10.1 Gaschromatografie van geurstoffen dragergas detector hromatogram retentietijd oppervlakte
|
|
- Maria Vera Verbeek
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 10.1 Gaschromatografie van geurstoffen Bij gaschromatografie verdeelt een stof zich over een mobiele fase, de gasstroom en een stationaire fase, de stof die stilstaat en waar het gas langs stroomt. Door de kolom van de gaschromatograaf gaat een constante stroom van een gas, het dragergas. De temperatuur moet zo hoog zijn dat alle stoffen in het te onderzoeken mengsel gasvormig zijn. Het mengsel wordt door het dragergas langs de stationaire fase, in de kolom, gevoerd. In de kolom vindt de scheiding van het monster plaats. Aan het uiteinde van de kolom passeert de stof een detector. Deze geeft een signaal af waardoor het passeren van de stof zichtbaar wordt. Het plaatje dat je dan krijgt is een chromatogram. de tijd die een stof nodig heeft om de weg van het injectiepunt naar de detector af te leggen heet de retentietijd. De retentietijd wordt groter naarmate de stof uit grotere moleculen bestaat. De oppervlakte onder de grafiek is een maat voor de hoeveelheid stof die de detector passeert. Door bij de gaschromatografie de retentietijden met elkaar te vergelijken, bepaal je kwalitatief welke stoffen in een mengsel aanwezig zijn. Door de oppervlakte onder de pieken van een chromatogram te meten, bepaal je kwantitatief de hoeveelheid van een bepaalde stof. Scheiding bij gaschromatografie berust op verdeling van de stoffen over de mobiele en stationaire fase. De detector zit aan het einde van de gaschromatograaf en registreert de stoffen. De grafiek die je krijgt heet het chromatogram Massaspectrometrie van geurstoffen Elke stof die uit de gaschromatograaf komt, gaat afzonderlijk in een massaspectrometer. De te onderzoeken stof moet in gasfase zijn, en komt dan via de inlaat in de massaspectrometer terecht, er heerst daar een hoog vacuüm. Er vindt ionisatie plaats van de moleculen van de zuivere stof. Het molecuul verliest daarbij een elektron en wordt een positief geladen ion: een moleculair ion. Door verlies van een elektron is het molecuul verzwakt. Het molecuul valt in fragmentionen uiteen: de fragmentatie. Daarna komen de bewegende ionen in een magneetveld terecht waarin ze afbuigen. Deze afbuiging is afhankelijk van de massa en de lading van het ion. De verschillende ionen komen bij een detector waar ze worden geregistreerd. Het relatieve signaal van de fragmenten wordt uitgezet tegen de massa. Zo ontstaat een massaspectrum. Een massaspectrometer gebruik je voor identificatie van stoffen. Een monster van een stof wordt beschoten met elektronen, daardoor treedt ionisatie op en vervolgens fragmentatie. Het moleculair ion ontstaat als het molecuul één elektron kwijt is. De mate van afbuiging is afhankelijk van m/z. In een massaspectrum staat op de horizontale as de m/z waarde van de fragmenten en op de verticale as de intensiteit ervan.
2 10.3 Alcoholen en ethers in rozenolie De structuurformule is plat weergegeven maar moleculen zijn niet plat, deze hebben een driedimensionale structuur. Bij geurstoffen is de ruimtelijke structuur van de moleculen van groot belang. De vorm van het molecuul bepaalt of een molecuul de chemoreceptoren in de neus kan activeren. Bij de bouw van bepaalde moleculen moet je altijd zorgen dat de negatieve elektronenparen zo ver mogelijk van elkaar zijn verwijderd. ALleen de enkelvoudige binding is vrij draaibaar. Dubbele en drievoudige bindingen zijn zogenaamde starre bindingen en zijn niet draaibaar. Ook ringstructuren zijn star. Een benzeenring heeft een vlakke structuur. Bij de systematische naamgeving van moleculen heb je bepaalde regels: voorvoegsel - stam - uitgang - achtervoegsel (broom-meth-aan-ol) Het plaatsnummer moet zo dicht mogelijk bij de uitgang of het achtervoegsel staan. De nummering is zo dat de volgorde van de cijfers, waarbij de cijfers van laag naar hoog gerangschikt zijn, een zo laag mogelijk getal vormen. De naam met de kleinste som van de plaatsnummers is geldig. De ruimtelijke rangschikking van een molecuul heet de configuratie. Isomeren die alleen verschillen in configuratie zijns stereo-isomeren. Je hebt hierbij te maken met cis en trans. Cis betekent; aan deze zijde en trans betekent; aan de overzijde. Bevinden twee atomen zich aan dezelfde kant van de binding heet dit cis, als ze aan tegenovergestelde kant van de binding bevinden is dit trans. Stoffen met een C-O-C groep in de structuurformule zijn ethers. De alkoxyalkanen vormen een deelverzameling van de ethers. De moleculen van alkoxyalkanen bevatten één O atoom aan weerszijden een alkylgroep. Een O-R groep heet een alkoxygroep. Systematische naam voor een alkoxyalkaan: CnH2n+1-O-CmH2m+1. Alkoxyalkanen en alkanolen met hetzelfde aantal koolstofatomen zijn isomeren. Bij de systematische naamgeving op grond van een structuurformule komt het plaatsnummer direct bij de bijzonderheid te staan. Bij de nummering van karakteristieke groepen moet je de getallen vergelijken die de plaatsnummers samen opleveren en ze hierbij in opklimmende volgorde zetten. Bij vier enkele bindingen rondom een C atoom treedt een tetraëdrische omringing op. Bij een C = C binding bevinden de dubbele binding en de vier andere bindingen zich n hetzelfde platte vlak. Bij een C C binding liggen de overige twee bindingen in het verlengde van de drievoudige binding. Structuurisomeren hebben dezelfde molecuulformule en een verschillende structuurformule. Stereo-isomeren hebben dezelfde structuurformule maar verschillen in configuratie. De ruimtelijke rangschikking van de atomen onderling is verschillend. Cis-trans isomerie kan optreden als aan weerszijden een starre binding (C = C, ring) twee verschillende groepen voorkomen. ALs je beide groepen aan dezelfde kant voorkomen, spreek je van cis-vorm; als beide groepen aan weerszijden zijn gebonden, is dat de trans-vorm. ALkoxyalkanen zijn alkanen waarbij een H atoom is vervangen door een - O-CnH2n+1 groep. Alkoxyalkanen zijn een deelverzameling van de ethers.
