatie en oriëntatie gesloten stelsel - 3 maanden 10 10

184 5410 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Individualisatie gesloten stelsel - 42 dagen Observatie en emotionele en relationele ontwikkeling - 3 maanden Opvoeding gesloten stelsel onbepaalde duur Evaluatie en oriëntatie gesloten stelsel 30 dagen één maal vernieuwbaar 4(+1) 4(+1) (+ 3) 30 (+ 3) TOTAAL Gesloten stelsel 40 (+ 3) (+ 1) (+ 3) 94 (+ 7) 30 (+ 3) Art. 10. In artikel 83 van hetzelfde besluit worden de woorden één jaar na de datum van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad. vervangen door de woorden op 1 januari Art. 11. In hetzelfde besluit worden de woorden TITEL XVI. Slot- en opheffingsbepalingen vervangen door de woorden Boek 3. Slot- en opheffingsbepalingen. Art. 12. In hetzelfde besluit wordt de bijlage opgeheven. Art. 13. De capaciteit van de overheidsinstelling voor jeugdbescherming te Saint-Hubert kan de capaciteit overschrijden bedoeld bij artikel 11 van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij artikel 9 van dit besluit, zonder een capaciteit van 37 plaatsen te overschrijden, tot de datum waarop alle plaatsingsmaatregelen getroffen vóór 1 januari 2015 op basis van de wet van 1 maart 2002 betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, hun uitwerking niet meer zullen hebben. Art. 14. De jongere die in de overheidsinstelling te Saint-Hubert wordt geplaatst met toepassing van artikel 6, tweede lid van het decreet van 18 december 2014 houdende diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs, hoger onderwijs en jeugdbescherming, kan het zijn voor een niet-hernieuwbare periode van zestig dagen. Art. 15. Dit besluit treedt in werking op 1 januari Brussel, 17 december De Minister-president, R. DEMOTTE De Minister van Hulpverlening aan de jeugd, Justitiehuizen en de Promotie van Brussel, belast met het toezicht op de Franse Gemeenschapscommissie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, R. MADRANE * MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [C 2015/29009] 17 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement de la Communauté française portant approbation du règlement d ordre intérieur de la Commission consultative des organisations de jeunesse Le Gouvernement de la Communauté française, Vu le décret du 26 mars 2009 fixant les conditions d agrément et d octroi de subventions aux organisations de jeunesse, l article 43; Vu l arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 14 mai 2009 portant exécution de certaines dispositions du décret du 26 mars 2009 fixant les conditions d agrément et d octroi de subventions aux organisations de jeunesse; Vu l arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 27 mai 2009 déterminant les modalités d application du décret du 26 mars 2009 fixant les conditions d agrément et d octroi de subventions aux organisations de jeunesse; Considérant la proposition de règlement d ordre intérieur arrêtée par la Commission consultative des organisations de jeunesse, le 24 octobre 2014; Sur la proposition de la Ministre de la Jeunesse; Après délibération, Arrête : Article 1 er. Le règlement d ordre intérieur de la Commission consultative des organisations de jeunesse, ci-annexé, est approuvé. Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa signature. Art. 3. La Ministre de la Jeunesse est chargée del exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 17 décembre Le Ministre-Président, R. DEMOTTE La Ministre de l Enseignement de Promotion sociale, de la Jeunesse, des droits des femmes et de l Egalité des Chances, Mme I. Simonis

185 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5411 Commission consultative des organisations de jeunesse Règlement d ordre intérieur Le règlement d ordre intérieur de la Commission consultative des Organisations de Jeunesse définit les modes de fonctionnement et d organisation de la Commission, en application de l article 43 du décret des Organisations de Jeunesse du 26 mars 2009, ainsi que de ses sous-commissions et groupes de travail. Dans le cadre des travaux de la Commission, de ses sous-commissions, groupes de travail et autres organes, les membres privilégient le débat et la recherche de solutions communes avant d engager toute procédure de vote. Le cas échéant, les membres tentent de dégager des propositions soumises au vote susceptibles de recueillir le plus grand nombre de suffrages. DE LA COMMISSION I. Convocation et ordre du jour 1. La Présidence de la commission, avec l appui du secrétariat, convoque les membres effectifs et suppléants, de même que les invités, aux réunions au plus tard 8 jours calendrier avant la séance. 2. En cas de nécessité, appréciée par la Présidence, le délai de convocation est ramené àtrois jours calendrier. Dans ce cas, la Commission doit, en début de séance, approuver l ordre du jour. 3. La convocation comporte un ordre du jour détaillé. Dans la mesure du possible, les documents relatifs aux points à délibérer accompagnent la convocation. Lorsque des documents relatifs à un point à délibérer sont remis en séance, la Commission peut décider d en reporter l examen à la séance suivante. 4. Chaque membre de la Commission peut demander par écrit à la Présidence l inscription d un point à l ordre du jour de la prochaine réunion, pour autant que cette demande soit faite au moins 10 jours calendrier avant la date de cette réunion. La Présidence peut refuser l inscription du point, mais doit motiver ce refus au membre demandeur. Si un cinquième des membres effectifs fait la demande d inscription d un point à l ordre du jour, le point sollicité doit obligatoirement y figurer. 5. Le dernier point de l ordre du jour s intitule «divers». Ce point consiste en différentes communications qui ne peuvent faire l objet d une décision. Les divers doivent être précisés en début de séance. 6. En cas d urgence, appréciée par la Commission, la Présidence peut inscrire à l ordre du jour d autres points que ceux qui y figurent. Ces points peuvent aussi être amenés par les membres de la CCOJ, à la demande d un cinquième des membres effectifs. 7. En application de l art. 40, 3, du décret, la Présidence doit convoquer la Commission si un cinquième des membres effectifs le demande. Cette demande motivée doit se faire par écrit à la Présidence et la réunion sera convoquée au plus tôt 10 jours calendrier après sa réception. II. Désignation des membres 8. Pour les O.J. membres d une fédération d organisations de jeunesse agréée, se référer à l article 38 du décret. 9. Conformément à l art. 38, 2, alinéa 2,«Le Règlement d ordre intérieur de la Commission règle les modalités de la concertation de l ensemble des O.J. visées au 1 er, alinéa 1 er,3.» Deux mois avant l échéance fixée par le gouvernement pour rendre les noms des représentants des organisations de jeunesse à la C.C.O.J., l Administration convoque les O.J. qui ne sont pas membres d une fédération d organisations de jeunesse agréée à une rencontre de concertation présidée par la présidence de la C.C.O.J., dont l objectif est de déterminer les représentants des OJ non membres d une fédération d OJ. Lors de cette rencontre, chaque organisation devra pouvoir attester ne pas être membre d une fédération d organisations de jeunesse agréée. La proposition issue d un consensus entre l ensemble de ces O.J. sera soumise au Gouvernement par la présidence de la C.C.O.J. Dans le cas où un consensus ne pourrait pas être trouvé lors de la première rencontre de concertation, une deuxième rencontre est convoquée par l Administration. La proposition issue d un consensus entre l ensemble de ces O.J. sera soumise au Gouvernement par la présidence de la C.C.O.J. Si aucun consensus ne peut être trouvé lors de ces deux rencontres sur tout ou partie des postes à pourvoir, le Gouvernement désignera les représentants sur base d une liste de candidats par mandat reprenant le ou les candidats à chaque poste de membre effectifs ou suppléant attribué aux O.J. qui ne sont pas membres d une fédération d organisations de jeunesse agréée. III. Présence des membres 10. Conformément à l art.38 2 du décret, le membre suppléant participe avec voix délibérative aux travaux de la Commission en cas d absence du membre effectif. Dans les autres cas, le membre suppléant peut participer aux travaux de la Commission sans voix délibérative. II(Elle) reçoit d office, pour information, toute convocation ou document adressé àl ensemble des membres effectifs. 11. Le membre effectif empêché d assister à une réunion en informe son-sa suppléant-e et le secrétariat par lettre ou courrier électronique avant la tenue de la réunion. Si le-la suppléant-e est également empêché-e, il-elle prévient l effectif et le secrétariat selon les mêmes modalités. 12. Lors des séances de la Commission, la liste de présence doit être signée par les membres effectifs et suppléants présents. Le secrétariat y fait figurer le nom des membres excusés et absents. IV. Perte de mandat et remplacement 13. L ensemble des conditions de prise et de fin des mandats des membres, effectifs comme suppléants, relève de l art. 38 du décret. 14. Concernant spécifiquement la perte du droit de siéger, prévue à l art *du décret, la procédure suivante est d application : Apres trois absences consécutives ou en cas d absence à la moitié des séances annuelles, non préalablement signalées, d un membre effectif ou d un membre suppléant lorsque l effectif fut absent, le membre concerné se verra signifier par courrier de la Présidence la perte du droit de siéger. Une copie du courrier est adressée à l instance qui l a mandaté. Pour que ce membre recouvre le droit de siéger, l instance concernée en introduit la demande auprès de la Commission. La Présidence inscrit le point à l ordre du jour de la séance de la Commission qui suit la demande. La Commission statue et transmet son avis au Gouvernement. 15. Les démissions volontaires doivent être notifiées à la Présidence de la Commission par écrit. 16. Lorsqu un mandat prend fin, pour quelque raison que ce soit, la Présidence en informe la Commission lors de la réunion suivante. 17. Moyennant l accord de la Commission, dans le cas où une seule personne est proposée pour le remplacement, celle-ci peut assister aux travaux de la Commission à titre d observateur dans l attente de la décision du Ministre compétent. Cette personne reçoit alors les convocations, procès-verbaux et autres documents de travail au même titre que les membres.

186 5412 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD V. Secrétariat 18. Conformément à l art. 45 du décret, le Service de la Jeunesse est chargé du secrétariat de la Commission. Il établit le procès-verbal des réunions. Les procès-verbaux sont adressés aux membres effectifs et suppléants de la Commission dans les meilleurs délais et au plus tard 30 jours aprèslaréunion en question. Ils sont ensuite soumis pour approbation à la Commission. Un exemplaire signé par la Présidence et la personne du Service de la Jeunesse chargée du secrétariat est conservée au secrétariat de la Commission, ainsi que leurs éventuelles annexes. VI. Procédures a) Présidence 19. Conformément à l art. 39 du décret, la Commission procède à l élection d un-e Président-e. Un-e Vice-président-e est également élu-e pour la durée de la mandature parmi ses membres pour assurer la continuité de la Commission en cas d absence temporaire ou de conflit d intérêt de la Présidence. Au moins 20 jours calendrier avant l élection, le secrétariat adresse un appel à candidatures aux membres effectifs de la Commission. Les candidatures doivent parvenir au secrétariat au moins 10 jours calendrier avant l élection. 20. Si le-la Président-e démissionne en cours de mandat ou si son mandat de membre de la Commission prend fin conformément aux dispositions prévues dans le décret, le-la Vice-Président-e assume la Présidence pour 2 séances maximum, afin d organiser une nouvelle élection qui doit survenir aussi vite que possible. 21. Après 2 séances, si aucune candidature n est parvenue à la Commission, le-la Vice-Président-e cède sa place à un-e Président-e de séance désigné-e par la Commission en son sein, parmi ses membres effectifs. b) Procédure de vote 22. En référence à l art.38 3 dudécret, chaque membre effectif ou, en cas d absence du membre effectif, le membre suppléant, dispose d une voix. 23. L article 42 du décret stipule que la Commission prend ses décisions à la majorité simple des votes émis par les membres présents pour autant qu 1/3 des membres siégeant avec voix délibérative soient présents. Lors des votes, les abstentions ne sont pas comptabilisées, mais elles peuvent être justifiées à l issue du vote et sont consignées dans le procès-verbal de la réunion. Par ailleurs, les résultats complets des votes sont systématiquement indiqués dans les avis de la Commission tels que transmis au Ministre compétent. Si la Commission n a pu délibérer, faute de participation d 1/3 des membres, elle pourra être convoquée ultérieurement dans le respect de l art. 1, avec le même ordre du jour, et délibérer sans quorum de présence. 24. En référence à l art. 43, lorsque La Commission vote sur les avis relatifs à l octroi ou au retrait de subventions ou de reconnaissance, des règles de mode de scrutin spécifiques sont d application. La Commission prend alors ses décisions à la majorité des 2/3 des votes émis par les membres présents pour autant qu 1/3 des membres siégeant avec voix délibérative soient présents. Lors des votes, les abstentions ne sont pas comptabilisées, mais elles peuvent être justifiées à l issue du vote et sont consignées dans le procès-verbal de la réunion. Par ailleurs, les résultats complets des votes sont systématiquement indiqués dans les avis de la Commission tels que transmis au Ministre compétent. 25. Le vote s effectue à main levée pour les propositions et avis de la Commission. Pour les questions de personnes, le vote s effectue à bulletin secret. Pour ce qui concerne les personnes, la procédure de vote est la suivante : Le vote peut s effectuer en deux tours si nécessaire. Chaque membre de la CCOJ a lapossibilitédevoter au maximum pour autant de candidats qu il y a de postes à pourvoir. Au terme du premier tour, les candidats ayant obtenu la majorité requise des voix sont automatiquement élus. Si tous les postes sont pourvus, la procédure s arrête là. Si un ou plusieurs postes ne sont pas pourvus ou en cas d ex-aequo, un deuxième tour est organisé avec les seuls candidats non élus ou ex-aequo. La procédure reste la même. Après le deuxième tour, l élection aux postes qui seraient toujours vacants est reportée et un nouvel appel à candidature est lancé. Pour l élection, les bulletins de vote utilisés reprennent une ligne par candidat selon le modèle suivant: Nom du candidat 1 Oui Non Abs Nom du candidat 2 Oui Non Abs Les candidats sont classés par ordre alphabétique. Les votants s expriment en cochant la case du candidat de leur choix. 26. Les avis de la Commission ne comportent pas d indications nominatives et sont rendus au nom de la Commission. c) Note de minorité 27. Conformément à l art. 42 du décret, une note de minorité peut être jointe aux avis et propositions de la Commission. Une note de minorité comporte nécessairement un argumentaire faisant directement référence à des éléments tangibles contenus dans l avis ou la proposition contesté et explicitant le désaccord sur celui-ci. 28. Une note de minorité est prise en considération c si au moins un membre ayant voix délibérative déclare, au cours de la séance, l intention de déposer une telle note, et c si elle est signée par au moins 1/5 des membres présents lors de cette séance, et c si elle parvient au secrétariat de la Commission au plus tard dans les trois jours calendrier qui suivent cette séance. 29. Le secrétariat annexe la note de minorité au procès-verbal de la séance. d) Recours 30. Lorsque la Commission est amenée à entendre une association dans le cadre d un recours, la procédure est la suivante : c la Commission confie à un groupe de travail la préparation de l entrevue de l association sur base des rapports en sa possession et transmet à l association ainsi qu aux membres tous documents utilesau moins 10 jours calendrier avant la réunion de la Commission qui l entend; c La Commission seule établit, au regard de la proposition du groupe de travail, la liste des questions à poser à l association; c la Commission entend l association, elle l invite à répondre aux questions que lui pose principalement la Présidence et à apporter tout élément d information complémentaire qu elle juge utile; c elle invite l association à quitter la séance et poursuit les débats.

187 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5413 VII. Traitement des dossiers de reconnaissance et de retrait de reconnaissance 31. Pour chaque dossier, la Commission désigne un membre qui est chargé de préparer un rapport afin d aider la Commission à remettre son avis. Elle informe l Inspecteur en charge du dossier du nom de ce membre. Ce dernier peut être accompagné si c est sa première mission de ce type et pour autant que la Commission et l association aient donné leur accord. 32. Le membre chargé de préparer l avis de la Commission ne peut être mandaté au sein de la Commission par une fédération d Organisations de jeunesse dont est ou a été membre, dans les 4 ans qui précédent l examen, l association concernée par le dossier en question. De même, la fédération dont est issu le membre chargé de préparer l avis de la Commission ou de le lui présenter ne peut avoir contribué de près ou de loin à l accompagnement dans la procédure d agrément de l association candidate. 33. Préalablement au dépôt de son rapport, le membre de la Commission rencontre les responsables de l association, au siège de celle-ci. Le membre de la Commission et l Inspecteur en charge du dossier peuvent effectuer une visite conjointe. 34. Le membre désigné dépose un rapport écrit, date et signé, au secrétariat de la Commission deux jours calendrier au plus tard avant la réunion au cours de laquelle le dossier sera examiné. En cas de force majeure, le rapporteur peut déposer son avis écrit, daté et signé, enséance. En cas d absence de rapport, l examen de ce dossier est reporté àla séance suivante. 35. Le secrétariat de la Commission invite le représentant du Service général de l Inspection à la réunion au cours de laquelle le dossier est évoqué, afin qu il puisse y communiquer l avis émis par l Inspection. 36. Pour rendre un avis, la Commission prend connaissance, outre de l avis du Service de l inspection, de la proposition de l Administration, ainsi que du rapport de son mandataire. 37. Par dérogation à l article 31, concernant les avis relatifs à l octroi d agrément faisant l objet d une demande réitérée et ceux relatifs à un renouvellement, la Commission peut décider d adopter une procédure simplifiée, sur proposition du Président. 38. La Commission informe les associations de la date à laquelle sera examiné leur dossier. Les associations peuvent faire la demande de s y présenter. En cas d audition, la Présidence en décide les modalités. En outre, la Commission recevra la note (éventuelle) d observations de l association. VIII. Devoir de réserve et déontologie 39. Afin d assurer la liberté d expression ainsi que la sérénité des débats, chaque membre de la Commission est tenu à un devoir de réserve hors réunion, singulièrement concernant des points sur des personnes, des données financières, des problèmes institutionnels au sein des associations, etc. 40. Les membres collaborent en vue de la réalisation des missions confiées à la Commission et se comportent entre eux avec respect. Ils remplissent leur mandat avec conscience, intégrité et en faisant preuve de citoyenneté responsable. 41. Les membres sont tenus d éviter tout conflit entre leurs intérêts personnels directs ou indirects et ceux de La Communauté française. A cette fin, ils informent complètement et préalablement la Commission de tout intérêt personnel direct ou indirect qu ils auraient dans un dossier traité ou vis-à-vis de l organisation de jeunesse concernée par le dossier, susceptible de les placer dans une situation de conflit d intérêts. Cette information préalable fait l objet d une mention dans le procès-verbal de la réunion de la Commission. En cas de conflit d intérêt avéré, la CCOJ peut inviter le(s) membres(s) concerné(s) à quitter la réunion pendant les débats y afférant. 42. La Présidence est chargée de faire respecter le règlement d ordre intérieur et, en particulier, les règles de déontologie au sein de la Commission. Tout membre qui contreviendrait à ces dispositions sera rappelé àl ordre par la Présidence. En cas de manquement grave, et après l avoir entendu, la Présidence pourra inviter le membre à démissionner ou inviter l instance qui a proposé sa désignation à lui retirer son mandat. IX. Rapport d activités 43. Conformément à l art du décret, la Commission rédige un rapport annuel à destination du Gouvernement et du Parlement de la Communauté française. Elle l adresse également au Ministre de la Jeunesse et aux Organisations de Jeunesse. 44. En collaboration avec les Présidents des sous-commissions et groupes de travail, le Président rédige le projet de rapport d activités qu il soumet à la Commission pour approbation. X. Représentation extérieure de la Commission 45. Conformément à l art. 39 du décret, la Présidence assure la représentation extérieure de la Commission. 46. Dans cette mission, la Présidence peut proposer d être accompagné par des membres de la Commission. DES SOUS-COMMISSIONS I. Mise en place, missions, composition, présidence 47. Conformément aux articles 46, 48, 50, 52, 54 et 56, six sous-commissions sont créées au sein de la Commission, respectivement appelées politique locale de jeunesse, enfance, formation, mouvements de jeunesse, emploi et actions de sensibilisation à la participation citoyenne, à la démocratie et à la lutte contre l extrémisme. Leurs objectifs sont définis dans les articles susmentionnés. 48. Conformément à l art. 58, la Commission désigne les membres de ses sous-commissions sur proposition de leurs mandants. 49. L art. 58 prévoit la création d autres sous-commissions par le Gouvernement, sur proposition de la Commission. La Commission propose la composition des nouvelles sous-commissions. 50. II n y a pas de suppléance prévue en leur sein. Afin d assurer la continuité des travaux au sein des sous-commissions, un membre peut se faire remplacer par un-e collaborateur-trice de son Organisation de jeunesse en cas d absence prolongée. Dans ce cas, il en informe la Présidence de la sous-commission. Le-la remplaçant-e a une voix délibérative. Afin d assurer la continuité des travaux au sein des sous-commissions, en cas de prochain changement de personne mandatée par une Organisation de jeunesse et moyennant l accord de la sous-commission, le membre peut être accompagné, pendant maximum quatre réunions, du collaborateur qui le remplacera. Ce collaborateur participe dès lors aux travaux, sans voix délibérative. Le membre en informe préalablement la Présidence de la sous-commission. Avant que le remplacement ne devienne effectif, l Organisation de jeunesse doit prévenir la CCOJ du changement de mandat.

188 5414 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 51. Les sous-commissions sont à durée indéterminée. 52. En application de l art. 58, faisant référence à l art. 39 du décret, les présidences respectives de ces organes sont assurées par des membres de la Commission, désignés par elle. Les Présidences respectives assurent la relation entre les sous-commissions et groupes de travail et la Commission. Ils assurent aussi l organisation du travail au sein des sous-commissions. 53. Si aucun Président n a pu être désigné par la Commission, celle-ci désigne un coordinateur au sein de la sous-commission, pour une durée déterminée. 54. La Présidence de la sous-commission, avec l appui du secrétariat, convoque les membres aux réunions au plus tard 8 jours calendrier avant la séance. En cas de nécessité, appréciée par la Présidence, le délai de convocation est ramené àtrois jours calendrier. Dans ce cas, la sous-commission doit, en début de séance, approuver l ordre du jour. Les membres de la sous-commission peuvent demander à la Présidence, au plus tard trois jours calendrier avant la sous-commission, d ajouter des points à l ordre du jour. Dans ce cas, l ordre du jour est approuvé en début de séance. 55. Les sous-commissions envoient copie de leurs ordres du jour au secrétariat de la Commission. 56. Un tiers des membres avec voix délibérative doit être présent pour valablement travailler. Si une réunion doit être reportée faute de participation, il n y a plus de quorum de présence requis. 57. Dans la mesure du possible, les sous-commissions prennent leurs décisions de manière collégiale et constructive. Leurs avis peuvent être nuancés, permettant à la Commission de prendre une décision. Si nécessaire, les décisions sont prises par les membres de la sous-commission à la majorité simple. Pour tout vote concernant les personnes, le vote est secret. Le rapport de la réunion fait écho de tous les points de vue. 58. Les sous-commissions soumettent les résultats de leurs travaux et leurs propositions d avis éventuelles à la Commissionexclusivement. II. Présence des membres, perte de mandat et remplacement 59. Les membres des sous-commissions sont désignés par la Commission. Ils participent aux travaux de la sous-commission avec voix délibérative. 60. La Commission peut désigner des membres invités dans les sous-commissions, soit des Organisations de jeunesse qui participent aux travaux de la sous-commission sans voix délibérative. Les membres invités reçoivent d office, pour information, toute convocation ou document adressé àl ensemble des membres de la sous-commission. 61. Une sous-commission peut inviter, en fonction de ses travaux, des personnes ressources. Celles-ci interviendront exclusivement aux points à l ordre du jour qui les concernent, sans voix délibérative. 62. Le membre empêché d assister à une réunion en informe la Présidence de la sous-commission et le secrétariat par lettre ou courrier électronique avant la tenue de la réunion. 63. Lors des séances des sous-commissions, la liste de présence doit être signée par les membres présents. Le secrétariat y fait figurer le nom des membres excusés et absents. 64. Les conditions de prise de fin des mandats des membres des sous-commissions relèvent de l art.38 du décret. Les mêmes règles que pour la Commission sont appliquées. III. Convocation et ordre du jour 65. La Présidence de la sous-commission, avec l appui du secrétariat, convoque par mail ou par courrier les membres aux réunions au plus tard 8 jours calendrier avant la séance. 66. La convocation comporte un ordre du jour détaillé. Dans la mesure du possible, les documents relatifs aux points inscrits à l ordre du jour sont annexes à la convocation. 67. Chaque membre peut demander par écrit à la Présidence de la sous-commission l inscription d un point à l ordre du jour de la prochaine réunion, pour autant que cette demande soit faite au moins 10 jours calendrier avant la date de cette réunion. Si la demande est formulée moins de 10 jours à l avance et n a puêtre annoncée dans l ordre du jour, le point pourra être ajouté en séance si la sous-commission le décide. La Présidence de la sous-commission peut refuser l inscription du point, mais doit motiver ce refus au membre demandeur. IV. Secrétariat 68. L art. 45 précise que l Administration assure le secrétariat de trois sous-commissions. Si une sous-commission désire bénéficier de ce service, elle adresse après sa première réunion une demande motivée à la Commission, qui prend sa décision à la majorité simple. Cette sous-commission tient toutefois compte de la vacance ou non de ce service par l Administration. En outre, la Commission veille à la continuité de l investissement de l Administration dans une sous-commission. 69. Si le secrétariat d une sous-commission n est pas assuré par l Administration, la sous-commission désigne en son sein une personne chargée de la rédaction des procès-verbaux. Ces derniers, leurs éventuelles annexes et la liste signée des participants sont conservés au secrétariat de la Commission. 70. Les membres de la Commission ont accès aux procès-verbaux approuvés des sous-commissions auprès du secrétariat de la Commission. V. Devoir de réserve et déontologie 71. Les articles 36 à 39 sont applicables aux sous-commissions. DES GROUPES DE TRAVAIL I. Mise en place, missions, composition, présidence 72. Conformément à l art. 58 du décret, des groupes de travail peuvent être mis en place par décision de la Commission, qui en détermine les missions respectives. 73. Les groupes de travail ont une durée limitée dans le temps, définie par la Commission. Le groupe de travail est dissous lorsque la mission que lui a confiée la Commission est remplie. 74. La Commission détermine la composition des groupes de travail. Il n y a pas de suppléance prévue en leur sein. 75. En application de l art. 58, faisant référence à l art. 39 du décret, les Présidences respectives des groupes de travail sont assurées par des membres de la Commission, désignés par elle. Les Présidences respectives assurent la relation entre les groupes de travail et la Commission. Elles assurent aussi l organisation du travail au sein des groupes de travail. 76. Les groupes de travail soumettent les résultats de leurs travaux et leurs propositions d avis éventuelles exclusivement à la Commission. II. Présence des membres, perte de mandat et remplacement des groupes de travail 77. Les membres des groupes de travail sont désignés par la Commission. Ils participent aux travaux du groupe avec voix délibérative. 78. Le membre empêché d assister à une réunion en informe le Président du groupe de travail et le secrétariat par lettre ou courrier électronique avant la tenue de la réunion. 79. Lors des séances des groupes de travail, la liste de présence doit être signée par les membres présents. Le secrétariat y fait figurer le nom des membres excusés et absents.

189 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5415 III. Convocation et ordre du jour 80. La Présidence du groupe de travail, avec l appui du secrétariat du groupe, convoque par mail ou par courrier les membres aux réunions au plus tard 8 jours calendrier avant la séance. Dans la mesure du possible, les documents relatifs aux points inscrits à l ordre du jour sont annexés à la convocation. IV. Secrétariat 81. Le groupe de travail désigne en son sein une personne chargée de la rédaction des procès-verbaux. Ces derniers, leurs éventuelles annexes et la liste signée des participants sont conservés au secrétariat de la Commission. 82. Les membres de la Commission ont accès aux procès-verbaux approuvés des groupes de travail auprès du secrétariat de la Commission. V. Devoir de réserve et déontologie 83. Les articles 36 à 39 sont applicables aux groupes de travail. VERTALING MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP [C 2015/29009] 17 DECEMBER Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Adviescommissie voor de jeugdorganisaties De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 26 maart 2009 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de jeugdorganisaties, inzonderheid op artikel 43; Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 14 mei 2009 houdende uitvoering van sommige bepalingen van het decreet van 26 maart 2009 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de jeugdorganisaties; Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 27 mei 2009 tot bepaling van de nadere regels voor de toepassing van het decreet van 26 maart 2009 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de jeugdorganisaties; Gelet op het voorstel van huishoudelijk reglement vastgesteld door de Adviescommissie voor de jeugdorganisaties, ingediend op 24 oktober 2014; Op de voordracht van de Minister van Jeugd; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. Het bijgevoegde huishoudelijk reglement van de Adviescommissie voor de jeugdorganisaties, wordt goedgekeurd. Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het ondertekend wordt. Art. 3. De Minister van Jeugd is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 17 december De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Onderwijs voor sociale promotie, Jeugd, Vrouwenrechten en Gelijke kansen, Mevr. I. SIMONIS REGION WALLONNE WALLONISCHE REGION WAALS GEWEST SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [C 2015/27005] 23 DECEMBRE Arrêté ministériel relatif aux modalités d application de l article 48 de l arrêté du Gouvernement wallon du 15 mai 2014 portant exécution du décret du 28 novembre 2013 relatif à la performance énergétique des bâtiments Le Ministre des Pouvoirs locaux, de la Ville, du Logement et de l Energie, Vu le décret du 28 novembre 2013 relatif à la performance énergétique des bâtiments, notamment l article 34, 4; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 15 mai 2014 portant exécution du décret du 28 novembre 2013 relatif à la performance énergétique des bâtiments, l article 48, alinéas 2 et 3, modifié par l arrêté du Gouvernement wallon du 18 décembre 2014 modifiant l arrêté du Gouvernement wallon du 15 mai 2014 portant exécution du décret du 28 novembre 2013 relatif à la performance énergétique des bâtiments; Vu l avis /4 du Conseil d État, donné le 23 décembre 2014, en application de l article 84, 1 er, alinéa 1 er,2, des lois sur le Conseil d Etat, cordonnées le 12 janvier 1973, Arrête : Article 1 er. Le présent arrêté transpose partiellement la Directive 2010/31/UE du Parlement européen et du Conseil du 19 mai 2010 sur la performance énergétique des bâtiments. Art. 2. Conformément à l article 48, alinéa 2, de l arrêté du Gouvernement wallon du 15 mai 2014 portant exécution du décret du 28 novembre 2013 relatif à la performance énergétique des bâtiments, les informations autres que la classe énergétique à mentionner dans les publicités, en considération de la forme et du mode de diffusion des supports de publicité, figurent en annexe du présent arrêté.

190 5416 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Conformément à l article 48, alinéa 3 du même arrêté, la forme et les modalités d intégration des mentions visées à l article 48, alinéas 1 er et 2, sont déterminées dans l annexe du présent arrêté. Art. 3. Le présent arrêté entre en vigueur le 31 décembre Namur, le 23 décembre P. FURLAN Annexe CHAPITRE I er. Forme des mentions 1. Mentions au format texte 1.1. La mention de la classe énergétique est précédée dupréfixe «PEB :», Lorsqu une annonce concerne plusieurs unités PEB, l annonce peut mentionner la classe énergétique de l unité la moins performante, suivie de celle de l unité la plus performante La mention du code unique, composé de quatorze chiffres, est précédée dupréfixe «PEB No.» La mention de la consommation spécifique d énergie primaire est précédée dupréfixe «E spec :» et suivie des termes «kwh/m_.an» La mention de la consommation théorique totale d énergie primaire autrement appelée consommation caractéristique annuelle d énergie primaire est précédée dupréfixe «E totale :» et suivie des termes «kwh/an». 2. Mentions sous forme graphique 2.1. La forme graphique de la classe énergétique est mise à disposition par l administration sur son site internet Les proportions de chaque forme graphique sont respectées Les couleurs associées à chaque classe énergétique respectent, pour chaque forme graphique, les codes de couleur suivants : Classe énergétique CMJN RVB Spot (PMS) A++ A+ A B C D E F G C : 100 % M:0% J:0% N:0% C:83% M:0% J:96% N:25% C:81% M:0% J:93% N:0% C:61% M:0% J:90% N:0% C:27% M:0% J:93% N:0% C:14% M:0% J:91% N:0% C:0% M : 23 % J:96% N:0% C:0% M : 46 % J:88% N:0% C:0% M : 100 % J : 100 % N:0% R:0 V : 156 B : 221 R:70 V : 130 B:58 R:91 V : 160 B:72 R : 138 V : 179 B:74 R : 208 V : 212 B:57 R : 231 V : 227 B:58 R : 239 V : 198 B:35 R : 223 V : 156 B:57 R : 193 V:0 B:31 PMS CYAN PMS 364C PMS 354C PMS 7489C PMS 381C PMS 396C PMS 7408C PMS 716C PMS 1797C

191 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Lorsque la forme graphique est insérée sur un fond blanc, elle est reproduite conformément aux modèles suivants : 2.5. Lorsque la forme graphique n est pas insérée sur un fond blanc, elle est reproduite conformément aux modèles suivants, le liseré blanc étant conservé :

192 5418 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 2.6. Lorsque la forme graphique est insérée au format noir et blanc, elle est reproduite conformément aux modèles suivants : CHAPITRE II. Mode de diffusion des supports de publicité. 1. Annonces imprimées dans les journaux et magazines Les annonces figurant dans les médias imprimés (journaux, magazines) et les affiches, ne comprenant pas de représentations graphiques ou photographiques, respectent les exigences suivantes : Mention Format Emplacement Couleur Taille minimale Classe énergétique et code unique Police de caractère (ou pour les particuliers, graphie) principale de l annonce Dans la section de l annonce propre aux aspects énergétiques du bien Adéfaut, dans la section comprenant les caractéristiques techniques du bien (dimensions, chauffage,...) A titre subsidiaire, dans le corps du texte contenant la description générale du bien Couleur utilisée pour la description du bien Taille de caractère utilisée pour la description du bien 1.2. Les annonces figurant dans les médias imprimés (journaux, magazines) et les affiches, comprenant des représentations graphiques ou photographiques du bien, respectent les exigences suivantes : Mentions Classe énergétique Code unique Format Sous la forme graphique mise à disposition Police de caractère principale de l annonce par l administration Emplacement Mise en évidence dans l annonce, à proximité immédiate du prix A défaut, à proximité immédiate de la description du bien A titre subsidiaire, incrustée dans la représentation graphique ou photographique du bien Dans la section de l annonce propre aux aspects énergétiques du bien Adéfaut, dans la section comprenant les caractéristiques techniques du bien (dimensions, chauffage,...) A titre subsidiaire, dans le corps du texte contenant la description générale du bien Couleur Couleur de la forme graphique mise à disposition par l administration Couleur utilisée pour la description du bien

193 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5419 Mentions Classe énergétique Code unique Taille minimale Taille de la hauteur de ligne de l adresse ou du prix du bien Adéfaut, taille de la hauteur de ligne de la description du bien Hauteur minimale : 4 mm ou, pour les affiches, 8 mm Taille de caractère utilisée pour la description du bien 2. Listes de biens immobiliers Les listes de biens immobiliers ne comprenant pas de représentations graphiques ou photographiques respectent les exigences suivantes : Mention Format Emplacement Couleur Taille minimale Classe énergétique Police de caractère principale de l annonce Dans une section ou colonne spécifique, selon la même présentation que les autres détails du bien Couleur utilisée pour le listing et les autres détails du bien Taille de caractère utilisée pour les autres détails du bien 2.2. Les listes de biens immobiliers comprenant des représentations graphiques ou photographiques respectent les exigences suivantes : Mentions Classe énergétique Code unique Format Sous la forme graphique mise à disposition Police de caractère principale de l annonce par l administration Emplacement Mise en évidence dans le listing, à proximité immédiate du prix A défaut, à proximité immédiate de la description générale du bien A titre subsidiaire, incrustée dans la représentation graphique ou photographique du bien Dans la section de l annonce propre aux aspects énergétiques du bien Adéfaut, dans la section comprenant les caractéristiques techniques de l unité (dimensions, chauffage,...) A titre subsidiaire, dans le corps du texte contenant la description générale du bien. Couleur Taille minimale Sous la forme graphique mise à disposition par l administration Taille de la hauteur de ligne de l adresse ou du prix de l unité Adéfaut, taille de la hauteur de ligne de la description du bien Hauteur minimale : 4 mm Couleur utilisée pour le listing et les autres détails du bien Taille de caractère utilisée pour les autres détails du bien 3. Brochures et dépliants. Les brochures et dépliants contenant des informations détaillées relatives à un bâtiment, un lot d unités ouun immeuble à appartements respectent les exigences suivantes : Mentions Classe énergétique Code unique, consommation spécifique d énergie primaire (kwh/m_.an) et consommation théorique totale d énergie primaire (kwh/an) Présentation Emplacement Couleur Taille minimale Sous la forme graphique mise à disposition par l administration Mise en évidence dans la première page de la brochure ou du dépliant, à proximité immédiate du prix A défaut, à proximité immédiate de la description du bien A titre subsidiaire, incrustée dans la représentation graphique ou photographique du bien Sous la forme graphique mise à disposition par l administration Taille de la hauteur de ligne de l adresse ou du prix Adéfaut, taille de la hauteur de ligne de la description du bien Hauteur minimale : 4 mm Police de caractère principale de l annonce Dans la section de l annonce propre aux aspects énergétiques du bien Adéfaut, dans la section comprenant les caractéristiques techniques du bien (dimensions, chauffage,...) A titre subsidiaire, dans le corps du texte contenant la description générale du bien. Couleur utilisée pour la description du bien Taille de caractère utilisée pour la description du bien Lorsque le support vise plusieurs unités non comprises dans un lot, les règles visées au 1 sont applicables.

