Dynamisch Verkeersmanagement BrabantStad. Van Ambitie tot Uitvoeringsprogramma

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Dynamisch Verkeersmanagement BrabantStad. Van Ambitie tot Uitvoeringsprogramma"

Transcriptie

1 Dynamisch Verkeersmanagement BrabantStad Van Ambitie tot Uitvoeringsprogramma Eindrapport 19 november 2007

2 COLOFON Auteurs Bart Swaans, Provincie Noord-Brabant Linda de Klein, Provincie Noord-Brabant Marc Rood, Rijkswaterstaat Noord-Brabant Paul Bevers, Gemeente Breda Ron Nohlmans, Gemeente Eindhoven Frank van den Bosch, Gemeente Helmond Henk de Winter, Gemeente s-hertogenbosch Erik van Holten, Gemeente Tilburg Jeroen Kosters, Gemeente Tilburg Irene Cortenbach, BBZOB Berry de Jong, SRE Frans op de Beek, TNO Eline Jonkers, TNO Tanja Vonk, TNO Contact Provincie Noord-Brabant Brabantlaan TV s-hertogenbosch Postbus MC s-hertogenbosch T F E hswaans@brabant.nl Eindrapport DVM BrabantStad 2/85

3 Dynamisch Verkeersmanagement BrabantStad Van Ambitie tot Uitvoeringsprogramma Eindrapport DVM BrabantStad 3/85

4 Eindrapport DVM BrabantStad 4/85

5 1 Samenvatting Dynamisch Verkeersmanagement: bereikbaarheid en leefbaarheid De BrabantStad-partners werken samen om de bereikbaarheid van en binnen de BrabantStadregio te waarborgen. DVM levert een belangrijke bijdrage aan de bereikbaarheid en leefbaarheid van het druk belaste wegennetwerk in de regio. DVM BrabantStad is daarom één van de deelprogramma s van het Netwerkprogramma BrabantStad Bereikbaar, dat voortkomt uit de Netwerkanalyse BrabantStad. Rijkswaterstaat Noord-Brabant, de gemeenten Breda, Tilburg, s-hertogenbosch, Eindhoven en Helmond, Stadsregio Eindhoven en de provincie Noord-Brabant zijn daarom medio 2006 gestart met de uitwerking van DVM voor BrabantStad. De focus hierbij ligt op de bereikbaarheid van economische toplocaties in de vijf grote Brabantse steden, zoals benoemd in de Netwerkanalyse BrabantStad (zie figuur 1.1). Voor de overige toplocaties in Brabant kan dezelfde uitwerking in een vervolgfase van het project gemaakt worden. In het project DVM BrabantStad zijn de ambities, visie en het uitvoeringsprogramma voor dynamisch verkeersmanagement uitgewerkt. Figuur 1.1 Toplocaties in BrabantStad onderscheiden naar uitwerking binnen DVM BrabantStad Eindrapport DVM BrabantStad 5/85

6 Ambitie De BrabantStad-partners zien Dynamisch Verkeersmanagement als één van de instrumenten die nadrukkelijk kunnen bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van bereikbaarheid en luchtkwaliteit. Maar het is niet het enige middel dat moet worden ingezet. Ook op andere terreinen als vervoersmanagement, beprijzen of bouwen zijn inspanningen nodig. In DVM BrabantStad werken de BrabantStad-partners met voortschrijdend inzicht verder op basis van de kennis, ervaring en afspraken zoals die zijn opgebouwd in de eerdere trajecten van Beter Bereikbaar Brabant, Beter Bereikbaar Zuid-Oost Brabant en de Netwerkanalyse. DVM BrabantStad heeft als ambitie om in een relatief korte periode toe te werken naar realistisch, snel, concreet en tastbaar resultaat. Daarbij trekken de partners gezamenlijk op en leren tijdens het proces van elkaar. Ze voeren DVM BrabantStad gefaseerd uit in de periode De belangrijkste afweging daarbij is steeds: Samenwerken waar het meerwaarde heeft en zelf doen waar het kan. Visie De kern van de visie van DVM BrabantStad bestaat uit de sturingsprincipes: de ringwegen (zoals de vier snelwegen rondom Breda) en de verbindingswegen (zoals de A2 tussen s Hertogenbosch en Eindhoven) bepalen de structuur van het netwerk voor DVM BrabantStad, waarbij het draaiend houden van de ringwegen de hoogste prioriteit heeft. De verbindingswegen in Brabant zijn daarna het meest belangrijk voor bereikbaarheid en leefbaarheid van de toplocaties. De sturingsprincipes zijn van toepassing op het voor DVM beschikbare wegennet. Dat wegennet is hiervoor geclassificeerd, resulterend in ringen op drie niveaus (rijk, stedelijk en centrumring/doorstroomas) en verbindingswegen op vijf niveaus (hoofdverbindingsas, verbindingen van stedelijke gebieden, verbindingen binnen Brabant, stadsentrees en binnenstadsentrees). Het totale verkeer dat zich in en door Brabant beweegt heeft invloed op de bereikbaarheid van de economische toplocaties en kan verdeeld worden naar vier niveaus: 1. verkeer met herkomst en bestemming buiten BrabantStad 2. verkeer van buiten BrabantStad naar de steden in BrabantStad en vice versa 3. regionaal verkeer tussen de BrabantStadsteden onderling 4. verkeer rondom de steden stad in- en uitwaarts Het eerste niveau valt buiten de invloed van DVM BrabantStad, de routekeuzes hier worden op ruime afstand van de regio al gemaakt. Rijkswaterstaat neemt op landelijke schaal maatregelen voor deze verkeersstromen. Deze worden in dit rapport niet verder uitgewerkt. De mate waarin het verkeer gestuurd kan worden is afhankelijk van de opnamecapaciteit van het wegennet. Voor het verkeer stadinwaarts is de opnamecapaciteit van het stedelijke wegennet daarin doorslaggevend. Voor het verkeer dat de steden Eindrapport DVM BrabantStad 6/85

7 (en de toplocaties daar) verlaat is de opnamecapaciteit van het omliggende hoofdwegennet bepalend. Al in de steden kan dynamisch de meest geschikte route naar het hoofdwegennet aangegeven worden. Voor het regionale verkeer tussen de Brabantse steden zijn hiervoor voorkeursroutes en hun alternatieven aangegeven. De routes waarover het verkeer uiteindelijk geleid wordt, zowel in de stad als tussen de steden, zijn afhankelijk van de beschikbare ruimte op het beschikbare wegennet. Hierbij is het noodzakelijk dat de wegbeheerders gezamenlijk goed zicht hebben op de actuele verkeerssituatie en afspraken maken over de manier van sturen in verschillende situaties (regelscenario s). Het Nationaal Data Warehouse vervult de monitoringsfunctie van de actuele situatie. Uitvoeringsprogramma Om de sturingsprincipes in de praktijk te kunnen brengen zijn maatregelen nodig. Maatregelen die zichtbaar zijn voor de weggebruikers, bijvoorbeeld dynamische borden langs of boven de weg, verkeersregelinstallaties en toeritdosering (maatregelen op straat). Maar ook maatregelen die voor de weggebruikers minder zichtbaar zijn, zoals monitoring, goede afspraken over de manier van samenwerking in de aansturing van de maatregelen (ondersteunende maatregelen) en, op termijn, systemen in de voertuigen, zoals navigatiesystemen. Binnen DVM BrabantStad zijn op het beschikbare wegennet mogelijke maatregelen aangegeven (zie figuur 1.2). De maatregelen zijn naar functie ingedeeld, bijvoorbeeld routekeuze, doseren en doorstromingsstreng. Vervolgens zijn de maatregelen uitgezet in een groeipad voor de periode Eindrapport DVM BrabantStad 7/85

8 Figuur 1.2 Totaal overzicht mogelijke maatregelen DVM BrabantStad Gezamenlijk verkeersmanagement vraagt van alle partijen flinke inspanningen. Daarom doorlopen de BrabantStad-partners een groeipad tussen 2008 en In onderstaand schema is weergegeven welke ontwikkelingen we in die periode doormaken: van lokale naar corridor- en netwerkmaatregelen; van dynamische parkeerverwijzing in de centra naar verkeersgeleiding van, naar en tussen de steden; van informeren over incidenten en evenementen naar informeren over reistijden op het gehele wegennet; van wegkantsystemen naar een combinatie van wegkantsystemen en in-car technologie; van beperkte data-inwinning naar real-time monitoring van het gehele wegennet; van lokaal aansturen van maatregelen naar aansturen van netwerkgerichte maatregelen in een gezamenlijke centrale. Op het groeipad geldt, dat om een volgende stap te kunnen zetten, de vorige stap genomen moet zijn. In het schema wordt dit duidelijk op zowel de horizontale als de verticale as. Op de horizontale as neemt de omvang en complexiteit van de maatregelen toe in de loop van de jaren. Op de verticale as blijkt dat ook Eindrapport DVM BrabantStad 8/85

9 ondersteunende maatregelen (zoals data-inwinning en sturing vanuit een verkeerscentrale) op een bepaald kwaliteitsniveau moeten zijn, om de daaraan gekoppelde maatregelen goed te kunnen laten werken. Doorstromen later Verbeteren doorstroming lokaal Verbeteren doorstroming op ring en corridor Verbeteren doorstroming op het totale netwerk Geleiden later Geleiden van het verkeer stad in en stad uit (economische toplocaties) Geleiden van het verkeer tussen de steden en van en naar BrabantStad Optimaliseren kruispunten met verkeerslichten, lokale toeritdosering, tovergroen. Gekoppelde verkeerslichten en toeritdoseringen. Snel herkennen en afhandelen van incidenten en werk in uitvoering (IM camera's, verkeerssignalering). Dynamische parkeerverwijzing in en rond economische toplokaties (centra, bedrijventerreinen). Alternatieve routes om en tussen de steden op basis van reistijd. Netwerkregelingen verkeerslichten.verkeerslichten reageren op drukte op het netwerk en/of milieuoverschrijdingen. Dynamische parkeerverwijzing vanaf de stedelijke ring en geleiden van verkeer stad uit. Bezettingsgraad P-garages en drukte op netwerk beïnvloeden verwijzing. Informeren reizigers later Informeren reizigers over evenementen, incidenten en werk in uitvoering Informeren reizigers over reistijden A B Route-advies op vaste en mobiele DRIP's langs de Route-advies ook in-car weg. Brabantbrede website met actuele informatie over beschikbaar. werk in uitvoering. Enkele alternatieve routes, vooral hoofdwegen via wegkantsystemen (DRIP's) Inwinnen en bewerken data later Data-inwinning voor informatie over het functioneren van het netwerk en om systemen aan te sturen Intensiteiten en snelheden op rijkswegen, meeste provinciale wegen, belangrijkste stedelijke wegen en overige lokaties met DVMsystemen. Reistijden op rijkswegen, provinciale wegen en enkele stedelijke wegen beschikbaar. Route-advies ook in-car beschikbaar voor hele netwerk. Reistijden ook voor overige provinciale wegen en overige relevante stedelijke wegen beschikbaar. Actuele bezettingsgraad parkeergarages. Actuele luchtkwaliteitsmetingen. Aansturing systemen Lokale PC/server, opstellen regelscenario's Gezamenlijke regionale verkeerscentrale Figuur 1.3 Groeipad DVM BrabantStad In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma is vastgelegd welke maatregelen en activiteiten in het betreffende jaar worden uitgevoerd, inclusief (co-)financiering en capaciteitsinzet. Kosten Bij het bepalen van de kosten voor de maatregelen is uitgegaan van de geraamde kosten, voorzover die bekend zijn. Waar geen kostenramingen beschikbaar zijn, zijn aannamen gedaan. Vervolgens is voor het jaar 2008 een uitvoeringsprogramma opgesteld. Het uitvoeringsprogramma 2008 bestaat uit veelal lokale DVM-maatregelen die de partners al hebben begroot en die passen binnen de visie van DVM BrabantStad. Daarnaast wordt een aantal studies uitgevoerd, als voorbereiding op meer netwerkgerichte maatregelen en gezamenlijke data-inwinning en monitoring in de jaren 2009 en verder. Eindrapport DVM BrabantStad 9/85

10 Voor de jaren is een financiële doorkijk op hoofdlijnen gemaakt. Voor deze periode moet jaarlijks een nieuw uitvoeringsprogramma worden vastgesteld, waarbij actuele ontwikkelingen en cofinancieringsmogelijkheden worden meegenomen. Eén van deze ontwikkelingen is het voornemen van Rijkswaterstaat om in 2010 een verkeerscentrale te bouwen. BrabantStad heeft de intentie om haar maatregelen vanuit deze verkeerscentrale aan te sturen. Op dit moment is een gezamenlijke centrale nog niet verwerkt in de kostenramingen. In 2008 worden de functionele eisen die aan zo n centrale worden gesteld verder uitgewerkt. Daarna kan een kostenraming voor de realisatie in de komende uitvoeringsprogramma s worden opgenomen. Uitvoeringsorganisatie De uitvoeringsorganisatie DVM BrabantStad realiseert dit uitvoeringsprogramma. De uitvoeringsorganisatie is ingebed binnen de organisatie van het Netwerkprogramma BrabantStad Bereikbaar. In de gekozen organisatievorm moet de gehele keten van ambitie tot operationeel verkeersmanagement opgenomen zijn. Op deze verschillende niveaus is dan ook een vorm van samenwerking nodig. Binnen het samenwerkingsverband BrabantStad wordt hiervoor de volgende overleg- en uitvoeringsstructuur voorgesteld (zie ook figuur 1.4). Stuurgroep BrabantStad Bereikbaar Regiegroep BrabantStad Bereikbaar Uitvoeringsorganisatie DVM BrabantStad Infrastructuur Operationeel verkeersmanagement Communicatie Figuur 1.4 DVM BrabantStad, Uitvoeringsprogramma 2008 In de Stuurgroep BrabantStad Bereikbaar ligt de nadruk op het bewaken van de strategische lijnen van het uitvoeringsprogramma. De ambitie en visie zullen op dit niveau worden afgestemd, vastgesteld, getoetst, bewaakt en waar nodig bijgesteld. De Regiegroep BrabantStad Bereikbaar bereidt deze strategische keuzes voor. Ook vertaalt de Regiegroep de beslissingen vanuit de Stuurgroep naar de aanpassingen binnen het uitvoeringsprogramma. De Uitvoeringsorganisatie DVM BrabantStad bestaat uit drie onderdelen: Eindrapport DVM BrabantStad 10/85

11 Infrastructuur (realisatie, beheer en onderhoud van DVM systemen, datainwinning en datacommunicatie); Operationeel verkeersmanagement (verkeerskundig aansturen van de DVM maatregelen); Communicatie (interne communicatie tussen de BrabantStad-partners onderling en de externe communicatie tussen BrabantStad-partners en andere partijen, zoals de wegbeheerders, de markt en de weggebruikers). In 2008 wordt nog geen gezamenlijk operationeel verkeersmanagement uitgevoerd. Daarom ligt de nadruk vooral op de onderdelen Infrastructuur en Communicatie; de uitvoeringsorganisatie voert al wel de voorbereidende werkzaamheden uit voor het operationeel verkeersmanagement. Eindrapport DVM BrabantStad 11/85

12 Eindrapport DVM BrabantStad 12/85

13 Inhoud 1 Samenvatting Inleiding Aanleiding Ambitie DVM BrabantStad Doelen DVM BrabantStad Probleemomschrijving Leeswijzer Kader en uitgangspunten Uitgangspunten en toekomstige ontwikkelingen Landelijk kader en relatie met Netwerkprogramma Relatie met BBZOB Aanpak in vogelvlucht Visie Input DVM BrabantStad Economische toplocaties Classificatie van wegen Sturingsprincipes Niveau 1: herkomst en bestemming buiten BrabantStad Niveau 2: van buiten BrabantStad naar BrabantStad en vice versa Niveau 3: verbinden van de BrabantStadsteden onderling Niveau 4: rondom de steden, stad in en stad uit Regelstrategie Maatregelen Van strategie naar maatregelen Soorten maatregelen Maatregelen op straat Ondersteunende maatregelen Locaties voor mogelijke maatregelen Brabantbreed Locaties voor mogelijke maatregelen per stad Mogelijke maatregelen Den Bosch Mogelijke maatregelen Eindhoven Mogelijke maatregelen Helmond Mogelijke maatregelen Tilburg Mogelijke maatregelen Breda Quick Wins Keuzes in maatregelen en groeipad Groeipad Ondersteunende maatregelen Toekomstvastheid Maatregelen tussen de steden op rijks- en provinciale wegen Maatregelenpakketten per stad Eindrapport DVM BrabantStad 13/85

14 6.3.1 Den Bosch Eindhoven Helmond Tilburg Breda Gezamenlijke vervolgstudies Kosten en baten Kostensoorten en aannames Opbouw financieel overzicht Baten Uitvoeringsorganisatie DVM BrabantStad Samen waar nodig, zelf waar het kan Eindrapport DVM BrabantStad 14/85