3 10.4 Aldehyden en ketonen in gras Een aldehyde heeft de karakteristieke groep O = C - H - R. De groep R voldoet aan de formule CnH2n+1. De aldehydegroep geef je in de naam aan met de uitgang -al. Als je bij een alkaan van een eindstandig C atoom een aldehydegroep maakt, is het aldehyde een alkanal. Als de C = O binding niet aan een eindstandig C atoom zit, heb je te maken met de karakteristieke groep van een keton. Als R en R, beide alkylgroepen zijn dan behoort het molecuul tot een van de alkanonen. De ketongroep geef je in de naam aan met de uitgang - on. Alkanonen en alkanalen zijn structuurisomeren. Een molecuul van een alkanal bezit aan een eindstandig C atoom een dubbel gebonden zuurstofatoom. In de naamgeving geef je dit aan met het achtervoegsel -al. Bij een molecuul van een alkanon zit het dubbel gebonden zuurstofatoom niet aan het uiteinde van het molecuul. In de naamgeving geef je dit aan met het achtervoegsel -on. Alkanalen zijn een deelverzameling van aldehyden. Alkanonen zijn een deelverzameling van ketonen Van zweetvoeten naar ananas Carbonzuren hebben meestal een onaangename. vieze of stekende geur. De kenmerkende groep van een carbonzuur is de carboxylgroep: -COOH. Deze bestaat uit een C-atoom met daaraan gebonden een hydroxylgroep en een dubbelgebonden O. ALs in een molecuul een carboxylgroep aanwezig is en het voldoet aan de formule CnH2n+1COOH, is het een alkaanzuur. Komen bij een koolstofketen komen alleen maar enkelvoudige bindingen voor zet je achter de stam de uitgang; -aan. Daarachter komt het achtervoegsel; = -zuur. Als de carboxylgroep aan een ringstructuur gebonden is krijg je het achtervoegsel -carbonzuur. Een stof waarvan de moleculen zowel een COOH groep als een NH2 groep bevatten is een aminozuur. Hierbij zit de NH2 vaak aan het C atoom naast de COOH groep. Je geeft de aminogroep in de naam aan met het voorvoegsel; amino. De carboxylgroep geef je aan met het achtervoegsel; zuur. De levensmiddelenindustrie gebruikt esters als geur- en smaakstoffen: essences. Om een esters te maken heb je de volgende reactievergelijking: alcohol + zuur ester + water. Dit is een evenwichtsreactie. Bij de reactie ontstaat uit twee moleculen een nieuwe groter molecuul door het afsplitsen van een klein molecuul. Dit is een condensatiereactie. Carbonzuren hebben als karakteristieke groep een -COOH groep, de carboxylgroep. In een alkaanzuur is alleen een -COOH groep aanwezig. Het aantal C atomen van de langste keten, uitgaande van het C atoom van de carboxylgroep, bepaalt de stam van de naam en krijgt de uitgang -zuur. ALs deze groep aan een ringstructuur zit, krijgt je het achtervoegsel carbonzuur. In een aminozuur komt zowel de aminogroep als de carboxylgroep voor. De NHx groep geef je in de naam met het voorvoegsel amino weer. Als een alkaanzuur reageert met een alkanol ontstaat een ester. Dit is een condensatiereactie. Je geeft een ester een naam door na te gaan wat de alkylgroep is
4 en welk deel afkomstig is van het zuur. De algemene naam is alkylalkanoaat. Een ingewikkeld ester mag je ook omschrijven als de ester van. Hoofdstuk 13 Analysemethoden 13.1 Aspirine De werkzame stof in aspirine is acetylsalicylzuur. Acetylsalicylzuur is een pijnstiller en een bloedverdunner. Bij de synthese van aspirine en andere medicijnen is behalve de opbrengst ook de kwaliteit van het product belangrijk. Met behulp van chemische analyse controleert de fabriek de kwaliteit en de zuiverheid van de medicijnen. Acetylsalicylzuur is een ester. Deze word gemaakt uit salicylzuur en ethaanzuuranhydride. Chromatografie is een scheidingsmethode die je voor de kwalitatieve analyse gebruikt, bijvoorbeeld om te onderzoeken welke stoffen een monster bevat. Je maakt bij chromatografie onderscheid tussen de mobiele fase en de stationaire fase. De mobiele fase beweegt. De stationaire fase staat stil. De manier waarop een stof zich over beide fasen verdeelt, is karakteristiek voor die bepaalde stof. Er stelt zich een verdelingsevenwicht in. Dit kun je voor een stof A als volgt opschrijven: Am As. Voor dit evenwicht geld evenwichtsvoorwaarde [A]s / [A]m = Kv. Deze evenwichtsconstante heet de verdelingsconstante. De waarde van de verdelingsconstante geeft de verhouding aan van de oplosbaarheid van de stof in de mobiele fase en de stationaire fase. Bij het analyseren van een chromatogram gebruik je de verhouding tussen de afstand die stof A heeft afgelegd en de afstand die de loopvloeistof heeft afgelegd. Bij gelijke omstandigheden vind je voor stof A steeds dezelfde verhouding, deze is karakteristiek voor die stof in die gebruikte mobiele en stationaire fase. Je geeft de verhouding weer met het symbool Rf ( rate of flow ). Rf = afstand die de kleurstof heeft afgelegd / afstand die de loopvloeistof heeft afgelegd Bij dunnelaagchromatografie (chromatografie met een andere stationaire fasen dan papier), breng je een dun laagje aan op een ondergrond. Op deze manier kun je meer variatie in de stationaire fase aanbrengen dan met papierchromatografie. Het principe van scheiding is hetzelfde. Je laat bij chromatografie een bekende stof meelopen, dit is een referentie (punt). Chromatografie is een scheidingsmethode die berust op verschil in oplosbaarheid en adsorptievermogen. De verdelingsconstante geeft de verhouding aan van de oplosbaarheid van de stof in de stationaire en de mobiele fase. Bij dunnelaagchromatografie is de vaste fase een dunne laag die op een speciale ondergrond is aangebracht. De Rf-waarde is de verhouding tussen de afstand die een vlek op een chromatogram heeft afgelegd en de afstand die de loopvloeistof heeft afgelegd. Referentiestoffen zijn stoffen waarvan de naam en eigenschappen al bekend zijn.
