Grammatica & oefeningen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Grammatica & oefeningen"

Transcriptie

1 Grammatica & oefeningen

2

3 Inhoudsopgave: grammatica en oefeningen zwakke werkwoorden 172 sterke werkwoorden 180 onregelmatige werkwoorden 188 gebiedende wijs en aanvoegende wijs 194 naamvallen van bepalend lidwoord en persoonlijk voornaamwoord 196 naamvallen en zinsontleding 200 naamvallen van bepalend lidwoord en persoonlijk voornaamwoord 202 naamvallen van bepalend lidwoord en persoonlijk voornaamwoord en zinsontleding 203 de "der-" en de "ein-gruppe" 204 het geslacht van het zelfstandig naamwoord 208 hoofdregels meervoudsvorming 210 meervoudsvorming: uitzonderingen mannelijk 212 meervoudsvorming: uitzonderingen onzijdig 214 meervoudsvorming: uitzonderingen vrouwelijk 216 meervoudsvorming: hoofdregels en uitzonderingen 217 hoofdtelwoorden en rangtelwoorden 218 voorzetsels, werkwoorden en constructies met altijd de 3e of altijd de 4e naamval 220 voorzetsels met soms de 3e en soms de 4e naamval 222 vragend voornaamwoord, wederkerend voornaamwoord 224 voegwoord 225 spelling, zinsconstructies en s schrijven Grammatica

4 HET ZWAKKE WERKWOORD (1) Bij de zwakke werkwoorden gaan we steeds uit van 3 stamtijden: 1. hele werkwoord (infinitief) zahlen 2. verleden tijd zahlte 3. voltooid deelwoord gezahlt De kenmerken van een zwak werkwoord 1. in de verleden tijd - geen stamklinkerverandering (zahlte) - uitgang met behulp van - te (zahlte) 2. bij het voltooid deelwoord - eindigt altijd op -t (gezahlt) Bij de vervoeging van de werkwoorden gaan we altijd uit van de volgende personen : ich ik wir wij du jij ihr jullie er hij enkelvoud sie zij meervoud sie zij Sie u es het Let op! sie: zij - vrouwelijk enkelvoud zij - meervoud Sie u - beleefdheidsvorm Wanneer we een zwak werkwoord gaan vervoegen, gaan we steeds uit van de stam. We vinden de stam van een werkwoord door -en van het hele werkwoord af te halen. zahlen stam zahlbestellen stam bestellbegrüßen stam begrüß- Daarachter volgen dan de uitgangen van ich, du etc. Groep 1 De onvoltooid tegenwoordige tijd ( o.t.t.) zahlen (betalen) bestellen (bestellen) ich zahl - e ich bestell - e du zahl - st du bestell - st er/sie/es zahl - t er/sie/es bestell - t wir zahl - en wir bestell - en ihr zahl - t ihr bestell - t sie/sie zahl - en sie/sie bestell - en Let op! Wanneer de stam van het werkwoord eindigt op een sis-klank (-sch, -s, -ss, -ß, -z), dan krijgt de du-vorm alleen maar -t: du wünscht, du reist, du verpasst, du begrüßt, du setzt. Grammatica 172 zwakke werkwoorden

5 Aufgabe G1 Het zwakke werkwoord Vervoeg de volgende werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.). besuchen (bezoeken) wohnen (wonen) reisen (reizen) ich du er/sie/es wir ihr sie/sie schicken (sturen) sagen (zeggen) begrüßen (begroeten) ich du er/sie/es wir ihr sie/sie zwakke werkwoorden 173 Grammatica

6 De onvoltooid verleden tijd ( o.v.t.) zahlen (betalen) bestellen (bestellen) ich zahl - te ich bestell - te du zahl - test du bestell - test er/sie/es zahl - te er/sie/es bestell - te wir zahl - ten wir bestell - ten ihr zahl - tet ihr bestell - tet sie/sie zahl - ten sie/sie bestell - ten Let op! In de verleden tijd hebben de ich- en de er-vorm altijd dezelfde uitgang. Aufgabe G2 Het zwakke werkwoord Vervoeg de volgende werkwoorden in de onvoltooid verleden tijd. besuchen (bezoeken) wohnen (wonen) reisen (reizen) ich du er/sie/es wir ihr sie/sie wünschen (wensen) sagen (zeggen) begrüßen (begroeten) ich du er/sie/es wir ihr sie/sie Grammatica 174 zwakke werkwoorden

7 Aufgabe G3 Het zwakke werkwoord Vervoeg de zwakke werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd of in de onvoltooid verleden tijd. 1. Ich weiß nicht, wie viel er gestern für dieses Getränk. bezahlen (o.v.t.) 2. Hallo? Herr Vandersteen gerade. telefonieren (o.t.t.) 3. Die Rezeptionistin uns eine gute Nacht. wünschen (o.v.t.) 4. Ich mal im Computer, was noch frei ist. schauen (o.t.t.) 5. Die Gäste aus Berlin waren ganz nett; sie uns sogar schicken (o.v.t.) noch eine Karte! 6. Warum du nicht? Bist du so müde? tanzen (o.t.t.) 7. Meine Damen und Herren, ich Sie herzlich! begrüßen (o.t.t.) 8. Ich habe gehört, dass du morgen mit Freunden nach Venedig. reisen (o.t.t.) 9. du deine Eltern, ob sie das Formular? fragen/ausfüllen (o.t.t) 10. Der Gast war böse, denn der Fernseher nicht. funktionieren (o.v.t.) 11. Entschuldigung, dass ich Sie, aber es war dringend! stören (o.v.t.) 12. Was du dir zu Weihnachten? wünschen (o.t.t.) 13. Guten Tag, Herr Böhm, Sie heute Morgen reservieren (o.v.t.) eine Suite und jetzt erst sehe ich, dass das nicht möglich ist. Es tut mir Leid. 14. ihr gestern den ganzen Tag Tennis? spielen (o.v.t.) 15. Kannst du mir sagen, in welchem Ort du? wohnen (o.t.t.) 16. In Hannover er Tourismus an einer Berufsschule. studieren (o.v.t.) 17. Mach schnell, sonst du den Zug! verpassen (o.t.t.) 18. Wir schon vor einer halben Stunde zwei Cola bestellen (o.v.t.) und ein Glas Wein. Sie uns vielleicht nicht? hören (o.v.t.) 19. du mal, wo deine kleine Schwester ist? gucken (o.t.t.) 20. Sie uns bitte, wie spät Sie und Ihre Frau nächste mitteilen (o.t.t.) Woche Donnerstag? anreisen (o.t.t.) zwakke werkwoorden 175 Grammatica

8 HET ZWAKKE WERKWOORD (2) Groep 2 Zwakke werkwoorden, waarvan de stam eindigt op -d, -t of -n: red-en wart-en öffn-en onvoltooid tegenwoordige tijd ( o.t.t.) reden (praten) warten (wachten) öffnen (openen) ich red - e ich wart - e ich öffn - e du red - est du wart - est du öffn - est er/sie/es red - et er/sie/es wart - et er/sie/es öffn - et wir red - en wir wart - en wir öffn - en ihr red - et ihr wart - et ihr öffn - et sie/sie red - en sie/sie wart - en sie/sie öffn - en onvoltooid verleden tijd ( o.v.t.) ich red - ete ich wart - ete ich öffn - ete du red - etest du wart - etest du öffn - etest er/sie/es red - ete er/sie/es wart - ete er/sie/es öffn - ete wir red - eten wir wart - eten wir öffn - eten ihr red - etet ihr wart - etet ihr öffn - etet sie/sie red - eten sie/sie wart - eten sie/sie öffn - eten Let op! In de tegenwoordige tijd bij du, er/sie/es en ihr: extra -e In de verleden tijd bij alle personen: extra -e In de verleden tijd hebben de ich- en de er-vorm altijd dezelfde uitgang. Grammatica 176 zwakke werkwoorden

9 Aufgabe G4 Het zwakke werkwoord Vervoeg de volgende werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd en de onvoltooid verleden tijd. onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) melden (melden) antworten (antwoorden) zeichnen (tekenen) ich du er/sie/es wir ihr sie/sie onvoltooid verleden tijd (o.v.t.) ich du er/sie/es wir ihr sie/sie zwakke werkwoorden 177 Grammatica

10 Aufgabe G5 Het zwakke werkwoord Vervoeg de zwakke werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd of in de onvoltooid verleden tijd. 1. Ich heute Morgen mehr als eine Stunde auf ein Taxi! warten (o.v.t.) 2. Jeder Gast sich bei Ankunft an der Rezeption. anmelden (o.t.t.) 3. Als wir in Paris waren, es die ganze Woche. regnen (o.v.t.) 4. Das Einzelzimmer 85,- Euro pro Nacht, inklusive Frühstück. kosten (o.t.t.) 5. Ich schickte Ihnen Montag eine , aber Sie beantworten (o.v.t.) diese nicht. 6. Der Bürgermeister morgen das neue Museum. eröffnen (o.t.t.) 7. Das Flugzeug gestern erst um Uhr. landen (o.v.t.) 8. Wo ihr, wenn ihr unsere Stadt besucht? übernachten (o.t.t.) 9. Der Reiseleiter sehr ausführlich über die Stadt Rom. reden (o.v.t.) 10. Ich weiß wirklich nicht, was "Pauschalreise". bedeuten (o.t.t.) 11. Als wir auf der Insel Santorini waren, wir ein Auto. mieten (o.v.t.) 12. Mein Kollege, Herr Winkens, Ihnen die Tür der Sauna. öffnen (o.t.t.) 13. Nachdem ich dann die Frage gestellt habe, ihr antworten (o.t.t.) so schnell wie möglich, okay? 14. Warum Sie den Verlust der Kamera nicht bei der Polizei? melden (o.v.t.) 15. Du aber wunderschön! zeichnen (o.t.t.) 16. Seit einem Jahr Frau Denys die Abteilung Reservierungen. leiten (o.t.t.) 17. Es war unglaublich, dass wir uns in London. begegnen (o.v.t.) 18. Sie möchten, dass ich zuerst, was ein Mietwagen berechnen (o.t.t.) für 3 Tage? kosten (o.t.t.) 19. Meine Tochter vergangene Nacht sehr. Ich muss mit ihr husten (o.v.t.) zum Arzt. 20. Diese Familie jeden Sommer in Südfrankreich auf zelten (o.t.t.) einem Campingplatz in der Nähe von Nizza. Grammatica 178 zwakke werkwoorden

11 HET ZWAKKE WERKWOORD - HET VOLTOOID DEELWOORD Het voltooid deelwoord van het zwakke werkwoord bestaat uit 3 gedeelten: ge - + stam + -(e)t buchen ge- buch- t reden ge- red- et warten ge- wart- et öffnen ge-öffn- et Bij een voltooid deelwoord staat altijd een vorm van de werkwoorden "hebben" of "zijn". haben (hebben) sein (zijn) ich habe ich bin du hast du bist er/sie/es hat er/sie/es ist wir haben wir sind ihr habt ihr seid sie/sie haben sie/sie sind Let op! Er zijn ook zwakke werkwoorden met een voltooid deelwoord zonder ge - 1. werkwoorden, die eindigen op -ieren Wir haben das Zimmer für Sie reserviert. 2. zwakke werkwoorden, waarbij de klemtoon niet op de 1e lettergreep valt Haben Sie das Stadtmuseum besucht? Aufgabe G6 Het zwakke werkwoord - voltooid deelwoord Vul het voltooid deelwoord in. 1. Sie haben unsere noch immer nicht. beantworten 2. Es tut mir Leid, dass ich Sie heute Morgen nicht habe. wecken 3. Ich habe meiner Kollegin, dass einige Kunden mitteilen die Reise nach Ägypten haben. annullieren 4. Hast du viele Museen, als du in Athen warst? besuchen 5. Der Wintersporturlaub in Kärnten (Österreich) war wirklich wunderbar. Es hat die ganze Woche. schneien 6. Ich sehe hier auf der Rechnung, dass Sie zweimal haben. telefonieren 7. Hat er sich schon an der Rezeption vom Bungalowpark? anmelden 8. Der Fremdenführer hat viel über diese alte Kirche. erzählen 9. Mal sehen, okay, Sie haben das Formular richtig. ausfüllen 10. Wir haben Ihnen vorgestern schon die Broschüren. schicken zwakke werkwoorden 179 Grammatica

12 HET STERKE WERKWOORD (1) De kenmerken van een sterk werkwoord: 1. in de verleden tijd - stamklinkerverandering in de o.v.t. (schreiben - schrieb) 2. bij het voltooid deelwoord - soms stamklinkerverandering (schreiben - geschrieben) - eindigt altijd op - en (geschrieben) Groep 1 Voorbeelden: schreiben - schrieb - geschrieben kommen - kam - gekommen onvoltooid tegenwoordige tijd ( o.t.t.) schreiben (schrijven) kommen (komen) ich schreib - e ich komm - e du schreib - st du komm - st er/sie/es schreib - t er/sie/es komm - t wir schreib - en wir komm - en ihr schreib - t ihr komm - t sie/sie schreib - en sie/sie komm - en onvoltooid verleden tijd ( o.v.t.) ich schrieb - ich kam - du schrieb - st du kam - st er/sie/es schrieb - er/sie/es kam - wir schrieb - en wir kam - en ihr schrieb - t ihr kam - t sie/sie schrieb - en sie/sie kam - en Let op! Bij de sterke werkwoorden hebben ich en er in de o.v.t. géén uitgang! Wanneer de stam van het sterke werkwoord eindigt op een sis-klank (-sch, -s, -ss, -ß, -z), dan krijgt de du-vorm alleen maar -t. b.v. du schließt, du sitzt. Grammatica 180 sterke werkwoorden

