Seniorenraad en Wmo-adviesraad gemeente Woudrichem

Transcriptie

1 Seniorenraad en Wmo-adviesraad gemeente Woudrichem College van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudrichem cc gemeenteraad Postbus ZG WOUDRICHEM secretariaat: mevrouw H.J. Schouten Postbus ZG Woudrichem tel.: ischouten@woudrichem.nl Betreft: advies inzake Wmo-verordening en Beleidsplan 2016, versies Werkendam, ontv. d.d , versies Woudrichem ontv Woudrichem, 5 november 2015 Geacht college, Deze adviesbrief is gebaseerd op de versie, ontvangen op 30 oktober Verordening maatschappelijke ondersteuning Woudrichem 2016 Artikel 1. Begripsbepalingen Wij adviseren om hier uitleg van het begrip risicosfeer van de cliënt toe te voegen. Zie art. 8.1.f. Artikel 4. Onderzoek Ad 1. Het college onderzoekt waar mogelijk met de mantelzorger(s) en.voor zover nodig: d. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de client. Bovenstaande is volledig in overeenstemming met de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015: Tekst Wmo 2015, artikel : Indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan m.o., voert het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger een onderzoek uit. Ook artikel c het college onderzoekt de mogelijkheden om met mantelzorg te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid enz. kan naar ons inzien slechts goed worden uitgevoerd als er daadwerkelijk een mantelzorger bij het gesprek aanwezig is. Daarnaast kan artikel d het college onderzoekt de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt ook slechts goed ten uitvoer worden gebracht als de mantelzorger aanwezig is, tijdens het gesprek of als er een apart gesprek plaatsvindt met de mantelzorger. Wij refereren in dit verband aan de huidige ontvangstbevestiging van Loket Altena inzake de melding van een inwoner op grond van de Wmo. Hierin wordt o.a. gesteld: Als u het prettig vindt kunt u iemand vragen om bij dit gesprek aanwezig te zijn. Dat kan iemand zijn die vertrouwd is, zoals een familielid of mantelzorger of een begeleider van een organisatie. 1

2 Aan bovengenoemde wetteksten kan echter slechts voldaan worden, als bij de communicatie voorafgaand aan het gesprek uitgelegd wordt, dat als degene door of voor wie een melding is gedaan een of meer mantelzorgers heeft, het belangrijk is, dat tenminste één mantelzorger aanwezig is bij het gesprek. De adviesraden dringen er daarom op aan, dat het college toeziet op een juiste voorlichting aan de cliënt/mantelzorger m.b.t. het belang van de aanwezigheid van een mantelzorger bij het gesprek. Het lijkt ons nodig, dat de huidige benadering van cliënt en mantelzorger wat dat betreft verbeterd wordt. Pgb Wettekst Wmo 2015, artikel Bij het onderzoek wordt aan de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger medegedeeld, welke mogelijkheden er bestaan om te kiezen voor een verstrekking van een persoonsgebonden budget. De cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze In artikel 10 van de Verordening 2016 gaat het college in op het verstrekken van een pgb, maar in artikel 4 van de Verordening is het pgb m.b.t. het onderzoek niet genoemd. Wij adviseren om te voldoen aan de Wmo en daarom de mogelijkheid van het verstrekken van een pgb ook op te nemen in artikel 4 van de Verordening. Artikel 5. Verslag In de huidige situatie ontvangt de cliënt binnen twee weken een verslag van het gesprek (ter eventuele correctie en aanvulling) en later het onderzoeksverslag. In de toelichting op de wijzigingen in de Verordening 2016 wordt gesteld, dat is gebleken, dat het duidelijker is voor de cliënt, om nog maar één verslag te krijgen. Het is ons hier niet duidelijk, of veel cliënten hebben gemeld liever één verslag te ontvangen. De mogelijkheid bestaat, dat door het samenvoegen van de twee verslagen (een deel van) het onderzoeksresultaat wordt gebaseerd op deels onjuiste informatie m.b.t. het gesprek. Ons lijkt het, dat cliënten/mantelzorgers zich het gesprek minder goed kunnen herinneren, als het verslag daarvan veel later wordt ontvangen (wellicht pas na 6 weken). In de aanvulling onder artikel 5.2 van de Verordening is nu opgenomen, dat de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger twee weken de tijd heeft om opmerkingen of aanvullingen te sturen. In de toelichting op de Verordening, bij artikel 5, staat, dat artikel 5 lid 3 de cliënt de mogelijkheid geeft om, indien hij dit wenst, schriftelijk te reageren op het onderzoeksverslag en dat deze reactie zal worden toegevoegd aan het onderzoeksverslag. Dat wil zeggen, dat eventueel pas 8 weken na het gesprek een reactie binnenkomt bij het Loket. De mogelijkheid bestaat, dat dan pas blijkt, dat het onderzoeksresultaat (deels) op niet juiste gronden is gebaseerd, bijv. als een cliënt heeft gezegd, dat een mantelzorger meer kan doen, dan in werkelijkheid mogelijk is. Onderzoek naar de mening van de cliënten en mantelzorgers over het samenvoegen van beide verslagen is daarom van belang. Artikel 6. Aanvraag Vraag: Hoe luidt de definitie inzake de gemachtigde juridisch gezien- en de vertegenwoordiger? Het is praktischer als deze definities in de Verordening zijn opgenomen, opdat de juiste persoon de aanvraag voor maatwerk indient. Artikel 7. Algemene criteria maatwerkvoorziening Ad 7.5. Goedkoopst adequaat in de toelichting wordt gesteld, dat voorzieningen naar objectieve maatstaven gemeten zowel adequaat als de meest goedkope voorziening dienen te zijn. Vraag: Welke zijn nu die objectieve maatstaven die gehanteerd moeten worden? Waar vindt men deze? Artikel 8. Voorwaarden en weigeringsgronden Ad 8.1.f: Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt, indien de noodzaak tot ondersteuning is ontstaan door omstandigheden die in de risicosfeer van de cliënt liggen. Bovengenoemd artikel kan door zijn vaagheid grote gevolgen hebben voor cliënten en misschien tot rechtsongelijkheid leiden. Immers, wat wordt bedoeld met de risicosfeer van 2