15 2 Inleiding DVM is het geheel van instrumenten en maatregelen (infrastructuur en systemen) voor het informeren, geleiden en sturen van verkeersdeelnemers over het gezamenlijke (wegen)netwerk, rekeninghoudend met de dynamiek van het verkeer. 2.1 Aanleiding Rijkswaterstaat Noord-Brabant, de gemeenten Breda, Tilburg, s-hertogenbosch, Eindhoven en Helmond, Stadsregio Eindhoven en de provincie Noord-Brabant zijn medio 2006 gestart met dynamisch verkeersmanagement (DVM) voor BrabantStad. DVM BrabantStad is één van de deelprogramma s van het Netwerkprogramma BrabantStad Bereikbaar. Het Netwerkprogramma komt voort uit de Netwerkanalyse BrabantStad. Een nadere toelichting op het Netwerkprogramma vindt u in paragraaf 3.2. De aanleidingen om te starten met DVM BrabantStad zijn divers: BrabantStad kent nu al bereikbaarheids- en luchtkwaliteitsknelpunten. Deze zijn in de Netwerkanalyse BrabantStad benoemd. De verwachting is dat door de groei van het verkeer deze knelpunten in ernst nog zullen toenemen. De mogelijkheden voor de bouw van nieuwe infrastructuur zijn beperkt en kennen een lange doorlooptijd tot realisatie. Met (dynamisch) verkeersmanagement wordt de beschikbare infrastructuur efficiënter benut. Alle wegbeheerders voeren al afzonderlijk van elkaar verkeersmanagementmaatregelen uit. Met het oog op de effectiviteit zouden deze maatregelen in een samenhangend geheel moeten worden geplaatst: regionaal verkeersmanagement in plaats van lokaal sturen. De basis voor samenwerking tussen de wegbeheerders is gelegd in de Netwerkanalyse BrabantStad en de regionale Beter Bereikbaar Brabant-studies. 2.2 Ambitie DVM BrabantStad Voorafgaand aan de uitwerking van een visie op DVM BrabantStad en het bijbehorende uitvoeringsprogramma, hebben de BrabantStad partners stil gestaan bij de ambities bij het gezamenlijk invullen van dynamisch verkeersmanagement. DVM wordt door de BrabantStad partners gezien als één van de instrumenten die nadrukkelijk kan bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van bereikbaarheid en luchtkwaliteit. Maar het is niet het enige middel dat moet worden ingezet. Ook op andere terreinen als vervoersmanagement, beprijzen of bouwen zullen inspanningen Eindrapport DVM BrabantStad 15/85

16 nodig zijn. DVM kan vervolgens deze inspanningen ondersteunen, door bijvoorbeeld routes voor de overstap op transferia met dynamische verwijzingen te faciliteren. In DVM BrabantStad werken de BrabantStad partners met voortschrijdend inzicht verder op basis van de kennis, ervaring en afspraken zoals die zijn opgebouwd in de eerdere trajecten van Beter Bereikbaar Brabant, Beter Bereikbaar Zuidoost Brabant en de Netwerkanalyse. Specifiek voor DVM zijn afspraken gemaakt over: Een robuust wegennet van rijks-, provinciale en gemeentelijke wegen dat voor verkeersmanagement relevant is; Het gezamenlijk inwinnen van verkeersgegevens en het bewerken daarvan tot betrouwbare reisinformatie voor de weggebruiker; Gezamenlijk operationeel verkeersmanagement, zowel verkeerskundig, beheersmatig als financieel. DVM BrabantStad heeft als ambitie om in een relatief korte periode toe te werken naar realistisch, snel, concreet en tastbaar resultaat. Daarbij trekken de partners gezamenlijk op en leren tijdens het proces van elkaar. DVM BrabantStad wordt gefaseerd uitgevoerd in de periode De belangrijkste afweging daarbij is steeds: Samenwerken waar het meerwaarde heeft en zelf doen waar het kan. Eindrapport DVM BrabantStad 16/85

17 2.3 Doelen DVM BrabantStad Projectdoel Het project DVM BrabantStad heeft als opdracht meegekregen om een gezamenlijk gedragen ambitie, visie en programma voor de toepassing van DVM in BrabantStad op te stellen. Het programma bevat een concreet, kosteneffectief en realistisch plan van aanpak, waarin rekening gehouden wordt met lokale en nationale ontwikkelingen. Inhoudelijk doel Het doel bij het inzetten van DVM in BrabantStad is om een bijdrage te leveren aan de bereikbaarheid van de economische toplocaties conform het Netwerkprogramma BrabantStad én een bijdrage te leveren aan het leefbaar houden van BrabantStad. Deze twee doelen liggen in elkaars verlengde: met een betere doorstroming van het verkeer is ook de leefbaarheid geholpen. In het project DVM BrabantStad ligt de focus op het wegverkeer, parkeren en transferia en op de economische toplocaties en steden (zie figuur 2.1). Figuur 2.1 De economische toplocaties in BrabantStad (bron: Netwerkanalyse BrabantStad) Eindrapport DVM BrabantStad 17/85

18 Procesdoel Op procesmatig vlak is het doel van DVM BrabantStad om tot samenwerking te komen op zowel beleidsmatig, organisatorisch, technisch als verkeerskundig terrein. De periode waarvoor het plan wordt opgesteld is , maar ook daarna zal de samenwerking voortgezet worden. In dat opzicht is dit project de eerste (grote) stap naar gezamenlijk netwerkmanagement. 2.4 Probleemomschrijving Het wegennet in BrabantStad komt steeds verder onder druk te staan. Uit verschillende scenario s van het Centraal Planbureau blijkt dat tussen 2000 en 2020 het personenvervoer met circa 20% toeneemt, voornamelijk veroorzaakt door een toename van het aantal verplaatsingen. De verplaatsingsafstand neemt slechts een beperkt deel van de groei voor zijn rekening. Rond 2020 zal hierdoor vooral de bereikbaarheid van binnensteden en bedrijventerreinen rond de grote steden afnemen. De aansluitingen tussen het rijkswegennet en provinciaal en stedelijke wegennet spelen hierbij een cruciale rol. De druk op het wegennet laat zich ook zien in de in 2020 verwachtte verdubbeling van het aantal voertuigverliesuren en een afname van de betrouwbaarheid van de reistijd. In figuur 2.2 zijn de belangrijkste autoknelpunten voor 2020 in BrabantStad weergegeven. De maatschappelijke kosten als gevolg van onbetrouwbaarheid nemen fors toe. Grootschalige projecten in de komende periode, zoals de ombouw van de A2 bij s-hertogenbosch en Eindhoven, zijn extra argumenten om de infrastructuur ook in tijdelijke verkeerssituaties zo optimaal mogelijk te benutten. Eindrapport DVM BrabantStad 18/85

19 Figuur 2.2 Belangrijkste autoknelpunten in 2020 (bron: Netwerkanalyse BrabantStad) Eindrapport DVM BrabantStad 19/85

20 Figuur 2.3 Overschrijdingen normen Stikstofdioxide (links) en Fijnstof (rechts) (bron: Netwerkanalyse BrabantStad) Het verbeteren van de leefbaarheid is één van de doelen van DVM BrabantStad. Gezien de huidige wet- en regelgeving is de lokale luchtkwaliteit hierbij het meest kritieke punt. In figuur 2.3 zijn de overschrijdingen van stikstofdioxide (NOx) en fijnstof (PM10) in BrabantStad weergegeven. Dynamisch Verkeersmanagement kan hiervoor oplossingen bieden, bijvoorbeeld door een betere verkeersdoorstroming en verleggen van de verkeersafwikkeling naar minder gevoelige gebieden. Ook de verkeersveiligheid is gebaat bij een verbeterde doorstroming door bijvoorbeeld minder zoekverkeer. 2.5 Leeswijzer In dit tweede hoofdstuk zijn de aanleiding, de achtergrond en de ambities voor het project DVM BrabantStad weergegeven. In het volgende hoofdstuk worden de kaders en uitgangspunten waarbinnen de verdere uitwerking van DVM heeft plaatsgevonden nader uitgewerkt. Ook de aanpak van het project wordt in hoofdlijnen beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de visie van de BrabantStad partners in de vorm van de sturingsprincipes voor DVM uitgewerkt voor Brabant en de economische toplocaties in de vijf grote Brabantse steden. Dit resulteert in een aantal mogelijke maatregelen (hoofdstuk 5). In hoofdstuk 6 is het groeipad weergegeven aan de hand waarvan maatregelen in de tijd zijn uitgezet. De kosten van deze maatregelen zijn in hoofdstuk 7 beschreven. Tot slot is in hoofdstuk 8 een voorstel voor de uitvoeringsorganisatie voor DVM BrabantStad opgenomen. Eindrapport DVM BrabantStad 20/85

21 3 Kader en uitgangspunten 3.1 Uitgangspunten en toekomstige ontwikkelingen Het project DVM BrabantStad is het begin van gezamenlijk Dynamisch Verkeersmanagement in BrabantStad. Een start van een proces dat niet stopt wanneer het rapport is opgeleverd, maar dat juist daarna pas goed op gang zal komen. Hoewel de focus voor het project ligt op de periode is het noodzakelijk om ook na te denken over de ontwikkelingen die zich in de periode daarna zullen voordoen en welke uitgangspunten voor het programma gelden. Omdat DVM BrabantStad voortborduurt op de BBB-studies en de Netwerkanalyse, is ook een aantal uitgangspunten van deze studies overgenomen: Focus op de spitsperioden en overige piekmomenten (bijvoorbeeld bij evenementen); Uitgaand van het beschikbare wegennet met een aantal selecties en aanpassingen specifiek voor DVM; Verkeer van deur tot deur, hier toegespitst op de economische toplocaties; De opgestelde regelstrategieën Specifiek voor het uitvoeren van verkeersmanagement is een aantal basiselementen nodig: Monitoring en data-inwinning: om te kunnen sturen moet duidelijk zijn waar het verkeer zich op het wegennetwerk bevindt en op welke wegen er nog resterende ruimte is om verkeer op te vangen; Regelscenario s: hierin worden de afspraken voor het sturen van het verkeer over het netwerk vastgelegd door de aansturing van maatregelen in als-dan regels op te schrijven; en Samenwerking: het sturen van verkeersstromen over het netwerk is effectiever wanneer de wegbeheerders gezamenlijk bepalen hoe het verkeer zich over het netwerk zou moeten verdelen en elkaar ondersteunen om deze afspraken ook te operationaliseren. Wanneer wegbeheerders structureel samenwerken, kunnen ook toekomstige vraagstukken efficiënter worden opgepakt. Voor het inwinnen van verkeersgegevens is DVM BrabantStad nauw betrokken bij het Nationaal Data Warehouse (NDW). Het NDW is een landelijk initiatief van het Rijk waarbij wordt gewerkt aan het gezamenlijk inwinnen van verkeersgegevens op het Nederlandse wegennet. In DVM BrabantStad is een wegennet gedefinieerd met te monitoren wegen. Dit wegennet wordt in NDW-verband vastgesteld. BrabantStad wil het grootste deel van de verkeersgegevens zelf inwinnen met eigen inwinsystemen Eindrapport DVM BrabantStad 21/85

22 (bestaande operationele systemen, aangevuld met nieuwe waar dat nodig is voor de kwaliteit van de data). Deze gegevens worden in natura aangeleverd aan het NDW. Voor BrabantStad zijn in dit proces de Provincie, RWS, SRE en de gemeentes Eindhoven en Helmond koplopers. De overige BrabantStad partners kunnen op een later moment aanschuiven. De planning van het NDW is om in 2009 verkeersgegevens beschikbaar te stellen. De eerder genoemde basiselementen zijn altijd nodig voor het uitvoeren van verkeersmanagement, los van de maatregelen die uiteindelijk gekozen worden om te communiceren met de weggebruiker. Maar bij het bepalen van maatregelen die de weggebruikers informeren, geleiden en sturen moet een aantal keuzes worden gemaakt: Hoe toekomstvast zijn de maatregelen? In hoeverre dragen ze bij aan het invullen van de vooraf geformuleerde ambitie? De toekomstvastheid van maatregelen is vooral afhankelijk van de opkomst van nieuwe technologieën in het voertuig (in-car systemen zoals navigatiesystemen). Hiermee samen hangt de noodzaak om te investeren in systemen langs de weg (wegkantsystemen), zoals de Dynamische Route Informatie Panelen (DRIPs) met informatie over de verkeerssituatie verderop op het wegennet. Informatie die momenteel nog langs de weg wordt verstrekt, zal steeds meer direct in de voertuigen aangeboden worden. Ook is het niet ondenkbaar dat de huidige navigatiesystemen steeds meer als verkeersmanagement instrument zullen dienen, al dan niet in samenwerking met een verkeersmanager. Het gaat bij de in-car ontwikkeling in relatie tot verkeersmanagement dus om diverse vormen van reisinformatie, maar ook om informatie over bijvoorbeeld de geldende maximumsnelheid, het waarschuwen bij ongevallen stroomafwaarts en het aanbieden van geschikte routes over het beschikbare wegennet. Hoewel in de periode tot 2010 nog geen grote penetratie van deze systemen is voorzien, moet bij het samenstellen van het maatregelenpakket met deze ontwikkeling rekening gehouden worden. Bij het ontwikkelen van het maatregelenpakket zijn daarom de punten waarop dynamische informatie aan de weggebruiker moet worden gegeven geïdentificeerd als routekeuzepunten (hoofdstuk 5). Bij de uitwerking naar maatregelen zullen op deze punten keuzes moeten worden gemaakt voor ofwel fysieke maatregelen langs de weg ofwel in-car informatie aan de weggebruikers. Een andere belangrijke keuze heeft te maken met de ambitie die wordt nagestreefd met verkeersmanagement. Is men tevreden als verkeer de stad in en de stad uit wordt geleid met een routeadvies op de ringweg rond de stad? Of moet dit advies ook gebaseerd zijn op actuele drukte op de stedelijke ring? En moet dan ook de doorstroming op die ring bevorderd worden door het koppelen van verkeerslichten en het instellen van doseerpunten? Welke maatregelen zijn essentieel voor dynamisch Eindrapport DVM BrabantStad 22/85

23 verkeersmanagement en welke maatregelen bieden vooral extra geleidingsmogelijkheden? Achter elke maatregel zitten keuzes: wat wordt op straat gezet, welke gegevens moeten ingewonnen worden, welke regelscenario s zijn nodig en hoe wordt dit georganiseerd zo dat het ook functioneert. In hoofdstuk 6 is daarvoor een groeipad opgenomen, waarbij jaarlijks een nieuw uitvoeringsprogramma wordt bepaald. 3.2 Landelijk kader en relatie met Netwerkprogramma BrabantStad heeft in lijn met de uitgangspunten uit de Nota Mobiliteit een Netwerkanalyse opgesteld voor het stedelijk netwerk BrabantStad. In de Netwerkanalyse BrabantStad is een analyse gemaakt van de knelpunten en kansen op het gebied van verkeer en vervoer in BrabantStad. Focus lag onder andere op de bereikbaarheid van de economische toplocaties van BrabantStad. De Netwerkanalyse is het begin van een nieuw gebiedsgericht samenwerkingsproces. Rijk en BrabantStad continueren de samenwerking en maken over de uitvoering van de Netwerkanalyse meerjarige afspraken. De stuurgroep BrabantStad Bereikbaar, waarin provincie, SRE, de wethouders verkeer en vervoer van de B5 en NS, ProRail, RWS en Ministerie van VenW zijn vertegenwoordigd, heeft op 18 december 2006 BrabantStad Bereikbaar : het plan van aanpak Netwerkprogramma BrabantStad Bereikbaar vastgesteld. Het Netwerkprogramma BrabantStad Bereikbaar is opgebouwd vanuit de volgende deelprogramma s: Zuidoostvleugel BrabantStad; Externe bereikbaarheid; Stedelijke bereikbaarheid; OV-netwerk BrabantStad; DVM BrabantStad. Per deelprogramma wordt in 2007 een maatregelenpakket ontwikkeld. De maatregelenpakketten per deelprogramma vormen de basis voor het voortschrijdende (integrale) Netwerkprogramma BrabantStad Bereikbaar, waarin bestuurlijke keuzes en financieringsafspraken worden vastgelegd door Rijk, regionale overheden en derden over welke maatregelen in welk jaar worden uitgevoerd. DVM BrabantStad hangt inhoudelijk vooral samen met het deelprogramma Zuidoostvleugel BrabantStad. In het deelprogramma Zuidoostvleugel is de bereikbaarheidsproblematiek van Zuidoost Brabant aan de hand van de Zevensprong van Verdaas onderzocht. Eén van de maatregelen in de Zevensprong is het uitvoeren van benuttingsmaatregelen zoals dynamisch verkeersmanagement. Vanuit het deelprogramma Zuidoostvleugel wordt de realisatie van een gezamenlijke verkeerscentrale ondersteund. De regio Zuidoost Brabant wil als proefregio voor DVM fungeren. Eindrapport DVM BrabantStad 23/85