13 Aufgabe G7 Het sterke werkwoord Vervoeg de volgende werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd en de onvoltooid verleden tijd. stamtijden anrufen - rief an - angerufen bekommen - bekam - bekommen sitzen - saß - gesessen onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) anrufen (opbellen) bekommen (krijgen) sitzen (zitten) ich rufe an du er/sie/es wir ihr sie/sie onvoltooid verleden tijd (o.v.t.) ich rief an du er/sie/es wir ihr sie/sie sterke werkwoorden 181 Grammatica

14 HET STERKE WERKWOORD (2) Groep 2 Voorbeelden: fahren - fuhr - gefahren tragen - trug - getragen onvoltooid tegenwoordige tijd ( o.t.t.) fahren (rijden) tragen (dragen) ich fahr - e ich trag - e du fähr - st du träg - st er/sie/es fähr - t er/sie/es träg - t wir fahr - en wir trag - en ihr fahr - t ihr trag - t sie/sie fahr - en sie/sie trag - en onvoltooid verleden tijd ( o.v.t.) ich fuhr - ich trug - du fuhr - st du trug - st er/sie/es fuhr - er/sie/es trug - wir fuhr - en wir trug - en ihr fuhr - t ihr trug - t sie/sie fuhr - en sie/sie trug - en Let op! De sterke werkwoorden met een -a in de stam (en ook laufen en stoßen) krijgen bij du en er in de o.t.t. een Umlaut. Bij de sterke werkwoorden hebben ich en er in de o.v.t. géén uitgang! Wanneer de stam van het sterke werkwoord eindigt op een sis-klank (-sch, -s, -ss, -ß, -z), dan krijgt de du-vorm alleen maar -t. b.v. du lässt Grammatica 182 sterke werkwoorden

15 Aufgabe G8 Het sterke werkwoord Vervoeg de volgende werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd en de onvoltooid verleden tijd. stamtijden anfangen - fing an - angefangen fallen - fiel - gefallen lassen - ließ - gelassen onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) anfangen (beginnen) fallen (vallen) lassen (laten) ich fange an du er/sie/es wir ihr sie/sie onvoltooid verleden tijd (o.v.t.) ich fing an du er/sie/es wir ihr sie/sie sterke werkwoorden 183 Grammatica

16 HET STERKE WERKWOORD (3) Groep 3 Voorbeelden: sprechen - sprach - gesprochen sehen - sah - gesehen onvoltooid tegenwoordige tijd ( o.t.t.) sprechen (spreken) sehen (zien) ich sprech - e ich seh - e du sprich - st du sieh - st er/sie/es sprich - t er/sie/es sieh - t wir sprech - en wir seh - en ihr sprech - t ihr seh - t sie/sie sprech - en sie/sie seh - en onvoltooid verleden tijd ( o.v.t.) ich sprach - ich sah - du sprach - st du sah - st er/sie/es sprach - er/sie/es sah - wir sprach - en wir sah - en ihr sprach - t ihr sah - t sie/sie sprach - en sie/sie sah - en Let op! De sterke werkwoorden met een -e in de stam krijgen bij du en er in de o.t.t. e/i-wechsel. Dat betekent: korte "e" wordt korte "i" sprechen: du sprichst, er spricht lange "e " wordt lange "ie" sehen: du siehst, er sieht De sterke werkwoorden geben, nemen en treten krijgen toch korte "i". geben - du gibst, er gibt; nehmen - du nimmst, er nimmt, etc. De sterke werkwoorden gehen, stehen, heben, bewegen, genesen hebben géén e/i-wechsel. gehen - du gehst, er geht; stehen - du stehst, er steht, etc. Grammatica 184 sterke werkwoorden

17 Aufgabe G9 Het sterke werkwoord Vervoeg de volgende werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd en de onvoltooid verleden tijd. stamtijden helfen - half - geholfen lesen - las - gelesen geben - gab - gegeben onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) helfen (helpen) lesen (lezen) geben (geven) ich du er/sie/es wir ihr sie/sie onvoltooid verleden tijd (o.v.t.) ich du er/sie/es wir ihr sie/sie sterke werkwoorden 185 Grammatica

18 HET STERKE WERKWOORD Let op! Bij sterke werkwoorden met een stam op -t of -d én in de stam a-umlaut of e/i-wechsel krijgen de du- en er-vormen de korte uitgang -st en -t halt -en: du hältst, er hält einlad -en: du lädst ein, er lädt ein Bij sterke werkwoorden met een stam op -t of -d, maar zonder a-umlaut of e/i Wechsel krijgen de du- en er-vormen de lange uitgang -est en -et bitt -en: du bittest, er bittet find -en: du findest, er findet alfabetische lijst van sterke werkwoorden, die het meest voorkomen aanbevelen empfehlen empfahl empfohlen (aan)bieden (an)bieten bot (an) angeboten beginnen anfangen fing an angefangen beginnen begann begonnen begrijpen begreifen begriff begriffen beloven versprechen versprach versprochen bevallen gefallen(+3) gefiel gefallen blijven bleiben blieb geblieben breken brechen brach gebrochen doen tun tat getan dragen tragen trug getragen drinken trinken trank getrunken eten essen aß gegessen gaan gehen ging gegangen gebeuren geschehen geschah geschehen gelden gelten galt gegolten genieten genießen genoss genossen geven geben gab gegeben gooien werfen warf geworfen grijpen greifen griff gegriffen helpen helfen half geholfen heten heißen hieß geheißen houden halten hielt gehalten komen kommen kam gekommen laten lassen ließ gelassen lenen leihen lieh geliehen lezen lesen las gelesen liggen liegen lag gelegen lopen laufen lief gelaufen lukken gelingen (+3) gelang gelungen nemen nehmen nahm genommen ontvangen empfangen empfing empfangen opbellen anrufen rief an angerufen rijden fahren fuhr gefahren roepen rufen rief gerufen schijnen scheinen schien geschienen schrijven schreiben schrieb geschrieben schrikken erschrecken erschrak erschrocken slapen schlafen schlief geschlafen sluiten schließen schloss geschlossen spreken sprechen sprach gesprochen staan stehen stand gestanden stijgen steigen stieg gestiegen stoppen (an)halten hielt (an) (an)gehalten stoten stoßen stieß gestoßen tillen heben hob gehoben trappen treten trat getreten treffen treffen traf getroffen uitnodigen einladen lud ein eingeladen vallen fallen fiel gefallen vergeten vergessen vergaß vergessen verliezen verlieren verlor verloren verstaan verstehen verstand verstanden verzoeken bitten bat gebeten vinden finden fand gefunden vliegen fliegen flog geflogen voorstellen vorschlagen schlug vor vorgeschlagen zien sehen sah gesehen zitten sitzen saß gesessen zwemmen schwimmen schwamm geschwommen Grammatica 186 sterke werkwoorden

19 Aufgabe G10 Het sterke werkwoord Zoek eerst op bladzijde 186 het sterke werkwoord en vervoeg dit daarna in de juiste werkwoordsvorm. 1. Am kommenden Wochenende ist die Touristeninformation (sluiten, volt.deelw. ). 2. Wie (heten, o.t.t.) du? Jochen? Also du (zien, o.t.t.) aber toll aus! 3. Sind Sie nach Bern (vliegen, volt. deelw.) oder (rijden, volt. deelw.)? 4. Hoffentlich (bevallen, o.t.t.) es Ihnen bei uns. 5. Herr Stein hat (opbellen, volt. deelw.), dass er später (komen, o.t.t.). 6. Unser Fremdenführer (spreken, o.t.t.) viele Fremdsprachen, natürlich auch Deutsch! 7. Es (zijn, o.t.t.: vertaal met "geben") auf unserem Campingplatz viele Sportmöglichkeiten. 8. Ich habe nicht (verstaan, volt. deelwoord), was Sie (zeggen, o.v.t.). Können Sie das bitte nochmal wiederholen? 9. Kannst du mir mal erzählen, was (gebeuren, volt. deelwoord) ist? 10. Ich frage mal nach, wann ein Bus zum Hauptbahnhof (rijden, o.t.t.). 11. Wo haben Sie die Information über unseren Bungalowpark (lezen, volt. deelw.)? 12. Der Direktor (verzoeken, o.t.t.) Sie, morgen um Uhr zurückzurufen. 13. Ich (begrijpen, o.t.t.), dass ihr dieses Spiel langweilig (vinden, o.t.t.). 14. Mal sehen, die Vorstellung (beginnen, o.t.t.) um Uhr. 15. Nun Christine, was (doen, o.t.t.) du morgen? (Komen, o.t.t.) du vielleicht etwas früher und (helpen, o.t.t.) du mir bei der Animation? 16. Hallo, ich (heten, o.t.t.) Peter und du? (Spreken, o.t.t.) du schon ein bisschen Niederländisch oder (vinden, o.t.t.) du das schwierig? 17. Sie sagen, dass Sie im Restaurant Zum Goldenen Löwen (eten, volt. deelw.) haben. Hat Ihnen dieses Restaurant (bevallen, volt. deelw.)? 18. Ihre Frau (vergeten, o.t.t.) immer, den Zimmerschlüssel an der Rezeption abzugeben. 19. Die Kinder haben die ganze Woche (zwemmen, volt. deelw.), in der Sonne (liggen, volt. deelw.) und Cola (drinken, volt. deelw.). 20. Leider ist Frau Kästner gerade nach Hause (gaan, volt. deelw.). sterke werkwoorden 187 Grammatica

20 HET ONREGELMATIGE WERKWOORD (1) Groep 1 haben, sein, werden onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) haben (hebben) sein (zijn) werden (zullen) werden (worden) ich habe bin werde werde du hast bist wirst wirst er/sie/es hat ist wird wird wir haben sind werden werden ihr habt seid werdet werdet sie/sie haben sind werden werden onvoltooid verleden tijd (o.v.t.) ich hatte war würde wurde du hattest warst würdest wurdest er/sie/es hatte war würde wurde wir hatten waren würden wurden ihr hattet wart würdet wurdet sie/sie hatten waren würden wurden voltooide deelwoorden gehabt gewesen - geworden Let op! hij heeft er hat hij had er hatte jullie zijn ihr seid "Zullen" en "worden" hebben in de tegenwoordige tijd dezelfde vormen. In de verleden tijd hebben zij vormen met "ü" en "u". Grammatica 188 onregelmatige werkwoorden

21 Aufgabe G11 Het onregelmatige werkwoord Vul een vorm in van: haben, sein of werden. 1. Einen Augenblick, bitte, ich (zullen, o.t.t.) mal nachfragen, ob meine Kollegin im Haus (zijn, o.t.t.). 2. (Zijn, o.t.t.) Sie wirklich noch nie mit Ihrer Familie in den Vereinigten Staaten (zijn, (voltooid deelwoord)? 3. Ihr (zullen) heute noch erfahren, was nächste Woche so alles auf unserem Campingplatz organisiert (worden, o.t.t.). 4. Warum (hebben, o.t.t. ) Sie unseren Bungalowpark nicht angerufen, dass Sie einige Stunden später ankommen (zullen, o.v.t.)? 5. Herr Moermans ist nach vielen Jahren Direktor des Hotels (worden, volt. deelw.). 6. (Hebben, o.t.t.) du dich schon angemeldet? Nein? Wie (zijn, o.t.t.) denn dein Name? 7. (Zijn, o.t.t.) ihr die Schülergruppe aus Hamburg? Okay, ich (zijn, o.t.t.) Annette. 8. (Zijn, o.v.t.: vertaal met haben) Sie vergessen, dass die Geschäfte so früh schließen? 9. (Zullen, o.v.t.) Sie so freundlich sein und in einer Stunde noch einmal anrufen? Wahrscheinlich (zullen, o.t.t.) die Direktorin dann im Büro (zijn, hele werkwoord). 10. Ich (hebben, o.t.t.) angerufen und um Uhr (worden, o.t.t.) Sie abgeholt. 11. (Zijn, o.t.t.) du ein bisschen vorsichtig? Diese Schere (zijn, o.t.t.) sehr scharf! 12. Da (hebben, o.t.t.) du aber Glück (hebben, voltooid deelwoord)! 13. Ich (gaan, o.t.t.: vertaal met "zullen") Ihnen jetzt einiges über unser Hotel erzählen. Also, das Hotel (worden, o.v.t.) im Jahre 1957 gebaut. 14. Wir (zullen, o.t.t.) Sie gerne besuchen, wenn wir in Düsseldorf (zijn, o.t.t.). 15. (Hebben, o.t.t.) ihr jetzt gehört, was der Animateur gesagt (hebben, o.t.t.)? 16. Wann (zijn, o.v.t.) Sie gestern Abend zurück im Hotel? 17. Der Ausflug zum Freizeitpark (worden, o.v.t.) annulliert, weil sich zu wenig Kinder angemeldet (hebben, o.v.t.). 18. Der Busfahrer (hebben, o.t.t.) gelesen, dass es morgen sehr warm (worden, o.t.t.) ; deshalb (zullen, o.t.t.) die Rundfahrt schon um Uhr anfangen. onregelmatige werkwoorden 189 Grammatica

