FIAT SCUDO NL INSTRUCTIEBOEK

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "FIAT SCUDO NL INSTRUCTIEBOEK"

Transcriptie

1 FIAT SCUDO NL INSTRUCTIEBOEK

2 WELKOM AAN BOORD VAN DE SCUDO Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de SCUDO. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel van uw SCUDO leert kennen en u uw auto op de juiste manier zult gebruiken. Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden. Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw SCUDO volledig te benutten. Bovendien zult u belangrijke aanwijzingen vinden voor uw veiligheid, het in conditie houden van de auto en milieubewust autorijden. In de SERVICE- EN GARANTIEHANDLEIDING vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud: het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten. Veel leesplezier en goede reis! 1

3 ABSOLUUT LEZEN! BRANDSTOF TANKEN K Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON. Dieselmotoren: tank uitsluitend dieselbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet aan de Europese specificatie EN590. MOTOR STARTEN Benzinemotoren met handgeschakelde versnellingsbak: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/contactsleutel in stand D en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat. Benzinemotoren met automatische versnellingsbak: controleer of de handrem is aangetrokken en de versnellingspook in stand P of N staat; draai de start-/contactsleutel in stand D, maar trap het gaspedaal niet in; laat de sleutel los zodra de motor aanslaat. Dieselmotoren: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai de start-/contactsleutel in stand M en wacht tot het waarschuwingslampje m dooft; draai de start-/contactsleutel in stand D en laat hem los zodra de motor aanslaat. PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren boven gras, droge bladeren, dennennaalden of ander licht ontvlambaar materiaal: brandgevaar. 2

4 BESCHERMING VAN HET MILIEU De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van invloed zijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu U wordt voorkomen. ELEKTRISCHE APPARATUUR Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam kan ontladen), dient u contact op te nemen met de Fiat-dealer. Deze kan controleren of de elektrische installatie van de auto geschikt is voor het extra stroomverbruik. CODE-CARD Bewaar de CODE-card op een veilige plaats, maar niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van de CODE-card altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart. GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van de auto gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploitatiekosten laag. IN HET INSTRUCTIEBOEKJE vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het onderhoud van uw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden), # (bescherming van het milieu) en â (conditie van de auto). 3

5 VEILIG EN MILIEUBEWUST RIJDEN Veiligheid, respect voor het milieu en optimalisering van het laadvermogen zijn de uitgangspunten geweest bij het ontwerpen van de SCUDO. Dankzij deze opvatting kon de SCUDO strenge veiligheidstests het hoofd bieden en goed doorstaan. De SCUDO voldoet aan de strengste eisen in zijn klasse. Bovendien is deze auto, naar alle waarschijnlijkheid, al voorbereid op de toekomstige normen. Daarnaast is de SCUDO door het doorlopende onderzoek naar nieuwe en doeltreffende bijdragen aan het behoud van het milieu, een auto die navolging verdient. Alle uitvoeringen zijn uitgerust met emissiereductiesystemen die bijdragen aan de bescherming van het milieu, waardoor de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen lager is dan de nu geldende normen. Wij herinneren u er bovendien aan dat Fiat hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken: 100% recycling. Als uw SCUDO buiten gebruik wordt gesteld, dan kan deze vrijwel geheel worden gerecycled, omdat voldaan wordt aan de voorwaarden van het F.A.RE.-project. Dankzij dit project kunnen de Fiat-dealers uw voertuig milieuvriendelijk (en geheel volgens de wettelijke normen) buiten gebruik stellen, als u tot de aanschaf van een nieuwe auto overgaat. Voor de natuur betekent dat een groot voordeel: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe grondstoffen nodig. 4

6 SIGNALEN VOOR EEN CORRECT GEBRUIK VAN UW AUTO De signalen die u op deze pagina ziet, zijn zeer belangrijk. Zij staan bij onderdelen in dit boekje waar we extra aandacht voor vragen. Zoals u ziet, bestaat elk signaal uit een verschillend symbool. Zo wordt direct duidelijk om welk onderwerp het gaat: Veiligheid van de inzittenden. Let op: Het niet of gedeeltelijk opvolgen van deze instructies kan gevaar opleveren voor de inzittenden. Milieubewust rijden. Aanwijzing voor het juiste gedrag, zodat het gebruik van de auto zo min mogelijk schade aan het milieu oplevert. Conditie van de auto. Let op: Het niet of gedeeltelijk opvolgen van deze instructies schaadt de conditie van de auto en zal in veel gevallen ook de garantie doen vervallen. 5

7 SYMBOLEN Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw SCUDO zijn specifiek gekleurde plaatjes aangebracht met daarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht moet nemen als u met het betreffende onderdeel te maken krijgt. Hierna volgen kort samengevat de symbolen die vermeld staan op de plaatjes, die op uw SCUDO zijn aangebracht met daarnaast het onderdeel waarop het symbool betrekking heeft. Bovendien zijn de symbolen naar betekenis in groepen onderverdeeld: gevaar, verbod, waarschuwing en verplichting. SYMBOLEN DIE GEVAAR AANDUIDEN Accu Corrosieve vloeistof. Accu Ontploffingsgevaar. Ventilateur Kan automatisch inschakelen bij stilstaande motor. Expansiereservoir Draai de dop niet los als de koelvloeistof nog heet is. Koplampen Kans op vonken. Bobine Hoge spanning. Riemen en poelies Bewegende delen; niet dichtbij komen met lichaamsdelen of kledingstukken. Slangen van de airconditioning Niet openen. Gas onder hoge druk. 6

8 VERBODSSYMBOLEN Accu Niet dichtbij komen met open vuur. WAARSCHUWINGS- SYMBOLEN Katalysator Parkeer niet boven brandbare materialen. Raadpleeg het hoofdstuk Voorzorgsmaatregelen voor het behoud van de emissiereductiesystemen. Ruitenwissers Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven in de Vullingstabel. Accu Houd kinderen op afstand. Stuurbekrachtiging De vloeistof in het reservoir mag het maximum niveau niet overschrijden. Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven in de Vullingstabel. Motor Gebruik uitsluitend de smeermiddelen die zijn aangegeven in de Vullingstabel. Hitteschilden - riemen - poelies - ventilateur Niet aanraken. Remcircuit De vloeistof in het reservoir mag het maximum niveau niet overschrijden. Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven in de Vullingstabel. Auto rijdt op milieuvriendelijke benzine Tank uitsluitend loodvrije benzine met een octaangetal van 95 RON. 7

9 DIESEL Auto rijdt op diesel Tank uitsluitend dieselbrandstof. VERPLICHTINGSSYMBOLEN Accu Bescherm de ogen. Expansiereservoir Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven in de Vullingstabel. Accu Krik Raadpleeg het instructieboekje. 8

10 WEGWIJS IN UW AUTO DASHBOARD (BEHALVE UITVOERINGEN MET AIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE) fig. 1 F0F0289m 1 Vaste uitstroomopening voor zijruiten - 2 Linker hendel: claxon - richtingaanwijzers - koplampen - 3 Airbag (indien aanwezig) - 4 Instrumentenpaneel - 5 Rechter hendel: ruitenwissers - ruitensproeiers - 6 Schakelaar waarschuwingsknipperlichten - 7 Verstelbaar luchtrooster in het midden (alleen voor Scudo EL of uitvoeringen met handbediende airconditioning) - 8 Uitstroomopening voor voorruit - 9 Opbergvak - inbouwplaats autoradio - 10 Opbergvak - 11 Openen/sluiten verstelbaar luchtrooster - 12 Regelschuif voor richten luchtstroom - 13 Dashboardkastje - 14 Bedieningsknoppen voor verwarming, ventilatie en handbediende airconditioning (indien aanwezig) - 15 Asbak - aansteker (indien aanwezig) - 16 Versnellingspook - 17 Drukknop achterruitverwarming (indien aanwezig) - 18 Start-/contactslot - 19 Zekeringenkastje - 20 Opbergvak WEGWIJS IN UW AUTO 9

11 DASHBOARD (UITVOERINGEN MET AIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE) F0F0557m fig Openen/sluiten verstelbaar luchtrooster - 2. Vaste uitstroomopeningen voor zijruiten - 3. Regelschuif voor richten luchtstroom - 4. Inbouwplaats linker luidspreker Linker hendel: claxon - richtingaanwijzers - koplampen - 6. Instrumentenpaneel - 7. Rechter hendel: ruitenwissers - ruitensproeiers - 8. Ontwaseming voorruit - 9. Opbergvak - inbouwplaats autoradio Inbouwplaats airbag passagierszijde Inbouwplaats rechter luidspreker Dashboardkastje Hendel voor luchtmenging Asbak/aansteker Hendel regeling luchttemperatuur Inschakeling recirculatie Inschakeling aanjager Versnellingspook Bedieningspaneel Start-/contactslot Zekeringenkastje Hendel stuurwielverstelling Opbergvak. 10 WEGWIJS IN UW AUTO

12 FIAT CODE Voor een nog betere bescherming tegen diefstal is de auto uitgerust met een elektronische startblokkering (Fiat CODE). Het systeem wordt ingeschakeld als de contactsleutel wordt uitgenomen. In de handgreep van de sleutels zit een elektronisch component gemonteerd dat bij het starten van de motor een signaal ontvangt via een speciale antenne die in het start-/ contactslot is ingebouwd. Dit signaal wordt omgezet in een gecodeerd signaal en vervolgens aan de regeleenheid van de Fiat CODE gezonden, die, als de code wordt herkend, het starten van de motor mogelijk maakt. fig. 3 F0F0250m DE SLEUTELS fig.3 Bij de auto worden geleverd: twee sleutels A als de auto is uitgerust met centrale portiervergrendeling; een sleutel A en een sleutel B als de auto is uitgerust met centrale portiervergrendeling met afstandsbediening (indien aanwezig); De sleutels dienen voor: het starten; de portieren; de achterdeuren. fig. 4 F0F0255m BELANGRIJK Voordat de sleutel wordt gedraaid, moet deze volledig in het slot zijn gestoken. Sleutel B dient eveneens als zender voor de centrale portiervergrendeling met afstandsbediening. Het betreffende circuit is onafhankelijk van dat van de Fiat-CODE en is in de handgreep ingebouwd. Samen met de sleutels hebt u een CODE-card fig. 4 ontvangen waarop de elektronische code staat aangegeven. De Fiat-dealer heeft deze code nodig voor het uitvoeren van controles aan de motor. Deze code wordt bedekt door een speciale laklaag die verwijderd moet worden bij gebruik van de CODE-card. Wij raden u aan de CODE-card op een veilige plaats te bewaren: zo mogelijk niet in de auto. DUPLICAATSLEUTELS Bedenk dat bij aanvraag van extra sleutels, de geheugencapaciteit van de betreffende regeleenheden verschillend is: 5 codes voor de regeleenheid van de Fiat CODE en 4 codes voor de WEGWIJS IN UW AUTO 11

13 regeleenheid van de centrale portiervergrendeling met afstandsbediening; de codes van de standaard geleverde sleutels zijn hierbij inbegrepen. Het is dus mogelijk een verschillend aantal sleutels in bezit te hebben met een maximum van 5 sleutels A (bij een auto zonder afstandsbediening voor centrale portiervergrendeling), 4 sleutels B en één sleutel A. Wendt u voor duplicaatsleutels rechtstreeks tot de Fiat-dealer, en neemt u de CODE-card en alle andere in uw bezit zijnde sleutels mee. Als tijdens het opslaan van een nieuwe sleutelcode de reeds opgeslagen sleutelcodes niet opnieuw worden ingevoerd, worden ze uit het geheugen gewist, zodat eventueel verloren sleutels niet meer gebruikt kunnen worden voor het starten van de motor. Als de auto wordt verkocht, moeten alle sleutels en de CODE-card overhandigd worden aan de nieuwe eigenaar. WERKING De elektronische startblokkering schakelt automatisch in na 10 seconden na opening van het portier (met uitgenomen contactsleutel) of 5 minuten na het uitzetten van de motor. Draai bij het starten van de motor de contactsleutel in stand M-fig. 7: 1) Als de code wordt herkend, wordt de startblokkering opgeheven. Als u de sleutel in stand D-fig. 7 draait, start de motor. 2) Als de code niet wordt herkend, raden wij u aan de sleutel in stand S en vervolgens in stand M te draaien; als de motor geblokkeerd blijft, probeer het dan opnieuw met de andere geleverde sleutels. Als de motor nog niet aanslaat, wendt u dan tot de Fiat-dealer. Bij harde stoten kunnen de elektronische componenten in de sleutel beschadigd worden. BELANGRIJK Elke sleutel heeft een eigen code die verschillend is van alle andere codes. Deze code moet worden opgeslagen in de regeleenheid van het systeem. AFSTANDSBEDIENING De in de contactsleutel ingebouwde afstandsbediening is uitgerust met de knopjes A en B-fig. 5; met knopje A schakelt u de centrale portiervergrendeling in (indien aanwezig); met knopje B ontgrendelt u de portieren (indien aanwezig). De afstandsbediening werkt op radiogolven. F0F0257m fig WEGWIJS IN UW AUTO

14 PROGRAMMEREN VAN HET SYSTEEM Bij aflevering van de nieuwe auto is het diefstalalarm al geprogrammeerd door de Fiat-dealer. Wendt u voor eventuele nieuwe programmeerprocedures tot de Fiat-dealer. EXTRA AFSTANDS- BEDIENINGEN BESTELLEN De ontvanger kan in totaal 4 afstandsbedieningen herkennen. Als u extra exemplaren hebt aangeschaft, bedenk dan dat het programmeren voor alle afstandsbedieningen moet worden uitgevoerd als de auto nieuw is. Als u na verloop van tijd een nieuwe afstandsbediening nodig hebt, wendt u dan tot de Fiat-dealer en neem alle sleutels en de CODE-card mee. BATTERIJEN Als u op het knopje van de afstandsbediening drukt en de portieren worden niet vergrendeld en de richtingaanwijzers gaan niet knipperen, dan moet u de batterijen vervangen door batterijen van hetzelfde type. 1) draai het schroefje A-fig. 6 los; 2) open het kunststof dekseltje; 3) plaats de nieuwe batterij volgens de aangegeven polariteit; 4) sluit het kunststof dekseltje; 5) draai het schroefje vast. F0F0259m Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Ze dienen in speciaal daarvoor bestemde containers te worden gedeponeerd. Ze kunnen ook ingeleverd worden bij de Fiat-dealer. Die zorgt vervolgens voor de afvoer. Omdat het diefstalalarm stroom verbruikt, raden wij u aan het diefstalalarm met de afstandsbediening uit te schakelen als u de auto langer dan een maand niet denkt te gebruiken. Zo voorkomt u dat de accu ontlaadt. fig. 6 WEGWIJS IN UW AUTO 13

15 START-/CONTACTSLOT De sleutel kan in 4 standen worden gedraaid fig. 7: S: motor uit, sleutel uitneembaar en stuurslot geblokkeerd. A: enkele elektrische installaties werken. M: contact aan. D: starten van de motor. F0F0019m Verwijder de sleutel altijd uit het start-/contactslot als u de auto verlaat, om onvoorzichtig gebruik van de bedieningsknoppen te voorkomen. Vergeet niet de handrem aan te trekken en schakel de eerste versnelling in bij een helling omhoog of de achteruit bij een helling omlaag. Laat kinderen nooit alleen achter in de auto. Als het start-/contactslot is geforceerd (bijv. bij een poging tot diefstal) moet u, voordat u weer met de auto gaat rijden, de werking van het slot laten controleren bij de Fiat-dealer. STUURSLOT Inschakelen: zet de sleutel in stand S, trek de sleutel uit het contact en draai het stuur totdat het vergrendelt. Uitschakelen: draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in stand M draait. Verwijder de sleutel nooit uit het contactslot als de auto nog in beweging is. Bij de eerste stuuruitslag blokkeert het stuur automatisch. Dit geldt in alle gevallen, ook als de auto gesleept wordt. fig WEGWIJS IN UW AUTO

16 ZITPOSITIE INSTELLEN BESTUURDERSSTOEL fig. 8 Verstel de stoel alleen als de auto stilstaat. Verstellen in lengterichting Trek hendel A omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren. Laat de hendel los en controleer of de stoel goed geblokkeerd is door naar voren en naar achteren te schuiven. Als de stoel niet goed geblokkeerd is, kan deze onverwachts verschuiven, waardoor een gevaarlijke situatie kan ontstaan. Als u rijdt moeten de armen licht gebogen zijn en de handen op het stuurwiel steunen. Hoogteverstelling Trek hendel B omhoog en stel de gewenste zithoogte in. BELANGRIJK De hoogte kan alleen worden ingesteld als u op de bestuurdersstoel zit. Demonteer de stoelen niet en voer er geen onderhouds- of reparatiewerkzaamheden aan uit: als de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd, kan de werking van de veiligheidssystemen in gevaar worden gebracht; wendt u altijd tot de Fiat-dealer. Verwarming voorstoelen (indien aanwezig) - fig. 9 A - schakelaar voor het in-/uitschakelen van de stoelverwarming. F0F0604m Rugleuning verstellen Verstel de rugleuning met hendel C. F0F0301m fig. 8 fig. 9 WEGWIJS IN UW AUTO 15

17 HOOFDSTEUNEN fig. 10 De stoelen zijn voorzien van in hoogte verstelbare hoofdsteunen die de juiste ondersteuning bieden aan volwassen inzittenden ongeacht het postuur. Verplaats de hoofdsteun omhoog of omlaag totdat de gewenste hoogte is bereikt. Let erop dat de hoofdsteunen zo zijn ingesteld dat ze het hoofd steunen en niet de nek. Alleen in deze positie bieden ze bescherming, wanneer de auto van achteren wordt aangereden. TOEGANG TOT DE ZIT- PLAATSEN ACHTER fig.11 Zitplaatsen achter van de 3 e rij bereiken: trek hendel A omhoog en klap de stoel van de 2 e rij naar voren. Voor het verwijderen en vervolgens weer monteren van de stoelen moet de rugleuning neergeklapt worden gehouden en plat tegen de zitting aanliggen, om ieder mogelijk contact te voorkomen met het vergrendelmechanisme van de stoel zelf. F0F0605m F0F0606m fig. 10 fig WEGWIJS IN UW AUTO

18 Stoelen van de 3 e rij neerklappen, verwijderen en monteren Om de rugleuning neer te klappen, moet u lus A - fig.12 omhoogtrekken. Ga voor het verwijderen van de stoel als volgt te werk: klap de rugleuning neer zoals hiervoor beschreven; kantel de zitting door de hendel B - fig. 12 omhoog te trekken; til de stoel omhoog, trek de pennen los en verwijder de stoel met behulp van de handgrepen C - fig. 12; houd daarbij de rugleuning neergeklapt tegen de zitting aan. Voer voor het monteren van de stoel de handelingen voor het verwijderen in omgekeerde volgorde uit. Controleer voordat u op reis gaat of alle stoelen in de rijrichting staan en goed geblokkeerd zijn. Alleen deze opstelling staat een doelmatig gebruik van de veiligheidsgordels toe. STUURWIEL Het stuur kan in verticale richting worden versteld. 1) Zet de hendel fig. 13 in stand I. 2) Zet het stuur in de gewenste stand. 3) Zet de hendel terug in stand 2 om het stuur weer te vergrendelen. Verstel het stuurwiel alleen als de auto stilstaat. F0F0609m F0F0562m fig. 12 fig. 13 WEGWIJS IN UW AUTO 17

19 ACHTERUITKIJKSPIEGEL De achteruitkijkspiegel is verstelbaar met de hendel fig. 14: 1) normale stand 2) anti-verblindingsstand. De spiegel is uitgerust met een veiligheidsvoorziening: de spiegel springt tijdens een botsing los. BUITENSPIEGELS Verstelling van buitenaf Druk op het spiegelglas om de spiegel in de gewenste stand te zetten. Verstelling van binnenuit met de hand (indien aanwezig) Bedien knop A-fig. 15. Als de breedte van de spiegels in een nauwe doorgang problemen oplevert, dan kunnen de spiegels van stand 1 in stand 2 worden geklapt. Elektrisch verstelbaar (indien aanwezig) De spiegels kunnen alleen worden afgesteld als de contactsleutel in stand M staat. Eerst kiest u welke spiegel u wilt verstellen. Zet hiervoor knop A-fig. 16 in stand B (linker spiegel) of C (rechter spiegel). Met schakelaar A kunt u de spiegels in vier richtingen verstellen. De verwarming van de spiegels schakelt automatisch in als u de achterruitverwarming aanzet. Na ongeveer 12 minuten schakelt de verwarming automatisch weer uit. F0F0022m F0F0023m F0F0161m fig. 14 fig. 15 fig WEGWIJS IN UW AUTO

20 VEILIGHEIDSGORDELS GEBRUIK VAN DE VEILIG- HEIDSGORDELS VOOR EN ACHTER AAN DE ZIJKANT fig Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan de gordel om. F0F0282m Maak de gordels vast door gesp C in sluiting D te drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert. Als de gordel tijdens het uittrekken blokkeert, laat dan de veiligheidsgordel een stukje teruglopen en trek hem vervolgens weer rustig uit. Druk niet op knop C tijdens het rijden. Druk op knop E om de gordel los te maken. Begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te voorkomen dat de gordelband draait. Via de rolautomaat wordt de lengte van de gordel automatisch aangepast aan het postuur van de drager, waarbij voldoende bewegingsruimte overblijft. Als de auto op een steile helling staat, kan de rolautomaat blokkeren; dit is een normaal verschijnsel. De rolautomaat blokkeert ook als u de gordel snel uittrekt, bij hard remmen, botsingen en bij hoge snelheden in bochten. F0F0560m F0F0561m fig. 17 fig. 18 fig. 19 WEGWIJS IN UW AUTO 19

21 De achterbank is voorzien van driepunts-veiligheidsgordels met rolautomaat voor zowel de zijzitplaatsen als de middelste zitplaats. De veiligheidsgordels achter moeten worden omgelegd zoals in fig. 18 wordt aangegeven. Het schema in fig. 19 toont de verkeerde verbindingen van de veiligheidsgordels. In het schema wordt dus aangegeven hoe de veiligheidsgordels niet moeten worden gebruikt. Bedenk dat achterpassagiers die geen gordel dragen tijdens een ongeval, niet alleen zelf een verhoogd risico lopen, maar ook gevaar opleveren voor de inzittenden voor. HOOGTEVERSTELLING VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS VOOR fig. 17 De veiligheidsgordels mogen alleen worden versteld als de auto stilstaat. De hoogte van de gordel moet altijd worden aangepast aan het postuur van de inzittende. Zo wordt de kans op letsel bij een ongeval verkleind. De gordel is goed afgesteld als hij over de schouder halverwege tussen nek en uiteinde van de schouder ligt. Omhoog of omlaag: druk op knop A en schuif tegelijkertijd beugel B omhoog of omlaag in de gewenste stand. Controleer na het instellen altijd of beugel B goed vergrendeld is door hem naar beneden te duwen zonder knop A in te drukken. Controleer na het afstellen altijd of de beugel vergrendeld is in één van de vaste standen. Laat de knop los en duw de beugel naar beneden, zodat de beugel vergrendelt, als dit nog niet heeft plaatsgevonden. 20 WEGWIJS IN UW AUTO

22 GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDEL VAN DE MIDDELSTE ZITPLAATS fig. 20 (indien aanwezig) De driepunts-veiligheidsgordel van de middelste zitplaats is voorzien van een rolautomaat A - fig. 20. fig. 20 F0F0608m De gordel moet op dezelfde manier worden omgelegd als de veiligheidsgordels voor. GORDELSPANNERS Voor een nog effectievere bescherming zijn de veiligheidsgordels voor van de Fiat Scudo voorzien van gordelspanners. Dit systeem wordt bij een heftige botsing door een sensor in werking gesteld en trekt de gordel enige centimeters aan. Op deze wijze worden de inzittenden veel beter op hun plaats gehouden en wordt de voorwaartse beweging beperkt. Het blokkeren van de veiligheidsgordel geeft aan dat de gordelspanner in werking is geweest; de gordel wordt niet meer opgerold, ook niet als hij wordt begeleid. BELANGRIJK Voor een maximale bescherming door de gordelspanners moet de veiligheidsgordel zo worden omgelegd dat hij goed aansluit op borst en bekken. De gordelspanners van de veiligheidsgordels voor treden alleen in werking als de veiligheidsgordels goed in de sluitingen vergrendeld zijn. Er kan een beetje rook ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brand. De gordelspanner behoeft geen enkel onderhoud of smering. Elke verandering van de oorspronkelijke staat zal de doelmatigheid verminderen. Als de gordelspanner door extreme natuurlijke omstandigheden (bijv. overstromingen, zeestormen) met water en modder in contact is geweest, dan moet de spanner worden vervangen. TREKKRACHTBEGRENZERS Dit systeem vermindert na een botsing de belasting die door de veiligheidsgordel op de schouder en de borst wordt uitgeoefend, en vergroot de bescherming omdat de schok ten gevolge van een botsing (onvermijdelijk, ook met airbag) wordt weggenomen. Het systeem is geïntegreerd in de gordelspanner. De gordelspanner werkt slechts één maal. Als de gordelspanner heeft gewerkt, moet u zich tot de Fiat-dealer wenden om de spanner te laten vervangen. Het systeem heeft vanaf de productiedatum een geldigheid van 10 jaar. Na deze periode moet de gordelspanner door de Fiat-dealer worden vervangen. WEGWIJS IN UW AUTO 21

23 Werkzaamheden in de buurt van de gordelspanners, waarbij stoten, sterke trillingen of verhitting optreden (maximaal 100 C gedurende ten hoogste 6 uur), kunnen de gordelspanners beschadigen of activeren: bij die omstandigheden horen niet trillingen die voortgebracht worden door een slecht wegdek of door contacten met kleine obstakels zoals trottoirs. Als er iets aan de gordelspanners moet gebeuren, dient u zich tot een Fiat-dealer te wenden. ALGEMENE OPMERKINGEN OVER HET GEBRUIK VAN VEILIGHEIDSGORDELS De bestuurder en de inzittenden zijn verplicht zich te houden aan de plaatselijke wetgeving met betrekking tot het gebruik van de veiligheidsgordels. Leg de veiligheidsgordel altijd om voordat u vertrekt. Voor maximale veiligheid moet u de rugleuning rechtop zetten, tegen de leuning aan gaan zitten en de gordel goed laten aansluiten op borst en bekken. Draag altijd veiligheidsgordels, zowel voor als achter in de auto! Rijden zonder veiligheidsgordels vergroot de kans op ernstig letsel of dodelijke afloop bij een ongeval. F0F0250m De gordelband mag nooit gedraaid zijn. Het diagonale gordelgedeelte moet via het midden van de schouder schuin over de borst liggen. Het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken fig. 21 en niet over de buik liggen. Gebruik geen voorwerpen (wasknijpers, klemmen, enz.) die een goed aansluiten van de gordel op het lichaam verhinderen. Iedere gordel dient slechts ter bescherming van een enkel persoon. Gebruik de gordel niet voor een kind dat bij een volwassene op schoot zit, waarbij de gordel beiden zou moeten beschermen fig. 22. Plaats bovendien geen enkel voorwerp tussen de gordel en het lichaam van een inzittende. fig WEGWIJS IN UW AUTO

24 Als de gordel aan een zware belasting wordt blootgesteld (bijvoorbeeld tijdens een ongeval), dan moet de gordel samen met de verankeringen, bevestigingspunten en de gordelspanners worden vervangen. De gordel kan verzwakt zijn, ook als de schade niet zichtbaar is. F0F0135m Het is streng verboden onderdelen van de veiligheidsgordels of gordelspanners te demonteren of open te maken. Werkzaamheden aan de veiligheidsgordels en gordelspanners moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Wendt u altijd tot de Fiat-dealer. Ook vrouwen die in verwachting zijn moeten een gordel dragen: ook voor hen (zowel voor de aanstaande moeder als het kind) is de kans op letsel bij een ernstig ongeval groter als ze geen gordel dragen. Uiteraard moeten zwangere vrouwen het onderste deel van de gordel meer naar beneden omleggen, zodat de gordel onder de buik langs loopt fig. 23. F0F0250m HOE U DE VEILIGHEIDSGOR- DELS IN OPTIMALE STAAT HOUDT 1) Zorg dat de gordel goed uitgetrokken en niet gedraaid is; controleer ook of de oprolautomaat zonder haperingen werkt. 2) Vervang de gordels na een ongeval, ook al zijn ze ogenschijnlijk niet beschadigd. Vervang de gordels ook als de gordelspanners in werking zijn geweest. 3) U kunt de gordels met de hand wassen met warm water en een neutrale zeep; knijp ze uit en laat ze in de schaduw drogen. Gebruik geen bijtende, blekende of kleurende middelen en vermijd het gebruik van alle chemische producten die het weefsel kunnen aantasten. 4) Voorkom dat vocht in de oprolautomaat komt: de werking van de oprolautomaten is alleen gegarandeerd, als ze niet nat zijn geweest. 5) Vervang de gordels bij tekenen van slijtage of beschadigingen. fig. 22 fig. 23 WEGWIJS IN UW AUTO 23

25 KINDEREN VEILIG VERVOEREN Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel voor als deze is uitgerust met een airbag. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Wij raden u aan kinderen altijd op de zitplaatsen achter te vervoeren, omdat die plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden. Monteer dus absoluut geen kinderzitje op de passagiersstoel voor als deze is uitgerust met een airbag. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben, onafhankelijk van de zwaarte van het ongeluk. Voor optimale bescherming bij een ongeval moeten alle inzittenden zittend reizen en beschermd worden door goedgekeurde veiligheidssystemen. Dit geldt met name voor kinderen. Het hoofd van kleine kinderen is in verhouding met de rest van het lichaam groter en zwaarder dan dat van volwassenen, terwijl spieren en botstructuur nog niet volledig zijn ontwikkeld. Daarom moeten kleine kinderen door andere systemen beschermd worden dan door de veiligheidsgordels. F0F0212m fig WEGWIJS IN UW AUTO

26 De resultaten van het onderzoek over de optimale bescherming van kleine kinderen zijn opgenomen in de Europese ECE/R44-voorschriften die wettelijk verplicht zijn. De systemen zijn onderverdeeld in vijf groepen: Groep 0 gewicht: 0-10 kg Groep 0+ gewicht: 0-13 kg Groep 1 gewicht: 9-18 kg Groep 2 gewicht: kg Groep 3 gewicht: kg Zoals u ziet is er een gedeeltelijke overlapping tussen de groepen; daarom zijn er in de handel systemen verkrijgbaar die geschikt zijn voor verschillende gewichtsgroepen fig. 24. Alle systemen moeten zijn voorzien van de typegoedkeuring en van een goed vastgehecht plaatje met het controlemerk, dat absoluut niet mag worden verwijderd. Kinderen met een gewicht boven 36 kg of met een lengte van meer dan 1,50 m worden, met betrekking tot de veiligheidssystemen, gelijkgesteld met volwassenen en moeten dan ook normaal de veiligheidsgordels omleggen. In het Fiat Lineaccessori-programma zijn kinderzitjes opgenomen voor elke gewichtsgroep, die speciaal ontworpen en ontwikkeld zijn voor de Fiat-modellen. GROEP 0 en 0+ Kinderen tot 13 kg moeten in wiegjes worden vervoerd die achterstevoren zijn geplaatst, waardoor het achterhoofd wordt gesteund en bij plotseling remmen de nek niet wordt belast. Het wiegje moet op zijn plaats worden gehouden door de veiligheidsgordel, zoals in de afbeelding is aangegeven in fig. 25, en het kind moet op zijn beurt worden beschermd door de gordels van het wiegje zelf. fig. 25 F0F0216m De afbeelding geeft uitsluitend richtlijnen voor de montage. Monteer het zitje volgens de instructies die de fabrikant verplicht is bij te leveren. GROEP 1 Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18 kg kunnen naar voren gekeerd worden vervoerd in kinderzitjes met een kussen aan de voorkant fig. 26, waarbij de veiligheidsgordel van de auto zowel het kinderzitje als het kind op zijn plaats moet houden. fig. 26 F0F0215m WEGWIJS IN UW AUTO 25

27 De afbeelding geeft uitsluitend richtlijnen voor de montage. Monteer het zitje volgens de instructies die de fabrikant verplicht is bij te leveren. Er bestaan kinderzitjes die geschikt zijn voor de gewichtsgroepen 0 en 1. Deze kinderzitjes kunnen worden bevestigd aan de veiligheidsgordels achter en hebben zelf gordels om het kind te beschermen. Vanwege het gewicht kan het gevaarlijk zijn als ze verkeerd worden gemonteerd (bijvoorbeeld als een kussen tussen het kinderzitje en de veiligheidsgordels van de auto wordt geplaatst). Houdt u voor de montage strikt aan de bijgeleverde instructies. GROEP 2 Kinderen met een gewicht tussen 15 en 25 kg kunnen direct door de veiligheidsgordels van de auto worden beschermd. Kinderen moeten zo in de kinderzitjes worden geplaatst, dat het diagonale gordelgedeelte schuin over de borst en niet langs de nek moet liggen. Het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken en niet over de buik van het kind liggen fig. 27. De afbeelding geeft uitsluitend richtlijnen voor de montage. Monteer het zitje volgens de instructies die de fabrikant verplicht is bij te leveren. F0F0214m GROEP 3 Bij kinderen met een gewicht tussen 22 en 36 kg is de borstomvang van dien aard dat de kinderen gewoon tegen de rugleuning kunnen steunen en niet meer in een kinderzitje hoeven te worden vervoerd. In fig. 28 wordt een voorbeeld gegeven van de juiste positie van het kind op de achterbank. Kinderen die langer zijn dan 1,50 m kunnen net zoals volwassenen de veiligheidsgordels omleggen. F0F0213m fig. 27 fig WEGWIJS IN UW AUTO