24 Naast deze deelprogramma s zijn enkele overkoepelende projecten benoemd die dwars door de deelprogramma s heen lopen en zelfs de grenzen van het Netwerkprogramma overstijgen. In figuur 3.1 zijn zowel de deelprogramma s en de overkoepelende projecten als ook de organisatie van het Netwerkprogramma BrabantStad weergegeven. Het project DVM BrabantStad, met visie en uitvoeringsprogramma als belangrijkste pijlers, is hierbij groen geaccentueerd. BO: Minister-BrabantStad Stuurgroep Directeuren Regiegroep/kernteam Overkoepelende projecten OG: JvG ON: LS ZO-Veugel OG: JS ON: SW Ext. Bereikbaarheid OG: JS ON: SW Sted. Bereikbaarheid OG: B5? ON: B5? OV-netwerk OG: JvG ON: HW DVM OG: JvG ON: BS Prijsbeleid MKBA Afwegingskader A2/N279 A58/A67 Eindh.-Helmond OV-corridors Visie RO N69 A27 Noord Breda-Tilburg Maarheeze Uitvoeringsprogr. Financiering Bose A27 Zuid Waalboss Herstelplan spoor Lobby Figuur 3.1 Positie project DVM BrabantStad in het Netwerkprogramma BrabantStad 3.3 Relatie met BBZOB In Zuidoost-Brabant werken gemeenten, SRE en Rijkswaterstaat al langer samen aan verkeersmanagement onder de naam BBZOB. DVM BrabantStad en BBZOB overlappen elkaar gedeeltelijk, als het gaat om gezamenlijk verkeersmanagement in Zuidoost- Brabant en met name de steden Eindhoven en Helmond. In 2007 is op een aantal fronten de samenwerking aan verkeersmanagement al handen en voeten gegeven: Gezamenlijke quick wins De Hogt en Proeftuin in-car ontwikkelingen in DVM BrabantStad; Deelname aan de projectgroep DVM BrabantStad vanuit BBZOB; Afstemming tussen de maatregelenpakketten DVM BrabantStad en BBZOB; Start met gezamenlijk opstellen visie verkeersmanagement/reisinformatie Het doel is om uiteindelijk te komen tot één gezamenlijke visie en uitvoeringsprogramma. In 2008 voert ieder nog vanuit zijn eigen programma Eindrapport DVM BrabantStad 24/85

25 maatregelen uit, maar vanaf 2009 wordt gewerkt met één gezamenlijk uitvoeringsprogramma. 3.4 Aanpak in vogelvlucht DVM BrabantStad gaat uit van de bereikbaarheid van de economische toplocaties in BrabantStad. Gestart is met de economische toplocaties in de vijf grote steden, omdat deze steden al lokaal met verkeersmanagement bezig zijn en BrabantStad een al bestaand samenwerkingsverband is. Dit maakt het mogelijk om op een relatief snelle manier een aantal stappen te zetten naar gezamenlijk verkeersmanagement. De aanpak voor de toplocaties in de vijf grote steden wordt in een vervolgfase van het project toegepast voor verkeersmanagement rond andere economische toplocaties. Hierbij zullen alle relevante wegbeheerders voor de uitwerking aan tafel worden uitgenodigd. Figuur 3.2 geeft de grote lijn weer met de stappen die zijn gezet om tot het DVM programma te komen. Economische toplocaties Classificatie van wegen Sturingsprincipes input Mogelijke maatregelen Wegennetwerk (Netwerkanalyse, BBB-studies, NDW Knelpunten Regelstrategieën MaatregelenCatalogus Benutten DVM Programma s RWS, Provincie, Gemeenten Figuur 3.2 Opzet project DVM BrabantStad Eindrapport DVM BrabantStad 25/85

26 De economische toplocaties zijn het startpunt voor dynamisch verkeersmanagement in BrabantStad. Daarnaast is het wegennet dat beschikbaar is voor het sturen en geleiden van het verkeer een belangrijk startpunt. Dit wegennetwerk is bepaald aan de hand van de netwerken die in de Netwerkanalyse, de Beter Bereikbaar Brabantstudies en voor het Nationaal DataWarehouse zijn vormgegeven (zie gestippelde kader in figuur 3.2). De functies van de wegen zoals deze zijn benoemd in de Netwerkanalyse (internationaal, nationaal en regionaal) zijn nader uitgewerkt voor het wegennetwerk dat beschikbaar is voor DVM. Hierbij zijn classificaties aangebracht naar type weg (rijks-, provinciale of stedelijke weg) en de rol die de weg heeft in het netwerk (verbindend of verdelend). Voor het DVM wegennetwerk is vervolgens gezamenlijk bepaald welke sturingsprincipes gelden in de regio. De sturingsprincipes weerspiegelen de bijdrage die de wegen hebben bij het bereikbaar en leefbaar houden van de economische toplocaties. Zo hebben ringwegen een sleutelrol bij het verdelen van het verkeer, terwijl de toeleidende wegen een verbindende of ontsluitende functie kunnen hebben. Als input voor de sturingsprincipes zijn de knelpunten in BrabantStad in beeld gebracht en zijn de bestaande regelstrategieën uit de BBB-studies als uitgangspunt genomen. De sturingsprincipes zijn vervolgens de basis voor de maatregelen in het uitvoeringsprogramma DVM BrabantStad. Hierbij zijn de knelpunten uit de Netwerkanalyse BrabantStad aangevuld met nieuw verwachte knelpunten en meegenomen bij de totstandkoming van het uitvoeringsprogramma. De maatregelen die in het uitvoeringsprogramma zijn opgenomen zijn tot slot ingedeeld naar een basispakket, een extra pakket en een optimaal pakket. In de pakketten zijn zowel maatregelen opgenomen die zichtbaar zijn op straat, als ook ondersteunende maatregelen benodigd om DVM mogelijk te maken (zoals datainwinning, maar ook samenwerking in een verkeerscentrale). Eindrapport DVM BrabantStad 26/85

27 4 Visie 4.1 Input DVM BrabantStad De uitwerking in het project DVM BrabantStad is gebaseerd op een aantal beschikbare bronnen: De netwerkanalyse BrabantStad; De Beter Bereikbaar Brabant-studies; Gemeentelijke-, provinciale- en rijksplannen voor Dynamisch Verkeersmanagement; en De Maatregelencatalogus Benutten. Hieruit zijn het netwerk, de knelpunten en de selectie van maatregelen afgeleid: Het DVM netwerk dat beschikbaar is binnen DVM BrabantStad (zie figuur 4.1) is gebaseerd op het netwerk uit de Netwerkanalyse BrabantStad, aangevuld met het beschikbare wegennet uit de diverse Beter Bereikbaar Brabant studies. Ook is het afgestemd met het netwerk dat in het kader van het NDW wordt uitgewerkt. Figuur 4.1 Beschikbaar wegennet voor DVM Eindrapport DVM BrabantStad 27/85

28 De knelpunten zijn gebaseerd op de kennis die is opgedaan in de Netwerkanalyse BrabantStad en de BBB-studies. Waar nodig is deze inventarisatie vanuit de projectgroep DVM BrabantStad aangevuld met eigen nieuwe inzichten. Voor de selectie van maatregelen is de Maatregelencatalogus Benutten gebruikt, in combinatie met eigen kennis en expertise over maatregelen en lopende DVM programma s van RWS, provincie en gemeenten. 4.2 Economische toplocaties De economische toplocaties uit de Netwerkanalyse BrabantStad zijn voor de B5 steden gebundeld vanwege hun onderlinge samenhang en verwevenheid. Per bundel van toplocaties is daarna een uitwerking gemaakt. De doelen die met verkeersmanagement nagestreefd worden, verschillen voor de bestemmingen in de gebundelde toplocaties. Voor de stadscentra moet verkeersmanagement bijdragen aan een acceptabele en betrouwbare reistijd en verbetering van de luchtkwaliteit. Rondom de bedrijventerreinen staan eveneens een acceptabele en betrouwbare reistijd voorop, maar is luchtkwaliteit van minder belang, terwijl bij evenemententerreinen en attracties geldt dat een acceptabele reistijd en comfort worden nagestreefd. Het maatregelenprogramma dat in DVM BrabantStad is uitgewerkt beperkt zich tot de economische toplocaties in de vijf grote gemeenten (B5 toplocaties), in figuur 4.2 donkerblauw weergegeven. De overige toplocaties in BrabantStad zijn in dezelfde figuur lichtblauw weergegeven, zij worden met een vergelijkbare aanpak in een latere fase uitgewerkt. Eindrapport DVM BrabantStad 28/85

29 Figuur 4.2 Toplocaties in BrabantStad onderscheiden naar uitwerking binnen DVM BrabantStad 4.3 Classificatie van wegen De beschikbare wegen in BrabantStad vervullen elk een bepaalde functie in het netwerk. In de Netwerkanalyse zijn de wegen benoemd naar hun functie in Nederland: internationaal, nationaal of regionaal. In DVM BrabantStad is dit verder ingevuld, wat heeft geleid tot de classificatie van wegen zoals weergegeven in figuur 4.3. Globaal zijn er twee type functies te onderscheiden: de wegen die gezamenlijk een (deel van een) ringstructuur (ringwegen/doorstroomassen) vormen en de wegen die de verbindingen vormen tussen de verschillende ringen (verbindingswegen). Beide typen wegen komen op verschillende niveaus terug: - de ringwegen: ringweg (hoofdwegen) stedelijke ring centrumring - de verbindingswegen: hoofdverbindingsas verbinding binnen BrabantStad verbinding stedelijke gebieden stadsentree (stedelijke invalswegen) binnenstadsentree Eindrapport DVM BrabantStad 29/85

30 Figuur 4.3 Classificatie van wegen Figuur 4.3 laat zien welk wegennet voor DVM beschikbaar is. Bij het netwerk zijn enkele opmerkingen te plaatsen: zo is bijvoorbeeld niet voor elke stad een ringstructuur op het niveau van autosnelweg of stedelijke ring aanwezig. Ook verschilt de omvang (of maaswijdte) van de verschillende ringen ten opzichte van elkaar. Rondom Breda is een ruime ring van autosnelwegen beschikbaar, de kleinere ring rondom Tilburg bestaat uit zowel autosnelweg als stedelijk wegennet. Rondom Eindhoven/Helmond is de ring niet volledig en is het verdelen van het verkeer over twee ringdelen dan ook niet mogelijk. In de huidige wegenstructuur heeft s-hertogenbosch geen stedelijke ringstructuur, maar een structuur met doorstroomassen die nagenoeg dezelfde functie vervullen als de stedelijke ring in de overige steden. Hoewel deze verschillen voor dynamisch verkeersmanagement op dit moment overkomelijk zijn, legt het de mogelijkheden deels wel aan banden. Een breder netwerk kan de speelruimte en sturingsmogelijkheden van DVM vergroten. Hoewel DVM gericht is op het beter benutten van het bestaande wegennet kunnen infrastructurele (vormgeving) maatregelen nodig zijn om het verkeer veilig en efficiënt te kunnen sturen. Eindrapport DVM BrabantStad 30/85

31 4.4 Sturingsprincipes De categorisering van wegen is, samen met de knelpunten in BrabantStad en de bestaande regelstrategieën uit de BBB-studies vertaald in sturingsprincipes voor DVM BrabantStad. De ringwegen en de verbindingswegen bepalen de structuur van het netwerk voor DVM BrabantStad. De ringen en de verschillende verbindingen tussen de steden bieden de mogelijkheid om het verkeer te verdelen en sturen. Ringwegen De Netwerkanalyse heeft uitgewezen dat de ringen essentieel zijn voor de doorstroming op het gehele netwerk, voor zowel regionaal als bovenregionaal verkeer. Om de economische toplocaties in de spitsperiodes bereikbaar te houden is het van groot belang om het verkeer op de ringen rond de steden rijdend te houden. Hiermee wordt zowel het verkeer dat de stad in gaat, als het verkeer dat de stad verlaat zo goed mogelijk gefaciliteerd. Deze ringen krijgen daarom de hoogste prioriteit. Dit geldt op alle niveaus in de wegcategorisering van DVM BrabantStad, dus zowel voor de ring van hoofdwegen, als de stedelijke ring, als de centrumring/doorstroomas. Als sturingsprincipe voor de ringen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: doorstroming bevorderen; instroom beheersen; uitstroom bevorderen; verstoringen voorkomen optimaal benutten capaciteit; in stand houden of verbeteren leefbaarheid. Deze uitgangspunten zijn voor alle ringstructuren geldig, ongeacht het wegennet waaruit de ring bestaat. Uiteraard zal het maatregelenpakket dat wordt ingezet wel verschillen per niveau, voor de ring op het hoofdwegennetniveau zal bijvoorbeeld een toeritdoseerinstallatie (tdi) worden ingezet om de doorstroming te beperken, voor de stedelijke ring zal eerder gebruik gemaakt worden van gecoördineerde verkeersregelinstallaties. Verbindingswegen De verbindingswegen tussen de steden en vanuit Brabant naar omliggende stedelijke gebieden zoals de Randstad, regio Antwerpen en Venlo zijn na de ringen het meest belangrijk. De overige wegen uit het DVM wegennet vervullen hun rol bij de verdere vertakking in BrabantStad en krijgen op de aansluitingen met de ringwegen of verbindingswegen een lagere prioriteit. Het verkeer op de ringen rijdend te houden kan ten koste gaan van de doorstroming op de verbindingwegen tussen de ringen. Dit geldt op alle niveaus in de wegcategorisering DVM BrabantStad, Eindrapport DVM BrabantStad 31/85

32 Als sturingsprincipe voor de verbindingswegen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: bij een aansluiting met een ringweg: o instroom op verbindingsweg bevorderen; o uitstroom beheersen aansluiting met gelijkwaardige weg: o gelijkwaardig behandelen aansluiting met lagere orde weg: o uitstroom vanaf verbindingsweg bevorderen; o instroom beheersen; o doorstroming op verbindingsweg in stand houden; o capaciteit maximaal benutten; o leefbaarheid in stand houden of verbeteren In de steden zijn verschillende economische toplocaties aanwezig: zowel het stadscentrum, bedrijventerreinen en evenemententerreinen. De momenten waarop deze bestemmingen bereikbaar moeten zijn verschillen per locatie. De bedrijventerreinen vragen om bereikbaarheid voornamelijk in de spitsperioden, maar in sommige gevallen ook bij weekendopenstellingen of evenementen. De stadscentra moeten eveneens in de spitsperiode goed bereikbaar zijn, maar ook op zaterdagen en bij evenementen. Daarbij gaat het niet alleen om het verkeer dat de stad ingaat, ook voor het verkeer dat de stad verlaat staan bereikbaarheid en leefbaarheid voorop. De actuele drukte op het DVM wegennet bepaalt uiteindelijk in hoeverre op bovenstaande principes daadwerkelijk gestuurd moet worden. De mate waarin verkeer stad-inwaarts gestuurd kan worden is afhankelijk van de opnamecapaciteit van de steden. Steden kunnen maar een bepaald aanbod aan verkeer verwerken. Is het aanbod groter, dan wordt het verkeer gedoseerd toegelaten, beginnend bij de stadsentrees. Daarna is het principe om van binnen de stad naar buiten te doseren. Kan het bij de stadsentrees niet meer verwerkt worden, dan wordt het verkeer op de ring rond de stad gedoseerd. Wanneer met doseren geen oplossing kan worden gevonden, zal gedacht moeten worden aan meer infrastructurele maatregelen zoals de vormgeving van knooppunten, het creëren van extra buffercapaciteit of het vervolmaken van de structuur van het wegennet. Voor het verkeer dat de stad wil verlaten is de opnamecapaciteit van het hoofdwegennet bepalend voor de sturing van het verkeer. Wanneer op delen van het hoofdwegennet file staat, kan in de stad het verkeer naar een andere toerit van het hoofdwegennet worden geleid. Eindrapport DVM BrabantStad 32/85

33 Er zijn vier verschillende niveaus waarop de bereikbaarheid van de toplocaties kan worden uitgewerkt: 1. Verkeer met herkomst buiten BrabantStad door de regio heen geleiden op weg naar een bestemming buiten BrabantStad. 2. Verkeer van buiten BrabantStad naar de steden in BrabantStad geleiden en vice versa. 3. Regionaal verkeer tussen de BrabantStadsteden onderling. 4. Verkeer rondom de steden en stad in- en uitwaarts. In figuur 4.4 zijn deze vier niveaus geïllustreerd aan de hand van enkele voorbeelden (zonder uitputtend te zijn). Figuur 4.4 Vier schaalniveaus voor de bereikbaarheid van de economische toplocaties in BrabantStad Niveau 1: herkomst en bestemming buiten BrabantStad Het verkeer dat zowel de herkomst als de bestemming buiten BrabantStad heeft (niveau 1) wordt in de uitwerking in DVM BrabantStad niet meegenomen. De routes die aan de weggebruikers worden aangeboden zijn zonder landelijke afspraken niet of nauwelijks te beïnvloeden, daar de routekeuze al (ruim) buiten de regio BrabantStad gemaakt wordt. Daarbij betreft het over het algemeen slechts kleine stromen verkeer die deze volledige afstand overbruggen. Eindrapport DVM BrabantStad 33/85