22 HET ONREGELMATIGE WERKWOORD (2) Groep 2 brennen, kennen, nennen, rennen, senden, wenden, bringen, denken onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) kennen (kennen) denken (denken) bringen (brengen) senden (zenden) ich kenn - e denk - e bring - e send - e du kenn - st denk - st bring - st send - est er/sie/es kenn - t denk - t bring - t send - et wir kenn - en denk - en bring - en send - en ihr kenn - t denk - t bring - t send - et sie/sie kenn - en denk - en bring - en send - en onvoltooid verleden tijd (o.v.t.) ich kann - te dach - te brach - te sand - te du kann - test dach - test brach - test sand - test er/sie/es kann - te dach - te brach - te sand - te wir kann - ten dach - ten brach - ten sand - ten ihr kann - tet dach - tet brach - tet sand - tet sie/sie kannt - ten dach - ten brach - ten sand - ten voltooide deelwoorden gekannt gedacht gebracht gesandt Let op! Deze onregelmatige werkwoorden hebben kenmerken - van de zwakke werkwoorden: uitgangen - van de sterke werkwoorden: klinkerverandering in de o.v.t. Grammatica 190 onregelmatige werkwoorden

23 HET ONREGELMATIGE WERKWOORD (3) Groep 3 (modale werkwoorden) dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) dürfen (mogen) können (kunnen) mögen(houden van) ich darf - kann - mag - du darf -st kann -st mag -st er/sie/es darf - kann - mag - wir dürf -en könn -en mög -en ihr dürf -t könn -t mög -t sie/sie dürf -en könn -en mög -en müssen (moeten) sollen (moeten) wollen (willen) ich muss - soll - will - du muss -t soll -st will -st er/sie/es muss - soll - will - wir müss -en soll -en woll -en ihr müss -t soll -t woll -t sie/sie müss -en soll -en woll -en Let op! Bij de werkwoorden dürfen, können, mögen, müssen: klinkerverandering tussen enkelvoud en meervoud de ich - en er - vorm: geen uitgang in de o.t.t. onregelmatige werkwoorden 191 Grammatica

24 HET ONREGELMATIGE WERKWOORD (3) De betekenis van de modale werkwoorden: dürfen, können, mögen, müssen, sollen mogen: iets willen, toestemming hebben Mag ik u iets vragen? Hier mag u niet roken. kunnen: in staat zijn, mogelijk zijn Kun jij al een beetje Nederlands? Hoe kan zoiets gebeuren? houden van, zin hebben in, leuk vinden Houdt u van klassieke of van moderne muziek? Ik vind dit meisje niet leuk. moeten 1. het kan niet anders, het is noodzakelijk Hij moet zich vergist hebben. Ik moet nu gaan, anders kom ik te laat. 2. het is raadzaam, wenselijk U moet vroeg boeken! moeten 1. men vraagt naar de wens van iemand anders; je kunt "moeten" dan vervangen door "zullen" Moet mijn chef u morgen terugbellen? 2. men behoort (eigenlijk) iets te weten, te doen, achterwege te laten Dat moet je niet doen, dat is gevaarlijk! 3. in de betekenis : men zegt, dat... Parijs moet s avonds erg mooi zijn! dürfen Darf ich Sie etwas fragen? Hier dürfen Sie nicht rauchen. können Kannst du schon ein bisschen Niederländisch? Wie kann so was geschehen? mögen Mögen Sie klassische oder moderne Musik? Ich mag dieses Mädchen nicht. müssen Er muss sich geirrt haben. Ich muss jetzt gehen, sonst komme ich zu spät. Sie müssen früh buchen! sollen Soll mein Chef Sie morgen zurückrufen? Das sollst du nicht tun, das ist gefährlich! Paris soll abends sehr schön sein! Let op! Het onregelmatige werkwoord "weten": wissen o.t.t. o.v.t. ich weiß wusste du weißt wusstest er/sie/es weiß wusste wir wissen wussten ihr wisst wusstet sie/sie wissen wussten Grammatica 192 onregelmatige werkwoorden

25 Aufgabe G12 Het onregelmatige werkwoord Vul een vorm in van: brennen, kennen, nennen, rennen, senden, wenden, bringen, denken dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen, wissen 1. (Weten, o.t.t.) Sie schon, wie viel das Zimmer kosten (mogen, o.t.t.)? 2. (Willen, o.t.t.) Sie Ihren Namen bitte buchstabieren? 3. Guten Tag, (kunnen, o.t.t.) ich Ihnen vielleicht helfen? 4. Der Gast war sehr böse und deshalb (wenden, o.v.t.) er sich an den Direktor. 5. Entschuldigung, (mogen, o.t.t.) ich Sie etwas fragen? 6. (Moeten, o.t.t.) ich vielleicht eine Notiz für meine Kollegin machen? 7. (Kunnen, o.t.t.) Sie das bitte nochmal wiederholen? 8. Bei fast allen Sehenswürdigkeiten (moeten, o.t.t.) wir Eintritt bezahlen. 9. Vorige Woche (sturen, o.v.t.) wir Ihnen schon zwei s. 10. Wenn es (branden, o.t.t.) in Ihrem Zimmer, (moeten, o.t.t.) Sie sofort die Rezeption anrufen. Danach (rennen, o.t.t.) Sie schnell zum Notausgang! 11. Sie (mogen, o.t.t.) Ihren Wagen nicht vor dem Hotel parken! 12. Sie (moeten, o.t.t.) vor Januar schon reservieren, wenn Sie im Oktober mit einer so großen Gruppe kommen (willen, o.t.t.). 13. (Weten, o.t.t.) du, wie dieses Mädchen heißt? Ich (kennen, o.t.t.) sie nicht. 14. Herr Wanders ist gerade in einer Besprechung. (Willen, o.t.t.) Sie einen Moment warten, oder (moeten, o.t.t.) er Sie später zurückrufen? 15. Alle Gäste werden nach der Theatervorstellung um Uhr mit Bussen wieder zum Hotel (brengen, (volt. deelw.). 16. Kinder, (kunnen, o.t.t.) ihr mir sagen, wie ich das machen (moeten, o.t.t.)? 17. Ich (weten, o.t.t.) nicht, ob dieser Gast gut Englisch (kunnen, o.t.t.). 18. Die Reise nach Athen? Ja, das (moeten, o.t.t.) eine sehr schöne Reise sein! 19. Du, Jürgen, (kunnen, o.t.t.) du etwas lauter sprechen, ich verstehe dich nicht! 20. Ihr (moeten, o.t.t.) eure Eltern fragen, ob ihr mitmachen (mogen, o.t.t.)! onregelmatige werkwoorden 193 Grammatica

26 DE GEBIEDENDE WIJS - DE AANVOEGENDE WIJS Bij werkwoorden kennen we: de aantonende wijs - de "normale" vorm van het werkwoord: ik vertel, u ging,... de onbepaalde wijs - het hele werkwoord: vertellen, gaan,... de gebiedende wijs de aanvoegende wijs De gebiedende wijs een dringend advies, verzoek: Doe dat niet! Vertel eens iets! De gebiedende wijs kent 3 werkwoordsvormen: bij personen, die men met "du" aanspreekt (enkelvoud) bij personen die men met "ihr" aanspreekt (meervoud) bij personen, die men met "Sie" aanspreekt (beleefdheidsvorm) machen reden sprechen mach! rede! sprich! macht! redet! sprecht! machen Sie! reden Sie! sprechen Sie! De gebiedende wijs bij een dringend verzoek komt in de toeristische branche eigenlijk alleen maar voor met het woordje: bitte! Dus niet: Hör zu! Hört zu! Hören Sie zu! maar: Hör bitte zu! Hört bitte zu! Hören Sie bitte zu! (bij een kind in een animatiegroepje) (bij een groepje kinderen bij animatie) (beleefdheidsvorm bij volwassenen) De aanvoegende wijs (conjunctief) een mogelijkheid, waarbij men op een beleefde manier - vraagt, wat iemand anders wil - vraagt, of iemand iets wil doen - aangeeft, dat men zelf graag iets wil hebben - iets in twijfelt trekt. Dit komt in de toeristische, dienstverlenende branche vaak voor. In het Nederlands gebruikt men dan constructies als: Zou u...? Wilt u...? Ik zou graag... Misschien was het...? In het Duits heeft men hiervoor aparte vormen. Möchten Sie ein Einzel- oder ein Doppelzimmer? Hätten Sie lieber ein Zimmer mit Klimaanlage? Würden Sie bitte das Formular ausfüllen? Ich möchte Sie etwas fragen. Ich hätte noch eine Frage. Sie könnten sich geirrt haben. haben können möchten werden ich hätte könnte möchte würde du hättest könntest möchtest würdest er/sie hätte könnte möchte würde wir hätten könnten möchten würden ihr hättet könntet möchtet würdet sie/sie hätten könnten möchten würden Zou u graag een 1- of 2-persoonskamer willen? Zou u liever een kamer met airco willen hebben? Zou u s.v.p. het formulier willen invullen? Ik zou u iets willen vragen. Ik had (eigenlijk) nog een vraag. U zou zich misschien vergist kunnen hebben. Grammatica 194 gebiedende wijs - aanvoegende wijs

27 Aufgabe G13 De gebiedende wijs - de aanvoegende wijs Vul van de diverse werkwoorden de juiste vorm van de gebiedende en aanvoegende wijs in. 1. Bitte, (sprechen, gebiedende wijs, beleefdheidsvorm) doch etwas langsamer! 2. Was (möchten, aanvoegende wijs) Sie? Tee oder Kaffee? 3. (Lesen, gebiedende wijs, beleefdheidsvorm) bitte zuerst die Anweisungen! 4. (Werden, aanvoegende wijs) Sie bitte so freundlich sein, dieses Formular auszufüllen? 5. (Möchten, aanvoegende wijs) Sie ein Einzelzimmer mit Bad oder mit Dusche? 6. (Fahren, gebied. wijs, beleefdheidsv.) bitte langsam, denn überall spielen Kinder! 7. (Haben, aanvoegende wijs) Sie lieber einen Bungalow mit Whirlpool und Sauna? 8. Wer von euch (möchten, aanvoegende wijs) mit dem Spiel anfangen? 9. Also Erich, (geben, gebiedende wijs, enkelvoud) mir nach einigen Minuten ein Zeichen, wenn du fertig bist und (sagen, gebiedende wijs, enkelvoud) mir dann die Lösung! 10. Ich (möchten, aanvoegende wijs) Sie bitten, den Schlüssel an der Rezeption abzugeben. 11 Liebe Kinder, (kommen, gebiedende wijs, meervoud ) morgen bitte eine halbe Stunde früher! 12. Also Junge, (zeigen, gebiedende wijs, enkelvoud) mir mal, was du da gemalt hast. 13. Vielleicht (können, aanvoegende wijs) Sie den Führerschein verloren haben? 14. Meine Damen und Herren, (hören, gebied. wijs, beleefdheidsv.) bitte gut zu! 15. Wer (haben, aanvoegende wijs) das gedacht! 16. Bitte (geben, gebiedende wijs, beleefdheidsvorm) mir Ihren Reisepass. 17. (Hören, gebied. wijs, meervoud) alle bitte gut zu, ich möchte das Spiel zuerst mal erklären! 18. (Können, aanvoegende wijs) du das vielleicht vergessen haben? 19. Hallo, du! (Kommen, gebiedende wijs, enkelvoud) mal zu mir und (sagen, gebiedende wijs, enkelvoud) mir, wie du heißt. 20. (Bleiben, gebiedende wijs, beleefdheidsvorm) bei Brand im Zimmer immer ruhig! gebiedende wijs - aanvoegende wijs 195 Grammatica

28 DE NAAMVALLEN Het moeilijkste onderdeel van de Duitse grammatica zijn de naamvallen. Wat is een naamval? Bijna elk woord in een zin heeft een bepaalde betekenis en een bepaalde functie. Daardoor staan woorden op bepaalde plaatsen in een zin. Dit geldt zowel voor de Nederlandse zin als voor de Duitse zin. Voorbeeld: De receptionist geeft de gast de sleutel van de kamer. Zou je de woordjes van deze zin willekeurig door elkaar gaan gooien, dan komt er onzin te staan. De sleutel geeft de gast van receptionist de kamer. In het Duits vertaald: Der Rezeptionist gibt dem Gast den Schlüssel des Zimmers. In de Duitse zin zie je aan de vetgedrukte vormen, welke functie een woord in een zin heeft. Deze vormen noemt men naamvallen en in dit geval: de naamvallen bij zinsontleding. Hier komen we later op terug. We gaan eerst bekijken: - in welke gevallen hebben we in het Duits te maken met naamvallen? - bij welke woordsoorten gaan we met naamvallen werken? - hoe zien deze naamvallen er dan uit, anders gezegd: wat zijn de vormen? In welke gevallen hebben we in het Duits te maken met naamvallen? 1. bij zinsontleding - Der Rezeptionist gibt dem Gast den Schlüssel des Zimmers 2. bij voorzetsels - Sind Sie mit dem Auto oder mit dem Zug gekommen? 3. bij enkele werkwoorden - Wir helfen dem Gast aus Österreich. 4. bij enkele constructies - Wie geht es Ihnen? Bij welke belangrijke woordsoorten gaan we met naamvallen werken? 1. Bij zelfstandige naamwoorden. Dit zijn woorden waar je "de", "het" of "een" voor kunt zetten. 2. Bij persoonlijke voornaamwoorden. Deze staan in de plaats van een persoon: ik, hij, wij etc. 1. Bij de zelfst. naamw. : 4 rijtjes (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig, meervoud) met elk 4 naamvallen mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud der Gast die Reise das Hotel die Gäste 1 der Gast die Reise das Hotel die Gäste 2 des Gastes der Reise des Hotels der Gäste 3 dem Gast der Reise dem Hotel den Gästen 4 den Gast die Reise das Hotel die Gäste 2. Bij de persoonlijke voornaamwoorden: 9 rijtjes met elk 3 naamvallen enkelvoud meervoud ik jij hij zij het wij jullie zij u 1 ich du er sie es wir ihr sie Sie mir dir ihm ihr ihm uns euch ihnen Ihnen 4 mich dich ihn sie es uns euch sie Sie Grammatica 196 naamvallen