5 13.2 Zuur-base titratie Als je wilt weten hoeveel van een bepaalde stof aanwezig is, moet je een kwantitatieve analyse uitvoeren. Bij oplossingen kan dat heel goed een titratie zijn. De kenmerken van een titratie zijn: - er zijn twee oplossingen waarvan de opgeloste stoffen snel en volledig met elkaar zullen reageren - van beide oplossingen meet je nauwkeurig de hoeveelheid die nodig is - van één van de oplossingen weet je nauwkeurig de concentratie - je kunt vaststellen wanneer je precies de juiste hoeveelheid oplossingen bij elkaar hebt gedaan Bij een titratie druppel je de oplossing met bekende concentratie bij de oplossing waarvan je de concentratie wilt bepalen. Het eindpunt of equivalentiepunt van de titratie is bereikt als beide oplossingen precies met elkaar gereageerd hebben. BIj een zuur-base reactie kun je de ph-verandering volgen met behulp van een ph-meter. Je kunt ook een indicator toevoegen die van kleur verandert als het equivalentiepunt is bereikt. Bij een zuur-base titratie is de indicatorkeuze van groot belang. Gekozen indicator moet ervoor zorgen dat bij het bereiken van het equivalentiepunt een duidelijke kleuromslag optreedt. Berekeningen bij een titratie: 1. Geef de reactievergelijking 2. Ga na welke stof gegeven en welke gevraagd is 3. Geef de verhouding in mol 4. Bereken het aantal mol van de gegeven stof 5. Bereken het aantal mol van de gevraagde stof 6. Reken om naar de gevraagde eenheid Bij een kwalitatieve analyse onderzoek je welke stof aanwezig is. Bij een kwantitatieve analyse onderzoek je hoeveel van een stof aanwezig is. Met een titratie kun je de molariteit van een oplossing vaststellen. Titreren kan wegend en volumetrisch. Een titratiecurve geeft het verloop van de ph tijdens een zuur-base titratie weer. Het eindpunt of equivalentiepunt is het punt bij een titratie waarbij de reagerende stoffen in gelijke verhouding in mol (volgens de reactievergelijking) bij elkaar zijn gebracht. Met een juiste indicator kun je het eindpunt van een titratie visueel bepalen Welke methode kies je? De kleuromslag geeft het eindpunt van een titratie aan. Je hebt dan het equivalentiepunt visueel bepaald. Dit werkt alleen bij een juiste indicatorkeuze. Je kunt bij zuur-base titraties de volgende vuistregel gebruiken. Het omslagtraject van de indicator ligt bij de titratie van: - een sterk zuur met een sterke base tussen de 4 en 10 - een zwak zuur met een sterke base tussen de 7 en 10 - een zwakke base met een sterk zuur tussen de 4 en 7
6 Een titratiecurve kun je zichtbaar maken door de ph-meter aan een computer te koppelen. Titratiecurve Curve eerste afgeleide Curve tweede afgeleide Voor je een proef gaat doen is het handig eerst een werkplan te maken. Behalve via kleuromslag kun je het eindpunt van een titratie ook op een andere manier bepalen, met bijvoorbeeld een temperatuurmeting. Een reactie is namelijk endotherm of exotherm. Hier maak je gebruik van bij een thermometrische titratie. Je meet de temperatuursverandering tijdens het toevoegen van een oplossing. Curve endotherme titratie Curve endotherme titratie titratie ook bepalen door de geleidbaarheid te meten, een zogenaamde conducto- metrische titratie. Vrije ionen zorgen in een oplossing voor de geleiding. De geleidbaarheid hangt af van de ionsoort en van de concentratie van ionen. Voor het equivalentiepunt verdwijnen H3O+ ionen, na het equivalentiepunt nemen de OH ionen toe Je kunt het equivalentiepunt van een en neemt de geleidbaarheid weer toe. Als bij een reactie gas ontsnapt, geeft dit onbetrouwbare resultaten. Een manier die wel werkt is via terugtitratie. Dit is een indirecte titratie die je gebruikt als een van de stoffen gasvorming, instabiel of slecht oplosbaar is. Je kunt het equivalentiepunt van een titratie bepalen met een (juiste) indicator of een ph-meter, op basis van geleidbaarheid (conductometrie) of temperatuur (thermometrie). Als je niet rechtstreeks kunt titreren doe je een indirecte titratie, bijv
7 een terugtitratie. Een titratiecurve kun je opnemen met een ph-meter en een computer Redoxtitraties Bij een redoxtitratie heb je te maken met een redoxreactie. Als de oxidator en/of reductor gekleurd is, hoef je geen indicator toe te voegen. Het equivalentiepunt herken je dan aan de blijvende kleuromslag. Met behulp van een redoxtitratie kun je bepalen hoeveel mg vitamine C een tablet bevat. Je voert een indirecte titratie uit met kaliumjodaat oplossing die als oxidator optreed. Zetmeel is de indicator. Het kleurt blauw in aanwezigheid van jood. Jood reageert direct met vitamine C. Op deze manier bepaal je via een omweg uiteindelijk de hoeveelheid vitamine C. Daarom gaat het hier om een indirecte titratie. Je kunt redoxreacties bij een titratie gebruiken. BIj een indirecte titratie bepaal je het gehalte van een stof via een omweg Complexometrie en coulometrie De hoeveelheid metaalionen kan je bepalen met een titratie waarin een complex ion gevormd wordt: een complexometrische titratie. Je titreert dan met een zout. De ionen die bij de titratie van een oplossing aanwezig zijn, zijn kleurloos. Om het equivalentiepunt zichtbaar te maken is een indicator nodig. Coulometrie is een analysemethode waarmee je de hoeveelheid omgezette stof bij een elektrolyse meet aan de hand van de gebruikte hoeveelheid elektrische stroom. uit de tijd die nodig is om het equivalentiepunt te bereiken, bereken je hoeveel lading de oplossing is gepasseerd. Met een complexometrische titratie kun je de hoeveelheid metaalionen in een oplossing bepalen door middel van een complexvormende reactie. Bij een coulometrische titratie kun je uit de benodigde hoeveelheid tijd voor de elektrolyse het aantal mol gereageerde stof uitrekenen.