194 5420 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 4. Internet 4.1. Les pages internet contenant des listes de biens relatives aux résultats des recherches, en ce compris au moyen d applications mobiles, respectent les exigences suivantes : Mention Présentation Emplacement Couleur Taille minimale Classe énergétique Sous la forme graphique mise à disposition par l administration Mise en évidence dans l annonce, à proximité immédiate du prix Adéfaut, dans le corps du texte contenant la description générale du bien A titre subsidiaire, incrustée dans ou à proximité immédiate de la représentation graphique ou photographique du bien Sous la forme graphique mise à disposition par l administration Taille de la hauteur de ligne de l adresse ou du prix du bien Adéfaut, taille de la hauteur de ligne de la description du bien Hauteur minimale : 20 pixels 4.2. Les pages internet détaillées (en ce compris les pages consultées au moyen d applications mobiles) relatives aux biens respectent les exigences suivantes : Mentions Classe énergétique Code unique, consommation spécifique d énergie primaire (kwh/m_.an) et consommation théorique totale d énergie primaire (kwh/an) Présentation Emplacement Couleur Taille minimale Sous la forme graphique mise à disposition par l administration Mis en évidence dans l annonce, à proximité immédiate du prix Adéfaut, à proximité immédiate de la de la description du bien A titre subsidiaire, incrustée dans la représentation graphique ou photographique du bien Sous la forme graphique mise à disposition par l administration Taille de la hauteur de ligne de l adresse ou du prix de l unité Adéfaut, taille de la hauteur de ligne de la description du bien Hauteur minimale : 20 pixels Police de caractère principale de l annonce Dans une section propre aux aspects énergétiques A défaut, à proximité immédiate de la description du bien Couleur utilisée pour la description du bien Taille de caractère utilisée pour la description du bien 5. Marketing direct Les courriers imprimés ou diffusés de manière électronique (en ce compris l envoi important de courriels simultanément à plusieurs destinataires, lettres d informations) respectent les exigences suivantes : Mentions Classe énergétique Code unique, consommation spécifique d énergie primaire (kwh/m_.an) et consommation théorique totale d énergie primaire (kwh/an) Présentation Emplacement Couleur Taille minimale Sous la forme graphique mise à disposition par l administration Mis en évidence dans la première page du support, à proximité immédiate du prix A défaut, à proximité immédiate de la description du bien A titre subsidiaire, incrustée dans la représentation graphique ou photographique du bien Sous la forme graphique mise à disposition par l administration Taille de la hauteur de ligne de l adresse ou du prix Adéfaut, taille de la hauteur de ligne de la description du bien Hauteur minimale :4mmou20pixels pour les supports diffusés de manière électronique Police de caractère principale de l annonce Dans une section propre aux aspects énergétiques A défaut, à proximité immédiate de la description du bien Couleur utilisée pour la description du bien Taille de caractère utilisée pour la description du bien

195 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Publicités télévisuelles Les publicités diffusées à la télévision ou sur internet au format vidéo respectent les exigences suivantes : Mentions Classe énergétique Code unique Présentation Sous la forme graphique mise à disposition Même police de caractère que la police par l administration principale de l annonce Emplacement Couleur Taille minimale Mis en évidence dans la publicité, pour être lisible Sous la forme graphique mise à disposition par l administration Taille des autres détails du bien affichés à l écran au même moment A proximité de la mention graphique de la classe énergétique, suffisamment longtemps pour être lisible Couleur utilisée pour les autres informations écrites apparaissant à l écran. A défaut, dans une couleur permettant à la mention du code unique d être lisible Taille des autres détails du bien affichés à l écran au même moment 7. Radio Les publicités exclusivement audio, diffusées à la radio, à la télévision ou par internet mentionnent oralement la classe énergétique de l unité PEB faisant l objet de l annonce. Vu pour être annexé à l arrêté ministériel du 23 décembre 2014 relatif aux modalités d application de l article 48 de l arrêté du Gouvernement wallon du 15 mai 2014 portant exécution du décret du 28 novembre 2013 relatif à la performance énergétique des bâtiments. Namur, le 23 décembre Le Ministre des Pouvoirs locaux, de la Ville, du Logement et de l Energie, P. FURLAN ÜBERSETZUNG ÖFFENTLICHER DIENST DER WALLONIE [C 2015/27005] 23. DEZEMBER 2014 Ministerialerlass über die Anwendungsmodalitäten von Artikel 48 des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 15. Mai 2014 zur Ausführung des Dekrets vom 28. November 2013 über die Energieeffizienz von Gebäuden Der Minister für lokale Behörden, Städte, Wohnungswesen und Energie, Aufgrund des Dekrets vom 28. November 2013 über die Energieeffizienz von Gebäuden, insbesondere Artikel 34, 4; Aufgrund des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 15. Mai 2014 zur Ausführung des Dekrets vom 28. November 2013 über die Energieeffizienz von Gebäuden, Artikel 48, Absatz 2 und 3, abgeändert durch den Erlass der Wallonischen Regierung vom 18. Dezember 2014 zur Änderung des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 15. Mai 2014 zur Ausführung des Dekrets vom 28. November 2013 über die Energieeffizienz von Gebäuden; Aufgrund des am 23. Dezember 2014 in Anwendung des Artikels 84, 1, Absatz 1, 2 der am 12. Januar 1973 koordinierten Gesetze über den Staatsrat abgegebenen Gutachtens Nr /4 des Staatsrats, Beschließt: Artikel 1 - Der vorliegende Erlass dient der teilweisen Umsetzung der Richtlinie 2010/31/EU des Europäischen Parlaments und des Rates vom 19. Mai 2010 über die Gesamtenergieeffizienz von Gebäuden. Art. 2 - Gemäß Artikel 48, Absatz 2 des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 15. Mai 2014 zur Ausführung des Dekrets vom 28. November 2013 über die Energieeffizienz von Gebäuden bilden die Angaben (mit Ausnahme der Energieeffizienzklasse), die unter Berücksichtigung der Form und der Veröffentlichungsart der Werbeträger in den Anzeigen anzuführen sind, die Anlage des vorliegenden Erlasses. Gemäß Artikel 48, Absatz 3 desselben Erlasses werden die Form und die Modalitäten für die Aufnahme der in Artikel 48, Absatz 1 und 2 angeführten Angaben in der Anlage des vorliegenden Erlasses angeführt. Art. 3 - Der vorliegende Erlass tritt am 31. Dezember 2014 in Kraft. Namur, den 23. Dezember 2014 P. FURLAN

196 5422 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD ANLAGE 1. Angaben in Textformat KAPITEL I. Form der Angaben 1.1. Der Angabe der Energieeffizienzklasse wird das Kürzel PEB: vorangestellt. Betrifft eine Anzeige mehrere PEB-Einheiten, so kann in dieser Anzeige die Energieeffizienzklasse der am wenigsten effizienten Einheit angegeben werden, neben der die effizienteste Einheit angeführt wird Der Angabe der vierzehnstelligen einheitlichen Codenummer wird das Kürzel PEB Nr. vorangestellt Der Angabe des spezifischen Primärenergieverbrauchs wird das Kürzel E spez : vorangestellt, auf das die Einheit kwh/m_.jahr folgt Der Angabe des theoretischen gesamten Primärenergieverbrauchs, auch kennzeichnender jährlicher Verbrauch von Primärenergie genannt, wird das Kürzel E gesamt : vorangestellt, auf das die Einheit kwh/jahr folgt. 2. Grafisch dargestellte Angaben 2.1. Die grafische Darstellung der Energieeffizienzklasse wird von der Verwaltung auf ihren Internetseiten bereitgestellt Die Eigenschaften jeder grafischen Darstellung werden beachtet Die jeder Energieeffizienzklasse zugewiesenen Farben beachten für jede grafische Darstellung die nachstehend angeführten Farbcodes: Energieeffizienzklasse CMJN RVB Spot (PMS) A++ A+ A B C D E F G C: 100% M: 0% J: 0% N: 0% C: 83% M: 0% J: 96% N: 25% C: 81% M: 0% J: 93% N: 0% C: 61% M: 0% J: 90% N: 0% C: 27% M: 0% J: 93% N: 0% C: 14% M: 0% J: 91% N: 0% C: 0% M: 23% J: 96% N: 0% C: 0% M: 46% J: 88% N: 0% C: 0% M: 100% J: 100% N: 0% R: 0 V: 156 B: 221 R: 70 V: 130 B: 58 R: 91 V: 160 B: 72 R: 138 V: 179 B: 74 R: 208 V: 212 B: 57 R: 231 V: 227 B: 58 R: 239 V: 198 B: 35 R: 223 V: 156 B: 57 R: 193 V: 0 B: 31 PMS CYAN PMS 364C PMS 354C PMS 7489C PMS 381C PMS 396C PMS 7408C PMS 716C PMS 1797C

197 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Erfolgt die grafische Darstellung auf weißem Hintergrund, so wird sie nach folgendem Muster wiedergegeben: 2.5. Erfolgt die grafische Darstellung nicht auf weißem Hintergrund, so wird sie nach folgendem Muster wiedergegeben, wobei der weiße Rand beibehalten wird:

198 5424 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 2.6. Erfolgt die grafische Darstellung in schwarz-weiß, so wird sie nach folgendem Muster wiedergegeben: KAPITEL II. Veröffentlichungsart der Werbeträger 1. In Tageszeitungen und Zeitschriften gedruckte Anzeigen 1.1. Die in den Printmedien (Tageszeitungen und Zeitschriften) wiedergegebenen Anzeigen und die Plakate, die keine grafischen oder fotografischen Darstellungen umfassen, beachten die folgenden Anforderungen: Angabe Format Stelle Farbe Mindestgröße Energieeffizienzklasse und einheitliche Codenummer Hauptzeichensatz (oder für Privatpersonen Schreibweise) der Anzeige In dem Abschnitt der Anzeige, der die energiespezifischen Aspekte der Immobilie behandelt Anderenfalls in dem Abschnitt, der die technischen Merkmale der Immobilie (Abmessungen, Heizung,...) umfasst Subsidiär in dem Haupttext, der die allgemeine Beschreibung der Immobilie umfasst Die für die Beschreibung der Immobilie verwendete Farbe Die für die Beschreibung der Immobilie verwendete Zeichengröße 1.2. Die in den Printmedien (Tageszeitungen und Zeitschriften) wiedergegebenen Anzeigen und die Plakate, die grafische oder fotografische Darstellungen umfassen, beachten die folgenden Anforderungen: Angabe Energieeffizienzklasse Einheitliche Codenummer Format Nach dem von der Verwaltung bereitgestellten Hauptzeichensatz der Anzeige grafischen Muster Stelle In der Anzeige hervorgehoben, in unmittelbarer Nähe des Preises In dem Abschnitt der Anzeige, der die energiespezifischen Aspekte der Immobilie Ansonsten in unmittelbarer Nähe der behandelt Beschreibung der Immobilie Anderenfalls in dem Abschnitt, der die Subsidiär in der grafischen oder fotografischen technischen Merkmale der Immobilie Darstellung der Immobilie integriert (Abmessungen, Heizung,...) umfasst Subsidiär in dem Haupttext, der die allgemeine Beschreibung der Immobilie umfasst

199 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5425 Angabe Energieeffizienzklasse Einheitliche Codenummer Farbe Farbe des von der Verwaltung bereitgestellten Die für die Beschreibung der Immobilie grafischen Musters verwendete Farbe Mindestgröße Zeilenhöhe der Anschrift oder des Preises der Immobilie Anderenfalls Zeilenhöhe der Beschreibung der Immobilie Mindesthöhe: 4mm oder für Plakate 8mm Die für die Beschreibung der Immobilie verwendete Zeichengröße 2. Liste der Immobilien Die Liste der Immobilien, die keine grafischen oder fotografischen Darstellungen umfassen, beachten die folgenden Anforderungen: Angabe Format Stelle Farbe Mindestgröße Energieeffizienzklasse Hauptzeichensatz der Anzeige In einem spezifischen Abschnitt oder einer spezifischen Sparte nach derselben Darstellung wie die sonstigen Angaben zu der Immobilie Die für die Auflistung und die anderen Angaben zur Immobilie verwendete Farbe Die für die anderen Angaben zur Immobilie verwendete Zeichengröße 2.2. Die Liste der Immobilien, die grafische oder fotografische Darstellungen umfassen, beachten die folgenden Anforderungen: Angaben Energieeffizienzklasse Einheitliche Codenummer Format Nach dem von der Verwaltung bereitgestellten Hauptzeichensatz der Anzeige grafischen Muster Stelle In der Auflistung hervorgehoben, in unmittelbarer Nähe des Preises In dem Abschnitt der Anzeige, der die energiespezifischen Aspekte der Immobilie Ansonsten in unmittelbarer Nähe der behandelt Beschreibung der Immobilie Anderenfalls in dem Abschnitt, der die Subsidiär in der grafischen oder fotografischen technischen Merkmale der Immobilie Darstellung der Immobilie integriert (Abmessungen, Heizung,...) umfasst Subsidiär in dem Haupttext, der die allgemeine Beschreibung der Immobilie umfasst Farbe Mindestgröße Nach dem von der Verwaltung bereitgestellten grafischen Muster Zeilenhöhe der Anschrift oder des Preises der Einheit Anderenfalls Zeilenhöhe der Beschreibung der Immobilie Mindesthöhe: 4mm Die für die Auflistung und die anderen Angaben zur Immobilie verwendete Farbe Die für die anderen Angaben zur Immobilie verwendete Zeichengröße 3. Broschüren und Faltblätter Die Broschüren und Faltblätter, die detaillierte Informationen über ein Gebäude, ein Los von Einheiten oder ein Mehrfamilienhaus umfassen, beachten die folgenden Anforderungen: Angaben Energieeffizienzklasse Einheitliche Codenummer, spezifischer Primärenergieverbrauch (kwh/m_.jahr) und theoretischer gesamter Primärenergieverbrauch (kwh/jahr) Darstellung Nach dem von der Verwaltung bereitgestellten grafischen Muster Hauptzeichensatz der Anzeige Stelle Farbe Mindestgröße Auf der ersten Seite der Broschüre oder des Faltblatts in unmittelbarer Nähe des Preises hervorgehoben Ansonsten in unmittelbarer Nähe der Beschreibung der Immobilie Subsidiär in der grafischen oder fotografischen Darstellung der Immobilie integriert Nach dem von der Verwaltung bereitgestellten grafischen Muster Zeilenhöhe der Anschrift oder des Preises Anderenfalls Zeilenhöhe der Beschreibung der Immobilie Mindesthöhe: 4mm In dem Abschnitt der Anzeige, der die energiespezifischen Aspekte der Immobilie behandelt Anderenfalls in dem Abschnitt, der die technischen Merkmale der Immobilie (Abmessungen, Heizung,...) umfasst Subsidiär in dem Haupttext, der die allgemeine Beschreibung der Immobilie umfasst Die für die Beschreibung der Immobilie verwendete Farbe Die für die Beschreibung der Immobilie verwendete Zeichengröße Betrifft der Werbeträger eine oder mehrere Einheiten, die nicht Teil eines Loses sind, bleiben die unter Punkt 1 angeführten Bestimmungen anwendbar.

200 5426 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 4. Internet 4.1. Die Webseiten, auf denen Immobilien im Zusammenhang mit den anhand von Suchmaschinen (einschließlich mobiler Anwendungen) erzielten Ergebnissen aufgelistet werden, beachten die folgenden Anforderungen: Angabe Darstellung Stelle Farbe Mindestgröße Energieeffizienzklasse Nach dem von der Verwaltung bereitgestellten grafischen Muster In der Anzeige hervorgehoben, in unmittelbarer Nähe des Preises Anderenfalls in dem Haupttext, der die allgemeine Beschreibung der Immobilie umfasst Subsidiär in bzw. in unmittelbarer Nähe der grafischen oder fotografischen Darstellung der Immobilie integriert Nach dem von der Verwaltung bereitgestellten grafischen Muster Zeilenhöhe der Anschrift oder des Preises der Immobilie Anderenfalls Zeilenhöhe der Beschreibung der Immobilie Mindesthöhe: 20 Pixel 4.2. Die detaillierten Webseiten (auch die über mobile Anwendungen abgerufenen Webseiten) über die Immobilien beachten die folgenden Anforderungen: Angaben Energieeffizienzklasse Einheitliche Codenummer, spezifischer Primärenergieverbrauch (kwh/m_.jahr) und theoretischer gesamter Primärenergieverbrauch (kwh/jahr) Darstellung Nach dem von der Verwaltung bereitgestellten grafischen Muster Hauptzeichensatz der Anzeige Stelle Farbe Mindestgröße In der Anzeige hervorgehoben, in unmittelbarer Nähe des Preises Ansonsten in unmittelbarer Nähe der Beschreibung der Immobilie Subsidiär in der grafischen oder fotografischen Darstellung der Immobilie integriert Nach dem von der Verwaltung bereitgestellten grafischen Muster Zeilenhöhe der Anschrift oder des Preises der Einheit Anderenfalls Zeilenhöhe der Beschreibung der Immobilie Mindesthöhe: 20 Pixel In einem Abschnitt, der die energiespezifischen Aspekte behandelt Ansonsten in unmittelbarer Nähe der Beschreibung der Immobilie Die für die Beschreibung der Immobilie verwendete Farbe Die für die Beschreibung der Immobilie verwendete Zeichengröße 5. Direktmarketing Sendungen in elektronischer oder Papierform (einschließlich der gleichzeitigen Sendung einer großen Menge s an verschiedene Empfänger, Informationsschreiben) beachten die folgenden Anforderungen: Angaben Energieeffizienzklasse Einheitliche Codenummer, spezifischer Primärenergieverbrauch (kwh/m_.jahr) und theoretischer gesamter Primärenergieverbrauch (kwh/jahr) Darstellung Nach dem von der Verwaltung bereitgestellten grafischen Muster Hauptzeichensatz der Anzeige Stelle Farbe Mindestgröße Auf der ersten Seite des Werbeträgers in unmittelbarer Nähe des Preises hervorgehoben Ansonsten in unmittelbarer Nähe der Beschreibung der Immobilie Subsidiär in der grafischen oder fotografischen Darstellung der Immobilie integriert Nach dem von der Verwaltung bereitgestellten grafischen Muster Zeilenhöhe der Anschrift oder des Preises Anderenfalls Zeilenhöhe der Beschreibung der Immobilie Mindesthöhe: 4mm bzw. 20 Pixel für elektronisch übermittelte Informationen In einem Abschnitt, der die energiespezifischen Aspekte behandelt Ansonsten in unmittelbarer Nähe der Beschreibung der Immobilie Die für die Beschreibung der Immobilie verwendete Farbe Die für die Beschreibung der Immobilie verwendete Zeichengröße

201 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Fernsehwerbungen Die Fernseh- oder Onlinewerbungen im Videoformat beachten die folgenden Anforderungen: Angaben Energieeffizienzklasse Einheitliche Codenummer Darstellung Nach dem von der Verwaltung bereitgestellten Gleicher Zeichensatz wie der Hauptzeichen- grafischen Muster satz der Anzeige Stelle Farbe Mindestgröße Im Werbetext hervorgehoben, um lesbar zu sein Nach dem von der Verwaltung bereitgestellten grafischen Muster Größe der gleichzeitig auf dem Bildschirm angezeigten übrigen Merkmale der Immobilie In der Nähe der grafischen Angabe der Energieeffizienzklasse, lange genug, um lesbar zu sein In der Farbe für die übrigen schriftlichen Informationen, die auf dem Bildschirm erscheinen Anderenfalls in einer Farbe, die die Angabe der einheitlichen Codenummer lesbar macht Größe der gleichzeitig auf dem Bildschirm angezeigten übrigen Merkmale der Immobilie 7. Rundfunk In den reinen Audio-Werbungen, die über Rundfunk, Fernsehen oder Online vermittelt werden, wird die Energieeffizienzklasse der PEB-Einheit, die Gegenstand der Anzeige ist, mündlich angegeben. Gesehen, um dem Ministerialerlass vom 23. Dezember 2014 über die Anwendungsmodalitäten des Artikels 48 des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 15. Mai 2014 zur Ausführung des Dekrets vom 28. November 2013 über die Energieeffizienz von Gebäuden beigefügt zu werden. Namur, den 23. Dezember 2014 Der Minister für lokale Behörden, Städte, Wohnungswesen und Energie P. FURLAN VERTALING WAALSE OVERHEIDSDIENST [C 2015/27005] 23 DECEMBER Besluit van de Waalse Regering betreffende de uitvoering van artikel 48 van het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 tot uitvoering van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestaties van gebouwen De Minister van Plaatselijke Besturen, Stedenbeleid, Huisvesting en Energie, Gelet op het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestaties van gebouwen, inzonderheid op de artikelen 34, 4; Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 tot uitvoering van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestaties van gebouwen, artikel 48, tweede en derde lid, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2014 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 tot uitvoering van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestaties van gebouwen; Gelet op het advies nr /4 van de Raad van State, gegeven op 23 december 2014, overeenkomstig artikel 84, 1, eerste lid, 2, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit : Artikel 1. Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen wordt bij dit besluit gedeeltelijk omgezet. Art. 2. Overeenkomstig artikel 48, tweede lid, van het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 tot uitvoering van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestaties van gebouwen, staan de gegevens ander dan de energieklasse die in de openbaarmakingen vermeld moeten worden, met inachtneming van de vorm waarin en de wijze waarop de openbaarmaking verspreid wordt, vermeld in bijlage bij dit besluit. Overeenkomstig artikel 48, derde lid van hetzelfde besluit, worden de vorm en de modaliteiten van de opneming van de vermeldingen bedoeld in artikel 48, eerste en tweede lid, bepaald in de bijlage bij dit besluit. Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 31 december Namen, 23 december P. FURLAN

202 5428 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Bijlage HOOFDSTUK I. Vorm van de vermeldingen 1. Vermeldingen in tekstformaat 1.1. De vermelding van de energieklasse wordt voorafgegaan door het kengetal EPB :, Wanneer een advertentie verschillende EPB-eenheden betreft, kan de advertentie de energieklasse van de eenheid met de laagste prestaties vermelden, gevolgd door de eenheid met de hoogste prestaties De vermelding van de enige code, bestaande uit veertien cijfers, wordt voorafgegaan door het kengetal EPB Nr De vermelding van het specifieke primaire energieverbruik wordt voorafgegaan door het kengetal Espec : en gevolgd door de bewoordingen kwh/m_.per jaar De vermelding van het totale theoretische primaire energieverbruik, m.a.w. het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik wordt voorafgegaan door het kengetal Etotale : en gevolgd door de bewoordingen kwh/per jaar. 2. Gegevens in de vorm van grafieken 2.1. De grafische vorm van de energieklasse wordt door de administratie ter beschikking gesteld op haar website De afmetingen van elke grafische vorm worden nageleefd De kleuren i.v.m. elke energieklasse neemt, voor elke grafische vorm, de volgende kleurcodes in acht : Energieklasse CMGZ RGB Spot (PMS) A++ C : 100 % M:0% G:0% Z:0% A+ C:83% M:0% G:96% Z:25% A B C D E F G C:81% M:0% G:93% Z:0% C:61% M:0% G:90% Z:0% C:27% M:0% G:93% Z:0% C:14% M:0% G:91% Z:0% C:0% M : 23 % G:96% Z:0% C:0% M : 46 % G:88% Z:0% C:0% M : 100 % G : 100 % Z:0% R:R0 G : 156 B : 221 R :RR 70 G : 130 B:58 R:91 G : 160 B:72 R:R138 G : 179 B:74 R : 208 G : 212 B:57 R : 231 G : 227 B:58 R : 239 G : 198 B:35 R : 223 G : 156 B:57 R : 193 G:0 B:31 PMS CYAN PMS 364C PMS 354C PMS 7489C PMS 381C PMS 396C PMS 7408C PMS 716C PMS 1797C

203 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Wanneer de grafische vorm op een witte achtergrond wordt aangebracht, wordt hij overeenkomstig de volgende modellen weergegeven : 2.5. Wanneer de grafische vorm niet op een witte achtergrond wordt aangebracht, wordt hij overeenkomstig de volgende modellen weergegeven, de witte rand wordt bewaard :

204 5430 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 2.6. Wanneer de grafische vorm op een zwart-witformaat wordt aangebracht, wordt hij overeenkomstig de volgende modellen weergegeven : HOOFDSTUK II. Wijze waarop de openbaarmaking verspreid wordt 1. Advertenties gedrukt in de kranten en tijdschriften De advertenties die in de printmedia (kranten, tijdschriften) voorkomen en de plakbrieven die geen grafische of fotografische afbeeldingen bevatten, moeten aan de volgende eisen voldoen : Vermelding Formaat Plaats Kleur Minimale maat Energieklasse en enige code Voornamelijke letterpolis (of voor de particulieren, grafie) van de advertentie In het gedeelte van de advertentie die eigen is aan de energetische aspecten van het goed Bij gebreke daarvan in het gedeelte dat de technische eigenschappen van het goed omvat (afmetingen, verwarming,...) In voorkomend geval in de hoofdlijn van de tekst die de algemene beschrijving van het goed omvat Voor de beschrijving van het goed gebruikte kleur Voor de beschrijving van het goed gebruikte letterpolis

205 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD De advertenties die in de printmedia (kranten, tijdschriften) voorkomen en de plakbrieven die grafische of fotografische afbeeldingen van het goed bevatten, moeten aan de volgende eisen voldoen : Vermeldingen Energieklasse Enige code Formaat In de door het bestuur ter beschikking Voornamelijke letterpolis van de advertentie gestelde grafische vorm Plaats Kleur Minimale maat Duidelijke vermelding in de advertentie in de onmiddellijke nabijheid van de prijs Bij gebreke daarvan in de onmiddellijke nabijheid van de beschrijving van het goed In voorkomend geval in de grafische of fotografische afbeelding van het goed In de door het bestuur ter beschikking gestelde grafische vorm Maat van de lijnhoogte van het adres of van de prijs van het goed In voorkomend geval, maat van de lijnhoogte van de beschrijving van het goed Minimale hoogte : 4 mm of, voor de plakbrieven, 8 mm In het gedeelte van de advertentie die eigen is aan de energetische aspecten van het goed Bij gebreke daarvan in het gedeelte dat de technische eigenschappen van het goed omvat (afmetingen, verwarming,...) In voorkomend geval in de hoofdlijn van de tekst die de algemene beschrijving van het goed omvat Voor de beschrijving van het goed gebruikte kleur Voor de beschrijving van het goed gebruikte letterpolis 2. Lijsten van onroerende goederen De lijsten van onroerende goederen die geen grafische of fotografische afbeeldingen bevatten, moeten aan de volgende eisen voldoen : Vermelding Formaat Plaats Kleur Minimale maat Energieklasse Voornamelijke letterpolis van de advertentie In een specifiek gedeelte of kolom, volgens dezelfde voorstelling als de andere bijzonderheden van het goed Voor de listing en andere bijzonderheden van het goed gebruikte kleur Voor de andere bijzonderheden van het goed gebruikte letterpolis 2.2. De lijsten van onroerende goederen die grafische of fotografische afbeeldingen bevatten, moeten aan de volgende eisen voldoen : Vermeldingen Energieklasse Enige code Formaat Plaats Kleur Minimale maat In de door het bestuur ter beschikking gestelde grafische vorm Duidelijke vermelding in de listing in de onmiddellijke nabijheid van de prijs Bij gebreke daarvan in de onmiddellijke nabijheid van de algemene beschrijving van het goed In voorkomend geval in de grafische of fotografische afbeelding van het goed In de door het bestuur ter beschikking gestelde grafische vorm Maat van de lijnhoogte van het adres of van de prijs van de eenheid In voorkomend geval, maat van de lijnhoogte van de beschrijving van het goed Minimale hoogte : 4 mm Voornamelijke letterpolis van de advertentie In het gedeelte van de advertentie die eigen is aan de energetische aspecten van het goed Bij gebreke daarvan in het gedeelte dat de technische eigenschappen van de eenheid omvat (afmetingen, verwarming,...) In voorkomend geval in de hoofdlijn van de tekst die de algemene beschrijving van het goed omvat. Voor de listing en andere bijzonderheden van het goed gebruikte kleur Voor de andere bijzonderheden van het goed gebruikte letterpolis

206 5432 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 3. Brochures en folders De brochures en folders met gedetailleerde inlichtingen over een gebouw, een partij eenheden of een appartementsgebouw leven de volgende eisen na : Vermeldingen Energieklasse Enige code, specifiek primair energieverbruik (kwh/m_.jaar) en totaal theoretisch primair energieverbruik (kwh/jaar) Voorstelling In de door het bestuur ter beschikking gestelde grafische vorm Voornamelijke letterpolis van de advertentie Plaats Kleur Minimale maat Duidelijke vermelding op de eerste bladzijde van de brochure of de folder in de onmiddellijke nabijheid van de prijs Bij gebreke daarvan in de onmiddellijke nabijheid van de beschrijving van het goed In voorkomend geval in de grafische of fotografische afbeelding van het goed In de door het bestuur ter beschikking gestelde grafische vorm Maat van de lijnhoogte van het adres of van de prijs In voorkomend geval, maat van de lijnhoogte van de beschrijving van het goed Minimale hoogte : 4 mm In het gedeelte van de advertentie die eigen is aan de energetische aspecten van het goed Bij gebreke daarvan in het gedeelte dat de technische eigenschappen van het goed omvat (afmetingen, verwarming,...) In voorkomend geval in de hoofdlijn van de tekst die de algemene beschrijving van het goed omvat Voor de beschrijving van het goed gebruikte kleur Voor de beschrijving van het goed gebruikte letterpolis Wanneer de drager verschillende eenheden betreft die niet in een partij begrepen zijn, gelden de in 1 bedoelde regels. 4. Internet 4.1. De internetpagina s met lijsten van goederen betreffende de resultaten van onderzoeken met inbegrip van mobiele applicaties leven de volgende eisen na : Vermelding Voorstelling Plaats Kleur Minimale maat Energieklasse In de door het bestuur ter beschikking gestelde grafische vorm Duidelijke vermelding in de advertentie in de onmiddellijke nabijheid van de prijs Bij gebreke daarvan in de hoofdlijn van de tekst die de algemene beschrijving van het goed omvat In voorkomend geval in de grafische of fotografische afbeelding van het goed of in de onmiddellijke nabijheid ervan In de door het bestuur ter beschikking gestelde grafische vorm Maat van de lijnhoogte van het adres of van de prijs van het goed In voorkomend geval, maat van de lijnhoogte van de beschrijving van het goed Minimale hoogte : 20 pixels 4.2. De gedetailleerde internetpagina s (met inbegrip van de d.m.v. mobiele applicaties geraadpleegde pagina s) betreffende de goederen leven de volgende eisen na : Vermeldingen Energieklasse Enige code, specifiek primair energieverbruik (kwh/m_.jaar) en totaal theoretisch primair energieverbruik (kwh/jaar) Voorstelling In de door het bestuur ter beschikking gestelde grafische vorm Voornamelijke letterpolis van de advertentie Plaats Duidelijke vermelding in de advertentie in de onmiddellijke nabijheid van de prijs Bij gebreke daarvan in de onmiddellijke nabijheid van de beschrijving van het goed In voorkomend geval in de grafische of fotografische afbeelding van het goed In een gedeelte dat eigen is aan de energetische aspecten Bij gebreke daarvan in de onmiddellijke nabijheid van de beschrijving van het goed

