In den mond des dwazen is een roede des hoogmoeds; maar de lippen der wijzen bewaren hen.

Transcriptie

1 21 Mei Beheersing van de Tong Wijze en dwaze woorden Spr. 14:3 In den mond des dwazen is een roede des hoogmoeds; maar de lippen der wijzen bewaren hen. 15:2 De tong der wijzen maakt de wetenschap goed; maar de mond der zotten stort overvloediglijk dwaasheid uit. 15:7 De lippen der wijzen zullen de wetenschap uitstrooien; maar het hart der zotten niet alzo. 16:23 Het hart eens wijzen maakt zijn mond verstandig, en zal op zijn lippen de lering vermeerderen. 18:6,7 De lippen des zots komen in twist, en zijn mond roept naar slagen. De mond des zots is hemzelven een verstoring, en zijn lippen een strik zijner ziel. 19:1 De arme, in zijn oprechtheid wandelende, is beter dan de verkeerde van lippen, en die een zot is. 23:15,16 Mijn zoon! Zo uw hart wijs is, mijn hart zal blijde zijn, ja, ik. En mijn nieren zullen van vreugde opspringen, als uw lippen billijkheden spreken zullen. Rechtschapen en goddeloze woorden Spr. 10:20,21 De tong des rechtvaardigen is uitgelezen zilver; het hart der goddelozen is weinig waard. De lippen des rechtvaardigen voeden er velen; maar de dwazen sterven door gebrek van verstand. 10:31,32 De mond des rechtvaardigen brengt overvloediglijk wijsheid voort; maar de tong der verkeerdheden zal uitgeroeid worden. De lippen des rechtvaardigen weten wat welgevallig is; maar de mond der goddelozen enkel verkeerdheid. 11:11 Door den zegen der oprechten wordt een stad verheven; maar door den mond der goddelozen wordt zij verbroken. 12:13,14 In de overtreding der lippen is de strik des bozen; maar de rechtvaardige zal uit de benauwdheid uitkomen. Een ieder wordt van de vrucht des monds met goed verzadigd; en de vergelding van des mensen handen zal hij tot zich wederbrengen.

2 13:2 Een ieder zal van de vrucht des monds het goede eten; maar de ziel der trouwelozen het geweld. 15:28 Het hart des rechtvaardigen bedenkt zich, om te antwoorden; maar de mond der goddelozen zal overvloediglijk kwade dingen uitstorten. 17:4 De boosdoener merkt op de ongerechtige lip; een leugenaar neigt het oor tot de verkeerde tong. Gepast taalgebruik Spr. 15:23 Een man heeft blijdschap in het antwoord zijns monds; en hoe goed is een woord op zijn tijd! 16:21 De wijze van hart zal verstandig genoemd worden; en de zoetheid der lippen zal de lering vermeerderen. 16:24 Liefelijke redenen zijn een honigraat, zoet voor de ziel, en medicijn voor het gebeente. 25:11 Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen. 27:14 Die zijn vriend zegent met luider stem, zich des morgens vroeg opmakende, het zal hem tot een vloek gerekend worden. Zwijgen is goud Spr. 10:19 In de veelheid der woorden ontbreekt de overtreding niet; maar die zijn lippen wederhoudt, is kloek verstandig. 12:23 Een kloekzinnig mens bedekt de wetenschap; maar het hart der zotten roept dwaasheid uit. 13:3 Die zijn mond bewaart, behoudt zijn ziel; maar voor hem is verstoring, die zijn lippen wijd opendoet. 17:28 Een dwaas zelfs, die zwijgt, zal wijs geacht worden, en die zijn lippen toesluit, verstandig. 18:13 Die antwoord geeft, eer hij zal gehoord hebben, dat is hem dwaasheid en schande. 21:23 Die zijn mond en zijn tong bewaart, bewaart zijn ziel van benauwdheden. Spraakbeheersing Spr. 15:1 Een zacht antwoord keert de grimmigheid af; maar een smartend woord doet den toorn oprijzen. 17:27 Wie wetenschap weet, houdt zijn woorden in; en een man van verstand is kostelijk van geest.