Koolstofverbindingen 2
Koolstofverbindingen 2 Een samenvatting van hoofdstuk 15 1 Inleiding Koolstofverbindingen uit hoofdstuk 5 algemene voorbeeld naam formule Alkanen C n H 2n+2 2,3-dimethylbutaan Alkenen C n H 2n 2-methyl-2-
Nadere informatieOefenopgaven ANALYSETECHNIEKEN
Oefenopgaven ANALYSETECHNIEKEN vwo Massaspectrometrie en IR-spectrometrie OPGAVE 1 MTBE is een stof die aan benzine wordt toegevoegd voor een betere verbranding (de klopvastheid wordt vergroot). Door middel
Nadere informatieEindexamen scheikunde 1 vwo 2004-I
Eindexamen scheikunde 1 vwo 004-I 4 Beoordelingsmodel Zink 1 Een juist antwoord kan als volgt zijn geformuleerd: IJzerionen zijn Fe + of Fe 3+ en sulfide-ionen zijn en dat leidt tot de formule Fe of Fe
Nadere informatieUITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019
l UITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking
Nadere informatieSCHEIKUNDEOLYMPIADE 2019
SCHEIKUNDEOLYMPIADE 019 CORRECTIEMODEL VOORRONDE 1 af te nemen in de periode van 1 tot en met 5 januari 019 Deze voorronde bestaat uit 0 meerkeuzevragen verdeeld over 8 onderwerpen en 3 opgaven met in
Nadere informatieScheikunde SE2. Hoofdstuk 8
Scheikunde SE2 Hoofdstuk 8 Paragraaf 2 Indicatoren: stoffen waarmee je kunt bepalen of een oplossing zuur of basisch is. Zuur: als een oplossing een ph heeft van minder dan 7. Basisch: als een oplossing
Nadere informatieINTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 5: ORGANISCHE CHEMIE
INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 5: ORGANISCHE CHEMIE OVERZICHT 1. Structuur van het koolstofatoom 2. Isomerie 3. De verzadigde koolwaterstoffen of alkanen 4. De alkenen 5. De alkynen 6. De alcoholen
Nadere informatieNATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE
NATINALE SHEIKUNDELYMPIADE RRETIEMDEL VRRNDE 1 (de week van) woensdag 4 februari 2009 Deze voorronde bestaat uit 24 meerkeuzevragen verdeeld over 5 onderwerpen en 3 open vragen met in totaal 13 deelvragen
Nadere informatieEindexamen scheikunde 1 vwo I
Beoordelingsmodel PKU 1 maximumscore 3 Een juist antwoord kan er als volgt uitzien: CH 3 S H 2 N CH 2 CH 2 C H O C N H OH CH 2 C H O C N H HO CH 3 CH C H O C peptidebindingen juist getekend 1 het begin
Nadere informatieEXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1983 EERSTE TIJDVAK opgaven
EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1983 EERSTE TIJDVAK opgaven Eliminatie 1983-I(I) Als uit een molecuul twee atomen of atoomgroepen worden verwijderd waarbij in het molecuul een meervoudige binding ontstaat, dan spreekt
Nadere informatieIsomeren van C4H8O2. EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1997, TWEEDE TIJDVAK, opgaven
EXAMEN SEIKUNDE VW 1997, TWEEDE TIJDVAK, opgaven 1 Buteendizuuranhydride 1997-II(I) Butaan ( 4H 10) wordt onder andere gebruikt als grondstof voor de bereiding van buteendizuuranhydride. De molecuulformule
Nadere informatieVerbetering Chemie 1997 juli
www. Verbetering Chemie 1997 juli Vraag 1 Reactievergelijking: Fe 2 O 3 + 2 Al Al 2 O 3 + 2 Fe Molaire massa s: Fe 2 O 3 : ( 2 x 55,9) + (3 x 16,0) = 159,8 g mol -1 Al: 27 g mol -1 Hoeveelheid stof: Fe
Nadere informatieEindexamen scheikunde 1-2 vwo 2004-I
Eindexamen scheikunde 1- vwo 004-I 4 Beoordelingsmodel Haarkleuring 1 Het juiste antwoord kan als volgt zijn genoteerd: H N CH C en H N CH C CH CH structuurformule van serine juist 1 structuurformule van
Nadere informatieSCHEIKUNDEOLYMPIADE 2018
SCHEIKUNDEOLYMPIADE 018 CORRECTIEMODEL VOORRONDE 1 af te nemen in de periode van 15 tot en met 7 januari 018 Deze voorronde bestaat uit 0 meerkeuzevragen verdeeld over 8 onderwerpen en opgaven met in totaal
Nadere informatieEindexamen vwo scheikunde I
Waterstof uit afvalwater 1 maximumscore 4 C 6 H 1 O 6 + 4 H O 4 H + CH COO + HCO + 4 H + molverhouding CH COO : HCO = 1 : 1 en C balans juist 1 coëfficiënt voor H + gelijk aan de som van de coëfficiënten
Nadere informatießCalciumChloride oplossing
Samenvatting door R. 1673 woorden 17 februari 2013 8 1 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Additiereactie Bij een reactie tussen hexeen en broom springt de C=C binding open. Aan het molecuul
Nadere informatieFosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.