29 Aufgabe G14 De naamvallen Vul bij de volgende zelfstandige naamwoorden de 2e, 3e en 4e naamval in en kijk daarbij op bladzijde 196. Let op! Bij de 2e naamval mannelijk en onzijdig komt achter het zelfstandig naamwoord - es bij woorden van één lettergreep (des Gastes, des Landes) bij woorden op een sis-klank (des Reisepasses) -s in alle andere gevallen (des Hotels) 1 die Sauna 1 das Programm 1 die Rechnungen der Monat 1 die Notizen 1 das Kind die Gruppe 1 der Direktor 1 die Fragen das Gepäck 1 die Rezeption 1 der Prospekt naamvallen 197 Grammatica

30 Aufgabe G15 De naamvallen Kijk op blz. 199 en schrijf op, welke naamval het is. Bij een zelfstandig naamwoord staat m (mannelijk), v (vrouwelijk), o (onzijdig) of mv (meervoudsvorm). Verder staan er ook op persoonlijke voornaamwoorden! 1. Hat er (1e naamval) mit dem Direktor (m) ( 3e naamval) des Hotels (o) ( 2e naamval) gesprochen? 2. Der Gast (m) ( naamval) aus Neapel hat mir ( naamval) eine sehr lange geschrieben. 3. Ich ( naamval) bin mit dem Flugzeug (o) ( naamval) nach England geflogen. 4. Hast du ( naamval) die Koffer der Gäste (mv) ( naamval) schon aufs Zimmer gebracht? 5. Wann müssen wir ( naamval) Ihnen ( naamval) den Betrag (m) ( naamval) bezahlen? 6. Haben Sie den Schlüssel (m) ( naamval) wirklich bei mir ( naamval) abgegeben? 7. Es tut mir ( naamval) Leid, aber ich ( naamval) kann den Mietwagen (m) ( naamval) nicht abholen. 8. Der Direktor (m) ( naamval) des Restaurants (o) ( naamval) ist auch der Koch (m) ( naamval). 9. Der Mietpreis (m) ( naamval) der Bungalows (mv) ( naamval) war ihm ( naamval) zu hoch! 10. Wir ( naamval) haben mehr als eine Stunde mit den deutschen Touristen (mv) ( naamval) geredet. 11. Hast du ( naamval) mich ( naamval) nicht gesehen, als du in dem Kaufhaus (o) ( naamval) warst? 12. Den Brief (m) ( naamval) aus Berlin hat er ( naamval) noch immer nicht empfangen. 13. Mit dem LTU-Ticket (o) ( naamval) brauchen Sie den Transfer (m) ( naamval) zu dem Hotel (o) ( naamval) nicht zu bezahlen! 14. Hat der Reiseleiter Ihnen ( naamval) die Geschichte von dem Bergsteiger (m) ( naamval) erzählt? 15. Der Ober (m) ( naamval) brachte mir ( naamval) zuerst etwas zu trinken und dann die Menükarte. 16. Willst du ( naamval) den Kindern (mv) ( naamval) sagen, dass wir ( naamval) jetzt beginnen? 17. Ich ( naamval) werde Ihnen ( naamval) sofort das extra Kissen (o) ( naamval) bringen lassen. 18. Habt ihr ( naamval) den Gästen (mv) ( naamval) mitgeteilt, dass wir ( naamval) ihnen ( naamval) bei Ankunft den besten Wein (m) ( naamval) servieren werden? 19. Der Rezeptionist (m) ( naamval) wird Ihnen ( naamval) gleich den Grundriss (m) ( naamval) der Ferienwohnungen (mv) ( naamval) erklären. 20. Die Familie (v) ( naamval) aus Spanien hätte gern den schönen Stellplatz (m) ( naamval) in der Nähe des Sees (m) ( naamval). Grammatica 198 naamvallen

31 Aufgabe G16 De naamvallen Schrijf de juiste vorm op bij de betreffende naamval en kijk daarbij naar de schema's. m = mannelijk, v = vrouwelijk; o = onzijdig; mv = meervoud; nv = naamval; mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud zelfstandige naamwoorden 1 der Gast die Reise das Hotel die Gäste 2 des Gastes der Reise des Hotels der Gäste 3 dem Gast der Reise dem Hotel den Gästen 4 den Gast die Reise das Hotel die Gäste persoonlijke voornaamwoorden ik jij hij zij het wij jullie zij u 1 ich du er sie es wir ihr sie Sie mir dir ihm ihr ihm uns euch ihnen Ihnen 4 mich dich ihn sie es uns euch sie Sie 1. D Reiseleiter (m, 1e nv) erzählte (ons, 3e nv) d (v, 4e nv) spannende Geschichte. 2. Soll (ik, 1e nv) vielleicht d Fenster (o, 4e nv) d Schlafzimmer (o, 2e nv) schließen? 3. Haben (u, 1e nv) voriges Jahr d Sommerurlaub (m, 4e nv) in Frankreich verbracht? 4. (Wij, 1e nv) werden (u, 4e nv) sofort anrufen, wenn etwas frei ist. 5. D Touristen (mv, 1e nv) haben d Formulare (mv, 4e nv) heute Morgen ausgefüllt. 6. D Kollege (m, 1e nv) wird (u, 3e nv) gleich d Doppelzimmer (o, 4e nv) mit Bad zeigen. 7. Gerne werde (ik, 1e nv) morgen d Gruppe (v, 4e nv) aus Österreich begrüßen. 8. Gib (mij, 3e nv) d Hand (v, 4e nv), dann bringe (ik, 1e nv) (je, 4e nv) nach Hause. 9. D Kinderspielplatz (m, 1e nv) d Hotel (o, 2e nv) liegt hinter d Kantine (v, 3e nv). 10. D Geschäftsmann (m, 1e nv) aus Nürnberg hat d Betrag (m, 4e nv) noch immer nicht bezahlt. 11. Zeigst (jij, 1e nv) (hem, 3e nv) auf d Plan (m, 3e nv), wo d Bungalow (m, 1e nv) liegt? 12 Die Miete d Ferienwohnungen (mv, 2e nv) werden (wij, 1e nv) (u, 3e nv) bald zahlen. 13. D ganze Woche (v, 4e nv) hat (het, 1e nv) schon geregnet! 14. D Gast (m, 1e nv) hat d Hotel (o, 3e nv) d Abreisedatum (o, 4e nv) noch nicht mitgeteilt. 15. (ik, 1e nv) wünsche (jullie, 3e nv) viel Spaß auf d (m, 3e nv) Campingplatz. 16. Habt (jullie, 1e nv) (mij, 3e nv) jetzt alle Sachen zurückgegeben? naamvallen 199 Grammatica

32 DE NAAMVALLEN - ONTLEDEN DE ZINSONTLEDING We gaan nu één van de 4 gevallen bespreken, waarbij we te maken hebben met naamvallen, namelijk de zinsontleding (zie bladzijde 196). De zinsontleding heeft alles te maken met naamvallen. Het ontleden van de Nederlandse zin is dan ook eigenlijk het eerste dat gedaan moet worden, voordat er begonnen wordt met het vertalen van deze zin in het Duits! Om dit goed te kunnen doen, volgen nu de belangrijkste zinsdelen. DE PERSOONSVORM De persoonsvorm is altijd een werkwoordsvorm. Één van de manieren om de persoonsvorm te vinden, is een zin vragend maken. De persoonsvorm komt dan helemaal vooraan in de vragende zin te staan. De receptionist geeft de gast de sleutel. Ik zal u een brochure sturen. Geeft de receptionist de gast de sleutel? (geeft = pv) Zal ik u een brochure sturen? (zal = pv) De persoonsvorm zelf heeft niets met naamvallen te maken, maar is toch heel belangrijk. Want na de persoonsvorm in de vragende zin volgt meteen het onderwerp. Het onderwerp heeft wél met naamvallen te maken. HET ONDERWERP HET ONDERWERP STAAT ALTIJD IN DE 1E NAAMVAL. In de vragende zin volgt dus meteen na de persoonsvorm het onderwerp. De receptionist geeft de gast de sleutel. "de receptionist" is dus het onderwerp; het onderwerp staat altijd in de 1e naamval; "de receptionist" is een mannelijk zelfstandig naamwoord: Ik zal u een brochure sturen. Geeft de receptionist de gast de sleutel? zie schema: 1e nv. mannelijk = der Rezeptionist Zal ik u een brochure sturen? " ik " is dus het onderwerp; het onderwerp staat altijd in de 1e naamval; " ik " is een persoonlijk voornaamwoord: zie schema: 1e nv. = ich HET NAAMWOORDELIJK DEEL VAN HET GEZEGDE HET NAAMWOORDELIJK DEEL VAN HET GEZEGDE STAAT ALTIJD IN DE 1E NAAMVAL. Een moeilijk zinsdeel is het naamwoordelijk deel van het gezegde. Hoe vind je dit zinsdeel? Wanneer 2 zinsdelen betrekking hebben op één persoon of op één zaaknaam, dan is één zinsdeel het onderwerp en het andere zinsdeel het naamwoordelijk deel van het gezegde. Deze 2 zinsdelen worden met elkaar verbonden door de werkwoorden "zijn", "worden" of "blijven". Meneer Smit is mijn collega. Zij wordt de directrice. Een vliegreis is de hoofdprijs. "meneer Smit" en "mijn collega" is één en dezelfde persoon. meneer Smit = 1e nv en mijn collega = 1e nv. " zij " en de "directrice" is één en dezelfde persoon. zij = 1e nv. en de directrice = 1e nv. "een vliegreis" en "de hoofdprijs" is één en dezelfde zaaknaam. een vliegreis = 1e nv. en de hoofdprijs = 1e nv. Grammatica 200 ontleden

33 DE NAAMVALLEN - ONTLEDEN DE WERKWOORDELIJK REST VAN HET GEZEGDE Nadat we de persoonsvorm en het onderwerp gevonden hebben, gaan we kijken of er nog een werkwoordsvorm in de zin staat. Als dat zo is, dan noemen we dit de werkwoordelijke rest van het gezegde. Vergelijk: 1. De receptionist geeft de gast de sleutel. 2. Ik zal u de brochure sturen. In de 1e zin staat slechts 1 werkwoordsvorm: "geeft". Dit is de persoonsvorm en er is verder geen werkwoordelijke rest van het gezegde. In de 2e zin staat naast "zal" het werkwoord "sturen". Dit is dan de werkwoordelijke rest van het gezegde. Deze werkwoordelijke rest heeft, net als de persoonsvorm, niets met naamvallen te maken, maar is wel belangrijk om het lijdend voorwerp te vinden. HET LIJDEND VOORWERP HET LIJDEND VOORWERP STAAT ALTIJD IN DE 4E NAAMVAL. Het lijdend voorwerp vinden we door de vraag te stellen: wat doet het onderwerp? De receptionist geeft de gast de sleutel. wat + persoonsvorm (geeft) + onderwerp (de receptionist)? dus: wat geeft de receptionist? de sleutel = lijd. voorw. : 4e nv. (m) = den Schlüssel Ik zal u de brochure sturen. dus: wat zal ik sturen? wat + pers.v. (zal) + onderw. (ik) + werkw. rest v/h gez. (sturen)? de brochure = lijd. voorw. : 4e nv. (v) = die Broschüre DE TIJDSBEPALING ZONDER VOORZETSEL DE TIJDSBEPALING ZONDER VOORZETSEL STAAT ALTIJD IN DE 4E NAAMVAL. We kennen heel veel tijdsbepalingen met voorzetsels: vóór 10 mei, na 1 uur, over 2 dagen etc. Deze worden ook nog besproken. Maar er zijn ook tijdsbepalingen zonder voorzetsel, zoals: dit jaar, volgende week, deze winter, enkele jaren, vorige maand, de hele dag. We komen bij de zinnen op deze tijdsbepalingen zonder voorzetsel terug. HET MEEWERKEND VOORWERP HET MEEWERKEND VOORWERP STAAT ALTIJD IN DE 3E NAAMVAL. Het meewerkend voorwerp is dát zinsdeel, waar je de voorzetsels aan of voor kunt voorzetten of kunt weglaten. De receptionist geeft de gast de sleutel. De receptionist geeft aan de gast de sleutel de gast: meewerkend voorwerp, 3e nv (m) = dem Gast Ik zal u de brochure sturen. Samengevat: Ik zal aan u de brochure sturen. u: meewerkend voorwerp, 3e nv van u = Ihnen 1 De receptionist geeft de gast de sleutel. onderwerp 1e naamval (m) persoonsvorm meewerkend voorw. 3e naamval (m) lijdend voorwerp 4e naamval (m) Der Rezeptionist gibt dem Gast den Schlüssel. 2 Ik zal u de brochure sturen. onderwerp 1e nv (pers. vnw) persoonsvorm meewerkend voorw. 3e nv (pers. vnw) lijdend voorwerp 4e naamval (v) rest v/h gezegde Ich werde Ihnen die Broschüre schicken. ontleden 201 Grammatica