207 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5433 Vermeldingen Energieklasse Enige code, specifiek primair energieverbruik (kwh/m_.jaar) en totaal theoretisch primair energieverbruik (kwh/jaar) Kleur Minimale maat In de door het bestuur ter beschikking gestelde grafische vorm Maat van de lijnhoogte van het adres of van de prijs van de eenheid In voorkomend geval, maat van de lijnhoogte van de beschrijving van het goed Minimale hoogte : 20 pixels Voor de beschrijving van het goed gebruikte kleur Voor de beschrijving van het goed gebruikte letterpolis 5. Directe marketing De gedrukte of elektronisch verspreide brieven (met inbegrip van de belangrijke gelijktijdige zending van s aan verschillende ontvangers, informatiebrieven) leven de volgende eisen na : Vermeldingen Energieklasse Enige code, specifiek primair energieverbruik (kwh/m_.jaar) en totaal theoretisch primair energieverbruik (kwh/jaar) Voorstelling Plaats Kleur Minimale maat In de door het bestuur ter beschikking gestelde grafische vorm Duidelijke vermelding op de eerste bladzijde van de drager in de onmiddellijke nabijheid van de prijs Bij gebreke daarvan in de onmiddellijke nabijheid van de beschrijving van het goed In voorkomend geval in de grafische of fotografische afbeelding van het goed In de door het bestuur ter beschikking gestelde grafische vorm Maat van de lijnhoogte van het adres of van de prijs In voorkomend geval, maat van de lijnhoogte van de beschrijving van het goed Minimale hoogte : 4 mm of 20 pixels voor de elektronisch verspreide dragers Voornamelijke letterpolis van de advertentie In een gedeelte dat eigen is aan de energetische aspecten Bij gebreke daarvan in de onmiddellijke nabijheid van de beschrijving van het goed Voor de beschrijving van het goed gebruikte kleur Voor de beschrijving van het goed gebruikte letterpolis 6. Telivisiereclames De reclames die op televisie of met een videoformaat op internet verspreid worden, leven de volgende eisen na : Vermeldingen Energieklasse Enige code Voorstelling In de door het bestuur ter beschikking Dezelfde letterpolis als de voornamelijke gestelde grafische vorm letterpolis van de advertentie Plaats Kleur Minimale maat Duidelijke vermelding in de reclame om leesbaar te zijn In de door het bestuur ter beschikking gestelde grafische vorm Maat van de andere details van het goed die tegelijkertijd op het scherm te voorschijn komen In de nabijheid van de grafische vermelding van de energieklasse, voldoende lang om leesbaar te zijn Kleur gebruikt voor de andere schriftelijke informatie op het scherm Bij gebreke daarvan in een kleur waarmee de vermelding van de enige code leesbaar kan zijn Maat van de andere details van het goed die tegelijkertijd op het scherm te voorschijn komen 7. Radio De uitsluitend audioreclames die op radio, televisie of internet verspreid worden, maken mondeling gewag van de energieklasse van de EPG-eenheid die het voorwerp uitmaakt van de advertentie. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 23 december 2014 betreffende de toepassingsmodaliteiten van artikel 48 van het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 tot uitvoering van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestaties van gebouwen. Namen, 23 december De Minister van Plaatselijke Besturen, Stedenbeleid, Huisvesting en Energie, P. FURLAN

208 5434 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD AUTRES ARRETES ANDERE BESLUITEN SERVICE PUBLIC FEDERAL AFFAIRES ETRANGERES, COMMERCE EXTERIEUR ET COOPERATION AU DEVELOPPEMENT [C 2014/15274] Carrière extérieure. Mutations Par arrêté ministériel du 16 juillet 2014, M. Charles-Idesbald van der GRACHT de ROMMERSWAEL est déchargé de ses fonctions d Attaché d Ambassade auprès de l Ambassade de Belgique à Tripoli. Il est adjoint à l Administration centrale à partir du 22 décembre FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING [C 2014/15274] Buitenlandse Carrière. Overplaatsingen Bij ministerieel besluit van 16 juli 2014 wordt de heer Charles- Idesbald van der GRACHT de ROMMERSWAEL ontheven uit zijn functie van Ambassadeattaché bij de Ambassade van België te Tripoli. Hij wordt toegevoegd aan het Hoofdbestuur vanaf 22 december Par arrêté ministériel du 9 octobre 2014, M. Frank VAN de CRAEN est déchargé de ses fonctions à l Administration centrale. Il est adjoint auprès du Bureau diplomatique et Consulat de Belgique à Caracas. Bij ministerieel besluit van 9 oktober 2014 wordt de heer Frank VAN de CRAEN ontheven uit zijn functie bij het Hoofdbestuur. Hij wordt toegevoegd aan het Diplomatiek Bureau en Consulaat van België te Caracas. Par arrêté ministériel du 27 octobre 2014, Mme Murielle MAR- CHAND est déchargée de ses fonctions de Secrétaire d Ambassade auprès de l Ambassade de Belgique à Stockholm. Elle est adjointe à la Représentation permanente de la Belgique auprès de l Union européenne à Bruxelles. Bij ministerieel besluit van 27 oktober 2014 wordt Mevr. Murielle MARCHAND ontheven uit haar functie van Ambassadesecretaris bij de Ambassade van België te Stockholm. Zij wordt toegevoegd aan de Permanent Vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie te Brussel. * SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR [C 2015/00037] Chef de corps de la police locale Par arrêté royal du 12 janvier 2015 M. MEERT, Dirk, est désigné chef de corps de la police locale de la zone de police TARL (Affligem/Liedekerke/Roosdaal/Ternat) pour une durée de cinq ans. FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN [C 2015/00037] Korpschef van de lokale politie Bij koninklijk besluit d.d. 12 januari 2015 wordt de heer MEERT, Dirk, aangewezen tot korpschef van de lokale politie van de politiezone TARL (Affligem/Liedekerke/Roosdaal/Ternat) voor een termijn van vijf jaar. * SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE [2015/200162] 30 SEPTEMBRE 2014 Juridictions du travail. Dispense. Erratum Au Moniteur belge n o 9 du 12 janvier 2015 dans les textes néerlandais et français : FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG [2015/200162] 30 SEPTEMBER 2014 Arbeidsgerechten. Vrijstelling. Erratum In het Belgisch Staatsblad nr. 9 van 12 januari 2015 in de nederlandse en de franse tekst : Page 1079 il faut lire LEFEVER Eveline à la place de LEFEVRE Eveline. Pagina 1079 dient te worden gelezen LEFEVER Eveline in plaats van LEFEVRE Eveline.

209 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5435 SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2014/14988] Mobilité et Sécurité routière Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2014/14988] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen Par application de l arrêté royal du , relatif aux conditions d agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, le Directeurgénéral, a.i. du Transport routier et de la Sécurité Routière a modifié l autorisation d exploiter l unité d établissement, et l approbation du terrain d entraînement ci-après : Bij toepassing van het koninklijk besluit van , tot vaststelling van de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, heeft de Directeur-generaal, a.i. van Wegvervoer en Verkeersveiligheid de volgende exploitatievergunning van vestigingseenheid en goedkeuring van oefenterrein gewijzigd : Agrément de l école de conduite Erkenning van de rijschool Numéro d agrément de l école de conduite Erkenningsnummer van de rijschool Date de l agrément Erkenningsdatum Nom et adresse du siège social de l école de conduite Naam en adres van de maatschappelijke zetel van de rijschool /06/2008 Rijscholen Secura Koning Albert-I laan Roeselare Dénomination commerciale de l école de conduite Commerciële naam van de rijschool Rijschool Secura Approbation de terrain d entrainement pour l auto-école Goedkeuring van oefenterrein voor de rijschool Numéro de matricule du terrain d entraînement Staamnummer van het oefenterrein Date de l approbation du terrain d entrainement Goedkeuringsdatum van het oefenterrein Adresse du terrain d entraînement Adres van het oefenterrein T /03/2012 Lodewijk De Raetlaan Kachtem Date de la modification Datum van de wijziging Catégorie d enseignement autorisées Toegestane onderrichtscategorieën AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 16/12/2014 Numéro de matricule de l unité d établissement Stamnummer van de vestigingseenheid Catégories d enseignement autorisées par siège d établissement pour l auto-école Toegestane onderrichtscategorieën per vestigingseenheid voor de rijschool Numéro de matricule du terrain d entraînement Stamnummer van het oefenterrein Catégories d enseignement autorisées Toegestane onderrichtscategorieën 2586/01 T0305 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2586/03 T0305 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2586/04 T0305 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2586/05 T0305 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2586/06 T0305 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2586/07 T0305 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2586/08 T0305 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G Date de la modification Datum van de wijziging 16/12/2014

210 5436 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2014/14961] Mobilité et Sécurité routière Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur Par application de l arrêté royal du , relatif aux conditions d agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, le Directeurgénéral, a.i. du Transport routier et de la Sécurité Routière a délivré l approbation d un terrain d entrainement supplémentaire et la modification d approbation d un terrain ci-après : FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2014/14961] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen Bij toepassing van het koninklijk besluit van , tot vaststelling van de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, heeft de Directeur-generaal, a.i. van Wegvervoer en Verkeersveiligheid de volgende goedkeuring van een bijkomend oefenterrein afgeleverd en de wijziging van de goedkeuring van een oefenterrein afgeleverd : Erkenningsnummer van de rijschool Numéro d agrément de l école de conduite Erkenningsdatum Date de l agrément Erkenning van de rijschool Agrément de l école de conduite Naam en adres van de maatschappelijke zetel van de rijschool Nom et adresse du siège social de l école de conduite /06/2008 Auto-école Bara 22, route de Charleroi 6140 Fontaine-L Evêque Commerciële naam van de rijschool Dénomination commerciale de l école de conduite Auto-école Bara Stamnummer van het oefenterrein Numéro de matricule du terrain d entraînement Goedkeuringsdatum van het oefenterrein Date de l approbation du terrain d entraînement Goedkeuringen van oefenterreinen voor de rijschool Approbations de terrain d entraînement pour l auto-école Adres van het oefenterrein Adresse du terrain d entraînement T /12/2014 Rue des Français Roccourt T /06/2008 Rue des Boulonneries La Louvière Datum van de wijziging Date de la modification Toegestane onderrichtscategorieën Catégories d enseignement autorisées AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE 02/12/2014 Stamnummer van de vestigingseenheid Numéro de matricule de l unité d établissement Toegestane onderrichtscategorieën per vestigingseenheid voor de rijschool Catégories d enseignement autorisés par siège d établissement pour l auto-école Stamnummer van het oefenterrein Numéro de matricule du terrain d entraînement Toegestane onderrichtscategorieën Catégories d enseignement autorisées 2605/18 T0178 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/18 T0174 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/18 T0177 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/19 T0175 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/19 T0174 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/19 T0177 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/19 T0178 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/20 T0179 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/20 T0174 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/20 T0177 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/20 T0178 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/36 T0174 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/36 T0206 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/36 T0172 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G

211 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5437 Stamnummer van de vestigingseenheid Numéro de matricule de l unité d établissement Toegestane onderrichtscategorieën per vestigingseenheid voor de rijschool Catégories d enseignement autorisés par siège d établissement pour l auto-école Stamnummer van het oefenterrein Numéro de matricule du terrain d entraînement Toegestane onderrichtscategorieën Catégories d enseignement autorisées 2605/36 T0050 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE 2605/37 T0174 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/37 T0206 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/37 T0172 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/37 T0052 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE 2605/38 T0174 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/38 T0206 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/38 T0172 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/38 T0052 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE 2605/39 T0174 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/39 T0206 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/39 T0172 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/39 T0052 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE 2605/40 T0174 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/40 T0206 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/40 T0172 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE, G 2605/40 T0052 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D, DE Datum van de wijziging Date de la modification 02/12/2014 * SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2014/14979] Mobilité et Sécurité routière Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2014/14979] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen Par application de l arrêté royal du , relatif aux conditions d agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, le Directeurgénéral, a.i. du Transport routier et de la Sécurité Routière a modifié l autorisation d exploiter l unité d établissement, et l approbation du terrain d entraînement ci-après : Bij toepassing van het koninklijk besluit van , tot vaststelling van de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, heeft de Directeur-generaal, a.i. van Wegvervoer en Verkeersveiligheid de volgende exploitatievergunning van vestigingseenheid en goedkeuring van oefenterrein gewijzigd : Numéro d agrément de l école de conduite Erkenningsnummer van de rijschool Date de l agrément Erkenningsdatum Agrément de l école de conduite Erkenning van de rijschool Nom et adresse du siège social de l école de conduite Naam en adres van de maatschappelijke zetel van de rijschool /02/2008 Auto-école Huy Motor Rue Rioul Huy Dénomination commerciale de l école de conduite Commerciële naam van de rijschool Auto-école Huy Motor

212 5438 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Approbation de terrain d entrainement pour l auto-école Goedkeuring van oefenterrein voor de rijschool Numéro de matricule du terrain d entraînement Staamnummer van het oefenterrein Date de l approbation du terrain d entrainement Goedkeuringsdatum van het oefenterrein T /02/2008 Rue de Roseurs 5300 Andenne Date de la modification Datum van de wijziging Adresse du terrain d entraînement Adres van het oefenterrein Catégorie d enseignement autorisées Toegestane onderrichtscategorieën AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D 17/12/2014 Numéro de matricule de l unité d établissement Stamnummer van de vestigingseenheid Catégories d enseignement autorisées par siège d établissement pour l auto-école Toegestane onderrichtscategorieën per vestigingseenheid voor de rijschool Numéro de matricule du terrain d entraînement Stamnummer van het oefenterrein Catégories d enseignement autorisées Toegestane onderrichtscategorieën 2631/01 T0204 AM, A1, A2, A, B, BE, C, CE, D Date de la modification 17/12/2014 Datum van de wijziging * SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2014/14987] Mobilité et Sécurité routière Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2014/14987] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen Par application de l arrêté royal du , relatif aux conditions d agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, le Directeurgénéral, a.i. du Transport routier et de la Sécurité Routière a modifié l autorisation d exploiter l unité d établissement, et l approbation du terrain d entraînement ci-après : Bij toepassing van het koninklijk besluit van , tot vaststelling van de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, heeft de Directeur-generaal, a.i. van Wegvervoer en Verkeersveiligheid de volgende exploitatievergunning van vestigingseenheid en goedkeuring van oefenterrein gewijzigd : Agrément de l école de conduite Erkenning van de rijschool Numéro d agrément de l école de conduite Erkenningsnummer van de rijschool Date de l agrément Erkenningsdatum Nom et adresse du siège social de l école de conduite Naam en adres van de maatschappelijke zetel van de rijschool /06/2008 Auto-école Justet Rue des Palais Verviers Dénomination commerciale de l école de conduite Commerciële naam van de rijschool Auto-école Justet Approbation de terrain d entrainement pour l auto-école Goedkeuring van oefenterrein voor de rijschool Numéro de matricule du terrain d entraînement Staamnummer van het oefenterrein Date de l approbation du terrain d entrainement Goedkeuringsdatum van het oefenterrein Adresse du terrain d entraînement Adres van het oefenterrein T /06/2008 Rue Robert Peutat Limbourg Date de la modification Datum van de wijziging Catégorie d enseignement autorisées Toegestane onderrichtscategorieën B, C, CE,D 17/12/2014

213 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5439 Numéro de matricule de l unité d établissement Stamnummer van de vestigingseenheid Catégories d enseignement autorisées par siège d établissement pour l auto-école Toegestane onderrichtscategorieën per vestigingseenheid voor de rijschool Numéro de matricule du terrain d entraînement Stamnummer van het oefenterrein 2635/01 T0209 B, C, BE, CE, D 2635/02 T0210 B, C Date de la modification Datum van de wijziging 1712/2014 * Catégories d enseignement autorisées Toegestane onderrichtscategorieën SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2014/14982] Mobilité et Sécurité routière Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur Par application de l arrêté royal du , relatif aux conditions d agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, le Directeurgénéral, a.i. du Transport routier et de la Sécurité Routière a délivré l agrément de l école de conduite, l autorisation d exploiter l unité d établissement, et l approbation du terrain d entraînement ci-après : FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2014/14982] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen Bij toepassing van het koninklijk besluit van , tot vaststelling van de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, heeft de Directeur-generaal, a.i. van Wegvervoer en Verkeersveiligheid de volgende erkenning van rijschool, exploitatievergunning van vestigingseenheid en goedkeuring van oefenterrein afgeleverd : Agrément de l école de conduite Erkenning van de rijschool Numéro d agrément de l école de conduite Erkenningsnummer van de rijschool Date de l agrément Erkenningsdatum Nom et adresse du siège social de l école de conduite Naam en adres van de maatschappelijke zetel van de rijschool /06/2008 Motrex Advanced Driving School Avenue Charles-Quint Ganshoren Dénomination commerciale de l école de conduite Commerciële naam van de rijschool Motrex Advanced Driving School Approbation de terrain d entrainement pour l auto-école Goedkeuring van oefenterrein voor de rijschool Numéro de matricule du terrain d entraînement Staamnummer van het oefenterrein Date de l approbation du terrain d entrainement Goedkeuringsdatum van het oefenterrein Adresse du terrain d entraînement Adres van het oefenterrein T /12/2007 Avenue Jules Bordet 1140 Evere Date de la modification Datum van de wijziging AM, B Catégorie d enseignement autorisées Toegestane onderrichtscategorieën 16/12/2014 Numéro de matricule de l unité d établissement Stamnummer van de vestigingseenheid Catégories d enseignement autorisées par siège d établissement pour l auto-école Toegestane onderrichtscategorieën per vestigingseenheid voor de rijschool Numéro de matricule du terrain d entraînement Stamnummer van het oefenterrein 2655/01 T0065 AM, A1, A2, A 2655/01 T0117 AM, B 2655/01 T0301 AM, A1, A2, A Catégories d enseignement autorisées Toegestane onderrichtscategorieën

214 5440 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Numéro de matricule de l unité d établissement Stamnummer van de vestigingseenheid Catégories d enseignement autorisées par siège d établissement pour l auto-école Toegestane onderrichtscategorieën per vestigingseenheid voor de rijschool Numéro de matricule du terrain d entraînement Stamnummer van het oefenterrein 2655/02 T0065 AM, A1, A2, A 2655/02 T0117 AM, B 2655/02 T0301 AM, A1, A2, A Date de la modification Datum van de wijziging 16/12/2014 * Catégories d enseignement autorisées Toegestane onderrichtscategorieën SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2014/14984] Mobilité et Sécurité routière Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur Par application de l arrêté royal du , relatif aux conditions d agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, le Directeurgénéral, a.i. du Transport routier et de la Sécurité Routière a modifié l autorisation d exploiter une unité d établissement, et l approbation du terrain d entraînement ci-après : FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2014/14984] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen Bij toepassing van het koninklijk besluit van , tot vaststelling van de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, heeft de Directeur-generaal, a.i. van Wegvervoer en Verkeersveiligheid de volgende exploitatievergunning van vestigingseenheid en goedkeuring van oefenterrein gewijzigd : Agrément de l école de conduite Erkenning van de rijschool Numéro d agrément de l école de conduite Erkenningsnummer van de rijschool Date de l agrément Erkenningsdatum Nom et adresse du siège social de l école de conduite Naam en adres van de maatschappelijke zetel van de rijschool Farschule Theis SC Rodter Strasse 39A 4780 Sankt Vith Dénomination commerciale de l école de conduite Commerciële naam van de rijschool Farschule Theis Approbation de terrain d entrainement pour l auto-école Goedkeuring van oefenterrein voor de rijschool Numéro de matricule du terrain d entraînement Staamnummer van het oefenterrein Date de l approbation du terrain d entrainement Goedkeuringsdatum van het oefenterrein T Rue F.Lang Malmedy Date de la modification Datum van de wijziging Adresse du terrain d entraînement Adres van het oefenterrein Catégorie d enseignement autorisées Toegestane onderrichtscategorieën B, BE, C, CE, D, DE, G Numéro de matricule de l unité d établissement Stamnummer van de vestigingseenheid Catégories d enseignement autorisées par siège d établissement pour l auto-école Toegestane onderrichtscategorieën per vestigingseenheid voor de rijschool Numéro de matricule du terrain d entraînement Stamnummer van het oefenterrein Catégories d enseignement autorisées Toegestane onderrichtscategorieën 2669/01 T0249 B, BE, C, CE, D, DE, G Date de la modification Datum van de wijziging

215 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5441 SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2014/14985] Mobilité et Sécurité routière Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2014/14985] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen Par application de l arrêté royal du , relatif aux conditions d agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, le Directeurgénéral, a.i. du Transport routier et de la Sécurité Routière a délivré l autorisation d exploiter une unité d établissement supplémentaire et un terrain d entrainement ci-après : Bij toepassing van het koninklijk besluit van , tot vaststelling van de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, heeft de Directeur-generaal, a.i. van Wegvervoer en Verkeersveiligheid de volgende exploitatievergunning van een bijkomende vestigingseenheid en een oefenterrein afgeleverd : Agrément de l école de conduite Erkenning van de rijschool Numéro d agrément de l école de conduite Erkenningsnummer van de rijschool Date de l agrément Erkenningsdatum Nom et adresse du siège social de l école de conduite Naam en adres van de maatschappelijke zetel van de rijschool /09/2010 Kiara Mel sprl Rue Théophile Vander Elst Watermael-Boitsfort Dénomination commerciale de l école de conduite Commerciële naam van de rijschool Auto-école Le Permis Réussi Autorisations d exploitation d unité d établissement pour l auto-école Exploitatievergunningen van vestigingseenheden voor de rijschool Numéro de matricule de l unité d établissement Staamnummer van de vestigingseenheid Date de l autorisation d exploiter l unité d établissement Datum van de exploitatievergunning van de vestigingseenheid Adresse du local destiné àl administration Adres van het voor de administratie bestemde lokaal 2686/03 17/12/2014 Chaussée de Bruxelles Waterloo Adresse du local de cours Adres van het leslokaal Chaussée de Bruxelles Waterloo Approbation de terrain d entrainement pour l auto-école Goedkeuring van oefenterrein voor de rijschool Numéro de matricule du terrain d entraînement Staamnummer van het oefenterrein Date de l approbation du terrain d entrainement Goedkeuringsdatum van het oefenterrein Adresse du terrain d entraînement Adres van het oefenterrein T /12/2014 Steenweg op Halle Alsemberg Catégorie d enseignement autorisées Toegestane onderrichtscategorieën AM, A1, A2, A, BE Numéro de matricule de l unité d établissement Stamnummer van de vestigingseenheid Catégories d enseignement autorisées par siège d établissement pour l auto-école Toegestane onderrichtscategorieën per vestigingseenheid voor de rijschool Numéro de matricule du terrain d entraînement Stamnummer van het oefenterrein 2686/03 T0341 AM, A1, A2, A,B, BE Date de la modification 17/12/2014 Datum van de wijziging Catégories d enseignement autorisées Toegestane onderrichtscategorieën

216 5442 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2014/14983] Mobilité et Sécurité routière Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur Par application de l arrêté royal du , relatif aux conditions d agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, le Directeurgénéral, a.i. du Transport routier et de la Sécurité Routière a modifié l autorisation d exploiter une unité d établissement, et délivré l approbation d un terrain d entraînement supplémentaire ci-après : FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2014/14983] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen Bij toepassing van het koninklijk besluit van , tot vaststelling van de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, heeft de Directeur-generaal, a.i. van Wegvervoer en Verkeersveiligheid de volgende exploitatievergunning van een vestigingseenheid gewijzigd en goedkeuring van een bijkomend oefenterrein afgeleverd : Agrément de l école de conduite Erkenning van de rijschool Numéro d agrément de l école de conduite Erkenningsnummer van de rijschool Date de l agrément Erkenningsdatum Nom et adresse du siège social de l école de conduite Naam en adres van de maatschappelijke zetel van de rijschool /03/2014 Auto-école Le Bon Creneau Grand Rue 3 A 6887 Saint Medard Dénomination commerciale de l école de conduite Commerciële naam van de rijschool Auto-école Le Bon Creneau Approbation de terrain d entrainement pour l auto-école Goedkeuring van oefenterrein voor de rijschool Numéro de matricule du terrain d entraînement Staamnummer van het oefenterrein Date de l approbation du terrain d entrainement Goedkeuringsdatum van het oefenterrein Adresse du terrain d entraînement Adres van het oefenterrein T /12/2014 Rue des Aubepines Libramont Catégorie d enseignement autorisées Toegestane onderrichtscategorieën AM, A, A1, A2 Numéro de matricule de l unité d établissement Stamnummer van de vestigingseenheid Catégories d enseignement autorisées par siège d établissement pour l auto-école Toegestane onderrichtscategorieën per vestigingseenheid voor de rijschool Numéro de matricule du terrain d entraînement Stamnummer van het oefenterrein 2715/01 T0338 AM, A, A1, A2 Date de la modification 17/12/2014 Datum van de wijziging Catégories d enseignement autorisées Toegestane onderrichtscategorieën * SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2014/14991] Mobilité et Sécurité routière Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur Par application de l arrêté royal du , relatif aux conditions d agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, le Directeurgénéral, a.i. du Transport routier et de la Sécurité Routière a délivré l agrément de l école de conduite, l autorisation d exploiter l unité d établissement, et l approbation du terrain d entraînement ci-après : FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2014/14991] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen Bij toepassing van het koninklijk besluit van , tot vaststelling van de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, heeft de Directeur-generaal, a.i. van Wegvervoer en Verkeersveiligheid de volgende erkenning van rijschool, exploitatievergunning van vestigingseenheid en goedkeuring van oefenterrein afgeleverd :

217 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5443 Agrément de l école de conduite Erkenning van de rijschool Numéro d agrément de l école de conduite Erkenningsnummer van de rijschool Date de l agrément Erkenningsdatum Nom et adresse du siège social de l école de conduite Naam en adres van de maatschappelijke zetel van de rijschool /12/2014 Permis4U Boulevard Emile Bockstael Bruxelles Dénomination commerciale de l école de conduite Commerciële naam van de rijschool Permis4U Autorisations d exploitation d unité d établissement pour l auto-école Exploitatievergunningen van vestigingseenheden voor de rijschool Numéro de matricule de l unité d établissement Staamnummer van de vestigingseenheid Date de l autorisation d exploiter l unité d établissement Datum van de exploitatievergunning van de vestigingseenheid Adresse du local destiné àl administration Adres van het voor de administratie bestemde lokaal 2718/01 22/12/2014 Boulevard Emile Bockstael Bruxelles Adresse du local de cours Adres van het leslokaal Boulevard Emile Bockstael Bruxelles Numéro de matricule de l unité d établissement Stamnummer van de vestigingseenheid Catégories d enseignement autorisées par siège d établissement pour l auto-école Toegestane onderrichtscategorieën per vestigingseenheid voor de rijschool Numéro de matricule du terrain d entraînement Stamnummer van het oefenterrein 2718/01 - B Datum van de wijziging 22/12/2014 Date de la modification Catégories d enseignement autorisées Toegestane onderrichtscategorieën * SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2014/14981] Mobilité et Sécurité routière Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2014/14981] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen Par application de l arrêté royal du , relatif aux conditions d agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur, le Directeurgénéral, a.i. du Transport routier et de la Sécurité Routière a délivré l agrément de l école de conduite, l autorisation d exploiter 3 unités d établissements, et l approbation du terrain d entraînement ci-après : Bij toepassing van het koninklijk besluit van , tot vaststelling van de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, heeft de Directeur-generaal, a.i. van Wegvervoer en Verkeersveiligheid de volgende erkenning van rijschool, exploitatievergunning van 3 vestigingseenheden en goedkeuring van oefenterrein afgeleverd :

218 5444 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Numéro d agrément de l école de conduite Erkenningsnummer van de rijschool Date de l agrément Erkenningsdatum Agrément de l école de conduite Erkenning van de rijschool Nom et adresse du siège social de l école de conduite Naam en adres van de maatschappelijke zetel van de rijschool /12/2014 Top Conduite sprl Rue du Moulin 6 bte Ottignies Dénomination commerciale de l école de conduite Commerciële naam van de rijschool Auto-écoleTop Conduite Numéro de matricule de l unité d établissement Staamnummer van de vestigingseenheid Autorisations d exploitation d unité d établissement pour l auto-école Exploitatievergunningen van vestigingseenheden voor de rijschool Date de l autorisation d exploiter l unité d établissement Datum van de exploitatievergunning van de vestigingseenheid Adresse du local destiné àl administration Adres van het voor de administratie bestemde lokaal 2719/01 17/12/2014 Rue du Moulin 6 bte Ottignies 2719/02 17/12/2014 Place de l Equerre 31 bte Louvain-la-Neuve 2719/03 17/12/2014 Rue Gaston Bary La Hulpe Adresse du local de cours Adres van het leslokaal Rue du Moulin 6 bte Ottignies Rue du Moulin 6 bte Ottignies Rue Gaston Bary La Hulpe Numéro de matricule du terrain d entraînement Staamnummer van het oefenterrein Approbation de terrain d entrainement pour l auto-école Goedkeuring van oefenterrein voor de rijschool Date de l approbation du terrain d entrainement Goedkeuringsdatum van het oefenterrein Adresse du terrain d entraînement Adres van het oefenterrein T /06/2008 Rue de l Ermitage 1300 Wavre Date de la modification Datum van de wijziging Catégorie d enseignement autorisées Toegestane onderrichtscategorieën AM, A1, A2, A 17/12/2014 Numéro de matricule de l unité d établissement Stamnummer van de vestigingseenheid Catégories d enseignement autorisées par siège d établissement pour l auto-école Toegestane onderrichtscategorieën per vestigingseenheid voor de rijschool Numéro de matricule du terrain d entraînement Stamnummer van het oefenterrein 2719/01 T0224 AM, A1, A2, A, B 2719/02 T0224 AM, A1, A2, A,B 2719/03 T0224 AM, A1, A2, A,B Date de la modification Datum van de wijziging 17/12/2014 Catégories d enseignement autorisées Toegestane onderrichtscategorieën

219 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5445 SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2014/14967] Mobilité et Sécurité routière Agrément des centres de formation Par application de l arrêté royal du , relatif au permis de conduire, à l aptitude professionnelle et à la formation continue des conducteurs de véhicules des catégories C, C+E, D, D+E et souscatégories C1, C1+E, D1, D1+E, le Secrétaire d Etat à la Mobilité a modifié l agrément du centre de formation organisant la formation continue suivant : FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2014/14967] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van de opleidingscentra Bij toepassing van het koninklijk besluit van , betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E; heeft de Staatssecretaris voor Mobiliteit volgend opleidingscentrum dat de nascholing organiseert gewijzigd : Erkenningsnummer van het opleidingscentrum Numéro d agrément du centre de formation Erkenningsdatum Date de reconnaissance Einddatum van de erkenning Date de fin de reconnaissance Naam en adres van het opleidingscentrum Nom et adresse du centre de formation OCF /03/ /03/2019 European Road Stars Academy Rue d Arlon 53/ Bruxelles L agrément est accordé pour : - Le transport de marchandises et des personnes. De erkenning wordt verleend voor : - Personen- en goederenvervoer. * SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2014/14986] Mobilité et Sécurité routière Agrément des centres de formation Par application de l arrêté royal du , relatif au permis de conduire, à l aptitude professionnelle et à la formation continue des conducteurs de véhicules des catégories C, C+E, D, D+E et souscatégories C1, C1+E, D1, D1+E, le Directeur-général, a.i. du Transport routier et de la Sécurité Routière a modifié l agrément du centre de formation organisant la formation continue suivant: FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2014/14986] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van de opleidingscentra Bij toepassing van het koninklijk besluit van , betreffende het rijbewijs, de vakbekwaamheid en de nascholing van bestuurders van voertuigen van de categorieën C, C+E, D, D+E en de subcategorieën C1, C1+E, D1, D1+E; heeft de Directeur-generaal, a.i. van Wegvervoer en Verkeersveiligheid volgende erkenning van een opleidingscentrum dat de nascholing organiseert gewijzigd: Numéro d agrément du centre de formation Erkenningsnummer van het opleidingscentrum Date de reconnaissance Erkenningsdatum Date de fin de reconnaissance Einddatum van de erkenning Nom et adresse du centre de formation Naam en adres van het opleidingscentrum OCF /09/ /09/2019 Opleidingscentrum Van Dievel Transport Schaliënhoevedreef Mechelen L agrément est accordé pour : - Le transport de marchandises. De erkenning wordt verleend voor : - Goederenvervoer. * SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2014/14980] Mobilité et Sécurité routière Agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2014/14980] Mobiliteit en Verkeersveiligheid Erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen L autorisation d exploiter de l aute-école 2646 «Auto-école de Wavre», unité 03, rue du Moulin 6, bte 1, à 1340 Ottignies, et unité 04, Place de l Equerre 31/102, à 1348 Louvain-la-Neuve devenue sans objet sont retirées à partir du 17/12/2014. De erkenning van de rijschool 2646, Auto-école de Wavre, vestiging 03, rue du Moulin 6, bte 1, te 1340 Ottignies, en vestiging 04, Place de l Equerre 31/102, te 1348 Louvain-la-Neuve worden ingetrokken vanaf 17/12/2014.

220 5446 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD AGENCE FEDERALE POUR LA SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE [C 2015/18027] Personnel. Prolongation de mandat. Erratum Au Moniteur belge du 16 janvier 2015, page 1929, pour le Département il y a lieu de lire Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire au lieu de Service public fédéral Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement. FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN [C 2015/18027] Personeel. Verlenging van een mandaat. Erratum In het Belgisch Staatsblad van 16 januari 2015, pagina 1929, als Departement dient gelezen te worden Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen in plaats van Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ [C 2015/35070] Afdeling Economisch Toezicht. Rioolwaterzuiveringsinfrastructuur. Verklaring van openbaar nut TIELT-WINGE. Bij besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur van 14 oktober 2014 wordt de oprichting van een rioolwaterzuiveringsinfrastructuur van openbaar nut verklaard. Nr ) Geografische omschrijving: Tielt-Winge: collector Sint-Joris-Winge fase II 2) Kadastrale gegevens: Gemeente: Tielt-Winge Kadastraal gekend onder: Afdeling: 4; Sectie: B; Perceel: nummer: 300X Kadastraal gekend onder: Afdeling: 4; Sectie: C; Perceel: nummers: 371V en 265P Kadastraal gekend onder: Afdeling: 3; Sectie: A; Perceel: nummer: 64C 3) Reden van openbaar nut verklaring: Voor de oprichting van de rioolwaterzuiveringsinfrastructuur (collector) onder, op of boven private onbebouwde gronden, die niet omsloten zijn met een muur of een omheining overeenkomstig de bouw- of stedenbouwverordeningen. 4) Bevoegde instantie: Na deze verklaring van openbaar nut zal de nv Aquafin de terreinen kunnen bezwaren met een erfdienstbaarheid of in naam van het Vlaamse Gewest verwerven. 5) Plannen ter inzage bij: (na telefonische afspraak op het secretariaat: ) VMM Afdeling Economisch Toezicht Dokter De Moorstraat Aalst nv Aquafin Dijkstraat Aartselaar college van burgemeester en schepenen van en te 3390 Tielt-Winge 6) Wettelijke basis: Besluit van de Vlaamse Regering d.d. 20 maart 1991 houdende vaststelling van regelen met betrekking tot de uitvoering van werken door de nv Aquafin in toepassing van de artikelen 32septies en 32octies van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging. 7) Datum + bevoegde minister: 14 oktober 2014 De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw Joke SCHAUVLIEGE 8) Verjaring: Iedere belanghebbende kan door middel van een ondertekend verzoekschrift tegen dit besluit bij de Raad van State een beroep tot nietigverklaring indienen binnen een termijn van 60 dagen na kennisneming. Het verzoekschrift dient aangetekend te worden neergelegd bij de Raad van State samen met drie door de ondertekenaar eensluidend verklaarde afschriften en bovendien zoveel afschriften als er andere bij de zaak betrokken partijen zijn. Bevat het verzoekschrift tot nietigverklaring tevens een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden akte, dan bevat het verzoekschrift negen door de ondertekenaar eensluidend verklaarde afschriften (artikel 85 van het procedurereglement van de Raad van State, zoals gewijzigd door het KB van 25 april 2007).