3 de cliënt ; gaat het hier bijv. om een ongeval na sportactiviteiten of een hartaanval, omdat men niet gezond eet en/of beweegt of veel heeft gerookt? Naar onze mening dient risicosfeer onder artikel 1, Begripsbepalingen, nader te worden omschreven. Ad 8.1.h: Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt indien de cliënt een geldige Wlzindicatie heeft. Een cliënt kan op een wachtlijst staan voor een Wlz-instelling. Wordt de eventuele Wmomaatwerkvoorziening die een cliënt ontvangt stopgezet, als hij op de wachtlijst wordt gezet? Het is ons onduidelijk, of een cliënt die op de wachtlijst staat direct in aanmerking komt voor een volledig pakket thuis. Zo niet, hoe wordt dan de betreffende cliënt van de nodige zorg en hulp voorzien? Wat, als een cliënt nog geen Wmo-maatwerkvoorziening ontving en deze door optredende omstandigheden wel nodig heeft, maar op een Wlz-wachtlijst is geplaatst? Wij kunnen ons voorstellen, dat bijv. voor thuisverpleging/persoonlijke verzorging de verzekeraar wordt ingeschakeld, maar wat als daarnaast Wmo-maatwerk tijdelijk nodig is? Ad 8.3.5: In geval van woningaanpassingen wordt onderzocht of en in hoeverre er sprake is van renovatie. In het Uitvoeringsbesluit is vastgelegd welke termijnen en vergoedingen van toepassing zijn. Naar onze mening, dient per aanvraag te worden bekeken, hoe de financiële omstandigheden van de aanvrager zijn. Immers, ook al is bijv. een badkamer afgeschreven, als er geen geld is om een renovatie in eens te betalen, zal men deze zelf niet kunnen renoveren. Bij afwijzing kan er een schrijnende situatie ontstaan. Om te voldoen aan de resultaatsverplichting zou het college in dergelijke omstandigheden toch kunnen besluiten een maatwerkvoorziening te verstrekken. Middels de eigen bijdrage kan er in de daarna volgende jaren worden terug betaald. Of is er in een dergelijke situatie de mogelijkheid, dat de cliënt via de Bijzondere Bijstand een financiële tegemoetkoming kan ontvangen? De aanvrager dient dan wel op de hoogte gesteld te worden van de mogelijkheden. Artikel 10 van de Verordening Wmo 2015 Inhoud beschikking Dit artikel is in de Verordening Wmo 2016 niet opgenomen. De reden, die daarvoor wordt aangegeven is, dat op verschillende plekken in wetten is vastgelegd wat er in een beschikking moet staan. Wij begrijpen niet wat er de meerwaarde van is om niet op te nemen in de Verordening Wmo 2016 wat er in de beschikking inzake Wmo-voorzieningen dient te staan. Een cliënt of zijn vertegenwoordiger die wil reageren op de beschikking en eerst wil weten, wat er in een (Wmo-)beschikking dient te staan, wordt hierdoor gedwongen om in allerlei wetten te gaan zoeken waaraan een beschikking zou moeten voldoen. Dit lijkt ons zeer onwenselijk en wij adviseren u de tekst van art. 10 van de Verordening Wmo 2015 (zie bijlage) alsnog op te nemen in de nieuwe verordening. Artikel 10. Regels voor persoonsgebonden budget (pgb) Gelet op de invoering van het trekkingsrecht zou het wenselijk zijn, dat in (de toelichting op) de Verordening enige nadere uitleg inzake de (achteraf)betaling van het pgb wordt opgenomen. Artikel 14. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning Ad 14.1.c. Ons is gebleken, dat niet alle beroepskrachten op de hoogte zijn van de professionele standaard. Hoe waarborgt dan het college de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening? Het komt voor, dat (huishoudelijke) hulp verleend wordt door medewerkers die weinig of geen ervaring hebben, laat staan dat zij een signalerende functie aan de dag kunnen leggen. Het komt voor, dat cliënten de kwaliteit van de werkzaamheden van de (tijdelijke) hulp tolereren en geen klacht bij de zorgleverancier neerleggen. Sommige cliënten durven niet te klagen, omdat zij bang zijn dan helemaal geen hulp meer te krijgen. 3