34 Aufgabe G17 De naamvallen van bepalend lidwoord en pers. vnw. Vul de ontbrekende gegevens in en ga als volgt te werk: 1. Kijk of het woord een zelfstandig naamwoord (zelfst. nw) is: mannelijk (m), vrouwelijk (v), onzijdig (o), meervoud (mv) of een persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw). 2. Wat is de functie in de zin? Welke naamval heeft dit zinsdeel dan? 3. Wat is nu de uitgang of de vorm? mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud zelfstandige naamwoorden 1 der Gast die Reise das Hotel die Gäste 2 des Gastes der Reise des Hotels der Gäste 3 dem Gast der Reise dem Hotel den Gästen 4 den Gast die Reise das Hotel die Gäste persoonlijke voornaamwoorden ik jij hij zij het wij jullie zij u 1 ich du er sie es wir ihr sie Sie mir dir ihm ihr ihm uns euch ihnen Ihnen 4 mich dich ihn sie es uns euch sie Sie de gast - der Gast de directeur - der Direktor de sleutel - der Schlüssel de prijs - der Preis het bedrag - der Betrag de groepen - die Gruppen het nummer - die Nummer de weg - der Weg het woord znw/pvnw. de functie in de zin naamval uitgang/vorm 1. mij pers. vnw. meewerkend voorwerp 3e mir 2. de gast zelfst.nw.(m) onderwerp 1e der Gast 3. de sleutel lijdend voorwerp 4. u onderwerp 5. het bedrag lijdend voorwerp 6. ons meewerkend voorwerp 7. het nummer lijdend voorwerp 8. jullie meewerkend voorwerp 9. de directeur naamwoordelijk deel v. h. gezegde 10. mij lijdend voorwerp 11. je meewerkend voorwerp 12. de prijs onderwerp 13. je lijdend voorwerp 14. de groepen onderwerp 15. de weg lijdend voorwerp Grammatica 202 naamvallen

35 Aufgabe G18 Zinsontleding en naamvallen van bepalend lidw. en pers. vnw. Vergelijk de Nederlandse zin met de Duitse zin en kijk in de Duitse zin goed naar de vormen en uitgangen. Schrijf onder het vetgedrukte woord, welk zinsdeel het is en welke naamval dit woord in het Duits heeft. Moet de receptionist u de kamer laten zien? 1. onderwerp - 1e nv meew. voorw. - 3e nv lijdend voorw. - 4e nv Soll der Rezeptionist Ihnen das Zimmer zeigen? De gast heeft het formulier niet goed ingevuld. 2. Der Gast hat das Formular nicht gut ausgefüllt. Ik zal u de plattegrond geven. 3. Ich werde Ihnen den Plan geben. Het bedrag betalen we deze week. 4. Den Betrag bezahlen wir diese Woche. De maand juli is overal in Europa de populairste vakantiemaand. 5. Der Monat Juli ist überall in Europa der beliebteste Urlaubsmonat. De directeur kan u vandaag niet ontvangen. 6. Der Direktor kann Sie heute nicht empfangen. De collega zal u een sturen. 7. Der Kollege wird Ihnen eine schicken. Zal ik jullie een glas cola brengen? 8. Soll ich euch ein Glas Cola bringen? Zien wij u volgend jaar weer? 9. Sehen wir Sie nächstes Jahr wieder? naamvallen 203 Grammatica

36 DE "DER - GRUPPE" EN DE "EIN-GRUPPE" Vóór het zelfstandig naamwoord staan bijna altijd woorden uit de "der-gruppe" of uit de "ein-gruppe". der - Gruppe der (mannelijk) der Gast die (vrouwelijk) die Reise das (onzijdig) das Hotel die (meervoud) die Reisen dies- deze, dit (achter het streepje jed- ieder, elk komt de uitgang) manch- sommige solch- zulk(e) welch- welk(e) all- alle ein - Gruppe ein (mannelijk) ein Gast eine (vrouwelijk) eine Reise ein (onzijdig) ein Hotel keine (meervoud) keine Reisen mein- mijn (achter het streepje dein- jouw komt de uitgang) sein- zijn ihr- haar unser- onze euer- jullie ihr- hun Ihr- uw der - Gruppe ein - Gruppe mannelijk dies- er Gast 1e naamval ein- Gast dies- es Gastes 2 ein- es Gastes dies- em Gast 3 ein- em Gast dies- en Gast 4 ein- en Gast vrouwelijk jed- e Reise 1 mein- e Reise jed- er Reise 2 mein- er Reise jed- er Reise 3 mein- er Reise jed- e Reise 4 mein- e Reise onzijdig welch- es Hotel 1e naamval Ihr- Hotel welch- es Hotels 2 Ihr- es Hotels welch- em Hotel 3 Ihr- em Hotel welch- es Hotel 4e naamval Ihr- Hotel meervoud all- e Reisen 1 sein- e Reisen all- er Reisen 2 sein- er Reisen all- en Reisen 3 sein- en Reisen all- e Reisen 4 sein- e Reisen Deze 2 groepen hebben bij mannelijk, vrouwelijk, onzijdig en meervoud altijd dezelfde uitgangen, behalve Bij de 1e naamval mannelijk + onzijdig 4e naamval onzijdig hebben de woorden van de ein-gruppe géén uitgang Grammatica 204 der- en ein-gruppe

37 Aufgabe G19 De naamvallen van de "der - Gruppe" en de "ein - Gruppe" Verbuig de woorden van de "der-" en de "ein-gruppe" en kijk daarbij op bladzijde 204. de prijs de kamer de toeristen het vliegtuig de dag de directeur - der Preis - das Zimmer - die Touristen - das Flugzeug - der Tag - der Direktor de groep - die Gruppe de bedden - die Betten de vriendin - die Freundin het hotel - das Hotel de receptioniste - die Rezeptionistin de rekeningen - die Rechnungen deze prijs onze kamer alle toeristen welk vliegtuig elke dag uw directeur jouw groep zulke bedden mijn vriendin ons hotel welke receptioniste geen rekeningen der- en ein-gruppe 205 Grammatica

38 Aufgabe G20 De naamvallen van de "der - Gruppe" en de "ein - Gruppe" Kijk op blz. 204 en verbuig de woorden van de "der"- en de "ein-gruppe". Ga als volgt te werk: 1. Welke naamval heeft dit zinsdeel? 2. Kijk in de onderstaande rijtjes of het zelfst. naamw. mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud is. 3. Staat er een woord van de "der"- of van de "ein-gruppe" voor het zelfstandig naamwoord? 4. Wat is dan de uitgang? de klanten - die Kunden het hotel - das Hotel het jaar - das Jahr de receptioniste - die Rezeptionistin het telefoonnummer - die Telefonnummer het weer - das Wetter de bungalows - die Bungalows de kamer - das Zimmer de reizen - die Reisen de week - die Woche de directeur - der Direktor de chef - der Chef de maand - der Monat de directrice - die Direktorin de gast - der Gast de brochures - die Broschüren het woord de functie in de zin naamval uitgang 1. deze klanten meewerkend voorwerp 3e diesen Kunden 2. elk jaar tijdsbepaling zonder voorzetsel 3. uw telefoonnummer lijdend voorwerp 4. sommige bungalows onderwerp 5. alle reizen lijdend voorwerp 6. zijn directeur meewerkend voorwerp 7. deze maand tijdsbepaling zonder voorzetsel 8. geen gast lijdend voorwerp 9. ons hotel onderwerp 10. deze receptioniste meewerkend voorwerp 11. zulk weer lijdend voorwerp 12. haar kamer onderwerp 13. welke week tijdsbepaling zonder voorzetsel 14. mijn chef meewerkend voorwerp 15. de directrice naamwoordelijk deel v.h. gezegde 16. deze brochures lijdend voorwerp Grammatica 206 der- en ein-gruppe

39 Aufgabe G21 De naamvallen van de "der - Gruppe" en de "ein - Gruppe" Verbuig de woorden van de "der" - en van de "ein-gruppe" en ga als volgt te werk: 1. Welke naamval heeft dit zinsdeel? Zet er 1e, 3e of 4e bij (zie voorbeeld). 2. Is het zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud? (zie ook blz. 206) 3. Staat er een woord van de "der"- of van de "ein-gruppe" voor het zelfstandig naamwoord? (blz. 204) 4. Wat is dan de uitgang? de avond - der Abend de bungalow - der Bungalow het animatie- - das Animations- het terras - die Terrasse programma programm het kind - das Kind de animator - der Animateur de dag - der Tag de groepjes - die Gruppen de prijs - der Preis de lijst - die Liste de toeristen - die Touristen de camping - der Campingplatz de entree - der Eintritt de staanplaats - der Stellplatz de reisleidster - die Reiseleiterin 1e 4e 4e 1. Dit hotel (onderw.) heeft elke avond (tijdsbepaling zonder voorz.) een animatieprogramma (lijdend vw.)! hat! 2. De animator (onderwerp) geeft alle groepjes (meewerkend voorwerp) een lijst (lijdend voorwerp). gibt. 3. Heeft uw camping (onderw.) deze maand (tijdsbep. zonder voorz.) nog een staanpaats (lijd. voorw.) vrij? Hat noch frei? 4. Onze directeur (onderw.) zal uw chef (meew. voorw.) deze week (tijdsbep. zonder voorz.) de rekening (lijdend voorwerp) sturen. wird senden. 5. Deze bungalow (onderwerp) heeft helaas geen terras (lijdend voorwerp). hat leider. 6. De maand april (lijdend voorwerp) vindt deze gast (onderwerp) erg koud. findet sehr kalt. 7. Uw kind (onderwerp) kan elke dag (tijdsbepaling zonder voorzetsel) een prijs (lijdend voorwerp) winnen! kann gewinnen! 8. Sommige toeristen (onderwerp) hoefden geen entree (lijdend voorwerp) te betalen. brauchten zu bezahlen. 9. De receptioniste (onderwerp) geeft de reisleidster (meew. voorw.) een kamer (lijdend voorw.) met airco. gibt mit Klimaanlage. der- en ein-gruppe 207 Grammatica

Samenvatting Duits Grammatica Duits

Samenvatting Duits Grammatica Duits Samenvatting Duits Grammatica Duits Samenvatting door S. 836 woorden 20 februari 2013 5,8 61 keer beoordeeld Vak Duits Naamvallen. Nederlands: 2e naamval 4e naamval (bijvoegelijke bepaling, is 3e naamval

Nadere informatie

Voltooid tegenwoordige tijd (D = Perfekt)

Voltooid tegenwoordige tijd (D = Perfekt) Voltooid tegenwoordige tijd (D = Perfekt) De voltooid tegenwoordige tijd wordt in het Duits meestal in de spreektaal gebruikt. Ik heb huiswerk gemaakt. Ik maak -> ik maakte Ich habe Hausaufgaben gemacht.

Nadere informatie

Aantekening Duits Duitse grammatica

Aantekening Duits Duitse grammatica Aantekening Duits Duitse grammatica Aantekening door een scholier 583 woorden 26 december 2017 4,6 5 keer beoordeeld Vak Methode Duits Na Klar! Haben-hebben Präterium Ich Habe Hatte Hätte Du hast Hattest

Nadere informatie

Samenvatting Duits Hoofdstuk 2

Samenvatting Duits Hoofdstuk 2 Samenvatting Duits Hoofdstuk 2 Samenvatting door A. 1197 woorden 5 januari 2014 6,7 6 keer beoordeeld Vak Methode Duits Neue Kontakte Duits Hoofdstuk 2 Bron C De modale werkwoorden (die Modalverben) en

Nadere informatie

5,9. Samenvatting door een scholier 1371 woorden 4 november keer beoordeeld. * Duits * Uitspraak

5,9. Samenvatting door een scholier 1371 woorden 4 november keer beoordeeld. * Duits * Uitspraak Samenvatting door een scholier 1371 woorden 4 november 2006 5,9 313 keer beoordeeld Vak Duits * Duits * Uitspraak Umlaut Komt voor bij de letters in AUTO a -> a / aa ä -> e / ee o -> o / oo ö -> eu u ->

Nadere informatie

Horeca Vak Opleidingen Eindopdracht. Time Management

Horeca Vak Opleidingen Eindopdracht. Time Management Horeca Vak Opleidingen Eindopdracht Time Management Meine Tagesordnung Name.. Klasse opleiding - crebo 94153 94161 Zelfstandig werkend gastheer/ -vrouw ZGH1 Hotel- Congres- en Evenementen Management LBE1

Nadere informatie

Werkwoorden TB 49. wissen = weten müssen = moeten fahren = rijden. Voorbereiding PW hoofdstuk 4 Duits DUK7 - werkblad 3