221 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5447 VLAAMSE OVERHEID [C 2015/35034] 19 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering houdende de overdracht van de personeelsleden van het agentschap Zorginspectie naar het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 28 november 2008 tot regeling van de overdracht van personeelsleden binnen de diensten van de Vlaamse overheid in geval van verschuiving van taken of bevoegdheden, artikel 3, eerste lid, 2, en tweede lid; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 december 2014; Overwegende dat het Vlaamse Regeerakkoord voorziet in een fusie van het agentschap Zorginspectie en het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. De statutaire personeelsleden van het agentschap Zorginspectie, opgenomen in bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd, worden overgedragen naar het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Art. 2. Aan de contractuele personeelsleden van het agentschap Zorginspectie, opgenomen in bijlage 2 die bij dit besluit is gevoegd, biedt de in dienst nemende overheid bij het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin een arbeidsovereenkomst aan. Op grond van dat contract worden ze met ingang van 1 januari 2015 bij die entiteit tewerkgesteld voor een duur die overeenstemt met het gedeelte van hun contract bij het agentschap Zorginspectie dat op 31 december 2014 nog niet is verstreken. Art. 3. Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid en de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 19 december De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN Bijlage 1. De lijst van de statutaire personeelsleden, vermeld in artikel 1 naam voornaam salarisschaal graad Adam Wim B111 Deskundige Barbé Patrick A286 Afdelingshoofd Barbé Patrick A212 Hoofdadviseur Bex Peter B111 Deskundige Bogaert Peggy B111 Deskundige Boonen Carine A221 Adviseur-Arts Broeckx Veerle A112 Adjunct van de directeur Casteels Anja A112 Adjunct van de directeur Claeys Wim A112 Adjunct van de directeur Claeys Anja A221 Adviseur-Arts Cochet Maria A211 Directeur Colson Ingrid B112 Deskundige Cozijns Steven A113 Adjunct van de directeur Crab Karen B111 Deskundige Creten Myriam B111 Deskundige Daelemans Michaëla A221 Directeur-arts De Ceulaer Katleen B111 Deskundige De Ceulaer Linda D111 Assistent De Clippeleir Jurgen D121 Technisch assistent De Graef Gerda B112 Deskundige De Greef Veerle B112 Deskundige De Gruyter Kevin B111 Deskundige De Loecker Ingrid B114 Deskundige De Moor Els A112 Adjunct van de directeur De Nil Hilde A211 Adviseur

222 5448 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD naam voornaam salarisschaal graad De Smet Erin B111 Deskundige De Tandt Sibylle B111 Deskundige De Waele Veerle A211 Adviseur De Weerdt Francine C113 Medewerker Debouver Filip A113 Adjunct van de directeur Debruyn Kristiaan A113 Adjunct van de directeur Decoene Veerle A113 Adjunct van de directeur Deleersnyder Davy A112 Adjunct van de directeur Devriendt Daisy A211 Directeur Dewachter Ann B112 Deskundige Dylst Frank A112 Adjunct van de directeur Ergo Danielle B111 Deskundige Fierens Koenraad A221 Directeur-arts Geerts Sylvia B112 Deskundige Geerts Kristof B111 Deskundige Ghelen Kathleen B311 Senior hoofddeskundige Gheys Frederik B111 Deskundige Gheys Tim B111 Deskundige Goossens Lena A211 Directeur Goussey Vicky B211 Hoofddeskundige Huyge Wouter A211 Directeur Jakiela Sabine A111 Adjunct van de directeur Jans Anne B111 Deskundige Janssens Koenraad A112 Adjunct van de directeur Jonckers Britt B111 Deskundige Kerckaert Christine C112 Medewerker Knockaert Chantal A112 Adjunct van de directeur Lebon Bernard A113 Adjunct van de directeur Leroy Marc B113 Deskundige Lievens Kurt A111 Adjunct van de directeur Malfroot Ilse B112 Deskundige Masselus Chantal A112 Adjunct van de directeur Meeus Veerle B112 Deskundige Mennes Ann A111 Adjunct van de directeur Mortreu Stephan A111 Adjunct van de directeur Naessens Bruno A113 Adjunct van de directeur Nijssen Linda B112 Deskundige Ooms Hilde A111 Adjunct van de directeur Oosterlinck Ann A111 Adjunct van de directeur Pallen Nancy C111 Medewerker Pauwels Isabelle D111 Assistent Prenen Nicky C111 Medewerker Putzeys Nicole B112 Deskundige Raets Liesje B111 Deskundige Schotte Gerda A113 Adjunct van de directeur Schroyen Bert B112 Deskundige Servaes Marc A221 Directeur-arts Thieren Franky B211 Hoofddeskundige Van Camp Veerle A111 Adjunct van de directeur Van Camp Veerle B111 Deskundige Van Cauteren Nele A112 Adjunct van de directeur

223 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5449 naam voornaam salarisschaal graad Van den Spiegel Philippe A211 Adviseur Van Der Auwera Ilse A112 Adjunct van de directeur Van der Putten Marina D311 Senior hoofdassistent Van der Stricht Patrick A113 Adjunct van de directeur Van Droogenbroek Johan B111 Deskundige Van Eekert Stefan A286 Afdelingshoofd Van Eekert Stefan A212 Hoofdadviseur Van Gorp Caroline B114 Deskundige Van Haver Anneliesjé A113 Adjunct van de directeur Van Hoye Rita A113 Adjunct van de directeur Van Ransbeeck Jetty B212 Hoofddeskundige Van Segbroeck Godelieve A211 Directeur Van Stichel Evi Jeanne C111 Medewerker Vanachter Ann B112 Deskundige Vandamme Annick B211 Hoofddeskundige Vandebuerie Bert B211 Hoofddeskundige Vandenberghe Annelies B211 Hoofddeskundige Vandenhoeck Martine A112 Adjunct van de directeur Vander Elst Frédérique A112 Adjunct van de directeur Vanderlocht Mia B311 Senior hoofddeskundige Vandommele Tania B211 Hoofddeskundige Vanvinckenroye Charlotte C111 Medewerker Velghe Geert B112 Deskundige Verheirstraeten Maria B212 Hoofddeskundige Vissenaekens Lindsay B111 Deskundige Willems Linda B112 Deskundige Wilssens Angelina A211 Directeur Wylin Tom A221 Directeur-arts Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 houdende de overdracht van de personeelsleden van het agentschap Zorginspectie naar het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Brussel, 19 december De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN Bijlage 2. De lijst van de contractuele personeelsleden, vermeld in artikel 2 naam voornaam salarisschaal graad Hoogmartens Nele C111 Medewerker Jonckers Britt B111 Deskundige Van Imschoot Murielle A111 Adjunct van de directeur Vanlaer Eric A111 Adjunct van de directeur Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 houdende de overdracht van de personeelsleden van het agentschap Zorginspectie naar het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Brussel, 19 december De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

224 5450 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE [C 2015/35034] 19 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement flamand portant transfert des membres du personnel de l «Agentschap Zorginspectie» (Agence de l Inspection des Soins) vers le Département du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 28 novembre 2008 réglant le transfert de membres du personnel au sein des services de l Autorité flamande en cas de glissement de tâches ou de compétences, l article 3, alinéa premier, 2, et alinéa deux ; Vu l avis de l Inspection des Finances, donné le3décembre 2014 ; Considérant que l accord de Gouvernement flamand prévoit une fusion de l «Agentschap Zorginspectie» et du Département du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille ; Sur la proposition du Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille ; Après délibération, Arrête : Article 1 er. Les membres du personnel statutaires de l «Agentschap Zorginspectie», figurant en annexe 1 re jointe au présent arrêté, sont transférés vers le Département du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille. Art. 2. Aux membres du personnel contractuels de l «Agentschap Zorginspectie», figurant en annexe 2 jointe au présent arrêté, l autorité de recrutement auprès dudépartement du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille offre un contrat de travail. Sur la base de ce contrat, ils sont employés, à partir du 1 er janvier 2015, dans cette entité pour une durée correspondant à la partie de leur contrat auprès del «Agentschap Zorginspectie» non encore expirée le 31 décembre Art. 3. Le présent arrêté produit ses effets le 1 er janvier Art. 4. Le Ministre flamand ayant la politique en matière de santé et l assistance aux personnes dans ses attributions est chargé de l exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 19 décembre Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS Le Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, J. VANDEURZEN Annexe 1 re. La liste des membres du personnel statutaires, visés à l article 1 er nom prénom échelle de traitement grade Adam Wim B111 Expert Barbé Patrick A286 Chef de Division Barbé Patrick A212 Conseiller en chef Bex Peter B111 Expert Bogaert Peggy B111 Expert Boonen Carine A221 Conseiller-médecin Broeckx Veerle A112 Adjoint du directeur Casteels Anja A112 Adjoint du directeur Claeys Wim A112 Adjoint du directeur Claeys Anja A221 Conseiller-médecin Cochet Maria A211 Directeur Colson Ingrid B112 Expert Cozijns Steven A113 Adjoint du directeur Crab Karen B111 Expert Creten Myriam B111 Expert Daelemans Michaëla A221 Directeur-médecin De Ceulaer Katleen B111 Expert De Ceulaer Linda D111 Assistant De Clippeleir Jurgen D121 Assistant technique De Graef Gerda B112 Expert De Greef Veerle B112 Expert De Gruyter Kevin B111 Expert De Loecker Ingrid B114 Expert

225 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5451 nom prénom échelle de traitement grade De Moor Els A112 Adjoint du directeur De Nil Hilde A211 Conseiller De Smet Erin B111 Expert De Tandt Sibylle B111 Expert De Waele Veerle A211 Conseiller De Weerdt Francine C113 Collaborateur Debouver Filip A113 Adjoint du directeur Debruyn Kristiaan A113 Adjoint du directeur Decoene Veerle A113 Adjoint du directeur Deleersnyder Davy A112 Adjoint du directeur Devriendt Daisy A211 Directeur Dewachter Ann B112 Expert Dylst Frank A112 Adjoint du directeur Ergo Danielle B111 Expert Fierens Koenraad A221 Directeur-médecin Geerts Sylvia B112 Expert Geerts Kristof B111 Expert Ghelen Kathleen B311 Senior spécialiste en chef Gheys Frederik B111 Expert Gheys Tim B111 Expert Goossens Lena A211 Directeur Goussey Vicky B211 Spécialiste en chef Huyge Wouter A211 Directeur Jakiela Sabine A111 Adjoint du directeur Jans Anne B111 Expert Janssens Koenraad A112 Adjoint du directeur Jonckers Britt B111 Expert Kerckaert Christine C112 Collaborateur Knockaert Chantal A112 Adjoint du directeur Lebon Bernard A113 Adjoint du directeur Leroy Marc B111 Expert Lievens Kurt A111 Adjoint du directeur Malfroot Ilse B112 Expert Masselus Chantal A112 Adjoint du directeur Meeus Veerle B112 Expert Mennes Ann A111 Adjoint du directeur Mortreu Stephan A111 Adjoint du directeur Naessens Bruno A113 Adjoint du directeur Nijssen Linda B112 Expert Ooms Hilde A111 Adjoint du directeur Oosterlinck Ann A111 Adjoint du directeur Pallen Nancy C111 Collaborateur Pauwels Isabelle D111 Assistant Prenen Nicky C111 Collaborateur Putzeys Nicole B112 Expert Raets Liesje B111 Expert Schotte Gerda A113 Adjoint du directeur Schroyen Bert B112 Expert Servaes Marc A221 Directeur-médecin Thieren Franky B211 Spécialiste en chef Van Camp Veerle A111 Adjoint du directeur

226 5452 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD nom prénom échelle de traitement grade Van Camp Veerle B111 Expert Van Cauteren Nele A112 Adjoint du directeur Van den Spiegel Philippe A211 Conseiller Van Der Auwera Ilse A112 Adjoint du directeur Van der Putten Marina D311 Senior assistant en chef Van der Stricht Patrick A113 Adjoint du directeur Van Droogenbroek Johan B111 Expert Van Eekert Stefan A286 Chef de Division Van Eekert Stefan A212 Conseiller en chef Van Gorp Caroline B114 Expert Van Haver Anneliesjé A113 Adjoint du directeur Van Hoye Rita A113 Adjoint du directeur Van Ransbeeck Jetty B212 Spécialiste en chef Van Segbroeck Godelieve A211 Directeur Van Stichel Evi Jeanne C111 Collaborateur Vanachter Ann B112 Expert Vandamme Annick B211 Spécialiste en chef Vandebuerie Bert B211 Spécialiste en chef Vandenberghe Annelies B211 Spécialiste en chef Vandenhoeck Martine A112 Adjoint du directeur Vander Elst Frédérique A112 Adjoint du directeur Vanderlocht Mia B311 Senior spécialiste en chef Vandommele Tania B211 Spécialiste en chef Vanvinckenroye Charlotte C111 Collaborateur Velghe Geert B112 Expert Verheirstraeten Maria B212 Spécialiste en chef Vissenaekens Lindsay B111 Expert Willems Linda B112 Expert Wilssens Angelina A211 Directeur Wylin Tom A221 Directeur-médecin Vu pour être annexé àl arrêté du Gouvernement flamand du 19 décembre 2014 portant transfert des membres du personnel de l «Agentschap Zorginspectie» vers le Département du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille. Bruxelles, le 19 décembre Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS Le Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, J. VANDEURZEN Annexe 2. La liste des membres du personnel contractuels, visés à l article 2 nom prénom échelle de traitement grade Hoogmartens Nele C111 Collaborateur Jonckers Britt B111 Expert Van Imschoot Murielle A111 Adjoint du directeur Vanlaer Eric A111 Adjoint du directeur Vu pour être annexé àl arrêté du Gouvernement flamand du 19 décembre 2014 portant transfert des membres du personnel de l «Agentschap Zorginspectie» vers le Département du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille. Bruxelles, le 19 décembre Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS Le Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, J. VANDEURZEN

227 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5453 VLAAMSE OVERHEID [C 2015/35056] Provincie Vlaams-Brabant. Ruimtelijke ordening. Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan SINT-PIETERS-LEEUW. Bij besluit van 27 november 2014 heeft de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan «Open ruimte» te Sint-Pieters-Leeuw, zoals definitief vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 8 juli 2014, bestaande uit een toelichtingsnota, een plan bestaande feitelijke toestand, een plan juridische toestand, en een verordenend grafisch plan met bijhorende stedenbouwkundige voorschriften, goedgekeurd. * VLAAMSE OVERHEID Onderwijs en Vorming [2015/200135] 19 DECEMBER Aanduiding van toezichthouder bij de DBFM-vennootschap in uitvoering van het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Art. 1 Mevrouw Bercy Slegers wordt benoemd tot toezichthouder van de Vlaamse Regering bij de DBFMvennootschap. Haar aanstelling is deeltijds en behelst 25 % van het voltijds mandaat. Art. 2 De Vlaamse minister bevoegd voor onderwijs en vorming is belast met de uitvoering van dit besluit. Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 1 januari * VLAAMSE OVERHEID Onderwijs en Vorming [2015/200137] 19 DECEMBER Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 september 2013 betreffende de raad van bestuur van het extern verzelfstandigd agentschap Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 september 2013 betreffende de raad van bestuur van het extern verzelfstandigd agentschap Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs wordt vervangen door wat volgt: Art.2. 1 o op voordracht van de minister van financiën en begroting: de heer Walther Roggeman 2 o op voordracht van de minister bevoegd voor Onderwijs: de heer Bavo Smits. Art. 2. Dit besluit treedt in werking op 1 januari Art. 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit. * VLAAMSE OVERHEID Onderwijs en Vorming [2015/200139] 19 DECEMBER Eervol ontslag en aanstelling van de afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Media en de Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs bij het Vlaams Audiovisueel Fonds vzw met betrekking tot het Gamefonds Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. Aan mevrouw Debbie Esmans wordt eervol ontslag verleend als afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Media en de Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs bij het Vlaams Audiovisueel Fonds vzw met betrekking tot het Gamefonds. Art. 2. De heer Jan Vermassen wordt aangesteld als afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Media en de Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs bij het Vlaams Audiovisueel Fonds vzw met betrekking tot het Gamefonds. Art. 3. Dit besluit treedt in werking 1 januari Art. 4. De Vlaamse minister bevoegd voor Media en de Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

228 5454 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID Welzijn, Volksgezondheid en Gezin [2015/200136] 19 DECEMBER Wijziging van artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2011 tot benoeming van de leden van het Raadgevend Comité bij het Intern Verzelfstandigd Agentschap Jongerenwelzijn Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2011 tot benoeming van de leden van het Raadgevend Comité bij het Intern Verzelfstandigd Agentschap Jongerenwelzijn, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2012 en 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 o In punt 1 o wordt punt a) vervangen door wat volgt: a) Els Van Achter, zonder plaatsvervanger; 2 o In punt 1 o wordt punt b) vervangen door wat volgt: b) Michel Cappan, met als plaatsvervanger Elke Valgaeren; 3 o In punt 1 o wordt punt d) vervangen door wat volgt: d) Miet Neyens, met als plaatsvervanger Marian Michielsen; Art. 2. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Art. 3. De Vlaams minister, bevoegd voor de bijstand aan personen is belast met de uitvoering van dit besluit. * VLAAMSE OVERHEID Cultuur, Jeugd, Sport en Media [2015/200138] 19 DECEMBER Eervol ontslag en aanstelling van de afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur bij het Vlaams Audiovisueel Fonds en Mediafonds vzw Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. Aan de heer Jan Vermassen wordt eervol ontslag verleend als afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur bij het Vlaams Audiovisueel Fonds vzw. Art. 2. Aan mevrouw Debbie Esmans wordt eervol ontslag verleend als afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Media bij het Vlaams Audiovisueel Fonds vzw met betrekking tot het Mediafonds. Art. 3. Mevrouw An Moons wordt aangesteld als afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur bij het Vlaams Audiovisueel Fonds vzw en het Mediafonds. Art. 4. Dit besluit treedt in werking 1 januari Art. 5. De Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur is belast met de uitvoering van dit besluit. * VLAAMSE OVERHEID Cultuur, Jeugd, Sport en Media [2015/200140] 19 DECEMBER Eervol ontslag en aanstelling van de afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur bij vzw de Filharmonie Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. Aan de heer Guy Redig wordt eervol ontslag verleend als afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur bij vzw defilharmonie. Art. 2. De heer Johan Huys wordt aangesteld als afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur bij vzw defilharmonie. Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 1 januari Art. 4. De Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur is belast met de uitvoering van dit besluit. * VLAAMSE OVERHEID Cultuur, Jeugd, Sport en Media 19 DECEMBER Eervol ontslag en aanstelling van de afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting bij vzw desingel [2015/200141] Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. Aan de heer Leo Victor wordt eervol ontslag verleend als afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën bij vzw desingel. Art. 2. De heer Geert Gravez wordt aangesteld als afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting bij vzw desingel.

229 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5455 Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 1 januari Art. 4. De Vlaamse minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit. * VLAAMSE OVERHEID Cultuur, Jeugd, Sport en Media [2015/200142] 19 DECEMBER Eervol ontslag en aanstelling van de afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur en de afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting bij vzw Ancienne Belgique Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. Aan de heer Emmanuel Boodts wordt eervol ontslag verleend als afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur bij vzw Ancienne Belgique. Art. 2. Aan de heer Nic Van Craen wordt eervol ontslag verleend als afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën bij vzw Ancienne Belgique. Art. 3. Mevrouw Eva Vanhengel wordt aangesteld als afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur bij vzw Ancienne Belgique. Art. 4. De heer Duncan Braeckevelt wordt aangesteld als afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën bij vzw Ancienne Belgique. Art. 5. Dit besluit treedt in werking op 1 januari Art. 6. De Vlaamse ministers bevoegd voor Cultuur en Financiën zijn belast met de uitvoering van dit besluit. * VLAAMSE OVERHEID Cultuur, Jeugd, Sport en Media [2015/200143] 19 DECEMBER Eervol ontslag en aanstelling van de afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting bij het Museum van Hedendaagse Kunsten Antwerpen vzw (M HKA vzw) Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. Aan de heer Erik Maes wordt eervol ontslag verleend als afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën bij het M HKA vzw. Art. 2. Mevrouw Karin Heremans wordt aangesteld als afgevaardigde van de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën bij het M HKA vzw. Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 1 januari Art. 4. De Vlaamse minister voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit. * VLAAMSE OVERHEID Cultuur, Jeugd, Sport en Media [2015/200144] 19 DECEMBER Voordracht van leden van de algemene vergadering en de raad van bestuur van vzw Vlaams Audiovisueel Fonds Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. De heer Jeroen Depraetere wordt voor een tweede termijn voorgedragen als lid en voorzitter van de raad van bestuur van vzw Vlaams Audiovisueel Fonds. Art. 2. De heer Paul Michel wordt voor een tweede termijn voorgedragen als lid van de raad van bestuur van vzw Vlaams Audiovisueel Fonds. Art. 3. Mevrouw Greet Claes wordt voor een tweede termijn voorgedragen als lid van de raad van bestuur van vzw Vlaams Audiovisueel Fonds. Art. 4. De heer Bert Schreurs wordt voorgedragen als lid van de algemene vergadering en van de raad van bestuur van vzw Vlaams Audiovisueel Fonds ter vervanging van de heer Ernest Bujok wiens mandaat als lid van de raad van bestuur wordt beëindigd. Art. 5. De heer Johan Swinnen wordt voorgedragen als lid van de algemene vergadering en van de raad van bestuur van vzw Vlaams Audiovisueel Fonds ter vervanging van de heer Jan Rombouts wiens mandaat als lid van de raad van bestuur wordt beëindigd. Art. 6. Mevrouw Anne Chapelle wordt voorgedragen als lid van de algemene vergadering en van de raad van bestuur van vzw Vlaams Audiovisueel Fonds. Art. 7. Dit besluit treedt in werking op 1 januari Art. 8. De Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur is belast met de uitvoering van dit besluit.

230 5456 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID Cultuur, Jeugd, Sport en Media [2015/200145] 19 DECEMBER Aanstelling van de leden en de voorzitter van de Raad van Bestuur van de Vlaamse Regulator voor de Media Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. Mevrouw Myriam Van Vaerenbergh en de heer Matthias Storme worden aangesteld als lid van de Raad van Bestuur van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Regulator voor de Media. Art. 2. De heer Matthias Storme wordt aangesteld als voorzitter van de Raad van Bestuur van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Regulator voor de Media. Art. 3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari Art. 4. De Vlaamse minister bevoegd voor media, is belast met de uitvoering van dit besluit. * VLAAMSE OVERHEID Cultuur, Jeugd, Sport en Media [2015/200146] 19 DECEMBER Eervol ontslag en de aanwijzing van de gemeenschapsafgevaardigde bij de Vlaamse Radio- en Televisieomroep Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. Aan mevrouw Caroline Pauwels wordt eervol ontslag verleend als gemeenschapsafgevaardigde bij de Vlaamse Radio- en Televisieomroep. Art. 2. De heer Rudi De Kerpel wordt aangewezen als gemeenschapsafgevaardigde bij de Vlaamse Radio- en Televisieomroep. Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 1 januari Art. 4. De Vlaamse minister bevoegd voor Media is belast met de uitvoering van dit besluit. * VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie [2015/200147] 19 DECEMBER Benoeming van de voorzitter, leden van de raad van bestuur en een regeringsafgevaardigde van de Vlaamse Landmaatschappij Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. Het aantal leden van de raad van bestuur van de Vlaamse Landmaatschappij, waaronder de voorzitter en de ondervoorzitter, wordt vastgesteld op 17. Art. 2. De volgende personen worden aangesteld tot lid van de raad van bestuur van de Vlaamse Landmaatschappij: 1 o de heer Huub Broers; 2 o de heer Rudy Gotzen; 3 o de heer Dirk Brankaer; 4 o de heer Bart Dewitte; 5 o de heer Peter Gysbrechts; 6 o de heer Georges Hofman; 7 o mevrouw Isabel Jacobs 8 o mevrouw Gaëtane Maes; 9 o mevrouw Danielle Raspoet; 10 o de heer Jan Strynckx; 11 o de heer Maarten Vanholle; 12 o mevrouw Annick Willems. De mandaten, vermeld in het eerste lid, gaan in op de datum van de raad van bestuur die volgt op de algemene vergadering van de aandeelhouders van Art. 3. Onder de leden van de raad van bestuur wordt de heer Huub Broers benoemd tot voorzitter van de raad van bestuur van de Vlaamse Landmaatschappij. Onder de leden van de raad van bestuur wordt de heer Rudy Gotzen benoemd tot ondervoorzitter van de raad van bestuur van de Vlaamse Landmaatschappij.

231 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5457 Art. 4. Op voordracht van de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid en voor de landinrichting en het natuurbehoud blijft de heer Frans Cornelis aangesteld als regeringsafgevaardigde bij de Vlaamse Landmaatschappij. Art. 5. Aan de volgende leden van de raad van bestuur wordt ontslag verleend uit hun mandaat: 1 o mevrouw Frieda Brepoels; 2 o mevrouw Ingrid Erlingen; 3 o mevrouw Marleen Evenepoel; 4 o de heer Herman Herpelinck; 5 o heer Karel Vlassak; 6 o de heer Paul Van Snick; 7 o de heer Jan Schaerlaekens; 8 o de heer Erik Vanderheiden. Het ontslag uit de mandaten, vermeld in het eerste lid, gaat in op de datum van de raad van bestuur die volgt op de algemene vergadering van de aandeelhouders van Art. 6. Het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2010 houdende benoeming van de voorzitter en de leden van de raad van bestuur van de Vlaamse Landmaatschappij wordt opgeheven met uitzondering van artikel 3. Art. 7. Dit besluit treedt in werking op de datum van de raad van bestuur die volgt op de algemene vergadering van de aandeelhouders van Art. 8. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid en voor de landinrichting en het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit. * VLAAMSE OVERHEID Mobiliteit en Openbare Werken [C 2015/35067] 19 DECEMBER Benoeming van de leden van de raad van bestuur, de niet-stemgerechtigde leden en de regeringsafgevaardigden van het verzelfstandigd agentschap Waterwegen en Zeekanaal NV Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. De volgende personen worden aangesteld tot lid van de raad van bestuur van Waterwegen en Zeekanaal NV, ingaande op 25/01/2015: 1 De heer Jan Balduck 2 Mevr. Sonja De Wolf 3 De heer Koen Derkinderen 4 Mevr. Veerle Baeyens 5 Mevr. Annemie Bayaert 6 De heer Frans D Haese 7 De heer Tom Dehaene 8 Mevr. Ilse Hoet 9 De heer Joachim Coens 10 De heer Chris Danckaerts 11 De heer Leo Clinckers 12 De heer Koen Anciaux 13 Mevr. Sofie Terreur Art. 2. Onder de leden van de raad van bestuur wordt de heer Tom Dehaene benoemd tot voorzitter van de raad van bestuur van Waterwegen en Zeekanaal NV. Onder de leden van de raad van bestuur wordt de heer Jan Balduck benoemd tot ondervoorzitter van de raad van bestuur van Waterwegen en Zeekanaal NV. Art. 3. De heer Maarten Van Onckelen wordt benoemd als regeringsafgevaardigde van de minister bevoegd voor openbare werken en de heer Patrick Moenaert wordt aangesteld als regeringsafgevaardigde voor de minister bevoegd voor financiën en begroting. Art. 4. Aan de zittende leden van de raad van bestuur, waaronder de voorzitter en de ondervoorzitter, aan de zittende niet-stemgerechtigde leden van de raad van bestuur en aan de zittende regeringsafgevaardigden, wordt ontslag verleend uit hun mandaat. Dit ontslag gaat in op datum van de inwerkingtreding van dit besluit. Art. 5. Het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2010 tot benoeming van de leden van de raad van bestuur van Waterwegen en Zeekanaal NV wordt opgeheven. Art. 6. Dit besluit treedt in werking op 25/01/2015. Art. 7. De Vlaamse minister, bevoegd voor Mobiliteit en Openbare Werken en de Vlaamse minister, bevoegd voor Financiën en Begroting, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

232 5458 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID Mobiliteit en Openbare Werken [C 2015/35068] 19 DECEMBER Aanstelling van de leden van de raad van bestuur, de niet-stemgerechtigde leden en de regeringsafgevaardigden van het verzelfstandigd agentschap De Scheepvaart NV Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. De volgende personen worden aangesteld tot lid van de raad van bestuur van De Scheepvaart NV, ingaande op 25/01/2015: 1 De heer Leo Clinckers 2 De heer Leo Delcroix 3 Mevr. Marleen Evenepoel 4 De heer Chris Danckaerts 5 De heer Guido Hermans 6 De heer Johan Sauwens 7 Mevr. Carmen Willems 8 De heer Luc Cardinaels 9 Mevr. Frieda Brepoels 10 Mevr. Lut Wyers 11 De heer Joeri Thielemans 12 Mevr. Nadia Bos 13 De heer Willy Claes Art. 2. Onder de leden van de raad van bestuur wordt mevr. Frieda Brepoels benoemd tot voorzitter van de raad van bestuur van De Scheepvaart NV. Onder de leden van de raad van bestuur wordt de heer Leo Delcroix benoemd tot ondervoorzitter van de raad van bestuur van De Scheepvaart NV. Art. 3. Mevr. Krista Maes wordt benoemd als regeringsafgevaardigde van de minister bevoegd voor openbare werken en de heer Johan Vanschoenwinkel wordt aangesteld als regeringsafgevaardigde voor de minister bevoegd voor financiën en begroting. Art. 4. Aan de zittende leden van de raad van bestuur, waaronder de voorzitter en de ondervoorzitter, aan de zittende niet-stemgerechtigde leden van de raad van bestuur en aan de zittende regeringsafgevaardigden, wordt ontslag verleend uit hun mandaat. Dit ontslag gaat in op datum van de inwerkingtreding van dit besluit. Art. 5. Het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2010 tot benoeming van de leden van de raad van bestuur van De Scheepvaart NV en het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2010 tot benoeming van de nietstemgerechtigde leden van de raad van bestuur van De Scheepvaart worden opgeheven. Art. 6. Dit besluit treedt in werking op 25/01/2015. Art. 7. De Vlaamse minister, bevoegd voor Mobiliteit en Openbare Werken en de Vlaamse minister, bevoegd voor Financiën en Begroting, zijn belast met de uitvoering van dit besluit. * VLAAMSE OVERHEID Mobiliteit en Openbare Werken [C 2015/35069] 19 DECEMBER Aanstelling van de leden van de raad van bestuur, de waarnemers en de regeringsafgevaardigden van de Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn, naamloze vennootschap van publiek recht Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. De raad van bestuur bestaat uit elf leden waaronder de voorzitter en de ondervoorzitter. De volgende personen worden aangesteld tot lid van de raad van bestuur van de VVM De Lijn, ingaande op 25/01/2015: 1 De heer Marc Descheemaecker 2 Mevr. Frieda Brepoels 3 De heer Bart Van Camp 4 Mevr. Irina De Knop 5 De heer Johan Sauwens

233 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5459 Art. 2. De volgende personen worden aangesteld tot lid van de raad van bestuur van de VVM De Lijn in overleg met de representatieve organisaties van de gemeenten van het Vlaamse Gewest en ingaande op 25/01/2015: 1 De heer Luc Martens 2 Mevr. Birre Timmermans Art. 3. De volgende personen worden aangesteld tot lid van de raad van bestuur van de VVM De Lijn in overleg op voordracht van de representatieve organisatie van werknemers, vertegenwoordigd in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en ingaande op 25/01/2015: 1 De heer Karel Stessens 2 De heer Johan Vervoort De volgende personen worden aangesteld tot lid van de raad van bestuur van de VVM De Lijn in overleg op voordracht van de representatieve organisatie van werkgevers, vertegenwoordigd in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en ingaande op 25/01/2015: 1 De heer Jan Cools 2 Mevr. Carine Bergers Art. 4. Onder de leden van de raad van bestuur wordt de heer Marc Descheemaecker benoemd tot voorzitter van de raad van bestuur van VVM De Lijn. Onder de leden van de raad van bestuur wordt de heer Johan Sauwens benoemd tot ondervoorzitter van de raad van bestuur van VVM De Lijn. Art. 5. Volgende personen worden als waarnemers aangesteld in de raad van bestuur : 1 Mevr. Rita Coeck 2 De heer Jan Coolbrandt Art. 6. De heer Dries Verhaeghe wordt benoemd als regeringsafgevaardigde van de minister bevoegd voor openbare werken en de heer Tom Van Laere wordt aangesteld als regeringsafgevaardigde voor de minister bevoegd voor financiën en begroting. Art. 7. Aan de zittende leden van de raad van bestuur, waaronder de voorzitter en de ondervoorzitter, wordt ontslag verleend uit hun mandaat. Tevens wordt ontslag verleend aan de zittende waarnemers en de zittende regeringsafgevaardigden. Het ontslag uit deze mandaten gaat in op datum van de inwerkingtreding van dit besluit. Art. 8. Het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2010 houdende aanstelling van de raad van bestuur, de waarnemers en de regeringsafgevaardigden van de Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn, naamloze vennootschap van publiek recht, wordt opgeheven. Art. 9. Dit besluit treedt in werking op 25/01/2015. Art. 10. De Vlaamse minister, bevoegd voor Mobiliteit en Openbare Werken en de Vlaamse minister, bevoegd voor Financiën en Begroting, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

234 5460 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed [2015/200148] 19 DECEMBER Aanstelling van de voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de raad van bestuur van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. Worden aangesteld als lid van de raad van bestuur van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen: 1 o Mevrouw Els De Ceuster; 2 o De heer William De Windt; 3 o De heer Luc Deconinck; 4 o De heer Luc Faveyts; 5 o De heer Benedicte Forier; 6 o Mevrouw Hilde Masschelein; 7 o De heer Eddy Pannecoucke; 8 o Mevrouw Trui Tytgat; 9 o Mevrouw Vera Van der Borght; 10 o Mevrouw Adinda Van Gerven; 11 o De heer Yann Van Rompaey; 12 o De heer Stijn Vander Elst; 13 o De heer Cédric Verschooten; Zij vervangen de eerder aangestelde leden van de raad van bestuur. Art. 2. Mevrouw Vera Van der Borght vermeld in artikel 1, 9 o, wordt aangesteld als de voorzitter van de raad van bestuur van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen. De heer Luc Deconinck, vermeld in artikel 1, 3 o, wordt aangesteld als de ondervoorzitter van de raad van bestuur van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen. Art. 3. De heer Jan Van der Vloet, wordt aangesteld als regeringsafgevaardigde bij de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen voor de Vlaamse minister bevoegd voor het beleidsveld woonbeleid. Art. 4. De heer Tom De Saegher, wordt aangesteld als regeringsafgevaardige bij de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen voor het beleidsdomein financiën en begroting. Art. 5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari Art. 6. De Vlaamse minister, bevoegd voor het beleidsveld woonbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit. * VLAAMSE OVERHEID Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed [C 2015/35013] Provincie Oost-Vlaanderen. Ruimtelijke Ordening RONSE. Bij besluit van 18 december 2014 heeft de Deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Zonevreemde recreatie van de stad Ronse, goedgekeurd. * VLAAMSE OVERHEID Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed [C 2015/35014] Provincie Oost-Vlaanderen. Ruimtelijke Ordening RONSE. Bij besluit van 18 december 2014 heeft de Deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Sport- en recreatiezone Leuzesesteenweg van de stad Ronse, goedgekeurd. * VLAAMSE OVERHEID Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Provincie Oost-Vlaanderen. Ruimtelijke Ordening [C 2015/35012] TEMSE. Bij besluit van 18 december 2014 heeft de Deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan LV De Bock - Elversele van de gemeente Temse, goedgekeurd.