28 GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN KINDERZITJES De Fiat Scudo voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen in de auto. Zie de volgende tabel: Groep Gewicht Zijzitplaats voor (Individueel/ bank met 2 zitplaatsen) Bank met 2 zitplaatsen 1 e rij - middelste stoel Individuele stoel 2 e rij Bank met 2 zitplaatsen 2 e rij - zijzitplaats Bank met 2 zitplaatsen 2 e rij - middelste stoel Groep 0, 0+ tot aan 13 kg U-L X U U-L X Groep kg U-L X U-L U-L U Groep kg U U U U U Groep kg U X U U X Groep Gewicht Bank met 3 zitplaatsen 2 e rij - zij zitplaats Bank met 3 zitplaatsen 2 e rij - middelste stoel Bank met 3 zitplaatsen 3 e rij - zij zitplaats Bank met 3 zitplaatsen 3 e rij - middelste stoel Groep 0, 0+ tot aan 13 kg U X U X Groep kg U-L U U U Groep kg U X U U Groep kg U X U X Legenda U: geschikt voor Universele kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven Groepen. X: geen enkel kinderzitje L: geschikt voor kinderzitjes die speciaal ontworpen zijn voor de vermelde groep. Deze kinderzitjes zijn opgenomen in het Fiat Lineaccessori-programma. WEGWIJS IN UW AUTO 27

29 Hieronder zijn de richtlijnen voor een veilig vervoer van kinderen aangegeven, waaraan u zich dient te houden: 1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur op één van de zitplaatsen achter omdat deze plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden. Monteer absoluut geen kinderzitje op de passagiersstoel voor als deze is uitgerust met een airbag, omdat kinderen nooit op de voorstoel mogen reizen. 2) Als de airbag aan passagierszijde buiten werking wordt gesteld, moet altijd gecontroleerd worden of het betreffende lampje F op het instrumentenpaneel constant brandt. 3) Houdt u bij de montage van het kinderzitje strikt aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren. Bewaar de instructies samen met het instructieboek in de auto. Monteer geen gebruikte kinderzitjes waarvan de gebruiksaanwijzingen ontbreken. 4) Controleer of de gordels goed zijn vastgemaakt door aan de gordelband te trekken. 5) Ieder veiligheidssysteem is bedoeld voor slechts een kind: vervoer nooit twee kinderen in een systeem. 6) Controleer altijd of de gordel niet langs de nek van het kind loopt. 7) Zorg er tijdens de rit voor dat het kind geen afwijkende houding aanneemt of de gordels losmaakt. 8) Vervoer kinderen nooit in uw armen, ook geen pasgeboren kinderen. Niemand is sterk genoeg om ze bij een ongeval vast te houden. 9) Na een ongeval moet het zitje door een nieuw exemplaar worden vervangen. 28 WEGWIJS IN UW AUTO

30 INSTRUMENTENPANEEL (BEHALVE UITVOERINGEN MET AIR- BAG AAN PASSAGIERSZIJDE) A - Koelvloeistoftemperatuurmeter B - Snelheidsmeter C - Onderhoudsmeter en kilometerteller/dagteller - Digitaal klokje - Olieniveaumeter D - Toerenteller E - Brandstofmeter met waarschuwingslampje voor brandstofreserve fig Uitvoering V F0F0326m A - Koelvloeistoftemperatuurmeter B - Snelheidsmeter C - Onderhoudsmeter en kilometerteller/dagteller - Digitaal klokje - Olieniveaumeter D - Toerenteller E - Brandstofmeter met waarschuwingslampje voor brandstofreserve fig Uitvoering 1.9D en 2.0 JTD F0F0252m WEGWIJS IN UW AUTO 29

31 INSTRUMENTENPANEEL (UITVOERINGEN MET AIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE) fig Uitvoering V F0F0588m A - Brandstofmeter met waarschuwingslampje voor brandstofreserve. B - Toerenteller. C - Snelheidsmeter. D - Koelvloeistoftemperatuurmeter en waarschuwingslampje voor te hoge koelvloeistoftemperatuur. E - Controle-/waarschuwingslampjes. F - Onderhoudsmeter. G - Buitentemperatuurmeter (tripcomputer, indien aanwezig). fig Uitvoering 1.9D en 2.0 JTD F0F0589m 30 WEGWIJS IN UW AUTO

32 INSTRUMENTEN (BEHALVE UITVOERINGEN MET AIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE) SNELHEIDSMETER KILOMETERTELLER A - Druktoets voor regelen onderhoudsmeter en het op nul zetten van de kilometerteller. B - LCD-display met: 1 - waarschuwingslampje onderhoudsmeter; 2 - onderhoudsmeter en kilometerteller/dagteller en olieniveaumeter; 3 - digitaal klokje. F0F0260m Als u kort op knopje A drukt, kunt u wisselen tussen de weergave van het totaal aantal kilometers en de dagstand. De kilometerteller 2 bewaart de laatst gekozen weergave in het geheugen. Druk op knopje A om de dagteller op nul te zetten zodat de kilometerteller 2 drie keer knippert en 0 aangeeft. OLIENIVEAUMETER fig. 34 Op de kilometerteller kan het niveau van de motorolie grafisch worden weergegeven. Het niveau moet tussen het MIN- en MAXmerkteken staan. Ga voor het meten als volgt te werk: 1) draai bij uitgezette motor de contactsleutel in stand M; 2) na 5 seconden gaan het controlelampje 1 en het min- en maxmerkteken branden, en verschijnen op de kilometerteller 2 gedurende 10 seconden de volgende symbolen: 6 vierkantjes: olieniveau maximaal; 1 vierkantje en 5 streepjes: olieniveau op minimum; 6 knipperende streepjes: olieniveau onder het minimum. F0F0319m fig. 33 fig. 34 WEGWIJS IN UW AUTO 31

33 3) als tijdens het meten de motor wordt gestart, geeft de kilometerteller het totaal aantal kilometers aan of de dagstand en de tijd fig. 35. Als u op knop A-fig. 33 drukt, is het mogelijk vooruit te lopen op de conclusie van de meting; in dat geval wordt de totale kilometerstand en de tijd fig. 35 aangegeven. KOELVLOEISTOFTEMPERA- TUURMETER fig. 36 Onder normale omstandigheden staat de wijzernaald van de koelvloeistoftemperatuurmeter ongeveer in het midden van de schaal. Als de wijzernaald aan het einde van de schaal komt, betekent dit dat de motor overbelast wordt en dat er gas moet worden teruggenomen. Het branden van waarschuwingslampje A duidt op een te hoge koelvloeistoftemperatuur. De wijzernaald kan ook in het rode gebied komen, terwijl u met hoge buitentemperaturen langzaam rijdt. Het is in dat geval raadzaam te stoppen en de motor uit te zetten. Start vervolgens opnieuw en trap het gaspedaal iets in. Zet de motor uit als het lampje ondanks de maatregelen blijft branden, en wendt u tot de Fiatdealer. F0F0231m F0F0261m fig. 35 fig WEGWIJS IN UW AUTO

34 TOERENTELLER Uitvoeringen V - fig. 37 Uitvoeringen 1.9 D en 2.0 JTD - fig. 38 Als de wijzernaald in het rode gebied staat, betekent dit dat de motor met extreem hoge toerentallen draait. Deze toerentallen mogen slechts kort worden aangehouden. De motor is voorzien van een toerenbegrenzer. BELANGRIJK De regeleenheid van de elektronische inspuiting blokkeert tijdelijk de toevoer van brandstof als de motor met te hoge toerentallen draait, waardoor het motorvermogen zal afnemen. BRANDSTOFMETER fig. 39 Het waarschuwingslampje A van de reservebrandstof gaat branden, als er nog 5 tot 7 liter brandstof in de tank aanwezig is. Rijd niet met een bijna lege tank: door een onregelmatige brandstoftoevoer kan de katalysator beschadigen. F0F0327m F0F0268m F0F0262m fig. 37 fig. 38 fig. 39 WEGWIJS IN UW AUTO 33

35 LICHTSTERKTEREGELAAR INSTRUMENTENPANEEL De lichtsterkteregelaar werkt bij een draaiende motor en ingeschakelde parkeerverlichting. De lichtsterkte kan geregeld worden met knop B-fig. 40: als u de knop telkens kort indrukt, verandert de lichtsterkte van het instrumentenpaneel geleidelijk; als u de knop ingedrukt houdt, verandert de lichtsterkte snel. F0F0263m DIGITAAL KLOKJE fig. 41 Het klokje kan worden ingesteld als de motor uitstaat en de contactsleutel in stand M staat. Uren instellen Als u ten minste 3 seconden knopje B-fig. 40 indrukt, gaan de uren knipperen. Elke keer als u het knopje indrukt, verspringt het klokje een eenheid. Als u het knopje even ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel door. Als u dichtbij de juiste tijd bent, laat u het knopje los en stelt u de exacte tijd in door het knopje telkens in te drukken en los te laten. F0F0231m Minuten instellen Als u de uren hebt ingesteld, laat u knopje B even los en beginnen de minuten te knipperen. Met knopje B kunnen de minuten op dezelfde wijze worden ingesteld af als de uren. Als u het knopje loslaat, worden na 5 seconden de cijfers constant weergegeven en werkt het klokje op de normale wijze. Als het portier aan bestuurderszijde wordt geopend, wordt het klokje weergegeven; de weergave dooft een minuut na het sluiten van het portier. Als het portier aan bestuurderszijde geopend blijft, dooft de weergave van het klokje na 10 minuten. fig. 40 fig WEGWIJS IN UW AUTO

36 ONDERHOUDSMETER De onderhoudsmeter geeft door middel van het waarschuwingslampje 1-fig. 42 en de kilometerteller 2, het aantal kilometers aan waarna de motorolie en het oliefilter vervangen dienen te worden op basis van het onderhoudsschema. De onderhoudsmeter wordt alleen weergegeven als de motor stilstaat en de contactsleutel in stand M staat. Werking Draai de contactsleutel in stand M, het waarschuwingslampje 1 gaat 5 seconden branden en op de kilometerteller 2 wordt het aantal kilometers aangegeven dat nog kan worden afgelegd tot de volgende onderhoudsbeurt. F0F0220m Voorbeeld fig. 43: als u de contactsleutel in stand M draait, geeft de kilometerteller 2 gedurende 5 seconden aan dat er nog km kunnen worden afgelegd tot de volgende onderhoudsbeurt. Na deze 5 seconden hervat de kilometerteller 2 zijn normale werking en geeft het totaal aantal kilometers of de dagstand aan fig. 44. BELANGRIJK Wij raden u aan direct contact op te nemen met de Fiat-dealer bij eventuele storingen in de werking en niet te wachten tot de volgende onderhoudsbeurt. F0F0221m Onderhoudsinterval < km Voorbeeld fig. 45: als u de contactsleutel in stand M draait, geeft de kilometerteller 2 gedurende 5 seconden aan dat er nog 900 km kunnen worden afgelegd tot de volgende onderhoudsbeurt. fig. 44 F0F0222m F0F0223m fig. 42 fig. 43 fig. 45 WEGWIJS IN UW AUTO 35

37 Na deze 5 seconden hervat de kilometerteller zijn normale werking maar het waarschuwingslampje 1 blijft branden en geeft aan dat er binnenkort een onderhoudsbeurt moet worden uitgevoerd. De kilometerteller 2 geeft het totaal aantal kilometers of de dagstand aan fig. 46. Onderhoudsinterval overschreden fig. 47 Als u de sleutel in stand M draait, gaan het waarschuwingslampje 1 en de kilometerteller 2 5 seconden branden. Voorbeeld: de onderhoudsbeurt is al 300 km overschreden. De onderhoudsbeurt moet zo snel mogelijk worden uitgevoerd. Op de kilometerteller 2 wordt het aantal overschreden kilometers aangegeven, voorafgegaan door het minteken. Als de contactsleutel in stand M wordt gedraaid, blijft het waarschuwingslampje 1-fig seconden branden en geeft de kilometerteller 2 het totaal aantal kilometers of de dagstand aan. BELANGRIJK Als het maximale tijdsinterval tussen twee olieverversingsbeurten (18 maanden) is bereikt voor de vastgestelde kilometerstand, gaat het waarschuwingslampje 1-fig. 49 branden en geeft de kilometerteller 2 0 aan. F0F0224m F0F0225m F0F0226m fig. 46 fig. 47 fig WEGWIJS IN UW AUTO

38 Configuratieprocedure De onderhoudsmeter is ingesteld op normale gebruiksomstandigheden van de auto. Als de auto onder zware of zeer zware gebruiksomstandigheden wordt gebruikt (bijvoorbeeld: trekken van aanhangers, stoffige wegen, veel korte ritten met temperaturen onder nul of lange ritten bij lage snelheden), dan moet de motorolie vaker worden vervangen dan in het onderhoudsschema staat aangegeven. Onderhoudsinterval Als u het onderhoudsinterval wilt veranderen, moet u de contactsleutel in stand S draaien, knopje A-fig. 50 indrukken en ingedrukt houden en vervolgens de contactsleutel in stand M: draaien: het aantal nog af te leggen kilometers tot de volgende onderhoudsbeurt begint te knipperen. Als u het knopje A onmiddellijk weer loslaat, verschijnt op de kilometerteller 2-fig. 51 het onderhoudsinterval. Door het knopje telkens kort in te drukken, verschijnt er een menu waarin u het gewenste onderhoudsinterval kunt instellen: a) voor de uitvoeringen 1.9 D: iedere km bij normaal gebruik; iedere km bij gebruik onder zware omstandigheden; iedere km bij gebruik onder zeer zware omstandigheden. b) voor de uitvoeringen V en 2.0 JTD: iedere km bij normaal gebruik; iedere km bij gebruik onder zware omstandigheden; iedere km bij gebruik onder zeer zware omstandigheden. F0F0227m F0F0264m F0F0230m fig. 49 fig. 50 fig. 51 WEGWIJS IN UW AUTO 37

39 Als het gewenste onderhoudsinterval op het display verschijnt, moet u 10 seconden knopje A indrukken en gaat het gekozen interval 10 seconden knipperen. Als de cijfers op de kilometerteller 2-fig. 51 constant gaan branden, moet u het knopje loslaten om de waarde te bevestigen. Op nul zetten BELANGRIJK De Fiat-dealer zet de onderhoudsmeter na iedere olieverversingsbeurt op nul. Om de onderhoudsmeter op nul te zetten, moet u de contactsleutel in stand S draaien, knopje A-fig. 50 indrukken en ingedrukt houden. Als u de sleutel in stand M draait, gaat het aantal kilometers tot de volgende olieverversingsbeurt knipperen. Houd knopje A-fig seconden ingedrukt; na deze 10 seconden geeft de kilometerteller =0 aan fig. 53 en dooft het waarschuwingslampje 1- fig. 52. F0F0229m F0F0228m fig WEGWIJS IN UW AUTO fig. 53

40 INSTRUMENTEN (UITVOERINGEN MET AIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE) SNELHEIDSMETER KILOMETERTELLER ONDERHOUDSMETER fig. 54 A - Snelheidsmeter. B - Onderhoudsmeter/Kilometerteller (totaal- of dagstand). C - Druktoets voor configuratie en het op nul zetten van het instrument. F0F0574m KILOMETERTELLER TOTAAL Gewoonlijk geeft het display B-fig. 54 het totaal aantal afgelegde kilometers aan. DAGTELLER Druk op knopje C-fig. 54 om de dagstand op het display weer te geven. Druk op knopje C om de dagteller op nul te zetten. F0F0575m KOELVLOEISTOFTEMPERA- TUURMETER fig. 55 Onder normale omstandigheden staat de wijzernaald van de koelvloeistoftemperatuurmeter ongeveer in het midden van de schaal. Als de wijzernaald in de buurt van het rode gebied komt, betekent dit dat de motor overbelast wordt en dat er gas moet worden teruggenomen. Het branden van waarschuwingslampje B duidt op een te hoge koelvloeistoftemperatuur. De wijzernaald kan ook in het rode gebied komen, terwijl u met hoge buitentemperaturen langzaam rijdt. Het is in dat geval raadzaam te stoppen en de motor uit te zetten. Start vervolgens opnieuw en trap het gaspedaal iets in. Zet de motor uit als het lampje ondanks de maatregelen blijft branden, en wendt u tot de Fiat-dealer. fig. 54 fig. 55 WEGWIJS IN UW AUTO 39

41 BRANDSTOFMETER fig. 56 Het waarschuwingslampje A van de reservebrandstof gaat branden, als er nog 5 tot 7 liter brandstof in de tank aanwezig is. Rijd niet met een bijna lege tank: door een onregelmatige brandstoftoevoer kan de katalysator beschadigen. OLIENIVEAUMETER fig. 57 Onder normale rij-omstandigheden bevindt de wijzernaald zich aan de linkerzijde en is de meter gedoofd. Als de contactsleutel in stand A of M staat, gaat de meter 2 of 3 seconden branden en geeft het olieniveau in het motorcarter aan. F0F0576m Als de wijzernaald in het rode gebied staat en het waarschuwingslampje knippert ongeveer 15 seconden, dan is het olieniveau onder de minimum waarde gezakt en moet er olie worden bijgevuld. TOERENTELLER Als de wijzernaald in het rode gebied staat, betekent dit dat de motor met extreem hoge toerentallen draait. Deze toerentallen mogen slechts kort worden aangehouden. De motor is voorzien van een toerenbegrenzer. 1 - Toerenteller bij benzine-uitvoeringen fig Toerenteller bij dieseluitvoeringen fig. 59. F0F0577m BELANGRIJK De regeleenheid van de elektronische inspuiting blokkeert tijdelijk de toevoer van brandstof als de motor met te hoge toerentallen draait, waardoor het motorvermogen zal afnemen. fig. 58 F0F0578m F0F0579m fig WEGWIJS IN UW AUTO fig. 57 fig. 59

42 ONDERHOUDSMETER fig. 60 De onderhoudsmeter geeft door middel van het waarschuwingslampje 1 en de kilometerteller 3, het aantal kilometers aan waarna de motorolie en het oliefilter vervangen dienen te worden op basis van het onderhoudsschema. 1 - Waarschuwingslampje onderhoudsmeter. 2 - Druktoets voor configuratie en het op nul zetten van het instrument. 3 - Kilometerteller. F0F0581m Gebruik uitsluitend motorolie met de voorgeschreven specificaties (zie Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen in het hoofdstuk Technische gegevens ). Hierdoor worden de in het onderhoudsschema aangegeven intervallen gegarandeerd. Werking Draai de contactsleutel in stand M, het waarschuwingslampje 1-fig. 61 gaat 5 seconden branden en op het display 2-fig. 61 wordt het aantal kilometers aangegeven dat nog kan worden afgelegd tot de volgende onderhoudsbeurt. Als u de contactsleutel in stand M draait, geeft het display 2-fig. 61 na 5 seconden het totaal aantal kilometers of de dagstand aan. BELANGRIJK Wij raden u aan direct contact op te nemen met de Fiat-dealer bij eventuele storingen in de werking en niet te wachten tot de volgende onderhoudsbeurt. Onderhoudsinterval na of voor 1000 km Als u de contactsleutel in stand M draait, wordt het aantal kilometers aangegeven dat nog kan worden afgelegd tot de volgende onderhoudsbeurt. Als u de contactsleutel in stand M draait geeft het display 2-fig. 61 na 5 seconden het totaal aantal kilometers of de dagstand aan; het waarschuwingslampje 1-fig. 61 blijft branden als de onderhoudsinterval voor 1000 km is en dooft bij onderhoudsintervallen na 1000 km. F0F0582m fig. 60 fig. 61 WEGWIJS IN UW AUTO 41

43 Onderhoudsinterval overschreden Als u de sleutel in stand M draait, gaan het waarschuwingslampje I en het display 2-fig seconden knipperen. Op het display wordt het aantal overschreden kilometers aangegeven, voorafgegaan door het minteken. Als u de contactsleutel in stand M draait, blijft het waarschuwingslampje 1-fig seconden branden en geeft het display 2 het totaal aantal kilometers of de dagstand aan. BELANGRIJK Als het maximale tijdsinterval tussen twee olieverversingsbeurten (18 maanden) is bereikt voor de vastgestelde kilometerstand, gaat het waarschuwingslampje 1-fig. 63 branden en geeft het display 2 0 km aan. F0F0583m Configuratieprocedure Als de auto onder zware of zeer zware gebruiksomstandigheden wordt gebruikt, moet het onderhoudsschema bijzondere omstandigheden worden toegepast met kortere onderhoudsintervallen. 1 - Onderhoudsinterval Als u het onderhoudsinterval wilt veranderen, moet u de contactsleutel in stand S draaien, knopje 1-fig. 64 indrukken en ingedrukt houden en vervolgens de contactsleutel in stand M draaien: het aantal nog af te leggen kilometers tot de volgende onderhoudsbeurt of het aantal kilometers waarmee het onderhoudsinterval is overschreden, begint te knipperen. F0F0584m Als u knopje 1-fig. 64 onmiddellijk weer loslaat, verschijnt op het display het onderhoudsinterval. Door knopje 1-fig. 64 telkens kort in te drukken, kunt u het gewenste onderhoudsinterval instellen: iedere km / mijl bij normaal gebruik; iedere km / mijl bij gebruik onder zware omstandigheden. F0F0585m fig WEGWIJS IN UW AUTO fig. 63 fig. 64

44 Als het gewenste onderhoudsinterval op het display verschijnt, moet u 10 seconden knopje 1-fig. 64 indrukken (de gekozen interval knippert 10 seconden). Laat het knopje los zodra het display niet meer knippert. 2 - Op nul zetten Om de onderhoudsmeter op nul te zetten, moet u de contactsleutel in stand S zetten en knopje 1-fig. 65 indrukken en ingedrukt houden. Draai de contactsleutel in stand M; houd knopje 1-fig. 66 ingedrukt; na 10 seconden is het display op nul gezet en dooft het waarschuwingslampje 2. BELANGRIJK De Fiat-dealer zet de onderhoudsmeter na iedere olieverversingsbeurt op nul. Buitentemperatuur fig. 67 Als de buitentemperatuur tussen 3 C en +5 C ligt, knippert het symbool C om aan te geven dat er kans is op gladheid. F0F0586m F0F0587m F0F0603m fig. 65 fig. 66 fig. 67 WEGWIJS IN UW AUTO 43

45 CONTROLE- EN WAAR- SCHUWINGSLAMPJES De lampjes branden in de volgende gevallen: RICHTINGAANWIJ- R ZERS (knipperend) (groen) Als u de hendel van de E richtingaanwijzers (pijlen) bedient. BUITENVERLICH- 6 TING (groen) Als de buitenverlichting is ingeschakeld. 2 DIMLICHT (groen) Als de buitenverlichting en het dimlicht zijn ingeschakeld. 1 GROOTLICHT (blauw) Als het grootlicht is ingeschakeld. DEFECT IN HET ANj TI-BLOKKEERSYS- TEEM (ABS) (geel) Als het ABS niet goed werkt. Het conventionele remsysteem blijft werken. Wendt u echter zo spoedig mogelijk tot de Fiat-dealer. De auto is uitgerust met een elektronische remdrukverdeling (EBD). Als bij een draaiende motor tegelijkertijd de waarschuwingslampjes j en s x gaan branden, dan is er een storing in het EBD-systeem; in dat geval kunnen bij hard remmen de achterwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealer om het systeem te laten controleren. Als bij een draaiende motor alleen het waarschuwingslampje j gaat branden, dan is er een storing in het ABS-systeem. In dat geval werkt het conventionele remsysteem op de normale manier, terwijl geen gebruik wordt gemaakt van het anti-blokkeersysteem. Onder deze omstandigheden kan ook de werking van het EBD-systeem verminderen. Ook in dit geval raden wij u aan onmiddellijk en zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Fiatdealer te rijden, om het systeem te laten controleren. VERSLETEN REMd BLOKKEN VOOR (geel) Als de remblokken voor versleten zijn. Laat ze vervangen en laat ook de achterremmen controleren. 44 WEGWIJS IN UW AUTO

46 BRANDSTOFå RESERVE (geel) Als er nog 5 tot 7 liter brandstof in de tank aanwezig is. AIR BAG werkt. STORING IN AIR- BAG (geel) Als het systeem niet goed Als u de contactsleutel in stand M draait, gaat het lampje branden. Na ongeveer 6 seconden moet het lampje doven. Als het lampje niet gaat branden, blijft branden of tijdens het rijden gaat branden, zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de Fiat-dealer. B STORING IN MO- TORMANAGEMENT- SYSTEEM (EOBD) (alleen benzine-uitvoeringen) (geel) Als u onder normale omstandigheden de contactsleutel in stand M draait, gaat het lampje branden. Na het starten van de motor moet het lampje doven. Het lampje gaat eerst branden om de juiste werking ervan aan te geven. Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden: 1. Constant branden - duidt op een defect in het inspuit-/ontstekingssysteem. Dit kan tot gevolg hebben dat schadelijke uitlaatgasemissie toeneemt, de prestaties verminderen, de auto slechter gaat rijden en het brandstofverbruik toeneemt. U kunt onder deze omstandigheden doorrijden zonder te veel van de motor te eisen of met hoge snelheid te rijden. Wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer. Het lampje dooft als de storing verdwijnt. De storing wordt door het systeem in het geheugen opgeslagen. 2. Knipperend - duidt op een mogelijke beschadiging van de katalysator (zie eobd-systeem in dit hoofdstuk). Als het lampje knippert, moet het gaspedaal worden losgelaten zodat de motor met lage toerentallen draait en het lampje niet meer knippert; u kunt met matige snelheid doorrijden waarbij rij-omstandigheden moeten worden vermeden die kunnen leiden tot het opnieuw gaan knipperen van het lampje. Wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer. Als u de contactsleutel in stand M draait en het lampje B gaat niet branden of het gaat branden of knipperen tijdens het rijden, wendt u dan zo snel mogelijk tot de Fiatdealer. WEGWIJS IN UW AUTO 45

47 m (geel) VOORGLOEI-INSTAL- LATIE (dieseluitvoeringen) Als u de contactsleutel in stand M draait, gaat het lampje branden. Het lampje dooft als de voorgloeibougies de vooraf ingestelde temperatuur hebben bereikt. STOP STOP (rood) Dit lampje gaat gelijktijdig branden als één van de overige waarschuwingslampjes brandt. w ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN (rood) Als er een defect is in het laadcircuit van de dynamo. Als u de contactsleutel in stand M draait, gaat het lampje branden. Het moet doven nadat de motor is gestart. Als de motor stationair draait, kan het voorkomen dat het lampje iets later dooft. HANDREM AANGE- TROKKEN/TE LAAG REMVLOEISTOFNI- VEAU (rood) In vier gevallen: als de contactsleutel in stand A staat, blijft het lampje gedoofd, onafhankelijk van de stand van de handrem; als de contactsleutel bij uitgezette motor in stand M staat, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden, onafhankelijk van de stand van de handrem; als de contactsleutel bij draaiende motor in stand M staat, gaat het lampje, afhankelijk van de stand van de handrem, wel of niet branden; tegelijkertijd met lampje j om een storing aan te geven in de elektronische remdrukverdeling EBD. 46 WEGWIJS IN UW AUTO

48 TE LAGE MOTORv OLIEDRUK (rood) Als de motoroliedruk onder de normale waarde zakt. Als u de contactsleutel in stand M draait, gaat het lampje branden. Het moet doven nadat de motor is gestart. Als de motor stationair draait, kan het voorkomen dat het lampje iets later dooft. Als de motor zwaar belast is, kan het lampje gaan knipperen als de motor stationair draait. Het moet doven zodra u iets gas geeft. Als het lampje gaat branden tijdens het rijden, zet dan de motor uit en wendt u tot de Fiat-dealer. TE HOGE KOEL- E VLOEISTOF-TEMPE- RATUUR (rood) Als de temperatuur van de koelvloeistof de maximum waarde overschrijdt. TE LAAG KOEL- U VLOEISTOF- NIVEAU (rood) Als het koelvloeistofniveau onder het minimumniveau is gedaald. STORING IN t AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK (rood) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat in de volgende gevallen branden: 1. Als u de contactsleutel in stand M draait, gaat het lampje branden. Het moet doven nadat de motor is gestart. 2. Constant branden: duidt op een te hoge olietemperatuur in de elektronisch geregelde automatische versnellingsbak. Het is raadzaam de auto stil te zetten met stationair draaiende motor en geleidelijk gas te geven voor een snellere afkoeling, totdat het lampje dooft. 3. Knipperend: duidt op een storing in de elektronisch geregelde automatische versnellingsbak. Wendt u zo spoedig mogelijk tot de dichtstbijzijnde Fiat-dealer om de storing te laten verhelpen. WEGWIJS IN UW AUTO 47

49 VERWARMING EN VENTILATIE F0F0572m A - Verstelbaar luchtrooster zijkant. B - Uitstroomopening voor ontwasemen of ontdooien van de zijruiten voor. C - Uitstroomopening voor ontwasemen of ontdooien van de voorruit. D - Bovenste luchtrooster in het midden. E - Verstelbaar luchtrooster in het midden. F - Uitstroomopeningen aan de zijkant. G - Uitstroomopening middenonder. fig WEGWIJS IN UW AUTO

50 VERSTELBARE EN REGEL- BARE LUCHTROOSTERS fig De roosters kunnen naar boven en naar beneden gekanteld worden. A - Knop voor het regelen van de luchtopbrengst: draai in stand ß rooster open draai in stand rooster dicht. ß B - Regelschuif voor het richten van de luchtstroom. C - Vaste uitstroomopening voor zijruiten fig. 69. BELANGRIJK De verstelbare luchtroosters in het midden fig zijn alleen aanwezig op bepaalde uitvoeringen. F0F0035m VERWARMING EN VENTILATIE BEDIENINGSKNOPPEN fig. 72 A - Schuif om het recirculatiesysteem in te schakelen, waarbij er geen lucht van buiten binnenkomt. B - Schuif voor de luchtverdeling. C - Schuif voor het inschakelen van de aanjager. D - Schuif voor de regeling van de luchttemperatuur (menging van warme/koude lucht). F0F0034m fig. 70 F0F0573m F0F0011m fig. 69 fig. 71 fig. 72 WEGWIJS IN UW AUTO 49

51 VERWARMING 1) Schuif voor de luchttemperatuur: in het rode vlak. 2) Schuif voor de aanjager: op de gewenste snelheid. 3) Schuif voor de luchtverdeling: in stand K voor verwarming van de beenruimte en ontwaseming van de voorruit. in stand H voor verwarming van de beenruimte van de inzittenden. in stand J voor verwarming van de hoofdruimte van de inzittenden. 4) Schuif voor de recirculatie (indien aanwezig): zet de schuif in stand I voor een snellere verwarming, waarbij alleen de lucht in het interieur circuleert. Voor een snelle verwarming van de beenruimte moeten de bovenste luchtroosters gesloten zijn. EXTRA VERWARMING (indien aanwezig) De auto is uitgerust met een extra verwarming, waardoor de motor bij koud weer sneller op bedrijfstemperatuur komt en in het interieur sneller een comfortabele temperatuur wordt bereikt. De extra verwarming werkt bij een draaiende motor als de buitentemperatuur lager is dan 10 C en de motor nog niet de normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt. BELANGRIJK Als de motor stationair draait en de auto stilstaat, dan kunnen er verbrandingsresten (rook en geur) waarneembaar zijn uit de uitlaat van de extra verwarming: deze uitlaat bevindt zich onder het rechter voorspatbord. SNELLE ONTWASEMING EN/OF ONTDOOIING Achterruiten Druk op knop ( (indien aanwezig). Zodra de achterruiten ontwasemd zijn, is het raadzaam de verwarming weer uit te schakelen. Voorruit en zijruiten 1) Schuif voor de luchttemperatuur: in het rode vlak. 2) Schuif voor de aanjager: schakel de maximale snelheid in. 3) Schuif voor de luchtverdeling: in stand -. 4) Schuif voor de luchtrecirculatie in stand L, waarbij lucht van buiten binnenkomt. Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een stand gekozen worden waarbij het zicht optimaal blijft. 50 WEGWIJS IN UW AUTO

52 BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met handbediende airconditioning, wordt het ontwasemen van de ruiten versneld door naast de bovengenoemde instellingen ook knop E-fig. 74 in te drukken. VENTILATIE 1) Zij- en middenroosters: geheel open. 2) Schuif voor de luchttemperatuur: in het blauwe vlak. 3) Schuif voor de luchtverdeling: in stand L 4) Schuif voor de aanjager: op de gewenste snelheid. 5) Schuif voor de luchtverdeling: in stand J. RECIRCULATIE (indien aanwezig) Als de schuif in stand I A-fig. 73 staat, circuleert alleen de lucht in het interieur. BELANGRIJK Dit systeem is vooral bruikbaar bij geconcentreerde luchtvervuiling (in de file, in tunnels enz.). Het is niet raadzaam dit systeem langdurig te laten werken, vooral niet als u met meer personen in de auto zit. F0F0011m AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND (indien aanwezig) BEDIENINGSKNOPPEN fig A - Schakelaar om het recirculatiesysteem in te schakelen. B - Schuif voor de luchtverdeling. C - Schuif voor het inschakelen van de aanjager. D - Schuif voor de regeling van de luchttemperatuur (menging van warme/koude lucht). F0F0039m fig. 73 fig. 74 WEGWIJS IN UW AUTO 51