Werkwoorden TB 49. wissen = weten müssen = moeten fahren = rijden. Voorbereiding PW hoofdstuk 4 Duits DUK7 - werkblad 3 Voorbereiding PW hoofdstuk 4 Duits DUK7 - werkblad 3 Neue Kontakte 5 e, VMBO KGT 1-2 Werkwoorden TB 49 3 e naamval TB 54 Rangtelwoorden (overzicht) Kloktijden (overzicht) Werkwoorden TB 49 wissen = weten

Nadere informatie

Samenvatting Duits Hoofdstuk 3 en 4 grammatica

Samenvatting Duits Hoofdstuk 3 en 4 grammatica Samenvatting Duits Hoofdstuk 3 en 4 grammat Samenvatting door een scholier 1676 woorden 7 maart 2018 6,1 3 keer beoordeeld Vak Methode Duits Na Klar! Duits toetsweek 2 Hoofdstuk 3 Voegwoorden Wanneer Wanneer

Nadere informatie

bringen ausleihen bezahlen wären denken auschecken das Handtuch das Problem das Missverständnis das Zimmer die Rechnung die Bettwäsche

bringen ausleihen bezahlen wären denken auschecken das Handtuch das Problem das Missverständnis das Zimmer die Rechnung die Bettwäsche An der Rezeption Ich habe eine Frage. Ich habe meine Handtücher vergessen / weil ich dachte / es sind welche auf dem Zimmer. Aber für zwei Euro können Sie sich Das war dann wohl ein hier welche leihen

Nadere informatie

Aantekening Duits Sterke werkwoorden, zwakke werkwoorden en haben, sein en werden

Aantekening Duits Sterke werkwoorden, zwakke werkwoorden en haben, sein en werden Aantekening Duits Sterke werkwoorden, zwakke werkwoorden en haben, sein en werden Aantekening door D. 964 woorden 20 december 2017 7,6 10 keer beoordeeld Vak Duits Het sterke werkwoord Een sterk werkwoord

Nadere informatie

Top 100 Duitse woorden

Top 100 Duitse woorden Top 100 Duitse woorden hinter achter hinten achteraan letzten Monat afgelopen maand schon al nur (of: nur noch) alleen maar nur noch alleen nog wenn als bitte alstublieft (als je iets geeft) immer altijd

Nadere informatie

Samenvatting Duits Grammatica

Samenvatting Duits Grammatica Samenvatting Duits Grammatica Samenvatting door een scholier 1253 woorden 18 maart 2008 4,7 34 keer beoordeeld Vak Methode Duits Na Klar! Duits na klar redemittel en grammatica (werkwoorden, 1e en 4e naamval,

Nadere informatie

haben / hatten / hätten können / konnten / könnten dürfen / durften / dürften werden / wurden / würden

haben / hatten / hätten können / konnten / könnten dürfen / durften / dürften werden / wurden / würden ein Missverständnis an der Rezeption haben / hatten / hätten bin / war / wäre können / konnten / könnten dürfen / durften / dürften werden / wurden / würden sich entschuldigen Es tut mir leid! Das wollte

Nadere informatie

Samenvatting Duits Het sterke ww

Samenvatting Duits Het sterke ww Samenvatting Duits Het sterke ww Samenvatting door een scholier 756 woorden 11 februari 2004 6,1 257 keer beoordeeld Vak Duits Het sterke werkwoord Kenmerken van het sterke werkwoord Klinkerverandering

Nadere informatie

Verleden tijd werkwoorden

Verleden tijd werkwoorden Verleden tijd werkwoorden De verleden tijd gebruik je in het Duits bij schijftaal zoals bij brieven en emails. Verleden tijd van zwakke werkwoorden: normale stam stam op d of t ich wohnte arbeitete du

Nadere informatie

Naamvallen Tabel Begrijpen. Klas 3/4

Naamvallen Tabel Begrijpen. Klas 3/4 Naamvallen Tabel Begrijpen Klas 3/4 Wil je weten hoe de Naamvallen Tabel in elkaar zit, dan is dit de juiste workshop voor jou. A) Naamvaltabel (overzicht) B) Tools om met de Naamvaltabel aan de slag te

Nadere informatie

Grüß Gott! Guten Morgen! Guten Tag! Guten Abend! Ich heiße Wie heißt du? Das ist Max. Das finde ich auch. Kommst du auch aus Duisburg.

Grüß Gott! Guten Morgen! Guten Tag! Guten Abend! Ich heiße Wie heißt du? Das ist Max. Das finde ich auch. Kommst du auch aus Duisburg. Ich heiße Anna. Ich bin neunzehn Jahre alt und komme aus Deutschland. Ich wohne in Duisburg und gehe dort zur Berufsschule. Das ist mein Freund Max. sich kennenlernen Hallo! Hi! Servus! Grüß Gott! Guten

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 1996 woorden 19 juni keer beoordeeld. Persoonlijk voornaamwoord. 1e nv ich du er sie es wir ihr sie Sie

Samenvatting door een scholier 1996 woorden 19 juni keer beoordeeld. Persoonlijk voornaamwoord. 1e nv ich du er sie es wir ihr sie Sie Samenvatting door een scholier 1996 woorden 19 juni 2018 0 keer beoordeeld Vak Duits Persoonlijk voornaamwoord 1e nv ich du er sie es wir ihr sie Sie 3 e nv mir dir ihm ihr ihm uns euch ihnen Ihnen 4 e

Nadere informatie

lassen fahren finden

lassen fahren finden ein Wochenende planen Lasst uns wirklich mal ein Wochenende nach Berlin fahren. Wie wäre es / wenn wir in einem Hotel übernachten? Ein Hotel finde ich zu teuer. Lasst uns lieber am Stadtrand zelten gehen.

Nadere informatie

Test KAPITEL. Ich habe Angst, den Zug wieder zu

Test KAPITEL. Ich habe Angst, den Zug wieder zu Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Kannst du mir das erklären? Ich warte nur noch auf die Bestätigung vom Arbeitsamt. In der Forschung beschäftigt man sich schon lange mit dieser Frage.

Nadere informatie

Henk Mangnus. Kortom. Duitse grammatica. Walvaboek

Henk Mangnus. Kortom. Duitse grammatica. Walvaboek Henk Mangnus Kortom Duitse grammatica Walvaboek INHOUD 1 De naamvallen 3 2 Het lidwoord en de andere bepalende woorden 4 3 Het werkwoord 6 4 Het voornaamwoord 14 5 Het voorzetsel 16 6 Het telwoord 21 7

Nadere informatie

5,5. Samenvatting door een scholier 543 woorden 19 juni keer beoordeeld. Prüfungsteil Schreiben. Schrijfvaardigheid formele brief

5,5. Samenvatting door een scholier 543 woorden 19 juni keer beoordeeld. Prüfungsteil Schreiben. Schrijfvaardigheid formele brief Samenvatting door een scholier 543 woorden 19 juni 2018 5,5 2 keer beoordeeld Vak Methode Duits Neue Kontakte Prüfungsteil Schreiben Schrijfvaardigheid formele brief - conventies Dit kan zijn een sollicitatiebrief,

Nadere informatie

Aantekening hs1 Cijfers Das Notensystem en lager 6

Aantekening hs1 Cijfers Das Notensystem en lager 6 Aantekening hs1 Cijfers Das Notensystem Nederlands: Duits: 10 1 9 8 2 7 3 6 4 5 5 4 en lager 6 In t Duits kennen we 3 lidwoorden: Aantekening hs1 de lidwoorden -der -die de/het -----> bepaald lidwoord

Nadere informatie

Snel uw zakelijk Duits verbeteren, zonder saaie grammaticaregels uit uw hoofd te leren

Snel uw zakelijk Duits verbeteren, zonder saaie grammaticaregels uit uw hoofd te leren WEET U WEL WAT U ZEGT? Zakelijk Duits - waar het vaak mis gaat E-book Snel uw zakelijk Duits verbeteren, zonder saaie grammaticaregels uit uw hoofd te leren 2 Verloopt de communicatie met uw Duitse zakenpartners

Nadere informatie

TOETS A A1 vmbo-gt(h), DEEL 1, SCHRITT 1-8. Luister naar het luisterfragment Neu im Fußballverein. Beantwoord de vragen in het Nederlands.

TOETS A A1 vmbo-gt(h), DEEL 1, SCHRITT 1-8. Luister naar het luisterfragment Neu im Fußballverein. Beantwoord de vragen in het Nederlands. Naam: Klas: Datum: HÖREN Luister naar het luisterfragment Neu im Fußballverein. Beantwoord de vragen in het Nederlands. (8 punten) 1. Welk compliment geeft Igor (de jongen) aan Linda (het meisje)? 2. In

Nadere informatie

Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Test KAPITEL

Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Test KAPITEL Sie können hier leider nur bar bezahlen. Von diesem Gewürz bekomme ich immer Kopfschmerzen. Diese Hosen sind im Moment sehr gefragt. Am Wochenende habe ich kaum Zeit für meine Hausaufgaben. Ich finde es

Nadere informatie

die Meldung bestätigen nicht jetzt

die Meldung bestätigen nicht jetzt am Computer sitzen im Internet surfen Informationen suchen mit einem Freund chatten eine E-Mail schreiben Nachrichten lesen Freunde finden ein Foto hochladen eine Datei herunterladen einen Film gucken

Nadere informatie

Kunde (vul de rol in het Duits in) 1 Guten Tag. 1 Groet terug.

Kunde (vul de rol in het Duits in) 1 Guten Tag. 1 Groet terug. Polizei Polizei Dialog 1- Handy Dialog 1 - Handy Kunde (vul de rol in het Duits in) 1 Guten Tag. 1 Groet terug. 2 Wie kann ich Ihnen helfen? 2 Vertel, dat je zaktelefoon is gestolen. 3 Können Sie mir erzählen,

Nadere informatie

Duits - Havo 3 - Hoofdstuk 5 samenvatting

Duits - Havo 3 - Hoofdstuk 5 samenvatting Duits - Havo 3 - Hoofdstuk 5 samenvatting Rode tekst = tip Grammatica Imperfekt (verleden tijd) wollen (willen) sollen (moeten) müssen (moeten) wissen (weten) ich wollte sollte musste wusste du wolltest

Nadere informatie

Zoals jullie afgelopen jaar geleerd hebben eisen voorzetsels een naamval.

Zoals jullie afgelopen jaar geleerd hebben eisen voorzetsels een naamval. Naamvallen & Voorzetsels Zoals afgelopen jaar geleerd hebben eisen voorzetsels een naamval. Onder aan staat rijtje met de belangrijkste voorzetsels en werkwoorden. Meteen heb je ook een overzicht hoe dan

Nadere informatie

2 Wie kann ich Ihnen helfen? 2 Je vraagt of zij/hij je kan doorverbinden met de heer Schröder?

2 Wie kann ich Ihnen helfen? 2 Je vraagt of zij/hij je kan doorverbinden met de heer Schröder? Telefon Dialog 1 - Verbinden 1 Guten Tag. Deutsche Bank. Sie sprechen mit Frau/Herrn Rau. Telefon Dialog 1 - Verbinden Kunde 1 Groet terug en stelt je voor. 2 Wie kann ich Ihnen helfen? 2 Je vraagt of

Nadere informatie

2 Kann ich dir helfen? 2 Ik voel me ziek. 3 Bist du hier im Urlaub? 3 Ja, je bent hier op vakantie.

2 Kann ich dir helfen? 2 Ik voel me ziek. 3 Bist du hier im Urlaub? 3 Ja, je bent hier op vakantie. Arzt Arzt Dialog 1 - Grippe Dialog 1 - Grippe 1 Guten Tag. 1 Je groet terug. 2 Kann ich dir helfen? 2 Ik voel me ziek. 3 Bist du hier im Urlaub? 3 Ja, je bent hier op vakantie. 4 Dann brauche ich zuerst

Nadere informatie

Kapitel 8 Nervenkitzel

Kapitel 8 Nervenkitzel 1: Am See Kapitel 8 Nervenkitzel 4. 1. gedacht 4. kans 2. blokken 5. verknalt 3. kamerarrest 6. redt 6. 1. Groβeltern Köningswinter 2. Bruder Brandenburg 3. Ste. Maxime Campingplatz 4. Sylt Insel 5. zu

Nadere informatie

Ich möchte eine Fahrkarte nach Schwerin / bitte. Vormittags also.