235 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5461 VLAAMSE OVERHEID Ruimte Vlaanderen [2015/200115] 19 DECEMBER Definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Volvo Trucks Gent Wijziging deelplan 18 deelproject R4/N70 Oostakker Noord (3a) en deelproject Vliegveld Oostakker Lochristi (6a) Afbakening Grootstedelijk Gebied Gent Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. Het bij dit besluit gevoegde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Volvo Trucks Gent Wijziging deelplan 18 deelproject R4/N70 Oostakker Noord (3a) en deelproject Vliegveld Oostakker Lochristi (6a) Afbakening Grootstedelijk Gebied Gent wordt definitief vastgesteld. De normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als bijlagen I en II: 1 o Bijlage I bevat het grafisch plan (Ia) en het onteigeningsplan (Ib); 2 o Bijlage II bevat de stedenbouwkundige voorschriften bij het grafisch plan. De niet-normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als bijlagen: 1 o Bijlage IIIa en b: de toelichtingsnota met een weergave van de feitelijke en juridische toestand, meer bepaald de tekstuele toelichting en de kaarten, de relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, een lijst van de voorschriften die strijdig zijn met het voormelde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en die worden opgeheven, aangevuld met een overzicht van de conclusies van het planmilieueffectenrapport, het ruimtelijk veiligheidsrapport en de watertoets; 2 o Bijlage IIIc: het register met de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing, een kapitaalschadecompensatie of een gebruikerscompensatie; 3 o Bijlage IIId: het plan-mer en de bijbehorende beslissing van de bevoegde dienst MER van LNE; 4 o Bijlage IIIe: het ruimtelijk veiligheidsrapport en de bijbehorende beslissing van de bevoegde dienst VR van LNE; 5 o Bijlage IIIf: het planologisch attest. Art. 2. Aan de stad Gent en het SOGent wordt machtiging verleend om de gronden, begrepen in het onteigeningsplan gevoegd bij het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Volvo Trucks Gent Wijziging deelplan 18 deelproject R4/N70 Oostakker Noord (3a) en deelproject Vliegveld Oostakker Lochristi (6a) Afbakening Grootstedelijk Gebied Gent, te onteigenen. Art. 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit. * VLAAMSE OVERHEID Ruimte Vlaanderen 19 DECEMBER Voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Vlaamse Leemstreek Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: [2015/200111] Artikel 1. Het bij dit besluit gevoegde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Vlaamse Leemstreek wordt voorlopig vastgesteld. De normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als bijlagen: 1 o bijlage 1 bevat het grafisch plan; 2 o bijlage 2 bevat de stedenbouwkundige voorschriften bij het grafisch plan. De niet-normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als onderdeel van bijlage 3: 1 o bijlage 3a en 3b, de toelichtingsnota met een weergave van de feitelijke en juridische toestand, meer bepaald de tekstuele toelichting en de kaarten; de relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, een lijst van de voorschriften die strijdig zijn met het voormelde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en die worden opgeheven, een overzicht van de conclusies van het planmilieueffectenrapport; 2 o bijlage 3c, het register met de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing, een kapitaalschadecompensatie of gebruikerscompensatie; 3 o bijlage 3d: het plan-mer met de passende beoordeling en de watertoets, zijnde het Bijzonder Oppervlaktedelfstoffenplan Vlaamse Leemstreek. Art. 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.

236 5462 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID Ruimte Vlaanderen [2015/200112] 19 DECEMBER Voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Neteland landbouw- en bosgebieden Gasthuisvelden-Donderheide in Sint-Katelijne-Waver, Duffel en Lier Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. Het bij dit besluit gevoegde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Neteland landbouw- en bosgebieden Gasthuisvelden-Donderheide in Sint-Katelijne-Waver, Duffel en Lier wordt voorlopig vastgesteld. De normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als bijlagen: 1. bijlage 1 bevat het verordenend grafisch plan; 2. bijlage 2 bevat de stedenbouwkundige voorschriften bij het grafisch plan. De niet-normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als onderdeel van bijlage 3: 1. bijlage 3a en 3b, de toelichtingsnota met een weergave van de feitelijke en juridische toestand, meer bepaald de tekstuele toelichting en de kaarten; de relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, een lijst van de voorschriften die strijdig zijn met het voormelde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en die worden opgeheven en de watertoets; 2. bijlage 3c, het register met de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing, een kapitaalschadecompensatie of een gebruikerscompensatie. Art. 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit. * VLAAMSE OVERHEID Ruimte Vlaanderen [2015/200113] 19 DECEMBER Voorlopige vaststelling van het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo-Diest (herneming) Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. Het bij dit besluit gevoegde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Leidingstraat voor hoofdtransportleidingen Tessenderlo-Diest wordt voorlopig vastgesteld. De normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als bijlagen: 1 o bijlage 1 bevat het grafisch plan; 2 o bijlage 2 bevat de stedenbouwkundige voorschriften bij het grafisch plan. De niet-normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als onderdeel van bijlage 3: 1 o bijlage, 3a en 3b, de toelichtingsnota met een weergave van de feitelijke en juridische toestand, meer bepaald de tekstuele toelichting en de kaarten; de relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, een lijst van de voorschriften die strijdig zijn met het voormelde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en die worden opgeheven, een overzicht van de conclusies van het planmilieueffectenrapport; 2 o bijlage 3c, het register met de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing, een kapitaalschadecompensatie of een gebruikerscompensatie; 3 o bijlage 3d: het plan-mer met inbegrip van de passende beoordeling en de watertoets en met de bijbehorende beslissing van de bevoegde dienst MER van LNE. Art. 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit. * VLAAMSE OVERHEID Ruimte Vlaanderen [2015/200114] 19 DECEMBER Voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening van de gebieden van de agrarische en natuurlijke structuur: landbouw-, natuur- en bosgebieden Dijlevallei van Werchter tot Bonheiden Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. Het bij dit besluit gevoegde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening van de gebieden van de agrarische en natuurlijke structuur: landbouw-, natuur- en bosgebieden Dijlevallei van Werchter tot Bonheiden wordt voorlopig vastgesteld. De normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als bijlagen I en II: 1. bijlage 1 bevat het verordenend grafisch plan; 2. bijlage 2 bevat de stedenbouwkundige voorschriften bij het grafisch plan.

237 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5463 De niet-normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als onderdeel van bijlagen 3a tot en met 3d: 1. bijlage 3a en 3b, de toelichtingsnota met een weergave van de feitelijke en juridische toestand, meer bepaald de tekstuele toelichting en de kaarten; de relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, een lijst van de voorschriften die strijdig zijn met het voormelde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en die worden opgeheven, de watertoets en het onderzoek tot milieueffectrapportage; 2. bijlage 3c, het register met de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing, een kapitaalschadecompensatie of een gebruikerscompensatie; 3. bijlage 3d, het plan-mer Aanleg van overstromings- en natuurgebieden in het kader van het geactualiseerde Sigmaplan cluster Bovendijle en het bijbehorende goedkeuringsverslag van de dienst MER van LNE. Artikel 1. De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit. * VLAAMSE OVERHEID Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen [2015/200149] 19 DECEMBER Benoeming van de leden van de raad van bestuur van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen en tot aanwijzing van een regeringsafgevaardigde Bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. De volgende personen, deskundig in geografische informatie en overheidsaangelegenheden, worden benoemd tot lid van de raad van bestuur van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen: 1 o de heer Koen Verberck; 2 o mevrouw Karen van Alsenoy; 3 o de heer Steven Van Muylder; 4 o mevrouw Myriam Parys; 5 o mevrouw Katrien Desomer. Art. 2. De volgende personen, deskundig in geografische informatie en overheidsaangelegenheden, worden benoemd tot lid van de raad van bestuur van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen: 1 o op voordracht van de Vlaamse steden en gemeenten: a) de heer Wim Dries, burgemeester stad Genk, Mispelaarstraat 44, 3600 Genk; b) mevrouw Veerle Geerinckx, schepen gemeente Zemst, Damstraat 81, 1982 Zemst-Weerde; 2 o op voordracht van de Vlaamse provincies: de heer Carl Vereecke, gedeputeerde van de provincie West-Vlaanderen, Populierenlaan 14, 8520 Kuurne. Art. 3. Mevrouw Sarah De Schamphelaere, adjunct van de directeur, deskundig in geografische informatie en overheidsaangelegenheden, wordt benoemd als lid van de raad van bestuur van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen als vertegenwoordiger van het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed. Mevrouw Kathy Vandenmeersschaut, afdelingshoofd, deskundig in geografische informatie en overheidsaangelegenheden, wordt benoemd als lid van de raad van bestuur van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen als vertegenwoordiger van het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken. Art. 4. De gedelegeerd bestuurder van de Vlaamse Landmaatschappij, de heer Toon Denys, wordt benoemd tot lid van de raad van bestuur van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen. Art. 5. Uit de leden van de raad van bestuur wordt de heer Koen Verberck aangewezen tot voorzitter van de raad van bestuur van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen. Art. 6. De heer Kris Snijkers, Albertkanaalstraat 62 b, 3511 Hasselt, wordt aangesteld als regeringsafgevaardigde bij het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen. De heer Kris Snijkers oefent ook de functie van regeringsafgevaardigde van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, uit. Art. 7. Het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2010 tot benoeming van de leden van de raad van bestuur van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen en tot aanwijzing van een gewestcommissaris, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 januari 2014, wordt opgeheven. Art. 8. Dit besluit treedt in werking op 1 januari Art. 9. De Vlaamse minister, bevoegd voor de uitbouw van een geografische informatie-infrastructuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.

238 5464 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD COMMUNAUTE FRANÇAISE FRANSE GEMEENSCHAP MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [C 2015/29002] 3 DECEMBRE Arrêté du Gouvernement de la Communauté française portant nomination des président, vice-président et référendaire de la Commission paritaire de l Enseignement libre non confessionnel de promotion sociale Le Gouvernement de la Communauté française, Vu le décret du 1 er février 1993 fixant le statut des membres du personnel subsidié de l enseignement libre subventionné, notamment l article 94; Vu l arrêté de l Exécutif de la Communauté française du 18 février 1993 relatif aux Commissions paritaires dans l enseignement libre non confessionnel, modifié par les arrêtés du Gouvernement de la Communauté française des 23 novembre 1998 et 8 novembre 2001; Vu l arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 10 novembre 2006 portant nomination des membres de la Commission paritaire de l enseignement libre non confessionnel de promotion sociale, modifié par les arrêtés du Gouvernement de la Communauté française des 14 septembre 2009, 26 février 2010, 1 er juillet 2010, 14 février 2011 et 30 juillet 2012; Considérant qu il convient de remplacer le Vice-président et le référendaire de la Commission paritaire de l enseignement secondaire libre confessionnel, respectivement admis à la retraite et démissionnaire; Sur la proposition de la Ministre de l Enseignement de Promotion sociale; Après délibération, Arrête : Article 1 er. M. Michel PREUD HOMME, conciliateur social au Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale, est nommé président de la Commission paritaire de l enseignement libre non confessionnel de promotion sociale. Mme Sophie ROSMAN, conciliatrice sociale au Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale, est nommée vice-présidente de la Commission paritaire de l enseignement libre confessionnel de promotion sociale. Art. 2. Mme Jessica GODOY-MUINA, attachée au Ministère de la Communauté française, est nommée référendaire de la Commission paritaire de l enseignement libre non confessionnel de promotion sociale. Art. 3. Le secrétariat de la Commission paritaire de l enseignement libre non confessionnel de promotion sociale est assuré par les services du Gouvernement de la Communauté française. Art. 4. L arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 10 novembre 2006 portant nomination des membres de la Commission paritaire de l enseignement libre non confessionnel de promotion sociale, modifié par les arrêtés du Gouvernement de la Communauté française des 14 septembre 2009, 26 février 2010, 1 er juillet 2010, 14 février 2011 et 30 juillet 2012, est abrogé. Art. 5. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa signature. Art. 6. La Ministre de l Enseignement de Promotion sociale est chargée del exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 3 décembre Le Ministre-Président, R. DEMOTTE La Ministre de l Enseignement de Promotion sociale, de la Jeunesse, des Droits des Femmes et de l Egalité des Chances, Mme I. SIMONIS VERTALING MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP [C 2015/29002] 3 DECEMBER Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot benoeming van de voorzitter, ondervoorzitter en referendaris van de paritaire commissie van het niet-confessioneel vrij onderwijs voor sociale promotie De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, inzonderheid op artikel 94; Gelet op het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 18 februari 1993 betreffende de paritaire commissies in het niet-confessioneel vrij onderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 november 1998 en 8 november 2001; Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 november 2006 houdende benoeming van de leden van de Paritaire Commissie van het niet-confessioneel vrij secundair onderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 14 september 2009, 26 februari 2010, 1 juli 2010, 14 februari 2011 en 30 juli 2012; Overwegende dat de mandaten van de huidige Ondervoorzitter en referendaris van de Paritaire commissie van het niet-confessioneel vrij secundair onderwijs, die respectief tot het rustpensioen toegelaten worden en hun ontslag hebben ingediend, vervangen moeten worden;

239 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5465 Op de voordracht van de Minister van Onderwijs voor sociale promotie; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. De heer Michel PREUD HOMME, Sociaal bemiddelaar bij de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, wordt tot voorzitter benoemd van de paritaire commissie van het niet-confessioneel vrij onderwijs voor sociale promotie. Mevr. Sophie ROSMAN, Sociaal bemiddelaar bij de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, wordt tot ondervoorzitter benoemd van de paritaire commissie van het niet-confessioneel vrij onderwijs voor sociale promotie. Art. 2. Mevr. Jessica GODOY-MUINA, attaché bij het Ministerie van de Franse Gemeenschap, wordt tot referendaris benoemd van de paritaire commissie van het niet-confessioneel vrij onderwijs voor sociale promotie. Art. 3. Het secretariaat van de paritaire commissie van het niet-confessioneel vrij onderwijs voor sociale promotie wordt door de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap waargenomen. Art. 4. Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 november 2006 houdende benoeming van de leden van de Paritaire Commissie van het niet-confessioneel vrij secundair onderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 14 september 2009, 26 februari 2010, 1 juli 2010, 14 februari 2011 en 30 juli 2012, wordt opgeheven. Art. 5. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend. Art. 6. De Minister van Onderwijs voor sociale promotie is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 3 december De Minister-president, R. DEMOTTE De Minister van Onderwijs voor sociale promotie, Jeugd, Vrouwenrechten en Gelijke Kansen, Mevr. I. SIMONIS REGION WALLONNE WALLONISCHE REGION WAALS GEWEST SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2015/200066] Pouvoirs locaux Un arrêté ministériel du 10 décembre 2014 annule la décision du 3 novembre 2014 par laquelle le conseil d administration de la société coopérative à responsabilité limitée «Association intercommunale pour le Démergement et l Epuration des communes de la province de Liège», en abrégé : «AIDE», adécidé d attribuer le marché public de services relatif à«logiciels informatiques Microsoft - Renouvellement de l abonnement»àla SPRL BEROX pour un montant de S H.T.V.A. pour la durée du marché, soit trois ans. PROVINCE DE LUXEMBOURG. Un arrêté ministériel du 8 décembre 2014 approuve la résolution du 24 octobre 2014 par laquelle le conseil provincial de Luxembourg vote la troisième série de modifications budgétaires au budget provincial pour l exercice ANDERLUES. Un arrêté ministériel du 24 novembre 2014 approuve les modifications budgétaires n o 1 pour l exercice 2014 de la commune d Anderlues, votées en séance du conseil communal en date du 2 octobre BEAUVECHAIN. Un arrêté ministériel du 25 novembre 2014 approuve les modifications budgétaires n o 2 pour l exercice 2014 de la commune de Beauvechain, votées en séance du conseil communal en date du 27 octobre BEYNE-HEUSAY. Un arrêté ministériel du 4 décembre 2014 approuve la délibération du conseil communal de Beyne-Heusay du 4 novembre 2014 relative à la souscription au capital C de l AIDE pour un montant de S pour la rue Vandervelde (partie Bellaire). BOUSSU. Un arrêté ministériel du 18 novembre 2014 approuve la délibération du 29 septembre 2014 par laquelle le conseil communal de Boussu vote le premier amendement pour l exercice 2014 de sa Régie foncière. BRAINE-L ALLEUD. Un arrêté ministériel du 5 décembre 2014 réforme les modifications budgétaires n o 3 pour l exercice 2014 de la commune de Braine-l Alleud, votées en séance du conseil communal en date du 3 novembre 2014.

240 5466 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD BRAINE-LE-CHATEAU. Un arrêté ministériel du 10 octobre 2014 réforme les modifications budgétaires n o 2 pour l exercice 2014 de la commune de Braine-le-Château, votées en séance du conseil communal en date du 10 septembre CHASTRE. Un arrêté ministériel du 18 septembre 2014 approuve les comptes annuels pour l exercice 2011 de la commune de Chastre, arrêtés en séance du conseil communal en date du 31 mars CHASTRE. Un arrêté ministériel du 2 décembre 2014 approuve les modifications budgétaires n o 1 pour l exercice 2014 de la commune de Chastre, votées en séance du conseil communal en date du 22 octobre CHATELET. Un arrêté ministériel du 19 novembre 2014 approuve la délibération du 20 octobre 2014 par laquelle le conseil communal de Châtelet établit, pour l exercice 2014, une taxe additionnelle à la taxe régionale sur les mâts, pylônes ou antennes affectés à la réalisation, directement avec le public, d une opération mobile de télécommunications par l opérateur d un réseau public de télécommunications. CHAUMONT-GISTOUX. Un arrêté ministériel du 4 décembre 2014 approuve les modifications budgétaires n o 1 pour l exercice 2014 de la commune de Chaumont-Gistoux, votées en séance du conseil communal en date du 3 novembre CHIEVRES. Un arrêté ministériel du 19 novembre 2014 approuve les modifications budgétaires n o 2 pour l exercice 2014 de la commune de Chièvres, votées en séance du conseil communal en date du 8 octobre ESTAMPUIS. Un arrêté ministériel du 20 novembre 2014 approuve la délibération du 21 octobre 2014 par laquelle le conseil communal d Estampuis établit, pour l exercice 2015, une taxe sur la collecte et le traitement des déchets ménagers et assimilés. ESTAMPUIS. Un arrêté ministériel du 20 novembre 2014 approuve les délibérations du 21 octobre 2014 par lesquelles le conseil communal d Estampuis établit, pour les exercices 2015 à 2019, les taxes sur : les chevaux et poneys d agrément; les piscines privées. ESTINNES. Un arrêté ministériel du 20 novembre 2014 approuve la délibération du 20 octobre 2014 par laquelle le conseil communal d Estinnes établit, pour les exercices 2015 à 2019, une redevance sur l occupation du domaine public pour les activités foraines et activités ambulantes de gastronomie foraine. FLOBECQ. Un arrêté ministériel du 10 novembre 2014 réforme les modifications budgétaires n o 1 pour l exercice 2014 de la commune de Flobecq, votées en séance du conseil communal en date du 10 septembre FRAMERIES. Un arrêté ministériel du 18 novembre 2014 approuve la délibération du 20 octobre 2014 par laquelle le conseil communal de Frameries établit, pour l exercice 2015, une taxe sur l enlèvement et le traitement des déchets ménagers et assimilés. FRAMERIES. Un arrêté ministériel du 19 novembre 2014 approuve la délibération du 20 octobre 2014 par laquelle le conseil communal de Frameries établit, pour l exercice 2014, une taxe additionnelle à la taxe régionale sur les mâts, pylônes ou antennes affectés à la réalisation, directement avec le public, d une opération mobile de télécommunications par l opérateur d un réseau public de télécommunications.

241 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5467 GENAPPE. Un arrêté ministériel du 2 décembre 2014 approuve les modifications budgétaires n o 2 pour l exercice 2014 de la ville de Genappe, votées en séance du conseil communal en date du 28 octobre GERPINNES. Un arrêté ministériel du 18 novembre 2014 approuve la délibération du 25 septembre 2014 par laquelle le conseil communal de Gerpinnes établit, pour les exercices 2015 à 2019, un tarif d octroi des concessions de sépultures dans les cimetières communaux. GERPINNES. Un arrêté ministériel du 19 novembre 2014 approuve la délibération du 25 septembre 2014 par laquelle le conseil communal de Gerpinnes établit, pour les exercices 2014 à 2019, une redevance sur la délivrance de renseignements et documents administratifs. GERPINNES. Un arrêté ministériel du 19 novembre 2014 approuve la délibération du 25 septembre 2014 par laquelle le conseil communal de Gerpinnes établit, pour les exercices 2015 à 2019, une redevance sur le droit d emplacement sur les marchés. GREZ-DOICEAU. Un arrêté ministériel du 2 décembre 2014 approuve les modifications budgétaires n o 2 pour l exercice 2014 de la commune de Grez-Doiceau, votées en séance du conseil communal en date du 3 novembre HELECINE. Un arrêté ministériel du 21 octobre 2014 approuve les modifications budgétaires n o 2 pour l exercice 2014 de la commune d Hélécine, votées en séance du conseil communal en date du 18 septembre JODOIGNE. Un arrêté ministériel du 3 novembre 2014 approuve les modifications budgétaires n o 1 des services ordinaire et extraordinaire pour l exercice 2014 de la commune de Jodoigne, votées en séance du conseil communal en date du 6 octobre LA HULPE. Un arrêté ministériel du 5 décembre 2014 approuve les modifications budgétaires n o 2 pour l exercice 2014 de la commune de La Hulpe, votées en séance du conseil communal en date du 3 novembre LA LOUVIERE. Un arrêté ministériel du 4 décembre 2014 approuve la délibération du 20 octobre 2014 relative à la souscription de parts D dans le capital de l intercommunale IDEA pour un montant de S ,63 pour le secteur historique - Assainissementbis. LA LOUVIERE. Un arrêté ministériel du 4 décembre 2014 approuve la délibération du 20 octobre 2014 relative à la souscription de parts D dans le capital de l intercommunale IDEA pour un montant de S ,55 dans le cadre du secteur historique - Assainissementbis - Prise de participation LA LOUVIERE. Un arrêté ministériel du 5 décembre 2014 approuve la délibération du 20 octobre 2014 relative à la souscription de parts D dans le capital de l intercommunale IDEA pour un montant de S pour le contrat d agglomération - rue de la Salle. LE RŒULX. Un arrêté ministériel du 18 novembre 2014 approuve les délibérations du 1 er octobre 2014 par lesquelles le conseil communal de Le Rœulx établit, pour les exercices 2014 à 2019, les taxes sur : les immeubles bâtis inoccupés; le permis et déclaration d urbanisme; le commerce de frites hors fêtes foraines; les documents administratifs; les inhumations, dispersion des cendres et mises en columbarium.

242 5468 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD MONT-SAINT-GUIBERT. Un arrêté ministériel du 23 septembre 2014 approuve les comptes annuels pour l exercice 2013 de la commune de Mont-Saint-Guibert, arrêtés en séance du conseil communal en date du 25 juin NIVELLES. Un arrêté ministériel du 3 décembre 2014 réforme les modifications budgétaires n o 2 pour l exercice 2014 de Nivelles, votées en séance du conseil communal en date du 20 octobre ORP-JAUCHE. Un arrêté ministériel du 27 octobre 2014 approuve les modifications budgétaires n o 2 des services ordinaire et extraordinaire pour l exercice 2014 de la commune d Orp-Jauche, votées en séance du conseil communal en date du 15 septembre OTTIGNIES-LOUVAIN-LA-NEUVE. Un arrêté ministériel du 14 octobre 2014 approuve les comptes annuels pour l exercice 2013 de la ville d Ottignies-Louvain-la-Neuve, arrêtés en séance du conseil communal en date du 2 septembre PERWEZ. Un arrêté ministériel du 5 novembre 2014 approuve les comptes annuels pour l exercice 2012 de la commune de Perwez, votées en séance du conseil communal en date du 29 août PERWEZ. Un arrêté ministériel du 3 décembre 2014 approuve les modifications budgétaires n o 1, pour l exercice 2014, des services ordinaire et extraordinaire de la commune de Perwez, votées en séance du conseil communal en date du 29 août QUAREGNON. Un arrêté ministériel du 4 décembre 2014 approuve la délibération du 4 novembre 2014 relative à la souscription au capital de l intercommunale IDEA pour des travaux en assainissementbis pour un montant de S 6.941,15. QUAREGNON. Un arrêté ministériel du 4 décembre 2014 approuve la délibération du 4 novembre 2014 relative à la souscription de parts D dans le capital de l intercommunale IDEA pour un montant de S 6.988,01 pour les frais de fonctionnement IDEA - secteur historique - assainissementbis. QUAREGNON. Un arrêté ministériel du 4 décembre 2014 approuve la délibération du 4 novembre 2014 relative à la souscription de parts D dans le capital de l intercommunale IDEA pour les travaux dits «DIHECS 2013» - assainissementbis. QUIEVRAIN. Un arrêté ministériel du 13 novembre 2014 réforme les modifications budgétaires n o 2 pour l exercice 2014 de la commune de Quiévrain, votées en séance du conseil communal en date du 9 octobre RAMILLIES. Un arrêté ministériel du 4 décembre 2014 réforme les modifications budgétaires n o 3 pour l exercice 2014 de la commune de Ramillies, votées en séance du conseil communal en date du 3 novembre REBECQ. Un arrêté ministériel du 8 octobre 2014 approuve les modifications budgétaires n o 2 des services ordinaire et extraordinaire pour l exercice 2014 de la commune de Rebecq, votées en séance du conseil communal en date du 4 septembre REBECQ. Un arrêté ministériel du 2 décembre 2014 réforme les modifications budgétaires n o 3 pour l exercice 2014 de la commune de Rebecq, votées en séance du conseil communal en date du 22 octobre RIXENSART. Un arrêté ministériel du 27 novembre 2014 approuve les modifications budgétaires n o 2 des services ordinaire et extraordinaire pour l exercice 2014 de la commune de Rixensart, votées en séance du conseil communal en date du 22 octobre 2014.

243 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5469 SENEFFE. Un arrêté ministériel du 17 novembre 2014 approuve les modifications budgétaires n o 3 pour l exercice 2014 de la commune de Seneffe, votées en séance du conseil communal en date du 1 er octobre WALHAIN. Un arrêté ministériel du 2 décembre 2014 réforme les modifications budgétaires n o 1 pour l exercice 2014 de la commune de Walhain, votées en séance du conseil communal en date du 3 novembre WAVRE. Un arrêté ministériel du 26 novembre 2014 approuve les modifications budgétaires n o 3 pour l exercice 2014 de la ville de Wavre, votées en séance du conseil communal en date du 21 octobre * SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2015/200084] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de M. Sandro Pottier, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l arrêt n o du Conseil d Etat du 22 mars 2001; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par M. Sandro Pottier, le 17 novembre 2014; Considérant que le requérant a fourni toutes les indications requises par l article 4, 2, de l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1 er. 1 er. M. Sandro Pottier, Wulpstraat 25 bus 1, à 2170 Merksem (numéro Banque-Carrefour des Entreprises ou de T.V.A. : BE ), est enregistré en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L enregistrement est identifié par le numéro Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : -déchets industriels ou agricoles non dangereux. 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : -déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; -déchets animaux; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; -déchets inertes; -déchets ménagers et assimilés. Art. 2. Le transport des déchets repris à l article 1 er, 2, est autorisé sur l ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d un producteur de déchets ou sur ordre d un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l impétrant du respect des prescriptions requises ou imposées par d autres textes législatifs applicables. Art er.leprésent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d eau ou par chemin de fer. 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur. 3. La procédure visée au 2, reste d application jusqu à l entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé àl article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art er.l impétrant remet à la personne dont il a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social;

244 5470 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD b) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur des déchets. 2. Un double de l attestation prévue au 1 er, est tenu par l impétrant pendant cinq ans à disposition de l Administration. Art er.l impétrant transmet annuellement à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l expiration de l année deréférence. La déclaration est établie selon les formats définis par l Office wallon des déchets. 2. L impétrant conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l impétrant transmet à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1 o les numéros d immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2 o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. En exécution de l article 18, 1 er,dudécret du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, l impétrant transmet trimestriellement à l Office wallon des déchets, Direction des Instruments économiques, une déclaration fiscale sur base des modèles communiqués par l Office wallon des déchets. Art. 11. Si l impétrant souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, il en opère notification à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 12. Sur base d un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d exécution, l enregistrement peut, aux termes d une décision motivée, être radié, après qu ait été donnée à l impétrant la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d urgence spécialement motivée et pour autant que l audition de l impétrant soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l enregistrement peut être radié sans délai et sans que l impétrant n ait été entendu. Art er.l enregistrement vaut pour une période de cinq ans. 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 24 novembre Ir A. HOUTAIN * SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2015/200085] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SA CDC-CDMAT, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l arrêt n o du Conseil d Etat du 22 mars 2001; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la SA CDC-CDMAT, le 21 novembre 2014; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l article 4, 2, de l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1 er. 1 er. La SA CDC-CDMAT, sise rue du Bout de La Haut 460, à 7390 Quaregnon (numéro Banque- Carrefour des Entreprises ou de T.V.A. : BE ), est enregistrée en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L enregistrement est identifié par le numéro Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : -déchets inertes. 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : -déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; -déchets animaux; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B2;

245 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; -déchets ménagers et assimilés; -déchets industriels ou agricoles non dangereux. Art. 2. Le transport des déchets repris à l article 1 er, 2, est autorisé sur l ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d un producteur de déchets ou sur ordre d un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d autres textes législatifs applicables. Art er.leprésent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d eau ou par chemin de fer. 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur. 3. La procédure visée au 2, reste d application jusqu à l entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé àl article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art er.l impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur des déchets. 2. Un double de l attestation prévue au 1 er, est tenu par l impétrante pendant cinq ans à disposition de l Administration. Art er.l impétrante transmet annuellement à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l expiration de l année deréférence. La déclaration est établie selon les formats définis par l Office wallon des déchets. 2. L impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l impétrante transmet à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1 o les numéros d immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2 o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. En exécution de l article 18, 1 er,dudécret du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, l impétrante transmet trimestriellement à l Office wallon des déchets, Direction des Instruments économiques, une déclaration fiscale sur base des modèles communiqués par l Office wallon des déchets. Art. 11. Si l impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 12. Sur base d un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d exécution, l enregistrement peut, aux termes d une décision motivée, être radié, après qu ait été donnée à l impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d urgence spécialement motivée et pour autant que l audition de l impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l enregistrement peut être radié sans délai et sans que l impétrante n ait été entendue. Art er.l enregistrement vaut pour une période de cinq ans. 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 24 novembre Ir A. HOUTAIN

246 5472 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2015/200086] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la «BVBA GROFA», en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l arrêt n o du Conseil d Etat du 22 mars 2001; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la «BVBA GROFA», le 19 novembre 2014; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l article 4, 2, de l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1 er. 1 er. La «BVBA GROFA», sise Langestraat 7, à 1570 Vollezele (numéro Banque-Carrefour des Entreprises ou de T.V.A. : BE ), est enregistrée en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L enregistrement est identifié par le numéro Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : -déchets inertes. 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : -déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; -déchets animaux; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; -déchets ménagers et assimilés; -déchets industriels ou agricoles non dangereux. Art. 2. Le transport des déchets repris à l article 1 er, 2, est autorisé sur l ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d un producteur de déchets ou sur ordre d un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d autres textes législatifs applicables. Art er.leprésent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d eau ou par chemin de fer. 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur. 3. La procédure visée au 2, reste d application jusqu à l entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé àl article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art er.l impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur des déchets. 2. Un double de l attestation prévue au 1 er, est tenu par l impétrante pendant cinq ans à disposition de l Administration. Art er.l impétrante transmet annuellement à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l expiration de l année deréférence. La déclaration est établie selon les formats définis par l Office wallon des déchets. 2. L impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans.

247 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5473 Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l impétrante transmet à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1 o les numéros d immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2 o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. En exécution de l article 18, 1 er,dudécret du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, l impétrante transmet trimestriellement à l Office wallon des déchets, Direction des Instruments économiques, une déclaration fiscale sur base des modèles communiqués par l Office wallon des déchets. Art. 11. Si l impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 12. Sur base d un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d exécution, l enregistrement peut, aux termes d une décision motivée, être radié, après qu ait été donnée à l impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d urgence spécialement motivée et pour autant que l audition de l impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l enregistrement peut être radié sans délai et sans que l impétrante n ait été entendue. Art er.l enregistrement vaut pour une période de cinq ans. 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 24 novembre Ir A. HOUTAIN * SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2015/200087] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SA Jehasse, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l arrêt n o du Conseil d Etat du 22 mars 2001; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la SA Jehasse, le 19 novembre 2014; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l article 4, 2, de l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1 er. 1 er. La SA Jehasse, sise rue Haute 84, à 4690 Bassenge (numéro Banque-Carrefour des Entreprises ou de T.V.A. : BE ), est enregistrée en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L enregistrement est identifié par le numéro Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : -déchets inertes; -déchets ménagers et assimilés; -déchets industriels ou agricoles non dangereux. 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : -déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; -déchets animaux; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B1. Art. 2. Le transport des déchets repris à l article 1 er, 2, est autorisé sur l ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d un producteur de déchets ou sur ordre d un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d autres textes législatifs applicables. Art er.leprésent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d eau ou par chemin de fer.