34 Over het algemeen zal de weggebruiker zijn routekeuze baseren op de vaste bewegwijzering. Het verkeer wordt hierbij over het hoofdwegennet rond de steden gestuurd. Alleen in geval van grote incidenten, calamiteiten of werk in uitvoering kan door de landelijke verkeerscentrale besloten worden grootschalige omleidingroutes in te stellen. Deze omleidingen zullen echter nooit door de steden heen lopen, maar uitsluitend via het hoofdwegennet. De alternatieve routes hebben over het algemeen een langere reisduur dan de voorkeursroute, vandaar dat er zorgvuldig omgegaan wordt met het instellen van deze alternatieven. De consequentie van de inzet van alternatieve routes is wel dat het verkeer op een andere manier door de regio gestuurd wordt dan gebruikelijk. Hoewel deze veranderde stromen invloed hebben op de verkeersafwikkeling op de andere drie niveaus in BrabantStad valt het echter buiten het kader van DVM BrabantStad om deze keuzes te beïnvloeden. Zij worden in de uitwerking naar een maatregelenpakket dan ook niet verder meegenomen. In figuur 4.5 zijn enkele voorbeelden van regio-overstijgende keuzes weergegeven: het verkeer vanuit Rotterdam richting Antwerpen kan via de A16 of de A17/A58/A4 geleid worden (zwart in figuur 4.5). Evenzo zou het verkeer uit Rotterdam richting het Ruhrgebied buiten de regio geleid kunnen worden via de A15 of door de regio via de A59. Figuur 4.5 Voorbeelden van routes op niveau 1 Eindrapport DVM BrabantStad 34/85

35 4.4.2 Niveau 2: van buiten BrabantStad naar BrabantStad en vice versa Voor het verkeer op het tweede niveau geldt dat de routes voor het verkeer dat de stad inkomt nauwelijks te beïnvloeden zijn. Ook hier worden, vergelijkbaar met niveau 1, de keuzes op grotere afstand al gemaakt. Voor het verkeer dat vanuit de steden vertrekt naar een bestemming buiten BrabantStad zijn er wel mogelijkheden voor de beïnvloeding van de routekeuze voor DVM BrabantStad. Vanuit de steden kan bijvoorbeeld met verwijzing aangegeven worden wat de beste route is om de steden uit te komen en naar de hoofdwegennetring te gaan. In dit opzicht verschilt het verkeer niet van het verkeer dat de steden uitgaat op niveau 3 en 4. Omdat het verkeer op de weg niet te onderscheiden is naar de bestemming die ze hebben (wat misschien met de komst van nieuwe technologieën in de toekomst wel mogelijk is), wordt er geen verschil gemaakt qua DVM instrumenten tussen deze verkeersstromen Niveau 3: verbinden van de BrabantStadsteden onderling Voor het verbinden van de steden onderling zijn tussen de steden voorkeursroutes en alternatieve routes aangegeven waarop het regionale verkeer gestuurd kan worden (zie figuur 4.6). Brabant beschikt over een fijnmazig netwerk tussen de steden, waardoor een flink aantal alternatieve routes van redelijke tot goede kwaliteit (capaciteit en snelheidsregime op de weg, gerichtheid van de route) beschikbaar is. De voorkeursroutes zijn over het algemeen rijkswegen, die ook gebruikt worden voor doorgaand verkeer door BrabantStad. De alternatieve routes bestaan uit een combinatie van rijks-, provinciale en gemeentelijke wegen. Over het algemeen zijn deze wegen wel toegerust om extra regionaal verkeer op te vangen, voor het doorgaande verkeer zijn deze alternatieve routes niet geschikt. Omdat de verwijzing naar deze routes in het stedelijk gebied al plaatsvindt, is er geen risico dat het doorgaand verkeer van deze routes gebruik gaat maken. In figuur 4.6 zijn de voorkeursroutes en alternatieve routes tussen de steden weergegeven. Naast het aanwijzen van alternatieve routes, wordt de doorstroming op de voorkeursroutes en alternatieve routes bevorderd op trajectniveau. Eindrapport DVM BrabantStad 35/85

36 Figuur 4.6 Voorkeursroutes en alternatieve routes tussen BrabantStadsteden In Figuur 4.6 zijn tussen de steden de voorkeurroutes aangegeven met een 1, de alternatieve routes met een 2 en een eventueel tweede alternatief met een 3. Tussen Helmond en Eindhoven zijn beide routes als voorkeursroutes aangegeven, waarbij opgemerkt moet worden dat de route over de N270 bedoeld is voor het verkeer naar Oost-Eindhoven, terwijl de route over de A67/A2 het verkeer aan de westkant van Eindhoven brengt Niveau 4: rondom de steden, stad in en stad uit Als vierde niveau in BrabantStad is het verkeer rondom de steden benoemd. Binnen dit niveau willen we sturen op: verkeer dat de stad in gaat; en verkeer dat de stad uit gaat. Het verkeer dat de stad in gaat wordt op de hoofdwegennetring verwezen naar de meest gunstige route naar de stadsentree. Hierbij wordt gekeken naar de actuele verkeerssituatie op het stedelijke wegennet, wanneer een route overbelast is kan al op het hoofdwegennet via een alternatieve route verwezen worden. Lokaal verkeer met bestemming stad kan zodoende bijvoorbeeld eerder van het hoofdwegennet afgehaald worden, ook om een stroomafwaartse file daar te ontlasten. In figuur 4.7 zijn deze routekeuzepunten op de knooppunten tussen de ringwegen en de stadsentrees met blauwe punten weergegeven. Vervolgens biedt de stedelijke ring wederom diverse mogelijkheden voor het verkeer om de toplocaties te bereiken. Ook hier wordt op relevante keuzepunten (geel weergegeven in figuur 4.7) informatie over de beste keuze aangeboden, gebaseerd op de actuele verkeerssituatie. Op de centrumring en doorstroomassen wordt vervolgens op relevante keuzepunten naar de bestemming en parkeergelegenheid verwezen. Eindrapport DVM BrabantStad 36/85

37 Figuur 4.7 Sturingsprincipes niveau 4 Het verkeer dat de stad uitgaat wordt op relevante knooppunten op de centrumring/doorstroomas (geel in figuur 4.7) verwezen naar de beste route om het gebied te verlaten. Hierbij bestaat de afweging uit vier stappen: waar is de ruimte om verkeer te verwerken op de stedelijke ring (groen in figuur 4.7) waar is de ruimte om het verkeer op te nemen op de ring van hoofdwegen (rood); stroomt het verkeer op de stadsentree naar de autosnelweg voldoende? en welke route heeft dus de voorkeur om het verkeer te verdelen? Met het doorlopen van deze vier stappen wordt de voorkeursroute afgestemd op de actuele verkeerssituatie en kan deze verwezen worden vanaf de centrumring, via de stedelijke ring naar de hoofdwegennetring. Voor alle niveaus, maar vooral voor het vierde niveau, is het voor DVM noodzakelijk dat de verschillende wegbeheerders goed op de hoogte zijn van de actuele verkeerssituatie op hun eigen wegennet en ook zicht hebben op elkaars wegennet. De input hiervoor kan via het Nationaal DataWarehouse (NDW) verzorgd worden. Daarnaast is het van belang dat er goede afspraken gemaakt worden over de samenwerking in het geleiden van het verkeer. De wegbeheerders moeten gezamenlijk bepalen welke routes op welk moment de voorkeur hebben en dit Eindrapport DVM BrabantStad 37/85

38 vastleggen in regelscenario s ( als-dan regels die de verkeerssituatie beschrijven). Deze vormen de basis voor de inzet van operationeel verkeersmanagement. 4.5 Regelstrategie In Brabant zijn in de diverse BBB-studies regelstrategieën voor de verschillende gebieden opgesteld. Het belangrijkste onderdeel van de regelstrategie is het bepalen van de onderlinge prioriteiten van wegen ten opzichte van elkaar. In de Netwerkanalyse zijn deze regelstrategieën eveneens gebruikt. Het is echter niet mogelijk om deze regelstrategieën voor heel Brabant direct aan elkaar te knopen, de gestelde prioriteiten gelden alleen voor een deel van Brabant. Een weg met prioriteit 2 in Den Bosch is bijvoorbeeld niet per definitie ondergeschikt aan een prioriteit 1 weg in Eindhoven of Tilburg. Vanuit de individuele regelstrategieën is het wel mogelijk om op de kruispunten de verhouding tussen de wegen af te leiden. Een weg met prioriteit 1 heeft altijd hogere prioriteit dan een weg met prioriteit 2, dit geldt voor alle afzonderlijke regelstrategieën. Deze prioriteiten zijn weer van belang voor het sturen van verkeer. Ze geven aan welke verkeersstroom op een knooppunt of kruispunt voorrang heeft. De prioriteiten worden alleen ingezet wanneer bij congestie of onvoldoende doorstroming keuzes gemaakt moeten worden in de afwikkeling van het verkeer. In figuur 4.8 is een voorbeeld van deze regelstrategie opgenomen. De regelstrategie zal in het operationele proces gebruikt worden om keuzes te maken in het faciliteren van het verkeer. Eindrapport DVM BrabantStad 38/85

39 Figuur 4.8 Vvoorbeelduitwerking Regelstrategie DVM BrabantStad Eindrapport DVM BrabantStad 39/85

40 Eindrapport DVM BrabantStad 40/85

41 5 Maatregelen In hoofdstuk 4 is vooral beschreven hoe we het verkeer willen geleiden en sturen. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat voor maatregelen daarvoor genomen kunnen worden en op welke locaties, Brabantbreed en per stad. In dit hoofdstuk worden nog geen keuzes in maatregelen gemaakt. Dat gebeurt in hoofdstuk Van strategie naar maatregelen In de sturingsprincipes voor BrabantStad zijn twee typen wegen te onderscheiden: de ringstructuur/doorstroomas en de verbindende wegen. Deze wegen zijn zowel op rijks-, provinciaal als stedelijk wegennet te vinden. Per type weg kunnen oplossingsrichtingen gekozen worden die bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid en leefbaarheid van de toplocaties. De oplossingsrichtingen zijn onafhankelijk van het type weg waarvoor ze gelden, de uiteindelijke maatregelen die gekozen worden verschillen echter wel per wegtype. Een voorbeeld: om de doorstroming op de ringweg te bevorderen (sturingsprincipe) kan als oplossingsrichting gekozen worden voor het beïnvloeden van de snelheid. Voor de ring van hoofdwegen kan hiervoor vervolgens als maatregel de verkeerssignalering ingezet worden. Op een stedelijke ring zal als maatregel echter eerder een gecoördineerde netwerkregeling ingezet worden. De mogelijke maatregelen voor DVM BrabantStad zijn gekozen omdat zij invulling geven aan de sturingsprincipes. Ze vormen het instrumentarium voor de verkeersmanagers om de toplocaties in BrabantStad beter bereikbaar en leefbaar te houden. 5.2 Soorten maatregelen Het maatregelpakket DVM BrabantStad is opgebouwd uit twee typen maatregen (zie figuur 5.1): maatregelen die fysiek op straat zichtbaar zijn voor de weggebruikers; en ondersteunende maatregelen die achter de schermen verkeersmanagement mogelijk maken. Op straat Ondersteunend Maatregelenpakket Figuur 5.1 Typen maatregelen Eindrapport DVM BrabantStad 41/85

42 5.2.1 Maatregelen op straat Voor Dynamisch Verkeersmanagement is inmiddels een groot instrumentarium beschikbaar. Zowel voor het rijkswegennet als de provinciale en stedelijke wegen zijn diverse mogelijkheden om de sturingsprincipes van DVM BrabantStad vorm te geven. Een van de meest bekende maatregelen is het dynamische route-informatiepaneel (DRIP), dat inmiddels in verschillende uitvoeringsvormen gerealiseerd is (zie figuur 5.2). Deze maatregel wordt ingezet om het verkeer te informeren over de verkeerssituatie stroomafwaarts en biedt waar mogelijk de weggebruiker een andere route. Hiermee wordt het verkeer beter over het beschikbare wegennet verdeeld. Om DRIP s aan te kunnen sturen, is het nodig dat er reistijden ingewonnen worden. De informatie die je op de DRIP wilt geven bepaalt op welke trajecten je deze reistijden moet inwinnen. Op termijn zal deze route-informatie ook via in-car systemen, zoals de navigatiesystemen, kunnen worden aangeboden aan de weggebruikers. Figuur 5.2 Voorbeelden van een Dynamisch Route-InformatiePaneel (bron: MaatregelencatalogusBenutten) Naast het verdelen van stromen over de beschikbare capaciteit kunnen ook andere maatregelen ingezet worden om de doorstroming te verbeteren. Dit kan lokaal met bijvoorbeeld verkeersregelinstallaties (VRI), Tovergroen (ten behoeve van de doorstroming van het vrachtverkeer op kruispunten) of een toeritdoseerinstallatie (TDI). Om VRI s en TDI s te kunnen aansturen is het noodzakelijk dat er intensiteiten en Eindrapport DVM BrabantStad 42/85

43 snelheden worden ingewonnen. Voor tovergroen komt hier nog data op het gebied van voertuigcategorieën bij. Ook op trajecten zijn diverse instrumenten mogelijk: bijvoorbeeld snelheidsverlaging met verkeerssignalering (dynamische snelheden), gekoppelde verkeerslichtenregelingen, Odysa (informatie over de te rijden snelheid om bij het volgende verkeerslicht groen te krijgen) of gekoppelde toeritdosering (zie ook figuur 5.3). Figuur 5.3 Voorbeelden van maatregelen. Met de klok mee: Odysa, verkeersregelinstallatie, verkeerssignalering, Tovergroen en toeritdosering. (bron: Maatregelencatalogus Benutten) Eindrapport DVM BrabantStad 43/85

44 5.2.2 Ondersteunende maatregelen Naast de fysieke maatregelen die voor de weggebruikers op straat zichtbaar zijn, kan dynamisch verkeersmanagement niet worden geoperationaliseerd zonder ondersteunende maatregelen: Data-inwinning (monitoring) Om met dynamisch verkeersmanagement in te kunnen grijpen op de verkeersstromen is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de actuele verkeersafwikkeling op het beschikbare wegennet (de voorkeursroutes en de belangrijkste alternatieve routes). Het inwinnen van deze data kan op verschillende manieren, zoals met detectielussen, camera s en floating car data. Het lopende project Nationaal DataWarehouse (NDW) biedt aanknopingspunten om deze monitoring te realiseren. Afspraken en regelscenario s De sturingsprincipes bieden het kader voor het maken van nadere afspraken om operationeel verkeersmanagement vorm te geven. De uitwerking naar heel concrete regels die de BrabantStadpartners hanteren bij het aansturen van hun maatregelen is daarbij essentieel. In de regels wordt een ongewenste verkeerssituatie die zich voor kan doen beschreven (bijvoorbeeld file of een ongeval op de ring) en wordt gezamenlijk bepaald welke maatregelen worden ingezet om de gewenste verkeerssituatie te bereiken (bijvoorbeeld door het omleiden van het verkeer met DRIPs). Deze als-dan regels vormen de basis voor degene die aan de knoppen zit om maatregelen aan te sturen. Verkeerscentrale(s) Het aansturen van maatregelen kan op verschillende plekken worden ingevuld. De aansturing van sommige maatregelen kan geheel lokaal (zoals bij een verkeersregelinstallatie of een toeritdoseerinstallatie), maar ook kan de data naar een centraal punt gebracht worden van waaruit de aansturing plaatsvindt (zoals bij de DRIP s en verkeerslichtencentrales). Zoals aangegeven is het motto van DVM BrabantStad: samenwerken waar het meerwaarde heeft en zelf doen waar het kan. Veel lokale maatregelen zullen dan ook vanuit een lokaal punt aangestuurd kunnen worden. Daar waar de effecten van de maatregelen over de eigen grenzen heen gaan, is in afspraken (regelscenario s) vastgelegd hoe vervolgens gehandeld moet worden. Voor enkele netwerkmaatregelen die het verkeer bijvoorbeeld over de routes tussen de Brabantse steden sturen is het een overweging om deze vanuit een centraal punt aan te sturen, daar waar een overzicht over het wegennet bestaat. Dit centrale punt en de lokale aansturingen zouden daartoe in ieder geval informatie met elkaar moeten kunnen uitwisselen, aangezien beslissingen op het netwerkniveau doorwerken op het lokale niveau. Eindrapport DVM BrabantStad 44/85

45 Effecten van maatregelen Bij de realisatie van het DVM BrabantStad uitvoeringsprogramma is het van belang regelmatig te toetsen of de uitgevoerde maatregelen hun bijdrage leveren aan de doelstellingen van BrabantStad, namelijk het verbeteren van de bereikbaarheid van de toplocaties en leefbaarheid van BrabantStad. Om de effecten van het uitvoeringsprogramma te onderzoeken kan aangesloten worden bij het programma voor beleidsmonitoring dat door de Provincie Noord- Brabant is opgezet. In het programma DVM BrabantStad kan dit systeem uitgebreid worden om de effecten van het uitvoeringsprogramma in beeld te brengen. Communicatie met weggebruikers De belangrijkste schakel in DVM is uiteindelijk de weggebruiker die zijn gedrag aanpast als gevolg van de maatregelen die genomen worden om de toplocaties en BrabantStad beter bereikbaar en leefbaar te houden. Sommige maatregelen zullen door de weggebruiker zeer gewaardeerd worden, zoals het verstrekken van routeinformatie. Andere maatregelen kunnen mogelijk op meer onbegrip of weerstand stuiten, zoals doseerinstallaties of snelheidsbeperkingen. Uitleg over de maatregelen, hun doel en de bijdrage die ze in het grotere geheel van DVM BrabantStad leveren kan de kans vergroten dat de weggebruiker de maatregelen accepteert en uiteindelijk het gewenste gedrag zal laten zien. Een specifieke vorm van communicatie is het verstrekken van informatie over Werk In Uitvoering op het wegennet. In het kader van de Quick Wins is binnen DVM BrabantStad hiertoe al een project benoemd. Leren samenwerken en optimaal benutten van elkaars kennis De BrabantStad partners hebben elk al in de afgelopen jaren expertise opgebouwd op het gebied van DVM en de realisatie van projecten. Door intensief samen te werken kunnen de krachten gebundeld worden. Lerend van elkaars ervaringen en het samen optrekken bij bijvoorbeeld aanbestedingen van maatregelen maakt schaalvoordelen mogelijk en levert een efficiëntere en effectievere projectuitvoering op. Eindrapport DVM BrabantStad 45/85