Ich möchte eine Fahrkarte nach Schwerin / bitte. Vormittags also. eine Zugfahrkarte kaufen Ich möchte eine Fahrkarte nach Schwerin / bitte. Wann möchten Sie fahren? Am Donnerstag / den 17. Oktober am Vormittag / bitte. Vormittags also. Mal sehen. Es fährt ein Zug um

Nadere informatie

Je werkt in een ijszaak op de boulevard van Scheveningen en een Duitse toerist spreekt je aan

Je werkt in een ijszaak op de boulevard van Scheveningen en een Duitse toerist spreekt je aan Opdrachten Taaldorp Duits Om sommige onderstaande opdrachten te kunnen doen moet je beschikken over geld. Dit kun je bij de pinautomaat verkrijgen. Volg de instructies op de pinautomaat. Situatie 1: Leerling

Nadere informatie

Logboek bij de lessenserie over. Cengiz und Locke. van Zoran Drvenkar. Groep: Leden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. Fragment:

Logboek bij de lessenserie over. Cengiz und Locke. van Zoran Drvenkar. Groep: Leden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. Fragment: Logboek bij de lessenserie over Cengiz und Locke van Zoran Drvenkar Groep: Leden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. Fragment: ANWEISUNGEN Dit is een serie van drie lessen. Jullie gaan in zes groepen van vier of vijf leerlingen

Nadere informatie

Bob Duijvestijn / Henk Mangnus. Schreibstunde. Schrijfvaardigheid Duits voor bovenbouw havo en vwo. Walvaboek

Bob Duijvestijn / Henk Mangnus. Schreibstunde. Schrijfvaardigheid Duits voor bovenbouw havo en vwo. Walvaboek Bob Duijvestijn / Henk Mangnus Schreibstunde Schrijfvaardigheid Duits voor bovenbouw havo en vwo Walvaboek Voorwoord Schreibstunde is een uitgave voor schrijfvaardigheid Duits bovenbouw havo/vwo. De eerste

Nadere informatie

Antwoorden Duits Hoofdstuk 1

Antwoorden Duits Hoofdstuk 1 Antwoorden Duits Hoofdstuk 1 Antwoorden door T. 668 woorden 25 september 2008 4,9 81 keer beoordeeld Vak Methode Duits Na Klar! Duits Antwoorden, Havo 4, Na Klar, Hoofdstuk 1. 2. Uitspraken die goed zijn:

Nadere informatie

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Om de weg naar je accommodatie vragen

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Om de weg naar je accommodatie vragen - Vinden Wo kann ich finden? Om de weg naar je accommodatie vragen Waar kan ik vinden?... ein Zimmer zu vermieten?... een kamer te huur?... ein Hostel?... een hostel?... ein Hotel?... een hotel?... eine

Nadere informatie

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Om de weg naar je accommodatie vragen

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Om de weg naar je accommodatie vragen - Vinden Waar kan ik vinden? Om de weg naar je accommodatie vragen Wo kann ich finden?... een kamer te huur?... ein Zimmer zu vermieten?... een hostel?... ein Hostel?... een hotel?... ein Hotel?... een

Nadere informatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt - Belangrijkste benodigdheden Können Sie mir bitte helfen? Om hulp vragen Sprechen Sie Englisch? Vragen of iemand Engels spreekt Sprechen Sie _[Sprache]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt Ich

Nadere informatie

SPREKEN EN GESPREKSVAARDIGHEID

SPREKEN EN GESPREKSVAARDIGHEID PTA SPREKEN EN GESPREKSVAARDIGHEID Algemene informatie Taal Duits Duur 10 minuten Weging 20 % (4 x) Herkansbaar Ja Hulpmiddelen Geen Datum Vrijdag 2 februari (indeling volgt nog) Opbouw Het mondeling bestaat

Nadere informatie

Uiteenzetting Duits Duitse naamvallen

Uiteenzetting Duits Duitse naamvallen Uiteenzetting Duits Duitse naamvallen Uiteenzetting door M. 560 woorden 22 mei 2013 5,4 108 keer beoordeeld Vak Methode Duits Na Klar! 1) Naamvallen Een naamval is de functie van een zinsdeel. VB: lijdend

Nadere informatie

Dort finden Sie weitere Informationen. Am Ende des Korridors sind die Toiletten. Die Duschen befinden sich gegenüber.

Dort finden Sie weitere Informationen. Am Ende des Korridors sind die Toiletten. Die Duschen befinden sich gegenüber. Willkommen in unserem Hostel. Aktivitäten in der Umgebung An der Rezeption können Sie einund auschecken. das WiFi-Passwort Dort finden Sie weitere Informationen. Hier können Sie Ihren Schlüssel abgeben

Nadere informatie

weiblich das Alter der Beruf

weiblich das Alter der Beruf das Formular erreichen der Fehler Nachname Vorname Land Telefonnummer Geburtsdatum Straße Postleitzahl Ort Handynummer Sprachen das Passwort der Benutzername die Staatsangehörigkeit das Geschlecht männlich

Nadere informatie

Samenvatting Duits H4 Einen guten Rutsch

Samenvatting Duits H4 Einen guten Rutsch Samenvatting Duits H4 Einen guten Rutsch Samenvatting door een scholier 1005 woorden 30 mei 2017 1 1 keer beoordeeld Vak Duits Einen guten Rutsch! Vocabulaire https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-duits-h4-einen-guten-rutsch

Nadere informatie

k ga naar school ch gehe zur Schule

k ga naar school ch gehe zur Schule Nederlandstalig onderwijs k ga naar school ch gehe zur Schule Nederlands Deutsch k ga naar school ch gehe zur Schule Wat heb ik goed geslapen. Mama helpt me bij het wassen en aankleden. Ze vertelt me dat

Nadere informatie

Reisen Unterkunft. Unterkunft - Finden. Unterkunft - Buchen. Nach dem Weg zur Unterkunft fragen

Reisen Unterkunft. Unterkunft - Finden. Unterkunft - Buchen. Nach dem Weg zur Unterkunft fragen - Finden Wo kann ich finden? Nach dem Weg zur fragen Waar kan ik vinden?... ein Zimmer zu vermieten?... een kamer te huur? Art der... ein Hostel?... een hostel? Art der... ein Hotel?... een hotel? Art

Nadere informatie

Dort finden Sie weitere Informationen. Ich erkläre Ihnen / wo sich die Räume befinden. Am Ende des Korridors sind die Toiletten.

Dort finden Sie weitere Informationen. Ich erkläre Ihnen / wo sich die Räume befinden. Am Ende des Korridors sind die Toiletten. Willkommen in unserem Hostel. Aktivitäten in der Umgebung An der Rezeption können Sie einund auschecken. das WiFi-Passwort Dort finden Sie weitere Informationen. Hier können Sie Ihren Schlüssel abgeben

Nadere informatie

Neue Kontakte Kapitel 3 3de klas Redemittel

Neue Kontakte Kapitel 3 3de klas Redemittel 1 Neue Kontakte Kapitel 3 3de klas Redemittel Wie war dein Urlaub? Einfach toll! Wo wart ihr? Wir waren zuerst in Frankreich und dann in Spanien. Mit wem warst du in Urlaub? Mit meinen Eltern und mit einer

Nadere informatie

Zakelijke correspondentie

Zakelijke correspondentie - Aanhef Duits Nederlands Sehr geehrter Herr Präsident, Geachte heer President Zeer formeel, geadresseerde heeft een speciale titel die in plaats van de naam wordt gebruikt Sehr geehrter Herr, Formeel,

Nadere informatie

Zakelijke correspondentie

Zakelijke correspondentie - Aanhef Nederlands Duits Geachte heer President Sehr geehrter Herr Präsident, Zeer formeel, geadresseerde heeft een speciale titel die in plaats van de naam wordt gebruikt Geachte heer Formeel, mannelijke

Nadere informatie

Op het potje Aufs Töpfchen

Op het potje Aufs Töpfchen Op het potje Aufs Töpfchen Wat is zindelijkheid? Je kind is zindelijk als het: - niet meer in zijn broek plast. - overdag droog is. - zelf op het potje of het toilet gaat zitten wanneer het moet plassen.

Nadere informatie

Taaltips voor succesvol zakendoen in het Duits

Taaltips voor succesvol zakendoen in het Duits Taaltips voor succesvol zakendoen in het Duits Dit document is samengesteld als aanvulling op de test Succesvol zakendoen in het Duits. Wilt u ontdekken hoe goed u geëquipeerd bent voor zakendoen met Duitstalige

Nadere informatie

vor hinter neben links um die Ecke am Ende hier dort nicht weit zwischen geradeaus rechts Dann bis später. Nach dem Weg fragen. Ja / das stimmt.

vor hinter neben links um die Ecke am Ende hier dort nicht weit zwischen geradeaus rechts Dann bis später. Nach dem Weg fragen. Ja / das stimmt. sich in der Stadt verabreden Gut dann gehen wir gleich in die Stadt shoppen? Und ich gehe in den Plattenladen. Das ist ein guter Plan. Und dann treffen wir uns wieder / um fünf oder so? Ja / fünf Uhr ist

Nadere informatie

BRIEVEN VAN EEN DUITSE MOEDER AAN HAAR ZOON

BRIEVEN VAN EEN DUITSE MOEDER AAN HAAR ZOON BRIEVEN ALS BRONMATERIAAL: BRIEVEN VAN EEN DUITSE MOEDER AAN HAAR ZOON Ook de Duitse vijand schreef brieven en stond in contact met het thuisfront. Zoals reeds eerder vermeld werden er vaak vormen van

Nadere informatie

wohnen reisen arbeiten reden Öffnen finden

wohnen reisen arbeiten reden Öffnen finden 1.1. TEGENWOORDIGE TIJD (OTT) van normale zwakke en sterke werkwoorden: wohnen reisen arbeiten reden Öffnen finden ich wohn e du wohn st reis t arbeit e st red e st öffn e st find e st er,sie,es wohn t

Nadere informatie

Test KAPITEL. Für diese harte Arbeit ist er wohl nicht

Test KAPITEL. Für diese harte Arbeit ist er wohl nicht Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Er kam zu dem Schluss, dass er mehr für die Schule tun musste. Ich konnte doch nicht ahnen, dass ich dich damit verletzen würde. Das Ergebnis hat

Nadere informatie

Duits voor zelfstudie

Duits voor zelfstudie Prisma Taaltraining Duits voor zelfstudie dr. Katja B. Zaich INHOUD Voorwoord INHOUD Les 1 Tekst 1 9 Begroetingen 9 Du of Sie? 10 Vragen hoe het met de ander gaat 11 Zich voorstellen 11 Tekst 2 13 Vragen

Nadere informatie

Kapitel 3 Online. 6 der ICE-Zug 7 die Fahrkarte 8 das Gleis 9 der Bahnsteig 10 der Eisenbahnwagen

Kapitel 3 Online. 6 der ICE-Zug 7 die Fahrkarte 8 das Gleis 9 der Bahnsteig 10 der Eisenbahnwagen 1: Nach Hannover 8. 1. Gästezimmer 2. Couch 3. Imbissstand 4. vermiete 5. Fuβboden Kapitel 3 Online 2: Brit-RePro 13. 1 der Lokführer 2 die Fahrgäste 3 der Fahrplan 4 das Abteil 5 der Schaffner 18. 1 abfährt

Nadere informatie

Basisgrammatica. Prisma Taalbeheersing. Arjan Krijgsman Johan Zonnenberg. Begrijpelijk voor iedereen. Duits

Basisgrammatica. Prisma Taalbeheersing. Arjan Krijgsman Johan Zonnenberg. Begrijpelijk voor iedereen. Duits Prisma Taalbeheersing Basisgrammatica Duits Begrijpelijk voor iedereen Arjan Krijgsman Johan Zonnenberg Uitgeverij Unieboek Het Spectrum bv, Houten - Antwerpen 6 Inhoud Grammatica - Waar doe je het voor?

Nadere informatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt - Belangrijkste benodigdheden Können Sie mir bitte helfen? Om hulp vragen Sprechen Sie Englisch? Vragen of iemand Engels spreekt Sprechen Sie _[Sprache]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt Ich

Nadere informatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt - Belangrijkste benodigdheden Kunt u me alstublieft helpen? Om hulp vragen Spreekt u Engels? Vragen of iemand Engels spreekt Spreekt u _[taal]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt Ik spreek geen

Nadere informatie

TOETS A A1 VWO(H), DEEL 1, SCHRITT Luister naar Auf dem Münchner Viktualienmarkt. Kruis tijdens het luisteren het goede antwoord aan.

TOETS A A1 VWO(H), DEEL 1, SCHRITT Luister naar Auf dem Münchner Viktualienmarkt. Kruis tijdens het luisteren het goede antwoord aan. Naam: Klas: Datum: HÖREN Luister naar Auf dem Münchner Viktualienmarkt. Kruis tijdens het luisteren het goede antwoord aan. (5 punten) 1. Waarom is Annika zo blij om op de markt in München te zijn? A Eindelijk

Nadere informatie

http://www.schoolsamenvatting.nl/ - De site voor samenvattingen

http://www.schoolsamenvatting.nl/ - De site voor samenvattingen GRAMMATICA OEFENINGEN DUITS Vertaal mbv woordenboek!!!! 1. Ik hoor het vrij vaak = Ich höre es oft 2. Op de eerste plaats = 3. Ik weet niet, of hij kan komen = 4. Hij wil zelfmoord plegen = 5. Kunt u mij

Nadere informatie

Pascal Egbers gestorben am 12. Mai 2017

Pascal Egbers gestorben am 12. Mai 2017 In stillem Gedenken an Pascal Egbers gestorben am 12. Mai 2017 Annegret Korte schrieb am 21. September 2017 um 21.47 Uhr Liebe Familie Egbers, und Freundin mit Tochter. Es tut schon weh, am Grabe von Pascal

Nadere informatie

Was machst du am liebsten am Wochenende? Spielst du ein Instrument? Ich lese gern. Ich kann schnell neue Informationen verarbeiten.

Was machst du am liebsten am Wochenende? Spielst du ein Instrument? Ich lese gern. Ich kann schnell neue Informationen verarbeiten. nett ehrlich hilfsbereit tierlieb treu chaotisch lieb schüchtern spontan Was sind deine Hobbys? Was machst du am liebsten am Wochenende? Was machst du in deiner Freizeit? Treibst du Sport? Spielst du ein

Nadere informatie

Samenvatting Duits H7 Eigener Herd ist Goldes wert!