248 5474 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur. 3. La procédure visée au 2 reste d application jusqu à l entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art er.l impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur des déchets. 2. Un double de l attestation prévue au 1 er est tenu par l impétrante pendant cinq ans à disposition de l Administration. Art er.l impétrante transmet annuellement à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l expiration de l année deréférence. La déclaration est établie selon les formats définis par l Office wallon des déchets. 2. L impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l impétrante transmet à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1 o les numéros d immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2 o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. En exécution de l article 18, 1 er,dudécret du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, l impétrante transmet trimestriellement à l Office wallon des déchets, Direction des Instruments économiques, une déclaration fiscale sur base des modèles communiqués par l Office wallon des déchets. Art. 11. Si l impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 12. Sur base d un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d exécution, l enregistrement peut, aux termes d une décision motivée, être radié, après qu ait été donnée à l impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d urgence spécialement motivée et pour autant que l audition de l impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l enregistrement peut être radié sans délai et sans que l impétrante n ait été entendue. Art er.l enregistrement vaut pour une période de cinq ans. 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 24 novembre Ir A. HOUTAIN * SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2015/200088] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de M. Antranik Karaoglan, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux L Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l arrêt n o du Conseil d Etat du 22 mars 2001; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par M. Antranik Karaoglan, le 18 novembre 2014;

249 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5475 Considérant que le requérant a fourni toutes les indications requises par l article 4, 2, de l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1 er. 1 er. M. Antranik Karaoglan, rue Pont du Chêne 50, bte 2, à 4800 Verviers (numéro Banque-Carrefour des Entreprises ou de T.V.A. : BE ), est enregistré en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux. L enregistrement est identifié par le numéro Le présent enregistrement porte sur la collecte et le transport des déchets suivants : -déchets ménagers et assimilés; -déchets industriels ou agricoles non dangereux. 3. Le présent enregistrement exclut la collecte et le transport des déchets suivants : -déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; -déchets animaux; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; -déchets inertes. Art. 2. La collecte et le transport des déchets repris à l article 1 er, 2, sont autorisés sur l ensemble du territoire de la Région wallonne. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art er. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l impétrant du respect des prescriptions requises ou imposées par d autres textes législatifs applicables. 2. La collecte de textiles usagés en porte-à-porte ou par le biais de points d apports volontaires autres que les parcs à conteneurs est subordonnée à la conclusion préalable d une convention entre le collecteur et la commune sur le territoire de laquelle la collecte est opérée. La convention comporte au minimum les dispositions figurant en annexe à l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux. Le collecteur adresse un exemplaire signé de la convention à l Office wallon des déchets. Art er.leprésent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d eau ou par chemin de fer. 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur. 3. La procédure visée au 2 reste d application jusqu à l entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art er.l impétrant remet à la personne dont il a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur des déchets. 2. Un double de l attestation prévue au 1 er est tenu par l impétrant pendant cinq ans à disposition de l Administration. Art er.l impétrant transmet annuellement à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l expiration de l année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l Office wallon des déchets. 2. L impétrant conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans.

250 5476 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l impétrant transmet à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1 o les numéros d immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2 o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. En exécution de l article 18, 1 er,dudécret du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, l impétrant transmet trimestriellement à l Office wallon des déchets, Direction des Instruments économiques, une déclaration fiscale sur base des modèles communiqués par l Office wallon des déchets. Art. 11. Si l impétrant souhaite renoncer, en tout ou en partie, à la collecte ou au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, il en opère notification à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 12. Sur base d un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d exécution, l enregistrement peut, aux termes d une décision motivée, être radié, après qu ait été donnée à l impétrant la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d urgence spécialement motivée et pour autant que l audition de l impétrant soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l enregistrement peut être radié sans délai et sans que l impétrant n ait été entendu. Art er.l enregistrement vaut pour une période de cinq ans. 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 24 novembre Ir A. HOUTAIN * SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2015/200089] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de M. Johnny Trotin, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux L Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l arrêt n o du Conseil d Etat du 22 mars 2001; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par M. Johnny Trotin, le 19 novembre 2014; Considérant que le requérant a fourni toutes les indications requises par l article 4, 2, de l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1 er. 1 er. M. Johnny Trotin, rue du Pressoir 10A, à 6800 Libramont-Chevigny (numéro Banque-Carrefour des Entreprises ou de T.V.A. : BE ), est enregistré en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux. L enregistrement est identifié par le numéro Le présent enregistrement porte sur la collecte et le transport des déchets suivants : -déchets inertes; -déchets ménagers et assimilés; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; -déchets industriels ou agricoles non dangereux. 3. Le présent enregistrement exclut la collecte et le transport des déchets suivants : -déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; -déchets animaux; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B2. Art. 2. La collecte et le transport des déchets repris à l article 1 er, 2, sont autorisés sur l ensemble du territoire de la Région wallonne.

251 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5477 Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art er. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l impétrant du respect des prescriptions requises ou imposées par d autres textes législatifs applicables. 2. La collecte de textiles usagés en porte-à-porte ou par le biais de points d apports volontaires autres que les parcs à conteneurs est subordonnée à la conclusion préalable d une convention entre le collecteur et la commune sur le territoire de laquelle la collecte est opérée. La convention comporte au minimum les dispositions figurant en annexe à l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux. Le collecteur adresse un exemplaire signé de la convention à l Office wallon des déchets. Art er.leprésent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d eau ou par chemin de fer. 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur. 3. La procédure visée au 2 reste d application jusqu à l entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art er.l impétrant remet à la personne dont il a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur des déchets. 2. Un double de l attestation prévue au 1 er est tenu par l impétrant pendant cinq ans à disposition de l Administration. Art er.l impétrant transmet annuellement à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l expiration de l année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l Office wallon des déchets. 2. L impétrant conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l impétrant transmet à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1 o les numéros d immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2 o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. En exécution de l article 18, 1 er,dudécret du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, l impétrant transmet trimestriellement à l Office wallon des déchets, Direction des Instruments économiques, une déclaration fiscale sur base des modèles communiqués par l Office wallon des déchets. Art. 11. Si l impétrant souhaite renoncer, en tout ou en partie, à la collecte ou au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, il en opère notification à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 12. Sur base d un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d exécution, l enregistrement peut, aux termes d une décision motivée, être radié, après qu ait été donnée à l impétrant la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d urgence spécialement motivée et pour autant que l audition de l impétrant soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l enregistrement peut être radié sans délai et sans que l impétrant n ait été entendu. Art er.l enregistrement vaut pour une période de cinq ans. 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 24 novembre Ir A. HOUTAIN

252 5478 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2015/200090] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SPRL Transports Marcel Baguette, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux L Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l arrêt n o du Conseil d Etat du 22 mars 2001; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la SPRL Transports Marcel Baguette, le 17 novembre 2014; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l article 4, 2, de l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1 er. 1 er. La SPRL Transports Marcel Baguette, sise rue Bruyères 2, à 4890 Thimister-Clermont (numéro Banque-Carrefour des Entreprises ou de T.V.A. : BE ), est enregistrée en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux. L enregistrement est identifié par le numéro Le présent enregistrement porte sur la collecte et le transport des déchets suivants : -déchets inertes. 3. Le présent enregistrement exclut la collecte et le transport des déchets suivants : -déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; -déchets animaux; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; -déchets ménagers et assimilés; -déchets industriels ou agricoles non dangereux. Art. 2. La collecte et le transport des déchets repris à l article 1 er, 2, sont autorisés sur l ensemble du territoire de la Région wallonne. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d autres textes législatifs applicables. Art er.leprésent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d eau ou par chemin de fer. 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur. 3. La procédure visée au 2 reste d application jusqu à l entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art er.l impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social;

253 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5479 b) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur des déchets. 2. Un double de l attestation prévue au 1 er est tenu par l impétrante pendant cinq ans à disposition de l Administration. Art er.l impétrante transmet annuellement à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de collecte ou de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l expiration de l année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l Office wallon des déchets. 2. L impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l impétrante transmet à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1 o les numéros d immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2 o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. En exécution de l article 18, 1 er,dudécret du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, l impétrante transmet trimestriellement à l Office wallon des déchets, Direction des Instruments économiques, une déclaration fiscale sur base des modèles communiqués par l Office wallon des déchets. Art. 11. Si l impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, à la collecte ou au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 12. Sur base d un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d exécution, l enregistrement peut, aux termes d une décision motivée, être radié, après qu ait été donnée à l impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d urgence spécialement motivée et pour autant que l audition de l impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l enregistrement peut être radié sans délai et sans que l impétrante n ait été entendue. Art er.l enregistrement vaut pour une période de cinq ans. 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 24 novembre Ir A. HOUTAIN * SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2015/200091] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la SPRL Ades, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux L Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l arrêt n o du Conseil d Etat du 22 mars 2001; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la SPRL Ades, le 18 novembre 2014; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l article 4, 2, de l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1 er. 1 er. La SPRL Ades, sise rue de l Espérance 108, à 7700 Mouscron (numéro Banque-Carrefour des Entreprises ou de T.V.A : BE ), est enregistrée en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux.

254 5480 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD L enregistrement est identifié par le numéro Le présent enregistrement porte sur la collecte et le transport des déchets suivants : -déchets industriels ou agricoles non dangereux. 3. Le présent enregistrement exclut la collecte et le transport des déchets suivants : -déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; -déchets animaux; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; -déchets inertes; -déchets ménagers et assimilés. Art. 2. La collecte et le transport des déchets repris à l article 1 er, 2, sont autorisés sur l ensemble du territoire de la Région wallonne. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d autres textes législatifs applicables. Art er.leprésent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d eau ou par chemin de fer. 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur. 3. La procédure visée au 2 reste d application jusqu à l entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art er.l impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur des déchets. 2. Un double de l attestation prévue au 1 er est tenu par l impétrante pendant cinq ans à disposition de l Administration. Art er.l impétrante transmet annuellement à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de collecte ou de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l expiration de l année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l Office wallon des déchets. 2. L impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l impétrante transmet à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1 o les numéros d immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2 o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport.

255 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5481 Art. 10. En exécution de l article 18, 1 er,dudécret du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, l impétrante transmet trimestriellement à l Office wallon des déchets, Direction des Instruments économiques, une déclaration fiscale sur base des modèles communiqués par l Office wallon des déchets. Art. 11. Si l impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, à la collecte ou au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 12. Sur base d un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d exécution, l enregistrement peut, aux termes d une décision motivée, être radié, après qu ait été donnée à l impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d urgence spécialement motivée et pour autant que l audition de l impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l enregistrement peut être radié sans délai et sans que l impétrante n ait été entendue. Art er.l enregistrement vaut pour une période de cinq ans. 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 24 novembre Ir A. HOUTAIN * SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2015/200092] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l enregistrement de la NV DC Industrial, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux L Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l arrêt n o du Conseil d Etat du 22 mars 2001; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la NV DC Industrial, le 19 novembre 2014; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l article 4, 2, de l arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1 er. 1 er.la NV DC Industrial, sise rue Gachard 88, bte 12, à 1050 Bruxelles (numéro Banque-Carrefour des Entreprises ou de T.V.A. : BE ), est enregistrée en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux. L enregistrement est identifié par le numéro Le présent enregistrement porte sur la collecte et le transport des déchets suivants : -déchets inertes; -déchets industriels ou agricoles non dangereux. 3. Le présent enregistrement exclut la collecte et le transport des déchets suivants : -déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; -déchets animaux; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; -déchets d activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; -déchets ménagers et assimilés. Art. 2. La collecte et le transport des déchets repris à l article 1 er, 2, sont autorisés sur l ensemble du territoire de la Région wallonne. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d autres textes législatifs applicables.

256 5482 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Art er.leprésent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d eau ou par chemin de fer. 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur. 3. La procédure visée au 2 reste d application jusqu à l entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art er.l impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l adresse ou le siège social du transporteur des déchets. 2. Un double de l attestation prévue au 1 er est tenu par l impétrante pendant cinq ans à disposition de l Administration. Art er.l impétrante transmet annuellement à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de collecte ou de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l expiration de l année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l Office wallon des déchets. 2. L impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l impétrante transmet à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1 o les numéros d immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2 o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. En exécution de l article 18, 1 er,dudécret du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, l impétrante transmet trimestriellement à l Office wallon des déchets, Direction des Instruments économiques, une déclaration fiscale sur base des modèles communiqués par l Office wallon des déchets. Art. 11. Si l impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, à la collecte ou au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 12. Sur base d un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d exécution, l enregistrement peut, aux termes d une décision motivée, être radié, après qu ait été donnée à l impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d urgence spécialement motivée et pour autant que l audition de l impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l enregistrement peut être radié sans délai et sans que l impétrante n ait été entendue. Art er.l enregistrement vaut pour une période de cinq ans. 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 24 novembre Ir A. HOUTAIN

257 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5483 REGION DE BRUXELLES-CAPITALE BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGION DE BRUXELLES-CAPITALE [C 2014/32036] Octroi subvention facultative Par arrêté ministériel de la Région de Bruxelles-Capitale du 1 er décembre 2014, une subvention de 5 000,00 euros pour l année est allouée à la commune de Woluwé-Saint-Lambert à titre de soutien à la politique d égalité des chances au niveau local : Projet «Quinzaine de la personne handicapée». REGION DE BRUXELLES-CAPITALE [C 2014/32037] Octroi subvention facultative Par arrêté ministériel de la Région de Bruxelles-Capitale du 1 er décembre 2014, une subvention de 6.000,00 euros pour l année est allouée à la commune d Uccle à titre de soutien à la politique d égalité des chances au niveau local : Projets «Soutien à la monoparentalité» et «PMR tous les jours». REGION DE BRUXELLES-CAPITALE [C 2014/32038] Octroi subvention facultative Par arrêté ministériel de la Région de Bruxelles-Capitale du 12 décembre 2014, une subvention de 9.800,00 euros pour l année est allouée à la commune de Schaerbeek à titre de soutien à la politique d égalité des chances au niveau local : Projets «Informatique à votre tour, Mesdames!» et «Les personnes à mobilité réduite dans la ville Parcours de sensibilisation». * * * BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2014/32036] Toekenning facultatieve subsidie Bij ministerieel besluit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 1 december 2014 wordt een subsidie van 5.000,00 euro toegekend aan de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe voor het jaar ter ondersteuning van gelijkheid in het lokale beleid : Project De Veertiendaagse van de mindervalide Persoon. BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2014/32037] Toekenning facultatieve subsidie Bij ministerieel besluit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 1 december 2014 wordt een subsidie van 6.000,00 euro toegekend aan de gemeente Ukkel voor het jaar ter ondersteuning van gelijkheid in het lokale beleid : Projecten Soutien à la monoparentalité en PMR tous les jours. BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2014/32038] Toekenning facultatieve subsidie Bij ministerieel besluit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 12 december 2014 wordt een subsidie van 9.800,00 euro toegekend aan de gemeente Schaarbeek voor het jaar ter ondersteuning van gelijkheid in het lokale beleid : Projecten Informatique à votre tour, Mesdames! en Les personnes à mobilité réduite dans la ville Parcours de sensibilisation. REGION DE BRUXELLES-CAPITALE [C 2014/32041] Octroi subvention facultative Par arrêté ministériel de la Région de Bruxelles-Capitale du 12 décembre 2014, une subvention de 8.000,00 euros pour l année est allouée à la commune d Etterbeek à titre de soutien à la politique d égalité des chances au niveau local : Projets «Objectif Egalité!» et «Lutte contre l homophobie chez les jeunes Quoi? What s the trouble». BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2014/32041] Toekenning facultatieve subsidie Bij ministerieel besluit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 12 december 2014 wordt een subsidie van 8.000,00 euro toegekend aan de gemeente Etterbeek voor het jaar ter ondersteuning van gelijkheid in het lokale beleid : Projecten : «Objectif Egalité!» en «Lutte contre l homophobie chez les jeunes Quoi? What s the trouble». AVIS OFFICIELS OFFICIELE BERICHTEN SERVICE PUBLIC FEDERAL AFFAIRES ETRANGERES, COMMERCE EXTERIEUR ET COOPERATION AU DEVELOPPEMENT [C 2015/15007] 14 JANVIER Circulaire relative à la légalisation et à l examen des documents étrangers La présente circulaire remplace la circulaire du 14 décembre 2006 portant instructions en matière de légalisation. 1. SOURCES 1.1. Bases légales - Convention supprimant l exigence de la légalisation des actes publics étrangers, faite à La Haye le 5 octobre 1961 et approuvée par la loi du 5 juin 1975; FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING [C 2015/15007] 14 JANUARI Omzendbrief houdende instructies inzake legalisatie en onderzoek van vreemde documenten Deze omzendbrief vervangt de omzendbrief van 14 december 2006 houdende instructies inzake legalisatie. 1. BRONNEN 1.1. Wettelijke basis. - Verdrag tot afschaffing van de vereiste van legalisatie van buitenlandse openbare akten, opgemaakt te Den Haag op 5 oktober 1961 en goedgekeurd door de wet van 5 juni 1975;

258 5484 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD - Convention relative à la suppression de la légalisation d actes dans les états membres des Communautés européennes, signée à Bruxelles le 25 mai 1987 et approuvée par la loi du 27 novembre 1996; - Loi du 16 juillet 2004 portant le Code de droit international privé, notamment l article 30; - Loi du 21 décembre 2013 portant Code consulaire; - Arrêté royal du 23 mars 1857 réglant les attributions des consuls en matière de légalisations et de significations judiciaires, tel que modifié par l arrêté royal du 5 décembre 2003; - Arrêté royal du 12 juillet 2006 relatif à la légalisation de décisions judiciaires ou actes authentiques étrangers, tel qu il a été modifié par l arrêté royal du 19 avril 2014; - Arrêté royal du 19 avril 2014 fixant la date d entrée en vigueur de la loi du 21 décembre 2013 portant Code consulaire au 15 juin Travaux parlementaires - Doc. parl., Sén., Développements, sess. ord , n 3-27/1 (pour Code de droit international privé) - Chambre des représentants, session , n /1 à /5 (compte rendu intégral : 10 octobre 2013) -Sénat, session , n /1 à /4 (annales du Sénat : 21 novembre 2013) 2. LEGALISATION 2.1. Définition et portée L article 30 du Code de droit international privé, entré en vigueur le 1 er octobre 2004, contient une définition de la légalisation : «Art. 30. Légalisation 1 er. Une décision judiciaire étrangère ou un acte authentique étranger doit être légalisé pour être produit en Belgique en intégralité ou en extrait, en original ou en copie. La légalisation n atteste que la véracité de la signature, la qualité en laquelle le signataire de l acte a agi et, le cas échéant, l identité du sceau ou timbre dont l acte est revêtu. 2. La légalisation est faite : 1 par un agent diplomatique ou consulaire belge accrédité dans l Etat où la décision ou l acte a été rendu ou établi; 2 à défaut, par un agent diplomatique ou consulaire de l Etat étranger qui représente les intérêts de la Belgique dans cet Etat; 3 àdéfaut, par le Ministre des Affaires étrangères. 3. Le Roi détermine les modalités delalégalisation.» Pour une bonne compréhension de cette disposition légale, il faut ajouter l extrait de l exposé des motifs du Code de droit international privé se rapportant à l article 30 : «Selon la pratique actuelle, une légalisation a lieu en l absence de traité conclu avec l Etat d origine de la décision ou de l acte. Cette pratique ne repose cependant pas sur une disposition légale de portée générale. Le code entend désormais combler cette lacune. L exigence de légalisation ne s impose qu à défaut de toute disposition contraire d un traité international. La légalisation nécessite un examen de l identité et de la compétence de l autorité étrangère, ainsi que du pouvoir de représentation et de la régularité de la mission de la personne qui légalise. Les exigences de traduction applicables en matière administrative ou judiciaire régissent également la production des pièces visées. Le contrôle se limite à ce type de vérification formelle, dont le paragraphe premier, alinéa 2, fixe les termes, selon une formulation inspirée del article 2 de la Convention de La Haye du 5 octobre 1961 supprimant l exigence de la légalisation des actes publics étrangers, Convention que la Belgique a ratifiée. Ce contrôle est distinct d une vérification de la reconnaissance de la décision ou de la validité de l acte au regard du droit normalement applicable, vérification qui relève des autres dispositions pertinentes du code. - Verdrag betreffende de afschaffing van de legalisatie van akten in de lidstaten van de Europese Gemeenschappen, ondertekend te Brussel op 25 mei 1987 en goedgekeurd door de wet van 27 november 1996; - Wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht, inzonderheid artikel 30; - Wet van 21 december 2013 houdende het Consulair Wetboek; - Koninklijk besluit van 23 maart 1857 betreffende de bevoegdheden van de consuls op het gebied van de legalisaties en de betekening van gerechtelijke stukken, gewijzigd bij koninklijke besluit van 5 december 2003; - Koninklijk besluit van 12 juli 2006 betreffende de legalisatie van buitenlandse rechterlijke beslissingen of authentieke akten, gewijzigd bij koninklijk besluit van 19 april 2014; - Koninklijk besluit van 19 april 2014 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 21 december 2013 houdende het Consulair Wetboek Parlementaire werkzaamheden. - Parlementaire Stukken, Senaat, Toelichting, zitting , nr. 3-27/1. - Kamer van volksvertegenwoordigers, zitting , nr /1 tot /5 (integraal verslag : 10 oktober 2013) - Senaat, zitting , nr /1 tot /4 (Handelingen van de Senaat : 21 november 2013). 2. LEGALISATIE 2.1. Definitie en begrip Het artikel 30 van het Wetboek van internationaal privaatrecht, in werking getreden op 1 oktober 2004, bevat een definitie van legalisatie : «Art. 30. Legalisatie. 1. Een buitenlandse rechterlijke beslissing of authentieke akte moet worden gelegaliseerd om in België geheel of bij uittreksel, in origineel of bij afschrift, te worden voorgelegd. De legalisatie bevestigt slechts de echtheid van de handtekening, de hoedanigheid waarin de ondertekenaar van het stuk heeft gehandeld en, in voorkomend geval, de identiteit van het zegel of de stempel op het stuk. 2. De legalisatie wordt gedaan : 1 door een Belgische diplomatieke of consulaire ambtenaar die geaccrediteerd is in de Staat waar de beslissing is gewezen of de akte is opgesteld; 2 bij gebreke hiervan, door een diplomatieke of consulaire ambtenaar van de buitenlandse Staat die de belangen van België in die Staat behartigt; 3 bij gebreke hiervan, door de Minister van Buitenlandse Zaken. 3. De Koning bepaalt de nadere regels van de legalisatie.» Voor een goed begrip van deze wettelijke bepaling wordt eveneens het gedeelte betreffende artikel 30 uit de memorie van toelichting bij het Wetboek van internationaal privaatrecht toegevoegd : «Volgens de huidige praktijk worden de stukken gelegaliseerd wanneer geen verdrag is gesloten met de Staat waar de beslissing is geveld of de akte werd opgesteld. Deze handelswijze berust evenwel niet op een wetsbepaling met algemene draagwijdte. Het Wetboek wil die leemte aanvullen. De vereiste te legaliseren wordt slechts gesteld bij gebreke aan enige andersluidende bepaling in een internationaal verdrag. Met het oog op legalisatie moeten de identiteit en de bevoegdheid van de buitenlandse autoriteit worden onderzocht, alsook de vertegenwoordigingsbevoegdheid en de rechtmatigheid van de opdracht van de persoon die de legalisatie verricht. De vereisten inzake vertaling die gelden in administratieve en gerechtelijke materies, worden ook gesteld met betrekking tot de overlegging van bedoelde stukken. De controle is beperkt tot een formele verificatie, waarvan de inhoud in 1, tweede lid, wordt geformuleerd naar het voorbeeld van artikel 2 van het Verdrag van Den Haag van 5 oktober 1961 tot afschaffing van het vereiste van legalisatie van buitenlandse openbare akten. België heeft dit verdrag geratificeerd. Een dergelijke controle verschilt van een verificatie inzake de erkenning van de beslissing of betreffende de geldigheid van de akte ten opzichte van het normaal toepasselijk recht, wat wordt beheerst door de andere relevante bepalingen in het Wetboek.»

259 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5485 La légalisation est, selon la législation internationale et belge en vigueur, la vérification de la véracité de la signature et de la qualité en laquelle le signataire a agi et, le cas échéant, de l identité du sceau ou du timbre dont le document est revêtu. Dans la pratique, le chef de poste consulaire ou le Ministre des Affaires étrangères légalise la signature du fonctionnaire qui a légalisé le document en dernier lieu, et pas la signature de celui qui a délivré le document. Cette pratique, connue et acceptée internationalement, est décrite sous l appellation de «légalisation en cascade». Chaque signature est légalisée par celui qui est compétent pour le faire et qui connaît la signature, le plus souvent parce qu il dispose d un spécimen. Cependant, il est possible exceptionnellement de légaliser directement la signature du fonctionnaire qui a délivré le document, de façon à limiter les étapes et les coûts pour le demandeur. Ceci n est évidemment réalisable que si la signature du fonctionnaire qui a délivré le document est connue du chef de poste consulaire ou du Ministre des Affaires étrangères (sous forme d un spécimen), ou si le contrôle peut s effectuer directement. Il est important de s assurer que la signature et/ou le sceau/timbre sont authentiques. Le chef de poste consulaire ou le Ministre des Affaires étrangères utilise, à cette fin, les moyens de contrôle habituels :lespécimen dont il dispose déjà ou qu il demande de manière ad hoc. Aucun doute ne peut subsister quant à l authenticité de la signature et/ou du sceau/timbre But de la procédure de légalisation La légalisation est un contrôle portant sur l origine d un document. C est un bon instrument de lutte contre la fraude, en ce qu il implique de vérifier qu un document a effectivement été délivré par l autorité compétente et ayant la qualité requise. Cependant, la légalisation est aussi, et sans doute en premier lieu, un service qui est rendu par les fonctionnaires et le Ministre des Affaires étrangères, service qui participe à la force probante de l acte en Belgique ou à l étranger par l authentification de la signature et/ou du sceau/timbre. Cette action fait partie du service consulaire fourni aux citoyens belges et aux autres personnes ou sociétés Compétence Compétence des postes consulaires Conformément à l article 33 du Code consulaire en vigueur depuis le 15 juin 2014, c est le chef d un poste consulaire de carrière qui est compétent pour légaliser des décisions judiciaires ou des actes authentiques émanant de l étranger, conformément à l article 30 du Code de Droit international privé mentionné ci-dessus. Il s agit en l occurrence du chef du poste consulaire de carrière belge accrédité dans la circonscription consulaire où la décision judiciaire/l acte authentique a été rendue/établi. Contrairement à ce qui était d application avant le 15 juin 2014, le Code consulaire précise que le chef d un poste consulaire honoraire ne peut exercer ces compétences que s il en a été autorisé par le ministre. Par ailleurs, la légalisation étant reprise parmi les fonctions consulaires visées par le Code consulaire, on peut déduire de l article 4 du Code consulaire qu en cas d absence ou d empêchement du chef de poste consulaire de carrière, celui-ci est remplacé d office par le fonctionnaire consulaire affecté àce poste qui est de la classe la plus haute. Selon l article 30, 2, 2 du Code de Droit international privé, en cas d absence totale de fonctionnaire consulaire pouvant procéder à la légalisation dans un poste consulaire belge de carrière, la légalisation peut être faite par un agent diplomatique ou consulaire de l Etat étranger qui représente les intérêts de la Belgique dans cet Etat. Pour cela, le poste consulaire de carrière peut conclure un accord avec une autre représentation de l Union Européenne qui accepte de légaliser temporairement les documents destinés à la Belgique. Les légalisations se font alors sous la forme et aux frais habituels de la représentation qui se chargera de légaliser temporairement pour la Belgique. De legalisatie bevestigt, volgens de van kracht zijnde internationale en Belgische wetgeving, de echtheid van de handtekening en de hoedanigheid waarin de ondertekenaar heeft gehandeld en, in voorkomend geval, de identiteit van de stempel of het zegel waarmee het document is bekleed. In de praktijk wordt door het consulair posthoofd of de Minister van Buitenlandse Zaken de handtekening van de laatste legaliserende ambtenaar gelegaliseerd, dus niet de handtekening van degene die het document afgaf. Deze praktijk, die internationaal gekend en aanvaard is, wordt ook omschreven met de term legalisatie in cascade : elke handtekening wordt gelegaliseerd door degene die daarvoor bevoegd is en die de handtekening kent, meestal omdat hij over een specimen beschikt. Het is echter uitzonderlijk mogelijk de handtekening van de ambtenaar die het document afgaf direct te legaliseren om op die manier de inspanningen en kosten voor de aanvrager te beperken. Dit kan enkel als de handtekening van de ambtenaar die het document afgaf gekend is bij de consulaire ambtenaar of de Minister van Buitenlandse Zaken (onder de vorm van een specimen) of wanneer de controle direct kan gebeuren. Het is van belang om met zekerheid vast te stellen dat de handtekening en de stempel/het zegel authentiek zijn. Hiervoor wendt het consulair posthoofd of de Minister van Buitenlandse Zaken de gebruikelijke controlemiddelen aan : het specimen waarover hij al beschikt of dat hij ad hoc opvraagt. Er mag geen twijfel blijven bestaan aangaande de authenticiteit van de handtekening of van de stempel/het zegel Doel van de legalisatieprocedure De legalisatie is een controle aangaande de oorsprong van een document. Het is een goed instrument om fraude te bestrijden, door na te gaan of een document wel degelijk door de bevoegde overheid met de vereiste hoedanigheid is afgegeven. Legalisatie is echter ook en wellicht in de eerste plaats een dienst die door de ambtenaren en de Minister van Buitenlandse Zaken wordt verleend. Door deze dienst wordt aan vreemde documenten bewijskracht verleend in België of in het buitenland en dit door de authenticiteit vast te stellen van de handtekening en de stempel/het zegel. Dit optreden vormt een onderdeel van de consulaire dienstverlening ten voordele van Belgische burgers en van andere personen en vennootschappen Bevoegdheid Bevoegdheid van de consulaire posten. Overeenkomstig artikel 33 van het Consulair Wetboek, van kracht sinds 15 juni 2014, is het hoofd van een beroepsconsulaire post bevoegd om buitenlandse gerechtelijke beslissingen of authentieke akten te legaliseren overeenkomstig het artikel 30 van het Wetboek van internationaal privaatrecht. Het gaat in dit geval om het hoofd van de Belgische beroepsconsulaire post aangesteld in het consulaire ressort waar de gerechtelijke beslissing/authentieke akte genomen/opgesteld werd. In tegenstelling met de regeling van toepassing vóór 15 juni 2014, bepaalt het Consulair Wetboek dat het hoofd van een ereconsulaire post deze bevoegdheden alleen kan uitoefenen indien hij daartoe door de Minister van Buitenlandse Zaken gemachtigd werd. Aangezien de legalisatie onder de consulaire werkzaamheden is opgenomen in het Consulair Wetboek, kan uit artikel 4 van het Consulair Wetboek worden afgeleid dat in geval van afwezigheid of verhindering van het beroepsconsulaire posthoofd, deze van rechtswege wordt vervangen door de consulaire ambtenaar van de hoogste klasse bij deze post. Overeenkomstig artikel 30, 2, 2, Wetboek IPR kan, in geval van totale afwezigheid van een consulaire ambtenaar bevoegd voor legalisatie in een Belgische consulaire post, de legalisatie worden gedaan door een diplomatiek of consulaire agent van een buitenlandse Staat die de belangen van België in deze Staat vertegenwoordigt. De beroepspost kan hiervoor een overeenkomst sluiten met een andere vertegenwoordiging van de Europese Unie die aanvaardt tijdelijk de documenten bestemd voor België te legaliseren. De legalisaties zullen dan gebeuren naar de vorm en mits de betaling van de kosten die gebruikelijk zijn voor de vertegenwoordiging die tijdelijk de legalisatie voor België overneemt.