4 Artikel 15. Meldingsregeling calamiteiten en geweld Hier missen wij de cliënt zelf. Wij kunnen ons voorstellen, dat in sommige situaties een cliënt geweld of een calamiteit waarvan hij schadelijke gevolgen ondervindt liever niet bij zijn aanbieder wil melden, maar rechtstreeks bij de gemeente. Daarom verzoeken wij toe te voegen: 3. De cliënt zal erover geïnformeerd worden, dat er een regeling is inzake het melden van een calamiteit of geweldsincident welke tegen hem is gericht bij het ontvangen van hulp / een voorziening. De cliënt wordt ervan op de hoogte gesteld wie de toezichthoudend ambtenaar is en dat hij, als hij een melding niet bij de aanbieder wenst in te dienen, deze rechtstreeks bij de toezichthoudend ambtenaar kan indienen. Artikel 18. Tegemoetkoming meerkosten De tegemoetkoming meerkosten is in de plaats gekomen van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten en de regeling Compensatie Eigen Risico, die beide door het Rijk zijn afgeschaft. Er zijn burgers die door de afschaffing van de genoemde Wtcg en de CER omdat zij meerkosten hebben die nergens te verhalen zijn- financieel erop achteruit zijn gegaan. De gemeente koos derhalve om de bestaande collectieve ziektekostenverzekering uit te breiden voor alle mensen met een inkomen van max. 120% van het sociaal minimum. Alhoewel de gemeentelijke ziektekostenverzekering geen zaak is van de Wmo, adviseren wij, gelet op de ruimte in het (ex-wtcg en -CER)budget, dat de gemeente jaarlijks ontvangt, om het percentage sociaal minimum te verhogen naar 125% of 130%, opdat meer mensen gebruik kunnen maken van de gemeentelijke ziektekostenverzekering. Zoals u stelt onder artikel 18 ad 1, bestaat er in de Wmo 2015 de mogelijkheid om een financiële tegemoetkoming te verstrekken aan ingezetenen die als gevolg van een beperking of chronisch psychische of psychosociale problemen aannemelijke meerkosten hebben. U hebt gekozen voor de ad 2a t/m d genoemde vier financiële tegemoetkomingen, maar deze zullen slechts voor een beperkt aantal inwoners van toepassing zijn. Wij adviseren u, om het overige beschikbare budget zoveel mogelijk ten goede te laten komen aan inwoners, die geconfronteerd worden met hoge meerkosten. Artikel 19. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden Ad 1d: Het college houdt m.b.t. de goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven rekening met de kosten voor bijscholing van het personeel. Vraag: Hoe houdt het college toezicht op de bijscholing van het personeel? Gelet op onze opmerkingen inzake de in artikel 14 genoemde kwaliteitseisen is naar onze mening deskundigheidsbevordering van medewerkers zeer gewenst. Artikel 21. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning Wij zouden het bijzonder op prijs stellen om in het bezit gesteld te worden van de regelingen voor de medezeggenschap van cliënten over de voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruiker van belang zijn. Artikel 22. Betrekken van ingezetenen bij het beleid Gelet op art willen de adviesraden stellen, dat het vroegtijdig betrekken nog steeds te wensen overlaat. Om een gedegen advies uit te brengen dienen de adviesraden voldoende tijd te krijgen voor overleg en formulering. Artikel 23. Evaluatie Graag zouden wij in het bezit gesteld worden van de in dit artikel genoemde verslagen. 4

5 Beleidsplan Maatschappelijke Ondersteuning 2016 Helaas is het op dit moment nog niet mogelijk om in te gaan op het Beleidsplan, maar wij verwachten op korte termijn u onze bevindingen in deze toe te kunnen zenden. Wij hopen u met deze adviezen en opmerkingen van dienst te zijn geweest en wachten met belangstelling uw reactie af. Met vriendelijke groet, Seniorenraad, Wmo-adviesraad, B. Versteeg, voorzitter C. Smitsman, voorzitter G.A. van Wijk, secretaris Bijlage: 1 5

6 Bijalge bij advies Verordening maatsch. ondersteuning 2016 Artikel 10. (Van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015): Inhoud beschikking In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt aangegeven of deze als voorziening in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval: a. welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is; b. de ingangsdatum en duur van de verstrekking; Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van persoonsgebonden budget vermeldt de beschikking in ieder geval: a. aan welk resultaat het persoonsgebonden budget kan worden besteed; b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het persoonsgebonden budget; c. wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is en hoe dit tot stand is gekomen; d. wat de duur is van de verstrekking waarop het persoonsgebonden budget ziet; e. de wijze van verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget. Indien er sprake is van een eigen bijdrage wordt dit vermeld in de beschikking. Tevens worden de door het college gehanteerde uitgangspunten vermeld, zoals de kostprijs van de voorziening.