Samenvatting Duits H7 Eigener Herd ist Goldes wert! Samenvatting Duits H7 Eigener Herd ist Goldes wert! Samenvatting door een scholier 821 woorden 30 mei 2017 0 keer beoordeeld Vak Duits H7 Eigener Herd ist Goldes wert! Pagina 1 van 6 Werkwoorden thuis

Nadere informatie

Sharing Grammars. Dr. Karijn Helsloot, Hogeschool Windesheim Domein Bewegen en Educatie , Meertaligheid in het Onderwijs

Sharing Grammars. Dr. Karijn Helsloot, Hogeschool Windesheim Domein Bewegen en Educatie , Meertaligheid in het Onderwijs Sharing Grammars Dr. Karijn Helsloot, Hogeschool Windesheim Domein Bewegen en Educatie in Po en Vo, van 4-18 jaar Lidwoorden Woordgeslacht/gender Bepaald en onbepaald Enkelvoud en meervoud Fonologische

Nadere informatie

Grammatica Jaar 1-2. www.meesterarndt.nl: Ga dan naar Tools Duits Klas 1-2 Grammatica. Veel succes met het leren van de Duitse taal.

Grammatica Jaar 1-2. www.meesterarndt.nl: Ga dan naar Tools Duits Klas 1-2 Grammatica. Veel succes met het leren van de Duitse taal. Grammatica Jaar 1-2 Beste Leerling, Met deze grammatica heb je een overzicht over de grammatica die wij in jaar 1-2 bespreken. Deze opdrachten staan natuurlijk ook online: www.meesterarndt.nl: Ga dan naar

Nadere informatie

Schriftelijk proefexamen ZAKELIJK DUITS

Schriftelijk proefexamen ZAKELIJK DUITS Schriftelijk proefexamen ZAKELIJK DUITS Beschikbare tijd: 90 MINUTEN 50803 Proefexamen HET PROEFEXAMEN BESTAAT UIT 0 GENUMMERDE PAGINA'S. 4 OPDRACHTEN GRAMMATICA OPDRACHT IDIOOM BRIEFOPDRACHT BENODIGDE

Nadere informatie

Luister naar het gesprek tussen de verkoopmedewerker (Verkäufer) en de klant (Kundin). Je kunt de tekst meelezen.

Luister naar het gesprek tussen de verkoopmedewerker (Verkäufer) en de klant (Kundin). Je kunt de tekst meelezen. Print het Word-document uit. Afrekenen met de klant Opdracht 1 Luister naar luisterfragment 6 Luister naar het gesprek tussen de verkoopmedewerker (Verkäufer) en de klant (Kundin). Je kunt de tekst meelezen.

Nadere informatie

Willkommen Duits idioom voor hotel en restaurant

Willkommen Duits idioom voor hotel en restaurant Grit Scheerder Bob Duijvestijn Henk Mangnus Herzlich Willkommen Duits idioom voor hotel en restaurant Walvaboek Woord vooraf In deze uitgave is een groot aantal woorden, uitdrukkingen en zinnen bijeengebracht

Nadere informatie

Grammatica Jaar 1-2 & 3

Grammatica Jaar 1-2 & 3 Grammatica Jaar 1-2 & 3 Beste Leerling, Met deze grammatica heb je een overzicht over de grammatica die wij in klas 1-2 besproken hebben en in het klas 3 zullen bespreken. Deze opdrachten staan natuurlijk

Nadere informatie

Kapitel 6 Urlaub zum Verlieben. Antwoorden. 1-2 vmbo-kgt Kapitel 6 Antwoorden

Kapitel 6 Urlaub zum Verlieben. Antwoorden. 1-2 vmbo-kgt Kapitel 6 Antwoorden Kapitel 6 Urlaub zum Verlieben Antwoorden 1 Sehen a 1 Deutschland, die Schweiz, Österreich, Frankreich, Italien 2 bijvoorbeeld: Ja, in Tirol. b 3 glad 4 de rots 5 het touw 6 de hut 7 gelukt 8 uitglijden

Nadere informatie

Neue Kontakte 1-2 thv. Spreekkaarten

Neue Kontakte 1-2 thv. Spreekkaarten Neue Kontakte 1-2 thv Spreekkaarten Kapitel 1 Kennen wir uns? Spreekkaart A Je bent op vakantie in Oostenrijk. Je komt een meisje tegen. Je voert een gesprek om wat meer van haar te weten te komen 1 [>]

Nadere informatie

Stammtisch an der Küste 22.05.2014 25.05.2014

Stammtisch an der Küste 22.05.2014 25.05.2014 Stammtisch an der Küste 22.05.2014 25.05.2014 23 campers Deze keer in het Nederlands. Dit leek ons nu wel eens tijd worden Joke en ik hopen dat jullie het kunnen vertalen. Woensdag 21 mei waren er al veel

Nadere informatie

Geschäftskorrespondenz

Geschäftskorrespondenz - Einleitung Niederländisch Deutsch Geachte heer President Sehr geehrter Herr Präsident, Sehr formell, Empfänger hat einen besonderen Titel, der anstelle seines Namens benutzt wird Geachte heer Formell,

Nadere informatie

Geschäftskorrespondenz

Geschäftskorrespondenz - Einleitung Deutsch Niederländisch Sehr geehrter Herr Präsident, Geachte heer President Sehr formell, Empfänger hat einen besonderen Titel, der anstelle seines Namens benutzt wird Sehr geehrter Herr,

Nadere informatie

Hueber Verlag 2012, Wat leuk! A1, Kopiervorlage, ISBN

Hueber Verlag 2012, Wat leuk! A1, Kopiervorlage, ISBN ab les 8: VIER OP EEN RIJ (Vier gewinnt) Vorbereitung Kopieren Sie die Aufgabenkarten auf festes Papier und schneiden Sie sie aus. Kopieren Sie auch das Spielbrett mit den 25 Feldern auf festes Papier.

Nadere informatie

Persoonlijke correspondentie Brief

Persoonlijke correspondentie Brief - Adressering Herrn Peter Müller Falkenstraße 28 20140 Hamburg Deutschland Herrn Peter Müller Falkenstraße 28 20140 Hamburg Deutschland Standaard adressering in Nederland: naam geadresseerde, straatnaam

Nadere informatie

Persoonlijke correspondentie Brief

Persoonlijke correspondentie Brief - Adressering Herrn Peter Müller Falkenstraße 28 20140 Hamburg Deutschland Hans van der Meer, Stationslaan 87, 1011 Amsterdam Standaard adressering in Nederland: naam geadresseerde, straatnaam + huisnummer,

Nadere informatie

Reizen De weg vinden. De weg vinden - Locatie. Ich habe mich verirrt. Niet weten waar je bent.

Reizen De weg vinden. De weg vinden - Locatie. Ich habe mich verirrt. Niet weten waar je bent. - Locatie Ich habe mich verirrt. Niet weten waar je bent. Können Sie mir zeigen, wo das auf der Karte ist? Vragen naar een bepaalde op de kaart Wo kann ich finden? Naar een bepaalde vragen... ein Badezimmer?...

Nadere informatie

Sprechmittel Endlich Ferien!

Sprechmittel Endlich Ferien! Sprechmittel Endlich Ferien! Je zegt dat je zin in de vakantie hebt. Je geeft aan dat je zin hebt op reis te gaan. Je vertelt het liefste thuis te blijven. Je wilt naar het buitenland. Eindelijk eens van

Nadere informatie

Persoonlijke correspondentie Brief

Persoonlijke correspondentie Brief - Adressering Hans van der Meer, Stationslaan 87, 1011 Amsterdam Herrn Peter Müller Falkenstraße 28 20140 Hamburg Deutschland Standaard adressering in Nederland: naam geadresseerde, straatnaam + huisnummer,

Nadere informatie

Wir sind verwandt. Wir sind verwandt. Kann ich die Antworten haben. Kann ich die Antworten haben? die Cousine. die Nichte / die Cousine

Wir sind verwandt. Wir sind verwandt. Kann ich die Antworten haben. Kann ich die Antworten haben? die Cousine. die Nichte / die Cousine die Familie Wir sind verwandt Wir sind verwandt. Ich habe mein Arbeitsbuch vergessen Ich habe mein Arbeitsbuch vergessen. Können Sie das aufschreiben Können Sie das aufschreiben? Kann ich die Antworten

Nadere informatie

Voorbereiding PW hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2 Duits DUK3 - werkblad 1

Voorbereiding PW hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2 Duits DUK3 - werkblad 1 Voorbereiding PW hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2 Duits DUK3 - werkblad 1 Neue Kontakte 5 e, VMBO KGT 1-2 Werkwoorden Regelmatige, zwakke werkwoorden STAPPENPLAN voor het vervoegen van werkwoorden 1. Hele werkwoord

Nadere informatie

Ruzie maken Streiten

Ruzie maken Streiten Ruzie maken Streiten Als kinderen ruzie maken Wenn kinder sich streiten Kinderen maken ruzie. Dat gebeurt in elk gezin. Ruzie om een stuk speelgoed, een spelletje dat uit de hand loopt, een jaloerse reactie

Nadere informatie

bab.la Uitdrukkingen: Zakelijke correspondentie Bestelling Nederlands-Duits

bab.la Uitdrukkingen: Zakelijke correspondentie Bestelling Nederlands-Duits bab.la Uitdrukkingen: Zakelijke correspondentie Bestelling Nederlands-Duits Bestelling : Bestelling plaatsen Wij overwegen de aanschaf van... Wir ziehen den Kauf von... in Betracht... Formeel, voorzichtig

Nadere informatie

Willkommen und Abschied: 1J 2D 3E 4I 5C 6M 7R 8O 9Q 10B 11H 12K 13L 14A 15N 16P 17F 18G

Willkommen und Abschied: 1J 2D 3E 4I 5C 6M 7R 8O 9Q 10B 11H 12K 13L 14A 15N 16P 17F 18G Opdracht door een scholier 1074 woorden 10 oktober 2011 5 2 keer beoordeeld Vak Methode Duits Neue Kontakte Neue Kontakte Digizine 5 2 Antwoorden bij de leesteksten Goethe! Trailer: 1F 2D 3G 4A 5H 6C 7B

Nadere informatie

Immigratie Documenten

Immigratie Documenten - Algemeen Wo kann ich das Formular für finden? Vragen waar men een formulier kan vinden Wann wurde ihr [Dokument] ausgestellt? Vragen wanneer een document is afgegeven Wo wurde Ihr [Dokument] ausgestellt?

Nadere informatie

morgen, übermorgen, morgen früh, heute Abend, Wann?

morgen, übermorgen, morgen früh, heute Abend, Wann? 47 Morgen ist er nicht da. Ich brauche einen neuen Termin. Geht es morgen? O.k., dann also Montagnachmittag! Nein, morgen ist Dr. Feucht nicht da, morgen operiert er im Krankenhaus. Aber Montagnachmittag

Nadere informatie

Woordenlijst Nederlands Duits

Woordenlijst Nederlands Duits Taaltalent deel 1 Methode Nederlands voor midden- en hoogopgeleide anderstaligen Woordenlijst Nederlands Duits Hoofdstuk 1 De cursus Henny Taks Katja Verbruggen u i t g e v e r ij coutinho c bussum 2014

Nadere informatie

Ich mache eine Ausbildung zum Dachdecker. Ich gehe gleichzeitig in die Berufsschule. Als Dachdecker fertigt man Dächer an.

Ich mache eine Ausbildung zum Dachdecker. Ich gehe gleichzeitig in die Berufsschule. Als Dachdecker fertigt man Dächer an. Meine Ausbildung zum Dachdecker Ich mache eine Ausbildung zum Dachdecker. Die Ausbildung dauert drei Jahre. Ich arbeite in einem Betrieb. Ich gehe gleichzeitig in die Berufsschule. Ich bin im ersten Lehrjahr.

Nadere informatie

Duitse werkwoorden. Sibel Aksakal-Budak. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Duitse werkwoorden. Sibel Aksakal-Budak. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Sibel Aksakal-Budak 07 October 2015 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/65609 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein.

Nadere informatie

gezellig Het was een leuke dag en het was leuk om deze dag te doen want beter Toppie leuk man het was prima Echt leuk Dag kan niet meer stuk

gezellig Het was een leuke dag en het was leuk om deze dag te doen want beter Toppie leuk man het was prima Echt leuk Dag kan niet meer stuk Hoe vonden jullie de dag vandaag? Positief feedback: gezellig Het was een leuke dag en het was leuk om deze dag te doen want beter dan les. Toppie man het was prima Echt leuk Dag kan niet meer stuk leerzaam,

Nadere informatie

U hebt hier het activiteitenprogramma voor de periode van 20 juli t/m 2. augustus. Het zijn de activiteiten zoals deze georganiseerd worden door

U hebt hier het activiteitenprogramma voor de periode van 20 juli t/m 2. augustus. Het zijn de activiteiten zoals deze georganiseerd worden door Beste lezer, U hebt hier het activiteitenprogramma voor de periode van 20 juli t/m 2 augustus. Het zijn de activiteiten zoals deze georganiseerd worden door de vereniging voor Evangelisatie & Recreatie.

Nadere informatie

drücken benötigen wissen

drücken benötigen wissen die Telefontasten Herzlich willkommen im Berufsberatungszentrum. Bitte wählen Sie Ihren gewünschten Ansprechpartner per Telefontaste. Bei Fragen zu Ausbildung und Studium drücken Sie bitte die 1. Benötigen

Nadere informatie