1 Een oplossing van zwavelzuur en een oplossing van bariumhydroxide geladen beide elektriciteit. Wordt bij de zwavelzuuroplossing een oplossing van bariumhydroxide gedruppeld, dan neemt het elektrisch
Nadere informatieEindexamen scheikunde vwo II
Beoordelingsmodel aarverzorging maximumscore 3 Een juist antwoord kan er als volgt uitzien: N 2 2 2 N N 2 2 S de peptidebindingen juist getekend de zijketens juist getekend het begin van de structuurformule
Nadere informatie1 De bouw van stoffen
Inhoud 1 De bouw van stoffen 1 eigenschappen van stoffen 13 Mengsels en zuivere stoffen 13 D Oplossingen 15 Zuivere stoffen herkennen 15 Scheiding van mengsels 17 2 de opbouw van de materie 19 Moleculen
Nadere informatieEindexamen scheikunde 1-2 vwo 2007-I
Beoordelingsmodel Epoxypropaan 1 maximumscore 3 methoxyetheen stamnaam etheen 1 voorvoegsel methoxy 2 Indien een naam is gegeven waarin als enige fout een onjuist voorvoegsel voorkomt, maar uit de naam
Nadere informatieEindexamen scheikunde 1 vwo I
Beoordelingsmodel Biobrandstofcel 1 maximumscore 2 berekening van de afname van het aantal mmol glucose per liter en van de toename van het aantal mmol Fe 2+ per liter in 150 uur: 1,03 ± 0,01 (mmol L 1
Nadere informatieModule 7 Analyse technieken Antwoorden
1 Dunne laag chromatografie 1 Verschil in aanhechtingsvermogen (aan de stationaire fase) én oplosbaarheid (in de mobiele fase). 2 Kleinste Rf = 0 en grootste Rf = 1. 3 De stationaire fase is het gebruikte
Nadere informatieExamen VWO. Scheikunde 1 (nieuwe stijl)
Scheikunde 1 (nieuwe stijl) Examen VW Voorbereidend Wetenschappelijk nderwijs Tijdvak 1 Maandag 27 mei 13.30 16.30 uur 20 02 Voor dit examen zijn maximaal 66 punten te behalen; het examen bestaat uit 24
Nadere informatieHoofdstuk 3: Zuren en basen
Hoofdstuk 3: Zuren en basen Scheikunde VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Onderwerpen Scheikunde 2011 2012 Stoffen, structuur en binding Kenmerken van Reacties Zuren en base Redox Chemische technieken Koolstofchemie
Nadere informatieTITRATIES Een korte inleiding en voorbeelden voor het HAVO en VWO
TITRATIES Een korte inleiding en voorbeelden voor het HAVO en VWO versie juli 2017 WOORD VOORAF De in dit document besproken titratiemethoden vormen de basis van de diverse varianten die in de loop der
Nadere informatieEindexamen scheikunde 1 vwo II
Beoordelingsmodel Cacaoboter 1 maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: De warmte die nodig is voor het smelten, wordt aan de mond onttrokken. Smelten is (kennelijk) een endotherm proces.
Nadere informatieNATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE
NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE CORRECTIEMODEL VOORRONDE 1 (de week van) woensdag 3 februari 2010 Deze voorronde bestaat uit 24 meerkeuzevragen verdeeld over 6 onderwerpen en 3 open vragen met in totaal
Nadere informatieOefenopgaven Polymeerchemie
Oefenopgaven Polymeerchemie VWO ANTWOORDMODEL Haarkleuring (2004-I) Het juiste antwoord kan als volgt zijn genoteerd: structuurformule van serine juist structuurformule van asparaginezuur juist Wanneer
Nadere informatieNATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE
NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE CORRECTIEMODEL VOORRONDE af te nemen in de week van woensdag 10 april 013 Deze voorronde bestaat uit 0 meerkeuzevragen verdeeld over 6 onderwerpen en 3 open opgaven met in
Nadere informatieEindexamen scheikunde vwo I
Beoordelingsmodel Nikkel 1 maximumscore 3 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Je moet een bekende hoeveelheid van de gassen die de fabriek uitstoot, nemen. De hoeveelheid jood die in de joodoplossing
Nadere informatieSamenvatting koolstofchemie 1A
Samenvatting koolstofchemie 1A Homologe reeksen: Alkanen Alkenen Alkynen CnHn2+2 CnHn2 CnHn2-2 Substitutiereacties Substitutiereactie van halogenen (Cl2, F2, Br2, I2) aan alkanen verlopen alleen als er
Nadere informatieInhoud. Scheidingsmethoden (onder- en bovenbouw)... 2 Massaspectrometrie(bovenbouw)... 3
Scheidingsmethoden Samenvattingen Je kunt bij een onderwerp komen door op de gewenste rubriek in de inhoud te klikken. Wil je vanuit een rubriek terug naar de inhoud, klik dan op de tekst van de rubriek
Nadere informatie4.2 Koolstofchemie. Alkanen Een alkaan is een koolwaterstof die uit moleculen bestaat waarin C-atomen en H-atomen voorkomen in de verhouding:
4.2 Koolstofchemie Koolwaterstoffen Alle koolstofverbindingen die alleen koolstofatomen (C) en waterstofatomen (H) bevatten, heten koolwaterstoffen. De groep van de koolwaterstoffen kun je weer verder
Nadere informatieEXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN
MAVO-4 II EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 MAVO-4 Dinsdag 11 juni, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN
Nadere informatie38 e Nationale Scheikundeolympiade
8 e Nationale Scheikundeolympiade Rijksuniversiteit Groningen THEORIETOETS correctievoorschrift dinsdag juni 207 Deze theorietoets bestaat uit 6 opgaven met in totaal 4 deelvragen. Gebruik voor elke opgave
Nadere informatieAlleen de metalen zullen de stroom geleiden omdat deze vrije elektronen hebben, dit zijn dus alleen kalium en tin.
Alleen de metalen zullen de stroom geleiden omdat deze vrije elektronen hebben, dit zijn dus alleen kalium en tin. De metalen en de zouten zullen in gesmolten toestand stroom geleiden, de metalen hebben
Nadere informatieV5sk-h10. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.
Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Willem de Zwijgerteam 08 november 2017 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/82759 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs
Nadere informatieEindexamen scheikunde havo 2001-II
Eindexamen scheikunde havo 00-II 4 Antwoordmodel Energievoorziening in de ruimte et (uiteenvallen van de Pu-38 atomen) levert energie dus het is een exotherm proces. er komt energie vrij aantal protonen:
Nadere informatieHet is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.
Lyceum Oudehoven Hoefslag 4 4205 NK Gorinchem Schoolexamen Leerjaar: 4 Vak: Scheikunde Datum: 26-06-2013 Tijd: 13.00 14.30 uur Uitdelen: opgavenvellen + proefwerkpapier Toegestaan: rekenmachine, potlood,
Nadere informatieEen neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.
Chemie Vraag 1 Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil. Waarover kun je op basis van deze gegevens GEEN éénduidige
Nadere informatieEen neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.
Chemie Vraag 1 Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil. Waarover kun je op basis van deze gegevens GEEN éénduidige
Nadere informatieSamenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten
Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten Samenvatting door een scholier 1087 woorden 22 januari 2009 6 42 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Scheikunde
Nadere informatieScheikunde hoofdstuk 8 en 9 VWO 5 SE 2 Hoofdstuk 8
Scheikunde hoofdstuk 8 en 9 VWO 5 SE 2 Hoofdstuk 8 2 Een oplossing kan zuur, basisch of neutraal zijn. Om het verschil in zuurgraad in een getal te kunnen uitdrukken gebruik je de ph. Is de ph < 7 is de
Nadere informatieSamenvatting Scheikunde Hoofdstukken 8&9: zuren en basen
Samenvatting Scheikunde Hoofdstukken 8&9: zuren en basen Samenvatting door een scholier 1810 woorden 4 december 2017 4,8 9 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Scheikunde hoofdstuk 8 Zuren
Nadere informatieEindexamen scheikunde 1-2 vwo 2003-II
4 Antwoordmodel N 1 N + N N en voor de pijl en N na de pijl 1 bij juiste formules voor en na de pijl: juiste coëfficiënten 1 Een voorbeeld van een juist energiediagram is: E 1 mol N -0,815. 10 5 J 1 mol
Nadere informatieDomein C: Koolstofchemie. Subdomein: Toepassingen van synthetische polymeren
Domein C: Koolstofchemie Subdomein: Toepassingen van synthetische polymeren 28 verband leggen tussen de structuur van synthetische polymeren en de eigenschappen en toepassingen: (supersterke) vezel; kabel;
Nadere informatieUITWERKING CCVS-TENTAMEN 21 juli 2017
UITWERKING CCVS-TENTAMEN 21 juli 2017 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking
Nadere informatieNATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE
NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE CORRECTIEMODEL VOORRONDE af te nemen in de periode van januari tot en met 5 februari 04 Deze voorronde bestaat uit 0 meerkeuzevragen verdeeld over 8 onderwerpen en open opgaven
Nadere informatieEindexamen scheikunde havo 2006-I
4 Beoordelingsmodel Rood licht Maximumscore 1 1 edelgassen 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: De (negatieve) elektronen bewegen zich richting elektrode A dus is elektrode A de positieve elektrode.
Nadere informatieKaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.
Chemie Vraag 1 Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch. Wat is de juiste formule van dit dubbelzout? KAlSO4 KAl(SO4)2 K3Al(SO4)2
Nadere informatieKaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.
Chemie Vraag 1 Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch. Wat is de juiste formule van dit dubbelzout? K3AlSO4 K3Al(SO4)2 KAl(SO4)2
Nadere informatieEindexamen scheikunde havo I
pgave (mono)stikstofmono-oxide Indien als antwoord stikstofoxide is gegeven 2 Een juiste verklaring leidt tot de uitkomst 7 (elektronen). elk atoom bevat 8 elektronen in totaal bevat het 2 - ion dus 2
Nadere informatieSamenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2
Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting door J. 1535 woorden 7 maart 2015 6,9 8 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Hoofdstuk 1 scheiden en reageren 1.2 zuivere stoffen en
Nadere informatieEindexamen scheikunde pilot vwo I
Beoordelingsmodel De bereiding van nikkel uit erts 1 maximumscore 3 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Je moet een bekende hoeveelheid van de gassen die de fabriek uitstoot, nemen. De hoeveelheid
Nadere informatieSCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017
SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017 CORRECTIEMODEL VOORRONDE 1 af te nemen in de periode van 18 tot en met 25 januari 2017 Deze voorronde bestaat uit 20 meerkeuzevragen verdeeld over 8 onderwerpen en 2 opgaven met
Nadere informatieEindexamen scheikunde vwo 2010 - II
Beoordelingsmodel Alcoholintolerantie 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: et is de omzetting van een (primaire) alcohol tot een alkanal; daarbij reageert de (primaire) alcohol met
Nadere informatieEindexamen scheikunde vwo I
Beoordelingsmodel Ureum 1 maximumscore 3 Een juiste uitleg leidt tot de conclusie dat in ureum het massapercentage hoger is dan in ammoniumnitraat. de formule van ammoniumnitraat is 4 3 1 de massa van
Nadere informatieNATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE
NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE CORRECTIEMODEL VOORRONDE 1 af te nemen in de periode van woensdag 5 januari 01 tot en met woensdag 1 februari 01 Deze voorronde bestaat uit 4 meerkeuzevragen verdeeld over
Nadere informatieSamenvatting Scheikunde Hoofdstuk 2 en 3
Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 2 en 3 Samenvatting door een scholier 2082 woorden 9 oktober 2005 6,4 56 keer beoordeeld Vak Scheikunde Scheikunde, hoofstuk 2 en 3 Par. 2.1 Fossiele brandstoffen Fossiele
Nadere informatieParagraaf 1: Fossiele brandstoffen
Scheikunde Hoofdstuk 2 Samenvatting Paragraaf 1: Fossiele brandstoffen Fossiele brandstof Koolwaterstof Onvolledige verbranding Broeikaseffect Brandstof ontstaan door het afsterven van levende organismen,
Nadere informatieFrank Povel. a1. De twee factoren zijn: 1. er moeten geladen deeltjes zijn; 2. de geladen deeltjes moeten zich kunnen verplaatsen.