46 5.3 Locaties voor mogelijke maatregelen Brabantbreed Zowel fysieke als ondersteunende maatregelen komen in het uitvoeringsprogramma DVM BrabantStad terug. De ondersteunende maatregelen zijn voor het gehele project van toepassing en minder goed op kaart weer te geven. In deze en volgende paragrafen wordt daarom ingezoomd op de mogelijke zichtbare maatregelen in het uitvoeringsprogramma DVM BrabantStad. In figuur 5.4 is het totaaloverzicht van de mogelijke maatregelen voor DVM BrabantStad weergegeven. Figuur 5.4 Totaal overzicht mogelijke maatregelen DVM BrabantStad Toelichting De mogelijke maatregelen in DVM BrabantStad zijn voornamelijk benoemd naar de functie die ze binnen de sturingsprincipes vervullen. De uitzonderingen hierop zijn Tovergroen, verkeerssignalering en incident management camera s. Deze laatstgenoemde maatregelen vervullen een specifieke functie voor de doorstroming: Tovergroen bevorderd de doorstroming van het vrachtverkeer op kruispunten, verkeerssignalering en de incident-management-camera s zijn specifiek gericht op doorstroming op het autosnelwegennet. Eindrapport DVM BrabantStad 46/85

47 In figuur 5.4 zijn verschillende routekeuzepunten opgenomen. Voor deze punten moet nader bekeken worden met welke maatregelen deze punten het best bediend worden. De keuze daarbij is eerst welke punten statisch ingevuld kunnen worden en welke dynamisch moeten zijn. Vervolgens wordt voor de dynamische punten gekeken op welke locaties een fysiek paneel langs de weg nog voldoende rendabel zal zijn met het oog op de komst van de in-car systemen. Naast de routekeuzepunten zijn in het wegennet doseerpunten benoemd. Doseerpunten zijn punten om het verkeer te helpen makkelijker samen te voegen. Deze doseerfunctie kan op een drietal manieren ingevuld worden: 1) het aanpassen van bestaande verkeersregelingen op kruispunten, 2) het installeren van nieuwe vri s en 3) toeritdosering. Doorstromingsstrengen in de stedelijke gebieden zijn apart in de figuur aangegeven. Ook voor deze strengen geldt dat er verschillende manieren zijn om de doorstroming te bevorderen: het optimaliseren van individuele verkeersregelinstallaties of het koppelen van enkele achtereenvolgende verkeersregelinstallaties. De keuzes voor de definitieve maatregelen, invulling van de routekeuzepunten, doseerpunten en doorstromingsstrengen staan in hoofdstuk 6. Eindrapport DVM BrabantStad 47/85

48 5.4 Locaties voor mogelijke maatregelen per stad In deze paragraaf wordt per B5 stad ingezoomd op de mogelijke maatregelen die een bijdrage leveren aan de bereikbaarheid en leefbaarheid van de toplocaties Mogelijke maatregelen Den Bosch Figuur 5.5 Overzicht mogelijke maatregelen gemeente s Hertogenbosch Toelichting Den Bosch heeft zes toplocaties (Rietvelden, Brabanthallen, De Herven, binnenstad, Paleiskwartier en Pettelaarpark). Elke toplocatie heeft voorkeursroutes (vanuit elke richting één voorkeursroute) en alternatieve routes. Verkeer zal vanaf de verbindingswegen over de ring en vervolgens via de stadsentrees naar de bestemming gestuurd worden en andersom bij het verlaten van de toplocaties. Er zijn een aantal routekeuzepunten op deze routes, plaatsen waar je wilt sturen: Eindrapport DVM BrabantStad 48/85

49 op de verbindingswegen naar de ring voordat de ring bereikt wordt; op de ring om voertuigen via de juiste stadsentree te sturen; op de doorstroomassen voor belangrijke kruispunten of andere splitsingen; bij de transferia: verkeer dat naar de toplocatie binnenstad wil wordt naar transferia gestuurd. Hier moeten statische verwijspunten komen te staan met informatie over de reistijd naar en parkeermogelijkheden in de binnenstad. Om de doorstroming te bevorderen zijn de volgende maatregelen gewenst: doorstromingsstreng op de doorstroomassen; Tovergroen op een aantal plaatsen op de doorstroomassen (niet alleen vanwege de doorstroming, maar ook uit milieu oogpunt); twee doseerpunten op de westzijde van de ring. Eindrapport DVM BrabantStad 49/85

50 5.4.2 Mogelijke maatregelen Eindhoven Figuur 5.6 Overzicht mogelijke maatregelen gemeente Eindhoven Toelichting Om van buiten de stad bij toplocaties in Eindhoven te komen zijn er verschillende keuzepunten: punten waar het verkeer een bepaalde kant op gestuurd kan worden. Verkeer dat naar een toplocatie in Eindhoven wil zal vanaf de verbindingswegen de ring op gestuurd worden. Afhankelijk van de ligging van de toplocatie worden weggebruikers vanaf de ring direct naar de toplocatie gestuurd of via een van de stadsentrees de stedelijke ring op geleid en vanaf de stedelijke ring naar de toplocatie gestuurd. Om vanaf de toplocatie de stad weer uit te komen precies andersom. De routekeuzepunten liggen op de volgende plaatsen: op de verbindingswegen naar de ring; op de ring; op de stadsentrees; op de binnenstadsentrees. Eindrapport DVM BrabantStad 50/85

51 Om de doorstroming te bevorderen zijn de volgende maatregelen gewenst: doorstromingsstreng op de stedelijke ring en een aantal stadsentrees; Tovergroen op de Anthony Fokkerweg; doseerpunten op een aantal stadsentrees en verbindingswegen Mogelijke maatregelen Helmond Figuur 5.7 Overzicht mogelijke maatregelen gemeente Helmond Toelichting Verkeer dat naar een toplocatie in Helmond wil zal vanaf de wegen die naar de stedelijke ring leiden via de stedelijke ring de goede kant op gestuurd worden. De routekeuzepunten liggen op de wegen die naar de stedelijke ring leiden. Om de doorstroming te bevorderen zijn de volgende maatregelen gewenst: doorstromingsstreng op de stedelijke ring en twee stadsentrees (Deurneseweg en Kanaaldijk Zuid West); Tovergroen op de Rochadeweg en Wolfsputter Baan; doseerpunten op de stadsentrees. Eindrapport DVM BrabantStad 51/85

52 5.4.4 Mogelijke maatregelen Tilburg Figuur 5.8 Overzicht mogelijke maatregelen gemeente Tilburg Toelichting Verkeer van buiten Tilburg dat naar een toplocatie in Tilburg wil zal vanaf de verbindingswegen de ring op gestuurd worden. Afhankelijk van de toplocatie worden de voertuigen vanaf de ring direct naar de toplocatie gestuurd of via een van de stadsentrees de stedelijke ring op geleid en vanaf de stedelijke ring naar de toplocatie gestuurd. Om vanaf de toplocatie de stad weer uit te komen gaat het precies andersom. Routekeuzepunten liggen op de volgende plaatsen: Eindrapport DVM BrabantStad 52/85

53 op de verbindingswegen naar de ring; op de ring; op de stadsentrees; op de stedelijke ring. Om de doorstroming te bevorderen zijn de volgende maatregelen gewenst: doorstromingsstreng op een deel van de stedelijke ring (op het andere deel is dit al deels aanwezig); Tovergroen op de ring en de stedelijke ring; doseerpunten op de stadsentrees Mogelijke maatregelen Breda Figuur 5.9 Overzicht mogelijke maatregelen gemeente Breda Toelichting Verkeer van buiten Breda dat naar een toplocatie in Breda wil zal vanaf de verbindingswegen de ring op gestuurd worden. Afhankelijk van de toplocatie worden de voertuigen vanaf de ring direct naar de toplocatie gestuurd of via een van de stadsentrees de stedelijke ring op geleid en vanaf de stedelijke ring naar de toplocatie gestuurd. Om vanaf de toplocatie de stad weer uit te komen gaat het precies andersom. Routekeuzepunten liggen op de volgende plaatsen: Eindrapport DVM BrabantStad 53/85

54 op de toevoerwegen naar de ring; op de ring; op de stadsentrees; op de stedelijke ring; op de binnenstadsentrees. Om de doorstroming op te bevorderen zijn de volgende maatregelen gewenst: doorstromingsstreng op de stedelijke ring en een aantal stadsentrees, mogelijk in combinatie met Tovergroen; Tovergroen op de Tilburgseweg, Moerlaken en Ettensebaan; doseerpunten op de stedelijke ring. Om het verkeer te sturen is de volgende maatregel gewenst: dynamische Parkeer en Route Informatie systeem op de aansluiting van de stedelijke ring en de binnenstadsentrees en op de centrumring. Eindrapport DVM BrabantStad 54/85

55 5.5 Quick Wins In dit rapport zijn diverse manieren benoemd waarop bijgedragen kan worden aan de bereikbaarheid van toplocaties in BrabantStad en de leefbaarheid in BrabantStad. In dit hoofdstuk is dit concreter gemaakt: verschillende punten zijn aangegeven waar mogelijk maatregelen genomen kunnen worden: routekeuzepunten, doseerpunten, doorstromingsstrengen en plaatsen waar Tovergroen gerealiseerd kan worden. Enkele van deze mogelijke maatregelen zijn aangemerkt als quick win. Quick wins hebben de volgende karakteristieken: In 2008 te realiseren; Dragen bij aan de doelstellingen; Passen binnen de regionale sturingsfilosofie; Zijn toekomstvast; en De financiële middelen zijn beschikbaar. Kortom, het zijn zogenaamde no regret maatregelen: maatregelen die snel gerealiseerd kunnen worden en meteen effect hebben. De volgende maatregelen zijn aangemerkt als quick win: 1. Tovergroen; 2. Ontlasten knooppunt Empel; 3. Informeren weggebruiker over WIU (Werk in uitvoering); 4. Samenwerking in verkeerscentrale; 5. Regelscenario De Hogt. 6. Proeftuin in-car ontwikkelingen Deze maatregelen zullen uiterlijk in het voorjaar van 2008 gereed zijn. De quick win Tovergroen zal worden ingezet op een aantal routes in de steden, voornamelijk op stadsentrees en stedelijke ringen. Deze maatregel verbetert de doorstroming en zorgt voor een betere luchtkwaliteit in de steden. De quick wins Ontlasten knooppunt Empel (bij Den Bosch) en Regelscenario De Hogt (bij Eindhoven) hebben betrekking op de verkeersafwikkeling op en rondom belangrijke knooppunten in het hoofdwegennet: verkeer wordt via alternatieve routes via het provinciale en stedelijke wegennet geleid. De quick win Informeren weggebruiker over WIU is sterk gericht op samenwerking en communicatie tussen wegbeheerders en het informeren van de weggebruiker daarover. De quick win Samenwerking in verkeerscentrale in dat de provinciale wegen N261 (Tilburg-Waalwijk) en N279 (Den Bosch-Veghel-Helmond-A67) worden toegevoegd aan Eindrapport DVM BrabantStad 55/85

56 de verkeerscentrale Zuid-Nederland. Dit maakt aansturing van regionale DRIP s mogelijk. Tenslotte zal Noord-Brabant als proeftuin voor verschillende in-car projecten fungeren in de quick win Proeftuin in-car ontwikkelingen. Meer informatie over de quick wins is te vinden in het rapport DVM-BrabantStad Visie en Quick Wins (Arane, april 2007). Eindrapport DVM BrabantStad 56/85

57 6 Keuzes in maatregelen en groeipad In hoofdstuk 5 is beschreven wat voor maatregelen er op welke locaties genomen kunnen worden om het verkeer te geleiden, doseren en sturen. Dit totale pakket aan mogelijke maatregelen in het programma DVM BrabantStad is omvangrijk. Daarom is een groeipad opgesteld voor de periode In het groeipad zijn zowel de zichtbare maatregelen op straat opgenomen als de ondersteunende maatregelen, zoals datacommunicatie en data-inwinning. 6.1 Groeipad Bij de invulling van het groeipad hebben verschillende afwegingen een rol gespeeld. Enerzijds een inhoudelijke prioritering; starten met de maatregelen waarvan we de grootste effecten verwachten (bijdrage aan de sturingsprincipes). Dit levert de volgende prioriteiten op: 1. De hoogste prioriteit ligt bij de maatregelen die de doorstroming bevorderen. Doorstroming op de ringen en de stadsentrees (zowel stad in als stad uit) is het belangrijkst, hierna komt doorstroming tussen de steden. 2. Als tweede prioriteit in DVM BrabantStad wordt gekeken naar de maatregelen die het sturen / geleiden van verkeer mogelijk maken. Ook hier is het sturen van verkeer op de stedelijke ring en de centrumring het belangrijkst, en komt hierna het sturen van verkeer tussen de steden. 3. Als derde prioriteit worden de maatregelen aangewezen die voor comfort zorgen, zoals reistijdinformatie. Deze maatregelen zullen op termijn met behulp van in-car informatie, zoals navigatiesystemen, ingevuld kunnen worden. Anderzijds speelt een aantal procesmatige afwegingen een rol. Welke maatregelen staan bij de verschillende partijen al op de rol? Als deze passen binnen het gedachtegoed van DVM BrabantStad, dan is het logisch om daarmee beginnen. Ook speelt sterk mee welke ontwikkelingen we in de periode verwachten. In figuur 6.1 is weergegeven welke ontwikkelingen we in die periode doormaken: Van lokale naar corridor- en netwerkmaatregelen; Van dynamische parkeerverwijzing in de centra naar verkeersgeleiding van, naar en tussen de steden; Van informeren over incidenten en evenementen naar informeren over reistijden op het gehele wegennet; Van wegkantsystemen naar een combinatie van wegkantsystemen en in-car technologie; Van beperkte data-inwinning naar real-time monitoring van het gehele wegennet; Eindrapport DVM BrabantStad 57/85

58 Van lokaal aansturen van maatregelen naar aansturen van netwerkgerichte maatregelen in een gezamenlijke centrale. Om een volgende stap te kunnen zetten, moet de vorige genomen zijn. In het schema wordt dit duidelijk op zowel de horizontale als de verticale as. Op de horizontale as neemt de omvang en complexiteit van de maatregelen toe in de loop van de jaren. Op de verticale as blijkt dat ook ondersteunende maatregelen (zoals data-inwinning en sturing vanuit een verkeerscentrale) op een bepaald kwaliteitsniveau moeten zijn, om de daaraan gekoppelde maatregelen goed te kunnen laten werken. In bijlage 2 is uitgewerkt op welke wijze de verschillende soorten maatregelen bijdragen aan doorstroming, sturen en geleiden en hoe ze bijdragen aan het informeren van de weggebruiker Ondersteunende maatregelen Om fysieke maatregelen goed te kunnen inzetten en benutten, zijn ondersteunende maatregelen essentieel voor alle partijen. Belangrijke ondersteunende maatregelen zijn: samenwerking tussen de partijen: samenwerking begint bij het opstellen van lokale en regionale regelscenario s. Naarmate de maatregelen op een hoger niveau invloed hebben (bijvoorbeeld bij het verbinden van de BrabantStad steden onderling) wordt een transitie gemaakt naar samenwerking op netwerkniveau in de verkeerscentrale. het opstellen van regelscenario s: dit speelt op verschillende niveaus (lokaal, regionaal, tussen de steden) en hierbij is samenwerking noodzakelijk. data-inwinning: om maatregelen te kunnen aansturen is data-inwinning nodig. En andersom genereren maatregelen zelf verkeersdata, die gebruikt kunnen worden voor monitoring. Data-inwinning is cruciaal voor de goede werking van DVM-systemen en heeft een grote organisatorische en financiële impact. Daarom is dit onderdeel hieronder nader toegelicht. verkeerscentrale: in een verkeerscentrale worden een aantal maatregelen op afstand bediend, zowel beheer en onderhoud als verkeerskundig aansturen vallen hieronder. datacommunicatie: hieronder wordt verstaan zowel de communicatie tussen maatregelen onderling als de communicatie tussen maatregelen en verkeerscentrale. Eindrapport DVM BrabantStad 58/85