53 E - Schakelaar om de handbediende airconditioning in- en uit te schakelen. Als u deze schakelaar indrukt, schakelt tevens de aanjager automatisch in op stand 1. BELANGRIJK Als u het recirculatiesysteem inschakelt, koelt de lucht bij zomerse temperaturen sneller af. Ook is dit systeem bruikbaar bij geconcentreerde luchtvervuiling (in de file, in tunnels enz.). Het is niet raadzaam dit systeem langdurig te laten werken, vooral niet als u met meer personen in de auto zit. Het systeem gebruikt koelmiddel R134a. Bij lekkage is dit middel niet schadelijk voor het milieu. Gebruik in geen geval het middel R12, omdat dit middel de componenten van de auto kan beschadigen. 52 WEGWIJS IN UW AUTO AIRCONDITIONING (KOELING) 1) Schuif voor de luchttemperatuur: in het blauwe vlak. 2) Airconditioning: druk op schakelaar E-fig ) Schuif voor de aanjager: op de gewenste snelheid. 4) Schuif voor de luchtverdeling: in stand J Voor een gematigde koeling: verhoog de temperatuur en verlaag de snelheid van de aanjager. Schakel de airconditioning niet in voor het verwarmen en ventileren, maar gebruik daarvoor de basisfuncties van het verwarmings- en ventilatiesysteem (zie vorige hoofdstuk). BELANGRIJK De airconditioning kan goed gebruikt worden om de ruiten sneller te ontwasemen, omdat de lucht droger wordt. Zet hiervoor de bedieningsknoppen op ontwasemen en schakel de airconditioning in door op schakelaar E te drukken. HENDELS AAN HET STUUR HENDEL LINKS Met de linker hendel bedient u de meeste onderdelen van de buitenverlichting. Als het niet nodig is de buitenverlichting te laten branden, moet u, voordat u de auto verlaat, controleren of de hendel in stand 0 staat. Hierdoor voorkomt u dat de accu ontlaadt. Als bij uitgenomen contactsleutel de buitenverlichting nog brandt, klinkt er een akoestisch waarschuwingssignaal. fig. 75 F0F0154m

54 Claxon fig. 75 Druk in de richting van de pijl om te claxonneren. Buitenverlichting fig. 76 Draai de draaiknop van stand 0 in stand 6. Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 6 branden. Bij het openen van één van de portieren en bij uitgenomen sleutel, hoort u een akoestisch signaal als de buitenverlichting nog is ingeschakeld. Het akoestische signaal houdt op als u de verlichting uitschakelt, de portieren sluit of als u de motor start. Dimlicht fig. 77 Draai de schakelaar van stand 6 in stand 2 1. Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 2 branden. Grootlicht fig. 78 Trek de hendel in de richting van het stuur, als de schakelaar reeds in stand 21staat. Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 1 branden. Het grootlicht dooft als u de hendel nogmaals naar het stuur trekt. Grootlichtsignaal fig. 79 Trek de hendel naar het stuur (stand zonder vergrendeling). F0F0157m F0F0155m F0F0156m fig. 78 F0F0158m fig. 76 fig. 77 fig. 79 WEGWIJS IN UW AUTO 53

55 Mistlampen voor (indien aanwezig) fig. 80 Ga voor het inschakelen van de mistlampen voor als volgt te werk: draai knop A in stand dimlicht ingeschakeld; draai knop B in stand 5 mistlampen voor ingeschakeld. Mistachterlicht fig. 80 Ga voor het inschakelen van het mistachterlicht als volgt te werk: draai knop A in stand 6, buitenverlichting ingeschakeld; draai knop B in stand 4, mistachterlicht ingeschakeld. Het mistachterlicht schakelt automatisch uit als u de motor uitzet of de verlichting uitschakelt. Als u bij nog ingeschakeld mistachterlicht de motor weer start, gaat het mistachterlicht automatisch weer branden. BELANGRIJK Het mistachterlicht kan hinderlijk zijn voor de weggebruikers achter u. Doof daarom bij stukken met goed zicht het mistachterlicht. Richtingaanwijzers (pijlen) fig. 81 Plaats de hendel: naar boven - rechter richtingaanwijzer ingeschakeld naar beneden - linker richtingaanwijzer ingeschakeld. Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje R of E knipperen. F0F0152m F0F0159m 54 WEGWIJS IN UW AUTO fig. 80 fig. 81

56 De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als de auto weer rechtuit rijdt. Als u kort richting aan wilt geven (wisselen van rijbaan), druk de hendel dan iets naar boven of naar beneden zonder dat de hendel vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat, gaat deze automatisch terug. HENDEL RECHTS Ruitenwissers/-sproeiers fig. 82 Deze werken uitsluitend als de contactsleutel in stand A staat. Bediening: 0 - Ruitenwissers uitgeschakeld. 1 - Interval wissen. 2 - Langzaam continu wissen. 3 - Snel continu wissen. 4 - Tijdelijk langzaam continu wissen: als u de hendel loslaat, springt deze direct weer in stand 0 en schakelen de ruitenwissers automatisch uit. Als u de hendel naar het stuur trekt fig. 83, schakelen de ruitensproeiers en de eventuele koplampsproeiers (als het dim- of grootlicht brandt) in, en werken de ruitenwissers enige slagen. F0F0010m F0F0042m fig. 82 fig. 83 WEGWIJS IN UW AUTO 55

57 BEDIENINGS- ORGANEN F0F0040m DRUKKNOPPEN fig. 84 Deze vindt u boven de versnellingspook. Knop A werkt alleen bij een draaiende motor. Als u een knop indrukt, gaat op de knop zelf een lampje branden. A - Inschakelen van de achterruitverwarming (indien aanwezig). Deze schakelt na 12 minuten automatisch uit B - In-/uitschakelen van de waarschuwingsknipperlichten. Afhankelijk van de uitvoering bevindt zich onder het linker luchtrooster de knop voor het inschakelen van de stoelverwarming. WAARSCHUWINGSKNIPPER- LICHTEN Druk op knop B-fig. 84. De waarschuwingsknipperlichten werken onafhankelijk van de stand van de contactsleutel. Als dit systeem is ingeschakeld, knipperen de lampjes REop het instrumentenpaneel en het rode lampje op de knop zelf. Druk de knop nogmaals in om het systeem uit te schakelen. F0F0043m Het gebruik van de waarschuwingsknipperlichten is afhankelijk van de verkeersvoorschriften in het land waarin u rijdt. U dient zich aan de voorschriften te houden. KOPLAMPVERSTELLING fig. 85 De bedieningsknop bevindt zich op het dashboard onder het linker luchtrooster. Zie voor het instellen van de koplamphoogte de paragraaf Koplampen afstellen. fig WEGWIJS IN UW AUTO fig. 85

58 CRUISE-CONTROL (indien aanwezig) Dit elektronische systeem maakt het mogelijk een constante, vooraf ingestelde kruissnelheid aan te houden, zonder het gaspedaal te bedienen. De ingestelde snelheid moet hoger zijn dan 40 km/h. Dit systeem bestaat uit: knop A-fig. 86 om het systeem in of uit te schakelen; hendel B-fig. 87 om de ingestelde snelheid te verhogen, te verlagen of te wissen. F0F0300m Opslaan van een snelheid: (alleen in de vierde of vijfde versnelling en bij een snelheid boven de 40 km/h): als u hendel B in stand 1 of 2 zet, wordt de huidige snelheid van de auto aangehouden en opgeslagen. De ingestelde snelheid kan, indien nodig, verhoogd worden door op het gaspedaal te trappen (bijv. bij inhalen); zodra u het pedaal weer loslaat, wordt de opgeslagen snelheid weer aangehouden. Handmatig verhogen of verlagen van de snelheid met de hendel: houd bij ingeschakelde cruise-control de hendel tijdens de rit iets langer in stand 1 om de snelheid te verhogen of in stand 2 om de snelheid te verlagen met 2 km/h; als u de hendel loslaat, wordt de nieuwe snelheid gehandhaafd en opgeslagen. F0F0302m Systeem uitschakelen: zet de hendel kort in stand 3 (naar het stuur). Het systeem schakelt ook uit als u het rem- of koppelingspedaal intrapt. Oproepen van een opgeslagen snelheid: zet na het intrappen van het rem- of koppelingspedaal of na uitschakeling van het systeem met hendel in stand 3, de hendel kort in stand 1 of 2 om de laatst opgeslagen snelheid op te roepen; om de nieuwe snelheid in te stellen de hendel iets langer in stand 1 of 2 plaatsen. Wissen van een snelheid: druk voor het wissen van alle opgeslagen snelheden op knop A-fig. 86. BELANGRIJK Gebruik de cruisecontrol uitsluitend als de verkeersomstandigheden of het wegdek een constante snelheid toelaten. fig. 86 fig. 87 WEGWIJS IN UW AUTO 57

59 BRANDSTOF- NOOD- SCHAKELAAR Deze veiligheidsschakelaar springt omhoog bij een ongeval, waardoor de toevoer van brandstof wordt gestopt en de motor afslaat. Draai na een ongeval de contactsleutel in stand S om te voorkomen dat de accu ontlaadt. Als u na een ongeval een brandstoflucht ruikt of merkt dat het brandstofsysteem lekt, druk dan de schakelaar niet weer terug, zodat brand wordt voorkomen. Als u geen brandstoflekkage waarneemt en de auto kan nog verder rijden, druk dan op knop A in de motorruimte om de brandstoftoevoer weer te herstellen. fig. 88 uitvoeringen V JTD 16V fig. 89 uitvoeringen 1.9 D JTD 8V HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Om de versnellingen in te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel intrappen en vervolgens de versnellingspook in de gewenste stand plaatsen (het schakelschema staat op de knop van de pook). BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto worden ingeschakeld. Wacht met een draaiende motor en een geheel ingetrapt koppelingspedaal minstens 2 seconden, voordat u de achteruit inschakelt. Hiermee wordt voorkomen dat de tandwielen beschadigen. F0F0330m F0F0207m fig WEGWIJS IN UW AUTO fig. 89

60 U zet de pook vanuit de vrijstand op de volgende wijze in achteruit (R): Trek bij de JTD-uitvoeringen de schuifring A-fig. 90 onder de knop omhoog en verplaats de pook naar links en vervolgens naar achteren. Verplaats bij de benzine-uitvoeringen de pook naar rechts en vervolgens naar achteren fig. 91. F0F0559m Om op de juiste wijze te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel intrappen. Daarom mag er niets onder het pedaal liggen dat dit kan verhinderen. Let erop dat de vloermatten niet zijn dubbelgevouwen en zo de slag van de pedalen kunnen beperken. F0F0041m ELEKTRONISCH GEREGELDE AUTOMATISCHE VERSNELLINGS- BAK De automatische versnellingsbak beschikt over vier versnellingen vooruit plus een achteruit. De zelflerende elektronische regeling past het schakelprogramma automatisch aan aan de rijstijl van de bestuurder, de rijomstandigheden en de lading van de auto. BELANGRIJK Lees alle informatie op deze en de volgende pagina s zorgvuldig door, zodat u voordat u met de auto gaat rijden, op de hoogte bent van de juiste werking van onder andere het beveiligingssysteem Shift-lock, waarmee de automatische transmissie is uitgerust. fig. 90 fig. 91 WEGWIJS IN UW AUTO 59

61 SELECTORHENDEL fig. 92 P = Parkeren. R = Achteruit rijden. N = Vrijstand. D = Vooruit rijden, waarbij automatisch uit de vier versnellingen wordt gekozen. M = Sequentiële werking. + = Opschakelen naar een hogere versnelling bij sequentiële werking. = Terugschakelen naar een lagere versnelling bij sequentiële werking. F0F0566m STANDEN VAN DE SELECTORHENDEL Vooruit rijden, waarbij automatisch uit de vier versnellingen wordt gekozen (D) U gebruikt stand D binnen en buiten de bebouwde kom. Voor de verplaatsing van de hendel van stand P naar D (P D), van N naar D (N D) en van R naar D (R D) moet de auto stilstaan, de motor stationair draaien en het rempedaal zijn ingetrapt. Vrijstand (N) Deze stand komt overeen met de vrijstand van een handgeschakelde versnellingsbak. Om de hendel vanuit N te verplaatsen, moet de voet van het gaspedaal worden genomen, de motor stationair draaien en de instructies en waarschuwingen in het hoofdstuk Motor starten worden aangehouden. Met de hendel in stand N kan de motor gestart worden. Achteruit rijden (R) Deze stand kan alleen worden gekozen als de auto stilstaat, de motor stationair draait en het gaspedaal volledig is losgelaten. Houdt u aan de instructies en waarschuwingen die in het hoofdstuk Motor starten vermeld staan. fig WEGWIJS IN UW AUTO

62 Met de hendel in stand R kan de motor niet gestart worden. Parkeren (P) In stand P worden de aangedreven wielen mechanisch geblokkeerd. Deze stand kan alleen worden gekozen als de auto stilstaat en de handrem eventueel is aangetrokken. Houdt u aan de instructies en waarschuwingen die in het hoofdstuk Motor starten vermeld staan. BELANGRIJK Als de selectorhendel niet goed is geplaatst, knippert op het display de laatst ingeschakelde stand. MOTOR STARTEN Het is gevaarlijk om de motor in een afgesloten ruimte te laten draaien. De motor verbruikt zuurstof en produceert koolmonoxide en andere giftige stoffen. Raak de hoogspanningskabels (bougiekabels) nooit aan als de motor draait. Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in stand S voordat u opnieuw start. Als met de contactsleutel in stand M het controlelampje samen met het waarschuwingslampje U blijft branden, raden wij u aan de sleutel in stand S te draaien en vervolgens weer in stand M; als het lampje nog steeds blijft branden, probeer het dan met de andere geleverde sleutels. BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in stand M staan als de motor stilstaat. 1) Controleer of de handrem is aangetrokken en de selectorhendel in stand P of N staat: de motor kan uitsluitend gestart worden als de hendel in één van deze standen staat. 2) Draai de contactsleutel in stand D zonder het gaspedaal in te trappen. WEGWIJS IN UW AUTO 61

63 WEGRIJDEN MET DE AUTO Houd bij een stationair draaiende motor de auto op zijn plaats door het rempedaal in te trappen. Kies de gewenste stand. Geef geleidelijk gas; de auto gaat nu rijden en de versnellingsbak schakelt, afhankelijk van de gekozen stand, automatisch de juiste versnelling in. De selectorhendel kan uitsluitend uit stand P worden verplaatst als de contactsleutel in stand M staat en het rempedaal is ingetrapt (beveiligingssysteem Shift-lock). Verplaats de hendel A-fig. 93 in de richting van de pijl. Als de contactsleutel in stand M staat, wordt telkens als de hendel verplaatst wordt, de gekozen stand weergegeven op het digitale display fig. 94 op het instrumentenpaneel. SEQUENTIËLE WERKING Verplaats de hendel vanuit stand D naar rechts: verplaats de hendel naar +: opschakelen. verplaats de hendel naar : terugschakelen. De ingeschakelde versnelling wordt weergegeven op het display fig. 95 en iedere mogelijke fout wordt uitgesloten door de continue controle van de regeleenheid, die alleen een lagere versnelling inschakelt als het toerental van de motor dit toelaat. F0F0567m F0F0568m F0F0569m fig WEGWIJS IN UW AUTO fig. 94 fig. 95

64 Bij de sequentiële werking functioneert de elektronisch geregelde versnellingsbak als een versnellingsbak met vaste overbrengingsverhoudingen die sequentieel worden gekozen. De regeleenheid schakelt echter automatisch op of terug als het motortoerental boven of onder een vastgestelde limiet komt. AUTOMATISCHE WERKING Bij sequentiële werking is het onder alle rij-omstandigheden mogelijk stand D te kiezen. De elektronische regeleenheid kiest de optimale overbrengingsverhouding op basis van de snelheid van de auto en de motorbelasting (gaspedaalstand). Als de motor licht belast wordt, kiest de versnellingsbak een hogere versnelling, waardoor het brandstofverbruik beperkt is. Als door het intrappen van het gaspedaal geleidelijk meer vermogen van de motor wordt gevraagd, kiest de versnellingsbak een lagere versnelling, waardoor de prestaties (acceleratie) toenemen: in dit geval neemt het brandstofverbruik toe. De maximale acceleratie wordt bereikt door het gaspedaal tot voorbij het zware punt in de slag in te trappen, waardoor het kick-down-mechanisme wordt bediend. Hierdoor kan de auto zijn maximale prestaties (acceleratie) leveren maar neemt het brandstofverbruik toe. BELANGRIJK Gebruik de kickdown niet als u op wegen rijdt met weinig grip (sneeuw, ijs, enz.). SCHAKELPROGRAMMA KIEZEN (knop A-fig. 96 ingedrukt) Deze stand wordt aangeraden als het wegdek weinig grip biedt (sneeuw, ijs, enz.). Voor het wegrijden wordt de tweede versnelling gebruikt. Dit programma kan alleen ingeschakeld worden als de selectorhendel in stand D staat. Als het programma is ingeschakeld, brandt het lampje B-fig. 97 op het display. Als u de hendel vanuit D verplaatst, wordt het programma automatisch uitgeschakeld. BELANGRIJK Het programma kan worden ingeschakeld door knop A in te drukken. Dit kan ook tijdens het rijden mits de snelheid lager is dan 45 km/h. F0F0570m fig. 96 WEGWIJS IN UW AUTO 63

65 STORING IN AUTOMA- TISCHE VERSNELLINGSBAK Als er een storing is in de automatische versnellingsbak gaat het lampje t branden/knipperen en gaat eventueel ook het lampje B-fig. 97 op het display knipperen; in dit geval schakelt de versnellingsbak automatisch de derde versnelling in. Als er tijdens het rijden een storing ontstaat in de versnellingsbak, moet zo voorzichtig mogelijk en met een lage snelheid verder worden gereden. fig. 97 B 64 WEGWIJS IN UW AUTO F0F0571m STOPPEN MET DE AUTO Laat het gaspedaal los. Trap het rempedaal in. Op een hellende weg met draaiende motor, mag de auto uitsluitend met het rempedaal op zijn plaats worden gehouden; trap het gaspedaal niet in. Als u de auto langer stilzet, moet de selectorhendel in stand P worden gezet. Houdt u aan de instructies en waarschuwingen die in het hoofdstuk Motor starten vermeld staan. Als de auto stilstaat met draaiende motor en de selectorhendel in stand D of R staat of bij de sequentiële werking, moet het rempedaal ingetrapt worden gehouden. Dit om te voorkomen dat de auto in beweging komt. PARKEREN Trek de handrem aan, zet de selectorhendel in stand P en zet de wielen iets uitgestuurd. Houdt u aan de instructies en waarschuwingen die in het hoofdstuk Motor starten vermeld staan. Als de auto op een steile helling staat, blokkeer de wielen dan met wiggen of stenen. Laat de contactsleutel nooit in stand M staan omdat hierdoor de accu ontlaadt. Neem de sleutel altijd uit het contactslot als u de auto verlaat. Laat kinderen nooit alleen achter in de auto. AKOESTISCH WAARSCHU- WINGSSYSTEEM (indien aanwezig) Als de contactsleutel uit het contactslot is genomen of in stand S staat, klinkt er een akoestisch waarschuwingssignaal als een portier wordt geopend en de selectorhendel niet in stand P staat. De zoemer heeft een andere toon dan het waarschuwingssignaal dat klinkt als u vergeten hebt de buitenverlichting uit te schakelen.

66 INTERIEUR- UITRUSTING DASHBOARDKASTJE/- OPBERGVAK Om het kastje te openen, moet u knop A-fig. 98 naar links duwen. In de klep zitten uitsparingen waarin u als de auto stilstaat bekers en blikjes kunt plaatsen. Rijd niet met een geopend dashboardkastje: dit kan de passagier verwonden bij een ongeval. Het dashboardkastje is van binnen voorzien van een elastische band voor het opbergen van documenten. Rijd niet met een geopend dashboardkastje: dit kan de passagier verwonden bij een ongeval. OPBERGVAK fig. 99 Boven de zonnekleppen bevindt zich een opbergvak voor het snel opbergen van lichte voorwerpen (bijv. documenten, wegenkaarten, enz.). BELANGRIJK Het vakje is ontworpen voor een belasting tot maximaal 3 kg per zijde. Plaats er geen zwaardere voorwerpen in en klem ze niet vast. Gebruik de handgrepen aan de zijkanten voor ondersteuning. INTERIEURVERLICHTING VOOR fig. 100 EN ACHTER fig. 101 Het lampje voor gaat automatisch branden als u één van de voorportieren opent. De plafondlampjes achter kunt u inschakelen door op de korte zijde van het lampenglas te drukken. Controleer voordat u de auto verlaat of de interieurverlichting bij gesloten portieren is uitgeschakeld. F0F0250m F0F0045m F0F0129m fig. 98 fig. 99 fig. 100 WEGWIJS IN UW AUTO 65

67 PLAFONDLAMPJE ZIJKANT fig. 102 U kunt het lampje inschakelen door op de korte zijde van het lampenglas te drukken. Controleer voordat u de auto verlaat of de interieurverlichting bij gesloten portieren is uitgeschakeld. F0F0136m ASBAK Gebruik de asbak niet als prullenbak: papiertjes en dergelijke kunnen door peuken in brand raken. Voor de zitplaatsen voor fig. 103 Trek het klepje A aan de rand zover mogelijk omhoog en duw de hoek links naar beneden zodat het klepje in de daarvoor bestemde zitting zakt. De asbak B kan uitgenomen worden. Om de asbak uit te nemen, moet u bij geopend klepje licht op de aangegeven hoek drukken (extra slag). Voor de zitplaatsen achter fig. 104 Open het klepje A door het naar buiten te trekken. Verwijderen: trek bij gesloten klepje de asbak aan de onderkant uit. Plaats de asbak stevig in de daarvoor bestemde zitting terug. fig. 101 F0F0047m F0F0137m F0F0138m fig WEGWIJS IN UW AUTO fig. 103 fig. 104

68 AANSTEKER fig. 105 (indien aanwezig) 1) Trek het klepje A aan de rand zover mogelijk omhoog en duw de hoek links naar beneden zodat het klepje in de daarvoor bestemde zitting zakt. 2) Druk op knop B om de aansteker in te schakelen; na ongeveer 15 seconden springt de knop automatisch terug en is de aansteker gereed voor gebruik. BELANGRIJK Controleer altijd of de aansteker na het indrukken ook uitschakelt. fig. 105 F0F0048m De aansteker wordt erg heet. Gebruik de aansteker voorzichtig en voorkom dat hij gebruikt wordt door kinderen: brandgevaar en/of kans op brandwonden. ZONNEKLEPPEN De zonnekleppen zitten aan beide zijden naast de achteruitkijkspiegel. De kleppen kunnen voor de voorruit, zoals is afgebeeld in fig. 106, of voor de zijruit worden gedraaid. De zonneklep aan bestuurderszijde is voorzien van een documentenvakje A. fig. 106 F0F0049m PORTIEREN Controleer voordat u een portier opent of u dit op een veilige manier kunt doen. Bij het openen van één van de portieren en bij uitgenomen sleutel, hoort u een akoestisch signaal als de buitenverlichting nog is ingeschakeld. Het akoestische signaal houdt op als u de verlichting uitschakelt, de portieren sluit of als u de motor start. VOORPORTIEREN EN ZIJSCHUIFDEUR De zijschuifdeur wordt in geheel geopende stand door een vangmechanisme opengehouden. Om de deur te blokkeren, moet u de deur tegen de aanslag drukken; om de deur te ontgrendelen moet u de deur krachtig naar voren trekken. Zorg er in ieder geval voor dat de deur op de juiste wijze is vastgehaakt aan het vangmechanisme. WEGWIJS IN UW AUTO 67

69 Als de auto op een steile helling omlaag geparkeerd staat, laat dan de auto niet met geopende deur in vergrendelde stand staan: als u tegen de deur stoot, kan deze losraken en naar voren schuiven. Als de auto wordt geparkeerd met geopende schuifdeuren, controleer dan of deze goed vergrendeld zijn. Van buitenaf ontgrendelen Draai de sleutel in stand 1- fig. 107 en trek de handgreep in de richting van de pijl. BELANGRIJK Voordat de sleutel wordt gedraaid, moet deze volledig in het slot zijn gestoken. F0F0016m Van buitenaf vergrendelen Voorportieren: draai de sleutel in stand 2-fig Zijschuifdeur: druk het knopje A- fig. 108 aan de binnenzijde naar beneden en sluit de deur. Voorportieren van binnenuit ont-/vergrendelen Openen: trek aan hendel A-fig Vergrendelen: sluit het portier en druk knopje B naar beneden. fig. 107 F0F0288m F0F0052m 68 WEGWIJS IN UW AUTO fig. 108 fig. 109

70 Ver-/ontgrendelen zijschuifdeur, van binnenuit Ontgrendelen: trek knopje A-fig. 110 omhoog en trek hendel B in de richting van de pijl. Vergrendelen: druk knopje A naar beneden; dit kan ook bij een geopend portier. DUBBELE ACHTERDEUR De twee achterdeuren zijn ieder voorzien van een klemveer die de opening van de deur tot 90 graden beperkt. Het systeem van klemveren is ontwikkeld voor een beter gebruikscomfort; door tegen de deur te stoten of door een windstoot kunnen de veren loshaken en kunnen de deuren onverwacht dichtvallen. Het is mogelijk de openingshoek van de twee deuren te vergroten om makkelijker in en uit te laden. Hiervoor moeten de klemveren worden losgehaakt, waardoor de deuren ongeveer 180 kunnen worden geopend. Als de deuren 180 geopend zijn, zijn ze niet meer vergrendeld. Open de deuren niet 180 als de auto op een helling staat of bij veel wind. Rechter deur van buitenaf ontgrendelen 1-fig. 111 Draai de sleutel in stand 2-fig. 112 en trek de handgreep in de richting van de pijl. F0F0051m F0F0053m F0F0054m fig. 110 fig. 111 fig. 112 WEGWIJS IN UW AUTO 69

71 Rechter deur van buitenaf vergrendelen Draai de sleutel in stand 1-fig Rechter deur van binnenuit ontgrendelen Trek hendel A-fig. 113 in de richting van de pijl. fig WEGWIJS IN UW AUTO F0F0055m Linker deur openen Trek na het openen van de rechter deur hendel A-fig. 114 in de richting van de pijl. fig. 114 F0F0056m CENTRALE PORTIERVER- GRENDELING (indien aanwezig) Van buitenaf Sluit de portieren, steek de sleutel in het slot van één van de voorportieren, en draai de sleutel. Van binnenuit Sluit de portieren en druk op één van de voorportieren het knopje naar beneden (vergrendelen) of trek het knopje omhoog (ontgrendelen). BELANGRIJK De centrale portiervergrendeling werkt niet als één van de portieren niet goed gesloten is of als er een storing in het systeem is. Na enkele pogingen schakelt het systeem ongeveer 20 seconden uit. In deze 20 seconden kunt u de portieren met de hand ver- en ontgrendelen, zonder dat het elektrische systeem werkt. Na de 20 seconden is het systeem weer gereed. Als de oorzaak van de storing is opgelost, werkt het systeem weer normaal. Anders schakelt het systeem na enkele pogingen opnieuw uit.

72 ELEKTRISCHE RUITBEDIE- NING VOORPORTIEREN (indien aanwezig) fig. 115 In het midden, boven de interieurverlichting voor, zijn twee drukschakelaars gemonteerd. Met de sleutel in stand M bedient u de zijruiten: A - openen/sluiten zijruit linksvoor B - openen/sluiten zijruit rechtsvoor. Druk voor het openen of het sluiten van de ruit op de betreffende schakelaar; als u de schakelaar loslaat, stopt de ruit op het punt waar het zich op dat moment bevindt. F0F0014m Als u de schakelaar A bij een draaiende motor geheel indrukt, opent of sluit de ruit aan bestuurderszijde automatisch. Houd de schakelaar niet ingedrukt als de ruit aan het einde van zijn slag is. Onzorgvuldig gebruik van de elektrische ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer voor en tijdens het bedienen van de ruit altijd of de passagiers niet verwond kunnen worden door de bewegende ruiten, hetzij direct door contact met de ruit, hetzij door voorwerpen die door de ruit worden meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot als u de auto verlaat, om te voorkomen dat een onverwachte inschakeling van de elektrische ruitbediening gevaar oplevert voor de achtergebleven passagiers. SCHUIFRAMEN (indien aanwezig) fig. 116 Als u aan ring A trekt, wordt de ruit ontgrendeld en is het mogelijk de ruit open te schuiven. Druk bij gesloten ruit knop B geheel in om de ruit te vergrendelen. F0F0139m fig. 115 fig. 116 WEGWIJS IN UW AUTO 71

73 MOTORKAP Open of sluit de motorkap alleen als de auto stilstaat. 3) Til de motorkap op en trek gelijktijdig steunstang C-fig. 119 uit klem D. 4) Steek het uiteinde van de stang in zitting E in de motorruimte. Wees voorzichtig als u werkzaamheden in de motorruimte moet verrichten en de motor nog warm is, om brandwonden te voorkomen. Kom met uw handen niet in de buurt van de elektroventilateur: de elektroventilateur kan, ook bij uitgeschakeld contact, F0F0058m Motorkap openen: 1) Trek de hendel A-fig. 117 links onder het instrumentenpaneel, in de richting van de pijl. 2) Druk in de richting van de pijl, op haak B-fig. 118 van de motorkap. Let op: Als de steunstang verkeerd geplaatst wordt, kan de motorkap onverwachts dichtvallen. F0F0015m F0F0057m fig WEGWIJS IN UW AUTO fig. 118 fig. 119

74 onverwachts inschakelen. Wacht totdat de motor is afgekoeld. Pas op als u sjaals, dassen of loszittende kledingstukken draagt: deze kunnen door de bewegende onderdelen worden gegrepen. Motorkap sluiten: 1) Houd de motorkap met een hand omhoog, trek met de andere hand steunstang C-fig. 119 uit zitting E en plaats de stang terug in klem D. 2) Laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm zakken. 3) Laat de motorkap dichtvallen: hij vergrendelt nu automatisch. MONTAGEVOOR- BEREIDING IMPERIAAL/ SKIDRAGER De bevestigingspunten zijn voorbereid in de goot op het dak van de auto. Bevestig de steunen van de imperiaal/skidrager in de daarvoor bestemde schroefdraadgaten, zoals staat aangegeven in fig F0F0059m Controleer na enkele kilometers opnieuw of de bevestigingsbouten nog goed vastzitten. Overschrijd nooit het maximum draagvermogen (zie hoofdstuk Technische gegevens ). Controleer altijd of de motorkap vergrendeld is, om te voorkomen dat deze tijdens het rijden open gaat. fig. 120 WEGWIJS IN UW AUTO 73

75 KOPLAMPEN KOPLAMPEN AFSTELLEN BELANGRIJK Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk voor het comfort en de veiligheid van uzelf en de overige weggebruikers. Bovendien zijn er wettelijke voorschriften. Voor optimaal zicht en zichtbaarheid moeten de koplampen op de juiste wijze zijn afgesteld. Wendt u voor controle of afstelling tot de Fiat-dealer STAND KOPLAMPEN CORRI- GEREN Als de auto beladen is, helt hij achterover. Het gevolg is dat de lichtbundel van de koplampen meer naar boven schijnt. De stand van de koplampen moet nu worden gecorrigeerd. Bij auto s die zijn uitgerust met een elektrische regelknop op het dashboard: zet de regelknop fig. 122 op een stand die overeenkomt met de vervoerde lading. Zie onderstaande tabel. Stand 0 - onbelaste auto. Stand 1 - auto met gemiddelde belading. Stand 2 - volbeladen auto. Controleer de afstelling van de koplampen telkens als het gewicht van de lading wijzigt. F0F0061m 74 WEGWIJS IN UW AUTO fig. 122

76 ABS (indien aanwezig) De auto is uitgerust met een antiblokkeersysteem (ABS). Het systeem voorkomt dat de wielen blokkeren, waardoor de beschikbare grip optimaal wordt benut en de auto ook tijdens een noodstop bestuurbaar en stabiel blijft. Als het ABS in werking is getreden, merkt de bestuurder dit aan een trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met enig geluid. Dit betekent niet dat de remmen niet goed functioneren, maar is het signaal dat het ABS in werking treedt omdat de grip op de weg verminderd is. Het is daarom noodzakelijk uw snelheid aan te passen aan de weg waarop gereden wordt. Het ABS is een aanvulling op het conventionele remsysteem; bij een storing schakelt het ABS zichzelf automatisch uit, waarna alleen het conventionele remsysteem werkt. Als bij een storing niet meer op het anti-blokkeersysteem kan worden gerekend, zal de remcapaciteit van de auto absoluut niet minder zijn. Als u niet eerder in een auto met ABS hebt gereden, raden wij u aan het systeem eerst een paar keer uit te proberen op een glad wegdek. Verlies hierbij de veiligheid niet uit het oog en houdt u aan de wetgeving van het land waarin u zich bevindt. Bovendien raden wij u aan de volgende aanwijzingen aandachtig te lezen. Het voordeel van het ABS ten opzichte van het traditionele remsysteem is dat de auto optimaal bestuurbaar blijft doordat het blokkeren van de wielen wordt voorkomen, ook bij een noodstop en in omstandigheden waarbij de grip op het wegdek beperkt is. Het gebruik van het ABS leidt niet altijd tot een kortere remweg: als er bijv. ijs of verse sneeuw op de weg ligt, kan de remweg langer zijn. Voor het beste gebruik van het anti-blokkeersysteem, is het raadzaam de volgende aanwijzingen op te volgen. WEGWIJS IN UW AUTO 75