UITWERKING CCVS-TENTAMEN 26 november 2014 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking
Nadere informatieH10 Analyse. H10.2 Spectroscopie. H10.3 Spectrofotometrie. H10.4 Kwantitatieve analyse. H10.5 Chromatografie
H10 Analyse H10.2 Spectroscopie Een spectroscopie (licht) gaat via golflengtes. De eenheid op de x as is 1 /nm. Sommige stoffen of deeltjes adsorberen fotonen met specifieke golflengten. Dit gebeurt omdat
Nadere informatieOefenopgaven analysetechnieken Scheikunde 2
Oefenopgaven analysetechnieken Scheikunde 2 Massaspectrometrie en IR-spectrometrie In het eindexamen van 2001 (eerste tijdvak) komt een opgave voor over MTBE. Dat is een stof die aan benzine wordt toegevoegd
Nadere informatieEindexamen scheikunde havo 2008-I
Beoordelingsmodel Uraan 1 maximumscore 2 aantal protonen: 92 aantal neutronen: 146 aantal protonen: 92 1 aantal neutronen: 238 verminderen met het aantal protonen 1 2 maximumscore 2 UO 2 + 4 HF UF 4 +
Nadere informatie1. Elementaire chemie en chemisch rekenen
In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden
Nadere informatieEindexamen scheikunde 1-2 vwo I
Beoordelingsmodel Biobrandstofcel 1 maximumscore 2 berekening van de afname van het aantal mmol glucose per liter en van de toename van het aantal mmol Fe 2+ per liter in 150 uur: 1,03 ± 0,01 (mmol L 1
Nadere informatieOEFENSET 2006_1 OPGAVEN
EFENSET 2006_1 PGAVEN werk: Evelien Veltman (secretaresse) Instituut voor eerplanontwikkeling Postbus 2041/7500 CA Enschede Telefoon: (053)4840339 privé: P.A.M. de Groot Kamperzand 1/1274 HK Huizen Telefoon:
Nadere informatieGrensvlakpolymerisatie
Grensvlakpolymerisatie 1 maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: De reactor wordt gekoeld (dus er komt energie vrij). De reactie is dus exotherm. de reactor wordt gekoeld 1 conclusie 1
Nadere informatieEindexamen scheikunde 1 vwo 2008-II
Beoordelingsmodel De nylonbacterie 1 maximumscore 3 Een juiste berekening leidt tot de uitkomst 2,0 10 2. notie dat N 2 2 2 2 2 de repeterende eenheid is van een molecuul nylon-6 (eventueel impliciet)
Nadere informatieUITWERKING CCVS-TENTAMEN 16 april 2018
l UITWERKING CCVS-TENTAMEN 16 april 2018 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking
Nadere informatieEindexamen scheikunde 1 vwo 2007-II
Beoordelingsmodel EcoEthanol TM 1 maximumscore 2 Voorbeelden van juiste argumenten zijn: Er komt minder broeikasgas / de toename van het 2 gehalte in de atmosfeer wordt minder / het gaat de opwarming van
Nadere informatieEindexamen scheikunde 1 vwo 2006-I
4 Beoordelingsmodel MZA Maximumscore 4 1 stof I: cis-buteendizuur stereo-isomeer van stof I: trans-buteendizuur buteen als stamnaam 1 dizuur als achtervoegsel 1 voorvoegsel cis bij de naam van stof I en
Nadere informatieOefenopgaven KOOLSTOFCHEMIE II
efenopgaven KLSTFEMIE II vwo Inleiding Maak eerst de opgaven over dit onderwerp die bij havo staan. In dit document vind je alleen aanvullende opgaven. PGAVE 1 Als men 2 methylbutanal in water oplost,
Nadere informatieEindexamen scheikunde 1-2 vwo 2004-II
4 Beoordelingsmodel Ky-auto 1 Een juiste uitleg leidt tot de conclusie dat de elektrode waaraan zuurstof reageert de positieve elektrode is. zuurstof is de oxidator / neemt elektronen op / zuurstofmoleculen
Nadere informatieEindexamen vwo scheikunde pilot I
Duurzame productie van waterstof uit afvalwater 1 maximumscore 4 C 6 H 12 O 6 + 4 H 2 O 4 H 2 + 2 CH 3 COO + 2 HCO 3 + 4 H + molverhouding CH 3 COO : HCO 3 = 1 : 1 en C balans juist 1 coëfficiënt voor
Nadere informatieEindexamen scheikunde 1 vwo 2003-I
4 Antwoordmodel Vitamine C 1 De koolstofatomen met de nummers 4 en 5 zijn asymmetrisch. één asymmetrisch koolstofatoom aangeduid 1 het tweede asymmetrische koolstofatoom aangeduid 1 Indien behalve de nummers
Nadere informatieEindexamen scheikunde havo 2002-II
4 Antwoordmodel Zuurstofvoorziening 1 aantal protonen: 16 aantal elektronen: 17 aantal protonen: 16 1 aantal elektronen: aantal protonen vermeerderd met 1 1 2 4 KO 2 2 K 2 O + 3 O 2 alleen KO 2 voor de
Nadere informatieStabilisator voor PVC
Stabilisator voor PVC 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Als chlooretheen polymeriseert ontstaan lange ketens zonder dwarsverbindingen. De ketens kunnen langs elkaar bewegen (bij
Nadere informatieUITWERKING CCVS-TENTAMEN 27 november OPGAVE 1 zeven stoffen. Frank Povel
l UITWERKING CCVS-TENTAMEN 27 november 2018 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking
Nadere informatie(g) (g) (g) NH 3. (aq) + Cl - (aq)
OPGAVE 1 In onderstaand schema is het technische proces voor de bereiding van soda (natriumcarbonaat) weergegeven. De blokken 1, 2, 3 en 4 stellen reactorvaten voor. Door middel van pijlen is aangegeven
Nadere informatieExtra oefenopgaven H2 [naamgeving koolwaterstoffen, rekenen met molair volume]
Extra oefenopgaven H2 [naamgeving koolwaterstoffen, rekenen met molair volume] Gebruik bij deze opdrachten BINAS-tabellen 7 / 66C / 66D. Naamgeving koolwaterstoffen Bij de naamgeving kun je het onderstaande
Nadere informatieAntwoorden. 3 Leg uit dat er in het zout twee soorten ijzerionen aanwezig moeten zijn.