59 Doorstromen later Verbeteren doorstroming lokaal Verbeteren doorstroming op ring en corridor Verbeteren doorstroming op het totale netwerk Geleiden later Geleiden van het verkeer stad in en stad uit (economische toplocaties) Geleiden van het verkeer tussen de steden en van en naar BrabantStad Optimaliseren kruispunten met verkeerslichten, lokale toeritdosering, tovergroen. Gekoppelde verkeerslichten en toeritdoseringen. Snel herkennen en afhandelen van incidenten en werk in uitvoering (IM camera's, verkeerssignalering). Dynamische parkeerverwijzing in en rond economische toplokaties (centra, bedrijventerreinen). Alternatieve routes om en tussen de steden op basis van reistijd. Netwerkregelingen verkeerslichten.verkeerslichten reageren op drukte op het netwerk en/of milieuoverschrijdingen. Dynamische parkeerverwijzing vanaf de stedelijke ring en geleiden van verkeer stad uit. Bezettingsgraad P-garages en drukte op netwerk beïnvloeden verwijzing. Informeren reizigers later Informeren reizigers over evenementen, incidenten en werk in uitvoering Informeren reizigers over reistijden A B Route-advies op vaste en mobiele DRIP's langs de Route-advies ook in-car weg. Brabantbrede website met actuele informatie over beschikbaar. werk in uitvoering. Enkele alternatieve routes, vooral hoofdwegen via wegkantsystemen (DRIP's) Inwinnen en bewerken data later Data-inwinning voor informatie over het functioneren van het netwerk en om systemen aan te sturen Intensiteiten en snelheden op rijkswegen, meeste provinciale wegen, belangrijkste stedelijke wegen en overige lokaties met DVMsystemen. Reistijden op rijkswegen, provinciale wegen en enkele stedelijke wegen beschikbaar. Route-advies ook in-car beschikbaar voor hele netwerk. Reistijden ook voor overige provinciale wegen en overige relevante stedelijke wegen beschikbaar. Actuele bezettingsgraad parkeergarages. Actuele luchtkwaliteitsmetingen. Aansturing systemen Lokale PC/server, opstellen regelscenario's Gezamenlijke regionale verkeerscentrale Figuur 6.1 Groeipad DVM BrabantStad Eindrapport DVM BrabantStad 59/85

60 Data-inwinning DVM-maatregelen genereren zelf data (bijvoorbeeld VRI-lussen, die nodig zijn om de VRI aan te sturen, maar die ook de verkeersintensiteit meten), maar deze data zijn niet voldoende (in aantal en kwaliteit) om het wegennet ermee te kunnen monitoren. Ook vragen sommige DVM-maatregelen, zoals DRIP s meer geavanceerde data om goed te kunnen functioneren. In schema: DVM-maatregelen genereren data (tabel 6.1) Data Aansturen DVM- maatregelen (tabel 6.2) Monitoringssystemen genereren data Aansturen monitoringssysteem/verkeerscentrale Figuur 6.2 Ssamenhang tussen DVM-systemen, data-inwinning en monitoring In tabel 6.1 is weergegeven welke data door de verschillende DVM-maatregelen wordt ingewonnen op lokaal niveau, ring- en corridorniveau en netwerkniveau. Tabel 6.1 Bijdrage van maatregelen aan data-inwinning lokaal ring en corridor netwerk (incl. tussen steden) VRI intensiteiten intensiteiten intensiteiten snelheden snelheden + reistijden snelheden + reistijden TDI intensiteiten intensiteiten intensiteiten snelheden hoofdrijbaan tovergroen intensiteiten intensiteiten snelheden voertuigcategorie snelheden hoofdrijbaan snelheden + reistijden voertuigcategorie IM camera incidenten incidenten verkeerssignalering intensiteiten intensiteiten PRIS snelheden + reistijden snelheden hoofdrijbaan snelheden + reistijden info over parkeercapaciteit t.b.v. rerouten en optimaliseren VRI Eindrapport DVM BrabantStad 60/85

61 In tabel 6.2 is weergegeven welke informatie (data) nodig is om maatregelen aan te sturen: Tabel 6.2 Benodigde data voor maatregelen Intensiteit Snelheid Reistijden Voertuigcategorieën VRI s / tovergroen X X X DRIP s X X X TDI s X X De tabellen 6.1 en 6.2 laten zien dat er geen volledige match is tussen de data die door DVM-maatregelen worden ingewonnen en data die nodig is voor het laten functioneren van (andere) maatregelen. Er moet nog meer data ingewonnen worden. Dit kan gedaan worden door deelname aan het Nationaal Data Warehouse (NDW). Data die wordt ingewonnen door de maatregelen kan geleverd worden aan het NDW, data die ontbreekt, kan worden onttrokken aan het NDW. Een andere optie is zelf aanvullend inwinnen van data. Bepalend voor de kosten van het inwinnen is het aantal trajecten (en de lengte daarvan) waar je informatie van nodig hebt. Dit speelt voornamelijk bij DRIP s, het hangt dan af van de informatie die je erop wilt weergeven. In het geval van route- en reistijdinformatie: hoe meer mogelijke routes er zijn en hoe langer deze routes zijn, hoe hoger de kosten voor data-inwinning zullen uitvallen. In tabel 6.2 zijn bij DRIP s als benodigde data aangemerkt: intensiteit, snelheid en reistijden. In principe worden reistijden met behulp van camera s bepaald, maar ze kunnen ook berekend worden uit het snelheidsprofiel. Hiervoor is echter wel een dicht meetnetwerk nodig. Als er geen dicht meetnetwerk is, moeten reistijden met camera s worden bepaald. TNO heeft een quick scan uitgevoerd om te bepalen of het financieel gunstiger is om voor aanvullende data-inwinning aan te sluiten bij het NDW of om aanvullende inwinning in eigen hand te houden (Bron: Quick scan data-inwinning, TNO, november 2007). Conclusie is dat meedoen aan de NDW-tender geen duidelijk kostenvoordeel oplevert, hoewel in de quick scan niet alle kostenposten konden worden ingevuld en ook de kostenramingen van het NDW momenteel nog nader worden berekend. Wanneer gemeenten zelf al fors hebben geïnvesteerd in monitoring via VRI s, dan lijkt zelf aanvullend data inwinnen gunstiger. Zelf inwinnen geeft de partijen ook meer vrijheid om eigen wensen t.a.v. de manier van inwinnen en de fasering in te brengen. De BrabantStad partners hebben afgesproken om in principe kwalitatief goede data te gaan inwinnen voor het wegennet dat voor verkeersmanagement van belang is. Ook willen de partners deze data in principe inbrengen in het NDW, zodat deze kunnen worden gebruikt voor analyses. Ook kunnen de data worden gebruikt door Eindrapport DVM BrabantStad 61/85

62 serviceproviders voor de ontwikkeling van nieuwe diensten op het gebied van verkeersinformatie. DVM BrabantStad laat in het NDW het volgende wegennet opnemen, waar op termijn verkeersdata op het kwaliteitsniveau van NDW worden geleverd. Figuur 6.3 Basisnetwerk verkeersmanagement 2011 t.b.v. data-inwinning In 2008 werken de BrabantStad-partners verder uit op welke wijze de komende jaren de data-inwinning vormgegeven kan worden Toekomstvastheid VRI s en TDI s zijn erg toekomstvast, er zijn geen ontwikkelingen gaande die deze maatregelen kunnen vervangen. DRIP s zijn afhankelijk van hun toepassing, adviseren of sturen echter minder toekomstvast. Ontwikkeling van in-car systemen kan de noodzaak van deze wegkantsystemen wegnemen. De verwachting is dat in 2010 voertuigen verkeersgegevens kunnen inwinnen met incar systemen en dat in 2015 bestuurders alle noodzakelijke verkeersinformatie via in-car systemen in hun voertuig binnenkrijgen. Vanaf deze periode kunnen wegkantsystemen worden verminderd of toegepast worden voor een andere functie. Echter, voor communicatie met voertuigen op belangrijke en drukke wegen blijft minimale bebording noodzakelijk. Eindrapport DVM BrabantStad 62/85

B48 Regelscenario s Corridor A15 en Ruit Rotterdam

B48 Regelscenario s Corridor A15 en Ruit Rotterdam B48 Regelscenario s Corridor A15 en Ruit Rotterdam Gerben Quirijns (ARCADIS Nederland BV) In opdracht van Stadsregio Rotterdam Samenvatting Netwerkorganisatie Bereik! is in het kader van DVM Zuidvleugel

Nadere informatie

DVM in Amsterdam, de ambities waargemaakt door de systemen!

DVM in Amsterdam, de ambities waargemaakt door de systemen! (Bijdragenr. 56) DVM in Amsterdam, de ambities waargemaakt door de systemen! Bert van der Veen Advin b.v. Rien Borhem Gemeente Amsterdam 1. Inleiding Om het verkeer in goede banen te leiden wordt steeds

Nadere informatie

Vraagspecificatie Deel A: Algemeen

Vraagspecificatie Deel A: Algemeen BRAVISSIMO Vraagspecificatie Deel A: Algemeen Het inwinnen en presenteren van reistijden en intensiteiten op geselecteerde provinciale wegen en Rijkswegen in de provincie Noord-Brabant 18 december 2006

Nadere informatie

Inventarisatie evaluaties stedelijk verkeersmanagement

Inventarisatie evaluaties stedelijk verkeersmanagement Inventarisatie evaluaties stedelijk verkeersmanagement Een overzicht van de beschikbare kennis Florence Bloemkolk, Henk Taale 21 juni 2018 Stedelijk verkeersmanagement: wat is het? CROW: Verkeersmanagement

Nadere informatie

Nationaal verkeerskundecongres 2014

Nationaal verkeerskundecongres 2014 Nationaal verkeerskundecongres 2014 Dynamisch verkeersmanagement in Leeuwarden Onderzoek naar de toepassing van dynamisch verkeersmanagementmaatregelen op één van de invalswegen van Leeuwarden. Arjen Kromkamp

Nadere informatie

Haalbaarheidsonderzoek Bereikbaarheid Zuidoostvleugel BrabantStad

Haalbaarheidsonderzoek Bereikbaarheid Zuidoostvleugel BrabantStad Bijlage 1 Haalbaarheidsonderzoek Bereikbaarheid Zuidoostvleugel BrabantStad Inleiding In deze notitie worden de contouren geschetst van een plan van aanpak voor het haalbaarheidsonderzoek Zuidoostvleugel

Nadere informatie

TEN effecten in Den Haag, Duurzaam Dynamisch Verkeersmanagement door integrale afweging van Traffic, Emissie en Noise (TEN) bij inzet van scenario s

TEN effecten in Den Haag, Duurzaam Dynamisch Verkeersmanagement door integrale afweging van Traffic, Emissie en Noise (TEN) bij inzet van scenario s TEN effecten in Den Haag, Duurzaam Dynamisch Verkeersmanagement door integrale afweging van Traffic, Emissie en Noise (TEN) bij inzet van scenario s Tanja Vonk (TNO) Arjen Reijneveld (Gemeente Den Haag)

Nadere informatie

Netwerkbreed gecoördineerd verkeersmanagement in (en om) Den Haag. Arjen Reijneveld Gemeente Den Haag

Netwerkbreed gecoördineerd verkeersmanagement in (en om) Den Haag. Arjen Reijneveld Gemeente Den Haag Netwerkbreed gecoördineerd verkeersmanagement in (en om) Den Haag Arjen Reijneveld Gemeente Den Haag Inhoud begin netwerkbreed verkeersmanagement in Den Haag huidige werkwijze en ervaring doorontwikkeling

Nadere informatie

Nationaal verkeerskundecongres 2016

Nationaal verkeerskundecongres 2016 Nationaal verkeerskundecongres 2016 Van verkeerskundige functies naar eisen aan C-ITS Discussiepaper Henk Taale (Rijkswaterstaat, TrafficQuest en TU Delft) Isabel Wilmink (TNO en TrafficQuest) Aroen Soekroella

Nadere informatie

De auto als actuator

De auto als actuator De auto als actuator Martie van der Vlist Goudappel Coffeng BV mvdvlist@goudappel.nl Rolf Krikke Quest-TC rolf@quest-tc.nl Samenvatting De auto als actuator Communicatiemiddelen in de auto worden gebruikt

Nadere informatie

Berekeningen effecten maatregelenpakket Zuidoostvleugel

Berekeningen effecten maatregelenpakket Zuidoostvleugel Berekeningen effecten maatregelenpakket Zuidoostvleugel Inleiding In het Bereikbaarheidsprogramma Zuidoostvleugel Brabantstad is een maatregelenpakket opgenomen conform de Zevensprong van Verdaas. Dit

Nadere informatie

Visie op overdracht wegen. Provincie Zuid-Holland Dienst Beheer Infrastructuur

Visie op overdracht wegen. Provincie Zuid-Holland Dienst Beheer Infrastructuur Visie op overdracht wegen Provincie Zuid-Holland Dienst Beheer Infrastructuur Versie 2.0: 16 november 2006 Visie op overdracht wegen - definitief - 16 november 2006 2 van 7 Leeswijzer Voor u ligt de notitie

Nadere informatie

Onderwerp: EXIN-H bijdrage voor Nationale Databank Wegverkeergegevens

Onderwerp: EXIN-H bijdrage voor Nationale Databank Wegverkeergegevens Provinciale Staten van Noord-Holland Voordracht 7 Haarlem, 18 december 2007 Onderwerp: EXIN-H bijdrage voor Nationale Databank Wegverkeergegevens Bijlage: Ontwerpbesluit 1. Inleiding. De provincie Noord-Holland

Nadere informatie

Lessen en ervaringen met Geintegreerd Netwerkbreed Verkeersmanagement (GNV) 6 oktober 2016

Lessen en ervaringen met Geintegreerd Netwerkbreed Verkeersmanagement (GNV) 6 oktober 2016 Lessen en ervaringen met Geintegreerd Netwerkbreed Verkeersmanagement (GNV) 6 oktober 2016 Waarom PPA? PPA is geen doel en staat niet op zich! Problemen door verkeer: Milieu: 29,3 miljoen ton CO 2 uitstoot

Nadere informatie

HOLLAND OUTLET MALL De verkeersstudies kritisch beschouwd 8 DECEMBER 2016

HOLLAND OUTLET MALL De verkeersstudies kritisch beschouwd 8 DECEMBER 2016 De verkeersstudies kritisch beschouwd 8 DECEMBER 2016 BESTUURLIJKE SAMENVATTING De komst van een Factory Outlet Centre (Holland Outlet Mall) naar Zoetermeer heeft grote gevolgen voor de bereikbaarheid

Nadere informatie

Basispakket verkeersmanagement Groningen

Basispakket verkeersmanagement Groningen Uitwerking onderdeel verkeersmanagement Groningen Bereikbaar Basispakket verkeersmanagement Groningen Samenwerkingsorganisatie Groningen Bereikbaar (Vastgesteld in stuurgroep Groningen Bereikbaar september

Nadere informatie

Investeringsagenda Weg Portefeuillehouder Verkeer Lode Goossens

Investeringsagenda Weg Portefeuillehouder Verkeer Lode Goossens agendapunt : B-2 vergaderdatum : 19 november 2015 onderwerp : aangemeld door : behandelend ambtenaar : paraaf afdelingshoofd : Investeringsagenda Weg Portefeuillehouder Verkeer Lode Goossens Gevraagde

Nadere informatie

PERSMEDEDELING VAN HET KABINET VAN MINISTER HILDE CREVITS VLAAMS MINISTER VAN MOBILITEIT EN OPENBARE WERKEN 19 november 2009

PERSMEDEDELING VAN HET KABINET VAN MINISTER HILDE CREVITS VLAAMS MINISTER VAN MOBILITEIT EN OPENBARE WERKEN 19 november 2009 PERSMEDEDELING VAN HET KABINET VAN MINISTER HILDE CREVITS VLAAMS MINISTER VAN MOBILITEIT EN OPENBARE WERKEN 19 november 2009 Start dynamisch verkeersmanagement op het knooppunt Gent Met het oog op een

Nadere informatie

Operationeel Netwerkmanagement op regionale schaal: Bundelen van krachten in de regio Zwolle - Kampen

Operationeel Netwerkmanagement op regionale schaal: Bundelen van krachten in de regio Zwolle - Kampen B66 Operationeel Netwerkmanagement op regionale schaal: Bundelen van krachten in de regio Zwolle - Kampen Walter Fransen (DHV BV) Suzanne van Lieshout (DHV BV) Willem Bosch (Gemeente Zwolle) Samenvatting

Nadere informatie

Netwerkbreed gecoördineerd verkeersmanagement in Den Haag Bijdragenummer 51

Netwerkbreed gecoördineerd verkeersmanagement in Den Haag Bijdragenummer 51 Netwerkbreed gecoördineerd verkeersmanagement in Den Haag Bijdragenummer 51 Arjen Reijneveld (Gemeente Den Haag) Samenvatting Den Haag is in 2009 gestart met netwerkbreed verkeersmanagement. Aanvankelijk

Nadere informatie

RTT als ontbrekende schakel in verkeersmanagement

RTT als ontbrekende schakel in verkeersmanagement RTT als ontbrekende schakel in verkeersmanagement Lessen uit 2 jaar regionaal tactisch verkeersmanagement in Noord-Holland Arthur Rietkerk (provincie Noord-Holland) - spreker Guido Hagen (ARCADIS) Jeroen