77 Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik van de beschikbare grip maar kan deze niet verhogen. Daarom moet op gladde weggedeelten altijd voorzichtig worden gereden en mogen er geen onnodige risico s worden genomen. Als het ABS in werking treedt, betekent dit dat de grip van de banden op het wegdek gering is; u dient uw snelheid te verlagen en aan te passen aan de beschikbare grip. Bij een storing gaat het waarschuwingslampje j op het instrumentenpaneel branden. Rijd met aangepaste snelheid naar de Fiatdealer om de volledige werking van het systeem te laten herstellen. Wees voorzichtig bij het remmen in bochten, ook als de auto is voorzien van ABS. Het allerbelangrijkste advies is echter het volgende: Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan een trilling in het rempedaal. Verlaag de remdruk niet maar houd het rempedaal juist goed ingedrukt; op deze manier hebt u, afhankelijk van de conditie van het wegdek, de kortste remweg. Als u deze aanwijzingen opvolgt, zult u onder alle omstandigheden de remmen het beste benutten. BELANGRIJK Op auto s die met ABS zijn uitgerust, mogen uitsluitend door de fabriek voorgeschreven velgen, banden en remblokken gemonteerd worden. Het systeem wordt gecompleteerd met een elektronische remdrukverdeling EBD (Electronic Brake Distributor) die via de regeleenheid en de sensoren van het ABS de prestaties van het remsysteem verhoogt. De auto is uitgerust met een elektronische remdrukverdeling (EBD). Als de lampjes j en sxgelijktijdig branden bij een draaiende motor, dan is er een storing in het EBD-systeem. In dit geval kunnen bij hard remmen de achterwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan gaan slippen. Rijd direct zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealer om het systeem te laten controleren. 76 WEGWIJS IN UW AUTO

78 Als bij een draaiende motor alleen het waarschuwingslampje j gaat branden, dan is er een storing in het ABS-systeem. In dat geval werkt het conventionele remsysteem op de normale manier, terwijl geen gebruik wordt gemaakt van het anti-blokkeersysteem. Onder deze omstandigheden kan ook de werking van het EBD-systeem verminderen. Ook in dit geval raden wij u aan onmiddellijk en zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealer te rijden, om het systeem te laten controleren. Als het waarschuwingslampje sxvoor te laag remvloeistofniveau gaat branden, stop dan onmiddellijk de auto en neem contact op met een Fiat-dealer. Als er vloeistof lekt uit het hydraulische systeem, wordt de werking van zowel het conventionele remsysteem als het ABS in gevaar gebracht. AIRBAG (indien aanwezig) BESCHRIJVING EN WERKING De airbag is een veiligheidsvoorziening voor de bestuurder, die werkt bij een frontale botsing. De airbag bestaat uit een opblaasbaar luchtkussen dat in het midden van het stuurwiel is geplaatst. Bij een ongeval zorgt een vertragingssensor ervoor dat het mechanisme in werking treedt. Het kussen blaast onmiddellijk op, waardoor het lichaam wordt opgevangen en de kans op letsel beperkt blijft fig Direct daarna loopt het kussen weer leeg. De airbag voor is een veiligheidsvoorziening die in werking treedt vanaf een middelzware frontale botsing. Bij botsingen van achteren, zijdelingse of kleine aanrijdingen is het niet noodzakelijk dat de airbag in werking treedt. Als de airbag in deze gevallen niet geactiveerd wordt, betekent dit niet dat het systeem niet goed functioneert. WEGWIJS IN UW AUTO 77

79 Bij een ongeval kan een inzittende die geen veiligheidsgordel heeft omgelegd in contact komen met een airbag die nog niet volledig opgeblazen is, waardoor de inzittende minder beschermd wordt. De airbag is geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien is het dragen van veiligheidsgordel wettelijk verplicht in Europa en in de meeste landen daarbuiten. F0F0062m Als de airbag in werking treedt, ontsnapt er een beetje rook. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brand. Laat bij diefstal of een poging tot diefstal, bij beschadiging of als de auto bij een overstroming onder water is geweest, de airbag door de Fiatdealer controleren. Als u de contactsleutel in stand M draait, gaat het lampje B branden. Het moet na ongeveer 4 seconden doven. Als het lampje niet gaat branden, blijft branden of als het gaat branden tijdens het rijden, stop dan onmiddellijk en wendt u tot de Fiat-dealer. Plak geen stickers of andere voorwerpen op het stuur. Reis niet met voorwerpen op schoot en houd vooral geen pijp, potlood, enz in de mond. Bij een ongeval, waarbij de airbag in werking treedt, kan dit ernstig letsel veroorzaken. Rijd altijd met beide handen op de stuurwielrand, zodat bij het in werking treden van de airbag, het systeem niet wordt gehinderd door obstakels die ernstig letsel kunnen veroorzaken. Rijd niet met voorover gebogen lichaam, maar ga goed rechtop zitten en steun tegen de rugleuning. fig WEGWIJS IN UW AUTO

80 De conditie van de airbag wordt constant gecontroleerd door een elektronische regeleenheid. Het waarschuwingslampje B op het instrumentenpaneel geeft, bij het starten van de motor, de juiste werking van het systeem aan. Bij storingen gaat het waarschuwingslampje ongeveer 5 minuten knipperen en blijft daarna constant branden. Het airbagsysteem heeft een geldigheid van 14 jaar voor wat betreft de pyrotechnische lading en van 10 jaar voor wat betreft het spiraalmechanisme. Laat na het verstrijken van deze termijnen het systeem door de Fiatdealer vervangen. BELANGRIJK Na een ongeval waarbij de airbag in werking is getreden, dient u contact op te nemen met de Fiat-dealer om de airbag, de veiligheidsgordels en het eventuele kinderzitje te laten vervangen. Alle controlewerkzaamheden, reparaties en vervanging van de airbag moeten door de Fiat-dealer worden uitgevoerd. Aan het einde van de lange levensduur van uw auto, moet u contact opnemen met de Fiat-dealer om het systeem buiten werking te laten stellen. Bij verkoop van de auto moet de nieuwe eigenaar op de hoogte gesteld worden van het gebruik en de instructies, en moet hij het instructieboekje ontvangen. ZEER GEVAARLIJK Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel voor als deze is uitgerust met een airbag. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Wij raden u aan kinderen altijd op de zitplaatsen achter te vervoeren, omdat die plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden. Monteer dus absoluut geen kinderzitje op de passagiersstoel voor als deze is uitgerust met een airbag. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben, onafhankelijk van de zwaarte van het ongeluk. ZIJ-AIRBAGS (Sidebags) (indien aanwezig) fig. 124 De sidebag is een kussen dat zich snel opblaast en bevindt zich in de rugleuning van de voorstoel. De sidebag heeft tot doel de borstkast van de inzittenden te beschermen bij middelzware en zware zijdelingse aanrijdingen. BELANGRIJK Als de airbag in werking treedt, ontsnapt een beetje rook. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brand; bovendien kan het oppervlak van het opgeblazen kussen en het interieur van de auto bedekt zijn met een laagje poederachtige stof: dit poeder kan de huid en de ogen irriteren. Als u hiermee in aanraking bent gekomen, moet u zich met neutrale zeep en water wassen. WEGWIJS IN UW AUTO 79

81 BELANGRIJK Als tijdens het rijden lampje B gaat branden of lampje F gaat knipperen (storingsmelding), wendt u dan onmiddellijk tot de Fiat-dealer om de storing te laten verhelpen. Het airbagsysteem heeft een geldigheid van 14 jaar voor wat betreft de pyrotechnische lading en van 10 jaar voor wat betreft het spiraalmechanisme. Laat na het verstrijken van deze termijnen het systeem door de Fiat-dealer vervangen. F0F0607m BELANGRIJK Na een ongeval waarbij een of meerdere airbags zijn geactiveerd, dient u contact op te nemen met de Fiat-dealer om de geactiveerde airbags te laten vervangen en de werking van de elektrische installatie te laten controleren. Alle controlewerkzaamheden, reparaties en de vervanging van de airbag moeten door de Fiat-dealer worden uitgevoerd. Aan het einde van de lange levensduur van uw auto, moet u contact opnemen met de Fiat-dealer om het systeem buiten werking te laten stellen. Bovendien moet bij verkoop van de auto de nieuwe eigenaar op de hoogte gesteld worden van het gebruik en de instructies, en moet hij het instructieboekje ontvangen. BELANGRIJK Het in werking treden van de gordelspanners, de airbags voor en de zij-airbags voor wordt door de elektronische regeleenheid bepaald, afhankelijk van het type ongeval. Als één van deze onderdelen niet in werking treedt, dan duidt dat niet op een storing in het systeem. fig WEGWIJS IN UW AUTO

82 ALGEMENE OPMERKINGEN Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Als het waarschuwingslampje niet gaat branden of tijdens het rijden blijft branden, wendt u dan onmiddellijk tot de Fiatdealer. De rugleuningen van de zitplaatsen voor mogen niet worden bedekt met hoezen of kleden. Rijd altijd met beide handen op de stuurwielrand, zodat bij het in werking treden van de airbag, het systeem niet wordt gehinderd door obstakels die ernstig letsel kunnen veroorzaken. Rijd niet met voorover gebogen lichaam, maar ga goed rechtop zitten en steun tegen de rugleuning. Laat bij diefstal of een poging tot diefstal, bij beschadiging of als de auto bij een overstroming onder water is geweest, het airbagsysteem door de Fiat-dealer controleren. Bedenk dat als de contactsleutel in stand MAR staat, ook bij uitgezette motor de airbags geactiveerd kunnen worden als de auto wordt aangereden door een andere auto. Ook bij een stilstaande auto mogen dus absoluut geen kinderen op de voorstoel zitten. Als de contactsleutel echter in stand STOP staat, wordt bij een ongeval geen enkel beveiligingssysteem (airbag of gordelspanners) geactiveerd; als een systeem niet in werking treedt, betekent dit niet dat het systeem niet goed werkt. Reis niet met voorwerpen op schoot, voor de borst en houd vooral geen pijp, potlood, enz. in de mond. Bij een ongeval waarbij de airbag in werking treedt, kan dit ernstig letsel veroorzaken. WEGWIJS IN UW AUTO 81

83 De stoelen mogen niet met water of stoom onder druk worden gereinigd (met de hand of in een automatische stoelenreiniger). Haak geen harde voorwerpen aan de kledinghaakjes en aan de steunhandgrepen. De airbag voor treedt in werking als de botsing zwaarder is dan een botsing waarbij alleen de gordelspanners worden geactiveerd. Bij aanrijdingen die tussen die twee drempelwaarden in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking. De airbag is geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling. De inzittenden worden uitsluitend door de veiligheidsgordels beschermd bij frontale botsingen bij lage snelheid, bij zijdelingse aanrijdingen en als de auto over de kop slaat. De gordels moeten dus altijd gedragen worden. ZEER GEVAARLIJK: Monteer absoluut geen kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel voor als deze is uitgerust met een airbag. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Wij raden u aan kinderen altijd op de zitplaatsen achter te vervoeren, omdat die plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden. Monteer dus absoluut geen kinderzitje op de passagiersstoel voor als deze is uitgerust met een airbag. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben, onafhankelijk van de zwaarte van het ongeluk. 82 WEGWIJS IN UW AUTO

84 EOBD-SYSTEEM (alleen benzineuitvoeringen) Het op de auto gemonteerde EOBD-systeem (European On Board Diagnosis) is conform de EU 98/69- richtlijnen (EURO 3). Dit systeem voert continue een diagnose uit op de emissiereductiesystemen van de auto; als het waarschuwingslampje B op het instrumentenpaneel gaat branden, betekent dit dat een systeem niet meer goed functioneert. Het doel is: de werking van het systeem controleren; signaleren wanneer door een storing de emissies boven de wettelijk vastgestelde drempelwaarde uitkomen; signaleren wanneer het noodzakelijk is defecte componenten te vervangen. Het systeem beschikt verder nog over een diagnosestekker die, als deze verbonden is met speciale apparatuur, het mogelijk maakt de door de regeleenheid opgeslagen storingscodes en de specifieke parameters voor de diagnose en werking van de motor, te lezen. Deze controle kan ook worden uitgevoerd door de verkeerspolitie. Als u de contactsleutel in stand M draait en het lampjeb gaat niet branden of het gaat branden of knipperen tijdens het rijden, wendt u dan zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer. De werking van het lampje U kan worden gecontroleerd met behulp van speciale apparatuur van de verkeerspolitie. Houdt u aan de wetgeving van het land waarin u rijdt. BELANGRIJK Na het verhelpen van de storing moet de Fiat-dealer voor een complete controle van het systeem, tests uitvoeren op een testbank en zonodig een proefrit maken die eventueel een langere afstand kan omvatten. WEGWIJS IN UW AUTO 83

85 AUTORADIO De inbouwvoorbereiding bestaat uit: voedingskabels voor de autoradio; kabels voor de luidsprekers in de portieren; een inbouwplaats voor de autoradio; een antennekabel. De autoradio wordt ingebouwd op de plek die met het aflegvakje is afgedekt. Druk om het vakje te verwijderen op de twee borglippen A-fig Achter het vakje zitten de voedingskabels, de aansluitkabel voor de luidsprekers en de antennekabel. F0F0064m De luidsprekers moeten in de zittingen aan de onderkant van de voorportieren worden gemonteerd fig. 126: A - inbouwplaats luidspreker. Montage: verwijder de onderste bekleding van het portier en monteer de luidspreker in de daarvoor bestemde zitting. F0F0065m Als u direct na aankoop van de auto een autoradio wilt installeren, moet u eerst contact opnemen met de Fiat-dealer; deze zal u instructies geven om de levensduur van de accu te verlengen. Als de accu bij uitgezette motor langdurig wordt ingeschakeld, beschadigt de accu en kan de garantie op de accu vervallen. fig WEGWIJS IN UW AUTO fig. 126

86 ANTENNE Montage: 1) Verwijder de kunststof dop A-fig. 127 op het dak van de auto. 2) Schroef de antenne vast. Zie voor de elektrische bedrading het hoofdstuk Accessoires monteren om beschadigingen aan het systeem te voorkomen. F0F0066m VOEDING STEKKERPENNEN A-fig.128 A4 A6 A7 A8 Verbinding met de +12V-voedingsspanning Verbinding met de instrumentenpaneelverlichting Verbinding met de +12V-voedingsspanning Massa-aansluiting. LUIDSPREKERS STEKKERPENNEN B-fig.128 B3 luidspreker voor (rechts +) B4 luidspreker voor (rechts -) B5 luidspreker voor (links +) B6 luidspreker voor (links -) F0F0318m BEDIENINGSKNOPPEN OP HET STUUR (indien aanwezig) De bedieningsknoppen dienen voor het regelen van het volume, de afstemming en golfbandkeuze fig Voor de werking van de autoradio, verwijzen wij u naar het supplement Autoradio dat bij dit instructieboekje geleverd wordt. F0F0323m fig. 127 fig. 128 fig. 129 WEGWIJS IN UW AUTO 85

87 SCHEMA VOOR DE VOORBEREIDE ELEKTRISCHE BEDRADING EN EXTRA AANSLUITINGEN fig. 130 F0F0298m A - Luidspreker in rechter portier B - Luidspreker in linker portier C - Antenne D - Zekeringen- en relaiskast E - Zwevende zekering voor voeding van versterker (bij inbouw van een geluidsinstallatie met een vermogen boven 4 x 20W) F - Autoradio fig. 130 Kleurcode van de bedrading BN = Wit/Zwart G = Geel N = Zwart R = Rood RV = Rood/Groen 86 WEGWIJS IN UW AUTO

88 TANKEN MET DE SCUDO MET BENZINEMOTOR Door de toepassing van emissiereductiesystemen in de SCUDO mag u uitsluitend loodvrije benzine tanken. Om vergissingen te voorkomen is de diameter van de vulpijp van de tank kleiner, zodat het vulpistool voor loodhoudende benzine er niet in past. Het octaangetal van de benzine moet ten minste 95 RON zijn. F0F0610m Tank met de SCUDO nooit, niet in noodgevallen en ook niet een klein beetje, loodhoudende benzine. U zou de katalysator onherstelbaar beschadigen. Een beschadigde katalysator laat schadelijke stoffen in het uitlaatgas achter, waardoor het milieu wordt vervuild. MET DIESELMOTOR De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (Europese specificatie EN590). Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen van de garantie tot gevolg hebben. Mocht u onverhoopt een ander type brandstof tanken, dan mag de motor niet worden gestart en moet de brandstoftank worden afgetapt. Ook als de motor slechts kort heeft gedraaid, moet naast de brandstoftank, ook alle brandstof uit de brandstofleidingen worden afgetapt. fig. 131 WEGWIJS IN UW AUTO 87

89 Bij lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid van de dieselbrandstof verminderen door de vorming van paraffine, waardoor het dieselfilter verstopt kan raken. Om dit probleem te voorkomen wordt er, afhankelijk van het seizoen, dieselbrandstof geleverd die speciaal voor de zomer of voor de winter is ontwikkeld. Bij buitentemperaturen die tussen de 0 en 15 C schommelen (bijvoorbeeld in het voor- en najaar), kan de door het tankstation geleverde dieselbrandstof niet toereikend blijken te zijn. Gebruik in die omstandigheden, en vooral als de motor regelmatig wordt afgezet en weer wordt gestart bij lage buitentemperaturen (bijv. in de bergen), dieselbrandstof die speciaal voor de winter is ontwikkeld; in alle andere gevallen raden wij aan de dieselbrandstof te mengen met het vorstbeveiligingsmiddel DIESEL MIX (of een soortgelijk product) in de verhouding die in de gebruiksaanwijzing van het middel is aangegeven. Vul de tank eerst met het middel en voeg daarna de dieselbrandstof toe. U moet het vorstbeveiligingsmiddel DIESEL MIX door de dieselbrandstof mengen voordat de dieselbrandstof door de kou van samenstelling is veranderd. Achteraf toevoegen heeft geen enkel effect. DOP VAN DE BRANDSTOFTANK Gebruik voor het openen van de dop fig. 132 de bijgeleverde sleutel. Door de hermetische afsluiting van de tank kan de druk in de tank iets verhoogd zijn. Het is daarom normaal als u bij het losdraaien van de tankdop een sissend geluid hoort. De sleutel moet in de dop blijven zitten totdat de dop weer in de zitting is gestoken en het slot in vergrendelde stand is gedraaid. F0F0067m 88 WEGWIJS IN UW AUTO fig. 132

90 BELANGRIJK Voor uw veiligheid raden wij bovendien aan om, voor het starten van de motor, te controleren of het vulpistool op de juiste wijze in de benzinepomp is geplaatst, of de tankdop goed is vastgedraaid en of het tankklepje is gesloten. Kom niet dicht bij de vulopening met open vuur of een brandende sigaret: brandgevaar. Houd uw hoofd ook niet dichtbij de vulopening om te voorkomen dat u schadelijke dampen inademt. BELANGRIJK Vervang de tankdop zonodig alleen door een ander exemplaar van hetzelfde type, anders kan de werking van het benzinedamp-opvangsysteem in gevaar worden gebracht. BESCHERMING VAN HET MILIEU De bescherming van het milieu is het uitgangspunt geweest in alle fasen van de ontwikkeling en productie van de SCUDO. Het resultaat is zichtbaar in het gebruik van de materialen en de toepassing van systemen om de schadelijke effecten te voorkomen of drastisch te beperken. De SCUDO heeft een ruime voorsprong op de strengste internationale milieu-eisen. GEBRUIK VAN MILIEU- VRIENDELIJKE MATERIALEN Geen enkel onderdeel van de auto bevat asbest. De vulling van de stoelen en de airconditioning bevatten geen CFK s (chloorfluorkoolwaterstoffen), het gas dat waarschijnlijk de oorzaak is van het gat in de ozonlaag. De kleurstoffen en de corrosiewerende behandeling van de bouten en moeren zijn niet schadelijk voor het milieu; ze bevatten dus geen lucht- en bodemverontreinigend cadmium en/of chroom. SYSTEMEN OM DE SCHADELIJKE EMISSIE BIJ BENZINEMOTOREN TE BEPERKEN Driewegkatalysator Koolmonoxide, stikstofoxide en onverbrande koolwaterstoffen zijn de belangrijkste schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen. De katalysator is een minilaboratorium waarin een zeer hoog percentage van de bestanddelen tot onschadelijke stoffen wordt omgevormd. Dit proces wordt uitgevoerd door zeer kleine deeltjes edelmetaal in het keramisch element dat wordt omgeven door een metalen huis. WEGWIJS IN UW AUTO 89

91 Lambdasondes Deze zorgen voor de juiste mengselverhouding van lucht en benzine, wat zeer belangrijk is voor de juiste werking van de motor en de katalysator. Benzinedamp-opvangsysteem Het is onmogelijk, ook bij stilstaande motor, benzinedampen te voorkomen. Daarom vangt dit systeem de dampen in een speciaal actieve-koolfilter, waaruit de dampen bij draaiende motor vervolgens afgezogen en verbrand worden. SYSTEMEN OM DE SCHADELIJKE EMISSIE BIJ DIESELMOTOREN TE BEPERKEN Oxidatiekatalysator voor dieseluitvoeringen De katalysator zet schadelijke bestanddelen in het uitlaatgas (koolmonoxide, onverbrande koolwaterstoffen zijn de belangrijkste) om in onschadelijke stoffen, waarmee tevens de rook en de typische dieselgeur verminderd worden. De katalysator bestaat uit een roestvrijstalen huis, met daarin een honingraatvormig keramisch binnenwerk. Hierop zit edelmetaal dat voor de katalytische reactie zorgt. Uitlaatgasrecirculatiesysteem (E.G.R.) (indien aanwezig) Dit systeem zorgt voor recirculatie, oftewel hergebruik, van een deel van de uitlaatgassen. Het percentage dat gerecirculeerd wordt, is afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden van de motor. Het systeem beperkt zonodig de uitstoot van stikstofoxiden. 90 WEGWIJS IN UW AUTO

92 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO MOTOR STARTEN Het is gevaarlijk om de motor in een afgesloten ruimte te laten draaien. De motor verbruikt zuurstof en produceert koolmonoxide en andere giftige stoffen. Raak de hoogspanningskabels (bougiekabels) nooit aan als de motor draait. BENZINEMOTOR STARTEN BELANGRIJK Het gaspedaal mag pas worden ingetrapt nadat de motor is gestart. 1) Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken. 2) Zet de versnellingspook in vrij. 3) Trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in te trappen. 4) Draai de contactsleutel in stand D en laat hem los zodra de motor aanslaat. Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in stand S voordat u opnieuw start. De elektrische installaties die veel stroom verbruiken (airconditioning, achterruitverwarming, enz.) schakelen tijdens het starten tijdelijk uit. BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in stand M staan als de motor stilstaat. DIESELMOTOR STARTEN 1) Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken. 2) Zet de versnellingspook in vrij. 3) Trap het koppelingspedaal geheel in. 4) Draai de contactsleutel in stand M. Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje m branden. 5) Wacht tot het lampje m gedoofd is. Hoe warmer de motor, hoe sneller het lampje dooft. 6) Draai de contactsleutel in stand D, onmiddellijk nadat het lampje m gedoofd is. Als u te lang wacht, zijn de voorgloeibougies weer afgekoeld. Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen. Bij een nog koude motor wordt het stationair toerental automatisch verhoogd. CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO 91

93 Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in stand S voordat u opnieuw start. De elektrische installaties die veel stroom verbruiken (airconditioning, achterruitverwarming, enz.) schakelen tijdens het starten tijdelijk uit. BELANGRIJK Laat de contactsleutel niet in stand M staan als de motor stilstaat. MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN (benzine en diesel) Rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen draaien en trap het gaspedaal niet bruusk in. Verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties. Wij raden u aan te wachten tot de temperatuur van de koelvloeistof C is. ROLLEND STARTEN Probeer auto s nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen of van een helling te laten rijden. Op die wijze kan er onverbrande brandstof in de katalysator terechtkomen, waardoor deze onherstelbaar zal beschadigen. Houd er rekening mee dat de rem- en stuurbekrachtiging niet werken zolang de motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur. Motor uitzetten Draai de contactsleutel in stand S terwijl de motor stationair draait. Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen enkel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor motoren met turbocompressor, schadelijk. BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware rit even op adem te laten komen. Zet de motor niet onmiddellijk uit, maar laat hem even stationair draaien. Hierdoor kan de temperatuur in de motorruimte dalen. 92 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO

94 PARKEREN Zet de motor uit, trek de handrem aan, schakel een versnelling in (1 e als de weg omhoog loopt, in achteruit als de weg omlaag loopt). Zet de voorwielen zo dat de auto, als de handrem losschiet, snel tot stilstand komt. Laat de contactsleutel nooit in stand M of A staan omdat hierdoor de accu ontlaadt. Neem de sleutel altijd uit het contactslot als u de auto verlaat. HANDREM De handrem is links van de bestuurdersstoel geplaatst. Om de handrem in te schakelen, moet u de hendel geheel omhoog trekken. Als de contactsleutel in stand M staat, gaat op het instrumentenpaneel het waarschuwingslampje sxbranden. BELANGRIJK De auto hoort geblokkeerd te zijn als de handrem drie of vier tanden is aangetrokken. Als dit niet het geval is, laat dan een Fiat-dealer de handrem afstellen. Handrem uitschakelen: 1) Trek de hendel iets omhoog en druk op de ontgrendelknop A-fig. 1. 2) Houd de knop ingedrukt en laat de hendel zakken. Het lampje sx dooft. 3) Om onverwachtse bewegingen van de auto te voorkomen, moet bij het bedienen van de handrem het rempedaal worden ingetrapt. Bij aangetrokken handrem is het mogelijk knop A-fig. 2 uit te trekken en de hendel omlaag te duwen. In deze stand blijft de auto geremd. Laat kinderen nooit alleen achter in de auto. F0F0069m F0F0070m fig. 1 fig. 2 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO 93

95 AANWIJZINGEN VOOR HET LADEN De door u gebruikte SCUDO-uitvoering is ontworpen en goedgekeurd op basis van vastgestelde maximum gewichten (zie Gewichten in het hoofdstuk Technische gegevens ): leeggewicht nuttig laadvermogen maximum totaalgewicht maximum voorasbelasting maximum achterasbelasting aanhangergewicht. Alle opgegeven maximum gewichten mogen NOOIT WORDEN OVERSCHREDEN. Let in het bijzonder op het maximum toegestaan gewicht op de vooren achteras bij het laden van campers en andere bijzondere opbouwconstructies. Bij onregelmatigheden in het wegdek of bij bruusk remmen, kan de lading verschuiven en gevaar opleveren voor de bestuurder en de passagiers: zorg er daarom voor dat de lading goed vastzit voordat u vertrekt. Hiervoor kunnen de haken op de laadvloer fig. 3 gebruikt worden. Gebruik voor het vastzetten van de lading metalen kabels, touwen of riemen, die stevig genoeg zijn om de lading op zijn plaats te houden. F0F0072m fig CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO

96 Ook als de auto schuin staat of op een helling, kunnen bij het openen van de achterdeuren of van de zijdeur losse voorwerpen onverwachts naar buiten schuiven. Als u reservebrandstof in een jerrycan wilt vervoeren, dan dient u zich aan de geldende wetgeving te houden. Gebruik alleen een goedgekeurde jerrycan en bevestig deze op de juiste wijze aan de bevestigingsogen. Toch zal bij een ongeval de kans op brand groter zijn. Naast deze voorzorgsmaatregelen van algemene aard, kan door het opvolgen van enkele eenvoudige tips de veiligheid, het rijcomfort en de levensduur van de auto verbeterd worden: verdeel de lading gelijkmatig over de laadvloer: indien de lading op één plaats geconcentreerd moet zijn, plaats de lading dan tussen de assen; bedenk dat hoe lager de lading ligt, hoe lager het zwaartepunt van de auto komt te liggen, waardoor veiliger wordt gereden: plaats daarom altijd de zwaarste lading onderop; bedenk ten slotte dat het dynamische rijgedrag van de auto beïnvloed wordt door het vervoerde gewicht: hoe hoger het gewicht des te langer de remweg van de auto, vooral bij hoge snelheid. CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO 95

97 KOSTENBESPARING EN BEPERKING VAN DE UITSTOOT VAN SCHADELIJKE UITLAATGASSEN Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor de kosten van de auto zo laag mogelijk blijven en de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk beperkt wordt. ALGEMENE OPMERKINGEN Onderhoud van de auto Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor een lange levensduur, de beste prestaties en een zo zuinig mogelijk gebruik van de auto. Laat daarom de bougies, de vloeistofniveaus, de lucht-/brandstoffilters, de inspuitventielen, enz, regelmatig controleren en eventueel afstellen, zoals in het onderhoudsschema is aangegeven. Banden Controleer regelmatig, ten minste één keer per maand, de spanning van de banden. Als de spanning te laag is, wordt de weerstand groter en neemt het verbruik toe. Bovendien slijten hierdoor de banden sneller en verslechtert de wegligging van de auto, waardoor de veiligheid in gevaar kan worden gebracht. Overbodige bagage Rijd niet met een te zwaar beladen bagageruimte. Het gewicht van de auto (vooral in stadsverkeer) en de wieluitlijning hebben grote invloed op het brandstofverbruik en de stabiliteit. Imperiaal/skidrager Verwijder de imperiaal of skidrager als u deze niet meer gebruikt. Ze verminderen de aërodynamica van de auto, waardoor het brandstofverbruik toeneemt. Gebruik voor het vervoer van volumineuze voorwerpen bij voorkeur een aanhanger. Stroomverbruikers Gebruik de elektrische installaties alleen als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming, de verstralers, de ruitenwissers en de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem vragen veel stroom, waardoor het brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stadsverkeer). Airconditioning De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor de motor zwaar wordt belast en het brandstofverbruik sterk toeneemt (tot gemiddeld 5%). Gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat bij voorkeur de functies van het ventilatiesysteem. RIJSTIJL Het starten Laat de motor als de auto stilstaat, niet warmdraaien met stationair toerental en ook niet met een verhoogd toerental: onder deze omstandigheden 96 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO

98 warmt de motor veel langzamer op, terwijl het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie toenemen. Het is beter om rustig weg te rijden en geen hoge toerentallen te gebruiken. Op deze manier warmt de motor sneller op. Overbodige handelingen Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een stoplicht of voordat u de motor afzet. Deze laatste handeling heeft evenals het overschakelen met tussengas, geen enkel nut. Het kost brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen. Keuze van de versnellingen Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de hoogste versnelling. Het inschakelen van een lage versnelling voor een snelle acceleratie verhoogt het brandstofverbruik. Op dezelfde wijze neemt bij het oneigenlijke gebruik van een hoge versnelling, het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt de motor hierdoor sneller. Maximum snelheid Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een hogere snelheid: als de snelheid wordt verhoogd van 90 naar 120 km/h, neemt het brandstofverbruik met ongeveer 30% toe. Rijd daarom zoveel mogelijk met een gelijkmatige snelheid, vermijd overbodig remmen en optrekken. Dit kost brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen. Wij raden u daarom aan om rustig te rijden en een veilige afstand te bewaren van de auto s die voor u rijden, waardoor u tijdig kunt reageren op gevaarlijke situaties. Acceleratie Met vol gas optrekken waarbij de motor met hoge toerentallen draait, kost veel brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen. Het is beter geleidelijk op te trekken en geen maximale toerentallen te gebruiken. GEBRUIKSOMSTANDIG- HEDEN Koude start Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt de motor niet de optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet alleen het brandstofverbruik toe (van 15 tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen. Verkeerssituatie en conditie van het wegdek Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden, waarbij overwegend lage versnellingen worden gebruikt, of in de stad met veel verkeerslichten, zal het brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn. Bochtige trajecten, bergwegen en een slecht wegdek verhogen eveneens het brandstofverbruik Stilstaan in het verkeer Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegovergangen), is het raadzaam de motor uit te zetten. CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO 97

99 ECONOMISCH EN MILIEUBEWUST RIJDEN Het milieu is een van de uitgangspunten geweest bij de ontwikkeling van de SCUDO. Het is niet voor niets dat de resultaten van zijn emissiereductiesystemen boven de geldende normen liggen. Het milieu heeft recht op maximale aandacht van iedereen. De automobilist kan door enkele simpele aanwijzingen op te volgen, voorkomen dat hij/zij onnodig schade aan het milieu toebrengt. Vaak wordt door die aanwijzingen ook het brandstofverbruik beperkt. Over dit onderwerp vindt u hierna diverse nuttige tips, die een geheel vormen met de tips met het symbool #, die u in diverse hoofdstukken van dit boekje kunt vinden. We vragen uw aandacht voor al deze tips. VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET BEHOUD VAN DE EMISSIEREDUCTIE- SYSTEMEN De correcte werking van deze systemen is niet alleen belangrijk voor het milieu, maar ook voor het rendement van de auto. Het in goede conditie houden van de systemen is de belangrijkste voorwaarde voor milieubewust en economisch rijden. De eerste eis is, dat u zich te allen tijde houdt aan het Onderhoudsschema. Gebruik voor de benzinemotoren uitsluitend loodvrije benzine. Als het starten problemen oplevert, blijf dan niet proberen. Vermijd aanduwen, aanslepen of rollend starten: al deze handelingen kunnen de katalysator onherstelbaar beschadigen. Maak uitsluitend gebruik van een hulpaccu. Als de motor tijdens het rijden slecht loopt, rijd dan zeer rustig zodat de motor zo min mogelijk wordt belast en wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer. Als het waarschuwingslampje van de brandstofreserve brandt, tank dan zo snel mogelijk. Een laag brandstofniveau kan een onregelmatige brandstoftoevoer veroorzaken, waardoor de temperatuur van de uitlaatgassen stijgt; hierdoor kan de katalysator ernstig beschadigen. Laat de motor nooit, ook niet tijdens testwerkzaamheden, met losgenomen bougiekabels draaien. Laat de motor voor vertrek niet warmdraaien met stationair toerental, behalve als de buitentemperaturen zeer laag zijn. Maar ook in dit laatste geval moet u de motor niet langer dan 30 seconden laten warmdraaien. Monteer geen andere hitteschilden en verwijder de op de katalysator en uitlaat gemonteerde schilden niet. 98 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO

100 Spuit geen reinigings- of beschermingsmiddelen op de katalysator, de lambdasonde en het uitlaatsysteem. Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet boven brandbare materialen (gras, droge bladeren, dennennaalden, enz.): brandgevaar. Het negeren van deze aanwijzingen kan brandgevaar opleveren. TREKKEN VAN AANHANGERS BELANGRIJKE TIPS Voor het trekken van aanhangwagens of caravans moet de auto uitgerust zijn met een trekhaak van een goedgekeurd type en een adequate elektrische installatie. De montage van de trekhaak moet door gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd. Ook moet documentatie worden overhandigd m.b.t. het rijden met een aanhanger. Monteer speciale en/of extra achteruitkijkspiegels, waarmee u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving. Let er op dat het maximum klimvermogen van de auto door het gewicht van een aanhanger of caravan wordt beperkt. Ook de remweg wordt langer en u heeft langer de tijd nodig om in te halen. Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen om te voorkomen dat u constant moet remmen. Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak rust, moet worden afgetrokken van het laadvermogen van de auto. Om er zeker van te zijn dat u het maximum toelaatbaar aanhangergewicht niet overschrijdt, moet u er rekening mee houden dat het maximum betrekking heeft op het totale gewicht van de aanhangwagen of caravan, inclusief accessoires en bagage. Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor auto s met aanhanger gelden. U mag in geen geval harder rijden dan 100 km/h. Het ABS waarmee de auto kan zijn uitgerust, werkt niet op het remsysteem van de aanhanger. Wees daarom extra voorzichtig op gladde wegen. Voer in geen geval modificaties aan het remsysteem van de auto uit. Het remsysteem van de aanhanger moet geheel onafhankelijk van het hydraulisch remsysteem van de auto worden bediend. CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO 99

101 TREKHAAK MONTEREN fig. 4 De trekhaak fig. 4 moet door gespecialiseerd personeel aan de carrosserie worden bevestigd waarbij de richtlijnen die hierna zijn opgenomen, moeten worden aangehouden. Deze richtlijnen worden eventueel aangevuld door extra informatie van de fabrikant van de trekhaak. 100 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO De te installeren trekhaak moet voldoen aan de huidige EU-normen 94/20 en daarop volgende wijzigingen. F0F0611m Voor iedere uitvoering moet een trekhaak worden gebruikt die geschikt is voor het maximale aanhangergewicht van de auto waarop de trekhaak wordt bevestigd. Voor de elektrische aansluiting moet een gestandaardiseerde stekker worden gebruikt die kan worden bevestigd op de daarvoor bestemde steun op de trekhaak. Voor de elektrische aansluiting moet een 7- of 13-polige 12VDC stekkerverbinding (CUNA/UNI- en ISO/DIN-normen) worden gebruikt, waarbij eventuele aanwijzingen van de fabrikant van de auto en/of van fabrikant van de trekhaak moeten worden opgevolgd. Gebruik voor de elektrische aansluitingen de aparte module voor de aanhangerverlichting. Eventueel elektrisch geregelde remmen of andere systemen (lier, enz) moeten rechtstreeks op de accu worden aangesloten met een kabel met een diameter van minimaal 2,5 mm 2. De elektrische aansluitingen moeten worden afgetakt zoals is aangegeven in fig. 6.