Antwoorden 1 Hoeveel protonen, elektronen en neutronen heeft een ion Fe 3+? 26 protonen, 23 elektronen, 30 neutronen 2 Geef de scheikundige namen van Fe 2 S 3 en FeCO 3. ijzer(iii)sulfide en ijzer(ii)carbonaat
Nadere informatieSamenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2
Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting door een scholier 918 woorden 13 januari 2005 6,3 193 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Hoofdstuk 1 1.2: De bouw van een atoom.
Nadere informatieSCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017
SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017 CORRECTIEMODEL VOORRONDE 2 af te nemen in de periode van 20 tot en met 24 maart 2017 Deze voorronde bestaat uit 20 meerkeuzevragen verdeeld over 7 onderwerpen en 3 opgaven met
Nadere informatieEindexamen scheikunde havo 2000-II
Eindexamen scheikunde havo -II 4 Antwoordmodel Lood Een juiste afleiding leidt tot de uitkomst (neutronen). berekening van het aantal neutronen in een U-38 atoom en berekening van het aantal neutronen
Nadere informatieOverzicht van reactievergelijkingen Scheikunde
verzicht van reactievergelijkingen Scheikunde Algemeen Verbranding Een verbranding is een reactie met zuurstof. ierbij ontstaan de oxiden van de elementen. Volledige verbranding Bij volledige verbranding
Nadere informatie5 VWO. H8 zuren en basen
5 VWO H8 zuren en basen Inleiding Opdracht 1, 20 min in tweetallen Nakijken; eventueel vragen stellen 8.2 Zure, neutrale en basische oplossingen 8.2 Zure, neutrale en Indicator (tabel 52A) Zuurgraad 0-14?
Nadere informatieEindexamen scheikunde havo II
Opgave aantal protonen : 48 aantal elektronen : 46 aantal protonen: 48 aantal elektronen: aantal protonen minus 2 2 selenide ion : Se 2- cadmium(ii)selenide : dse selenide-ion: Se 2- formule cadmiumselenide
Nadere informatieVoorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts
Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Oplossingen van 2018 Tandarts Geel 21 juli 2018 Brenda Casteleyn, PhD Vraag 1 De samenstelling van een oplossing wordt in volgende tabel weergegeven: Ionsoort
Nadere informatieHoofdstuk 2: Kenmerken van reacties
Hoofdstuk 2: Kenmerken van reacties Scheikunde VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Onderwerpen Scheikunde 2011 20122012 Stoffen, structuur en binding Kenmerken van Reacties Zuren en base Redox Chemische technieken
Nadere informatieWat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?
Chemie Vraag 1 5,0.10-4 mol van een metaalchloride wordt opgelost in water. Er is 60 ml van een 2,5.10-2 mol.l -1 zilvernitraatoplossing nodig om alle chlorideionen neer te slaan onder de vorm van zilverchloride.
Nadere informatieWat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?
Chemie Vraag 1 5,0.10-4 mol van een metaalchloride wordt opgelost in water. Er is 60 ml van een 2,5.10-2 mol.l -1 zilvernitraatoplossing nodig om alle chlorideionen neer te slaan onder de vorm van zilverchloride.
Nadere informatieWeer rioolwater1986-ii(i)
EXAMEN SCEIKUNDE VWO 1986, TWEEDE TIJDVAK, opgaven Weer rioolwater1986-ii(i) In rioolwater zijn veel organische verbindingen opgelost. Als voldoende zuurstof wordt toegevoerd, kunnen de meeste van die
Nadere informatieEindexamen vwo scheikunde pilot II
Selectieve opname koolstofdioxide 1 maximumscore 2 Een juist antwoord kan als volgt zijn weergegeven: rechts van de pijl H + 1 juiste coëfficiënten 1 Indien in een overigens juiste vergelijking H 2 is
Nadere informatieEindexamen scheikunde havo 2007-II
Beoordelingsmodel Kwik 1 maximumscore 2 aantal protonen: 160 aantal elektronen: 158 aantal protonen: 160 1 aantal elektronen: het gegeven aantal protonen verminderd met 2 1 2 maximumscore 2 g 2 Cl 2 Indien
Nadere informatieEindexamen scheikunde havo 2002-I
4. Antwoordmodel Rood kwik 1 Een juiste afleiding leidt tot de lading 5+. berekening van de lading van twee kwik(ii)ionen en zeven oxide-ionen: tweemaal 2+ optellen bij zevenmaal 2-1 conclusie 1 Indien
Nadere informatieExamen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 vrijdag 23 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.
Examen VW 2008 tijdvak 1 vrijdag 23 mei 13.30-16.30 uur scheikunde 1,2 Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 25 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 69 punten
Nadere informatieNATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE
ATIALE SEIKUDELYMPIADE RRETIEMDEL VRRDE 1 (de week van) woensdag 2 februari 2011 Deze voorronde bestaat uit 24 meerkeuzevragen verdeeld over 6 onderwerpen en 3 open vragen met in totaal 15 deelvragen.
Nadere informatieOefenopgaven ANALYSETECHNIEKEN
Oefenopgaven ANALYSETECHNIEKEN vwo OPGAVE 1 In een reageerbuis bevindt zich of hexaan of hex-1-een. Men wil met een reagens uitzoeken welke stof in de reageerbuis zit. 01 Welk reagens gebruikt men hiervoor
Nadere informatieTF2 6VWO H 2, 3, 6, 7, 12, 14, 16 en 17 Antwoorden oefenopgaven
TF2 6VW 2, 3, 6, 7, 12, 14, 16 en 17 Antwoorden oefenopgaven Benzine (1993-II opgave I) Bij het maken van benzine wordt vaak een stof toegevoegd die de volgende structuurformule heeft: 3 3 3 3 4p 1 Geef
Nadere informatie