260 5486 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Compétence du Ministre des Affaires étrangères Le Ministre des Affaires étrangères est compétent pour la légalisation des documents belges qui seront utilisés à l étranger (les postes consulaires belges à l étranger ne peuvent pas légaliser les documents délivrés en Belgique et destinés à être utilisés à l étranger), de même que pour la légalisation des documents délivrés par les représentations diplomatiques ou consulaires étrangères en Belgique. Un service Légalisation a été créé pour ce faire au sein de la Direction générale Affaires consulaires du Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement. Par ailleurs, le Ministre peut également légaliser des documents étrangers mais il s agit là d une compétence subsidiaire : le Ministre ne peut légaliser un document que si les agents précités au point ne peuvent pas intervenir (article 30, 2, du Code de droit international privé) Quels documents peuvent être légalisés? Documents étrangers qui peuvent être légalisés par le poste consulaire - Documents délivrés par l autorité étrangère : Le chef de poste consulaire peut légaliser tous les documents délivrés par les autorités publiques de son ressort consulaire : expéditions ou extraits d actes de l état civil, actes notariés, attestations de nationalité, attestations d état civil, attestations de résidence, attestations de composition de famille, jugements,... etc. Parfois, la légalisation d autres déclarations de l autorité locale, telles que papiers de douane ou attestations d exportation ou d importation, est également demandée. A ce sujet, les mêmes règles sont toujours d application : légalisation du document par le fonctionnaire consulaire si le document satisfait aux conditions à cet égard. - Documents signés par une personne privée : Pareils documents peuvent être légalisés, pour autant que la personne qui a signé le document se présente personnellement. Le chef de poste consulaire vérifie l identité du signataire ainsi que la signature. - Traductions : Lorsqu un document délivré par une autorité étrangère est présenté accompagné d une traduction dans une de nos langues nationales, le chef de poste consulaire ou le Ministre des Affaires étrangères doit légaliser le document original et la traduction. Il légalise la signature du fonctionnaire compétent sur le document original et la signature du traducteur sur la traduction et joint les deux documents en apposant le sceau du poste consulaire ou le sceau du Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement sur le coin supérieur replié de manière à ce que les deux documents ne puissent être séparés sans que cela soit visible. En ce qui concerne la traduction des documents de répudiation, les postes consulaires concernés ont reçu des instructions ad hoc de la part de la Direction générale Affaires consulaires du Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement concernant la remarque à apposer lorsqu il s agit d une procédure de dissolution du mariage basée sur la volonté unilatérale d un époux. - Copies conformes : Des extraits/copies conformes d un document étranger ne peuvent être délivrés que par les autorités étrangères ayant délivré le document original; ces copies certifiées conformes par les autorités étrangères ayant délivré le document original peuvent ensuite être légalisées selon la procédure en vigueur dans ce pays. De même, les postes consulaires belges ne sont pas compétents pour délivrer des extraits ou copies conformes de documents délivrés par d autres autorités belges. Lorsque les documents sont nécessaires pour le traitement d un dossier par le Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement ou les postes diplomatiques et consulaires et que les documents originaux doivent être rendus au demandeur, des copies simples, et non des copies conformes, des documents originaux légalisés sont conservées dans le dossier ou envoyées à l Office des étrangers pour les demandes de visa Bevoegdheid van de Minister van Buitenlandse Zaken. De Minister van Buitenlandse Zaken is bevoegd voor de legalisatie van Belgische documenten die in het buitenland gebruikt zullen worden alsmede voor de legalisatie van de documenten afgegeven door de buitenlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen in België (de Belgische consulaire posten in het buitenland mogen geen documenten afgegeven in België en bestemd voor het buitenland legaliseren). Een dienst Legalisatie is daarvoor opgericht op de Directie-generaal Consulaire Zaken van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Bovendien kan de Minister ook buitenlandse documenten legaliseren, maar het is een subsidiaire bevoegdheid : de Minister kan legaliseren indien de onder punt genoemde ambtenaren niet kunnen optreden (artikel 30, 2, Wetboek IPR) Welke documenten mogen gelegaliseerd worden? Buitenlandse documenten die gelegaliseerd mogen worden door consulaire posten - Documenten afgegeven door de buitenlandse overheid : Het consulair posthoofd mag alle documenten legaliseren die zijn afgegeven door de overheden van zijn consulair ressort : afschriften of uittreksels van akten van de burgerlijke stand, notariële akten, nationaliteitsattesten, attesten aangaande de burgerlijke stand, verblijfsattesten, verklaringen van gezinssamenstelling, vonnissen,... enz. Af en toe wordt ook verzocht om andere verklaringen van de lokale overheid te legaliseren zoals douanepapieren of attesten van uitvoer of van invoer. Hiervoor gelden steeds dezelfde regels : legalisatie indien het document aan de wettelijke voorwaarden hiervoor voldoet. - Documenten ondertekend door een privépersoon : Deze documenten kunnen gelegaliseerd worden, op voorwaarde dat de persoon die het document heeft ondertekend zich persoonlijk aanbiedt. Het consulair posthoofd controleert de identiteit van de ondertekenaar en de handtekening. - Vertalingen : Wanneer een door een buitenlandse autoriteit afgegeven document aangeboden wordt samen met een vertaling in één van onze landstalen dient het consulair posthoofd of de Minister van Buitenlandse Zaken zowel het origineel als de vertaling te legaliseren. Hij legaliseert de handtekening van de bevoegde ambtenaar op het origineel en de handtekening van de vertaler op de vertaling en hecht beide documenten samen met een omgeslagen bovenhoek waarop de zegel van de consulaire post of de zegel van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt aangebracht, zodanig dat het onmogelijk is beide documenten te scheiden zonder dat dit zichtbaar is. Voor de vertaling van verstotingakten hebben de consulaire posten die hiermee te maken hebben ad hoc instructies gekregen vanwege de Directie-generaal Consulaire Zaken van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking betreffende de opmerking die aangebracht moet worden wanneer het gaat om een procedure van ontbinding van het huwelijk gebaseerd op eenzijdige wil van één van de echtgenoten. - Voor eensluidend verklaarde afschriften : Voor eensluidend verklaarde afschriften/uittreksels mogen slechts afgegeven worden door de vreemde autoriteiten die het origineel afgegeven hebben. Deze afschriften mogen daarna gelegaliseerd worden volgens de procedure die van kracht is in dit land. De Belgische consulaire posten zijn evenmin bevoegd om uittreksels of voor eensluidende verklaarde kopieën van door andere Belgische overheden afgegeven documenten uit te reiken. Wanneer de documenten voor de behandeling van een dossier door de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking of de consulaire posten moeten dienen en de originele documenten aan de aanvrager teruggeven moeten worden, worden gewone fotokopieën, en geen voor eensluidend verklaarde kopieën, van de gelegaliseerde originele documenten in het dossier bewaard of naar de Dienst Vreemdelingenzaken gestuurd voor de visumaanvragen.

261 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Diplômes : Le chef de poste consulaire ne peut faire de copies conformes de diplômes que lui présenteraient des étudiants étrangers pour usage en Belgique. Une copie conforme du diplôme ne peut être délivrée que par l autorité ayant délivré le diplôme original. Cette copie conforme peut ensuite être légalisée selon la procédure en vigueur dans ce pays Documents belges ou délivrés en Belgique qui peuvent être légalisés par le Ministre des Affaires étrangères - Actes publics : expéditions ou extraits d actes d état civil, jugements rendus en Belgique, actes notariés, etc. - Documents administratifs : attestations délivrées par les autorités fédérales, régionales, communautaires, provinciales et communales belges, certificats sanitaires ou d origine pour des marchandises, attestations de douane, diplômes, etc. - Copies conformes des documents belges délivrées par l autorité belge compétente. - Traductions jurées rédigées par un traducteur juré en Belgique. - Documents sous seing privé munis de la signature d une autorité belge (notaire ou commune), documents sous seing privé signés par un Belge n ayant plus de résidence en Belgique, etc. - Certificats délivrés par le Service public fédéral Santé publique. - Actes et attestations délivrés par les représentations diplomatiques et consulaires étrangères en Belgique. - Documents de voyage/d identité belges : Le chef de poste consulaire ou le Ministre des Affaires étrangères n est pas compétent pour faire des copies conformes légalisées de documents de voyage ou d identité belges. Il peut, si nécessaire, délivrer une attestation consulaire de possession d un document de voyage ou d identité belge. Cette attestation indique qu un document de voyage ou d identité a été délivré àla personne concernée en précisant le numéro, le lieu, la date de délivrance et la durée de validité du document Formule de légalisation apposée sur tous les documents Le modèle de la formule de légalisation existe dans les trois langues nationales et a été fixé par l arrêté royal du 12 juillet 2006 relatif à la légalisation de décisions judiciaires ou actes authentiques étrangers, tel qu il a été modifié par l arrêté royal du 19 avril La formule de légalisation comprend le texte suivant : «Cette légalisation ne garantit pas l authenticité du contenu du document». On évite ainsi que l autorité qui reçoit un document légalisé ne croie erronément que son contenu a également été vérifié et ne lui donne foi et authenticité que sur base du seul fait de la légalisation. Les données relatives à la légalisation - dans laquelle apparaît lenom de la personne dont on légalise la signature, le nom du poste et la date - sont imprimées sur une étiquette autocollante spéciale (sticker). Cette étiquette est collée sur le document à légaliser, puis signée par le chef de poste consulaire qui indique son nom exact (ou son cachet) et appose le sceau du poste, en partie sur le sticker et en partie sur le document légalisé. Si exceptionnellement, il n y a pas de place sur le document étranger pour y apposer le sticker de légalisation, on peut apposer le sticker de légalisation sur une feuille annexe, qui est attachée au document étranger, en apposant le sceau du poste consulaire en partie sur le document étranger lui-même et en partie sur la feuille y annexée Contrôle de la légalisation En même temps que les autres données de légalisation est imprimé un numéro de contrôle unique composé de 16 chiffres, qui garantit la sécurité de la légalisation. Une autorité belge (commune, notaire...) qui reçoit un document légalisé de cette manière peut vérifier les données de la légalisation sur un site internet, en introduisant le chiffre de contrôle. L introduction de ce chiffre fait apparaître le nom du poste et la date à laquelle le document a été légalisé. Il y a deux réponses possibles : soit le site répond qu il s agit d un chiffre inexistant (ou la légalisation est un faux, ou il y a une erreur dans le chiffre introduit), soit le site annonce que le document a été délivré à telle date, par tel poste. L administration locale concernée peut alors vérifier si ces données correspondent aux mentions figurant sur le document proprement dit. Ces informations sont d un accès aisé par internet et la vérification ne requiert aucun équipement ou programme spécial. Adresse du site : Diploma s : Het consulair posthoofd mag geen voor eensluidend verklaarde kopie maken van diploma s die hem soms voorgelegd worden door buitenlandse studenten voor gebruik in België. Een voor eensluidend verklaarde kopie mag slechts afgegeven worden door de autoriteit die het origineel afgaf. Deze voor eensluidend verklaarde kopie mag dan gelegaliseerd worden volgens de procedure die in dat land gebruikelijk is Belgische documenten of documenten afgegeven in België die gelegaliseerd mogen worden - Publieke akten : afschriften of uittreksels van akten van de burgerlijke stand, vonnissen die geveld werden in België, notariële akten, enzovoort. - Administratieve documenten : getuigschriften afgeleverd door de federale, regionale, communautaire, provinciale en gemeentelijke autoriteiten, sanitaire getuigschriften of getuigschriften van herkomst voor goederen, douaneattesten, diploma s, enzovoort. - Eensluidende kopieën van Belgische documenten die door de bevoegde Belgische autoriteit afgegeven werden. -Beëdigde vertalingen opgesteld door een beëdigd vertaler in België. - Onderhandse documenten voorzien van de handtekening van een Belgische autoriteit (notaris of gemeente), onderhandse documenten getekend door een Belg die geen verblijfplaats meer heeft in België, enzovoort. - Certificaten afgegeven door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid. - Akten en getuigschriften afgegeven door de buitenlandse diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen in België. - Belgische reis-/identiteitsdocumenten. Het consulair posthoofd of de Minister van Buitenlandse Zaken is niet bevoegd om eenvormige afschriften/gelegaliseerde kopieën te maken van Belgische reis- of identiteitsdocumenten. Hij mag, indien nodig, een consulair attest afleveren waarin wordt verklaard dat aan betreffende persoon het reisof identiteitsdocument, waarvan de belangrijkste gegevens worden overgenomen (nummer, plaats van afgifte, datum van afgifte...), afgegeven werd Legalisatieformule aangebracht op alle documenten Het model van de legalisatieformule bestaat in de drie landstalen. Het is door het Koninklijk besluit van 12 juli 2006 betreffende de legalisatie van buitenlandse rechterlijke beslissingen of authentieke akten vastgelegd en gewijzigd door het Koninklijk besluit van 19 april De volgende tekst is opgenomen in de legalisatieformule : Deze legalisatie waarborgt niet de authenticiteit van de inhoud van het document. Hiermee wordt vermeden dat de autoriteit die een gelegaliseerd document ontvangt er verkeerdelijk zou van uitgaan dat ook de inhoud werd nagekeken, en dat het document voor waar en echt wordt aangenomen louter op basis van het feit dat het gelegaliseerd is. De legalisatiegegevens - met de vermelding van de persoon wiens handtekening wordt gelegaliseerd, de naam van de post en de datum - zijn afgedrukt op een speciaal zelfklevend etiket (sticker). Dit etiket wordt op het te legaliseren document gekleefd, vervolgens ondertekend door het consulair posthoofd die zijn exacte naam vermeldt (of zijn stempel) en het zegel van de post aanbrengt gedeeltelijk op de sticker en gedeeltelijk op het gelegaliseerde document. Is er uitzonderlijk geen plaats op het buitenlands document om de legalisatiesticker aan te brengen, dan kan men de legalisatiesticker op een bijgevoegd blad kleven, dat aan het buitenlands document wordt vastgemaakt, door het zegel van de post gedeeltelijk op het buitenlands document zelf en gedeeltelijk op het bijgevoegd blad te plaatsen Controle van de legalisatie Samen met de legalisatiegegevens wordt een uniek controlecijfer van 16 cijfers afgedrukt, die de veiligheid van de legalisatie waarborgt. Een Belgische autoriteit (gemeente, notaris...) die een document op deze wijze gelegaliseerd ontvangt, kan op een website via het intikken van het controlecijfer de gegevens van de legalisatie nakijken. Na het invoeren van het controlecijfer verschijnt de naam van de post en de datum waarop het document werd gelegaliseerd. Er zijn twee mogelijke resultaten : ofwel meldt de website dat het om een onbestaand nummer gaat (de legalisatie is een vervalsing of er werd een fout ingetikt op de website), ofwel meldt de website dat het document werd afgegeven op datum X in post Y. dat kan vergeleken worden met de vermeldingen op het document zelf. Deze informatie is eenvoudig toegankelijk via internet, en vereist geen enkele bijzondere apparatuur noch een programma. De naam van de website :

262 5488 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 2.7. Refus de légalisation Motifs de refus La légalisation d un document peut être refusée dans les cas suivants : - la signature n est pas celle du fonctionnaire compétent (p.ex. après vérification du spécimen); - le signataire n est pas compétent (p.ex. un fonctionnaire d une autre commune ou province que celle dans laquelle le document a été établi); - le timbre ou le sceau est faux ou falsifié ou inusité. Si le demandeur présente un document établi dans une langue étrangère qui est incompréhensible pour le chef de poste consulaire ou le Ministre des Affaires étrangères, celui-ci peut demander une traduction officielle dans une langue qu il comprend avant de légaliser le document. Si une telle traduction ne lui est pas présentée, il peut refuser la légalisation. La légalisation peut aussi est refusée si le document présenté est jugé contraire à l ordre public belge. Dans les autres cas, le chef de poste consulaire ou le Ministre des Affaires étrangères légalise le document présenté. Le but dans lequel la légalisation est demandée ne peut pas et ne doit pas être pris en considération. La légalisation ne doit pas être demandée par l intéressé en personne, sauf pour les documents signés par une personne privée (voir supra Documents sous seing privé) Notification du refus Si le chef de poste consulaire ou le Ministre des Affaires étrangères constate qu il n est pas satisfait aux conditions pour légaliser un document, il en informe le demandeur par un écrit motivé et recommandé avec accusé de réception Problèmes prima facie concernant une décision judiciaire étrangère ou un acte authentique étranger : apposition d une remarque après légalisation Dans certains cas, il se peut que le chef de poste consulaire ou le Ministre des Affaires étrangères constate qu une décision judiciaire étrangère ou un acte authentique étranger présente une erreur matérielle, et ce bien qu il ait été délivré par un fonctionnaire compétent et que les conditions pour la légalisation sont satisfaites. La forme peut, par exemple, être correcte mais il peut y avoir une faute de frappe ou d orthographe dans la décision judiciaire étrangère ou l acte authentique étranger. Dans ce cas, le chef de poste consulaire ou le Ministre des Affaires étrangères mentionne succinctement mais clairement le problème rencontré avec le document présenté afin que l autorité belge qui le reçoit puisse comprendre rapidement le problème et juger si celui-ci est de nature à entraîner une demande d examen du document étranger (voir point 3.) voire un refus de reconnaissance de la décision judiciaire étrangère ou de l acte authentique étranger. La remarque est mentionnée sur une feuille annexée et reprend le texte complet des observations sur cette page séparée qui est attachée à la décision judiciaire étrangère ou l acte authentique étranger légalisé, et ce en apposant le sceau du poste consulaire ou le sceau du Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement, en partie sur la décision judiciaire étrangère ou l acte authentique étranger lui-même et en partie sur la feuille y annexée. 3. EXAMENS DES DOCUMENTS ETRANGERS 3.1. Introduction Une acceptation aveugle des décisions judiciaires étrangères et actes authentiques étrangers, sur base d un contrôle ne portant que sur la compétence du signataire, ne sert pas les intérêts de notre pays en matière de lutte contre la fraude et de lutte contre l immigration illégale, au regard de la législation belge et des obligations internationales de la Belgique. Le fait qu une décision judiciaire étrangère ou un acte authentique étranger soit légalisé(e) ne signifie pas qu elle/il doit être accepté(e) dans notre pays. C est une condition nécessaire mais non suffisante Weigering legalisatie Weigeringsgronden. Een legalisatie kan geweigerd worden in volgende gevallen : - de handtekening is niet die van de bevoegde ambtenaar (b.v. na nazicht van het specimen); - de ondertekenende ambtenaar is niet bevoegd (bv een ambtenaar van een andere gemeente of provincie dan die waar het document werd opgesteld); - het zegel of de stempel is vals of vervalst, of ongewoon. Indien de aanvrager een document voorlegt in een vreemde taal die voor het consulair posthoofd of de Minister van Buitenlandse Zaken onverstaanbaar is, kan deze de persoon die het document voorlegt, uitnodigen een officiële vertaling in een begrijpbare taal te voorzien alvorens het document te legaliseren. Als dergelijke vertaling niet wordt ingediend, moet hij de legalisatie weigeren. Een legalisatie kan ook geweigerd worden als het ingediende document strijdig met de Belgische openbare orde wordt beoordeeld. In andere gevallen legaliseert het consulair posthoofd of de Minister van Buitenlandse Zaken het voorgelegde document. Het doel van het document waarvan de legalisatie wordt gevraagd, mag en moet niet in overweging worden genomen. De legalisatie moet niet door de betrokkene persoonlijk aangevraagd worden, behalve voor documenten ondertekend door een privépersoon (zie Onderhandse documenten) Betekening van weigering. Indien het consulair posthoofd of de Minister van Buitenlandse Zaken vaststelt dat niet aan de voorwaarden is voldaan om een document te legaliseren, deelt hij zijn gemotiveerde beslissing mee aan de aanvrager, per brief aangetekend met ontvangstbewijs Prima facie problemen met een buitenlandse rechterlijke beslissing of een buitenlandse authentieke akte : opmerking aanbrengen na legalisatie In sommige gevallen kan het consulair posthoofd of de Minister van Buitenlandse Zaken vaststellen dat er een materiële vergissing is in een buitenlandse rechterlijke beslissing of een buitenlandse authentieke akte, ook al is deze afgegeven door een bevoegde ambtenaar en zijn alle voorwaarden voor legalisatie vervuld. Zo kan de vorm correct zijn, maar kan er in de buitenlandse rechterlijke beslissing of buitenlandse authentieke akte een schrijf- of spellingsfout staan. In dit geval vermeldt het consulair posthoofd of de Minister van Buitenlandse Zaken bondig maar duidelijk wat het probleem is met het voorgelegde buitenlandse document zodat de Belgische overheid die het document ontvangt het probleem snel kan begrijpen en oordelen of dit van aard is een onderzoek (zie punt 3.) of een weigering tot erkenning van de buitenlandse gerechtelijk beslissing of de buitenlandse authentiek akte te verantwoorden. De opmerking moet een materiële fout in de buitenlandse gerechtelijke beslissing of de buitenlandse authentieke akte betreffen (overeenkomstig de elementen in bezit van het consulair posthoofd of de Minister van Buitenlandse Zaken). De opmerking wordt toegevoegd op een aangehecht blad en vermeldt de volledige tekst van de bemerkingen op dat afzonderlijk blad dat vastgehecht wordt aan de gelegaliseerde buitenlandse rechterlijke beslissing of buitenlandse authentieke akte, waarbij het zegel van de consulaire post of het zegel van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gedeeltelijk op de buitenlandse rechterlijke beslissing of buitenlandse authentieke akte en gedeeltelijk op het aangehecht blad is aangebracht. 3. ONDERZOEK VAN DE VREEMDE DOCUMENTEN 3.1. Inleiding Het blindelings aanvaarden van buitenlandse rechtelijke beslissingen en buitenlandse authentieke akten, slechts op basis van een controle van de hoedanigheid van de ondertekenaar, dient niet het belang van ons land op het vlak van fraudebestrijding en strijd tegen illegale immigratie in het kader van de Belgische wetgeving en de internationale verplichtingen van België. Het feit dat een buitenlandse rechtelijke beslissing of buitenlandse authentieke akte is gelegaliseerd, betekent niet dat deze aanvaard moet worden in ons land. Het is wel een noodzakelijke voorwaarde, maar geen voldoende voorwaarde.

263 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5489 L arrêté royal du 12 juillet 2006 relatif à la légalisation de décisions judiciaires étrangères ou actes authentiques étrangers a créé la possibilité pour l autorité belge qui reçoit un document légalisé de demander aux postes consulaires belges à l étranger une enquête concernant la validité du document ou la véracité des faits rapportés. Cependant, les frais éventuels d une enquête demandée au poste par l autorité belge qui recevait le document légalisé ne pouvaient pas être reportés sur la personne qui présentait le document légalisé car la législation belge n offrait pas de base légale pour ce faire. Ceci signifiait que l enquête ne devait pas entraîner de frais ou, si des frais étaient incontournables pour que le poste puisse effectuer l enquête demandée par l autorité belge, cette enquête ne pouvait être effectuée qu à condition que l autorité concernée prenne elle-même ces frais en charge. Depuis le 15 juin 2014, le Code consulaire, dans son article 34, apporte une base légale à cette possibilité de soumettre une décision judiciaire étrangère ou un acte authentique étranger à une enquête sur l authenticité, la conformité avec la législation locale ou l authenticité du contenu du document. Il définit en outre qui peut effectuer l enquête et qui doit en supporter les frais éventuels. Il prévoit enfin que le résultat de l enquête est mentionné sur l acte Quand peut-on demander une enquête? L enquête peut être demandée en cas de doute sérieux sur : - l authenticité d une décision judiciaire étrangère ou d un acte authentique étranger; - la conformité d une décision judiciaire étrangère ou d un acte authentique étranger à la législation locale; -l authenticité du contenu d une décision judiciaire étrangère ou d un acte authentique étranger. Il s agit bien ici d un examen sur le fond, indépendant de l examen «formel» propre à la légalisation. C est pourquoi l enquête peut avoir lieu avant ou après la légalisation, elle peut porter sur un document apostillé ou dispensé de légalisation, et elle peut être réalisée indépendamment d une éventuelle remarque prima facie annexe à la légalisation Qui peut demander l enquête? Toute autorité belge à laquelle est soumis une décision judiciaire étrangère ou un acte authentique étranger peut demander qu il soit procédé àune enquête en cas de doute sérieux sur l authenticité, la conformité avec la législation locale ou l authenticité du contenu du document. Cette autorité peut être le fonctionnaire communal de l état civil, l Office des étrangers, le Service des Naturalisations de la Chambre, le SPF Justice, un procureur du Roi... etc., qui reçoit une décision judiciaire étrangère ou un acte authentique étranger déjà légalisé(e) ou apostillé(e) ou dispensé(e) de légalisation, comme document probant ou pièce justificative dans le cadre d une demande pour laquelle elle est compétente en vertu de la loi. Le chef d un poste consulaire belge lui-même peut procéder d initiative à une enquête quand il est amenéàlégaliser une décision judiciaire étrangère ou un acte authentique étranger établi(e) dans sa circonscription, pour quelque usage que ce soit. Dans ce cas, l enquête a lieu avant la légalisation, qui est suspendue jusqu au résultat de l enquête. Le chef de poste consulaire peut aussi demander une enquête lorsqu il reçoit une décision judiciaire étrangère ou un acte authentique étranger déjà légalisé(e) ou apostillé(e) ou dispensé(e) de légalisation, comme document probant ou pièce justificative dans le cadre d une demande pour laquelle il est compétent en vertu de la loi, par exemple en vue de la passation d un acte de l état civil Qui effectue l enquête? L enquête est réalisée sous la direction du poste consulaire de carrière dans la circonscription duquel le document étranger soumis à enquête a été établi. L enquête est effectuée par : 1) le poste lui-même; 2) via les services d un poste consulaire de carrière d un Etat membre de l Union européenne; 3) via une personne désignée à cet effet par le poste consulaire de carrière qui possède l expertise requise. Dans ce cadre, tant les administrations locales compétentes, les administrations centrales compétentes que les personnes qui étaient présentes à l événement décrit dans l acte peuvent être interrogées Où est mentionné le résultat de l enquête? Het Koninklijk besluit van 12 juli 2006 met betrekking tot de legalisatie van buitenlandse rechtelijke beslissingen of buitenlandse authentieke akten, voorzag de mogelijkheid voor de Belgische overheid die een gelegaliseerd document ontvangt, een onderzoek aan te vragen bij onze posten in het buitenland betreffende de geldigheid van het document of de echtheid van de gegeven feiten. Evenwel, was de aanrekening van de eventuele kosten verbonden aan een, aan de post gevraagd, onderzoek van een gelegaliseerd document aan de persoon die het gelegaliseerd document voorlegde niet mogelijk bij gebrek aan wettelijke basis in de Belgische wetgeving. Het gevolg hiervan was dat een onderzoek kosteloos moest gebeuren of indien de post kosten moest maken om het onderzoek in naam van de Belgische overheid uit te voeren, dit onderzoek alleen maar kon doorgaan op voorwaarde dat de betrokken Belgisch overheid zelf die kosten droeg. Sedert 15 juni 2014 reikt het Consulair Wetboek, in artikel 34, de wettelijke basis aan om de echtheid, conformiteit aan de lokale wetgeving of inhoudelijke authenticiteit van een buitenlandse rechterlijke beslissing of authentieke akte te onderzoeken. Wie het onderzoek mag doen en wie de kosten ervan moet dragen zijn ook bepaald. De wet voorziet ook dat het resultaat van het onderzoek op de akte wordt vermeld Wanneer kan een onderzoek gevraagd worden? Het onderzoek mag gevraagd worden in geval van ernstige twijfel betreffende : - de echtheid van een buitenlandse rechterlijke beslissing of authentieke akte; - de conformiteit van een buitenlandse rechterlijke beslissing of authentieke akte aan de lokale wetgeving; - de inhoudelijke authenticiteit van een buitenlandse rechterlijke beslissing of authentieke akte. Het gaat hier over een onderzoek naar de grondvoorwaarden, onafhankelijk van het onderzoek naar de vorm eigen aan de legalisatie. Daarom kan het onderzoek plaats hebben vóór of na de legalisatie, van een geapostilleerd document of een document vrijgesteld van legalisatie, en kan gebeuren ongeacht een voorafgaande prima facie bemerking aan de legalisatie toegevoegd Wie kan een onderzoek vragen? Elke Belgische overheid waaraan een buitenlandse rechterlijke beslissing of authentieke akte wordt voorgelegd kan een onderzoek vragen in geval van ernstige twijfel betreffende de echtheid, de conformiteit aan lokale wetgeving en de inhoudelijke authenticiteit van het document. Deze overheid kan zijn een ambtenaar van de burgerlijke stand, de Dienst voor Vreemdelingenzaken, de Dienst Naturalisatie van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de FOD Justitie, een procureur des Konings... enz. die een gelegaliseerde, geapostilleerde of van legalisatie vrijgestelde buitenlandse rechterlijke beslissing of buitenlandse authentieke akte als stavingstuk of bewijsstuk vereist voor een aanvraag waarvoor hij krachtens de wet bevoegd, ontvangt. Het consulair posthoofd kan op eigen initiatief een onderzoek voeren wanneer een buitenlandse rechterlijke beslissing of een buitenlandse authentieke akte, onafhankelijk van zijn gebruik en in het consulair ressort opgemaakt, ter legalisatie wordt voorgelegd. In dit geval gebeurt het onderzoek vóór de legalisatie, die in afwachting van het resultaat wordt opgeschort. Het consulair posthoofd kan eveneens een onderzoek vragen van een gelegaliseerde, geapostilleerde of van legalisatie vrijgestelde buitenlandse rechterlijke beslissing of buitenlandse authentieke akte, als stavingstuk of bewijsstuk vereist voor een vraag waarvoor hij krachtens de wet bevoegd is, bv. voor de ondertekening van een akte van burgerlijke stand Wie doet het onderzoek? Het onderzoek wordt gevoerd onder leiding van de consulaire beroepspost in wiens consulair ressort het ter onderzoek voorgelegd buitenlands document werd opgesteld. Het onderzoek gebeurt door : 1) de consulaire beroepspost zelf; 2) via de diensten van een consulaire beroepspost van een lidstaat van de Europese Unie; 3) via een daartoe door de consulaire beroepspost aangestelde persoon die de nodige expertise bezit. Hierbij kunnen zowel de bevoegde lokale overheden, de bevoegde centrale overheden als de personen die bij de in de akte beschreven gebeurtenis aanwezig waren, worden ondervraagd Waar wordt het resultaat van het onderzoek vermeld?

264 5490 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Le Code consulaire prévoit que le résultat de l enquête est mentionné sur l acte. Dans la pratique, le résultat de l enquête sera rédigé sur une feuille annexe, attachée à la décision judiciaire étrangère ou l acte authentique étranger, et ce en apposant le sceau du poste consulaire en partie sur le document étranger lui-même et en partie sur la feuille d enquête y annexée Qui paie les frais de l enquête? Avant toute enquête, un montant forfaitaire de U 50 par document doit être payé. Ce montant ne couvre pas les frais de légalisation. Le forfait est payé par la/les personnes concernée(s) par le document ou par l autorité belge qui soumet le document à enquête (celle-ci répercute le cas échéant le montant auprès de la personne concernée). Si l enquête démontre que le document est faux, n est pas conforme à la législation locale ou n est pas authentique en ce qui concerne son contenu, les frais de l enquête sont à charge de la ou des personnes concernées par le document ou à charge de celui qui soumet le document à enquête. Cela signifie concrètement que le montant forfaitaire n est pas remboursé àcelui qui l a payé. Dans le cas contraire, c est-à-dire si le document s avère, suite à enquête, authentique tant au niveau matériel qu au niveau du contenu et en conformité avec la législation locale, les frais de l enquête sont à charge de l Etat belge. Le forfait est donc rembourséàcelui qui l a payé Quelle procédure doit suivre une autorité belge qui souhaite demander une enquête sur un document étranger qui lui est présenté? Toute autorité belge qui reçoit une décision judiciaire étrangère ou un acte authentique étranger légalisé(e)/apostillé(e) ou dispensé(e) de légalisation peut demander une enquête concernant cette décision ou cet acte, par écrit, au service C3.5 - Légalisation et lutte contre la fraude documentaire - du Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement, rue des Petits-Carmes 15, à 1000 Bruxelles. Pour cela, l autorité belge doit remplir le formulaire Demande d enquête sur un document étranger en annexe à la présente circulaire et l envoyer, avec le document original et la preuve du paiement du forfait de S 50 pour frais d enquête, au service C3.5 précité, en mentionnant clairement sur le formulaire les éléments à propos desquels l enquête est demandée. Par exemple : «prière d effectuer une enquête pour déterminer si la date de naissance de la personne concernée est xx/xx/xxxx ou yy/yy/yyyy» ou «compte tenu du document X indiquant que la personne concernée n est pas mariée et du document Y indiquant que cette personne est mariée, prière d effectuer une enquête pour déterminer quel est l état civil de la personne concernée»). L autorité belge effectue en même temps le paiement du forfait de S 50 par document (ou demande à la personne concernée par le document d effectuer le paiement) sur le compte bancaire indiqué sur le formulaire Demande d enquête sur un document étranger et joint une preuve de ce paiement au formulaire qu elle envoie à C3.5 avec le document original. Le SPF Affaires étrangères se réserve néanmoins le droit de recourir à un versement sur base d un devis. Le dossier complet est transmis par le SPF Affaires étrangères au poste consulaire de carrière compétent pour le lieu de délivrance du document étranger, qui réalise ou fait réaliser l enquête suivant les circonstances locales et mentionne le résultat de l enquête sur une feuille annexée au document. Le SPF Affaires étrangères renvoie le document avec le résultat de l enquête à l autorité qui a demandé l enquête et le forfait est éventuellement remboursé à celui qui l a payé en fonction du résultat de l enquête (voir point 3.6.). Le SPF Affaires étrangères n est pas en mesure de déterminer la durée précise de la procédure. ANNEXE Formulaire Demande enqûete sur un document étranger Bruxelles, le 14 janvier Le Ministre des Affaires étrangères, D. REYNDERS Het Consulair Wetboek voorziet dat het resultaat van het onderzoek op de akte wordt vermeld. In praktijk, wordt het resultaat van het onderzoek vermeld op een bijgevoegd blad dat aan de buitenlandse rechterlijke beslissing of buitenlandse authentieke akte vastgehecht wordt met aanbrenging van het zegel van de consulaire post, gedeeltelijk op het buitenlandse document en gedeeltelijk op het aangehechte blad Wie betaalt de kosten van het onderzoek? Voor ieder onderzoek wordt een vastgelegd bedrag van U 50 per document betaald. Dit bedrag dekt niet de kosten van de legalisatie. Het bedrag wordt betaald door de persoon of de personen op wie het document betrekking heeft of diegene die het document voor onderzoek voorlegt (deze verhaalt het bedrag eventueel terug op de betrokken persoon). Indien het onderzoek uitwijst dat het document vals is, niet conform aan de lokale wetgeving of inhoudelijk niet authentiek is, vallen de kosten van het onderzoek ten laste van de persoon of de personen op wie het document betrekking heeft of ten laste van diegene die het document voor onderzoek voorlegt. Dit houdt in dat het vastgelegde bedrag niet terugbetaald wordt. In het tegenovergestelde geval, m.a.w. indien uit het onderzoek blijkt dat het document zowel materieel als inhoudelijk authentiek is en conform aan de lokale wetgeving, vallen de kosten van het onderzoek ten laste van het Belgische Staat. Het vastgelegd bedrag wordt bijgevolg terugbetaald Welke procedure moet een Belgische overheid volgen om een onderzoek te vragen voor een voorgelegd vreemd document? Elke Belgische overheid die een buitenlandse gelegaliseerde/ geapostilleerde of van legalisatie vrijgestelde rechtelijke beslissing of authentieke akte ontvangt, kan een onderzoek betreffende die beslissing of akte schriftelijk aanvragen bij de dienst C3.5 Legalisatie en Bestrijding van documentaire fraude FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Karmelietenstraat 15, te 1000 Brussels. Daarvoor vult de Belgische overheid het als bijlage aan deze omzendbrief gehecht formulier Aanvraag van onderzoek van een buitenlands document in en stuurt het naar hierboven vermelde dienst met het origineel document en het bewijs van betaling van het bedrag van 50 S voor het onderzoek. De elementen die een onderzoek vereisen moeten duidelijk worden vermeld. B.v. : gelieve een onderzoek te willen uitvoeren om te bepalen of de geboortedatum van de betrokken persoon xx/xx/xxxx of yy/yy/yyyy is of rekening houdend met het feit dat in document x betrokkene als ongehuwd is vermeld en document y die persoon als gehuwd vermeldt, gelieve een onderzoek te willen uitvoeren om na te gaan wat de burgerlijke stand van betrokken persoon is. De Belgische overheid stort gelijktijdig het vastgelegde bedrag van S 50 per document (of verzoekt de persoon op wie het document betrekking heeft de betaling te verrichten) op de bankrekening vermeld op het formulier Aanvraag van onderzoek van een buitenlands document. De FOD Buitenlandse Zaken behoudt zich tevens het recht voor een storting op basis van een kostenraming te vragen. Het volledig dossier wordt door de FOD Buitenlandse Zaken overgemaakt aan de consulaire beroepspost in wiens consulair ressort het buitenlands document werd afgegeven. De consulaire post voert het onderzoek of laat het onderzoek uitvoeren afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden en vermeldt het resultaat van het onderzoek op een blad aan het document vastgehecht. De FOD Buitenlandse Zaken maakt vervolgens het buitenlands document, waaraan het resultaat van het onderzoek is vastgehecht, over aan de verzoekende Belgische overheid. Het gestorte bedrag van S 50 wordt eventueel terugbetaald afhankelijk van het resultaat van het onderzoek (zie punt 3.6.). De FOD Buitenlandse Zaken kan zich niet uitspreken over de duur van de procedure. BIJLAGE Formulier Aanvraag van onderzoek van een buitenlands document Brussel, 14 januari De Minister van Buitenlandse Zaken, D. REYNDERS