Nadere informatie

B73a CAR in de provincie Zuid-Holland: verkeersmanagement op alle niveaus

B73a CAR in de provincie Zuid-Holland: verkeersmanagement op alle niveaus B73a CAR in de provincie Zuid-Holland: verkeersmanagement op alle niveaus John Steendijk Provincie Zuid-Holland Jan-Willem Grotenhuis XTNT Samenvatting Coördinatie van Alternatieve Routes (CAR) wordt toegepast

Nadere informatie

Het landelijk verkeersmanagement beraad

Het landelijk verkeersmanagement beraad Het landelijk verkeersmanagement beraad Over de kracht van regionale samenwerking en landelijke afspraken Landelijke WOW dag - Zwolle Terry Albronda - gemeente Groningen Alex Smienk - Rijkswaterstaat VRAAG

Nadere informatie

NETWERKPROGRAMMA BrabantStad Bereikbaar JAARVERSLAG 2007

NETWERKPROGRAMMA BrabantStad Bereikbaar JAARVERSLAG 2007 NETWERKPROGRAMMA BrabantStad Bereikbaar JAARVERSLAG 2007 VOORWOORD Jaarverslag 2007 Netwerkprogramma BrabantStad Hoe houden we BrabantStad bereikbaar? In 2006 zijn de kansen en bedreigingen voor BrabantStad,

Nadere informatie

Werkplaats Mobiliteit en Innovatie

Werkplaats Mobiliteit en Innovatie Werkplaats Mobiliteit en Innovatie Stand van zaken Bereikbaarheidsagenda Regionaal Platform 20 april 2016 Roël Hoppezak Job van den Berg Bereikbaarheid Zuid-Nederland Bidbook, november 2015 Bereikbaarheid

Nadere informatie

Rondweg-Oost N233 Maatregelen treden 3 Um 5 Ladder van Verdaas

Rondweg-Oost N233 Maatregelen treden 3 Um 5 Ladder van Verdaas provincie :: Utrecht Plan van aanpak Rondweg-Oost N233 Maatregelen treden 3 Um 5 Ladder van Verdaas In samenwerking tussen Veenendaal: 23 oktober 2017 Versie: 0.1 Opgesteld door: Maurice Kassing Gemeente

Nadere informatie

Inhoud. Dynamisch Verkeersmanagement Beleidskader Verkeerscentrum Dynamisch Verkeersmanagement Instrumenten

Inhoud. Dynamisch Verkeersmanagement Beleidskader Verkeerscentrum Dynamisch Verkeersmanagement Instrumenten Vlaams Verkeerscentrum Staten-Generaal Vlaanderen Geoland 2 december 2010 Inhoud Dynamisch Verkeersmanagement Beleidskader Verkeerscentrum Dynamisch Verkeersmanagement Instrumenten Mobiliteit op HWN Analyse:

Nadere informatie

N237 Provincie Utrecht: MBO Systeem

N237 Provincie Utrecht: MBO Systeem (Bijdragenr. 54) N237 Provincie Utrecht: MBO Systeem ir. Mark Snoek IT&T Samenvatting Het MBO Systeem van IT&T geeft tijdens de uitgebreide werkzaamheden aan de A28 de Provincie Utrecht inzicht in de realtime

Nadere informatie

Regionale BenuttingsVerkenner

Regionale BenuttingsVerkenner Regionale BenuttingsVerkenner Henk Taale Rijkswaterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer Postbus 1031 3000 BA Rotterdam Tel.: 010 282 5881 e-mail: h.taale@avv.rws.minvenw.nl Marcel Westerman Rijkswaterstaat

Nadere informatie

Verplaatsen in Brabant Samenvatting Kaders en Ambities 2006-2020. Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan Noord-Brabant

Verplaatsen in Brabant Samenvatting Kaders en Ambities 2006-2020. Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan Noord-Brabant Verplaatsen in Brabant Samenvatting Kaders en Ambities 2006-2020 Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan Noord-Brabant Verplaatsen in Brabant Hoe houden we de Brabantse steden bereikbaar? Hoe voorkomen we

Nadere informatie

Filebord op rijks-, provinciale en gemeentelijke wegen

Filebord op rijks-, provinciale en gemeentelijke wegen Filebord op rijks-, provinciale en gemeentelijke wegen Aanpak van files op korte termijn Nota Mobiliteit Een moderne samenleving en mobiliteit zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Met de Nota Mobiliteit

Nadere informatie

Factsheet Verkeer. 1. Inleiding. 2. Ambities. Definities, bestaande wetgeving en beleid

Factsheet Verkeer. 1. Inleiding. 2. Ambities. Definities, bestaande wetgeving en beleid Factsheet Verkeer 1. Inleiding In deze factsheet Verkeer staan de voertuigen en personen centraal die de openbare weg gebruiken. Het gaat hier dus niet om de fysiek aanwezige infrastructuur (die komt aan

Nadere informatie

Discussienotitie Haagse Mobiliteitsagenda

Discussienotitie Haagse Mobiliteitsagenda Discussienotitie Haagse Mobiliteitsagenda Kiezen om ruimte te maken Den Haag 2040 Den Haag is volop in beweging, de stad is in trek. Verwacht wordt dat Den Haag groeit, van 530.000 inwoners in 2017 naar

Nadere informatie

«GEKOMEN 1 6 DEC. 2009

«GEKOMEN 1 6 DEC. 2009 «GEKOMEN 1 6 DEC. 2009 Memo J.W.A. van Dijk Contact T 070-441 7112 F 070-441 7883 jwa.van.dijk@pzh.nl Pr ZUID HoiLAND Datum Aan Statencommissie MKE Paraaf i ti> Wh. Onderwerp Voortgangsrapportage Dynamisch

Nadere informatie

Projectnummer: D Opgesteld door: ing. S Methorst. Ons kenmerk: :B. Kopieën aan:

Projectnummer: D Opgesteld door: ing. S Methorst. Ons kenmerk: :B. Kopieën aan: MEMO ARCADIS NEDERLAND BV Beaulieustraat 22 Postbus 264 6800 AG Arnhem Tel 026 3778 911 Fax 026 3515 235 www.arcadis.nl Onderwerp: Addendum QRA filekans en dynamisch verkeersmanagement behorend bij TVP

Nadere informatie

Pagina 1 13 juni 2013 Connekt

Pagina 1 13 juni 2013 Connekt Pagina 1 13 juni 2013 Connekt Marktversnelling Mobiliteits Informatie (MMI) 13 juni 2013 - Connekt Mark Olivierse Verkeersmanager MAPtm Pagina 2 13 juni 2013 Connekt Verkeersmanagement 2.0: Marktwerking,

Nadere informatie

Programmaplan Bereikbaar Brabant

Programmaplan Bereikbaar Brabant Programmaplan Bereikbaar Brabant 1. Inleiding Hoe houden we Brabant bereikbaar? Hoe zorgen we er voor dat reizigers binnen een acceptabele tijd van A naar B komen en hoe kunnen we het bedrijfsleven garanderen

Nadere informatie

Nieuwe rolverdeling: Uitvoerende taken Wegbeheerder-Markt. Giovanni Huisken & Wim Broeders, MAPtm

Nieuwe rolverdeling: Uitvoerende taken Wegbeheerder-Markt. Giovanni Huisken & Wim Broeders, MAPtm Nieuwe rolverdeling: Uitvoerende taken Wegbeheerder-Markt Giovanni Huisken & Wim Broeders, MAPtm Primaire processen 1 Ontwikkelen beleid Openbaar vervoer Reinigingsdiensten Verkeer Vergunning verstrekken

Nadere informatie

Samenwerkingsverband Regio Eindhoven. Vergadering Dagelijks Bestuur d.d. 22 september 2014

Samenwerkingsverband Regio Eindhoven. Vergadering Dagelijks Bestuur d.d. 22 september 2014 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven Vergadering Dagelijks Bestuur d.d. 22 september 2014 Agendapunt : 3.1.a Portefeuille : Mobiliteit, coördinatie MIRT / gebiedsontwikkeling Midden en Oost, Gulbergen

Nadere informatie

Bereikbaarheidsagenda Zuid-Oost Brabant:

Bereikbaarheidsagenda Zuid-Oost Brabant: BEREIKBAARHEIDSAGENDA ZUID OOST BRABANT BEREIKBAARHEIDSAKKOORD ZUID OOST BRABANT Bereikbaarheidsagenda Zuid-Oost Brabant: Bereikbaarheidsagenda als basis voor een bereikbaarheidsakkoord De directe aanleiding

Nadere informatie

Verkeersplan werk in uitvoering Kempenbaan-Midden

Verkeersplan werk in uitvoering Kempenbaan-Midden Verkeersplan werk in uitvoering Kempenbaan-Midden Inhoud Achtergrondinformatie project Kempenbaan (gedeelte beter benutten) Proces Verkeersplan Werk in Uitvoering Verkeersrelaties: autogebruik, fietsgebruik

Nadere informatie

Regelscenario Strandverkeer Scheveningen. Dynamisch Verkeersmanagement (DVM)

Regelscenario Strandverkeer Scheveningen. Dynamisch Verkeersmanagement (DVM) Regelscenario Strandverkeer Scheveningen Dynamisch Verkeersmanagement (DVM) Datum: Maart 2012 Status: Definitief Gemeente Den Haag Dienst Stedelijke Ontwikkeling DVM Regelscenario s Strandverkeer Scheveningen

Nadere informatie

Aan de raad AGENDAPUNT NR. 4. Doetinchem, 6 juni 2012 ALDUS VASTGESTELD 14 JUNI 2012. Krediet oostelijke randweg en aanpassing Ondernemingsweg

Aan de raad AGENDAPUNT NR. 4. Doetinchem, 6 juni 2012 ALDUS VASTGESTELD 14 JUNI 2012. Krediet oostelijke randweg en aanpassing Ondernemingsweg Aan de raad AGENDAPUNT NR. 4 ALDUS VASTGESTELD 14 JUNI 2012 Krediet oostelijke randweg en aanpassing Ondernemingsweg Voorstel: 1. Een krediet van 24.250.000,- beschikbaar stellen voor aanleg van de oostelijke

Nadere informatie

Regiodesk Zuid-Holland: effectiviteit op simpele wijze getoetst

Regiodesk Zuid-Holland: effectiviteit op simpele wijze getoetst Regiodesk Zuid-Holland: effectiviteit op simpele wijze getoetst Henk Meurs MuConsult/Radboud Universiteit h.meurs@muconsult.nl Lieke Berghout Regionaal samenwerkingsverband Bereik! l.berghout@bereiknu.nl

Nadere informatie

Statenmededeling aan Provinciale Staten

Statenmededeling aan Provinciale Staten Statenmededeling aan Provinciale Staten Onderwerp Toezegging doorkijk en financieel inzicht (H)OV-netwerk BrabantStad 2016-2025 Aan Provinciale Staten van Noord-Brabant Kennisnemen van De voortgang, de

Nadere informatie

Verkeersmanagement in de praktijk

Verkeersmanagement in de praktijk 6/8/2016 Verkeersmanagement in de praktijk De civiele ingenieur in The Matrix 1 19 mei 2016 Introductie (1) Niels van den Brink Senior adviseur verkeer & omgeving Co-auteur van de werkwijzer Minder Hinder

Nadere informatie

MIRT-Verkenning A67 Leenderheide - Zaarderheiken. Inloopbijeenkomsten 19 april 2018, Sevenum

MIRT-Verkenning A67 Leenderheide - Zaarderheiken. Inloopbijeenkomsten 19 april 2018, Sevenum MIRT-Verkenning A67 Leenderheide - Zaarderheiken Inloopbijeenkomsten 19 april 2018, Sevenum Inhoud Waar staan we? Uitwerking alternatieven: wegontwerp Uitwerking alternatieven: smart mobility Onderzoek

Nadere informatie

De Praktijkproef Voertuigdata. Edoardo Felici 12 oktober 2017

De Praktijkproef Voertuigdata. Edoardo Felici 12 oktober 2017 De Praktijkproef Voertuigdata Edoardo Felici 12 oktober 2017 NDW: een uniek samenwerkingsverband Slide 2 NDW: een uniek samenwerkingsverband Shared service organisatie op het gebied van inkoop, verwerking

Nadere informatie

1 Inleiding. 2 Interne wegenstructuur. Kerkdriel Noord. Gemeente Maasdriel. Verkeerseffecten woningen fase 1. 18 september 2015 MDL013/Fdf/0074.

1 Inleiding. 2 Interne wegenstructuur. Kerkdriel Noord. Gemeente Maasdriel. Verkeerseffecten woningen fase 1. 18 september 2015 MDL013/Fdf/0074. Deventer Den Haag Eindhoven Snipperlingsdijk 4 Casuariestraat 9a Flight Forum 92-94 7417 BJ Deventer 2511 VB Den Haag 5657 DC Eindhoven T +31 (0)570 666 222 F +31 (0)570 666 888 Leeuwarden Amsterdam Postbus

Nadere informatie

Samenvatting Afwegingskader

Samenvatting Afwegingskader Samenvatting Afwegingskader Dit is een samenvatting van het opgestelde en vastgestelde document Afwegingskader Noordoostcorridor. Dit geeft weer welk proces is doorlopen om te komen tot de uiteindelijke

Nadere informatie

Statenmededeling. 1. De provincie Noord-Brabant onderschrijft de doelen uit de notitie Contouren Toekomstbeeld OV 2040.

Statenmededeling. 1. De provincie Noord-Brabant onderschrijft de doelen uit de notitie Contouren Toekomstbeeld OV 2040. Statenmededeling Onderwerp Contourennota Toekomstbeeld OV 2040 Aan Provinciale Staten van Noord-Brabant, Kennisnemen van De landelijke Contouren Toekomstbeeld OV, een belangrijk vervolgdocument in het

Nadere informatie

Evaluatie reisinformatie Noord-Brabant

Evaluatie reisinformatie Noord-Brabant Evaluatie reisinformatie Noord-Brabant Matthijs Dicke-Ogenia Goudappel Coffeng mdicke-ogenia@goudappel.nl Michael van Egeraat Provincie Noord Brabant mvegeraat@brabant.nl Bijdrage aan het Colloquium Vervoersplanologisch

Nadere informatie

Bijdrage 65. RTT als ontbrekende schakel in regionaal verkeersmanagement?

Bijdrage 65. RTT als ontbrekende schakel in regionaal verkeersmanagement? Bijdrage 65 RTT als ontbrekende schakel in regionaal verkeersmanagement? Lessen uit 2 jaar regionaal tactisch verkeersmanagement in Noord-Holland Arthur Rietkerk, Provincie Noord-Holland Guido Hagen, ARCADIS

Nadere informatie

Regionale ScenarioBouwer

Regionale ScenarioBouwer Agenda Regionale ScenarioBouwer Het concept, en eisen aan het instrumentarium RAND Europe en TNO in opdracht van AVV PLATOS colloquium Presentatie: Rik van Grol (Significance) 14 maart 2007 Inleiding Het

Nadere informatie

Handreiking luchtkwaliteit gevoelige bestemmingen Noord-Brabant

Handreiking luchtkwaliteit gevoelige bestemmingen Noord-Brabant Handreiking luchtkwaliteit gevoelige bestemmingen Noord-Brabant Het Bestuurlijk B5 Milieu heeft in september 2012 het Plan van Aanpak Gezonde Luchtkwaliteit vastgesteld. Eén van de acties die we daarin

Nadere informatie

MIRT-procedure. Initiatief Verkenning Planuitwerking Realisatie Beheer

MIRT-procedure. Initiatief Verkenning Planuitwerking Realisatie Beheer MIRT-procedure #onzea2 Initiatief Verkenning Planuitwerking Realisatie Beheer Definiëring en afbakening van het probleem en het proces van de verkenningsfase Kern van de verkenningsfase is trechteren:

Nadere informatie

Werkplaats Mobiliteit en Innovatie

Werkplaats Mobiliteit en Innovatie Werkplaats Mobiliteit en Innovatie Bereikbaarheidsagenda Raadsledenbijeenkomst 6 april 2016 Roël Hoppezak Job van den Berg Bereikbaarheid Zuid-Nederland Bidbook Bereikbaarheid Zuid-Nederland: Samen, slim,

Nadere informatie

Raadsvoorstel AGENDAPUNT NO. 9. Voorstel tot het vaststellen van de fietsbeleidsnota Fiets, een natuurlijke concurrent.