3 25:15 Een overste wordt door lankmoedigheid overreed; en een zachte tong breekt het gebeente. Vleierij Spr. 26:28 Een valse tong haat degenen, die zij verbrijzelt; en een gladde mond maakt omstoting. 28:23 Die een mens bestraft, zal achterna gunst vinden, meer dan die met de tong vleit. 29:5 Een man, die zijn naaste vleit, spreidt een net uit voor deszelfs gangen. Laster en roddel Spr. 10:18 Die den haat bedekt, is van valse lippen, en die een kwaad gerucht voortbrengt, is een zot. 11:13 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; maar die getrouw is van geest, bedekt de zaak. 16:28 Een verkeerd man zal krakeel inwerpen; en een oorblazer scheidt den voornaamsten vriend. 17:9 Die de overtreding toedekt, zoekt liefde; maar die de zaak weder ophaalt, scheidt den voornaamsten vriend. 18:8 26:22 De woorden des oorblazers zijn als dergenen, die geslagen zijn, en die dalen in het binnenste des buiks. 20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt. 26:20 Als er geen hout is, gaat het vuur uit; en als er geen oorblazer is, wordt het gekijf gestild. Kwetsende woorden Spr. 11:12 Die verstandeloos is, veracht zijn naaste; maar een man van groot verstand zwijgt stil. 12:18 Daar is een, die woorden als steken van een zwaard onbedachtelijk uitspreekt; maar de tong der wijzen is medicijn. 15:4 De medicijn der tong is een boom des levens; maar de verkeerdheid in dezelve is een breuk in den geest. 16:27 Een Belialsman graaft kwaad; en op zijn lippen is als brandend vuur. 25:23 De noordenwind verdrijft den regen, en een vergramd aangezicht de verborgen tong.

4 26:2 Gelijk een mus is tot wegzweven, gelijk een zwaluw tot vervliegen, alzo zal een vloek, die zonder oorzaak is, niet komen. Ruzie Spr. 17:14 Het begin des krakeels is gelijk een, die het water opening geeft; daarom verlaat den twist, eer hij zich vermengt. 17:19 Die het gekijf liefheeft, heeft de overtreding lief; die zijn deur verhoogt, zoekt verbreking. 20:3 Het is eer voor een man, van twist af te blijven; maar ieder dwaas zal er zich in mengen. 22:10 Drijf den spotter uit, en het gekijf zal weggaan, en het geschil met de schande zal ophouden. 26:21 De dove kool is om de vurige kool, en het hout om het vuur; alzo is een kijfachtig man, om twist te ontsteken. Liegen Spr. 12:19 Een waarachtige lip zal bevestigd worden in eeuwigheid; maar een valse tong is maar voor een ogenblik. 12:22 Valse lippen zijn den HEERE een gruwel; maar die trouwelijk handelen, zijn Zijn welgevallen. 17:20 Wie verdraaid is van hart, zal het goede niet vinden; en die verkeerd is met zijn tong, zal in het kwaad vallen. 19:5 Een vals getuige zal niet onschuldig zijn; en die leugenen blaast, zal niet ontkomen. 19:22 De wens des mensen is zijn weldadigheid; maar de arme is beter dan een leugenachtig man. 21:6 Te arbeiden om schatten met een valse tong, is een voortgedrevene ijdelheid dergenen, die den dood zoeken. De kracht van de tong Spr. 18:20,21 Van de vrucht van ieders mond zal zijn buik verzadigd worden; hij zal verzadigd worden van de inkomst zijner lippen. Dood en leven zijn in het geweld der tong; en een ieder, die ze liefheeft, zal haar vrucht eten.

5 CHRONOLOGIE EN COMMENTAAR The Daily Bible, Copyright 1984 Harvest House Publishers, Eugene, Oregon Met toestemming gebruikt. Nadruk en reproductie is in geen enkele vorm toegestaan. BIJBELTEKSTEN STATENVERTALING, Jongbloed-editie ( ). Public domain.