102 fig. 5 Linker zijde Balk achter Traverse achter Chassisbalken achter Naast de op het schema aangegeven aansluitingen, is slechts één aansluiting voor een eventuele elektrisch geregelde rem toegestaan en één voor een 15W-gloeilamp voor de binnenverlichting van de caravan. Midden v.d. auto Hart trekkogel Grond Volbeladen Rechter zijde Achteras Gebruik de aparte module met een kabel vanaf de accu met een diameter van ten minste 2,5 mm 2. F0F0127m MONTAGESCHEMA De trekhaak fig. 5 moet op de punten aangegeven met Ø bevestigd worden met 6 M10-bouten. BELANGRIJK Het is verplicht om op dezelfde hoogte als de trekkogel een (goed zichtbaar) plaatje van voldoende afmetingen en kwaliteit aan te brengen met de volgende tekst: MAX. GEWICHT OP KOPPELING 60 kg Na de montage van de trekhaak moeten de boutgaten worden afgedicht om te voorkomen dat uitlaatgassen in het interieur kunnen dringen. CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO 101

103 F0F0299m AANSLUITSCHEMA VAN DE ELEKTRISCHE BEDRADING fig Knipperautomaat met dubbele capaciteit 2-7-polige stekkerdoos 3 - Aansluitstekker in de linker achterlichtunit. fig. 6 Kleurcodes van de bedrading B = Wit G = Geel GV = Geel/Groen L = Blauw M = Bruin N = Zwart R = Rood V = Groen Z = Paars 102 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO

104 SNEEUWKETTINGEN Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen gebruikt, vermijd kuilen, stoepranden en andere obstakels en rijd, om de banden, de wielophanging en de stuurinrichting niet te beschadigen, geen lange stukken op sneeuwvrije wegen. Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de voorschriften van het land waar wordt gereden. De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen gemonteerd worden (aangedreven wielen). Maximale dikte van de sneeuwkettingen boven het profiel van de band: 12 mm Controleer na enkele meters rijden of de kettingen nog goed gespannen zijn. AUTO LANGERE TIJD STALLEN Tref de volgende maatregelen als de auto enkele maanden niet wordt gebruikt: Zet de auto in een overdekte, droge en zo mogelijk goed geventileerde ruimte. Schakel een versnelling in. Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken. Maak de accukabels los van de accu (koppel altijd eerst de minkabel los) en controleer de acculading. Gedurende het stallen moet deze controle iedere vier weken worden herhaald. Laad de accu op als de spanning lager is dan 12,5 Volt. Maak de gespoten plaatdelen schoon en behandel ze met een beschermende was. Reinig en conserveer de glimmende metalen delen met daarvoor geschikte middelen. Smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers in met talkpoeder en laat ze los van de ruit staan. Zet de ruiten een klein stukje open. Dek de auto af met een stoffen of een ademende kunststof hoes; gebruik geen dichte plastic hoes, omdat het in en op de auto aanwezige vocht dan niet kan verdampen. Breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaal voorgeschreven spanning en controleer deze regelmatig. Tap het koelsysteem van de motor niet af. CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO 103

105 PERIODIEKE CON- TROLES EN VOOR LANGE REIZEN Controleer regelmatig: bandenspanning en conditie van de banden; niveau van het elektrolyt van de accu; niveau van de motorolie; niveau van de koelvloeistof en de conditie van het koelsysteem; niveau van de remvloeistof; niveau van de ruitensproeiervloeistof; niveau van de olie van de stuurbekrachtiging. EXTRA ACCESSOI- RES RADIOZENDAPPARA- TUUR EN MOBIELE TELEFOON Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten (bijvoorbeeld 27 mc) mogen alleen in de auto worden gebruikt als er een aparte antenne aan de buitenkant van de auto wordt gemonteerd. BELANGRIJK Door het gebruik van een mobiele telefoon, een 27 mczender of gelijksoortige apparaten in de auto (zonder buitenantenne) ontstaan elektromagnetische velden die, als ze worden versterkt door de reflectie in het interieur, niet alleen schadelijk voor de gezondheid van de inzittenden kunnen zijn, maar ook storingen in de elektrische systemen van de auto kunnen veroorzaken. Hierdoor wordt de veiligheid in gevaar gebracht. SUGGESTIES VOOR NUTTIGE ACCESSOIRES Onafhankelijk van de wettelijk verplichtingen, raden wij u aan het volgende aan boord te hebben fig. 7: verbandtrommel met niet alcoholische, desinfecterende deppers, steriele gaascompressen, verbandgaas, pleisters, enz.; een brandblusser; een schaar met afgeronde punten; werkhandschoenen. De afgebeelde en beschreven voorwerpen zijn opgenomen in het Fiat Lineaccessori-programma. F0F0343m fig CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO

106 STARTEN MET EEN HULPACCU Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu, die ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de lege accu (zie hoofdstuk Technische gegevens ). Ga als volgt te werk fig. 1: 1) Verbind de pluspolen A en B (+ teken nabij de pool) van de beide accu s met een startkabel. 2) Sluit een tweede startkabel aan op de minpool ( ) van de hulpaccu en op de massakabel D op de motor F0F0068m NOODGEVALLEN of de versnellingsbak van de auto die gestart moet worden. 3) Start de motor. 4) Neem als de motor draait, de kabels in de omgekeerde volgorde los: klem D, C, B en ten slotte A. Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, blijf dan niet proberen maar wendt u tot de Fiat-dealer. Laat deze procedure door gespecialiseerd personeel uitvoeren. Onjuiste handelingen kunnen leiden tot vonken. De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Vermijd het contact met de huid of de ogen. Kom ook niet dicht bij een accu met open vuur of een brandende sigaret en veroorzaak geen vonken. Het gebruik van een acculader voor een noodstart moet beslist worden afgeraden: hierdoor kunnen de elektronische systemen worden beschadigd, in het bijzonder de regeleenheden die de ontsteking en de inspuiting regelen. fig. 1 NOODGEVALLEN 105

107 ROLLEND STARTEN Probeer auto s nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen of van een helling te laten rijden. Op die wijze kan er onverbrande brandstof in de katalysator terechtkomen, waardoor deze onherstelbaar zal beschadigen. Houd er rekening mee dat de rem- en stuurbekrachtiging niet werken zolang de motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur. EEN LEKKE BAND Voor het verwisselen van het wiel en voor het juiste gebruik van de krik moeten de onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen. Als de krik niet juist geplaatst wordt, kan de opgekrikte auto van de krik vallen. Op een sticker op de krik is het maximum hefvermogen aangegeven; de krik mag nooit voor een zwaardere last worden gebruikt. De krik dient uitsluitend voor het verwisselen van een wiel van de auto waarbij hij geleverd is. Andere werkzaamheden zoals bijv. het opkrikken van andere auto s zijn absoluut uitgesloten. Gebruik de krik in geen geval voor het uitvoeren van werkzaamheden onder de auto. Smeer de schroefdraad van de wielbouten niet met vet in voordat u ze monteert: de bouten kunnen loslopen. Start de motor niet als de auto is opgekrikt. Als de auto een aanhanger trekt, ontkoppel dan eerst de aanhanger en krik dan de auto op. Controleer regelmatig de spanning van de banden en van het reservewiel en houdt u daarbij aan de waarden die beschreven staan in het hoofdstuk Technische gegevens. 106 NOODGEVALLEN

108 1. ZET DE AUTO STIL Stop de auto op een plaats waar het verkeer niet in gevaar wordt gebracht en in alle veiligheid het wiel kan worden verwisseld. Zet de auto zo mogelijk op een vlakke en stevige ondergrond. Kies als het donker is bij voorkeur een verlichte plaats. Zet de motor uit en trek de handrem aan. Schakel de eerste versnelling of de achteruit in. Attendeer het overige verkeer op de stilstaande auto m.b.v. de waarschuwingsknipperlichten, de gevarendriehoek, enz. Tijdens het verwisselen van een wiel moeten alle inzittenden uit de auto zijn, en op een veilige afstand van het verkeer wachten, totdat het wiel verwisseld is. Als de auto op een helling of op een slecht wegdek staat, blokkeer de wielen dan met stenen of andere voorwerpen. Het is raadzaam de volgende handelingen uit te voeren bij een onbeladen auto (lege bagageruimte). 2. PAK DE KRIK EN HET RESERVEWIEL De krik bevindt zich onder de bestuurdersstoel fig. 2. F0F0614m fig. 2 NOODGEVALLEN 107

109 Het is nodig te weten dat: de krik 3,4 kg weegt; de krik geen afstelwerkzaamheden vereist; de krik bij beschadiging vervangen moet worden door een krik van hetzelfde type; buiten de slinger geen enkel ander gereedschap op de krik gemonteerd mag worden. Ga als volgt te werk: Draai met de slinger de krik gedeeltelijk naar beneden zodat deze loskomt van de bevestigingsstang B- fig. 2 en neem hem uit. Neem de slinger A uit de houder. F0F0076m Draai met de slinger A-fig. 3 de blokkeerschroef van de reservewielhouder los. Maak de reservewielhouder los van de blokkeerschroef en neem het reservewiel uit. 3. VERWISSEL HET WIEL 1) Verwijder het wieldeksel. 2) Draai de wielbouten van het te verwisselen wiel ongeveer één slag los. 3) Draai de slinger van de krik zo, dat hij iets omhoog komt. 4) Plaats de krik op de daarvoor bestemde plaats, dicht bij het te verwisselen wiel. F0F0077m 5) Controleer of de groef A-fig. 4 van de krik goed om de rand B van de chassisbalk valt. 6) Waarschuw eventuele omstanders dat de auto wordt opgekrikt; zorg ervoor dat ze zich niet in de nabijheid van de auto bevinden en de auto vooral niet aanraken totdat de auto weer geheel op de grond staat. 7) Draai de slinger en krik de auto de auto op, totdat het wiel enkele centimeters los van de grond is. Als u de slinger van de krik draait, moet u zorgen voor voldoende werkruimte, zodat u geen schaafwonden aan uw hand oploopt door contact met de grond. Ook de bewegende delen van de krik (schroefdraad en scharnieren) kunnen letsel veroorzaken: vermijd contact met deze onderdelen. Reinig uw handen zorgvuldig als deze met vet in contact zijn geweest. 8) Draai de 5 wielbouten helemaal los en verwijder het wiel. fig. 3 fig NOODGEVALLEN

110 9) Zorg ervoor dat de boutgaten en alle contactvlakken van het reservewiel schoon zijn en geen onzuiverheden bevatten, omdat hierdoor na verloop van tijd de wielbouten kunnen loslopen. Monteer het reservewiel, waarbij één van de gaten C-fig. 5 over de pen B moet vallen. 10) Draai de 5 wielbouten handvast. 11) Draai de slinger van de krik zodat de auto zakt, en verwijder de krik. 12) Draai de wielbouten kruiselings vast, in de volgorde die is aangegeven in fig ) Monteer het wieldeksel. Ter afsluiting: Plaats het verwisselde wiel in de reservewielhouder onder de laadvloer en draai de blokkeerschroef weer vast. Plaats de slinger op de juiste manier in de daarvoor bestemde houder. Berg de krik in het daarvoor bestemde vak op en controleer daarbij of de groef van de krik goed om bevestigingsstang valt. BELANGRIJK Controleer regelmatig de spanning van de banden, ook van het reservewiel. BELANGRIJK Als u het gemonteerde velgtype wilt vervangen (lichtmetalen velgen in plaats van stalen of omgekeerd) moeten tevens alle wielbouten worden vervangen door bouten met een lengte die aangepast is aan het velgtype. Het is raadzaam de vervangen wielbouten te bewaren voor als u in de toekomst het originele velgtype weer wilt monteren. F0F0078m F0F0079m Monteer het wieldeksel op de velg, waarbij het symbool Y zich ter hoogte van het ventiel moet bevinden. fig. 5 fig. 6 NOODGEVALLEN 109

111 EEN GLOEILAMP VERVANGEN Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken. Wij raden u aan defecte gloeilampen, indien mogelijk, door een Fiat-dealer te laten vervangen. De juiste werking en afstelling van de buitenverlichting zijn van essentieel belang voor de rijveiligheid en bovendien wettelijk verplicht. Halogeenlampen mag u uitsluitend aanraken op het metalen gedeelte. Als u de bol met uw vingers aanraakt, zal de lichtopbrengst van de lamp teruglopen en kan ook de levensduur beperkt worden. Als u de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt, moet u hem schoonwrijven met een doekje met alcohol en daarna laten drogen. Halogeenlampen bevatten gas onder druk. Bij breuk kunnen er glassplinters wegschieten. ALGEMENE AANWIJZINGEN Als een lamp niet brandt, controleer dan eerst of de zekering niet doorgebrand is, voordat u de lamp vervangt. Zie voor de plaats van de zekeringen de paragraaf Een doorgebrande zekering in dit hoofdstuk. Controleer voordat u een defecte lamp vervangt of de contacten niet zijn geoxideerd. Vervang een defecte lamp door een exemplaar van hetzelfde type en vermogen. Als u een gloeilamp in de koplamp hebt vervangen, controleer dan om veiligheidsredenen altijd of de afstelling nog goed is. BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de koplamp een beetje beslagen zijn: dit duidt niet op een defect maar is een natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt wordt door een lage buitentemperatuur en de luchtvochtigheidsgraad en verdwijnt snel als de koplampen worden ingeschakeld. De aanwezigheid van druppels aan de binnenzijde van de koplamp duidt daarentegen op het binnendringen van water: wendt u tot de Fiat-dealer. 110 NOODGEVALLEN

112 TYPEN GLOEILAMPEN Op de auto zijn verschillende typen gloeilampen gemonteerd fig. 7: A Glasfittinglampen Deze zijn voorzien van een klemfitting. Verwijder de lamp door hem uit de houder te trekken. B Gloeilampen met bajonetfitting Verwijder de lamp uit de houder door hem iets in te drukken en linksom te draaien. C Buislampen Verwijder de lamp door hem uit de veercontacten te trekken. D-E Halogeenlampen Verwijder de lamp door de borgveer los te haken. GLOEILAMP Fig. 7 TYPE VERMOGEN Grootlicht D H4 55/60W Dimlicht D H4 55/60W Parkeerlichten voor A W5W 55W Mistlampen voor E H3 55W Richtingaanwijzers voor B PY21W 21W Richtingaanwijzers op voorspatbord A W5W 5W Richtingaanwijzers achter B PY21W 21W Achterlichten en remlichten B P21/5W 21/5W Achteruitrijlichten B P21W 21W Mistachterlicht B P21W 21W Kentekenplaatverlichting A W5W 5W Plafondlampje voor: middenvoor C C5W 5W zijkant C C5W 5W Plafondlampje achter C C5W 5W Derde remlicht B P21W 21W F0F0279m fig. 7 NOODGEVALLEN 111

113 DEFECTE BUITEN- VERLICHTING GROOTLICHT EN DIMLICHT Halogeenlamp (type H4, 12V - 55/60W) vervangen: 1) Verwijder de rubberen manchet A-fig. 8 en trek de stekker B-fig. 9 los. 2) Haak de twee borgveren C los en trek de lamp uit de fitting. 3) Plaats de nieuwe lamp in de juiste positie. 4) Haak de borgveren weer vast, monteer de rubberen manchet en de stekker. PARKEERLICHTEN VOOR Gloeilamp (12V - 5W) vervangen: 1) Draai de lamphouder A-fig. 10 iets om hem los te maken. 2) Verwijder de lamp B. 3) Plaats de nieuwe lamp en monteer de lamphouder. RICHTINGAANWIJZERS VOOR Gloeilamp (12V-21W) vervangen: 1) Draai de lamphouder A-fig. 11 linksom en neem hem uit. 2) Verwijder de lamp B door hem iets in te drukken en linksom te draaien ( bajonetsluiting ). 3) Vervang de lamp. 4) Plaats de lamphouder door hem rechtsom te draaien en controleer of de houder goed geborgd is. F0F0618m F0F0081m F0F0616m fig. 8 fig. 9 fig NOODGEVALLEN

114 RICHTINGAANWIJZERS OP VOORSPATBORD Gloeilamp (12V-5W) vervangen: 1) Plak de lak naast de lampunit met afplakband af. 2) Druk voorzichtig met een platte schroevendraaier de borglip A-fig. 12 iets in om de lampunit uit te nemen. 3) Draai de lamphouder iets om hem los te maken en vervang de lamp. MISTLAMPEN VOOR Halogeenlamp (type H3, 12V-55W) vervangen: 1) Draai het stuur geheel naar rechts voor het vervangen van de lamp aan de linkerzijde en geheel naar links voor het vervangen aan de rechterzijde. 2) Draai de bevestigingsschroeven los en verwijder de wielkuipbescherming om het deksel te bereiken. 3) Draai het deksel A-fig. 13 linksom. 4) Trek de lamp B-fig. 14 uit het deksel. 5) Plaats de nieuwe lamp en monteer het deksel A. F0F0564m F0F0617m F0F085m fig. 13 F0F0565m fig. 11 fig. 12 fig. 14 NOODGEVALLEN 113

115 ACHTERLICHTUNIT Gloeilampen vervangen: 1) Draai vanuit het interieur van de auto de twee driehoekige knoppen A-fig. 15, die de unit op zijn plaats houden, los. 2) Maak vanaf de buitenzijde de stekker los en verwijder de achterlichtunit. 3) Druk op de twee lippen B-fig. 16 en maak de lamphouder los van de unit. 4) Vervang de doorgebrande lamp: C 12V-21/5W Duplogloeilamp van rem- en achterlicht D 12V-21W Gloeilamp van richtingaanwijzers E 12V-21W Gloeilamp van achteruitrijlicht F 12V-21W Gloeilamp van mistachterlicht. 5) Monteer de lamphouder op de lichtunit en sluit de stekker weer aan. 6) Bevestig de unit met behulp van de twee driehoekige knoppen A-fig. 15. KENTEKENPLAAT- VERLICHTING Om het lampje 12V-5W te vervangen, de bevestigingsschroeven fig. 17 losdraaien en het lampenglas verwijderen. F0F0086m F0F0087m F0F0088m fig. 15 fig. 16 fig NOODGEVALLEN

116 DERDE REMLICHT Gloeilamp (12V-21W) vervangen: 1) Open de linker achterdeur. 2) Houd het lampenglas A-fig. 18 vast en draai de schroef van de lamphouder los. 3) Verwijder de lamp door hem iets in te drukken en linksom te draaien. 4) Vervang de defecte lamp, duw de nieuwe lamp licht in de lamphouder en draai hem rechtsom. F0F0324m DEFECTE INTERIEUR- VERLICHTING PLAFONDVERLICHTING VOOR Vervang het gloeilampje (12V-5W) door met een schroevendraaier het geklemde lampenglas los te wippen, zoals is aangegeven in fig. 19. PLAFONDVERLICHTING ACHTER Vervang het gloeilampje (12V-5W) door met een schroevendraaier het geklemde lampenglas los te wippen, zoals is aangegeven in fig. 20. F0F0130m PLAFONDLAMPJE ZIJKANT Vervang het gloeilampje (12V-5W) door met een schroevendraaier het geklemde lampenglas los te wippen, zoals is aangegeven in fig. 21. fig. 20 F0F0142m F0F0090m fig. 18 fig. 19 fig. 21 NOODGEVALLEN 115

117 EEN DOORGE- BRANDE ZEKERING ZEKERINGEN VERVANGEN fig. 22 Als een elektrisch onderdeel niet werkt, controleer dan eerst of de betreffende zekering niet is doorgebrand. A - Zekering in goede staat. B - Zekering met doorgebrande strip. Verwijder een zekering met behulp van het tangetje C (A fig ) uit de zekeringenkast. Als de zekering opnieuw doorbrandt, wendt u dan tot de Fiat-dealer. Controleer voordat u een zekering vervangt of de contactsleutel uit het contactslot is genomen en alle stroomgebruikers uit staan en/of zijn uitgeschakeld. F0F0095m Vervang een zekering nooit door een zekering met een hogere stroomsterkte (ampère), BRANDGEVAAR! Vervang een defecte zekering nooit door ander materiaal. Gebruik altijd een zekering met dezelfde kleur. F0F0091m fig. 22 fig NOODGEVALLEN

118 PLAATS VAN DE ZEKERINGEN Zekeringen in de zekeringenkast De zekeringenkast bevindt zich in een vakje onder het stuur. fig. 24 F0F0615m U kunt het bereiken, nadat u de 2 bevestigingsschroeven A-fig hebt losgedraaid en het deksel hebt verwijderd. Verwijder een zekering met behulp van het tangetje A-fig. 24 uit de zekeringenkast. Zekeringen fig Beschikbaar 2-10 A - Diagnosestekker, antiblokkeersysteem, achteruitrijlicht 3 - Beschikbaar 4-5 A - Instrumentenpaneel, claxon, snelheidssensor 5-15 A- Cruise-control, actuator automatische versnellingsbak, remlichten, regeleenheid automatische versnellingsbak 6-5 A - Interieurverlichting voor en achter, instrumentenpaneel, autoradio 7-30 A - Achterruitverwarming 8-30 A - Regeleenheid interieurbeveiliging 9-5 A- Regeleenheid interieurbeveiliging 10 - Beschikbaar 11-5 A - Relais aanjager, relais voor uitschakelen aircocompressor A - Ruitbediening, relais bewakingslampje, relais stoelverwarming, achterruitverwarming, bediening airconditioning, drukregelaar A - Waarschuwingsknipperlichten A - Ruitbediening 15 - Beschikbaar A - Stoelverwarming A - Claxon A - Mistachterlicht 19-5 A - Schakelaar cruise-control, relais waarschuwingszoemer ingeschakelde buitenverlichting, schakelaar verwarming bestuurdersstoel, instrumentenpaneelverlichting, autoradio, schakelaar achterruitverwarming, selectorhendel automaat, waarschuwingssignaal, bediening airconditioning NOODGEVALLEN 117

119 20-5 A - Koplampverstelling, buitenverlichting rechtsvoor, buitenverlichting linksachter 21-5 A - Koplampverstelling, buitenverlichting rechtsvoor, buitenverlichting linksachter 22 - Beschikbaar A - Aansteker A - Autoradio A - Relais waarschuwingszoemer ingeschakelde buitenverlichting, waarschuwingszoemer automatische versnellingsbak, bediening achteruitkijkspiegel, richtingaanwijzers A - Tijdschakeling ruitenwissers voor, ruitenwissers voor, ruitensproeierpomp A - Beschikbaar 28-5 A - Instrumentenpaneel, relais ruitbediening Zekeringen in de motorruimte Een andere zekeringenkast is in de motorruimte geplaatst. U kunt deze bereiken door op de lippen aan de zijkant te drukken, zoals is aangegeven in fig. 25 voor uitvoeringen zonder ABS en in fig. 27 voor uitvoeringen met ABS. Verwijder een zekering met behulp van het tangetje A-fig. 26 voor uitvoeringen zonder ABS en A-fig. 28 voor uitvoeringen met ABS. F0F0354m Zekeringen fig. 26 (uitvoeringen zonder ABS) 1-20A - Brandstofpomp, extra verwarming (uitvoering 2.0 JTD) 2-10A - Dimlicht rechts 3-10A - Dimlicht links F0F0353m fig. 25 fig NOODGEVALLEN

120 4-25A - Koplampsproeiers 5 - Beschikbaar 6-10A - Fiat CODE, inspuitsysteem (uitvoeringen met stuur links) 7-10A - Verwarming lambdasonde, brandstofsysteem 2.0 JTD (uitvoeringen met stuur rechts) 8-20A - Voeding diagnosestekker, voeding aanhanger 9-30A - Elektroventilateur motorkoelsysteem 10 - Beschikbaar 11 - Extra verwarming (uitvoering 2.0 JTD) 12-10A - Grootlicht links 13-10A - Grootlicht rechts 14-50A - Elektoventilateur motorkoelsysteem 15-40A - Handbediende airconditioning, aanjager 16-70A - Zekeringenkast in interieur (uitvoeringen met stuur links), schakelaar interieurverlichting (uitvoeringen met stuur rechts), relais diefstalalarm 17-70A - Zekeringenkast in interieur (uitvoeringen met stuur rechts), schakelaar interieurverlichting (uitvoeringen met stuur links), relais diefstalalarm (uitvoeringen met stuur rechts), relais startmotor MF1 - Beschikbaar MF2-30A - Elektroventilateur (uitvoering V) MF3-30A - Inspuitsysteem (uitvoeringen 2.0 JTD); regeleenheid automatische versnellingsbak MF4-20A - Inspuitsysteem (uitvoering 2.0 JTD) fig. 27 F0F0354m Zekeringen fig. 28 (Uitvoeringen met ABS/2.0 JTD) 1-20A - Voeding aanhanger 2-20A - Brandstofpomp, lambdasonde 3-10A - Dimlicht links fig. 28 F0F0355m NOODGEVALLEN 119

121 4-10A - Dimlicht rechts 5-10A - Voeding diagnosestekker 6-10A - Fiat CODE 7-10A - Grootlicht links 8-10A - Grootlicht rechts 9-30A (*) - Elektroventilateur motorkoelsysteem 10-30A - Koplampsproeiers 11-20A - Extra verwarming (uitvoering 2.0 JTD) 12-5A - Koplampsproeiers 13-15A - Verwarming lambdasonde 14 - Niet gebruikt. GEEN zekeringen plaatsen 15-40A - Aanjager, aanjager handbediende airconditioning 16-50A (**) - Elektroventilateur motorkoelsysteem MF1-60A - ABS MF2-30A - Elektroventilateur (uitvoering V) MF3-30A - Inspuitsysteem (uitvoeringen 2.0 JTD); regeleenheid automatische versnellingsbak MF4-20A - Inspuitsysteem (uitvoering 2.0 JTD). (*) 40A voor uitvoering 2.0 JTD; (**) 30A voor dieseluitvoeringen. EEN LEGE ACCU Wij raden u aan in het hoofdstuk Onderhoud van de auto de voorzorgsmaatregelen door te lezen om een lege accu te voorkomen en om een lange levensduur van de accu te garanderen. STARTEN MET EEN HULP- ACCU Zie Motor starten in het hoofdstuk Correct gebruik van de auto. 120 NOODGEVALLEN

122 Gebruik voor het starten van de motor beslist nooit een acculader. Hierdoor kunnen de elektronische systemen en in het bijzonder de regeleenheden die de inspuiting en ontsteking regelen, beschadigd worden. Laat deze procedure door gespecialiseerd personeel uitvoeren. Onjuiste handelingen kunnen leiden tot vonken en ernstige beschadiging van de accu. ACCU OPLADEN We raden u aan de accu langzaam en met een lage stroomsterkte (ampère) gedurende ca. 24 uur op te laden. Als u de accu langer oplaadt, kan de accu worden beschadigd. Ga als volgt te werk: 1) Maak de accuklemmen los van de accupolen. 2) Sluit de klemmen van de acculader aan op de accupolen. 3) Schakel de acculader in. 4) Aan het einde van het opladen: schakel eerst de acculader uit en koppel dan de accu los. 5) Sluit de accuklemmen weer aan op de accupolen. Let daarbij op de polariteit. De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Vermijd het contact met de huid of de ogen. Het opladen van de accu moet worden uitgevoerd in een goed geventileerde ruimte, ver verwijderd van open vuur en vonkvormende apparaten: brand- en ontploffingsgevaar. NOODGEVALLEN 121

123 OPKRIKKEN VAN DE AUTO MET DE BOORDKRIK Zie de paragraaf Een lekke band in dit hoofdstuk. De krik dient uitsluitend voor het verwisselen van een wiel van de auto waarbij hij geleverd is. Andere werkzaamheden zoals bijv. het opkrikken van andere auto s zijn absoluut uitgesloten. Gebruik de krik in geen enkel geval voor het uitvoeren van werkzaamheden onder de auto. Als de auto een aanhanger trekt, ontkoppel dan eerst de aanhanger en krik dan de auto op. Als de krik niet juist geplaatst wordt, kan de opgekrikte auto van de krik vallen. Op een sticker op de krik is het maximum hefvermogen aangegeven; de krik mag nooit voor een zwaardere last worden gebruikt. Start de motor niet als de auto is opgekrikt. Het is nodig te weten dat: de krik geen afstelwerkzaamheden mag vereisen; de krik bij beschadiging vervangen moet worden door een krik van hetzelfde type; buiten de slinger, die staat afgebeeld in de paragraaf Een lekke band, geen enkel ander gereedschap op de krik gemonteerd mag worden. 122 NOODGEVALLEN

124 MET DE GARAGEKRIK Voorzijde De auto mag uitsluitend worden opgekrikt door de hefarm van de krik onder de daarvoor bestemde plaat te plaatsen, zoals aangegeven in fig. 29. Achterzijde Het opkrikken is niet mogelijk. MET EEN HEFBRUG De auto moet zo opgekrikt worden dat de uiteinden van de hefarmen zich op de in fig. 30 aangegeven plaatsen bevinden. A - Hefarm voor. B - Hefarm achter. SLEPEN VAN DE AUTO De auto is voorzien van twee sleepogen om een sleepkabel aan te bevestigen fig. 31. A - Sleepoog voor. B - Sleepoog achter. Draai voor het slepen de sleutel in stand M en vervolgens in stand S zonder de contactsleutel uit het slot te verwijderen. Als de contactsleutel uit het contactslot wordt genomen, schakelt automatisch het stuurslot in waardoor het onmogelijk wordt de auto te besturen. F0F0096m F0F0097m F0F0098m fig. 29 fig. 30 fig. 31 NOODGEVALLEN 123

125 Houdt u bij het slepen van een auto aan de wettelijke voorschriften. Dit geldt zowel voor het slepen zelf als voor het gedrag naar andere weggebruikers. Houd er rekening mee dat de rem- en eventuele stuurbekrachtiging niet werken zolang de motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur. Gebruik voor het slepen geen elastische kabels en rijd zo gelijkmatig mogelijk. Controleer tijdens het slepen of de sleepkabel geen carrosseriedelen kan beschadigen. BIJ EEN ONGEVAL Het is belangrijk altijd rustig te blijven. Als u niet direct bij het ongeval betrokken bent, stopt u dan op een afstand van ten minste een tiental meters van het ongeluk. Stop bij ongevallen op de snelweg zo mogelijk in de berm en laat de vluchtstrook vrij. Zet de motor uit en schakel de waarschuwingsknipperlichten in. Verlicht als het donker is met de koplampen de plaats van het ongeval. Wees voorzichtig, voorkom het risico van een aanrijding. Geef het ongeval aan door de gevarendriehoek goed zichtbaar en op de wettelijk voorgeschreven afstand te plaatsen. Probeer bij geblokkeerde portieren de auto niet te verlaten door de gelaagde voorruit in te slaan. De zijruiten en de achterruit kunnen makkelijker worden ingeslagen. Waarschuw de hulpinstanties en geef zo duidelijk mogelijke informatie. Gebruik op de snelweg de daarvoor bestemde praatpalen. Bij kettingbotsingen is het risico om bij volgende botsingen betrokken te raken, vooral bij weinig zicht, groot. Verlaat onmiddellijk de auto en zoek bescherming achter de vangrail. Neem bij de betrokken auto s de contactsleutel uit. Als u brandstof of andere chemische producten ruikt, rook dan niet en doof sigaretten. Gebruik voor het blussen van branden, zelfs als deze klein zijn, de brandblusser, een wollen deken, zand of grond. Gebruik nooit water. 124 NOODGEVALLEN

126 ALS ER GEWONDEN ZIJN Blijf altijd bij de gewonde. Ook de personen die niet direct bij het ongeval betrokken zijn, zijn verplicht hulp te bieden. Blijf niet om de gewonde heen staan. Stel de gewonde gerust over het tijdig komen van de hulp. Blijf bij de gewonde om eventuele paniekaanvallen te vermijden. Maak of snijd de veiligheidsgordel, die de gewonde op zijn plaats houdt, los. Geef niets te drinken aan de gewonde. De gewonde mag nooit worden verplaatst behalve in de gevallen die bij het volgende punt worden behandeld. Haal de gewonde uitsluitend uit de auto bij gevaar voor brand, verdrinking of naar beneden storten. Als u een gewonde uit de auto haalt: trek niet aan de ledematen, buig nooit het hoofd en houd, voor zover mogelijk, het lichaam in horizontale positie. VERBANDTROMMEL fig. 32 De verbandtrommel moet ten minste bevatten: steriele gaasdeppers, om de wond te bedekken en schoon te maken verschillende soorten verband pleisters van verschillende afmetingen hechtpleister een pak hydrofiele watten een flesje jodium een pak zakdoekjes een schaar met afgeronde punten een pincet twee bloedstelpende zwachtels. Wij raden u aan om naast de verbandtrommel ook een brandblusser en een deken aan boord te hebben. Zowel de verbandtrommel als de brandblusser zijn opgenomen in het Fiat Lineaccessori-programma. F0F0286m fig. 32 NOODGEVALLEN 125

127 ONDERHOUD VAN DE AUTO BELANGRIJK Het verdient aanbeveling eventuele kleine defecten onmiddellijk door de Fiat-dealer te laten verhelpen en daarmee niet te wachten tot de volgende servicebeurt. GEPROGRAM- MEERD ONDER- HOUD Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor een lange levensduur, de beste prestaties en een zo zuinig mogelijk gebruik van de auto. Om dit te realiseren heeft Fiat een reeks controle- en onderhoudsbeurten samengesteld die moeten worden uitgevoerd: iedere km bij de V-uitvoering; iedere km bij de 1.9 D-uitvoering; iedere km bij de 2.0 JTD-uitvoering. BELANGRIJK De servicebeurten van het geprogrammeerd onderhoud zijn door de fabrikant voorgeschreven. Het niet uitvoeren van deze servicebeurten kan het vervallen van de garantie tot gevolg hebben De werkzaamheden van het geprogrammeerd onderhoud kunnen door alle Fiat-dealers tegen vaste tarieftijden worden uitgevoerd. Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens het uitvoeren van de diverse inspecties en controles van het geprogrammeerd onderhoud worden uitsluitend na toestemming van de klant uitgevoerd. Als de auto vaak wordt gebruikt voor het slepen van aanhangers, moeten er kortere intervallen worden aangehouden voor de werkzaamheden van het geprogrammeerd onderhoud. 126 ONDERHOUD VAN DE AUTO

128 ONDERHOUDSSCHEMA UITVOERING V x 1000 km Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel afstellen Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes, enz.) controleren Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en sproeiermonden afstellen Stand wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren Werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken van schijfremmen voor controleren Remschoenen achter op conditie en slijtage controleren (trommelremmen) Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber slangen van rem- en brandstofsysteem en rubber delen (stofkappen, hoezen, enz.) Conditie en spanning van diverse aandrijfriemen controleren en eventueel afstellen Bougies vervangen ONDERHOUD VAN DE AUTO 127

129 x 1000 km Slag of hoogte van het koppelingspedaal controleren/afstellen Brandstoffilter vervangen Luchtfilter vervangen Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers, accu, enz.) Getande distributieriem controleren Getande distributieriem vervangen (*) Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker) Niveau van versnellingsbak-/differentieelolie controleren Motorolie vervangen (of elke 18 maanden) Motoroliefilter vervangen Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden) (*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor, stoffige omgeving). Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers. 128 ONDERHOUD VAN DE AUTO

130 UITVOERING 1.9 D x 1000 km Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel afstellen Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes, enz.) controleren Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en sproeiermonden afstellen Stand wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren Werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken van schijfremmen voor controleren Remschoenen achter op conditie en slijtage controleren (trommelremmen) Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber slangen van rem- en brandstofsysteem en rubber delen (stofkappen, hoezen, enz.) ONDERHOUD VAN DE AUTO 129

131 x 1000 km Conditie en spanning van diverse aandrijfriemen controleren en eventueel afstellen Slag of hoogte van het koppelingspedaal controleren/afstellen Uitlaatgasemissie/-rook controleren Brandstoffilter vervangen Luchtfilter vervangen Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers, accu, enz.) Conditie van getande distributieriem controleren Getande distributieriem vervangen (*) Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker) Niveau van versnellingsbak-/differentieelolie controleren Motorolie vervangen (of elke 18 maanden) Motoroliefilter vervangen Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden) (*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor, stoffige omgeving). Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers. 130 ONDERHOUD VAN DE AUTO

132 UITVOERING 2.0 JTD 8V x 1000 km Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel afstellen Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes, enz.) controleren Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en sproeiermonden afstellen Stand wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren Werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken van schijfremmen voor controleren Remschoenen achter op conditie en slijtage controleren (trommelremmen) Visueel de conditie controleren van: - buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming, uitlaat, (brandstofen remleidingen, rubber slangen van rem- en brandstofsysteem en rubber delen (stofkappen, hoezen, enz.) Conditie en spanning van diverse aandrijfriemen controleren en eventueel afstellen Slag of hoogte van koppelingspedaal controleren en afstellen Uitlaatgasemissie/-rook controleren ONDERHOUD VAN DE AUTO 131

133 x 1000 km Brandstoffilter vervangen Luchtfilter vervangen Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers, accu, enz.) Getande distributieriem controleren Getande distributieriem vervangen (*) Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker) Niveau van versnellingsbak-/differentieelolie controleren Motorolie vervangen (of elke 18 maanden) Motoroliefilter vervangen Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden) (*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor, stoffige omgeving). Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers. 132 ONDERHOUD VAN DE AUTO

134 UITVOERING 2.0 JTD 16V x 1000 km Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel afstellen Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes, enz.) controleren Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en sproeiermonden afstellen Stand wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren Werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken van schijfremmen voor controleren Remschoenen achter op conditie en slijtage controleren (trommelremmen) Visueel de conditie controleren van: - buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber slangen van rem- en brandstofsysteem en rubber delen (stofkappen, hoezen, enz.) Conditie en spanning van diverse aandrijfriemen controleren en eventueel afstellen Slag of hoogte van koppelingspedaal controleren en afstellen Uitlaatgasemissie/-rook controleren ONDERHOUD VAN DE AUTO 133

135 x 1000 km Brandstoffilter vervangen Luchtfilter vervangen Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, ruitensproeiers, accu, enz.) Getande distributieriem controleren Getande distributieriem vervangen (*) Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker) Niveau van versnellingsbak-/differentieelolie controleren Motorolie vervangen (of elke 18 maanden) Motoroliefilter vervangen Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden) (*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair-draaiende motor, stoffige omgeving). Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers. 134 ONDERHOUD VAN DE AUTO

136 AANVULLENDE WERKZAAM- HEDEN Iedere km of voor een lange reis controleren en eventueel bijvullen: niveau van de motorkoelvloeistof; niveau van de remvloeistof; niveau van de olie van de stuurbekrachtiging (indien aanwezig); niveau van het elektrolyt in de accu; niveau van de ruitensproeiervloeistof; conditie en spanning van de banden. Iedere km controleren en eventueel bijvullen: motoroliepeil. Iedere km (alleen bij dieselmotoren) condens uit brandstoffilter aftappen. Gebruik bij voorkeur producten van FL Selenia omdat die speciaal zijn afgestemd op de Fiat-modellen (zie Vullingstabel in het hoofdstuk Technische gegevens ). BELANGRIJK - Motorolie Vervang de motorolie vaker dan in het onderhoudsschema staat aangegeven als de auto overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals: trekken van caravans of aanhangers; rijden op stoffige wegen; veel korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij buitentemperaturen onder nul; veel langdurig stationair draaiende motor of lange ritten bij lage snelheden (bijv. bij gebruik bij huis-aanhuis bezorging of als de auto lang stilstaat). BELANGRIJK - Dieselfilter Door het gebruik van dieselbrandstof van mindere kwaliteit kan het noodzakelijk zijn het brandstoffilter vaker te vervangen dan in het onderhoudsschema is aangegeven. Een hortende motor kan een indicatie zijn dat het filter vervangen moet worden. BELANGRIJK - Luchtfilter Als de auto op stoffige wegen rijdt, moet het luchtfilter vaker worden vervangen. Raadpleeg bij twijfel over de vervangingsinterval van motorolie en luchtfilter in relatie tot het gebruik van de auto de Fiat-dealer. ONDERHOUD VAN DE AUTO 135

137 BELANGRIJK - Accu Wij raden u aan de acculading voor het begin van de winter te controleren, om eventuele bevriezing van het elektrolyt te voorkomen. Voer deze controle vaker uit als de auto overwegend voor korte trajecten wordt gebruikt, of als er accessoires zijn gemonteerd die permanent, ook bij uitgeschakeld contact, stroom verbruiken. Dit geldt in het bijzonder voor achteraf aangebrachte accessoires. Vertrouw het onderhoud in principe toe aan de Fiat-dealer. Als u toch zelf onderhoud of kleine reparaties verricht, controleer dan of u over het juiste speciale gereedschap en de noodzakelijke originele Fiat-onderdelen en de voorgeschreven bedrijfsvloeistoffen beschikt. Voer niet zelf onderhoudswerkzaamheden uit, als u daarmee geen ervaring hebt. NIVEAUS CONTROLEREN Vertrouw het onderhoud in principe toe aan de Fiat-dealer. Als u toch zelf onderhoud of kleine reparaties verricht, controleer dan of u over het juiste speciale gereedschap en de noodzakelijke originele Fiat-onderdelen en de voorgeschreven bedrijfsvloeistoffen beschikt. Voer niet zelf onderhoudswerkzaamheden uit, als u daarmee geen ervaring hebt. Rook nooit tijdens werkzaamheden in de motorruimte: er kunnen licht ontvlambare gassen aanwezig zijn; brandgevaar. Pas op als u sjaals, dassen of loszittende kledingstukken draagt: deze kunnen door de bewegende onderdelen worden gegrepen. 136 ONDERHOUD VAN DE AUTO

138 F0F0335m 1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof - 4. Ruitensproeiervloeistof - 5. Koelvloeistof - 6. Olie van de stuurbekrachtiging (indien aanwezig). fig. 1 - Uitvoeringen V F0F0337m 1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof - 4. Ruitensproeiervloeistof - 5. Koelvloeistof - 6. Olie van de stuurbekrachtiging (indien aanwezig). fig. 2 - Uitvoeringen 1.9 D ONDERHOUD VAN DE AUTO 137

139 F0F0336m 1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof - 4. Ruitensproeiervloeistof - 5. Koelvloeistof - 6. Olie van de stuurbekrachtiging (indien aanwezig). fig. 3 - Uitvoeringen 2.0 JTD 8V F0F0344m 1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof - 4. Ruitensproeiervloeistof - 5. Koelvloeistof - 6. Olie van de stuurbekrachtiging (indien aanwezig). fig. 4 - Uitvoeringen 2.0 JTD 16V 138 ONDERHOUD VAN DE AUTO

140 MOTOROLIE Fig. 5 uitvoeringen V Fig. 6 uitvoeringen 1.9 D Fig. 7 uitvoeringen 2.0 JTD 8V Fig. 8 uitvoeringen 2.0 JTD 16V Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke ondergrond staat en enige minuten (circa 10) na het uitzetten van de motor. Het oliepeil moet altijd tussen het MIN- en MAX-merkteken op de oliepeilstok staan. Het verschil tussen het MIN- en MAX-merkteken komt overeen met ongeveer 1 liter. F0F0329m Wees voorzichtig als u werkzaamheden in de motorruimte moet verrichten en de motor nog warm is, om brandwonden te voorkomen. Onthoud dat bij een warme motor de elektroventilateur onverwachts kan inschakelen en verwondingen kan veroorzaken. Dit is afhankelijk van de temperatuur van de motorkoelvloeistof. BELANGRIJK Na het bijvullen of verversen van de olie, moet u de motor enige seconden laten draaien, vervolgens de motor uitzetten en na enige minuten het olieniveau controleren. F0F0203m Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken staat, moet er via de olievulopening motorolie tot aan het MAX-merkteken worden bijgevuld. Het olieniveau mag nooit het MAX-merkteken overschrijden. Afgetapte motorolie en gebruikte oliefilters bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het milieu. Het is raadzaam om het verversen van de motorolie en het vervangen van het oliefilter door de Fiat-dealer te laten uitvoeren. De dealer beschikt over de uitrusting voor het op milieuvriendelijke wijze en conform de wettelijke bepalingen verwerken van afgewerkte olie en oliefilters. F0F0306m fig. 5 fig. 6 fig. 7 ONDERHOUD VAN DE AUTO 139

141 MOTOROLIEVERBRUIK Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik van ongeveer 400 gram per km. De motor van een nieuwe auto moet nog worden ingereden. Dit betekent dat het motorolieverbruik pas na de eerste km stabiliseert. BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de rijstijl en de gebruiksomstandigheden van de auto. Vul nooit motorolie bij met andere specificaties dan de olie waarmee de motor is gevuld. F0F0345m KOELVLOEISTOF Draai bij een warme motor de dop van het expansiereservoir nooit los: gevaar voor verbranding. Het niveau van de koelvloeistof moet gecontroleerd worden bij een koude motor en moet tussen het MIN- en MAX-merkteken staan. Deze merktekens zijn zichtbaar op de peilstok A die zich in het reservoir bevindt; fig. 9 bij de uitvoeringen 1.9 D of fig. 10 bij de uitvoeringen V en 2.0 JTD. F0F0204m Een te laag niveau bijvullen door langzaam via de vulopening van het expansiereservoir, een mengsel van 50% gedestilleerd water en 50% PARAFLU 11 van FL Selenia te gieten, totdat het niveau dicht bij het MAX-merkteken staat. Een mengsel van PARAFLU 11 en gedestilleerd water in een mengverhouding van 50% beveiligt tot een temperatuur van 35 C. Het koelsysteem staat onder druk. Vervang de dop zonodig alleen door een exemplaar van hetzelfde type, anders kan de werking van het systeem in gevaar worden gebracht. F0F0307m fig. 8 fig. 9 fig ONDERHOUD VAN DE AUTO

142 RUITENSPROEIER-/KOP- LAMPSPROEIERVLOEISTOF (indien aanwezig) fig Om de ruitensproeiervloeistof bij te vullen, dop A lostrekken en de vloeistof bijvullen totdat het MAXmerkteken op de peilstok is bereikt fig. 12. Gebruik een mengsel van water en DPI, in de volgende mengverhouding: 30% DPI en 70% water in de zomer. 50% DPI en 50% water in de winter. Bij temperaturen onder 20 C DPI onverdund gebruiken. BELANGRIJK Rijd nooit met een leeg ruitensproeierreservoir: de ruitensproeiers zijn van fundamenteel belang voor een optimaal zicht. Enkele in de handel verkrijgbare ruitensproeiervloeistoffen zijn licht ontvlambaar. Als de vloeistoffen in contact komen met de warme delen van de motor kunnen ze ontbranden. OLIE VAN DE STUURBE- KRACHTIGING (indien aanwezig) fig.13 Controleer de olie van de stuurbekrachtiging bij een koude motor en als de auto op een vlakke ondergrond staat. De olie moet tussen het MIN- en MAX-merkteken op het oliereservoir staan. Bij zeer warme olie kan de olie boven het MAX-merkteken staan. Zonodig kan het niveau worden bijgevuld met olie, die dezelfde specificaties moet hebben als de reeds in het systeem aanwezige olie. F0F0205m F0F0107m F0F0108m fig. 11 fig. 12 fig. 13 ONDERHOUD VAN DE AUTO 141

143 Voorkom dat de olie voor de stuurbekrachtiging in contact komt met de warme delen van de motor: de olie is licht ontvlambaar. Het olieverbruik van de stuurbekrachtiging is zeer laag; als na het bijvullen de olie binnen korte tijd weer moet worden bijgevuld, moet het systeem door een Fiat-dealer op eventuele lekkage worden gecontroleerd. REMVLOEISTOF fig. 14 Controleer of de remvloeistofniveau nog op het maximale niveau staat. Voor het bijvullen mag uitsluitend remvloeistof worden gebruikt die voldoet aan de DOT -specificaties. Het verdient aanbeveling TUTELA TOP 4 remvloeistof te gebruiken; dezelfde remvloeistof, waarmee het remsysteem door de fabriek is gevuld. Het verdient aanbeveling dit door de Fiat-dealer te laten uitvoeren. Voorkom, als de dop van het reservoir wordt losgedraaid, dat de corrosieve remvloeistof in contact komt met de lak. Als dit toch gebeurt moet de lak onmiddellijk worden gewassen. De remvloeistof is giftig en zeer corrosief. Als per ongeluk remvloeistof wordt gemorst, moet de lak onmiddellijk worden gewassen met water en zeep en daarna met veel water worden afgespoeld. Bij inslikken dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd. Het symbool π op het reservoir geeft aan dat synthetische remvloeistof en geen minerale vloeistof moet worden gebruikt. Het gebruik van minerale vloeistoffen moet absoluut worden vermeden, omdat de rubbers in het remsysteem door deze vloeistoffen kunnen worden beschadigd. BELANGRIJK De remvloeistof is hygroscopisch (trekt water aan). Daarom verdient het aanbeveling, als de auto overwegend wordt gebruikt in gebieden met een hoge luchtvochtigheid, de vloeistof vaker te vervangen dan in het onderhoudsschema staat aangegeven. fig. 14 F0F0338m 142 ONDERHOUD VAN DE AUTO

144 LUCHTFILTER VERVANGEN Haak de borgveren A- fig. 15 los of draai de schroeven A-fig. 16 los (afhankelijk van de uitvoering), verwijder het deksel B-fig. 17 en neem het te vervangen filterelement C uit. fig. 15 F0F0348m F0F0347m DIESELFILTER CONDENS AFTAPPEN Het condens moet iedere km worden afgetapt. Ga als volgt te werk: draai de knop fig. 18 enige slagen los en draai de knop weer vast als er uitsluitend brandstof zonder water uitstroomt. Het verdient aanbeveling dit door een Fiat-dealer te laten doen. F0F0352m Als het condens niet op de juiste wijze wordt afgetapt en als er geen voorzorgsmaatregelen zijn genomen, dan kan de veiligheid van de auto in gevaar komen en kan er gevaarlijke brandstoflekkage optreden. Verontreinig het milieu niet met water dat is vermengd met dieselbrandstof. Wij raden u aan om de condens te laten aftappen bij de Fiatdealer omdat deze beschikt over de uitrusting voor het op milieuvriendelijke wijze en conform de wettelijke bepalingen, verwerken van milieuverontreinigende producten. F0F0556m fig. 16 fig. 17 fig. 18 ONDERHOUD VAN DE AUTO 143

145 ACCU De accu van de SCUDO is onderhoudsarm : onder normale gebruiksomstandigheden is het niet nodig gedestilleerd water bij te vullen. Als de auto op een vlakke ondergrond staat, moet het niveau van de vloeistof (elektrolyt) tussen de twee merklijnen op de accubak staan. Als het niveau onder de merklijn MIN fig. 19 staat, wendt u dan tot een Fiat-dealer. Zie voor het opladen van de accu het hoofdstuk Noodgevallen. F0F0113m De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Vermijd het contact met de huid of de ogen. Het opladen van de accu moet worden uitgevoerd in een goed geventileerde ruimte, ver verwijderd van open vuur en vonkvormende apparaten: brand- en ontploffingsgevaar. Accu s bevatten zeer schadelijke stoffen voor het milieu. Het verdient aanbeveling een defecte accu door de Fiat-dealer te laten vervangen, omdat deze beschikt over de uitrusting voor het op milieuvriendelijke wijze en conform de wettelijke bepalingen, verwerken van defecte accu s. Onoordeelkundige montage van elektrische apparatuur kan ernstige schade toebrengen aan de auto. Als u de auto langere tijd stalt in extreem koude omstandigheden moet, om bevriezing te voorkomen, de accu worden verwijderd en op een verwarmde plaats worden bewaard. Probeer een bevroren accu niet op te laden: eerst moet de accu ontdooid worden, anders loopt u het risico dat de accu ontploft. Als de accu bevroren is geweest, moet worden gecontroleerd of de cellen niet beschadigd zijn (risico op kortsluiting) en of de bak geen scheuren vertoont, waardoor de giftige en corrosieve vloeistof kan weglekken. fig ONDERHOUD VAN DE AUTO

146 Bij een te laag niveau van het elektrolyt kan de accu onherstelbaar beschadigen. Hierdoor kan de accubak barsten, waarna het accuzuur weglekt. BELANGRIJK Controleer bij de montage van de accu of deze op de juiste wijze is bevestigd. PRAKTISCHE TIPS OM DE LEVENSDUUR VAN DE ACCU TE VERLENGEN Wanneer u de auto parkeert, controleer dan of de voorportieren, de motorkap, de zijschuifdeur en de achterdeur goed gesloten zijn. De interieurverlichting moet gedoofd zijn. Voorkom zoveel mogelijk het gebruik van stroomverbruikers als de motor uitstaat (autoradio, waarschuwingsknipperlichten, enz.). Als u de auto langere tijd niet gebruikt, zie Auto langere tijd stallen in het hoofdstuk Correct gebruik van de auto. BELANGRIJK Een accu die gedurende langere tijd minder dan 50% geladen is, raakt door sulfatering beschadigd. Hierdoor loopt de capaciteit en het startvermogen terug. Ook is de accu dan gevoeliger voor bevriezing (bij temperaturen onder 10 C). Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die constante voeding nodig hebben (diefstalalarm, mobiele telefoon, navigatiesysteem, enz.), raden wij u aan contact op te nemen met de Fiatdealer. Deze kan u de meest geschikte installaties, opgenomen in het Fiat Lineaccessori-programma, aanraden en controleren of het noodzakelijk is een accu met een grotere capaciteit te monteren. Deze stroomverbruikers blijven continu stroom verbruiken ook bij een uitgenomen contactsleutel (geparkeerde auto, motor uitgezet), waardoor de accu geleidelijk kan ontladen. Het totale energieverbruik van deze accessoires (standaard en achteraf gemonteerd accessoires) moet minder zijn dan 0,6 ma x Ah (van de accu), zoals in de volgende tabel staat vermeld: Maximum stroom- verbruik bij stilstaande motor Accu van 50A 60A 70A 30 MA 36 MA 42 MA ONDERHOUD VAN DE AUTO 145

147 Als grote stroomverbruikers, zoals flessenverwarmer, stofzuiger, mobiele telefoon, koelbox, bij uitgezette motor van voedingsspanning worden voorzien, dan zal de accu sneller ontladen. BELANGRIJK Als aan boord van de auto extra systemen moeten worden geïnstalleerd, moet goed op de juiste aansluitingen worden gelet. Niet correcte elektrische verbindingen kunnen gevaarlijk zijn, vooral voor de elementaire elektronische systemen. ELEKTRONISCHE REGELEENHEDEN Bij een normaal gebruik van de auto zijn speciale voorzorgsmaatregelen niet nodig. Het is echter nodig de volgende aanwijzingen nauwkeurig op te volgen bij werkzaamheden aan de elektrische installatie of bij een noodstart: Koppel de accu nooit los van de elektrische installatie bij een draaiende motor. Koppel de accu los van de elektrische installatie als de accu moet worden opgeladen. Moderne laadapparaten kunnen een spanning leveren tot 20V. Gebruik nooit een acculader voor het starten van de motor, maar gebruik een hulpaccu. Let op een goede aansluiting tussen de accu en de elektrische installatie, zowel wat betreft de juiste aansluitwijze als de juiste verbinding tussen de polen en de kabeluiteinden. Als u de accu weer aansluit, moet de regeleenheid van de inspuiting/ontsteking zijn eigen parameters weer registreren; daarom kan de auto gedurende de eerste kilometers iets anders rijden. Neem de stekkers van de regeleenheden nooit los en sluit ze nooit aan als de contactsleutel in stand M staat. Controleer de polariteit niet door middel van vonken. Neem de stekkers van de regeleenheden los voor het uitvoeren van laswerkzaamheden aan de carrosserie. Verwijder de regeleenheden als de temperatuur boven de 80 C stijgt (bijzondere werkzaamheden aan de carrosserie, enz.). BELANGRIJK Een niet correcte installatie van een radio en/of diefstalalarm kan tot storingen in de elektronische regeleenheden leiden. Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken. 146 ONDERHOUD VAN DE AUTO

148 BOUGIES Schone en goede bougies met de juiste warmtegraad fig. 20 zijn van doorslaggevend belang voor een goede werking van de motor en een lage uitstoot van schadelijke stoffen van de motor. De informatie die de bougie levert aan een deskundige is een belangrijke bron voor het opsporen van de storing, ook als deze niet door de ontsteking wordt veroorzaakt. Het is daarom belangrijk dat bij storingen in de motorwerking de bougies worden gecontroleerd door de Fiatdealer. F0F0114m De bougies moeten bij de kilometerstanden worden vervangen die in het onderhoudsschema zijn aangegeven. Gebruik uitsluitend bougies van het voorgeschreven type. Bougies met een afwijkende warmtegraad kunnen motorstoringen veroorzaken. Bougietype V Bosch FR8ME WIELEN EN BANDEN BANDENSPANNING De spanning van de banden, inclusief het reservewiel, moet regelmatig, om de twee weken en voor een lange rit, worden gecontroleerd. De bandenspanning moet bij koude banden worden gecontroleerd. Tijdens het rijden neemt de bandenspanning toe (een natuurlijk verschijnsel). Houd er daarom rekening mee, dat bij een controle of oppompen van warme banden de spanning 0,3 bar hoger moet zijn dan de voorgeschreven waarde. Bedenk dat ook de wegligging afhankelijk is van een juiste bandenspanning. fig. 20 ONDERHOUD VAN DE AUTO 147

149 Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt een onregelmatige slijtage van de banden fig. 21: A - Juiste spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak. B - Te lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten van het loopvlak. C - Te hoge spanning: te grote slijtage in het midden van het loopvlak. F0F0115m Door een te lage bandenspanning wordt de band te heet, waardoor er onherstelbare inwendige schade aan de band kan ontstaan. Banden moeten worden vervangen als de profieldiepte van het loopvlak minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de bepalingen van het land waarin u rijdt. BELANGRIJKE TIPS Voorkom bruusk remmen, met spinnende wielen optrekken, enz. Vermijd ook harde contacten tussen banden en stoepranden, kuilen, en andere obstakels. Het langdurig rijden op een slecht wegdek kan de banden beschadigen. Controleer de banden regelmatig op scheuren in de wangen en bulten of slijtplekken op het loopvlak. Raadpleeg zonodig de Fiat-dealer. Rijd nooit met een te zwaar beladen auto. Hierdoor kunnen de banden en de velgen ernstig beschadigd worden. Stop zo snel mogelijk bij een lekke band en verwissel het wiel om beschadiging van de band, de velg, de wielophanging en de stuurinrichting te voorkomen. Banden verouderen, ook als zij weinig of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in het loopvlak en op de wangen geven aan dat de band verouderd is. Banden die langer dan zes jaar onder een auto gemonteerd zijn, moeten dan ook door een specialist worden gecontroleerd. Dit geldt in het bijzonder voor het reservewiel. Monteer nooit gebruikte banden of banden, waarvan de herkomst onbekend is. fig ONDERHOUD VAN DE AUTO

150 De SCUDO is voorzien van tubeless banden zonder binnenband. In dit type band mag nooit een binnenband worden gemonteerd. Bij de montage van een nieuwe band moet ook het ventiel vernieuwd worden. Om een gelijke slijtage van de banden op de vooras en de achteras te verkrijgen, is het raadzaam de banden om de km van as te verwisselen. Hierbij moeten de banden aan dezelfde zijde van de auto gemonteerd blijven, zodat een omkering van de draairichting wordt voorkomen. Verwissel de banden niet kruiselings, waarbij de banden van de rechterzijde aan de linkerzijde en omgekeerd worden gemonteerd. RUBBER SLANGEN Houd voor de rubber slangen van het rem-, stuurbekrachtigings- (indien aanwezig) en brandstofsysteem zeer nauwkeurig de voorschriften van het geprogrammeerd onderhoudsschema aan. Ozon, hoge temperaturen en het gedurende langere tijd ontbreken van vloeistof in een systeem zorgen ervoor dat de slangen uitdrogen en scheuren, waardoor het betreffende systeem gaat lekken. Daarom is zorgvuldige controle noodzakelijk. RUITENWISSERS WISSERBLADEN Maak de wisserbladen regelmatig schoon met een schoonmaakmiddel; wij raden DPI aan. Vervang de wisserbladen als het rubber vervormd of versleten is. Het verdient aanbeveling ten minste één maal per jaar de wisserbladen te vervangen. Rijden met versleten ruitenwisserbladen is gevaarlijk, omdat ze het zicht onder extreme atmosferische omstandigheden aanzienlijk beperken. F0F0116m fig. 22 ONDERHOUD VAN DE AUTO 149

151 Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen is het mogelijk beschadigingen van het rubber te voorkomen. wanneer de temperatuur onder 0 C is gedaald, moet gecontroleerd worden of er geen ijs tussen wisserblad en ruit zit; maak de wissers zonodig vrij met een anti-vriesmiddel; verwijder eventueel opgehoopte sneeuw van de ruit om de wisserbladen te beschermen en oververhitting van de ruitenwissermotor te voorkomen; schakel de ruitenwissers niet in op een droge ruit. Wisserbladen vervangen 1) Trek de wisserarm C-fig. 22 van de voorruit en plaats het wisserblad onder een hoek van 90 graden ten opzichte van de arm. 2) Druk op lip A van de veerklem in het wisserblad en druk het wisserblad naar beneden uit arm B. 3) Monteer het nieuwe blad, waarbij de lip A in de zitting op de wisserarm moet vallen. Controleer of het wisserblad geborgd is. RUITENSPROEIERS Als de ruitensproeiers niet werken, controleer dan eerst het niveau in het ruitensproeiertankje (zie de paragraaf Niveaus controleren in dit hoofdstuk. Controleer vervolgens of de sproeiermonden fig. 23 niet verstopt zijn. Ze kunnen zonodig met een speld worden doorgeprikt. De stralen van de ruitensproeiers kunnen worden afgesteld. Stel de sproeiermonden zodanig af dat de stralen de ruit raken op het hoogste punt in de slag van de ruitenwissers. F0F0117m KOPLAMPSPROEI- ERS (indien aanwezig) Controleer regelmatig of de koplampsproeiers schoon en in goede staat zijn fig. 24. De koplampsproeiers werken automatisch als het dim-/grootlicht brandt en de ruitensproeiers worden ingeschakeld. F0F0612m fig. 23 fig ONDERHOUD VAN DE AUTO

152 AIRCONDITIO- NING, HAND- BEDIEND (indien aanwezig) Schakel in de winter de airconditioning 1 keer per maand gedurende 10 minuten in. Laat voor het zomerseizoen de werking van de airconditioning door de Fiat-dealer controleren. Het systeem gebruikt koelmiddel R134a. Dit middel is niet schadelijk voor het milieu. Gebruik in geen geval het middel R12, omdat dit middel de componenten van de auto kan beschadigen terwijl het bovendien chloorfluorkoolstoffen (CFK) bevat. CARROSSERIE BESCHERMING TEGEN ATMOSFERISCHE INVLOE- DEN De belangrijkste oorzaken van roest zijn: luchtverontreiniging; zoutgehalte in de lucht en luchtvochtigheid (gebieden aan zee, warm en vochtig klimaat); omgevings-/seizoensinvloeden. Ook de invloed van schurende elementen, zoals stoffige omgeving, opwaaiend zand, modder en steenslag op de lak en de onderzijde moet niet worden onderschat. Fiat heeft voor uw SCUDO de beste technologische oplossingen toegepast om de carrosserie efficiënt tegen roest te beschermen. De belangrijkste zijn: De toepassing van aangepaste spuittechnieken en lakproducten die de auto de benodigde weerstand tegen roest en schurende elementen verlenen. Het gebruik van verzinkte (of voorbehandelde) plaatdelen met een hoge corrosiebestendigheid. Het aanbrengen van een gespoten beschermende waslaag op de onderzijde, in de wielkuipen, in de motorruimte en verschillende holle ruimtes, met een hoog beschermend vermogen. Het aanbrengen van een beschermende kunststof laag op kwetsbare delen: onderzijde van de portieren, binnenzijde van de spatborden, naden, randen, enz. Toepassing van open holle ruimtes om condensvorming te voorkomen en binnendringend water af te voeren, waardoor roest van binnenuit wordt voorkomen. ONDERHOUD VAN DE AUTO 151

153 CARROSSERIEGARANTIE Bij de SCUDO is de carrosserie tegen doorroesten van alle originele componenten van de carrosserie en van alle dragende delen gegarandeerd. Voor de specifieke voorwaarden van deze garantie wordt verwezen naar het boekje SERVICE EN GARANTIEHANDLEIDING. TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE CARROSSERIE Lak De lak heeft behalve een esthetische functie ook een beschermende functie. Daarom moeten beschadigingen van de laklaag, zoals krassen, onmiddellijk worden bijgewerkt om roestvorming te voorkomen. Het bijwerken dient met de originele lak te worden uitgevoerd (zie het hoofdstuk Technische gegevens ). Het normale onderhoud van de auto beperkt zich tot wassen, waarbij de frequentie afhankelijk is van het gebruik van de auto en van de omgeving. Het is raadzaam de auto vaker te wassen bij sterke luchtvervuiling, bij het rijden over wegen met strooizout of als u de auto parkeert onder bomen waar harsdruppels vanaf kunnen vallen. Schoonmaakmiddelen verontreinigen het water. Daarom moet de auto bij voorkeur worden gewassen op een plaats waar het afvalwater direct wordt opgevangen en gezuiverd. De juiste wasmethode: 1) Spoel de auto eerst met een waterstraal onder lage druk af. 2) Was de auto met een zachte spons met een oplossing van neutrale zeep; spoel daarbij de spons regelmatig uit. 3) Spoel de auto af met schoon water en droog de auto met warme lucht of een schone, zachte zeem. De minder zichtbare delen zoals de randen van de portieren, motorkap en de koplampranden moeten niet vergeten worden, omdat daar water kan blijven staan. Het verdient aanbeveling de auto na het wassen niet onmiddellijk binnen te zetten, maar de auto nog even buiten te laten 152 ONDERHOUD VAN DE AUTO

154 staan, zodat waterresten buiten kunnen verdampen. Was de auto nooit in de zon of als de motorkap nog warm is: omdat dan de glans van de lak kan afnemen. De kunststof carrosseriedelen kunnen op dezelfde wijze worden gewassen als de gespoten carrosseriedelen. Parkeer de auto niet onder bomen, aangezien harsdruppels bij langere inwerking de lak kunnen beschadigen, waardoor de kans op roestvorming wordt vergroot. BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen zo snel en zo goed mogelijk van de lak verwijderd te worden, omdat door de agressieve bestanddelen de lak kan beschadigen. Ruiten Gebruik voor het schoonmaken van de ruiten een daarvoor geschikt schoonmaakmiddel. Gebruik een schone, zachte doek om krassen en beschadigingen te voorkomen. BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken van de achterruit op dat de elektrische weerstandsdraden van de achterruitverwarming (indien aanwezig) niet worden beschadigd. Veeg voorzichtig in de richting van de draden. Motorruimte Het verdient aanbeveling de motorruimte na ieder seizoen zorgvuldig te laten uitspuiten. Laat dit verzorgen door een gespecialiseerd bedrijf. BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de motorruimte moet de motor koud zijn en de contactsleutel in stand S staan. Controleer na het reinigen of de verschillende beschermingen (bijv. rubberkappen, deksels, enz.) nog op hun plaats zitten en niet beschadigd zijn. Schoonmaakmiddelen verontreinigen het water. Daarom moet de auto bij voorkeur worden gewassen op een plaats waar het afvalwater direct wordt opgevangen en gezuiverd. ONDERHOUD VAN DE AUTO 153

155 INTERIEUR Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking geen water is blijven staan (dooiwater van sneeuwresten aan schoenen, lekkende paraplu s, enz.), waardoor roestvorming op de bodem veroorzaakt zou kunnen worden. STOELEN EN STOFFEN BEKLEDING REINIGEN Verwijder stof met een zachte borstel of een stofzuiger. Reinig de zittingen met een vochtige spons en een oplossing van neutrale zeep. KUNSTSTOF INTERIEURDE- LEN Gebruik speciale reinigingsmiddelen om het visuele effect van de componenten niet te wijzigen. BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of benzine om het glas van het instrumentenpaneel schoon te maken. Gebruik nooit ontvlambare producten zoals petroleum of wasbenzine voor het reinigen van de interieurdelen van de auto. De elektrostatische lading die tijdens het reinigen door het wrijven ontstaat, kan brand veroorzaken. Bewaar nooit spuitbussen in de auto: ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen niet worden blootgesteld aan temperaturen boven 50 C. In de zomer kan de temperatuur in het interieur ver boven deze waarde oplopen. 154 ONDERHOUD VAN DE AUTO

156 TECHNISCHE GEGEVENS IDENTIFICATIE- GEGEVENS CHASSISNUMMER Het chassisnummer is ingeslagen in de motorruimte op de spatbordrand rechtsvoor fig. 1. F0F0119m MOTORCODE De motorcode is ingeslagen in een plaatje dat aan het hijsoog van het cilinderblok is bevestigd, en bestaat uit het motortype en een oplopend productienummer. TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENS De plaatjes fig. 2 bevinden zich op de rechter deurstijl en bevatten de volgende gegevens: Typeplaatje 1 (uitgezonderd uitvoering Combi) A - Naam van de fabrikant. B - Identificatiecode van het auto type/uitvoering. C - Italiaanse typegoedkeuring. D - Duitse typegoedkeuring. E - Belgische typegoedkeuring. F - Spaanse typegoedkeuring. G - Engelse typegoedkeuring. H - Oplopend productienummer. fig. 1 TECHNISCHE GEGEVENS 155

157 Typeplaatje 2 I - Naam van de fabrikant. J - Nationaal nummer typegoedkeuring (alleen uitvoering Combi). L - Identificatiecode van het autotype en chassisnummer. M - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto. N - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto met aanhanger. O - Max. toelaatbare voorasbelasting. P - Max. toelaatbare achterasbelasting. Q - Identificatiecode van het autotype. R - Correctiewaarde voor de uitlaatrookgasmeting (alleen bij dieselmotoren). S - Oplopend productienummer. F0F0342m 156 TECHNISCHE GEGEVENS fig. 2

158 PLAATJE MET INFORMATIE OVER DE CARROSSERIELAK Het plaatje met de kleurcode fig. 3 bevindt zich op het portier aan bestuurderszijde, op punt H-fig. 4. Hierna volgt de omzettingstabel van de kleurcodes. F0F0291m Fiat-code Unikleuren 194 Nice Rood 249 IJswit 341 Carioca Geel 479 Line Blauw Fiat-code Metallic kleuren 242 Lucifer Rood 722 China Blauw 685 Kwarts Grijs 691 IJzer Grijs F0F0325m fig. 3 fig. 4 TECHNISCHE GEGEVENS 157

159 MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN Uitvoering Combi met 5 zitplaatsen Combi met 6 zitplaatsen Combi met 7 zitplaatsen Combi met 8 zitplaatsen Combi met 9 zitplaatsen Combi met 5 zitplaatsen Combi met 6 zitplaatsen Combi met 7 zitplaatsen Combi met 8 zitplaatsen Combi met 9 zitplaatsen Combi met 5 zitplaatsen Combi met 6 zitplaatsen Combi met 8 zitplaatsen Combi met 9 zitplaatsen Motorcode RFN RFN RFN RFN RFN RFN RFN RFN RFN RFN WJY WJY WJY WJY Carrosserie-code 220XQ5 AA 220XQ5 AB 220XQ5 AE 220XQ5 AC 220XQ5 AD 220XQ4 AA 220XQ4 AB 220XQ4 AE 220XQ4 AC 220XQ4 AD 220XU5 AA 220XU5 AB 220XU5 AC 220XU5 AD 2.016V 1.9 D 158 TECHNISCHE GEGEVENS

160 Uitvoering Combi met 5 zitplaatsen Combi met 6 zitplaatsen Combi met 8 zitplaatsen Combi met 9 zitplaatsen Combi met 7 zitplaatsen Combi met 5 zitplaatsen Combi met 6 zitplaatsen Combi met 8 zitplaatsen Combi met 9 zitplaatsen Combi met 5 zitplaatsen Combi met 6 zitplaatsen Combi met 8 zitplaatsen Combi met 9 zitplaatsen Combi met 7 zitplaatsen Motorcode RHX RHX RHX RHX RHZ RHZ RHZ RHZ RHZ RHW RHW RHW RHW RHW Carrosserie-code 220XP5 AA 220XP5 AB 220XP5 AC 220XP5 AD 220XV5 AE 220XV5 AA 220XV5 AB 220XV5 AC 220XV5 AD 220XR5 AA 220XR5 AB 220XR5 AC 220XR5 AD 220XR5 AE 2.0 JTD 8V 2.0 JTD 16V TECHNISCHE GEGEVENS 159

161 MOTOR ALGEMEEN Typecode Cyclus Aantal en opstelling cilinders Boring en slag mm Cilinderinhoud cm 3 Compressieverhouding Max. vermogen (EU) Max. koppel (EU) Bougies Brandstof { { kw pk bijbehorend toerental min -1 Nm kgm bijbehorend toerental min V RFN Otto 4 in lijn 86x ,8: , Bosch FR8ME Loodvrije benzine 95 RON 1.9 D WJY Diesel 4 in lijn 82,2x : , Diesel voor motorvoertuigen (specificatie EN590) 160 TECHNISCHE GEGEVENS

162 ALGEMEEN Typecode Cyclus Aantal en opstelling cilinders Boring en slag Cilinderinhoud cm 3 Compressieverhouding Max. vermogen (EU) Max. koppel (EU) Brandstof { { mm kw pk bijbehorend toerental min -1 Nm kgm bijbehorend toerental min -1 RHX Diesel 4 in lijn 85x ,6 : Diesel voor motorvoertuigen (specificatie EN 590) 2.0 JTD 8V RHZ Diesel 4 in lijn 85x ,6 : , Diesel voor motorvoertuigen (specificatie EN 590) TECHNISCHE GEGEVENS 161

163 ALGEMEEN Typecode Cyclus Aantal en opstelling cilinders Boring en slag Cilinderinhoud cm 3 Compressieverhouding Max. vermogen (EU) Max. koppel (EU) Brandstof { { mm kw pk bijbehorend toerental min -1 Nm kgm bijbehorend toerental min JTD 16V RHW Diesel 4 in lijn 85x ,3: , Diesel voor motorvoertuigen (specificatie EN590) 162 TECHNISCHE GEGEVENS

164 INSPUITING/ ONTSTEKING Uitvoering V Geïntegreerde elektronische full group inspuiting (gelijktijdige inspuiting van de 4 inspuitventielen) en ontsteking: een regeleenheid regelt zowel inspuitduur van de inspuiting (benzinedosering) als de ontstekingsvervroeging. Type:... Multipoint. Luchtfilter: droog met verwisselbaar papieren element en thermostatisch geregelde luchttoevoer. Brandstofpomp: ondergedompeld in brandstoftank. Inspuitdruk:... 3 bar. Meetmethode voor de hoeveelheid inlaatlucht: Speed density (*). Mengselcorrectie: closed loop : 2 lambdasondes, gemonteerd voor en achter de katalysator. Ontstekingsvolgorde: Basis-ontstekingsvervroeging bij stationair toerental ± 3. Bougies:...Bosch FR8ME Elektrode-afstand:...0,80 mm (*) Analytische methode, d.m.v. de elektronische verwerking van gegevens die door de toerentalsensor van de motor (speed) en de temperatuursensor en de absolute-druksensor in het inlaatspruitstuk (density) worden gemeten. Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken. TECHNISCHE GEGEVENS 163

165 BRANDSTOFSYSTEEM Uitvoering 1.9 D Indirecte dieselinspuiting. Roterende inspuitpomp met Min/Max-regulateur en automatische inspuitmomentversteller. Afstelling inspuitpomp bij begin inspuiting. Inspuitvolgorde: Openingsdruk inspuitstukken: 130 bar. Stationair toerental: 800 ± 100 min-1. Droog luchtfilter. Verwisselbaar brandstoffilter in motorruimte. E.G.R.-systeem (indien aanwezig). Uitvoering 2.0 JTD Directe common rail dieselinspuiting met turbodrukvulling en intercooler. Brandstofpomp: opvoerpomp in de tank, hoge-drukpomp voor toevoer naar inspuitventielen. Inspuitvolgorde: Luchtfilter: droog element gemonteerd op carrosserie, via rubber slang verbonden met de motor. Dieselfilter. Door uitlaatgas aangedreven turbocompressor met overdrukklep (waste-gate). Turbodruk max. 1 bar bij toerental van max. vermogen. E.G.R.-systeem, elektronisch geregeld door een regeleenheid op basis van: koelvloeistoftemperatuur, motortoerental en motorbelasting (gaspedaalstand). Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken. 164 TECHNISCHE GEGEVENS

166 SMEERSYSTEEM Uitvoeringen V D Smering onder druk d.m.v. een tandwieloliepomp met ingebouwde oliedrukregelklep. Tandwieloliepomp: aangedreven via een getande riem. Reiniging van de motorolie in een fullflow-oliefilterelement. Koelvloeistofgekoelde oliekoeler: om de maximum temperatuur van de motorolie te begrenzen. Uitvoering 2.0 JTD Smering onder druk d.m.v. een tandwieloliepomp met ingebouwde oliedrukregelklep. Reiniging van de motorolie in een fullflow-oliefilterelement. KOELING Uitvoeringen V D Koelsysteem met radiateur, centrifugale waterpomp en expansiereservoir. Thermostaat met by-pass -regeling in het secundaire circuit voor de recirculatie van de motor naar de radiateur. Elektroventilateur voor het koelen van de radiateur, geregeld d.m.v. een thermoschakelaar in de radiateur. Uitvoering 2.0 JTD Koelsysteem met radiateur, centrifugale waterpomp en expansiereservoir. Thermostaat in het secundaire circuit voor de recirculatie van de motor naar de radiateur. Elektroventilateur voor het koelen van de radiateur met in-/uitschakeling, geregeld door de regeleenheid. TECHNISCHE GEGEVENS 165

167 TRANSMISSIE KOPPELING Meervoudige plaatkoppeling in oliebad. Mechanisch bediende koppeling, behalve uitvoering 2.0 JTD, met koppelingspedaal zonder vrije slag en afstelbaar. Voor uitvoering 2.0 JTD een hydraulisch bediende koppeling V 1 e versnelling 3,454 2 e versnelling 1,870 3 e versnelling 1,280 4 e versnelling 0,951 5 e versnelling 0,745 achteruit 3,332 * uitvoering met RHX-motor ** uitvoering met RHZ-motor 1.9 D 3,455 1,870 1,280 0,951 0,745 3,333 HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK EN DIFFERENTIEEL Vijf gesynchroniseerde versnellingen vooruit en één versnelling achteruit. De overbrengingsverhoudingen zijn: 2.0 JTD8V* 2.0 JTD 8V** 3,250 3,417 1,783 1,783 1,121 1,121 0,795 0,795 0,608 0,608 3,154 3, JTD16V 3,417 1,783 1,121 0,795 0,608 3,154 Aandrijving van de voorwielen m.b.v. aandrijfassen die via homokinetische koppelingen verbonden zijn met het differentieel en de wielen. Rechte eindoverbrenging en differentieel ingebouwd in het versnellingsbakhuis. De overbrengingsverhoudingen zijn: V 4,429 14/ D 4,933 (4,765)* 15/74 (17/81)* 2.0 JTD 8V (RHZ) 4,467 15/ JTD 8V (RHX) 5,071 14/ JTD 16V 4,467 15/67 (*) uitvoering Combi Rechte eindreductie Aantal tanden 166 TECHNISCHE GEGEVENS

168 REMMEN VOETREM Voor: schijfremmen met zwevende remtangen, één remcilinder per wiel en remblokslijtage-sensoren. Achter: trommelremmen met zelfcentrerende remschoenen en micrometrisch mechanisme voor corrigeren van de speling. Diagonaal gescheiden hydraulisch remsysteem. Onderdrukrembekrachtiger van 10. Remdrukregelaar in het hydraulische remcircuit van de achterremmen. Let op bij de montage van spoilers, lichtmetalen velgen en niet standaard wieldoppen: ze kunnen de ventilatie van de remmen verminderen en daarmee hun doelmatigheid tijdens krachtig en veelvuldig remmen of bij lange afdalingen. HANDREM De handrem werkt mechanisch d.m.v. een handremhefboom op de remschoenen van de achterwielen. WIELOPHANGING VOORWIELOPHANGING Onafhankelijke wielophanging, type McPherson. Telescopische schokdempers met behulp van een elastische verbinding aan de carrosserie bevestigd en met rubberen stofhoezen. Coaxiaal ten opzichte van de schokdemper geplaatste schroefveren met aanslagrubbers. Triangel-wieldraagarm met behulp van een dubbelconische bus aan de carrosserie bevestigd en voorzien van een fuseekogel. Water, sneeuw en strooizout op wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remvertraging iets later wordt bereikt. ACHTER Torsie-as met schroefveer. Verticaal geplaatste telescopische schokdempers die in de wielkuip aan de carrosserie bevestigd zijn. Dubbele aanslagrubbers bevestigd aan de chassisbalk. Aansluiting voor de remdrukregelaar. TECHNISCHE GEGEVENS 167

169 STUURINRICHTING Samendrukbare, energie-absorberende stuurkolom en stuurwiel. For life gesmeerd tandheugelstuurhuis. Hydraulische stuurbekrachtiging (indien aanwezig). Minimum draaicirkel: onbekrachtigd stuurhuis: 11,6 m met hydraulische stuurbekrachtiging: 11,8 m. Aantal stuuromwentelingen van aanslag tot aanslag: onbekrachtigd stuurhuis: 4,6 met hydraulische stuurbekrachtiging: 3. Houd bij draaiende motor het stuurwiel niet langer dan 15 seconden tegen de aanslag bij maximum stuuruitslag: er ontstaat overmatig geluid en er bestaat de mogelijkheid dat de stuurinrichting beschadigd wordt. WIELEN VELGEN EN BANDEN Geperst stalen velgen. Tubeless radiaalbanden. Op de typegoedkeuring zijn bovendien alle goedgekeurde banden aangegeven. Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk dat u zich aan de voorgeschreven afmetingen houdt en dat alle wielen zijn voorzien van banden van hetzelfde merk en hetzelfde type. Velgmaat BELANGRIJK In tubeless banden mogen geen binnenbanden gebruikt worden. Lichtmetalen velgen mogen nooit met de wielbouten voor stalen velgen worden gemonteerd en omgekeerd. Zie voor nadere informatie over velgen en wielbouten de gedetailleerde aanwijzingen in de paragraaf Een lekke band. SNEEUWKETTINGEN Zie de aanwijzingen in het hoofdstuk Correct gebruik van de auto. Bandenmaat V 15 x 6 1 / 2 J H2 205/65 R15 94T 1.9 D 14 x 6J 195/70 R14 91T 2.0 JTD 8V 15 x 6 1 / 2 J H2 205/65 R15 94T 2.0 JTD 16V 15 x 6 1 / 2 J H2 205/65 R15 94T 168 TECHNISCHE GEGEVENS

170 ELEKTRISCHE INSTALLATIE ACCU Met min aan massa. Spanning van de elektrische installatie: 12 Volt. Capaciteit bij ontlading in 20 uur Startstroom in koude toestand ( 18 C) V 50Ah 300A 1.9 D 50Ah 300A 2.0 JTD 8V 60Ah 400A 2.0 JTD 16V 60Ah 400A Voor bepaalde landen kunnen zwaardere accu s zijn gemonteerd. Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken. DYNAMO Gelijkrichter met diodes en ingebouwde elektronische spanningsregelaar. Het laden van de accu begint zodra de motor is aangeslagen. Nominale maximum laadstroom V 80A (120A) 1.9 D 70A 2.0 JTD 8V (95 PK) 90A (120A) 2.0 JTD 8V (110 PK) 150A 2.0 JTD 16V 150A ( ) Uitvoeringen met handbediende airconditioning STARTMOTOR Met vrijlooprondsel. Inschakeling d.m.v. solenoïde via start-/contactslot bediend. Nominaal vermogen V 1,1 kw 1.9 D 1,7 kw (2,2 kw)* 2.0 JTD 8V 2,0 kw 2.0 JTD 16V 2,0 kw * Bepaalde markten TECHNISCHE GEGEVENS 169

171 PRESTATIES Max. snelheid na inrijperiode van de auto, in km/h V 1.9 D 2.0 JTD 8V (95 PK) 2.0 JTD 8V (110 PK) 2.0 JTD 16V 1 e versnelling e versnelling e versnelling e versnelling e versnelling achteruit TECHNISCHE GEGEVENS

172 GEWICHTEN BESTELUITVOERING MET/ZONDER RUITEN Gewichten (kg) Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (1): Max. toelaatbaar gewicht (2) - vooras: - achteras: - totaalgewicht: Max. dakbelasting: Gewicht van de aanhanger - geremd: - ongeremd: V ( ) D ( ) Max. gewicht op de trekhaak (geremde aanhanger): (1) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde gewicht daalt. (2) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden. ( ) Afhankelijk van de uitvoering TECHNISCHE GEGEVENS 171

173 BESTELUITVOERING MET/ZONDER RUITEN Gewichten (kg) 1.9 D lange wielbasis 2.0 JTD 8V 2.0 JTD 8V* 2.0 JTD 8V lange wielbasis Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): ( ) ( ) Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (1): Max. toelaatbaar gewicht (2) - vooras: - achteras: - totaalgewicht: Max. dakbelasting: Gewicht van de aanhanger - geremd: - ongeremd: (3) Max. gewicht op de trekhaak (geremde aanhanger): (1) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde gewicht daalt. (2) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden. (3) Max. toelaatbaar gewicht voor combinatie mag niet hoger zijn dan 3500 kg. * Uitvoering met verhoogd laadvermogen. ( ) Afhankelijk van de uitvoering 172 TECHNISCHE GEGEVENS

174 COMBI Gewichten (kg) V 1.9 D 2.0 JTD 8V 2.0 JTD 16V Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): (*) (*) (*) Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (1): 5p+435-6p+360 8p+210-9p+135 5p+354-6p+279 8p+129-9p+54 5p+360-6p+285 8p+135-9p+60 5p+360-6p+285 8p+135-9p+60 Max. toelaatbaar gewicht (2) - vooras: - achteras: - totaalgewicht: (*) (*) (*) (*) (*) (*) 2505 Max. dakbelasting: Gewicht van de aanhanger - geremd: - ongeremd: Max. gewicht op de trekhaak (geremde aanhanger): (1) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (opendak, trekhaak, enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogen met hetzelfde gewicht daalt. p = persoon = 70 kg (2) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden. TECHNISCHE GEGEVENS 173

175 AFMETINGEN BESTEL - COMBI De afmetingen zijn aangegeven in mm. De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto. fig. 5 F0F0613m A B C D E F G H Normale wielb Lange wielb. (alleen bestel) TECHNISCHE GEGEVENS

176 VULLINGSTABEL Brandstoftank: incl. een reserve van: Motorkoelsysteem: Motorcarter: Carter en oliefilter: Handgeschakelde versnellingsbak en differentieel: Hydraulische stuurbekrachtiging: Hydraul. remcircuit voor en achter: Hydraul. remcircuit met ABS: Reservoir ruitensproeiers en koplampsproeiers (*): liter V kg ,5 4,25 (4,25) 3,80 4,50 (4,50) 4,00 1,9 1,7 1,3 1,17 0,47 0,52 4,5 Voorgeschreven brandstof Aanbevolen producten Loodvrije superbenzine met octaangetal van ten minste 95 RON. Mengsel van gedestil. water en 50% PARAFLU 11 SELENIA 20K ( ) TUTELA CAR ZC 75 SYNTH TUTELA GI/A TUTELA TOP 4 TUTELA TOP 4 Mengsel van water en DPI (*) Met koplampsproeiers is de inhoud 10 liter ( ) De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met handbediende airconditioning. ( ) Voor temperaturen onder 20 C raden wij het gebruik aan van SELENIA PERFORMER SAE 5W-30. TECHNISCHE GEGEVENS 175

177 liter 1.9 D kg 2.0 JTD 8V JTD 16V liter kg Voorgeschreven brandstof Aanbevolen producten Brandstoftank: incl. een reserve van: Diesel voor motorvoertuigen (Specificatie EN590) Motorkoel-: systeem: Motorcarter: Carter en oliefilter: 8,5 4,25 3,80 4,50 4,00 9 4,20 (4,20) 3,80 (3,80) 4,50 (4,50) 4,00 (4,00) Mengsel van gedestil. water en 50% PARAFLU 11 SELENIA TURBO DIESEL ( ) Versnellingsbak en differentieel: 1,9 1,7 1,9 1,7 TUTELA CAR ZC 75 SYNTH Hydraulische stuurbekrachtiging: 1,3 1,17 1,3 1,17 TUTELA GI/A Hydraul. remcircuit voor en achter: Hydraul. remcircuit met ABS: 0,47 0,52 0,47 0,52 TUTELA TOP 4 TUTELA TOP 4 Reservoir ruitensproeiers en koplampsproeiers (*): 4,5 4,5 Mengsel van water en DPI (*) Met koplampsproeiers is de inhoud 10 liter. ( ) De waarden tussen haakjes hebben betrekking op de uitvoeringen met handbediende airconditioning. ( ) Voor temperaturen onder 15 C raden wij het gebruik aan van SELENIA WR DIESEL SAE 5W TECHNISCHE GEGEVENS

178 SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES Gebruik Specificaties van de smeermiddelen vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto Aanbevolen smeermiddelen en vloeistoffen Toepassing Smering voor Multigrade motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis; voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA A3-96, CCMC G5 en API SJ SELENIA 20K P4B00293 benzinemotoren (*) Multigrade motorolie SAE 5W-30 op synthetische basis; voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA A1 en API SJ SELENIA PERFORMER Smering voor Multigrade motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis; voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA B3 en API CD SELENIA TURBO DIESEL dieselmotoren ( ) Multigrade motorolie SAE 5W-30 op synthetische basis; voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA B3 en API CF SELENIA WR DIESEL (*) Bij temperaturen onder 20 C raden wij het gebruik aan van SELENIA PERFORMER SAE 5W-30 ( ) Bij temperaturen onder 15 C raden wij het gebruik aan van SELENIA WR DIESEL SAE 5W-40 TECHNISCHE GEGEVENS 177

179 Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto Aanbev. smeermiddelen en vloeistoffen Toepassing Olie en vetten voor krachtoverbrengingen SAE 75W-80 EP olie. Voldoet ruimschoots aan de specificaties API GL-5 en MIL-L-2105 D Olie type ATF DEXRON II D LEV, SAE 10W TUTELA CAR ZC 75 SYNTH TUTELA GI/A Mechanische versnellingsbak en differentieel Automatische versn. bak Hydr. stuurbekrachtiging Vloeistof voor remsysteem Synthetische remvloeistof, NHTSA. nr. 116 DOT 4, ISO 4925, SAE J-1703, CUNA NC TUTELA TOP 4 Hydraulisch remsysteem en koppelingbediening Antivries voor radiateur Beschermingsmiddel met antivries op basis van glycolmonoethyleen, corrosiewerend, CUNA NC PARAFLU 11 Mengverhouding: 50% tot 35 C Vloeistof voor ruitensproeiers voor en achter koplampsproeiers Mengsel van alcohol, water en oppervlakte-actieve stoffen CUNA NC 956-II DPI Onverdund gebruiken Toevoeging voor dieselbrandstof Toevoeging voor dieselbrandstof met beschermende werking voor dieselmotoren DIESEL MIX Vermengen met dieselolie (25 cm 3 per 10 liter) 178 TECHNISCHE GEGEVENS

180 BRANDSTOFVERBRUIK Het brandstofverbruik dat in de tabellen is opgenomen, is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die in EU-normen is vastgelegd. Het brandstofverbruik is gemeten tijdens: een stadsrit: opgebouwd uit een koude start gevolgd door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer; een rit buiten de stad: waarbij veelvuldig wordt geaccelereerd in alle versnellingen en waarmee een normaal gebruik van de auto buiten de stad wordt gesimuleerd; de snelheid varieert tussen de 0 en 120 km/h; voor het bepalen van het gecombineerd verbruik telt de waarde van het stadsverkeer mee voor 37% en de waarde van de buitenweg voor 63%. BELANGRIJK Het soort wegdek, verkeerssituatie, atmosferische omstandigheden, rijstijl, algemene conditie van de auto, uitrustingsniveau, gebruik van de airconditioning, lading van de auto, imperiaal op het dak en andere situaties die de aërodynamica kunnen beïnvloeden, kunnen in de praktijk een brandstofverbruik opleveren, dat afwijkt van de resultaten die tijdens de hierboven beschreven tests zijn bereikt (zie Kostenbesparing en beperking van de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen in het hoofdstuk Correct gebruik van de auto ). Brandstofverbruik vlgns. 1999/100/EU-normen (liters x 100 km) Stadsrit Buitenweg Gecombineerd V 12,0 7,3 9, V aut. 13,6 7,2 9,5 2.0 JTD 16V Combi 8,9 6,0 7,0 Brandstofverbruik volgens 93/116/EU-normen (liters x 100 km) Stadsrit Buitenweg Gecombineerd 1.9 D 10,1 6,6 7,9 2.0 JTD 8V (95 PK) Combi 8,7 5,9 7,0 2.0 JTD 8V (110 PK) Combi 8,7 5,6 6,7 TECHNISCHE GEGEVENS 179

181 CO 2 -EMISSIE VIA DE UITLAAT INVLOED VAN DE RIJ- EN GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN OP HET BRANDSTOFVERBRUIK De CO 2 -emissie via de uitlaat is gemeten op een gemiddeld gecombineerd traject. De maximale waarden zijn in onderstaande tabellen weergegeven. F0F0331m CO2-emissie vlgns. EU 1999/100-normen (g/km) V V aut JTD 16V % Maximumsnelheid (gaspedaal geheel ingetrapt) (fig. 7) CO2-emissie vlgns. EU 93/116-normen (g/km) fig. 7 F0F0334m 1.9 D JTD 8V (95 PK) JTD 8V (110 PK) % Bergachtige trajecten (fig. 8) fig TECHNISCHE GEGEVENS

182 F0F0333m +5% Imperiaal of ruiten voor de helft open (fig. 9) fig. 9 F0F0332m +5% Ingeschakelde airconditioning (fig. 10) fig. 10 TECHNISCHE GEGEVENS 181

183 BANDENSPANNING Bandenspanning in koude toestand (bar) Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Bandenmaat Onbelast en gemidd. belading Volbeladen Voor Achter Voor Achter V 205/65 R15 94T 2,5 2,5 2,5 3, V (verhoogd laadverm.) 205/65 R15 94T 2,6 2,6 2,6 3,2 1.9 D 195/70 R14 91T 2,5 2,5 2,5 3,0 2.0 JTD 8V 205/65 R15 94T 2,5 2,5 2,5 3,0 2.0 JTD 8V (verhoogd laadverm.) 205/65 R15 94T 2,6 2,6 2,6 3,2 2.0 JTD 16V 205/65 R15 94T 2,5 2,5 2,5 3,0 182 TECHNISCHE GEGEVENS

184 Wielen Op de portierstijl aan bestuurderszijde, zoals aangegeven in fig. 11, bevindt zich het identificatieplaatje fig. 12 waarop het volgende is aangegeven: A - Bandenspanning bij onbelaste auto. B - Bandenspanning bij volle belading. C - Bandenmaat. D - Velgmaat. E - Gemonteerd bandentype. F - Productiedatum van de auto. G - Leeg vakje. H - Kleurcode lak. I - Oplopend productienummer. F0F0278m F0F0325m fig. 11 fig. 12 TECHNISCHE GEGEVENS 183

185 ALFABETISCH REGISTER Aansteker...67 Aanvullende werkzaamheden Aanwijzingen voor het laden...94 ABS...75 Accu - opladen starten met een hulpaccu technische gegevens vloeistofniveau Achterruitverwarming...56 Achteruitrijlichten Afmetingen Afstandsbediening centrale portiervergrendeling...12 Airbag...77 Airbags aan de zijkant Airconditioning, handbediend - airconditioning (koeling) bedieningsknoppen onderhoud Asbak...66 Auto langere tijd stallen Autoradio antenne bedieningsknoppen op het stuur luidsprekers schema van de voorbereide bedrading en aansluitingen standaarduitrusting voeding...85 Bandenspanning Benzinedamp-opvangsysteem...86 Bescherming van het milieu Bij een ongeval als er gewonden zijn verbandtrommel Bougies Brandstof - brandstofmeter brandstof-noodschakelaar dop van de brandstoftank...84 Brandstofmeter...40 Brandstof-noodschakelaar...58 Brandstofverbruik Carrosserie - onderhoud uitvoeringen Centrale portiervergrendeling...70 Claxon...53 CO2-emissie via de uitlaat Controle- en waarschuwingslampjes - aangetrokken handrem brandstofreserve buitenverlichting defect in anti-blokkeersysteem (ABS) dimlicht grootlicht remlichten richtingaanwijzers (pijlen) storing in airbag storing in motormanagementsysteem (EOBD) te hoge koelvloeistoftemperatuur te laag koelvloeistofniveau te laag remvloeistofniveau te lage laadstroom naar accu te lage motoroliedruk versleten remblokken voor voorgloeibougies...46 Correct gebruik van de auto...91 Cruise-control...57 Dashboard Dashboardkastje/opbergvak...65 Derde remlicht Dieselfilter (condens aftappen) Digitaal klokje ALFABETISCH REGISTER

186 Dimlicht - bediening gloeilamp vervangen Driewegkatalysator...85 Duplicaatsleutels...11 Dynamo Economisch en milieubewust rijden...98 Elektrische ruitbediening...71 Elektronische regeleenheden EOBD (het systeem)...83 Extra accessoires Fiat CODE startblokkering...11 Gewichten Gloeilamp (vervangen van een) Gordelspanners...21 Grootlicht - bediening gloeilamp vervangen grootlichtsignaal...53 Handrem...93 Hendels aan het stuur - linker hendel rechter hendel...55 Hoofdsteunen...16 Identificatiegegevens Imperiaal/skidrager (montagevoorbereiding)...73 Instrumenten Instrumentenpaneel Interieur Interieuruitrusting...65 Interieurverlichting gloeilamp vervangen Kentekenplaatverlichting Kinderen veilig vervoeren...24 Koelvloeistoftemperatuurmeter Koplampen - koplampen afstellen koplampverstelling stand koplampen corrigeren...74 Koplampsproeiers Koplampverstelling...56 Koppeling Kostenbesparing en beperking van de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen...96 Krik Lak Lambdasonde...90 Lichtsterkteregelaar instrumentenpaneel...34 Luchtfilter Luchtrecirculatie...51 Luchtroosters, verstelbaar en regelbaar...49 Mistachterlicht - bediening gloeilamp vervangen Motor - koelsysteem motorcode ontsteking smeersysteem technische gegevens voeding Motor starten - benzinemotor starten dieselmotor starten motor opwarmen na het starten motor uitzetten rollend starten start-/contactslot starten met een hulpaccu Motorkap...72 Motorolie ALFABETISCH REGISTER 185

187 - oliepeil controleren technische specificaties verbruik Motorolieverbruik Motorruimte (reinigen) Niveau van de koelvloeistof Niveau van de motorolie Niveau van de olie van de stuurbekrachtiging Niveau van de remvloeistof Niveau van de ruiten- /koplampsproeiervloeistof Niveaus controleren Noodgevallen Onderhoud - aanvullende werkzaamheden Onderhoud van de auto geprogrammeerd onderhoud onderhoudsschema Onderhoudsmeter Ontwasemen/ontdooien - achterruiten voorruit zijruiten voor...50 Opbergvak...65 Opkrikken van de auto Parkeerverlichting - bediening gloeilamp achter vervangen gloeilamp voor vervangen Parkeren...93 Periodieke controles en voor lange reizen Portieren...67 Prestaties Remlichten Remmen - vloeistofniveau voetrem Richtingaanwijzers (pijlen) - bediening gloeilamp achter vervangen gloeilamp op voorspatbord vervangen gloeilamp voor vervangen Rubber slangen Ruiten - reinigen schuiframen...71 Ruitensproeiers voor - bediening vloeistofniveau Ruitenwissers - bediening ruitensproeiers wisserbladen Slepen van de auto Sleutels...11 Smeermiddelen (specificaties) Sneeuwkettingen Snelheid (maximum) Snelheidsmeter...39 Spiegels - achteruitkijkspiegel buitenspiegels met elektrische bediening...18 Startmotor Stoelen reinigen stoelen van de 3e rij neerklappen en verwijderen toegang zitplaatsen achter verwarming voorstoelen...15 Stuurbekrachtiging - vloeistofniveau Stuurinrichting Stuurslot...14 Stuurwiel...17 Suggesties voor nuttige accessoires ALFABETISCH REGISTER

188 Symbolen...6 Tanken met de Scudo...87 Technische gegevens Toerenteller Transmissie Trekken van aanhangers - voorzorgsmaatregelen...99 Wiel (verwisselen) Wielen een lekke band Wielophanging Wisserbladen Zekeringen Zonnekleppen...67 Uitlaatgasrecirculatie...86 Veiligheidsgordels - algemene richtlijnen gebruik hoogteverstelling onderhoud...23 Ventilatie...48 Verbandtrommel (E.H.B.O) Versnellingsbak - gebruik autom. versnellingsbak gebruik handgeschakelde versnellingsbak overbrengingsverhoudingen Verwarming en ventilatie...49 Vullingstabel Waarschuwingsknipperlichten...56 Wegwijs in uw auto...9 ALFABETISCH REGISTER 187

189 NOTITIES 188

190 189

191 OLIE VERVERSEN? DE EXPERTS ADVISEREN SELENIA. Uw nieuwe auto is ontwikkeld met producten van de FL Group. Bij de werkplaatsen van het Fiat-dealernet kunt u Selenia-motorolie verkrijgen Motorexperts in heel Europa adviseren Selenia voor een maximale bescherming van de motor in uw auto. VRAAG UW DEALER NAAR SELENIA.

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting - 2 Instrumentenpaneel - 3 Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achterruitwisser, trip computer

Nadere informatie

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S Raadpleeg voor een uitvoerige beschrijving en meer informatie, of in noodgevallen, het instructieboek. DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting

Nadere informatie

FIAT STRADA NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT STRADA NL INSTRUCTIEBOEK FIAT STRADA 603.50.926 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Strada. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk

Nadere informatie

FIAT ULYSSE 603.45.458 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT ULYSSE 603.45.458 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT ULYSSE 603.45.458 NL INSTRUCTIEBOEK WEGWIJS IN UW AUTO Fiat-CODE... 7 Diefstalalarm... 12 Start-/contactslot... 14 Portieren... 14 Kinderveiligheidsslot... 19 Zitplaatsen voor... 20 Zitplaatsen achter...

Nadere informatie

Ducato INSTRUCTIEBOEKJE

Ducato INSTRUCTIEBOEKJE Ducato INSTRUCTIEBOEKJE ABSOLUUT LEZEN! BRANDSTOF TANKEN Benzinemotoren: Tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal 95 RON. Dieselmotoren: Tank uitsluitend dieselbrandstof voor motorvoertuigen

Nadere informatie

FIAT DOBLÒ 603.45.891 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT DOBLÒ 603.45.891 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT DOBLÒ 603.45.891 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Doblò. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk

Nadere informatie

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN E81931 2 U mag de stoel niet tijdens het rijden verstellen. Als u dit toch doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en letsel veroorzaken. 1 De stoel, de hoofdsteun, de

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter Panoramadak Dankzij het brede glazen dak zijn het zicht en de lichtinval in het interieur ongekend. 78 Te openen achterruit (SW) Dankzij deze voorziening hebt u eenvoudig toegang tot de bagageruimte zonder

Nadere informatie

FIAT SEICENTO 603.45.266 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT SEICENTO 603.45.266 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT SEICENTO 603.45.266 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Seicento. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk

Nadere informatie

ANCIA 603.45.549 NL LANCIA PHEDRA INSTRUCTIEBOEK

ANCIA 603.45.549 NL LANCIA PHEDRA INSTRUCTIEBOEK ANCIA 603.45.549 NL LANCIA PHEDRA INSTRUCTIEBOEK Veilig en milieubewust rijden... 2 Signalen voor een correct gebruik van de auto... 6 Symbolen... 7 Inhoud... 11 WEGWIJS IN UW AUTO... 12 Lancia CODE...

Nadere informatie

603.45.278 INSTRUCTIEBOEKJE

603.45.278 INSTRUCTIEBOEKJE 603.45.278 INSTRUCTIEBOEKJE Importeur voor België: FIAT AUTO BELGIO Genèvestraat 175 1140 Brussel Importeur voor Nederland: FIAT AUTO NEDERLAND B.V. Hullenbergweg 1-3 1101 BW Amsterdam Zuidoost ABSOLUUT

Nadere informatie

L ANCIA L YBRA GEBRUIK EN ONDERHOUD 603.45.316 NL

L ANCIA L YBRA GEBRUIK EN ONDERHOUD 603.45.316 NL L ANCIA L YBRA 603.45.316 NL GEBRUIK EN ONDERHOUD Zeer geachte cliënt, Wij feliciteren u met uw aankoop en bedanken u dat u voor een LANCIA hebt gekozen. Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten

Nadere informatie

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen Stoelen VOORSTOELEN De stoel nooit afstellen als het voertuig in beweging is. Als van deze instructies wordt afgeweken, kan dit leiden tot lichamelijk letsel of verlies van controle over het voertuig.

Nadere informatie

NL ESP-Systeem

NL ESP-Systeem 603.83.515 NL ESP-Systeem ESP-SYSTEEM (Electronic Stability Program) Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft. De werking

Nadere informatie

FIAT PUNTO 603.45.567 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT PUNTO 603.45.567 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT PUNTO 603.45.567 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Punto. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk

Nadere informatie

FIAT MULTIPLA 603.45.730 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT MULTIPLA 603.45.730 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT MULTIPLA 603.45.730 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, H artelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Multipla. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat

Nadere informatie

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN verstellen. Als u dit toch doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en letsel veroorzaken. 1. Verstelling naar voren/naar achteren. 2. Hoogteverstelling.

Nadere informatie

FIAT SCUDO 603.81.143 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT SCUDO 603.81.143 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT SCUDO 603.81.143 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat SCUDO. Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten

Nadere informatie

INSTRUCTIEBOEK 604.31.037 NL ALFA

INSTRUCTIEBOEK 604.31.037 NL ALFA INSTRUCTIEBOEK 604.31.037 NL ALFA 156 Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen. Zoals iedere Alfa Romeo is uw Alfa 156 ontworpen om maximale veiligheid, comfort en rijplezier

Nadere informatie

FIAT PANDA 603.81.058 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT PANDA 603.81.058 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT PANDA 603.81.058 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Panda. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk

Nadere informatie

Alfa 604.31.655 NL INSTRUCTIEBOEK

Alfa 604.31.655 NL INSTRUCTIEBOEK Alfa 604.31.655 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen. Uw Alfa GT is ontworpen om maximale veiligheid, comfort en rijplezier te garanderen. Dit instructieboekje

Nadere informatie

604.31.649 NL INSTRUCTIEBOEK ALFA

604.31.649 NL INSTRUCTIEBOEK ALFA 604.31.649 NL INSTRUCTIEBOEK ALFA 147 Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen. Uw Alfa 147 is ontworpen om maximale veiligheid, comfort en rijplezier te garanderen. Dit instructieboekje

Nadere informatie

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN Gema ksvoorzie ningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING AUTO E80434 De zonneklep kan tegen verblinding naar beneden of zijwaarts worden geklapt. ZONNESCHERMEN E993 Verdraai het duimwieltje

Nadere informatie

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33. Instrumenten verklikkerlichten De verklikkerlichten die hier staan vermeld, zijn niet in alle auto s aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instrumentenuitvoeringen. X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. ALFA ROMEO GT

Uw gebruiksaanwijzing. ALFA ROMEO GT U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

FIAT PUNTO 603.81.046 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT PUNTO 603.81.046 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT PUNTO 603.81.046 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Punto. Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten

Nadere informatie

FIAT DUCATO 603.81.136 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT DUCATO 603.81.136 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT DUCATO 603.81.136 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Ducato. Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten

Nadere informatie

F I A T P U N T O 530.02.145 NL I N S T R U C T I E B O E K I N S T R U C T I E B O E K

F I A T P U N T O 530.02.145 NL I N S T R U C T I E B O E K I N S T R U C T I E B O E K F I A T P U N T O 530.02.145 NL I N S T R U C T I E B O E K I N S T R I E B O E K Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Punto. Wij hebben

Nadere informatie

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference OP Quick start K OLNS 7-07-2008 8:32 Pagina FordKa Kort Owner s overzicht handbook Feel the difference K0468_Service_Portfolio_090508. 09.05.2008 5:52:47 Uhr 604.39.307 PP K OL 8-07-2008 4:03 Pagina S

Nadere informatie

veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu.

veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu. F I A T D U C A T O G E B R U I K E N O N D E R H O U D Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Ducato. Wij hebben dit boek samengesteld

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. ALFA ROMEO 156

Uw gebruiksaanwijzing. ALFA ROMEO 156 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor ALFA ROMEO 156. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de ALFA ROMEO 156 in de gebruikershandleiding (informatie,

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. FIAT DUCATO

Uw gebruiksaanwijzing. FIAT DUCATO U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING Ding Bas Autostoel 9-36 kg

GEBRUIKSAANWIJZING Ding Bas Autostoel 9-36 kg GEBRUIKSAANWIJZING Ding Bas 1-2-3 Autostoel 9-36 kg Opmerkingen: 1. Dit is een Universele Autostoel. Deze autostoel is goedgekeurd volgens de Richtlijn 40.04 en is bedoeld voor gebruik in een voertuig.

Nadere informatie

F I A T 5 0 0 530.02.160

F I A T 5 0 0 530.02.160 F I A T 5 0 0 530.02.160 I N S T R U C T I E B O E K Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze. Wij hebben dit boek samengesteld zodat u elk onderdeel

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: De voorkant De verlichting moet heel zijn en werken (de werking van de verlichting, remlichten en richtingaanwijzers kan voor je gaat rijden gecontroleerd worden door de examinator) De

Nadere informatie

F I A T F I O R I N O NL I N S T R U C T I E B O E K J E

F I A T F I O R I N O NL I N S T R U C T I E B O E K J E F I A T F I O R I N O 603.81.260 NL I N S T R U C T I E B O E K J E Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Fiorino. Wij hebben dit boekje

Nadere informatie

VOORWAARTS GERICHT GEBRUIKSAANWIJZING ECE R GROEP GEWICHT LEEFTIJD kg 4-12 j

VOORWAARTS GERICHT GEBRUIKSAANWIJZING ECE R GROEP GEWICHT LEEFTIJD kg 4-12 j VOORWAARTS GERICHT GEBRUIKSAANWIJZING ECE R44 04 GROEP GEWICHT LEEFTIJD 2-3 15-36 kg 4-12 j 1 Bedankt dat U voor de BeSafe izi Up hebt gekozen BeSafe heeft dit product uiterst zorgvuldig ontworpen om uw

Nadere informatie

FIAT DUCATO NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT DUCATO NL INSTRUCTIEBOEK FIAT DUCATO 603.81.088 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Ducato. Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten

Nadere informatie

Veiligheid van kinderen

Veiligheid van kinderen Veiligheid van kinderen KINDERZITJES Voor maximale veiligheid moeten kinderen altijd achterin zitten. Wij raden u aan om kinderen nooit voorin te laten zitten. Als het echter onvermijdelijk is om een kind

Nadere informatie

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN Kort overzicht Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN 6 5 4 3 2 1 12 9 3 6 80 100 120 km/h 60 140 40 160 LAND - - ROVER 20 0 180 200 H4959 7 8 9 1. Frisseluchtrooster - bedieningsknop 2. Ventilator - regeling

Nadere informatie

LCD scherm va LCD scherm

LCD scherm va LCD scherm scherm 1. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica

Nadere informatie

LCD scherm ve LCD scherm

LCD scherm ve LCD scherm scherm. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica zelf

Nadere informatie

veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu.

veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu. F I A T P U N T O 530.02.037 NL I N S T R U C T I E B O E K Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Punto. Wij hebben dit boekje samengesteld

Nadere informatie

RUITENWISSERS/-SPROEIERS

RUITENWISSERS/-SPROEIERS Elektrische functie printen RUITENWISSERS/-SPROEIERS RUITENWISSERS/-SPROEIERS - BESCHRIJVING De ruitenwissers/-sproeiers worden bediend via de hendel rechts naast het stuur: de hendel kan - door omhoog

Nadere informatie

Veiligheidsgordels ALGEMENE INFORMATIE

Veiligheidsgordels ALGEMENE INFORMATIE ALGEMENE INFORMATIE oefenen hun werking uit via het beendergestel van het lichaam en horen laag over de voorkant van het bekken, de borstkas en de schouders gedragen te worden. Draag het heupgedeelte van

Nadere informatie

Instructieboek 603.81.438 NL

Instructieboek 603.81.438 NL Instructieboek 603.81.438 NL Geachte klant, Wij feliciteren u met uw aankoop en bedanken u dat u voor een LANCIA heeft gekozen. Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig

Nadere informatie

veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu.

veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu. F I A T 5 0 0 603.81.189 I N S T R U C T I E B O E K Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel

Nadere informatie

Veiligheid van kinderen

Veiligheid van kinderen KINDERZITJES WAARSCHUWINGEN Op een stoel waarvoor een werkende airbag is aangebracht, mag u geen kinderzitje plaatsen. Wanneer de airbag wordt opgeblazen, bestaat er een risico op ernstig letsel of zelfs

Nadere informatie

veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu.

veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu. F I A T P U N T O G E B R U I K E N O N D E R H O U D Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Punto. Wij hebben dit boekje samengesteld

Nadere informatie

Powerpack. gebruikshandleiding

Powerpack. gebruikshandleiding Powerpack gebruikshandleiding 1 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding De RMA powerpack is een hulpmiddel voor de begeleiding. Het vergemakkelijkt het duwen van een rolstoel gebruiker. De hulpmotor is niet ontworpen

Nadere informatie

Tegen de rijrichting in. Gebruiksaanwijzing kg 0-12 m

Tegen de rijrichting in. Gebruiksaanwijzing kg 0-12 m Tegen de rijrichting in Gebruiksaanwijzing ECE R44 04 GROEP GEWICHT LEEFTIJD 0+ 0-13 kg 0-12 m 1 Bedankt voor uw keuze voor BeSafe izi Go BeSafe heeft dit product uiterst zorgvuldig ontworpen om uw kind

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: In deze handleiding vind je de specifieke voertuigkenmerken van de Suzuki Swift. Algemene dingen kun je in je Ris praktijkboek vinden. Dus hier kun je b.v. vinden met welk knopje je de

Nadere informatie

G R A N D E P U N T O A B A R T H NL I N S T R U C T I E B O E K J E

G R A N D E P U N T O A B A R T H NL I N S T R U C T I E B O E K J E G R A N D E P U N T O A B A R T H 603.81.267 NL I N S T R U C T I E B O E K J E Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Abarth hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Grande Punto Abarth.

Nadere informatie

voorwaarts gericht Gebruiksaanwijzing groep gewicht leeftijd kg 9m-4j

voorwaarts gericht Gebruiksaanwijzing groep gewicht leeftijd kg 9m-4j voorwaarts gericht Gebruiksaanwijzing ECE R44 04 groep gewicht leeftijd 1 9-18 kg 9m-4j 1 Dank u voor uw keuze voor de Besafe izi Comfort. BeSafe heeft dit product uiterst zorgvuldig ontworpen om uw kind

Nadere informatie

Renault TRAFIC. Instructieboekje

Renault TRAFIC. Instructieboekje Renault TRAFIC Instructieboekje eenpassievoor presteren ELF partner van de RENAULT adviseert ELF ELF en Renault, partners op het vlak van hightech in de automobielsector, bundelen hun krachten zowel op

Nadere informatie

FIAT STILO 603.45.644 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT STILO 603.45.644 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT STILO 603.45.644 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Stilo. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Puch Radius, State of the Art, Boogy BMS

Gebruikershandleiding Puch Radius, State of the Art, Boogy BMS Gebruikershandleiding Puch Radius, State of the Art, Boogy BMS Gefeliciteerd! U heeft gekozen voor een fiets met elektrische ondersteuning, de E-bike. Uw E-bike zal u door zijn elektrische ondersteuning

Nadere informatie

NL BOSAL TOURER Gebruiksaanwijzing voor fietsendrager E4-26R

NL BOSAL TOURER Gebruiksaanwijzing voor fietsendrager E4-26R www.bosal.com OSAL TOURER E4-6R-007 P Q X A E L U O C N R S T J V G H W K M F D A Handvat Hendel snelkoppeling C Kunststof borging met slot D Kunststof vleugelmoeren t.b.v. bevestiging wielgoten E Linkerkant

Nadere informatie

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Lees de gebruikershandleiding voor gebruik zorgvuldig door en maak u vertrouwd met de verschillende functies van uw autoalarm. Deze handleiding beschrijft de functies

Nadere informatie

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding Rho-Delta b.v. Escudostraat 2 2991 XV Barendrecht Tel. +03110-4795755 Fax. +03110-2927461 www.rhodelta.nl info@rhodelta.nl - OMSCHRIJVING De GT-912 /GT-913/GT-914

Nadere informatie

SCdefault. 900 Montagerichtlijn. Accessories Part No. Group Date Instruction Part No. Replaces 12 799 012 9:88-15 May 03 12 798 998 12 798 998 Jun 02

SCdefault. 900 Montagerichtlijn. Accessories Part No. Group Date Instruction Part No. Replaces 12 799 012 9:88-15 May 03 12 798 998 12 798 998 Jun 02 SCdefault 900 Montagerichtlijn SITdefault Kinderzitje Saab Child Seat MONTERINGSANVISNING INSTALLATION INSTRUCTIONS MONTAGEANLEITUNG INSTRUCTIONS DE MONTAGE Accessories Part No. Group Date Instruction

Nadere informatie

GEBRUIKSHANDLEIDING. Art. 866 DRIVERCARD 06DE1939A - 03/04. Cobra is a registered trade mark by DELTA ELETTRONICA

GEBRUIKSHANDLEIDING. Art. 866 DRIVERCARD 06DE1939A - 03/04. Cobra is a registered trade mark by DELTA ELETTRONICA GEBRUIKSHANDLEIDING Art. 866 DRIVERCARD 12 Cobra is a registered trade mark by DELTA ELETTRONICA 06DE1939A - 03/04 1 06DE1939A.pmd 1 GARANTIE Garantie bepaling INHOUD Introductie... pagina 2 1. DriverCard

Nadere informatie

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama Instructie www.lolkama.com Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama Voor het CBR praktijkexamen worden door de examinator, controle vragen gesteld over de banden, motor, dashboard

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing VeloPlus Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

Gebruikershandleiding Inhoud

Gebruikershandleiding Inhoud Gebruikershandleiding Inhoud 1 Overzicht onderdelen...4 2 Display en bediening... 6 2.1 Functies stuurbediening... 6 2.2 Functies display... 7 2.3 Gashendel (Optioneel)... 9 3 atterijpakket en lader...

Nadere informatie

Wij raden u aan de waarschuwingen en tips aandachtig te lezen die worden voorafgegaan door de symbolen:

Wij raden u aan de waarschuwingen en tips aandachtig te lezen die worden voorafgegaan door de symbolen: F I A T B R A V O 603.81.708 NL I N S T R U C T I E B O E K Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Bravo. Wij hebben dit boek samengesteld

Nadere informatie

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM H6716G Uw voertuig is voorzien van een uiterst verfijnd elektronisch diefstalalarm en motor-immobilisatiesysteem. Tevens beschikt het voertuig over een aantal extra veiligheidssystemen.

Nadere informatie

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA OPENEN MOTORKAP Motorkap in gesloten toestand OPENEN MOTORKAP Trek de hendel naar achteren en de motorkap is ontgrendeld. OPENEN MOTORKAP In het midden van de motorkap, net

Nadere informatie

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889.

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889. COBRA 889 INLEIDING Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889. De belangrijkste vernieuwing in deze 889-serie bestaat uit het systeem, dat de herkenningscode van de afstandsbediening

Nadere informatie

INSTRUCTIEBOEK 530.05.014 NL ALFA

INSTRUCTIEBOEK 530.05.014 NL ALFA INSTRUCTIEBOEK 530.05.014 NL ALFA Geachte klant, Wij bedanken u dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen. Uw Alfa Spider is ontworpen voor een veilige, comfortabele en rustige rit, zoals u van Alfa Romeo

Nadere informatie

Voertuig Controle BMW 116d Sportline

Voertuig Controle BMW 116d Sportline Voertuig Controle BMW 116d Sportline Voor het praktijkexamen wordt door de examinator een aantal vragen gesteld over de motor, de banden of het dashboard. Lees deze pagina een aantal keren aandachtig door

Nadere informatie

Starten, schakelen & wegrijden:

Starten, schakelen & wegrijden: Auteursrechtinformatie Dit document is bedoeld voor eigen gebruik. In het algemeen geldt dat enig ander gebruik, daaronder begrepen het verveelvoudigen, verspreiden, verzenden, herpubliceren, vertonen

Nadere informatie

Verwarming en ventilatie

Verwarming en ventilatie Verwarming en ventilatie BEDIENINGSELEMENTEN 1. Temperatuurregeling. Afzonderlijk instelbaar voor de bestuurder en de passagier voorin. 2. Programma voor maximaal ontdooien. 3. Luchtverdeling. In de geselecteerde

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. izi Modular: voor- & achterwaarts gericht. izi Modular RF: achterwaarts gericht. Lichaamslengte cm.

Gebruiksaanwijzing. izi Modular: voor- & achterwaarts gericht. izi Modular RF: achterwaarts gericht. Lichaamslengte cm. a f d e b c i Gebruiksaanwijzing g h 4 > 5 cm izi Modular: voor- & achterwaarts gericht izi Modular RF: achterwaarts gericht 5 Lichaamslengte 6-05 cm. Lichaamslengte 88-05 cm. Max. gewicht 8 kg. Leeftijd

Nadere informatie

Lees aandachtig deze handleiding vooraleer u uw Strider scooter gebruikt!

Lees aandachtig deze handleiding vooraleer u uw Strider scooter gebruikt! ST4 HANDLEIDING INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 2. VEILIGHEID 3. BEDIENING 4. ZITPOSITIE 5. RIJDEN 6. BATTERIJEN OPLADEN 7. ONDERHOUD 8. TECHNISCHE GEGEVENS 1. INLEIDING Deze handleiding geldt voor de volgende

Nadere informatie

INTELLISTART 4 INSTALLATIE

INTELLISTART 4 INSTALLATIE Standaard mogelijkheden van de IntelliStart 4. INTELLISTART 4 INSTALLATIE Op afstand starten voor automaten en handgeschakelde auto's tevens ook geschikt voor diesels Automatisch starten bij lage accu

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing ECE R kg 4-12 jr

Gebruiksaanwijzing ECE R kg 4-12 jr Voorwaarts gericht Gebruiksaanwijzing ECE R44 04 Groep Gewicht Leeftijd 2-3 15-36 kg 4-12 jr 1 Bedankt dat U voor de BeSafe izi Up FIX hebt gekozen BeSafe heeft dit product uiterst zorgvuldig ontworpen

Nadere informatie

y Verwarming op brandstof 87

y Verwarming op brandstof 87 Klimat 5 1 y Verwarming op brandstof 87 912-B, 912-D Op. no. 87516 01- Benzine 30618 095-1 Diesel 3730 340-1 20000 excl. automaat Benzine 30618 095-1 Er is een nieuwe generatie verwarming geïntroduceerd

Nadere informatie

COP LUM KA NL 16-07-2008 16:43 Pagina 1. Feel the difference. FordKa Instructieboekje. Owner s handbook

COP LUM KA NL 16-07-2008 16:43 Pagina 1. Feel the difference. FordKa Instructieboekje. Owner s handbook COP LUM KA NL 16-07-2008 16:43 Pagina 1 FordKa Instructieboekje Owner s handbook Feel the difference K10468_Service_Portfolio_090508.1 1 09.05.2008 15:52:47 Uhr 001-025 Ford KA NL 22-07-2008 9:45 Pagina

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing Fun2Go Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Autostoel Vigo

Gebruiksaanwijzing Autostoel Vigo Importeur Gebruiksaanwijzing Autostoel Vigo Titaniumbaby International B.V. Monierweg 30 7741 KT Coevorden info@titaniumbaby.nl Lees de gebruiksaanwijzing alvorens de autokinderstoel in gebruik te nemen

Nadere informatie

F I A T C R O M A I N S T R U C T I E B O E K J E

F I A T C R O M A I N S T R U C T I E B O E K J E F I A T C R O M A 603.81.273 I N S T R U C T I E B O E K J E Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Croma. Wij hebben dit boekje samengesteld

Nadere informatie

F I A T D O B L Ó NL I N S T R U C T I E B O E K

F I A T D O B L Ó NL I N S T R U C T I E B O E K F I A T D O B L Ó 530.02.166 NL I N S T R U C T I E B O E K Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Doblò. Wij hebben dit boek samengesteld

Nadere informatie

Handleiding: Rupsdumper zelfladende bak.

Handleiding: Rupsdumper zelfladende bak. Handleiding: Rupsdumper zelfladende bak. Veiligheidsvoorzieningen De bestuurdersplaats bevindt zich aan de achterkant van de machine. De operator moet op de treeplank staan en zich stevig vasthouden aan

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding MamaLoes Ding Twist 360 0-36kg Autostoel YB104A 1 Hoofdsteun Rugsteun Kussen Bovenstel Schouderkussen Gesp Onderstel Gordelhouder 0+) FIX-connector (voor Handgreep voor rotatie FIX-ontgrendelingsknop

Nadere informatie

Uw auto komt tot leven op internet!

Uw auto komt tot leven op internet! Instructieboekje ! Dankzij de internetsite SERVICE BOX, biedt PEUGEOT u de mogelijkheid uw boorddocumentatie gratis en eenvoudig online te raadplegen. Met het gebruiksvriendelijke SERVICE BOX hebt u altijd

Nadere informatie

E-Bike. Gebruikers handleiding versie B2

E-Bike. Gebruikers handleiding versie B2 E-Bike Gebruikers handleiding versie 160609-B2 Gebruikers handleiding 1. Ingebruikname Een Target fiets met elektrische ondersteuning rijdt als een gewone fiets, waarbij het elektrisch systeem zorgt voor

Nadere informatie

Renault CLIO. Instructieboekje

Renault CLIO. Instructieboekje Renault CLIO Instructieboekje een passie voor presteren ELF partner van de RENAULT adviseert ELF ELF en Renault, partners op het vlak van hightech in de automobielsector, bundelen hun krachten zowel op

Nadere informatie

Gebruikers handleiding versie

Gebruikers handleiding versie Gebruikers handleiding versie 280109 Gebruikers handleiding 1. Gebruik Een fiets met VTS ondersteuning rijdt als een gewone fiets, waarbij het VTS systeem zorgt voor een extra ondersteuning die instelbaar

Nadere informatie

604.31.031 NL INSTRUCTIEBOEK ALFA GTV

604.31.031 NL INSTRUCTIEBOEK ALFA GTV 604.31.031 NL INSTRUCTIEBOEK ALFA GTV Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen. Zoals iedere Alfa Romeo is uw Alfa GTV ontworpen om maximale veiligheid, comfort en rijplezier

Nadere informatie

Duurzaam rijden, samen met ECOdrive

Duurzaam rijden, samen met ECOdrive Duurzaam rijden, samen met ECOdrive Beknopte gebruiksaanwijzing Algemene versie 07-2014 Introductie Het duurzaam ondernemen wordt steeds belangrijker. Veel bedrijven zijn verplicht CO 2 -doelstellingen

Nadere informatie

Voertuig Controle Golf 7

Voertuig Controle Golf 7 Voertuig Controle Golf 7 Voor het praktijkexamen wordt door de examinator een aantal vragen gesteld over de motor, de banden of het dashboard. Lees deze pagina een aantal keren aandachtig door zodat je

Nadere informatie

Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek "Persoonlijke pagina".

Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek Persoonlijke pagina. Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek "Persoonlijke pagina". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto. Als u de gebruiksaanwijzing

Nadere informatie

click! a b c d g h Gebruiksaanwijzing j k > 25 cm l m Lichaamslengte cm. Max. gewicht 13 kg. UN regulation no. R129 i-size Leeftijd 0-12 m.

click! a b c d g h Gebruiksaanwijzing j k > 25 cm l m Lichaamslengte cm. Max. gewicht 13 kg. UN regulation no. R129 i-size Leeftijd 0-12 m. 1 3 a b c d e f g h click! Gebruiksaanwijzing 4 i j k l m > 25 cm 2 5 Lichaamslengte 40-75 cm. Max. gewicht 13 kg. Leeftijd 0-12 m. UN regulation no. R129 i-size 8 9 Dank u voor uw keuze voor de BeSafe

Nadere informatie

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist BEDIENINGSUITLEG 1 - Bestuurderszetel 17 - Hendel stuurafstelling 2 - Sleutelschakelaar (START) 18 - Bedieningshendel hijsen linker

Nadere informatie

1. Batterijpakket Onderdelen. Kabeltas. Batterijtas Laderstekker. Sleutels (2 stuks) Lader. Batterijstekker F B

1. Batterijpakket Onderdelen. Kabeltas. Batterijtas Laderstekker. Sleutels (2 stuks) Lader. Batterijstekker F B HANDLEIDING Inhoud 1. Batterijpakket... 4 1.1. Onderdelen... 4 1.2. Batterijpakket opladen... 5 2. Bediening... 7 2.1. Beveiliging... 7 2.2. Display... 7 2.3. Vullingsgraad... 7 2.4. Trapbekrachtiging...

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto.

Nadere informatie

VOORWOORD. Dit instructieboekje hoort bij uw auto. Bewaar het daarom altijd in uw auto, ook als u de auto verkoopt.

VOORWOORD. Dit instructieboekje hoort bij uw auto. Bewaar het daarom altijd in uw auto, ook als u de auto verkoopt. VOORWOORD Dit instructieboekje maakt u vertrouwd met de bediening van en het onderhoud aan uw nieuwe auto. Verder vindt u in dit instructieboekje belangrijke informatie over veiligheid. Lees het daarom

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing kort

Gebruiksaanwijzing kort O-Pair² Van Raam BV Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Tel. : +31 (0)315 257370 E-mail : info@vanraam.nl Internet : www.vanraam.nl Versie 14.10 Zadelhoogte U stelt de zadelhoogte correct in, door op de

Nadere informatie