Raadsvoorstel AGENDAPUNT NO. 9. Voorstel tot het vaststellen van de fietsbeleidsnota Fiets, een natuurlijke concurrent. Raadsvoorstel Voorstel tot het vaststellen van de fietsbeleidsnota Fiets, een natuurlijke concurrent. AGENDAPUNT NO. 9. AAN DE RAAD Samenvatting Vanuit het ministerie van Infrastructuur en Milieu is met

Nadere informatie

Bijdragenr. 32. Verkeerskundig beheer van verkeerslichten en andere verkeerssystemen

Bijdragenr. 32. Verkeerskundig beheer van verkeerslichten en andere verkeerssystemen Bijdragenr. 32 Verkeerskundig beheer van verkeerslichten en andere verkeerssystemen ****** Erna Schol (Rijkswaterstaat Dienst Verkeer en Scheepvaart, Groene Golf Team) Emile Oostenbrink (CROW) Samenvatting

Nadere informatie

Strategische MobiliteitsAgenda

Strategische MobiliteitsAgenda Strategische MobiliteitsAgenda Eindhoven 2012-2025 2025 Verkeersavond Stratum Dinsdag 22 november 2011 Eindhoven 2040! Dynamische stad met menselijke maat (Stadsvisie 2040) Aantrekkelijk voor wonen, werken,

Nadere informatie

1. Welke knelpunten staan een betere benutting/doorstroming op de genoemde wegen momenteel in de weg?

1. Welke knelpunten staan een betere benutting/doorstroming op de genoemde wegen momenteel in de weg? NoLogo MEMO Aan Van Kopie Dossier Project Betreft : Tobias Dander (Raad voor Verkeer en Waterstaat) : Pieter Prins (senior adviseur Dynamisch Verkeersmanagement) en Pieter Tanja (senior adviseur Duurzame

Nadere informatie

VVP 2005 VVP 2005 VVP 2005. De kaders voor het Verkeers- en Vervoerbeleid 2005-2015 van de gemeente Amersfoort

VVP 2005 VVP 2005 VVP 2005. De kaders voor het Verkeers- en Vervoerbeleid 2005-2015 van de gemeente Amersfoort 4 4 De kaders voor het Verkeers- en Vervoerbeleid 2005-2015 van de gemeente Amersfoort Bereikbaar en bewegen Voorwoord van H. Brink, Wethouder verkeer gemeente Amersfoort Hoe houden we Amersfoort bereikbaar

Nadere informatie

Waarom een evenementenvervoerplan?

Waarom een evenementenvervoerplan? Waarom een evenementenvervoerplan? VSV Mobiliteitsacademie 17 november 2014 Scelta Mobility Mobiliteitsbureau Oplossingen op maat voor: Evenementen Recreatieve locaties: toerisme, cultuurhuizen, Tijdelijke

Nadere informatie

Beter Benutten. Dennis Hijkoop. 21 april 2015

Beter Benutten. Dennis Hijkoop. 21 april 2015 Beter Benutten Dennis Hijkoop 21 april 2015 Tabel 1: Deelnemers werksessie ITS Evenementen No. Naam e-mail Regio 1. Patrick van Norden p.vannorden@mrdh.nl Rotterdam - Den Haag 2. Terry Albronda terry.albronda@groningen.nl

Nadere informatie

Aansluiting Westraven Utrecht

Aansluiting Westraven Utrecht 3 Aansluiting Westraven Utrecht Onderzoek naar de doorstroming en veiligheid op de kruispunten ten zuiden van de A12 bij Westraven Datum 06-07-2010 Status Definitief Colofon Uitgegeven door: In opdracht

Nadere informatie

Pagina 1 12 juni 2013 Marktwerking RVM

Pagina 1 12 juni 2013 Marktwerking RVM Pagina 1 12 juni 2013 Marktwerking RVM Marktwerking RVM Dienst op maat Steven Boerma 12 juni 2013 DRIP s Den Haag Advies Noord-Brabant Less is more Pagina 2 12 juni 2013 Marktwerking RVM Maar eerst een

Nadere informatie

Rotterdam, een bereikbare haven

Rotterdam, een bereikbare haven Bereikbaarheid van de haven Rotterdam, een bereikbare haven Platos colloquium 5 maart 2008 Maurits van Schuylenburg HbR Jop Vlaar TUD Goede achterlandbereikbaarheid is van vitaal belang voor de doorvoer-

Nadere informatie

Beheer en verkeerscentrales provincies en (kleine) gemeentes

Beheer en verkeerscentrales provincies en (kleine) gemeentes 15 februari 2012, Studiedag verkeerslichten Beheer en verkeerscentrales provincies en (kleine) gemeentes Albert van Leeuwen 1 Inhoud presentatie: Geschiedenis beheercentrales Welk beleid zit er achter

Nadere informatie

MobiMaestro /verkeersmanagement in steden en provinciën

MobiMaestro /verkeersmanagement in steden en provinciën MobiMaestro /verkeersmanagement in steden en provinciën >the right development >nederlands MobiMaestro /hoe creëer je doorstroming? Het wegverkeer groeit; steden en provinciale wegen krijgen steeds vaker

Nadere informatie

OWTB-2017 Europaplein e.o. Bewoners Barkmolenstraat 1 mei 2017

OWTB-2017 Europaplein e.o. Bewoners Barkmolenstraat 1 mei 2017 OWTB-2017 Europaplein e.o. Bewoners Barkmolenstraat 1 mei 2017 Inhoud presentatie Inleiding Ontwerp tracébesluit wijziging 2017 (OWTB-2017) Europaplein Effecten Verkeer Luchtkwaliteit Geluid Vervolg Aanpak

Nadere informatie

Informatiemap m.e.r. Sloeweg (N62) Resultaten van de haalbaarheidsstudie

Informatiemap m.e.r. Sloeweg (N62) Resultaten van de haalbaarheidsstudie Informatiemap m.e.r. Sloeweg (N62) Resultaten van de haalbaarheidsstudie Inhoud Deel I Achtergronden... 3 Waarom deze m.e.r.-studie?... 3 Wat zijn de knelpunten op de Sloeweg?... 3 Welke stappen zijn

Nadere informatie

VRIJGAVE INSPRAAK FIETSVERBINDING KRUISPUNT WALDORPSTRAAT-VIADUCTWEG (ONDERDEEL STERFIETSROUTE RIJSWIJK/DELFT)

VRIJGAVE INSPRAAK FIETSVERBINDING KRUISPUNT WALDORPSTRAAT-VIADUCTWEG (ONDERDEEL STERFIETSROUTE RIJSWIJK/DELFT) RIS297062 VRIJGAVE INSPRAAK FIETSVERBINDING KRUISPUNT WALDORPSTRAAT-VIADUCTWEG (ONDERDEEL STERFIETSROUTE RIJSWIJK/DELFT) Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, overwegende dat: - het

Nadere informatie

3 Witteveen & Bos Provincie Noord-Brabant

3 Witteveen & Bos Provincie Noord-Brabant 3 Witteveen & Bos Provincie Noord-Brabant Toedeling van het transport van gevaarlijke stoffen aan de N279 tussen Den Bosch en Asten Schoemakerstraat 97c 2628 VK Delft Postbus 5044 2600 GA Delft T (088)

Nadere informatie

Nationaal verkeerskundecongres 2015

Nationaal verkeerskundecongres 2015 Nationaal verkeerskundecongres 2015 Discussiepaper Stedelijk Verkeersmanagement Ben Immers Henk Taale Ronald van Katwijk Samenvatting Steden groeien weer en gerelateerd daaraan groeit de stedelijke mobiliteitsproblematiek.

Nadere informatie

Gecoördineerd Netwerkbreed Verkeersmanagement (GNV) in de praktijk

Gecoördineerd Netwerkbreed Verkeersmanagement (GNV) in de praktijk Gecoördineerd Netwerkbreed Verkeersmanagement (GNV) in de praktijk Willem Mak (Senior verkeerskundige Vialis bv) Samenvatting Gecoördineerd Netwerkbreed Verkeersmanagement (GNV) is in potentie een kansrijk

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Plesmanweg 1-6 2597 JG Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag T 070-456 0000

Nadere informatie

De Stuurgroep van het Programma A2 Deil Vught is op 4 juli weer bijeen geweest en heeft de volgende besluiten genomen:

De Stuurgroep van het Programma A2 Deil Vught is op 4 juli weer bijeen geweest en heeft de volgende besluiten genomen: Nieuwsbrief Programma A2 Deil- s-hertogenbosch Vught nummer 6 In deze nieuwbrief houden we u weer op de hoogte van de ontwikkelingen rond het Programma A2 Deil-Vught. We staan uitgebreid stil bij de voortgang

Nadere informatie

Samenwerkingsovereenkomst BrabantStad NS Groep N.V.

Samenwerkingsovereenkomst BrabantStad NS Groep N.V. Samenwerkingsovereenkomst BrabantStad NS Groep N.V. 7 oktober 2005 Samenwerkingsovereenkomst BrabantStad - NS Groep N.V. De hieronder aangegeven partijen De Provincie Noord-Brabant in haar hoedanigheid

Nadere informatie

Bijlage 1. Spookfiles. Wat is het probleem?

Bijlage 1. Spookfiles. Wat is het probleem? Bijlage 1 Deze bijlage geeft ter illustratie een (niet limitatief) overzicht van een aantal projecten dat wordt uitgevoerd op het gebied van ITS (Intelligente Transportsystemen) voor het wegverkeer. Spookfiles

Nadere informatie

Nationaal verkeerskundecongres 2015

Nationaal verkeerskundecongres 2015 Nationaal verkeerskundecongres 2015 Meldsysteem wegwerkmeldingen en evenementen in een nieuw jasje Klaas Friso (DAT.Mobility) Samenvatting Het belang van meldsystemen van wegwerkzaamheden en evenementen

Nadere informatie

Onderwerp préverkenning Internationale Ring Den Haag

Onderwerp préverkenning Internationale Ring Den Haag Wethouder van Verkeer, Binckhorst, Binnenstad en Milieu P.W.M. Smit Gemeente Den Haag Retouradres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag Aan de Voorzitter van de Commissie Verkeer, Milieu en Leefomgeving Uw

Nadere informatie

Verkeerstromenanalyse A13 afrit 9. Presentatie: Job Punt (Ruimte Advies) en Paul Kokx (Stedelijk Team)

Verkeerstromenanalyse A13 afrit 9. Presentatie: Job Punt (Ruimte Advies) en Paul Kokx (Stedelijk Team) Verkeerstromenanalyse A13 afrit 9 Presentatie: Job Punt (Ruimte Advies) en Paul Kokx (Stedelijk Team) Opbouw presentatie 1. Aanleiding 2. Huidige situatie 3. Analyse 4. Kortetermijnmaatregelen 5. Effecten

Nadere informatie

Roadmap Provincie Utrecht. d.m.v. innovatieve kennis-en diensteneconomie topregio zijn op gebied van mobiliteit

Roadmap Provincie Utrecht. d.m.v. innovatieve kennis-en diensteneconomie topregio zijn op gebied van mobiliteit Roadmap Provincie Utrecht d.m.v. innovatieve kennis-en diensteneconomie topregio zijn op gebied van mobiliteit 1 Status presentatie Gemaakt voor het Programma icentrale Nog niet bestuurlijk vastgesteld

Nadere informatie

de haven, en maatregelen die uit dit Masterplan volgen direct een MIRT-planstudie (of vergelijkbaar proces) kan starten.

de haven, en maatregelen die uit dit Masterplan volgen direct een MIRT-planstudie (of vergelijkbaar proces) kan starten. RANDSTADURGENT REGIO ROTTERDAM EN HAVEN: DUURZAAM BEREIKBAAR (MIRT-VERKENNING RUIT ROTTERDAM) DOEL Het project REGIO ROTIERDAM EN HAVEN: DUURZAAM BEREIKBAAR (MIRT-Verkenning Ruit Rotterdam) heeft 2 doelen.

Nadere informatie

Aanbod, gebruik en reistijdverlies hoofdwegennet,

Aanbod, gebruik en reistijdverlies hoofdwegennet, Indicator 6 september 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Tussen 2000 en 2017 is het

Nadere informatie

De toekomst met (verkeers)data. Bob Veenbrink 11 oktober 2017

De toekomst met (verkeers)data. Bob Veenbrink 11 oktober 2017 De toekomst met (verkeers)data Bob Veenbrink 11 oktober 2017 Inhoud 1. Wat is de Nationale Databank Wegverkeersgegevens? 2. Van wegkantapparatuur naar mobiele bronnen 3. Doorontwikkeling van Floating Car

Nadere informatie

Mededeling van het college aan de gemeenteraad (2013-119)

Mededeling van het college aan de gemeenteraad (2013-119) Onderwerp: Nota verkeerslichten 2013 Portefeuillehouder: Wethouder Drenth Datum: 24 oktober 2013 Aanleiding voor de mededeling Doetinchem werkt hard aan het verbeteren van haar bereikbaarheid. Het is daarbij

Nadere informatie

Landelijk Verkeersmanagement Beraad

Landelijk Verkeersmanagement Beraad Landelijk Verkeersmanagement Beraad Landelijke tafel voor verkeersmanagement Dit is een uitgave van Rijkswaterstaat Kijk voor meer informatie op www.rijkswaterstaat.nl of bel 0800-8002 (ma t/m zo 06.00-22.30

Nadere informatie

LVMB-thematafel Stedelijk Verkeersmanagement

LVMB-thematafel Stedelijk Verkeersmanagement LVMB-thematafel Stedelijk Verkeersmanagement Stand van zaken Henk Taale 5 juli 2018 Programma Leiden 09.30-10.00 uur: Inloop en koffie 10.00-10.15 uur: Terugblik en stand van zaken 10.15-10.35 uur: Conceptueel

Nadere informatie

Stappenplan nieuwe Dorpsschool

Stappenplan nieuwe Dorpsschool Stappenplan nieuwe Dorpsschool 10 juni 2014 1 Inleiding Het college van burgemeester en wethouders heeft op 10 juni 2014 dit stappenplan vastgesteld waarin op hoofdlijnen is weergegeven op welke wijze

Nadere informatie

N237: MBO Systeem. Agenda. Aanleiding en gevolgen. Van inzicht naar beslissing: Performance Indicatoren (PI)

N237: MBO Systeem. Agenda. Aanleiding en gevolgen. Van inzicht naar beslissing: Performance Indicatoren (PI) N237 Provincie Utrecht Monitoring en Beslissing Ondersteunend Systeem ir. Mark Snoek Agenda Aanleiding en gevolgen Van inzicht naar beslissing: Performance Indicatoren (PI) Automatische beoordeling op

Nadere informatie

Dit zijn belangrijke criteria voor de bereikbaarheid van het regionale bedrijventerrein Laarberg.

Dit zijn belangrijke criteria voor de bereikbaarheid van het regionale bedrijventerrein Laarberg. Memo Van : Maarten Minkjan, Monique de Jong, Zeno van Raan Aan : Burgemeester en wethouders van de gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk Datum : 18 april 2017 Onderwerp : Oost-west verbinding

Nadere informatie

Innoveren met Floating Car Data. Edoardo Felici 29 juni 2017

Innoveren met Floating Car Data. Edoardo Felici 29 juni 2017 Innoveren met Floating Car Data Edoardo Felici 29 juni 2017 NDW: een uniek samenwerkingsverband Slide 2 NDW: een uniek samenwerkingsverband Shared service organisatie op het gebied van inkoop, verwerking

Nadere informatie

Adviescommissies VA & EV MRDH

Adviescommissies VA & EV MRDH ANALYSE- & OPLOSSINGSRICHTINGENFASE MIRT ONDERZOEK BEREIKBAARHEID ROTTERDAM DEN HAAG Adviescommissies VA & EV MRDH 12 april 2017 Investeringsstrategie MRDH RIJK -> MIRT: Samenhang strategische trajecten

Nadere informatie

gemeente Eindhoven 12R4826 RaadsvoorstelOndertekening concept gebiedsakkoord Grenscorridor N69

gemeente Eindhoven 12R4826 RaadsvoorstelOndertekening concept gebiedsakkoord Grenscorridor N69 gemeente Eindhoven Raadsnummer Inboeknummer 12R4826 12bst00600 Beslisdatum B&W 03 april 2012 Dossiernummer 12.14.351 RaadsvoorstelOndertekening concept gebiedsakkoord Grenscorridor N69 Inleiding Na twee

Nadere informatie

Gelet op: - Artikelen 7 en 9 van de Wegenwet op grond waarvan de gemeenteraad bevoegd is een onttrekkingsbesluit te nemen.

Gelet op: - Artikelen 7 en 9 van de Wegenwet op grond waarvan de gemeenteraad bevoegd is een onttrekkingsbesluit te nemen. Besluit tot definitieve onttrekking aan de openbaarheid van de (voormalige) spoorwegovergang Bakhuisdreef (tussen Bakhuisdreef en Kapelweg/Voorstraat) in Boxtel. Het voorliggende besluit tot de definitieve

Nadere informatie

Water. Wegen. Werken. Rijkswaterstaat.

Water. Wegen. Werken. Rijkswaterstaat. Water. Wegen. Werken.. Workshop "Privacy en geo-informatie: een onmogelijke combinatie!? Gebruik van Geo-informatie bij in Verkeersmanagement ir Jose A. Hernandez Procesmanager Verkeerscentrum Nederland

Nadere informatie

Handreiking. Schoolondersteuningsprofiel. Passenderwijs

Handreiking. Schoolondersteuningsprofiel. Passenderwijs Handreiking Schoolondersteuningsprofiel Passenderwijs Het schoolondersteuningsprofiel is met de komst van passend onderwijs als verplicht document voor elke basisschool ingevoerd. In dit document beschrijft

Nadere informatie

Hoe gebeurt de beoordeling van de verschillende alternatieven?

Hoe gebeurt de beoordeling van de verschillende alternatieven? Hoe gebeurt de beoordeling van de verschillende alternatieven? De beoordeling voor de discipline MENS-MOBILITEIT gebeurde op vlak van de doelstellingen van het MASTERPLAN 2020: verbeteren van de bereikbaarheid

Nadere informatie