265 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5491

266 5492 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

267 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5493

268 5494 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

269 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5495 SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2015/14028] Direction générale Transport routier et Sécurité routière. Examen pour l obtention du certificat de capacité professionnelle au transport de marchandises par route En exécution de l arrêté royal du 22 mai 2014 relatif au transport de marchandises par route, l Institut Transport routier & Logistique Belgique (ITLB) organisera pour le compte du Service public fédéral Mobilité et Transports une session d examen pour l obtention du certificat de capacité professionnelle au transport de marchandises par route. L épreuve écrite de cet examen aura lieu le 22 mars Les demandes de participation doivent être établies sur un formulaire spécial délivré sur demande par l Institut Transport routier & Logistique Belgique (ITLB), rue Archimède 5, 1000 Bruxelles (tél. : ). Elles doivent être adressées au secrétaire du jury d examen à la même adresse et ce avant le 14 février Le droit d inscription, fixé à345 euros, doit être versé au moins 8 jours avant la date de la session d examen au compte IBAN BE de l Institut Transport routier & Logistique Belgique (ITLB), 1000 Bruxelles. FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2015/14028] Directoraat-generaal Wegvervoer en Verkeersveiligheid. Examen voor het verkrijgen van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor het vervoer van goederen over de weg In uitvoering van het koninklijk besluit van 22 mei 2014 betreffende het goederenvervoer over de weg zal het Instituut wegtransport & Logistiek België (ITLB) in opdracht van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer een examenzitting organiseren voor het verkrijgen van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor het vervoer van goederen over de weg. De schriftelijke proef van dit examen zal plaatsvinden op 22 maart De aanvragen tot deelneming moeten worden gesteld op een speciaal formulier, te bekomen bij het Instituut wegtransport & Logistiek België (ITLB), Archimedesstraat 5, 1000 Brussel (tel. : ). Zij moeten worden gericht aan de secretaris van de examencommissie op hetzelfde adres en dit vóór 14 februari Het inschrijvingsgeld van 345 euro moet uiterlijk 8 dagen vóór de datum van de examenzitting worden overgemaakt op het rekeningnummer IBAN BE van het Instituut wegtransport & Logistiek België (ITLB), 1000 Brussel. * SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS [C 2015/14029] Direction générale Transport routier et Sécurité routière. Examen pour l obtention du certificat de capacité professionnelle au transport de voyageurs par route En exécution de l arrêté royal du 22 mai 2014 relatif au transport de voyageurs par route, l Institut Transport routier & Logistique Belgique (ITLB) organisera pour le compte du Service public fédéral Mobilité et Transports une session d examen pour l obtention du certificat de capacité professionnelle au transport de voyageurs par route. L épreuve écrite de cet examen aura lieu le 22 mars Les demandes de participation doivent être établies sur un formulaire spécial délivré sur demande par l Institut Transport routier & Logistique Belgique (ITLB), rue Archimède 5, 1000 Bruxelles (tél. : ). Elles doivent être adressées au secrétaire du jury d examen à la même adresse et ce avant le 14 février Le droit d inscription, fixé à 345 euros, doit être versé au moins 8 jours avant la date de la session d examen au compte IBAN BE de l Institut Transport routier & Logistique Belgique (ITLB), 1000 Bruxelles. FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C 2015/14029] Directoraat-generaal Wegvervoer en Verkeersveiligheid. Examen voor het verkrijgen van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor het vervoer van personen over de weg In uitvoering van het koninklijk besluit van 22 mei 2014 betreffende het reizigersvervoer over de weg zal het Instituut wegtransport & Logistiek België (ITLB) in opdracht van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer een examenzitting organiseren voor het verkrijgen van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor het vervoer van personen over de weg. De schriftelijke proef van dit examen zal plaatsvinden op 22 maart De aanvragen tot deelneming moeten worden gesteld op een speciaal formulier, te bekomen bij het Instituut wegtransport & Logistiek België (ITLB), Archimedesstraat 5, 1000 Brussel (tel. : ). Zij moeten worden gericht aan de secretaris van de examencommissie op hetzelfde adres en dit vóór 14 februari Het inschrijvingsgeld van 345 euro moet uiterlijk 8 dagen vóór de datum van de examenzitting worden overgemaakt op het rekeningnummer IBAN BE van het Instituut wegtransport & Logistiek België (ITLB), 1000 Brussel. * SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE [C 2015/09015] Loi du 15 mai 1987 relative aux noms et prénoms. Publications Par arrêté royal du 30 décembre 2014 Mlle Fernandez-Davila Alvarez, Yael, née à Lima (Pérou) le 14 septembre 1999; M. Fernández-Dávila Alvarez, Jamil, né àlima (Pérou) le 10 septembre 2001; et le nommé Fernández-Dávila Alvarez, Jairo, né à San Isidro, Lima (Pérou) le 23 décembre 2002, tous demeurant à Lima (Pérou), ont été autorisés, sauf opposition en temps utile sur laquelle il sera statué, à substituer à leur nom patronymique celui de Fernández-Dávila Rondelez après l expiration du délai de 60 jours à compter de la présente insertion. FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE [C 2015/09015] Wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en voornamen. Bekendmakingen Bij koninklijk besluit van 30 december 2014 is machtiging verleend aan Mej. Fernandez-Davila Alvarez, Yael, geboren te Lima (Peru) op 14 september 1999; de heer Fernández-Dávila Alvarez, Jamil, geboren te Lima (Peru) op 10 september 2001; en de genaamde Fernández-Dávila Alvarez, Jairo, geboren te San Isidro, Lima (Peru) op 23 december 2002, allen wonende te Lima (Peru), om, behoudens tijdig verzet waarover zal beslist worden, hun geslachtsnaam in die van Fernández-Dávila Rondelez te veranderen, na afloop van 60 dagen te rekenen van deze bekendmaking. Par arrêté royal du 30 décembre 2014 Mlle Chase, Alesia Eileen, née à Midwest City, Oklahoma (Etats-Unis d Amérique) le 2 novembre 2010, demeurant à Edmond (Etats-Unis d Amérique), a été autorisée, sauf opposition en temps utile sur laquelle il sera statué, à substituer à son nom patronymique celui de Meeùs Chase après l expiration du délai de 60 jours à compter de la présente insertion. Bij koninklijk besluit van 30 december 2014 is machtiging verleend aan Mej. Chase, Alesia Eileen, geboren te Midwest City, Oklahoma (Verenigde Staten van Amerika) op 2 november 2010, wonende te Edmond (Verenigde Staten van Amerika), om, behoudens tijdig verzet waarover zal beslist worden, haar geslachtsnaam in die van Meeùs Chase te veranderen, na afloop van 60 dagen te rekenen van deze bekendmaking.

270 5496 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Par arrêté royal du 30 décembre 2014 Mlle Soto Condori, Méri Jozef Vladi, née à Anvers, district Deurne le 25 juillet 2013, y demeurant, a été autorisée, sauf opposition en temps utile sur laquelle il sera statué, à substituer à son nom patronymique celui de Soto Proost après l expiration du délai de 60 jours à compter de la présente insertion. Bij koninklijk besluit van 30 december 2014 is machtiging verleend aan Mej. Soto Condori, Méri Jozef Vladi, geboren te Antwerpen, district Deurne op 25 juli 2013, er wonende, om, behoudens tijdig verzet waarover zal beslist worden, haar geslachtsnaam in die van Soto Proost te veranderen, na afloop van 60 dagen te rekenen van deze bekendmaking. Par arrêté royal du 30 décembre 2014 Mlle Rodriguez Ruiz, Laura Cathy Françoise, née à Etterbeek le 14 février 1996; M. Rodriguez y Ruiz, Dylan Désiré Samuel, né à Etterbeek le 24 novembre 1997; M. Rodriguez y Ruiz, Jordan Guillaume Mario, né à Etterbeek le 24 novembre 1997; et le nommé Rodriguez y Ruiz, Bryan Sebastien Christian, né à Etterbeek le 8 janvier 2003, tous demeurant à Vilvorde, ont été autorisés, sauf opposition en temps utile sur laquelle il sera statué, à substituer à leur nom patronymique celui de Rodriguez Milis après l expiration du délai de 60 jours à compter de la présente insertion. Bij koninklijk besluit van 30 december 2014 is machtiging verleend aan Mej. Rodriguez Ruiz, Laura Cathy Françoise, geboren te Etterbeek op 14 februari 1996; de heer Rodriguez y Ruiz, Dylan Désiré Samuel, geboren te Etterbeek op 24 november 1997; de heer Rodriguez y Ruiz, Jordan Guillaume Mario, geboren te Etterbeek op 24 november 1997; en de genaamde Rodriguez y Ruiz, Bryan Sebastien Christian, geboren te Etterbeek op 8 januari 2003, allen wonende te Vilvoorde, om, behoudens tijdig verzet waarover zal beslist worden, hun geslachtsnaam in die van Rodriguez Milis te veranderen, na afloop van 60 dagen te rekenen van deze bekendmaking. Par arrêté royal du 30 décembre 2014 Mlle Rovira Kaltwasser, Amalia, née à Uccle le 24 mars 2014, demeurant à Saint-Gilles, a été autorisée, sauf opposition en temps utile sur laquelle il sera statué, à substituer à son nom patronymique celui de Rovira De Bruyne après l expiration du délai de 60 jours à compter de la présente insertion. Bij koninklijk besluit van 30 december 2014 is machtiging verleend aan Mej. Rovira Kaltwasser, Amalia, geboren te Ukkel op 24 maart 2014, wonende te Sint-Gillis, om, behoudens tijdig verzet waarover zal beslist worden, haar geslachtsnaam in die van Rovira De Bruyne te veranderen, na afloop van 60 dagen te rekenen van deze bekendmaking. Par arrêté royal du 30 décembre 2014 Mlle Palacios Miranda, Noémi, née à Bruges le 27 mai 2014, demeurant à Oostkamp, a été autorisée, sauf opposition en temps utile sur laquelle il sera statué, à substituer à son nom patronymique celui de Palacios De Wandeler après l expiration du délai de 60 jours à compter de la présente insertion. * Bij koninklijk besluit van 30 december 2014 is machtiging verleend aan Mej. Palacios Miranda, Noémi, geboren te Brugge op 27 mei 2014, wonende te Oostkamp, om, behoudens tijdig verzet waarover zal beslist worden, haar geslachtsnaam in die van Palacios De Wandeler te veranderen, na afloop van 60 dagen te rekenen van deze bekendmaking. SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE [C 2015/09024] Changement d adresse justice de paix FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE [C 2015/09024] Adreswijziging vredegerecht HOUTHALEN-HELCHTEREN. A partir du 15 janvier 2015, les services de la justice de paix Houthalen-Helchteren siégeront à Pastorijstraat 30 (NAC), 3530 Houthalen-Helchteren. * HOUTHALEN-HELCHTEREN. Vanaf 15 januari 2015 zijn de diensten van het vredegerecht Houthalen-Helchteren gevestigd Pastorijstraat 30 (NAC), 3530 Houthalen-Helchteren. SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE [C 2015/09033] Ordre judiciaire Places vacantes. Erratum FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE [C 2015/09033] Rechterlijke Orde Vacante betrekkingen. Erratum Au Moniteur belge du 31 décembre 2014 : page , acte n 2014/09695, ligne 14, la place vacante de greffier en chef dans la classe A2 de la justice de paix de Woluwe-Saint-Pierre est annulée. * In het Belgisch Staatsblad van 31 december 2014 : bladzijde , akte nr. 2014/09695, regel 12, is de vacante plaats van hoofdgriffier in de klasse A2 van het vredegerecht Sint-Pieters- Woluwe geannuleerd. SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE, P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE [C 2015/11028] Loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la consommation Retrait d agrément FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE [C 2015/11028] Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet Intrekking van erkenning L agrément numéro de l ASBL 3Wplus Energie Pajottenland, numéro d entreprise , Brusselsesteenweg 617, 1731 Zellik, est retiré àla date du 19 décembre 2013, l asbl ayant fait l objet d une liquidation. La liquidation a été cloturée le 19 décembre De erkenning, nummer , van de VZW 3Wplus Energie Pajottenland, ondernemingsnummer , Brusselsesteenweg 617, 1731 Zellik, wordt ingetrokken op datum van 19 december 2013, daar de vzw werd vereffend. De vereffening werd afgesloten op 19 december 2013.

271 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5497 AUTORITE BELGE DE LA CONCURRENCE [C 2015/11029] Auditorat. Avis. Notification préalable d une opération de concentration. Affaire n MEDE-C/C-15/0001 : Rhenus SE & Co KG/Crossrail AG. Cas susceptible d être traité selon la procédure simplifiée Le 16 janvier 2015, l auditeur général de l Autorité belge de la Concurrence a reçu une notification de concentration au sens de l article IV er de la loi du 3 avril 2013 portant insertion du livre IV et du livre V dans le Code de droit économique (M.B., 26 avril 2013). Il en ressort que Rhenus SE & Co KG acquiert le contrôle de Crossrail AG. Selon la notification, la concentration concerne le secteur de transport de marchandises. Conformément à l article IV.63, 1 er de la loi susmentionnée, les parties notifiantes ont demandé l application de la procédure simplifiée. L Auditorat invite les tiers concernés à transmettre leurs éventuelles observations sur l opération de concentration de préférence avant le 28 janvier Ces observations peuvent être envoyées par télécopie ou par courrier sous la référence MEDE-C/C-15/0001 à l adresse suivante : Autorité belge de la Concurrence Auditorat City Atrium 6e étage Rue du Progrès Bruxelles BELGISCHE MEDEDINGINGSAUTORITEIT [C 2015/11029] Belgische Mededingingsautoriteit. Auditoraat. Kennisgeving Voorafgaande aanmelding van een concentratie. Zaak nr. MEDE- C/C-15/0001 : Rhenus SE & Co KG/Crossrail AG. Zaak die in aanmerking kan komen voor een vereenvoudigde procedure Op 16 januari 2015, ontving de auditeur-generaal van de Belgische Mededingingsautoriteit een aanmelding van een concentratie in de zin van artikel IV van de wet van 3 april 2013 houdende invoeging van boek IV en van boek V in het Wetboek van economisch recht (B.S., 26 april 2013). Hierin werd meegedeeld dat Rhenus SE & Co KG de controle verwerft over Crossrail AG. Volgens de aanmelding heeft de concentratie betrekking op de sector van het goederenvervoer. Overeenkomstig artikel IV.63, 1 van de bovenvermelde wet, hebben de aanmeldende partijen de toepassing van de vereenvoudigde procedure gevraagd. Het Auditoraat verzoekt belanghebbende derden hun eventuele opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen concentratie kenbaar te maken, bij voorkeur voor 28 januari Deze opmerkingen kunnen per fax of per post, onder vermelding van referentie MEDE-C/C-15/0001, aan onderstaand adres worden toegezonden : Belgische Mededingingsautoriteit Auditoraat City Atrium 6e verdieping Vooruitgangstraat Brussel GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN REGION DE BRUXELLES-CAPITALE BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST MINISTERE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE [C 2015/31029] 16 JANVIER Circulaire relative à la clôture des comptes de l exercice 2014 des centres publics d action sociale de la Région de Bruxelles-Capitale A Mesdames et Messieurs les Présidents et membres des Conseils de l action sociale de la Région de Bruxelles- Capitale Pour information : A Mesdames et Messieurs les membres des Collèges des Bourgmestre et Echevins, A Mesdames et Messieurs les Secrétaires et Receveurs, A Mesdames et Messieurs les Inspecteurs Régionaux, Mesdames et Messieurs les Présidents, Mesdames et Messieurs les Membres, La présente circulaire a pour objet la clôture et l élaboration des comptes des C.P.A.S. pour l exercice L article 89, 1 er de la loi organique prescrit que le conseil arrête chaque année avant le 1 er mai les comptes annuels de l exercice précédent. Ensuite, en application de l article 89, 2, ceux-ci doivent être soumis avant le 15 mai suivant la clôturedel exercice au conseil communal afin d être arrêtés définitivement. Ces documents sont transmis en même temps au Collège réuni. Les C.P.A.S. veilleront à respecter ces délais fixés par la loi. MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2015/31029] 16 JANUARI Omzendbrief betreffende de afsluiting van de rekeningen voor het dienstjaar 2014 van de openbare centra voor maatschappelijk Welzijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Aan de dames en heren Voorzitters en leden van de raden voor maatschappelijk welzijn van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Ter informatie : Aan de dames en heren, leden van de Colleges van Burgemeester en Schepenen, Aan de dames en heren, Secretarissen en Ontvangers, Aan de dames en heren Gewestelijk Inspecteurs, Dames en Heren Voorzitters, Dames en Heren Leden, De huidige omzendbrief heeft als onderwerp het afsluiten en de opmaak van de rekeningen van het O.C.M.W. voor het dienstjaar Artikel 89, 1, van de organieke wet schrijft voor dat de Raad elk jaar vóór 1 mei de jaarrekeningen vaststelt van het voorgaande dienstjaar. Vervolgens dienen deze in toepassing van artikel 89, 2, vóór 15 mei volgend op het sluiten van het dienstjaar te worden overgezonden aan de Gemeenteraad met het oog op het definitieve vaststellen. Tegelijkertijd worden deze documenten aan het Verenigd College overgemaakt. De O.C.M.W. s zullen erover waken deze termijnen te respecteren.

272 5498 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD Le règlement général sur la comptabilité des C.P.A.S. de la région de Bruxelles-Capitale arrêté par le Collège réuni de la Commission Communautaire Commune le 26 octobre 1995, modifié la dernière fois en date du 15 mars 2013, détermine les règles de la clôture et de l établissement des comptes annuels (articles 70 à 77). Nous insistons tout particulièrement sur la nécessité de s en tenir aux dispositions concernant l envoi des annexes obligatoires comme décrit ci-dessous. 1. Approbation et transmission des documents et des annexes Le dossier qui nous sera transmis devra comprendre les documents suivants : Les listes prévues par l article 70 du règlement général. Un exemplaire du compte de l exercice 2014 complet, c est-à-dire le compte budgétaire, le bilan et le compte des résultats. Toutefois, il n est plus nécessaire de transmettre d office un bilan et un compte de résultats par sous-fonctions (cf. article 74 du règlement général). Le cas échéant, d autres exemplaires pourraient être réclamés. Le rapport annuel prévu par l article 89 de la loi organique. Avis du groupe technique mentionné àl article 75 du règlement général. Celui-ci doit être impérativement signé par les membres qui le composent. En outre, toute discordance (par ex. : dépassements de crédits, non-correspondance entres les droits constatés et les engagements concernant les RIS et ERIS, en avances,...) doit être dûment justifiée dans l avis du groupe technique. Le cas échéant, le compte 2014 des éventuels services et établissements à gestion distincte. Un tableau de financement (cf. annexe 1) Un tableau synthétique reprenant la situation des différents fonds d exploitation et d investissement (compte n-3, compte n-2, compte n-1, situation fin 2014) (cf. annexe 2) Un tableau identique sera constitué pour le fonds de pension, si celui-ci est géré par le centre (cf. annexe 2) 2. Directives d élaboration des comptes A. Compte budgétaire Droits constatés et engagements de dépenses. L organe habilité arrête la liste des droits constatés à recouvrer au 31 décembre de l exercice écoulé et la liste des dépenses engagées non encore liquidées à la date du 31 décembre de ce même exercice et qu il convient de reporter à l exercice suivant ainsi que la liste par article budgétaire de la gestion des stocks, établie par le secrétaire, des soldes transférés à l exercice suivant après mise en concordance avec les données de l inventaire, conformément à l article 70 du règlement. Celles-ci doivent être arrêtées par l organe habilité au plus tard le 15 février de l année suivante; Les C.P.A.S. appliqueront rigoureusement les dispositions relatives à la nouvelle comptabilité contenues dans le règlement général sur la comptabilité des C.P.A.S. et dans l analyse conceptuelle arrêtée par le Collège réuni le 12 février 1998 (modifiée Ie 3 juin 1999). Les plans comptables ont également été complétés par l arrêté du Collège réuni du 7 novembre 2002 afin de tenir compte de la nouvelle législation en matière d intégration sociale; En vertu de l article 16 du règlement général, les C.P.A.S. pourront effectuer des ajustements internes de crédits au service d exploitation jusqu au 31 janvier 2015 afin de permettre la liquidation de factures relatives à l exercice écoulé arrivées tardivement et ce dans le souci d éviter des dépassements de crédit; II convient en outre d examiner la pertinence du maintien de crédits engagés et reportés, d opérer un nettoyage des créances non-recouvrées en les portant éventuellement aux cotes irrécouvrables, particulièrement lorsque la situation sociale et financière des débiteurs rend une récupération impossible et si les coûts ou les démarches inhérents à cette récupération dépassent le résultat escompté (art. 100bis, 2, de la loi organique). Il est recommandé de procéder à ce nettoyage régulièrement au cours de l exercice et ce dans le cadre d une saine gestion. Nous vous rappelons également que l article 56 du règlement général sur la comptabilité des C.P.A.S. précise qu un engagement réserve tout ou partie d un crédit budgétaire à une fin exclusive de toute autre destination. Ainsi, les engagements reportés doivent Het algemeen reglement op de comptabiliteit van de O.C.M.W. s van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vastgesteld door het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie dd. 26 oktober 1995, het laatst gewijzigd op 15 maart 2013, bepaalt de regels voor de afsluiting en de vaststelling van de jaarrekening (artikelen 70 t/m 77). Wij dringen er ten stelligste op aan zich te houden aan de bepalingen betreffende de toe te zenden verplichte bijlagen, zoals hieronder hernomen. 1. Goedkeuring en verzending van de documenten en bijlagen Het dossier dat ons zal worden toegezonden dient de volgende stukken te bevatten : De lijsten voorzien bij artikel 70 van het algemeen reglement. Een volledig exemplaar van de rekening van het dienstjaar 2014, zijnde de budgettaire rekening, de balans en de resultatenrekening. Het is echter niet meer noodzakelijk om ambtshalve een balans en resultatenrekening per subfunctie toe te sturen (cfr. art. 74 van het algemeen reglement). Desgevallend kunnen bijkomende exemplaren opgevraagd worden. Het jaarverslag zoals voorzien bij artikel 89 van de organieke wet. Het advies van de technische groep voorgeschreven bij artikel 75 van het algemeen reglement. Het is absoluut noodzakelijk dat dit advies getekend wordt door de leden van deze groep. Bovendien moet iedere afwijking (bv. kredietoverschrijdingen, niet-overeenstemming tussen de vastgestelde rechten en de vastleggingen betreffende het leefloon en het equivalent leefloon, de voorschotten,...) op afdoende wijze worden verantwoord in het advies van de technische groep. Indien van toepassing, de rekening 2014 van de instellingen met afzonderlijk beheer; Een financieringstabel (zie bijlage 1). Een overzichtstabel met de toestand van de verschillende exploitatieen investeringsfondsen (rekening n-3, rekening n-2, rekening n-1, toestand eind 2014) (zie bijlage 2) Een zelfde tabel moet worden opgemaakt voor het pensioenfonds, indien het beheerd wordt door het centrum (zie bijlage 2) 2. Richtlijnen met betrekking tot de opmaak van de rekeningen A. Budgettaire rekening Vastgestelde rechten en vastgelegde uitgaven : Het bevoegd orgaan dient in overeenstemming met artikel 70 van het algemeen reglement de lijsten per begrotingsartikel vast te stellen van de vastgestelde rechten die op 31 december van het afgelopen dienstjaar nog te innen bleven, van de vastgelegde uitgaven die op 31 december van het afgelopen dienstjaar niet vereffend zijn en over te dragen naar het volgend dienstjaar alsmede die van het beheer van de voorraden, opgesteld door de secretaris van de naar het volgend dienstjaar overgedragen saldi, nadat ze in overeenstemming zijn gebracht met de gegevens van de inventaris. Deze dienen ten laatste op 15 februari van het daaropvolgende jaar door het bevoegd orgaan te worden vastgesteld; De O.C.M.W. s moeten strikt de bepalingen betreffende de nieuwe boekhouding opgenomen in het algemeen reglement op de comptabiliteit en in de conceptuele analyse vastgesteld door het Verenigd College op 12 februari 1998 (gewijzigd op 3 juni 1999) toepassen. De boekhoudkundige plannen werden eveneens aangevuld bij besluit van het Verenigd College van 7 november 2002 teneinde rekening te houden met de nieuwe wetgeving inzake sociale integratie; In toepassing van artikel 16 van het algemeen reglement zullen de O.C.M.W. s interne kredietaanpassingen met betrekking tot de exploitatiedienst tot 31 januari 2015 mogen doorvoeren, teneinde de facturen betrekking hebbende op het afgesloten dienstjaar en die laattijdig zijn toegekomen te kunnen vereffenen en dit om kredietoverschrijdingen te voorkomen; Het is bovendien aangewezen enerzijds de gegrondheid van het behoud van de vastgelegde en over te dragen uitgaven te onderzoeken en anderzijds over te gaan tot het aanzuiveren van de nog niet geïnde rechten door deze eventueel als oninvorderbaar te stellen, in het bijzonder wanneer de sociale en financiële situatie van de schuldenaars een terugvordering onmogelijk maakt en wanneer de kosten of inspanningen hieraan verbonden niet opwegen tegen het verwachte resultaat (art. 100bis, 2 van de organieke wet). Het is aanbevolen om tijdens het dienstjaar, in het kader van een gezond beheer, regelmatig tot deze aanzuivering over te gaan. Wij herinneren u eraan dat in artikel 56 van het algemeen reglement gepreciseerd wordt dat door een vastlegging het volledige of het gedeeltelijke begrotingskrediet uitsluitend voor een welbepaalde doelstelling wordt voorbehouden. Overgedragen vastleggingen moeten

273 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 5499 toujours répondre à ce prescrit et ne peuvent être utilisés a posteriori comme une espèce de réserve sur laquelle seraient imputées des factures pour des fournitures, travaux ou services non prévus de manière précise à l origine de l engagement. B. Bilan et Compte de Résultats Pour la réévaluation du patrimoine immobilier, nous vous informons du fait que les réévaluations sur les constructions seront opérées suivant l indice ABEX 744 du mois de mai 2014 ( La réévaluation des terrains au compte 2014 devrait se baser sur le coefficient légal d indexation automatique des revenus cadastraux, soit 1,11% obtenue par le rapport du coefficient 2014 (1,70) sur le coefficient 2013 (1,6813) tels que publié au Moniteur belge de 20 janvier 2014 et 22 janvier 2013 respectivement. C. Compte de régularisation et d attente du bilan et du compte budgétaire A la clôture définitive de l exercice, les comptes de régularisation et d attente ne peuvent mentionner que les montants qui y trouvent leur place. En d autres termes, un nettoyage de ces comptes s impose avant l arrêt des comptes annuels, et leur solde sera dûment justifié. D. Situation de la dette du C.P.A.S. au La situation de la dette du C.P.A.S. telle qu elle apparaît au bilan doit en constituer le reflet exact. S il est admis que des différences peuvent exister avec la situation présentée par les organismes bancaires, le C.P.A.S. établira néanmoins la concordance entre la situation au bilan et la situation bancaire et justifiera au moyen d un tableau, les différences. E. Approbation du Compte 2014 et le correctif budgétaire L article 9 du règlement général confirme les dispositions qui étaient déjà prévues à l article 106, 3, de la loi organique, à savoir que l approbation définitive», tacite ou expresse, du compte budgétaire de l exercice antérieur entraîne la diminution ou l augmentation de la dotation communale reprise dans le budget du centre de l exercice en cours en fonction du résultat final du compte budgétaire. Le tableau correctif du compte 2014 corrigera donc automatiquement la dotation communale initialement prévue au budget 2015, dans les 40 jours de la réception des comptes annuels par le conseil communal, sauf en cas d improbation par celui-ci (cf. article 89 2 de la loi organique). 3. Contrôle sur place Nous attirons votre attention sur les dispositions contenues dans les articles 89, 108 et 109 de la loi organique du 8 juillet En vertu de ces dispositions un ou plusieurs agents de notre direction se déplaceront en votre administration pour prendre connaissance de certains documents justificatifs relatifs au compte d exercice. Un contact préalable sera établi afin de convenir des modalités pratiques de ce contrôle. 4. Commission des normes comptables Nous attirons votre attention sur la possibilité de soumettre vos questions et/ou problèmes techniques concernant la comptabilité àla commission. Sa mission et ses tâches ont été définies dans l Arrêté du Collège réuni du 4 décembre 2008 modifié par l arrêté du Collège réuni du 13 juin 2013 (Cf. Moniteur belge du 16 décembre 2008, 2 e édition et 3 juillet 2013, 1 re édition). A cet effet vous pouvez utiliser l adresse financeslocales@sprb.irisnet.be 5. Transmission électronique Dans ce contexte, une circulaire vous a été transmise le 3 octobre 2013 concernant la transmission électronique des budgets, modifications budgétaires et comptes aux services du Collège réuni dans laquelle nous vous avons informé du développement d un outil permettant la transmission électronique et systématique des données des comptes et des budgets. En attendant la mise en application de celui-ci, nous vous invitons à continuer de transmettre les données des comptes budgétaires, des bilans et des comptes de résultats de l exercice 2014 sous forme électronique à l adresse financeslocales@sprb.irisnet.be tel qu il vous a été demandé pour les comptes 2011, 2012 et Le délai pour cet envoi électronique est fixé au 31 août 2015 au plus tard. En vous remerciant pour votre attention. Les Membres du Collège réuni, compétents pour la politique d Aide aux personnes : P. SMET C. FREMAULT dan ook steeds voldoen aan dit voorschrift en mogen niet achteraf aangewend worden als een soort reserve voor het aanrekenen van facturen met betrekking tot leveringen, werken of diensten die niet specifiek voorzien waren op het ogenblik dat de vastlegging verricht werd. B. Balans- en resultatenrekening : Voor de herwaardering van het privaat patrimonium, delen wij u mee dat voor de bouwwerken de ABEX-index 744 van de maand mei 2014 van toepassing is ( De herwaardering van de terreinen in de rekening 2014 dient gebaseerd te worden op het wettelijk indexcijfer van de kadastrale inkomens, hetzij 1,11% dat wordt berekend door het indexcijfer 2014 (1,70) te delen door het indexcijfer 2013 (1,6813 ), zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van respectievelijk 20 januari 2014 en 22 januari C. De wacht- en de overlopende rekening van de balans en de budgettaire rekening De wacht- en overlopende rekeningen mogen, bij de definitieve afsluiting van het dienstjaar, slechts bedragen bevatten die er thuishoren. Met andere woorden, een aanzuivering van deze rekeningen is noodzakelijk vóór de vaststelling van de jaarlijkse rekeningen, waarbij hun saldo op afdoende wijze moet worden verantwoord. D. Toestand van de schuld van het O.C.M.W. op De toestand van de schuld van het O.C.M.W. zoals deze voorkomt in de balans dient er een exacte weergave van te zijn. Hoewel wordt aanvaard dat er verschillen kunnen bestaan ten opzichte van de documenten die de bank bezorgt, moeten deze verschillen toegelicht worden aan de hand van een tabel die de overeenstemming verduidelijkt tussen de saldi van de schuld op de balans en deze die de bankinstelling heeft bezorgd. E. Goedkeuring van de rekening 2014 en het begrotingscorrectief Artikel 9 van het algemeen reglement bevestigt de bepalingen die reeds werden voorzien bij artikel 106, 3, van de organieke wet, wetende dat de definitieve goedkeuring, stilzwijgend of uitdrukkelijk, van de begrotingsrekening van het vorige dienstjaar brengt de vermindering of de vermeerdering met zich mee van de gemeentelijke dotatie opgenomen in de begroting van het centrum van het lopende dienstjaar in functie van het eindresultaat van de begrotingsrekening. Het begrotingscorrectief van de rekening 2014 zal automatisch de in de begroting 2015 initieel voorziene gemeentetoelage verbeteren, binnen de 40 dagen volgend op de ontvangst van de jaarlijkse rekeningen door de gemeenteraad, uitgezonderd in geval van niet-goedkeuring door deze raad (cfr. artikel 89 2 van de organieke wet). 3. Controle ter plaatse Wij vestigen uw aandacht op de bepalingen ter zake van de artikels 89, 108 en 109 van de organieke wet van 8 juli In toepassing van deze bepalingen zullen één of meerdere agenten van onze directie zich naar uw administratie verplaatsen om kennis te nemen van bepaalde verantwoordingsstukken met betrekking tot de dienstjaarrekening. Er zal van tevoren contact worden opgenomen om de praktische modaliteiten van deze controle te bespreken. 4. Boekhoudkundige commissie Wij vestigen uw aandacht op de mogelijkheid om aan de commissie uw technische vragen en/of problemen voor te leggen betreffende de boekhouding. Haar opdracht en haar taken werden vastgelegd in het besluit van het Verenigd College dd. 4 december 2008 gewijzigd bij besluit van het Verenigd College dd.13 juni 2013 (cf. Belgisch Staatsblad van 16 december 2008, 2e editie en 3 juli 2013, 1e editie). U kunt hiertoe gebruik maken van het volgende adres : lokalefinancien@gob.irisnet.be 5. Elektronische toezending In dit verband werd u een omzendbrief dd. 3 oktober 2013 overgemaakt inzake de elektronische toezending van de begrotingen, begrotingswijzigingen en rekeningen aan de diensten van het Verenigd College waarin u o.a. werd ingelicht over de ontwikkeling van een digitale databank die de elektronische en systematische toezending van de gegevens van de begrotingen en de rekeningen zal toelaten. In afwachting van de implementatie ervan, verzoeken wij u om de gegevens van de budgettaire rekeningen, de balans- en de resultatenrekeningen van het dienstjaar 2014 op elektronische wijze over te maken op het adres lokalefinancien@gob.irisnet.be, zoals u werd gevraagd voor de rekeningen van 2011, 2012 en De termijn voor deze elektronische toezending wordt vastgesteld op uiterlijk 31 augustus Met dank voor uw aandacht. De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen : P. SMET C. FREMAULT

274 5500 MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD