Jaarboek Actieve Cultuurparticipatie Doelen, middelen, effecten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Jaarboek Actieve Cultuurparticipatie 2012. Doelen, middelen, effecten"

Transcriptie

1 Jaarboek Actieve Cultuurparticipatie 2012 Doelen, middelen, effecten

2 Jaarboek Actieve Cultuurparticipatie 2012 Doelen, middelen, effecten Redactie: Teunis IJdens Marjo van Hoorn Andries van den Broek Chrit van Rensen Fonds voor Cultuurparticipatie Utrecht, september 2012

3 5 Voorwoord 1. Van den Broek (2010b). Toekomstverkenning kunstbeoefening. 2. Heijthuijsen, Knol et al., red. (2012). Zonder titel. Amateur en professional in de beeldende kunst. Voorwoord Bij de derde keer mag het een traditie heten: de verschijning van het Jaarboek actieve cultuurparticipatie. Ook in deze editie hebben diverse auteurs zich op verzoek van de redactie gebogen over de stand van het beleid op het gebied van cultuureducatie en amateurkunst. Ze blikken terug op de programma s van het Fonds voor Cultuurparticipatie in , maar kijken uiteraard ook vooruit naar de komende jaren. Op het moment dat dit boek verschijnt, worden de politieke kaarten in Nederland opnieuw geschud. Zonder bij het schrijven van deze regels de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen te kennen, is de verwachting echter dat cultuureducatie kan blijven rekenen op veel draagvlak. Op één punt zijn veel partijen het eens: alle kinderen verdienen het best mogelijke cultuuronderwijs. Cultuureducatie met kwaliteit is inmiddels een breed gedragen motto. De auteurs van de bijdragen in dit jaarboek bekennen geen politieke kleur. Ze houden de lezer en in het bijzonder politici en beleidsmakers wel een spiegel voor. Want bij alle draagvlak voor cultuureducatie zijn we in Nederland weinig precies als het aankomt op de vraag wát we daarmee willen bereiken en of onze doelen ook worden behaald. Evalueren van resultaten gebeurt te weinig. Er wordt veel gesproken over structuren en randvoorwaarden, en relatief weinig over de fundamentele vraag wat kinderen zouden moeten leren. En over de vraag of scholen en culturele instellingen in staat zijn kinderen dat ook te bieden. Daarbij wordt een dringend beroep op scholen, leraren en educatief medewerkers gedaan, maar ook op cultuurwetenschappers en onderwijskundigen. Om beleid en praktijk kritisch te volgen en om deze te voeden met visie en ideeën. Zoals onderzoekers aan de Rijksuniversiteit Groningen dat doen met hun project Cultuur in de spiegel. Naast een nieuw theoretisch kader voor cultuuronderwijs moet dat ook inzicht opleveren in de manier waarop scholen het in de praktijk gebruiken. De hernieuwde aandacht voor inhoud en kwaliteit laat onverlet dat de kansen voor kinderen op toegang tot cultuur nog steeds ongelijk verdeeld zijn. Hoe bereiken we alle kinderen, ongeacht het inkomen of de opleiding van hun ouders? Veel lokale voorzieningen zoals Centra voor de kunsten en muziekscholen staan door bezuinigingen onder enorme druk. Het brede maatschappelijke en politieke draagvlak voor cultuureducatie helpt hopelijk om hier een kentering in te brengen. Er zijn meer terreinen dan de educatie waar wetenschap, beleid en praktijk elkaar kunnen versterken. Het Sociaal en Cultureel Planbureau stelde de vraag hoe de cultuursector in kan spelen op de snel veranderende voorkeur van de geëmancipeerde amateurkunstenaar. 1 De grenzen tussen professionele (beeldende) kunst en amateurkunst worden vager en zijn op zijn minst in beweging: zie de bundel Zonder titel, een gezamenlijke uitgave van het Mondriaan Fonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie. 2 We leven hoe dan ook in een fascinerende tijd. Terwijl cultuurpessimisten en -optimisten met elkaar strijden over de vraag wat de toekomst voor de kunsten nu precies zal zijn, hebben de nieuwe media een open speelveld gecreëerd voor allerlei nieuwe vormen van participatie en (co-)creatie. Deze ontwikkeling verdient

4 6 Voorwoord ruime aandacht van het onderzoek, het liefst in een multidisciplinaire benadering. Met ruimte voor het beleidswetenschappelijke, maar vooral ook het artistieke, kunstbeschouwelijke en cultuurfilosofische perspectief. Genoeg aanleiding en urgentie dus om de traditie van het jaarboek voort te zetten. Ik wens u inspirerend leesplezier. Jan Jaap Knol, Directeur Fonds voor Cultuurparticipatie.

5 8 Inhoudsopgave 9 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 3 Voorwoord Jan Jaap Knol 9 Hoe weet je dat, waarom denk je dat het zo is? Redactionele inleiding Teunis IJdens 127 Wat we (nog niet) weten over talentontwikkeling Peter Hermans 145 Literatuurlijst 150 Colofon 21 Buitenschoolse muziekeducatie voor kinderen en jongeren: deelname en drempels Henk Vinken en Andries van den Broek 37 Muziekles op de basisschool: meer en beter? Tamara van Schilt-Mol 52 Waarom wij altijd bijna het Songfestival winnen Thije Adams 62 Prachtige bouwstenen maar nog geen gebouw: evaluatie van de Plusregeling Peter van der Zant 79 Nederlands cultuur beleid: een ietwat elitaire Vinex-wijk Vladimír Bína 93 Verplicht en vastgelegd, maar ook verankerd? Cultuureducatiebeleid Edwin van Meerkerk 108 De waarde van kunsteducatie: beweringen en bewijzen Ellen Winner en Stéphan Vincent-Lancrin

6 11 Redactionele inleiding Teunis IJdens Hoe weet je dat, waarom denk je dat het zo is? Redactionele inleiding Teunis IJdens Teunis IJdens is socioloog en werkt als senior adviseur kennis en onderzoek bij Cultuurnetwerk Nederland. Hij is hoofdredacteur van het Jaarboek actieve cultuurparticipatie en adviseert het Fonds voor Cultuurparticipatie over de monitoring en evaluatie van zijn beleid en subsidieregelingen. Hij werkte eerder als onderzoeker aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en het IVA in Tilburg waar hij beleidsgericht onderzoek deed naar het eerste Actieplan Cultuurbereik en naar diverse andere onderdelen en aspecten van het Nederlandse kunst- en cultuurbeleid. 1. Over verwachtingen over en weer van onderzoekers en beleidsmakers: Twaalfhoven, red. (2012). Kunst en onderzoek. Voor de discussie over evidence-based beleid zie ook: Veldheer, red. (2012). De gevolgen van fact-free politics voor beleid en onderzoek. 2. De Raad voor Cultuur adviseerde in Slagen in cultuur (mei 2012) over instellingen die de komende vier jaar wel en niet tot de rijksgesubsidieerde basisinfrastructuur zullen behoren. Kennis draagt bij aan de kwaliteit van beslissingen, in het overheidsbeleid net zo goed als in bedrijven en in het dagelijks leven van iedereen. Dat bescheiden uitgangspunt zal weinig bezwaar oproepen. Het ideaal van een geheel op kennis gebaseerd beleid is echter a-politiek, technocratisch en onbereikbaar. Het vereist onder meer een stelselmatige evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van oud beleid voordat nieuw beleid wordt vastgesteld. In de praktijk worden nieuwe beleidsdoelen vaak geformuleerd voordat bekend is of oude doelen bereikt zijn en is het beschikbare budget een dwingender voorwaarde dan de kosten-effectiviteit van alternatieve beleidsopties. Soms is er meer relevante kennis beschikbaar dan in het beleidsproces van probleemanalyse tot en met evaluatie gebruikt wordt, soms ontbreekt het aan voldoende kennis als er besluiten moeten worden genomen. Dit geldt voor alle beleidsterreinen, dus ook voor het cultuurparticipatieen cultuureducatiebeleid. 1 De relatie tussen kennis, beleid en praktijk is telkens de rode draad van het Jaarboek actieve cultuurparticipatie. In dit jaarboek gaat de aandacht vooral uit naar de evaluatie van het beleid en de activiteiten van het Fonds voor Cultuurparticipatie in het perspectief van beleidswijzigingen die de komende jaren hun beslag krijgen. Het vorige jaarboek verscheen kort na de beleidsbrief Meer dan kwaliteit (juni 2011) van staatssecretaris Zijlstra van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Naast de aankondiging van een ingrijpende bezuiniging op de basisinfrastructuur van rijksgesubsidieerde culturele instellingen 2 werden in de brief ook nieuwe accenten gezet, onder meer op het gebied van cultuureducatie en amateurkunst. Sommige onderdelen van het huidige landelijke beleid voor cultuureducatie en amateurkunst en bijbehorende subsidieregelingen worden in de komende jaren in gewijzigde vorm gecontinueerd, andere houden op te bestaan of maken plaats voor nieuwe.

7 12 Redactionele inleiding 13 Redactionele inleiding Teunis IJdens Teunis IJdens 3. Onderwijsraad (2012). Cultuureducatie: leren, creëren, inspireren! Zie ook: Van Hoorn et al., red. (2012). Cultuureducatie: een kwestie van onderwijskwaliteit. 4. OCW (2012a). Cultuureducatie met kwaliteit in het primair onderwijs. Bestuurlijk kader. 5. Fonds voor Cultuurparticipatie (2008). Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten ; idem (2012b). Deelregeling Cultuureducatie met Kwaliteit in het primair onderwijs. 6. OCW (2012b). Regeling prestatiebox primair onderwijs. Hoewel de regering Rutte-Verhagen dit voorjaar demissionnair werd, is het niet waarschijnlijk dat de beleidsvoornemens voor cultuureducatie en amateurkunst nog zullen wijzigen. De uitslag van de verkiezingen op 12 september 2012 zal vermoedelijk geen ingrijpende consequenties hebben voor het beleid op dit gebied: daarover bestaat een tamelijk brede politieke consensus. Ook de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur lijken in hun recente advies over het cultuureducatiebeleid in te stemmen met nieuwe accenten en prioriteiten. Waar cultuureducatie de laatste twaalf jaar vooral gezien werd in het perspectief van cultuurparticipatie, gaat het de komende jaren veel meer om de inhoud en kwaliteit van het kunst- en cultuuronderwijs in de school. 3 In de meeste bijdragen in dit jaarboek wordt expliciet of impliciet verwezen naar het beleid voor cultuureducatie en amateurkunst in de komende jaren. Alvorens die bijdragen te introduceren, wordt in het volgende daarom eerst kort weergegeven op welke punten het huidige beleid wordt voortgezet en wat er verandert. Landelijk beleid in de komende jaren Het beleidsprogramma Cultuur en School van OCW, dat in 1997 startte, maakt na vijftien jaar plaats voor het nieuwe programma Cultuureducatie met kwaliteit, speciaal gericht op het primair onderwijs. Daarnaast komen er nieuwe beleidsprogramma s voor amateurkunst en talentontwikkeling. De ontwikkeling en uitvoering van deze programma s wordt grotendeels in handen gelegd van het Fonds voor Cultuurparticipatie. Het fonds zal hierin nauw samenwerken met het nieuwe landelijke kennisinstituut voor cultuureducatie en amateurkunst. Dit instituut komt per 1 januari 2013 in de plaats van Cultuurnetwerk Nederland, het huidige expertisecentrum voor cultuureducatie, en Kunstfactor, het huidige sectorinstituut voor amateurkunst. Het beleidsprogramma Cultuureducatie met kwaliteit heeft ten doel de kwaliteit van cultuureducatie in het primair onderwijs te borgen door middel van een landelijk samenhangende aanpak. 4 Het programma bestaat uit drie onderdelen. Eerste onderdeel is een subsidieregeling van het Fonds voor Cultuurparticipatie voor activiteiten van lokale en provinciale culturele instellingen die tevens worden ondersteund door decentrale overheden. Deze nieuwe matchingsregeling, die medio augustus in de Staatscourant werd gepubliceerd, komt in de plaats van de huidige Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten Het Rijk draagt via het fonds jaarlijks 10 miljoen bij aan de matchingsregeling, de decentrale overheden samen hetzelfde bedrag. 5 Tweede onderdeel zijn diverse flankerende activiteiten die door het Fonds voor Cultuurparticipatie worden ontwikkeld en uitgevoerd met steun van het nieuwe kennisinstituut. Hiervoor heeft het fonds ongeveer 3,4 miljoen beschikbaar. Het flankerend beleid zal elementen van huidige subsidieregelingen van het fonds bevatten naast elementen die nu nog deel uitmaken van het beleidsprogramma Cultuur en School. Een en ander wordt in het najaar verder uitgewerkt. Derde onderdeel van het programma is de regeling Prestatiebox primair onderwijs waarin een bedrag van 18 miljoen is opgenomen voor subsidies aan basisscholen. Deze rege- 7. Fonds voor Cultuurparticipatie (2011). Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie Inmiddels is meerjarige subsidie toegekend aan dertien talentontwikkelingsinitiatieven en aan vijf manifestaties voor excellente amateurkunst. Zie: subsidies/talentontwikkeling/. 8. KEA (2009). The impact of culture on creativity. 9. Van Heusden (2010). Cultuur in de spiegel; Deekman, Heimans & Volz (2011). Amateurkunst: feiten en trends; Van den Broek (2010b). Toekomstverkenning kunstbeoefening. ling wordt uitgevoerd door het ministerie van OCW zelf. Basisscholen kunnen 10,90 per leerling krijgen ter versterking van de samenhang binnen en de kwaliteit van het onderwijs gericht op het bereiken van de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie. Hiermee wordt de subsidieregeling ter versterking van cultuureducatie in het primair onderwijs, die in 2004 startte en met het schooljaar 2011/12 eindigt, de facto voortgezet. 6 Het tweede programma, Innovatie amateurkunst, moet inhoudelijke en organisatorische vernieuwing in de sector amateurkunst stimuleren. Via het programma worden verenigingen en instellingen gestimuleerd om hun deskundigheid te ontwikkelen en om hun aanbod en werkwijze te vernieuwen. De ondersteuning van community arts maakt eveneens deel uit van het programma. Het programma, waarvoor het fonds ongeveer 3,1 miljoen beschikbaar heeft, wordt nader uitgewerkt en wordt vanaf 2013 uitgevoerd. Talentontwikkeling, het derde programma is gericht op de ondersteuning van jong talent in de fase voorafgaand aan het kunstvakonderwijs door middel van bijvoorbeeld buitenschoolse talentontwikkelingsprojecten en concoursen. Hiervoor is een meerjarige subsidieregeling ontworpen die in november 2011 is opengesteld door het Fonds voor Cultuurparticipatie. Er wordt subsidie verstrekt voor activiteiten op het gebied van talentontwikkeling en voor manifestaties die bijdragen aan excellentie en vakmanschap in de sector amateurkunst. Inmiddels is bijna 3 miljoen aan meerjarige subsidies verstrekt aan achttien intiatieven. 7 Evaluatie van het beleid in de afgelopen jaren In Meer dan kwaliteit wordt hier en daar verwezen naar onderzoek en statistische bronnen. Zo wordt het belang van cultuureducatie voor de kennissamenleving onderstreept met een verwijzing naar een Europese studie over de impact van cultuur op creativiteit. 8 Deze studie gaat echter over de waarde van cultuureducatie, niet over effecten van deze of gene aanpak van cultuureducatiebeleid. Verder wordt opgemerkt dat het fonds vooruitlopend op het flankerend beleid bij het programma Cultuureducatie met kwaliteit in 2012 al een aantal landelijke projecten met een doorlopende leerlijn cultuureducatie ondersteunt, waarbij gebruik zal worden gemaakt van uitkomsten van het onderzoek Cultuur in de Spiegel van de Rijksuniversiteit Groningen. De verwijzing naar de opbrengsten van dat onderzoek zijn nogal prematuur: deze worden namelijk niet eerder verwacht dan in november De theorie achter het onderzoek heeft vooralsnog een grotere impact dan de empirische resultaten ervan. Ten slotte wordt in passages over amateurkunst verwezen naar de Monitor amateurkunst, die landelijke ontwikkelingen in het aanbod voor en de deelname aan kunstbeoefening in de vrije tijd in kaart brengt, en naar een studie van het SCP over toekomstperspectieven voor de amateurkunst. 10 In dergelijke trend- en scenariostudies naar kunstbeoefening in de vrije tijd ligt de nadruk op veranderende voorkeuren en gedragingen van gebruikers en consumenten waar bijvoorbeeld Centra voor de Kunsten en amateurkunstorganisaties rekening mee moeten houden in hun beleid en activiteiten. Zulk onderzoek

8 14 Redactionele inleiding 15 Redactionele inleiding Teunis IJdens Teunis IJdens 11. Hetzelfde geldt voor de reeks monitoronderzoeken naar cultuureducatie in het primair en voortgezet onderwijs die sinds 2004 door Sardes en Oberon zijn uitgevoerd in opdracht van het ministerie van OCW. Het is opmerkelijk dat hier in Meer dan kwaliteit niet naar wordt verwezen. Zie: Hoogeveen & Oomen (2009). Cultuureducatie in het primair en voortgezet onderwijs, het laatste monitorrapport. 12. De enquêtes werd uitgevoerd door DSP-groep: Van der Horst & Maarschalkerweerd (2012). Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten Enquête kan bijdragen aan de ontwikkeling van beleid maar het is geen evaluatie van effecten van het gevoerde beleid. 11 Uit de schaarse verwijzingen in Meer dan kwaliteit is niet op te maken dat de nieuwe beleidsprioriteiten en programma s voor cultuureducatie en amateurkunst gestoeld zijn op een stelselmatige evaluatie van het ter zake gevoerde beleid in de afgelopen jaren. Toch is dat beleid over het geheel en op onderdelen wel door diverse betrokken partijen beoordeeld. Soms werd daarvoor onderzoek gedaan en werden resultaten gepubliceerd. Vaker speelde de beoordeling van het beleid in de afgelopen jaren zich af in de beperkte kring van betrokken overheden en instellingen zonder dat erover werd gepubliceerd. Dat wil niet zeggen dat er binnenskamers, in een goed gesprek tussen diverse stakeholders en deskundigen, geen wijze lessen getrokken kunnen worden uit ervaringen in het verleden. Bovendien verschenen er publicaties die weliswaar niet specifiek gericht zijn op de evaluatie van het beleid in de afgelopen jaren maar daar wel aan kunnen bijdragen. De bandbreedte varieert van doelgericht evaluatieonderzoek naar afzonderlijke subsidieregelingen tot evaluatieve beschouwingen over het beleid voor cultuureducatie en cultuurparticipatie in bredere zin. Dit jaarboek laat die bandbreedte zien in een aantal artikelen. Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten Aan de landelijke monitoring en evaluatie van de huidige Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten is geen aparte bijdrage in dit jaarboek gewijd, maar toch verdient dit wel aandacht. De doelstellingen van de regeling komen overeen met die van het Fonds voor Cultuurparticipatie zelf: meer mensen doen mee en er komen betere faciliteiten. Cultuur moet voor meer mensen beter bereikbaar worden en voorzieningen voor actieve cultuurparticipatie zijn te versterken. Die tweede doelstelling heeft betrekking op bijvoorbeeld begeleiding, scholing, presentatiemogelijkheden en samenwerking van amateurs met profes sionals. De monitoring van de Regeling cultuurparticipatie kreeg de afgelopen jaren in de eerste plaats gestalte op decentraal niveau, onder verantwoordelijkheid van de provincies en gemeenten. De monitoring en evaluatie op landelijk niveau bestond uit een lichte enquête onder de decentrale overheden over doel, aanpak, voortgang en resultaten van hun programma cultuurparticipatie en een evaluatieonderzoek naar de werking van de regeling. De enquêtes werden eind 2009, eind 2010 en eind 2011 uitgevoerd, het evaluatieonderzoek begin Bilaterale gesprekken van medewerkers van het fonds met contactpersonen van provincies en gemeenten maakten eveneens deel uit van de monitoring van de regeling door het fonds. Uit de enquêtes blijkt dat actieve cultuurparticipatie van de jeugd de belangrijkste doelstelling van de decentrale programma s is. 12 Veel gemeenten willen daarnaast vooral de amateurkunst versterken en cultuureducatie verankeren. Provincies hechten ook veel belang aan het versterken van de culturele infrastructuur. Beleidsmatig wordt in de decentrale programma s veelal aansluiting gezocht bij het reguliere cultuurbeleid, het onderwijsbeleid en het jeugdbeleid. De programma s krijgen vooral vorm via subsidies voor projecten op het gebied van cultuureducatie en amateurkunst en in 13. Het evaluatieonderzoek werd uitgevoerd door Research voor Beleid: Wils, Zweers & Berger (2012). Evaluatie Regeling cultuurparticipatie , p veel mindere mate volkscultuur. Tot en met 2011 werden door gemeenten bij elkaar ruim projecten gesubsidieerd en door provincies bijna De onderzoekers merken op dat dat wel heel veel projecten zijn en vragen zich af of dit de span of control van provincies en gemeenten niet te buiten gaat. Provincies en gemeenten slagen er naar eigen zeggen redelijk tot goed in om vorm te geven aan de doelstellingen en om de belangrijkste doelgroepen (jongeren, onderwijs, inwoners) te bereiken. Met het bereik onder specifieke groepen zoals allochtonen en ongeorganiseerde amateurkunstenaars is het niet zo goed gesteld. Provincies en gemeenten houden blijkens de enquêtes zicht op de voortgang en resultaten van hun programmma door de financiële en inhoudelijke verantwoording van gesubsidieerde projecten, door projecten te bezoeken en ook wel door voortgangsgesprekken met betrokkenen. Er wordt meestal geen onderzoek naar gedaan. Er zijn maar weinig gemeenten en provincies die schriftelijke rapportages opstelden naar aanleiding van de monitoring of evaluatie van het programma in 2011, die ook beschikbaar zijn voor derden. Als er iets aan monitoring en evaluatie gedaan wordt, blijven bevindingen daarvan meestal dus intern. Onderzoek is in veel gevalllen kennelijk niet nodig om doorgaans positieve conclusies te trekken over de voortgang en het bereik van programma s en gesubsidieerde activiteiten. Er is nog wel een aantal rapportages te verwachten van evaluaties die in 2012 of 2013 worden uitgevoerd. Ruim de helft van de gemeenten en provincies is zeker van plan om het programma cultuurparticipatie dan te evalueren. Iets minder dan de helft van deze gemeenten en provincies (dus een kwart van alle) wil onderzoek laten doen om evaluatievragen naar de realisatie van doelstellingen en het bereiken van doelgroepen te beantwoorden. De toekomstgerichte landelijke evaluatie van de regeling diende vooral aanknopingspunten op te leveren voor de aanpak van de nieuwe matchingsregeling Cultuureducatie met kwaliteit. Centrale vraag was, of de financiering van de decentrale programma s (via een decentralisatie-uitkering van het Rijk aan provincies en gemeenten) en de afspraken over doelstellingen, programmalijnen en beleidsthema s tussen het fonds en de betrokken provincies naar tevredenheid hebben gewerkt. In het evaluatierapport wordt geconcludeerd dat de regeling minder administratieve lasten met zich meebrengt dan het Actieplan Cultuurbereik maar dat de doelstellingen te algemeen en abstract zijn gebleven. De combinatie van te algemene doelstellingen en decentrale beleidsvrijheid heeft tot gevolg dat een spagaat is ontstaan tussen de behoeften van het OCW en het fonds enerzijds en gemeenten en provincies anderzijds. OCW en het fonds konden maar beperkt invloed uitoefenen op de keuzes van provincies en gemeenten en kregen naar hun idee te weinig zicht op resultaten van de decentrale programma s. Daartegenover staan provincies en gemeenten die bij hun beleid zo veel mogelijk autonomie willen. Er is geen goede balans gevonden tussen deze uiteenlopende behoeften. Met name door OCW en het fonds is dat als een probleem ervaren. De nieuwe machingsregeling moet het fonds meer sturingsmogelijkheden bieden. 13

9 16 Redactionele inleiding 17 Redactionele inleiding Teunis IJdens Teunis IJdens Muziek in ieder kind 14. Fonds voor Cultuurparticipatie (2009a). Regeling Muziek in ieder kind. 15. De onderzoeken zijn uitgevoerd door IVA beleidsonderzoek en advies. Naast de onderzoeksrapporten zie de bijdrage van Tamara van Schilt-Mol voor verwijzingen verscheen een publicatie van het samenwerkingsverband Muziek telt! (Fonds voor Cultuurparticipatie, Kunstfactor en Muziek Centrum Nederland) met daarin onder meer een samenvatting van een van de onderzoeken: Haaij, Hiemstra & Slob, red. (2012). Muziek telt! Over muziekeducatie in het basisonderwijs. 16. In dit verband wordt ook met belangstelling uitgekeken naar de resultaten van lopend onderzoek naar de interactie tussen externe muziekdocenten en groepsleerkrachten op een aantal scholen die meedoen aan Muziek in ieder kind projecten in Amsterdam, Utrecht en Zaanstad. Dat onderzoek wordt uitgevoerd door onderzoekers van de VU onder leiding van Bert van Oers. Met de regeling Muziek in ieder kind stimuleert het fonds dat zoveel mogelijk kinderen goed muziekonderwijs op de basisschool krijgen. 14 De tweeledige doelstelling van de regeling verwijst naar twee problemen die volgens het fonds om aandacht vragen: ten eerste dat veel kinderen verstoken blijven van goede muziekeducatie buiten school, in de vrije tijd, omdat hun ouders muzieklessen op de muziekschool of van particulieren niet kunnen betalen of daar geen geld voor over hebben; ten tweede dat er het nodige te verbeteren valt aan de kwaliteit van het muziekonderwijs op de basisschool. Vanaf 2010 zijn negentien (meerjarige) proefprojecten gesubsidieerd, de meeste daarvan ingediend door muziekscholen en centra voor de kunsten. Het fonds heeft een aantal criteria vastgesteld waaraan het succes van de regeling na verloop van tijd is af te meten. Eerste doelbereikingscriterium is het verlagen van sociaal-maatschappelijke drempels voor muziekonderwijs. Het is een feit dat de deelname van kinderen en jongeren aan buitenschools muziekonderwijs ongelijk verdeeld is. Henk Vinken en Andries van den Broek geven daar in hun bijdrage een duidelijk beeld van. Van alle disciplines van kunsteducatie zijn de verschillen in bereik naar het inkomen van de ouders het grootst bij muziekles. De auteurs hoeden zich echter om de beperkte deelname aan buitenschoolse muziekles uitsluitend toe te schrijven aan de kosten van muziekles. De waarde van muziekles voor ouders wordt immers niet alleen bepaald door de kosten maar ook door de (immateriële) baten die ze ervan verwachten. Andere criteria hebben betrekking op de bijdrage van de gesubsidieerde projecten aan de kwaliteit van het muziekonderwijs in de basisschool en de verankering en overdraagbaarheid van succesvolle aanpakken. Bij de start van de regeling werd de stand van zaken met betrekking tot de kwaliteit van het muziekonderwijs op basisscholen onderzocht en een systematische analyse uitgevoerd van de gehonoreerde projectplannen. Mede ter voorbereiding van de evaluatie van opbrengsten van de regeling door een visitatiecommissie is tevens onderzocht wat een aantal projecten in de praktijk betekenen voor leerlingen en groepsleerkrachten op scholen die eraan deelnemen. 15 Tamara van Schilt-Mol presenteert in haar bijdrage de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken. Vooral de analyse van de gehonoreerde plannen en het onderzoek naar de feitelijke werking van de projecten op de scholen leidden tot interessante en ook kritische bevindingen. Wat blijft er zonder deskundige groepsleerkrachten over als het tijdelijke project afloopt en de externe muziekdocenten weer uit de school verdwijnen? De onderzoekers pleiten ervoor om bij nieuwe projecten veel meer aandacht te schenken aan de ontwikkeling van muziekeducatieve competenties bij de leerkrachten. 16 Op de keuze voor de school als plaats voor de muzikale opvoeding van kinderen valt volgens Thije Adams wel iets veel zelfs af te dingen. Hij pleit voor minder ingewikkelde doelen en een nieuwe aanpak, in het bijzonder voor wat betreft muziek- 17. Fonds voor Cultuurparticipatie (2009b). Plusregeling. Het onderzoek werd uitgevoerd door Bureau ART: Windhorst & Van der Zant (2012c). Plussen en minnen. educatie. De meeste basisscholen zijn volgens hem onvoldoende in staat om het plezier van kinderen in muziek en hun muzikale ontwikkeling te stimuleren. De aanpak die Adams voorstaat gaat tegen de stroom van het cultuureducatiebeleid in dat nu al een aantal jaren inzet op versterking van cultuureducatie in het primair onderwijs. Hij zoekt de oplossing veeleer in muziekeducatie buiten school. Het Venezolaanse sociaal-muzikale project El Sistema kan dienen als inspiratiebron en voorbeeld voor een nieuwe aanpak waarmee veel kinderen te bereiken zijn, plezier krijgen in muziek maken en hun muzikale talent kunnen ontdekken en verder ontwikkelen. Plusregeling cultuurparticipatie De afgelopen jaren zijn cultuureducatie in alle kunstvormen, alle amateurkunstdisciplines en bovendien diverse projecten op het gebied van erfgoed en volkscultuur door het fonds ondersteund. Dat gebeurde niet alleen decentraal maar ook via de landelijke Plusregeling cultuurparticipatie. Het fonds liet begin 2012 evaluatieonderzoek doen naar de regeling. 17 Doel daarvan was vooral om te weten te komen hoe aanvragers de regeling beoordelen en hoe zij denken over de wijze waarop het fonds die inzet en uitvoert. Peter van der Zant presenteert in zijn bijdrage de bevindingen van het onderzoek. Een opmerkelijke constatering is, dat veel aanvragers pleiten voor een actieve rol van het fonds tijdens de uitvoering en bij de verantwoording van hun project. Ze zien het Fonds voor Cultuurparticipatie en ook andere fondsen niet alleen als subsidieloket maar ook als gesprekspartner en zelfs als adviseur. Cultuurparticipatie- en cultuureducatiebeleid Naast de evaluatie van afzonderlijke subsidieregelingen in opdracht van de subsidiërende overheden en fondsen is het wenselijk om op gezette tijden te vragen welke uitwerking het beleidsstelsel als geheel heeft. Die vraag wordt niet vaak gesteld omdat opdrachtgevers van beleidsevaluaties vooral kijken naar hun eigen straatje en naar afzonderlijke instrumenten. Voor studies van de bredere context is kennelijk een andere, meer academische belangstelling nodig. In 2011 en 2012 verschenen twee proefschriften die om die reden in dit jaarboek op verzoek van de redactie besproken worden door Vladimír Bína. De ene dissertatie gaat over het beleid van de Nederlandse rijksoverheid ten aanzien van culturele diversiteit, het andere over het cultuurbeleid in Nederland en Vlaanderen, met cultuurparticipatie als centraal thema. Bína constateert dat deze veel wetenswaardige informatie bieden over doelen en aanpak van het beleid in de laatste decennia. Er blijft echter een belangrijke lacune bestaan: in beide studies kan geen verband gelegd worden tussen enerzijds verschillen (Nederland versus Vlaanderen) en veranderingen in het cultuurbeleid en anderzijds de stand van zaken en veranderingen op het vlak van culturele diversiteit en cultuurparticipatie als maatschappelijk verschijnsel. Het wachten is op nieuwe, liefst internationaal vergelijkende studies waarin hoofdkenmerken van het beleidsstelsel wel gerelateerd worden aan (beoogde) maatschappelijke outcomes.

10 18 Redactionele inleiding 19 Redactionele inleiding Teunis IJdens Teunis IJdens 18. Cultuurnetwerk Nederland (2008). Zicht op een onderzoeksagenda cultuureducatie. 19. Cultuurnetwerk Nederland & Kunstfactor (2011). Verkenningsconferentie onderzoeksagenda cultuureducatie en amateurkunst. Werkdocument; idem (2012). Verkenningsconferentie onderzoeksagenda cultuureducatie en amateurkunst. Samenvattend verslag. Bína merkt tevens op dat culturele verscheidenheid als gevolg van de immigratie sinds de jaren 60 van de vorige eeuw niet alleen als een landelijk beleidsthema te benaderen is. Het zijn juist de (grote) gemeenten die concreet te maken hebben met problemen en kansen in verband met culturele diversiteit, integratie en participatie. Het besef dat beleidsprioriteiten op rijksniveau niet aangepakt kunnen worden zonder actieve betrokkenheid van gemeenten ligt ten grondslag aan de toegenomen afstemming en samenwerking tussen landelijke en decentrale overheden. Uit de eerder genoemde enquêtes onder provincies en gemeenten blijkt onder meer dat cultuureducatie de meeste aandacht krijgt in hun decentrale programma s cultuurparticipatie. Steeds meer gemeenten en provincies schreven de afgelopen jaren beleidsnota s over cultuureducatie of lieten onderzoek doen naar de stand van zaken op dit gebied. Gebruikmakend van dergelijke bronnen kijkt Edwin van Meerkerk in zijn bijdrage naar de manier waarop de landelijke en decentrale overheden hun cultuureducatiebeleid in de afgelopen jaren vorm hebben gegeven en hoe ze zicht hielden op de voortgang en resultaten van hun beleid. Zijn conclusies lopen op één punt opmerkelijk parallel met die van Bína. Het is eigenlijk niet vast te stellen of en hoe de drukte in beleidsland een duurzame uitwerking heeft op de kunstzinnige ontwikkeling van leerlingen. Van Meerkerk pleit ervoor om de leerling veel meer aandacht te geven bij het ontwerpen van cultuureducatiebeleid. Dat beleid moet uiteindelijk iets betekenen voor de kunstzinnige ervaring en ontwikkeling van de leerling. De komende jaren zal moeten blijken of de werking van het nieuwe beleidsprogramma Cultuureducatie met kwaliteit zich tot in de klas uitstrekt. Bijdragen aan een onderzoeksagenda Het nieuwe kennisinstituut dat per 1 januari 2013 in de plaats treedt van Cultuurnetwerk Nederland en Kunstfactor krijgt in Meer dan kwaliteit onder meer de taak toebedacht een onderzoeksagenda voor cultuureducatie en amateurkunst te ontwikkelen. Voor wat betreft cultuureducatie zal deze voortbouwen op het onderzoekskader dat in 2007 door Cultuurnetwerk is opgesteld na overleg met diverse partijen in het werk- en beleidsveld en in de onderzoekswereld. 18 De onderzoeksagenda is een middel of vehikel om afstemming te bevorderen tussen diverse partijen die onderzoek Effecten van kunsteducatie op het gebied van cultuureducatie en amateurkunst initiëren, financieren en uitvoeren. Cultuurnetwerk en Kunstfactor organiseerden op 16 december 2011 al een verkenningsconferentie. 19 Volgende gesprekken en expertmeetings moeten leiden tot een onderzoeksagenda die de komende jaren als referentiekader kan dienen voor opdrachtgevers, onderzoekers, het werkveld en het kennisinstituut zelf. De laatste twee artikelen in dit jaarboek zijn te lezen als bijdragen aan het gesprek over de onderzoeksagenda. Kerndoelen van het leergebied kunstzinnige oriëntatie op Nederlandse basisscholen en daarmee beoogde effecten van het onderwijs op dit gebied zijn in de Wet op het primair onderwijs vastgelegd, net als kerndoelen van andere leergebieden zoals rekenen 20. Zie voor een recent voorbeeld het opiniestuk van Mathieu Weggeman, lid van de Raad voor Cultuur en hoogleraar organisatiekunde, in De Volkskrant van 19 augustus Hij ziet cultuureducatie als probaat middel tegen toenemende domheid, onfatsoen en criminaliteit. Zie IJdens (2012) in Cultuur+Educatie 33 voor kritiek op het legitimatiediscours alsmede de bijdrage van Winner & Vincent-Lancrin in dit jaarboek over resultaten van onderzoek naar transfereffecten van kunsteducatie. 21. Villalba (2009). Measuring creativity; OESO (2010). The OECD Innovation Strategy. 22. Hetland & Winner (2000). The arts and academic achievement; Schumacher, red. (2006). Macht Mozart schlau? dezelfde, red. (2009). Pauken mit Trompeten. en Nederlandse taal. Eindtermen van het voortgezet onderwijs worden centraal vastgelegd in de eindexamenprogramma s, voor de kunstvakken net als bij de andere vakken. Naast en boven deze kerndoelen en eindtermen van kunstzinnige oriëntatie in het primair onderwijs en van de kunst- en cultuurvakken in het voortgezet onderwijs worden vaak ook andere en verder reikende effecten van cultuureducatie verwacht. Er zijn pleitbezorgers die kennelijk niet genoeg hebben aan de rechtvaardiging die de wet biedt. Zij gaan soms erg ver in het claimen van allerlei heilzame effecten van cultuureducatie op andere leerprestaties en de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen en ook op de samenleving. 20 Meer dan kwaliteit gaat niet zo ver maar onderstreept wel het belang van cultuureducatie met het oog op de eisen die de kennissamenleving van de 21ste eeuw aan toekomstige werknemers en ondernemers stelt. Creativiteit en innovatieve vaardigheden worden steeds belangrijker competenties en cultuureducatie kan volgens de beleidsbrief bijdragen aan de ontwikkeling van die competenties. Dit sluit aan bij het denken over creativiteit en innovatie dat zich al een aantal jaren op internationaal vlak ontwikkelt. Zo belegde de Europese Commissie in 2010 een grote internationale wetenschappelijke conferentie over creativiteit en besteedt de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in het kader van zijn innovatiestrategie veel aandacht aan onderzoek naar innovatiegericht onderwijs. 21 Daarbij gaat het ook, maar zeker niet alleen over kunstzinnige creativiteit en artistieke innovatie. Het is opmerkelijk dat het Centre for Educational Research and Innovation (CERI) van de OESO in zijn programma een plek heeft gegeven aan onderzoek naar effecten van kunsteducatie, naast onderzoek naar innovatie in de zogenoemde STEMvakken (science, technology, engineering, mathematics). Het CERI startte in 2010 een reviewstudie van onderzoek naar zogenaamde transfereffecten van kunsteducatie. Dat zijn effecten van kunsteducatie op vaardigheden en prestaties in andere schoolvakken en op andere terreinen of niveaus (sociaal en communicatief, kritisch denken en creativiteit). Ellen Winner en Stéphan Vincent-Lancrin zijn hoofdauteurs van het rapport dat binnenkort door de OESO wordt gepubliceerd. Zij schreven een bijdrage voor dit jaarboek op basis van dat rapport. Hun conclusies sluiten aan bij eerder gepubliceerde overzichtsstudies over vermeende transfereffecten van kunsteducatie en van muziekonderwijs in het bijzonder. 22 Er is tot nu toe onvoldoende wetenschappelijk bewijs voor vérgaande beweringen over positieve effecten van kunsteducatie op allerlei andere, niet-kunstzinnige vermogens en prestaties. De auteurs pleiten voor meer en theoretisch beter gefundeerd empirisch onderzoek, in het bijzonder naar de manier waarop kunsteducatie de ontwikkeling van skills for innovation kan stimuleren. Ze onderstrepen tevens de wenselijkheid van (internationale) afstemming en samenwerking tussen onderzoekers op dit gebied. Kunstzinnig talent ontdekken, gebruiken en ontwikkelen Het Fonds voor Cultuurparticipatie en provincies en gemeenten ondersteunden de afgelopen jaren diverse talentontwikkelingsprojecten: het fonds via de subsidiere-

11 20 Redactionele inleiding Teunis IJdens 21 Redactionele inleiding Teunis IJdens 23. Fonds voor Cultuurparticipatie (2012c). Talent pakt het podium. 24. Fonds voor Cultuurparticipatie (2012a). Beleidsplan , p Het onderzoek werd uitgevoerd door het Landelijk Expertisecentrum Sociale Interventies (LESI): Hortulanus et al. (2012). Kunstbeoefening met ambitie. Het onderzoeksrapport is te lezen als aanvulling op het SCP-onderzoek naar de veranderende markt voor kunstbeoefening in de vrije tijd: Van den Broek (2010a). FAQs over kunstbeoefening in de vrije tijd; dezelfde (2010b). Toekomstverkenning kunstbeoefening; dezelfde, red. (2010c). Mogelijkheden tot kunstbeoefening in de vrije tijd. 26. Het inventariserende onderzoek naar talentontwikkelingsprojecten en het volgonderzoek naar deelnemers zijn uitgevoerd door Bureau ART: Windhorst & Van der Zant (2010). Woekeren met talenten of woekeren met projecten? dezelfden (2012a). The voice of talent. geling Het beste van twee werelden en provincies en gemeenten via hun programma cultuurparticipatie. Die projecten spelen zich af in het grensgebied tussen twee domeinen van leren: aan de ene kant leren als aspect van vrijetijdsbesteding in verschillende levensfasen; aan de andere kant leren voor en in een beroep. Dit impliceert niet per definitie een onderscheid in kunstzinnige ambitie of niveau, wel een onderscheid in het doel van talentontwikkeling. De komende jaren spitst het fonds zijn beleid naar beide kanten toe. Het nieuwe programma Talentontwikkeling van het fonds is gericht op het stimuleren van jong talent in de fase voorafgaand aan het kunstvakonderwijs, dus dicht tegen het beroepsdomein aan. Inmiddels is meerjarige subsidie toegekend aan achttien initiatieven. 23 Via het programma Innovatie amateurkunst worden initiatieven ondersteund op het vlak van kunstzinnige vrijetijdsbesteding met meer of minder ambitie. Het bevorderen van actieve kunstbeoefening van de groeiende groep ouderen met meer of minder ambitie op dit gebied krijgt daarbij speciale aandacht. 24 In opdracht van Kunstfactor en twee ouderenfondsen is inmiddels uitgebreid onderzoek gedaan naar ondersteuningsbehoeften en succes- en faalfactoren van amateurkunstinitiatieven voor en door ouderen. 25 Talentontwikkelingsprojecten voor jongeren waren de afgelopen jaren voorwerp van onderzoek in opdracht van het fonds. Na inventariserend onderzoek dat een typering van zulke projecten opleverde, loopt nu een volgonderzoek naar deelnemers aan een twintigtal talentontwikkelingsprojecten die door het fonds, een vijftal gemeenten en een provincie gesubsidieerd worden. De eerste peiling van dit beschrijvende volgonderzoek had vooral betrekking op achtergrondkenmerken, culturele activiteiten en motieven van deelnemers. Een opmerkelijke conclusie is, dat er relatief veel hoogopgeleide kinderen van hoogopgeleide ouders aan de projecten deelnemen. 26 Eind 2012 en begin 2013 worden deelnemers opnieuw bevraagd om meer inzicht te krijgen in wat de projecten voor hen betekenen en wat ze erna gaan doen. Peter Hermans verwijst in zijn bijdrage aan dit jaarboek onder meer naar het volgonderzoek. Volgens hem is er aanvullend en meer divers onderzoek nodig om onderbouwde uitspraken te doen over de effectiviteit van talentontwikkelingsinitiatieven. Daarvoor zijn ten eerste een heldere en theoretisch gefundeerde definitie van het begrip talentontwikkeling vereist en ten tweede meer inzicht in spontane en georganiseerde leerprocessen die zich afspelen in talentontwikkelingsprojecten. De auteur vraagt tevens aandacht voor institutionele aspecten van talentontwikkeling op langere termijn, zoals de positie van het door de overheid gefinancierde kunstvakonderwijs in relatie tot de toenemende omvang en kwaliteit van gratis en betaald onderwijs via internet. Voer voor de onderzoeksagenda cultuureducatie en amateurkunst. Slot Tussen de auteursbijdragen door bevat dit jaarboek weer een tiental intermezzo s. In deze derde editie zijn dat korte interviews met tien hoofden van basisscholen in Nederland. De tien schoolhoofden zijn gekozen omdat ze bekend staan om hun actieve cultuureducatiebeleid. Ze behoren tot de voorhoede die andere scholen kan meetrekken en die daarom steun verdient. Peter Zunneberg vroeg aan hen waar ze trots op zijn, wat ze van de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie vinden, wat ze hebben meegenomen van het overheidsbeleid in de afgelopen jaren en wat er volgens hen nodig is om de kwaliteit van kunstzinnige oriëntatie te borgen. De interviews zijn te lezen als uitroepteken, vraagteken of vraag- en uitroepteken tegelijk bij de auteursbijdragen. De illustraties in dit jaarboek sluiten losjes aan bij de interviews. Thonik, het ontwerpbureau dat nu voor de derde keer de vormgeving van het jaarboek verzorgde, heeft bestektekeningen, plattegronden en foto s van de Brede school Ilpendam bewerkt. Het visuele materiaal daarvoor werd beschikbaar gesteld door FKG architecten aan de zaan, dat de school ontwierp. Architectuur wordt door architecten en bestuurders wel eens opgevat als een middel om attitudes en gedrag van mensen vorm te geven en te veranderen. Ook als dat een illusie is, blijft het toch een mooie metafoor voor de intentie om de wereld beter in te richten.

12 22 23 Buitenschoolse muziekeducatie voor kinderen en jongeren: deelname en drempels Henk Vinken en Andries van den Broek Buitenschoolse muziekeducatie voor kinderen en jongeren: deelname en drempels Henk Vinken en Andries van den Broek Henk Vinken Henk Vinken is socioloog en oprichterdirecteur van Pyrrhula, Social Research Network, een bedrijf voor onderzoeksondersteuning. Hij doet onderzoek naar participatie in de breedste zin van het woord: van cultuurdeelname, sociale activering, politieke participatie tot nieuwe vormen van activisme. Generatie-, levensloop- en cultuurvergelijkende perspectieven hebben daarbij zijn interesse. Meer informatie is te vinden op www. henkvinken.nl. Andries van den Broek Andries van den Broek werkt bij het Sociaal en Cultureel Planbureau. Daar onderzoekt hij de (vrije)tijdsbesteding en de culturele belangstelling van de Nederlandse bevolking. In zijn eigen vrije tijd speelt hij accordeon in folkpunkbands. Volgens het redactioneel van Cultuur + Educatie nr. 28 kan muziekeducatie sinds een aantal jaren op ruime belangstelling rekenen van zowel beleidsmakers, onderwijsgevenden als onderzoekers. 1 Een uitgesproken voorbeeld daarvan is de subsidieregeling Muziek in ieder kind van het Fonds voor Cultuurparticipatie. De regeling is onderdeel van de landelijke campagne Muziek telt. Samen met Muziekcentrum Nederland en Kunstfactor wil het fonds ertoe bijdragen dat zoveel mogelijk kinderen goed muziekonderwijs kunnen krijgen. Het subsidieert muziekeducatieve pilotprojecten om uit te vinden welke methodes en welke lokale samenwerkingsverbanden effectief zijn. De achterliggende gedachte is dat er nu allerhande drempels zijn voor deelname van kinderen aan muziekeducatie buiten school. Zo zou de financiële drempel voor ouders met een laag inkomen te hoog zijn. 2 Behalve de sociale spreiding is ook de geografische spreiding een aandachtspunt. In dit artikel geven we een overzicht van inzichten uit de literatuur en landelijke surveys over de sociale en regionale spreiding van buitenschoolse muziekeducatie. Gegevens 1. Koopman & Meewis (2010). Redactionele inleiding bij Cultuur + Educatie 28, pp Nibud (2009). Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij Centra voor de Kunsten. 3. Zie bijvoorbeeld: Bastian (2003). Muziek maakt slim; Diekstra & Hogenes (2008). Harmonie in gedrag; Fact.nl (2010). Intelligentie, geluk en gezondheid. Voor kritisch commentaar bij zulke claims zie onder meer Smith (2003). Variety of links; en de bijdrage van Winner & Vincent-Lancrin in dit Jaarboek. In het genoemde themanummer over muziekeducatie van Cultuur + Educatie wordt geconstateerd dat de aandacht in onderzoek is verschoven van de schoolklas naar de buitenschoolse setting: leren zingen en muziek spelen met leeftijdgenoten, informeel, binnen een breder kader van socialisatieprocessen. Ook is er inmiddels veel onderzoek dat de zegeningen van muziekeducatie in beeld brengt. Leren zingen en muziek maken zouden allerlei vaardigheden cognitief, emotioneel en sociaal verbeteren. 3 Onderzoek naar de sociale gelaagdheid van muziekeducatie is er nauwelijks. 4

13 24 Buitenschoolse muziekeducatie voor kinderen en jongeren: deelname en drempels Henk Vinken en Andries van den Broek 25 Buitenschoolse muziekeducatie voor kinderen en jongeren: deelname en drempels Henk Vinken en Andries van den Broek 4. Recent verschenen wel onderzoekspublicaties over het grootschalige muziekeducatieproject Music Matters in Rotterdam: Van der Geest et al. (2011). Een muzikaal web over Rotterdam; Ranshuysen (2010). Music Matters. De meetbare effecten; en Trienekens & Pruijser (2010). Sociale effecten van Music Matters. In deze rapporten ligt de nadruk meer op (positieve) sociale effecten van het deelnemen aan muziekeducatie dan op sociale ongelijkheid bij deelname an sich. Zie nu/pagina/1?pagehash=0e94ace8d4f6253f a33ced591ba3e5b3. 5. Zie voor een recente overzichtsstudie waarin de invloeden van vele sociale kenmerken tegen elkaar worden afgewogen als het gaat om bezoek aan het museum, theater, klassieke muziek en popconcert: Kraaykamp, Van Eijck & Ultee (2010). Status, class and culture in the Netherlands. 6. Van den Broek et al. (2009). Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars, p. 54, respectievelijk Kraaykamp, Van Eijck & Ultee, ibidem, p De begrippen omnivore en univore cultuurconsumenten zijn van de Amerikaanse socioloog Richard Peterson (1992). 8. Zie ook Van Eijck (2001). Social differentiation in music taste patterns. 9. Zie voor een algemeen overzicht van cultuurdeelname: Van den Broek et al. (2009). Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars; en voor amateurkunstbeoefening in het bijzonder: Van den Broek (2010a). FAQs over kunstbeoefening in de vrije tijd. Aan de jarenlange reeks gegevens van het Aanvullende Voorzieningengebruik Onderzoek (AVO) is inmiddels een eind gekomen, het SCP maakt dit jaar een nieuwe start met het verzamelen van gegevens over cultuur (en sport) in de VrijeTijdsOmnibus VTO, inclusief een instapmodel voor provincies en gemeenten. Er is wel veel onderzoek in binnen- en buitenland waarin de sociale determinanten van cultuurdeelname (passief of actief, binnen of buiten schoolsettings) in samenhang worden belicht. Het is al langer duidelijk dat culturele smaken en activiteiten samenhangen met invloeden uit het ouderlijk milieu (opvoeding, opleiding en inkomen in het huishouden), met het eigen opleidingsniveau, het eigen inkomen en de eigen beroepsstatus en met dezelfde kenmerken van de partner(s). 5 Het blijft een controverse welke van deze factoren nu het meeste invloed hebben en dat hangt soms ook samen met de opzet en inrichting van de onderzoeken. Verschillende studies zetten verschillende sets kenmerken tegen elkaar af. Uit een recent overzicht lijkt (opnieuw) het grootste effect uit te gaan van het eigen opleidingsniveau: hoe hoger opgeleid, hoe meer deelname aan traditionele cultuurvormen (bezoek museum, theater, klassiek concert). Opleiding is belangrijker dan de eigen beroepsstatus of inkomen. Invloeden van het ouderlijk milieu lijken het uiteindelijk ook af te leggen tegen die van de partner. Het opleidingsniveau van de partner is bijvoorbeeld belangrijker dan de opleiding van de vader. 6 Bezoek aan popconcerten is ook meer iets voor hoger dan lager opgeleiden, al is het maar omdat leden van volgende generaties niet alleen vaker popconcerten bezoeken, maar ook vaker hoger opgeleid zijn. 7 Wel is het zo dat de zogenoemde omnivoren, bezoekers van zowel klassieke als populaire vormen van cultuur, vaker hoger opgeleid zijn dan mensen die alleen popconcerten bezoeken (univoren) of die volledig inactief zijn. Ze onderscheiden zich in opleidingsniveau niet van de zogeheten highbrows, diegenen die alleen klassieke vormen van cultuur consumeren. 8 De sociale schets geldt voor cultuurdeelname in het algemeen. Over die voor deelname aan muziekeducatie weten we zoals gezegd nog onvoldoende. Voor trends in het maatschappelijke bereik van buitenschoolse muziekeducatie en in de groepen kinderen die wel goed of juist minder muziekeducatie ontvangen, gaan we te rade bij de grootschalige gegevens over culturele activiteiten van de Nederlandse bevolking die het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) over een reeks van jaren verzamelde, voor het laatst in We presenteren daaruit enkele gegevens over buitenschoolse kunsteducatie door kinderen, in het bijzonder muziekeducatie. Centraal daarin staan deelname aan buitenschoolse kunsteducatie en drempels die die deelname belemmeren. Daarna komen de bevindingen over profijt en uitsluiting aan de orde. Daarvoor hebben we, mede op basis van de gegevens uit het SCP-onderzoek, gekeken welke groepen binnen de bevolking profijt hebben van overheidsuitgaven en welke groepen kinderen kunnen meedoen aan kunstzinnige vorming. Aanvullende gegevens daarover komen uit onderzoek naar het maatschappelijk meedoen van kinderen in arme huishoudens, het zogeheten ASOUK-onderzoek (Armoede en Sociale Uitsluiting bij Kinderen). 10. Van den Broek (2010a), ibidem, pp en Kunstbeoefening in de vrije tijd Welk deel van de Nederlandse jeugd doet in de vrije tijd aan kunstbeoefening, in het bijzonder muziek, en welke drempels tot deelname bestaan er? We onderscheiden daarbij kinderen in de basisschoolleeftijd (6-11 jaar) en jongeren (12-19 jaar) die goeddeels nog onderwijs volgen, maar deels ook al werken. Bij de kinderen is de enquête met of door de ouders ingevuld. We kijken naar SCP-gegevens uit vier peiljaren, van het midden van de jaren negentig tot aan de laatst beschikbare meting in Opgeteld gaat het in elke leeftijdsgroep om ruim vierduizend waarnemingen. Uit tabel 1 blijkt dat in 2007 ruim zes van de tien kinderen en bijna zes van de tien jongeren wel eens of vaker aan enige vorm van kunstbeoefening hadden gedaan; dat is ongeveer tien procentpunten meer dan onder de gehele bevolking. Hierbij dient te worden aangetekend dat de lat bij deze meting laag ligt: iedereen die in de twaalf maanden voorafgaand aan de enquête in de vrije tijd wel eens muziek maakte, zong, toneelspeelde, danste of aan beeldende kunst deed, is hierin meegeteld. Muziek is belangrijk in de kunstbeoefening van kinderen en jongeren: in 2007 had van beide leeftijdsgroepen ruim een derde gezongen dan wel een muziekinstrument bespeeld. Ruim de helft van de kinderen en ruim 40% van de jongeren had enigerlei andere kunstvorm (beeldende kunst, theater, dans, mediakunst) beoefend. Het totale percentage beoefenaars is lager dan de som van de percentages muzikale en niet-muzikale kunstbeoefening, omdat mensen vaak aan meerdere vormen van kunst doen. In de breedte was de deelname in 2007 iets hoger dan in 1995, vooral onder kinderen. In beide leeftijdsgroepen was een eerdere groei inmiddels tot staan gebracht. Dit beeld geldt overigens ook voor de gehele bevolking. 10 In weerwil van de algemene trend valt op dat het aandeel muziekbeoefenaars tussen 1995 en 2007, behoudens een piek in 1999, onder kinderen noch jongeren groeide. Hetzelfde geldt overigens voor het aandeel beoefenaars van andere kunstdisciplines. De lichte groei in het totaal aantal kunstbeoefenaars bestaat blijkbaar uit een iets groter aandeel van mensen die of het één of het ander doen. Als we de muziekbeoefening anno 2007 iets gedetailleerder bekijken blijkt dat grosso modo (ruim) een vijfde van de kinderen en de jongeren zong en eveneens een vijfde een instrument bespeelde. Ook hier zijn de totaalpercentages kinderen en jongeren die aan muziek doen lager dan de som van spelen en zingen omdat een aantal zowel zingt als een instrument bespeelt. Deelname aan buitenschoolse kunsteducatie Er zijn diverse manieren denkbaar om deelname aan kunstbeoefening wat strenger te meten, bijvoorbeeld door te verdisconteren hoe vaak men dat deed of hoeveel tijd men eraan besteedde. Maar ook lidmaatschap van een groep of vereniging en buitenschoolse lesdeelname zijn indicatoren voor een wat intensievere beoefening. Hier gaat onze aandacht uit naar lesdeelname. Les volgen is overigens niet de enige manier om intensief kunst te beoefenen, men kan ook vroeger les gehad hebben en inmiddels zonder begeleiding een kunstdiscipline beoefenen. Verder kan

14 26 Buitenschoolse muziekeducatie voor kinderen en jongeren: deelname en drempels Henk Vinken en Andries van den Broek Tabel 1: Amateurkunstbeoefening van kinderen (6-11 jaar) en jongeren (12-19 jaar), , in % van de populatie Kinderen (6-11 jaar) Een of meer vormen van kunstbeoefening Muziek (zingen en instrument bespelen) Zingen Instrument bespelen Overige disciplines* Jongeren (12-19 jaar) Een of meer vormen van kunstbeoefening Muziek (zingen en instrument bespelen) Zingen Instrument bespelen Overige disciplines* * Beeldende kunst (inclusief pc-toepassingen), theater (inclusief dans), film/fotografie. 11. Vergelijkingen met de rest van de bevolking zijn ontleend aan Van den Broek (2010a), ibidem. iemand vooral informeel met en van peers leren of zich als autodidact, al dan niet door internetapplicaties gesteund, in een discipline bekwamen. Idealiter is de gehele kunstzinnige leerweg van een persoon bekend, zoals recent gedeeltelijk voor de eerdere amateurkunstbeoefening, en les daarin, van volwassenen in kaart gebracht is. 11 Van kinderen en jongeren is deze kunstzinnige biografie niet bekend, we weten alleen of ze in de twaalf maanden voor de enquête les hadden. Zoals gezegd is deelname aan cultuur ongelijk over de bevolking verdeeld, deels om financiële redenen maar het hangt vooral samen met het opleidingsniveau. Er zijn al drempels om aan kunstbeoefening te doen, wellicht zijn die voor buitenschoolse lesdeelname nog hoger. Aan lessen zijn immers kosten verbonden. Ook geografische factoren kunnen een rol spelen. In een stedelijke omgeving zijn voorzieningen doorgaans meer nabij dan in een rurale omgeving. De mate van beoefening en van lesdeelname zullen we afzetten tegen gezinsinkomen, stedelijkheid van de woonplaats en opleidingsniveau van de ouders. Daarna kijken we naar het gewicht van deze drie kenmerken: hun relatieve invloed op muziekbeoefening en lesdeelname. Tabel 2 toont tussen een groei van 26 naar 32% in de totale buitenschoolse lesdeelname door kinderen, terwijl deze bij jongeren nagenoeg onveranderd bleef (ongeveer 26%). Onder jongeren is ook binnen de onderscheiden disciplines vooral sprake van stabiele lesdeelname. Bij kinderen geldt dat wel voor muziekles, maar niet voor les in overige disciplines. De groei in de totale lesdeelname onder kinderen is dus niet te danken aan meer muziekles, maar aan meer les in de andere kunstvormen. Muzieklesdeelname is binnen beide groepen over de jaren heen opmerkelijk stabiel. Drempels voor deelname Bij een verkenning van de drempels richten we ons op de situatie in het vorige decennium en voegen we de gegevens over 2003 en 2007 bij elkaar. Zojuist bleek er Brede school Ilpendam FKG architecten aan de zaan

15 28 Buitenschoolse muziekeducatie voor kinderen en jongeren: deelname en drempels Henk Vinken en Andries van den Broek 29 Buitenschoolse muziekeducatie voor kinderen en jongeren: deelname en drempels Henk Vinken en Andries van den Broek Tabel 2: Lesdeelname van kinderen (6-11 jaar) en jongeren (12-19 jaar), , in % van de populatie Tabel 3: Drempels voor kunstbeoefening van kinderen (6-11 jaar) en jongeren (12-19 jaar) naar gezinsinkomen, opleiding ouders en stedelijkheid, 2003/2007, geïndexeerd (totaal % deelname =100)0 Kinderen (6-11 jaar) kinderen (6-11 jaar) jongeren (12-19 jaar) 12. Een leesvoorbeeld: de 88 in tabel 3 bij muziekbeoefening door kinderen van 6-11 jaar uit gezinnen met een laag gezinsinkomen betekent dat onder hen het aandeel muziekbeoefenaars 88% van het gemiddelde van 34% bedraagt, oftewel 30%. Voordeel van deze indexering is dat de spreiding in de kolommen eenvoudiger onderling te vergelijken is. Les in een of meer vormen van kunst Muziekles (zingen en instrument bespelen) Zangles Les om in een instrument bespelen Les in overige disciplines* Jongeren (12-19 jaar) Les in een of meer vormen van kunst Muziekles (zingen en instrument bespelen) Zangles Les om in een instrument bespelen Les in overige disciplines* * Beeldende kunst (inclusief pc-toepassingen), theater (inclusief dans), film/fotografie. in beoefening en lesdeelname in die jaren weinig tot niets te zijn veranderd. Bovendien is het effect van sociaal-culturele kenmerken als gezinsinkomen, cultureel kapitaal van het ouderlijk nest (hier geoperationaliseerd als het ouderlijk opleidingsniveau) en stedelijkheid stabiel, zodat er geen aanleiding is die jaren apart te beschouwen. Samenvoeging van de gegevens leidt tot meer observaties en dus tot steviger gefundeerde conclusies. Om het aantal cijfers en vergelijkingen binnen de perken te houden, is voor beide leeftijdsgroepen slechts de spreiding van beoefening en lesdeelname naar gezinsinkomen, opleiding ouders en stedelijkheid berekend voor muziek en voor de overige kunstvormen (dus anders dan in eerdere tabellen zonder kunstbeoefening en lesdeelname algemeen en zonder uitsplitsing naar zingen en een instrument bespelen). Zelfs dat leidt al tot een reeks aan cijfers en dus tot vele vergelijkings mogelijkheden. Hier gaan we eerst van kunstbeoefening en later van lesdeelname na welke kenmerken er toe doen, in hoeverre dat bij muziek verschilt van overige disciplines en in hoeverre dat bij kinderen anders is dan bij jongeren. Daarbij kijken we tevens of er verschillen zijn in de spreiding van beoefening en van lesdeelname. Verschillen worden uitgedrukt in indexcijfers. Het totale percentage deelnemers onder kinderen en jongeren wordt op 100 gesteld en de indexcijfers bij inkomensklassen, opleidingsniveau en stedelijkheid geven dus de verhouding tot het totaalpercentage aan. 12 Bij kunstbeoefening blijkt de mate van stedelijkheid van de woonplaats geen rol van betekenis te spelen. Gezinsinkomen en opleiding ouders (factoren die niet los van elkaar staan) zijn beide wel van invloed op de mate van kunstbeoefening van kinderen en jongeren (tabel 3). De verschillen in kunstbeoefening zijn groter als we kijken naar opleidingsniveau van de ouders dan naar gezinsinkomen. Omdat het bovendien plausibeler is dat de opleiding van de ouders het gezinsinkomen beïnvloedt dan andersom, komt de opleiding van de ouders van de drie kenmerken als muziek overig muziek overig Totaal % deelname (index) 34% 53% 35% 43% Netto gezinsinkomen* Laag (tot euro) Midden-laag ( euro) Midden-hoog ( euro) Hoog (meer dan euro) Opleiding ouders** Geen van de ouders hoger opgeleid Eén van de ouders hoger opgeleid Beide ouders hoger opgeleid Stedelijkheid Woonplaats inwoners Woonplaats < inwoners * Gezinsinkomen gecorrigeerd voor inflatie en prijsniveau, in euro s ** Hoger opgeleid is mbo/havo of hogere afgeronde opleiding. de sterkste voorspeller van kunstbeoefening van kinderen en jongeren naar voren. Dat klinkt logisch: meer geld maakt meer mogelijk en ouders met meer opleiding stimuleren hun kinderen meer. De enige uitzondering op deze regel is de overige kunstbeoefening van kinderen in gezinnen met de allerlaagste inkomens. Deze groep doet juist meer aan niet-muzikale kunstbeoefening dan gemiddeld en meer dan de middeninkomensgroepen. Op basis van de beschikbare gegevens kunnen we dit niet precies verklaren. Een nadere vergelijking tussen muzikale en niet-muzikale kunstbeoefening leidt tot de constatering dat muziekbeoefening van de jeugd sterker met inkomen en opleiding van de ouders samenhangt dan hun niet-muzikale kunstbeoefening. Het grootst is het verschil bij muziekdeelname van jongeren afgezet tegen de opleiding van hun ouders: muziekbeoefening ligt onder jongeren met twee hoger opgeleide ouders maar liefst tweeënhalf keer hoger dan onder jongeren met twee lager opgeleide ouders. Lesdeelname laat grosso modo hetzelfde beeld zien (tabel 4), waarbij de verschillen die zich bij kunstbeoefening reeds aftekenen zich bij lesdeelname versterkt voordoen. Opnieuw legt stedelijkheid weinig gewicht in de schaal, opnieuw is de regel dat deelname hoger is naarmate ouders meer inkomen genieten en opleiding genoten, en opnieuw zijn overige disciplines bij een laag gezinsinkomen een uitzondering op de regel. Opnieuw ook zijn, tot slot, de verschillen bij muziek groter dan bij overige kunstvormen. Muzieklesdeelname hangt bij kinderen meer met inkomen en bij jongeren meer met opleiding van de ouders samen. Jongeren met hoogopgeleide ouders gaan vier à vijf keer zo vaak naar muziekles dan jongeren met laagopgeleide ouders; bij kinderen is dat bijna drie keer zoveel.

16 30 30 Rkbs Buitenschoolse De Driemaster, muziekeducatie Alkmaar. door kinderen en jongeren: deelname en drempels Els Henk Ramaekers Vinken en Andries van den Broek 31 Buitenschoolse muziekeducatie voor kinderen en jongeren: deelname en drempels Henk Vinken en Andries van den Broek Rkbs De Driemaster, Alkmaar 330 leerlingen, vijftien groepen, een icc er Els Ramaekers, directeur Waar bent u trots op? Dat beeldende vorming bij ons een vaste plek op het rooster heeft. Elke klas schenkt daar aandacht aan. Dat zie je ook terug in allerlei exposities in de school. Afgelopen jaar hebben we een heel groot project gedaan rond de kleur rood. Komend jaar gaan we ons bezighouden met allerlei druktechnieken. Andere disciplines zoals muziek en drama vinden we een stuk moeilijker. Dat wil niet zeggen dat we er geen aandacht aan besteden. Maar daarvoor zullen we eerder mensen van buiten halen om het niveau te halen waarvan wij als school vinden dat je dat moet halen. Wat vindt u van de kerndoelen voor kunstzinnige oriëntatie? Ik zie bij de kerndoelen een verschil tussen wat je nu praktisch bereikt en de langere termijn. Door ermee bezig te zijn verwerven kinderen kennis. Maar gevoelens bij kunst en cultuur zijn meer iets voor de langere termijn en die kun je niet afdwingen. Met de methode Moet je doen! komt alles wel langs. Zo n methode, en dat geldt ook voor de kerndoelen, is net als een kookboek. In het begin kook je volgens recept, maar later ga je zelf meer variëren. Wat heeft u meegenomen van het landelijke beleid? We doen met een aantal dingen mee. Zo zijn we verbonden met een cultuureducatiebureau in Alkmaar waardoor leerlingen alles een keer meemaken, van kunstuitleen tot theater en ballet. We vinden het belangrijk dat kinderen ergens naar toe gaan. Ze moeten dingen meemaken. Daar gaat een groot deel van onze CEPO-gelden in zitten. Maar ook de rest geven wij uit aan cultuureducatie. Wij weten hoe belangrijk die andere hersenhelft is. Waar zou vanuit het departement speciaal aandacht voor moeten zijn om de kwaliteit van kunstzinnige oriëntatie te borgen? Ik wil sterk pleiten voor het aangaan van structurele samenwerkingsverbanden. Met musea, bibliotheken, individuele kunstenaars, noem maar op. Het voordeel van een samenwerking is dat als er iemand dreigt in te slapen, de anderen hem tot de orde kunnen roepen. Op die manier werken wij bijvoorbeeld samen in het project Ieder kind een instrument, maar ook met de Stichting Tijdgeest, dat projecten over cultureel erfgoed aanbiedt. "Wij weten hoe belangrijk die andere hersenhelft is" 13. Pommer et al. (2011). Minder voor het midden. Dank aan Evert Pommer van het SCP voor het uitvoeren van een aantal extra analyses en voor commentaar op onze eigen extra analyses. Tabel 4: Drempels voor lesdeelname van kinderen (6-11 jaar) en jongeren (12-19 jaar) naar gezinsinkomen, opleiding ouders en stedelijkheid, 2003/2007, geïndexeerd (totaal % deelname =100) kinderen (6-11 jaar) Los van eventuele persoonlijke karaktertrekken als doorzettingsvermogen, waarover het in dit stuk niet gaat, zijn er dus overduidelijk sociaal-culturele factoren in het spel bij de kans dat kinderen en jongeren aan kunstbeoefening doen. Dit geldt meer voor jongeren dan voor kinderen, meer voor muziek dan voor overige kunstbeoefening en meer voor lesdeelname dan voor beoefening. Het sterkst kristalliseert dit zich uit in de bijna vijf keer grotere kans van jongeren met hoogopgeleide ouders dan jongeren met laagopgeleide ouders om muziekles te volgen. Profijt van overheidsuitgaven voor buitenschoolse kunsteducatie jongeren (12-19 jaar) muziek overig muziek overig Totaal % deelname (index) 20% 18% 17% 13% Netto gezinsinkomen* Laag (tot euro) Midden-laag ( euro) Midden-hoog ( euro) Hoog (meer dan euro) Opleiding ouders* Geen van de ouders hoger opgeleid Eén van de ouders hoger opgeleid Beide ouders hoger opgeleid Stedelijkheid Woonplaats inwoners Woonplaats < inwoners * Gezinsinkomen gecorrigeerd voor inflatie en prijsniveau, in euro s ** Hoger opgeleid is mbo/havo of hogere afgeronde opleiding Voortbouwend op bovengenoemde gegevens, maar nu aangevuld met fiscale en financieel-economische data, geeft het SCP periodiek inzicht in het profijt dat individuele huishoudens hebben van overheidsuitgaven. In augustus 2011 verscheen de meest recente aflevering. 13 Hierin wordt bezien waar, bij welke inkomensgroepen, de overheidsbestedingen neerslaan, afgemeten aan huishoudens die van die voorzieningen gebruikmaken. Dat gebeurt voor de terreinen volkshuisvesting, onderwijs, vervoer, cultuur en recreatie, zorg en dienstverlening en voor de zorgverzekering. De teneur is dat de lagere inkomensgroepen meer zijn gaan profiteren en vooral de middeninkomensgroepen minder. Op bijna alle terreinen profiteren de hoogste inkomens het meest. Dat geldt zeker naarmate de voorzieningen een meer cultureel en educatief karakter hebben. Maar zelfs bestedingen aan sport komen vooral bij de hogere inkomens terecht. Tegelijk blijkt dat dit verdelingsresultaat niet alleen voor inkomen, maar ook voor opleiding geldt: hoe hoger opgeleid, hoe meer profijt. Over het algemeen is het werkelijk genoten profijt van de hogere inkomensgroepen hoger dan mag worden verwacht op grond van hun aandeel in de doelgroepen van beleid.

17 32 Buitenschoolse muziekeducatie voor kinderen en jongeren: deelname en drempels Henk Vinken en Andries van den Broek 33 Buitenschoolse muziekeducatie voor kinderen en jongeren: deelname en drempels Henk Vinken en Andries van den Broek 14. Het gaat hier om uitgaven aan sociaalcultureel werk, sportaccommodaties, openluchtrecreatie, openbare bibliotheken, kunstzinnige vorming, uitvoerende kunsten, musea en de publieke omroep. De uitgaven voor de publieke omroep zijn buiten beschouwing gelaten in deze rapportage. 15. Pommer et al. (2011), ibidem, p. 97. Zie ook Van den Broek et al. (2009), ibidem, p Pommer (2011), ibidem, p. 25, hanteert het secundair inkomen bij de berekeningen van het profijt van de overheid. Dat is het primair inkomen (alle beloningen voor diensten door inzet van kapitaal en arbeid) plus sociale uitkeringen en andere inkomensoverdrachten, minus belastingen en premies over dit primair inkomen en de uitkeringen. Ook van de culturele en recreatieve voorzieningen profiteren vooral de hogere inkomens. 14 Daar zien we overigens wel een bepaalde nivellering, met meer profijt voor de lagere inkomens en een dalend profijt voor de hogere. Uitzondering zijn de musea en uitvoerende kunsten: daar zien we nauwelijks een verschuiving richting lagere inkomens. Die verschuiving was, ook vanwege een stijgend opleidingsniveau, wel verwacht. 15 Dat deze desondanks uitblijft, wordt toegeschreven aan een stijgend opleidingsniveau onder mensen die van huis uit weinig culturele bagage hebben meegekregen en die weinig deelnemen aan culturele en recreatieve voorzieningen. Gevolg is een licht dalende cultuurparticipatie. Voor deze bijdrage hebben we een aantal extra analyses uitgevoerd. We hebben de uitgaven voor kunstzinnige vorming geïsoleerd en onderscheiden van de overige uitgaven voor cultuur en recreatie en van de overige overheidsuitgaven. Het profijt van deze overheidsuitgaven door de jaren heen is afgezet tegen het secundair inkomen. 16 Hieronder laten we in drie figuren de trends in het profijt van overheidsuitgaven naar inkomensgroepen zien: de uitgaven voor kunstzinnige vorming (figuur A), de overige uitgaven voor cultuur (figuur B) en de overheidsuitgaven algemeen (minus die voor cultuur, figuur C) Pommer et al. (2011), ibidem, p. 58. Figuur A Profijt van overheidsuitgaven kunstzinnige vorming naar secundair inkomen % laagste inkomens 30% laagste inkomens 30% middeninkomens 30% hoogste inkomens De 10%-groep met de laagste inkomens, waaronder veel studenten, en de tweede groep (de hierop volgende 30%) laagste inkomens profiteren relatief weinig van de uitgaven voor kunstzinnige vorming. De overheidsuitgaven voor kunstzinnige vorming blijken vooral ten gunste te komen van de hoogste inkomens, zij het dat daar een evident teruglopende trend is (van 55% naar 45%). De teruglopende trend zien we ook, zij het in mindere mate, bij de andere uitgaven voor cultuur en recreatie. Het profijt van de onderste inkomensgroepen neemt toe, dat van de middeninkomens blijft gelijk en dat van de hogere neemt af. Het profijt onder de hoogste inkomensgroepen is in alle jaren nog wel evident hoger dan onder midden- en lagere inkomensgroepen. Figuur B Profijt van overige overheidsuitgaven cultuur en recreatie naar secundair inkomen % laagste inkomens 30% laagste inkomens 30% middeninkomens 30% hoogste inkomens De trend is omgekeerd bij de overige uitgaven van de overheid (dus voor zorg, onderwijs et cetera): daar plukt de hoogste inkomensgroep in toenemende mate vruchten van. Het profijt neemt af onder de laagste inkomensgroepen en na een aanvankelijke daling neemt het iets toe onder de middeninkomens. Figuur C Profijt van overige overheidsuitgaven naar secundair inkomen % laagste inkomens 30% laagste inkomens 30% middeninkomens 30% hoogste inkomens Bij dit alles is te bedenken dat de uitgavenverdeling weliswaar tamelijk scheef is, maar dat de bedragen waarover we het hier hebben ook betrekkelijk gering zijn. In 2007 gaat het om 200 miljoen voor kunstzinnige vorming tegen een totaalbudget voor cultuur en recreatie (exclusief publieke omroepen) van 4,7 miljard. 17 We weten uit herberekeningen over 1991 dat het aantal huishoudens dat profijt heeft van overheidsbestedingen voor kunstzinnige vorming ook niet bijzonder groot is:

18 34 Buitenschoolse muziekeducatie voor kinderen en jongeren: deelname en drempels Henk Vinken en Andries van den Broek 35 Buitenschoolse muziekeducatie voor kinderen en jongeren: deelname en drempels Henk Vinken en Andries van den Broek Tabel 5: Profijt van overheidsuitgaven cultuur en recreatie door gezinnen in 2007 in gemiddeld aantal gezinnen met kinderen van 4-12 jaar gezinnen geen kinderen van 4-12 jaar Sociaal-cultureel werk 105,2 63,7 Sportaccommodaties 267,8 68,6 Openluchtrecreatie 110,0 64,4 Bibliotheken 135,7 37,5 Kunstzinnige vorming 50,3 20,2 Uitvoerende kunsten 46,5 36,4 Musea 88,5 38,1 Bron: Persoonlijke communicatie Pommer (SCP), 2 mei gemiddeld 6% van de huishoudens (bij de hoogste 10% van de inkomens is dat 14%; bij de laagste 10%-inkomensgroep is het 8% en de daaropvolgende 30%-groep nog maar 2%). Het aandeel deelnemende huishoudens in de overige categorieën van cultuur en recreatie is vele malen hoger (tot het tienvoudige bij bijvoorbeeld sport), ook bij de lagere inkomensgroepen. We hebben voor het jaar 2007 zicht verkregen op de situatie van huishoudens met en zonder kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar). Jonge kinderen vormen de doelgroep van (bijvoorbeeld) de regeling Muziek in ieder Kind. Tabel 5 laat de cijfers voor 2007 zien. Het profijt van de overheid voor gezinnen met jonge kinderen is groot vergeleken met huishoudens zonder kinderen in die leeftijd. Zeker waar het gaat om sportinvesteringen en bibliotheken (steeds bijna een factor 4 meer profijt bezien in euro s). Bij kunstzinnige vorming is dat ook duidelijk meer, zij het in mindere mate (factor 2,5). Bij uitvoerende kunsten is het verschil bijna verdwenen, wat voor de hand ligt als bedacht wordt dat gebruik hiervan door vooral de hoogste inkomens-, opleidings- en leeftijdsgroepen gebeurt. Bij musea loopt het verschil toch weer op en zien we nu dubbel zoveel profijt bij gezinnen met jonge kinderen (ruim een factor 2). 18. Guiaux et al. (2011). Voorbestemd tot achterstand? Jehoel-Gijsbers (2009). Kunnen alle kinderen meedoen? Roest et al. (2010). Sociale uitsluiting bij kinderen; NISB/Cultuurnetwerk (2010). Alle kinderen doen mee! 19. De gegevens in 2008 zijn abusievelijk niet gepeild bij bewoners van wijken waarvan bekend is dat daar veel arme huishoudens gehuisvest zijn (bijvoorbeeld de zogenoemde Vogelaarwijken). De vergelijkingsbasis met 2010 is daarop ook aangepast en dus zonder inwoners van deze wijken. In 2011 zijn twee nametingen gedaan in deze wijken om de situatie dan en (retrospectief) in 2008 in beeld te brengen: Roest (2011). Kunnen meer kinderen meedoen?, pp Overigens blijkt er nauwelijks verschillend geantwoord te worden met of zonder weglating van deze armste (Vogelaar) wijken: Roest (2011), ibidem, pp Deze en andere percentages overgenomen uit Roest (2011), ibidem 21. Roest et al. (2011), ibidem, p. 32 en verder. ziekinstrument en het vergoeden van de kosten van deelname aan muzieklessen. Dit doen tal van gemeenten. Bijna de helft van de 443 gemeenten heeft dit via een convenant bestendigd, vaak in samenwerking met sportverenigingen, cultuurinstellingen en Centra voor Jeugd en Gezin. 18 Dankzij de nameting kunnen we een vergelijking door de tijd maken. Ook focussen we op muziekles en vergelijken we die met andere vormen van sport, ontspanning en cultuur. Arm in het onderzoek zijn huishoudens die tot 120% van het sociaal minimum als huishoudensinkomen hebben, een grens die de meeste Nederlandse gemeenten hanteren. Een deel van de arme huishoudens zit in de bijstand (hier arm, bijstand ) en een ander deel niet ( arm, overig ) en heeft (waarschijnlijk) zeer laag betaald werk. 19 Hoe zit het met deelname aan muziek- en zangles versus overige activiteiten? In tabel 6 zien we een stijging bij vooral de kinderen uit bijstandsgezinnen: van 2,5% naar bijna 6% voor muziekles en van 0,3% naar maar liefst het tienvoudige (3%) voor zangles of koor. 20 Ook al zijn de aantallen gering en is er dus reden tot voorzichtigheid, toch zijn dergelijke fluctuaties niet waar te nemen bij de overig-arme of niet-arme kinderen en op het zwemlessen na ook niet bij andere activiteiten. Ook zwemlessen zijn duidelijk populairder geworden bij kinderen uit bijstandsgezinnen. Er is ook gekeken naar niet-deelname en de redenen hiervoor. 21 Het niet-deelnemen van kinderen is gedaald onder de arme gezinnen in de bijstand, terwijl het voor de overige groepen zo goed als constant is gebleven. In 2010 deed 45% van de bijstandskinderen aan geen enkele activiteit mee (dat was 51%), bij de overig-armen is dat 31% (was 32%) en de niet-armen 21% (was 21%). Er is gevraagd of er niet wordt deelgenomen om financiële redenen. De kredietcrisis kan ervoor zorgen dat respondenten eerder geneigd zijn te zeggen dat niet wordt deelgenomen om financiële redenen. In 2008 en in 2010 zegt 66% van de bijstandsgezinnen dat ze hun Meedoen aan de onderkant Tabel 6: Deelname van kinderen 5-17 jaar aan vrijetijdsactiviteiten, januari 2008 en januari 2010, in % Tot 2008 daalde het aantal kinderen in arme huishoudens, daarna nam het toe: van huishoudens in 2008 tot in In 2008 en 2009 ontvingen gemeenten van het Rijk een extra financiële bijdrage (jaarlijks 40 miljoen) om de maatschappelijke deelname van deze kinderen te bevorderen. De motivatie lag in het idee dat kinderen niet door financiële drempels weerhouden mogen worden om hun kwaliteiten te ontwikkelen en mee te doen in de maatschappij. Tegelijkertijd startte het SCP in 2008 met een nulmeting naar armoede en sociale uitsluiting van kinderen, gevolgd door twee dieptestudies en afgesloten met een nameting. Het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen en Cultuurnetwerk Nederland maakten in 2010 een inventarisatie van beleidsinstrumenten en strategieën die gemeenten inzetten. Vaak gaat het om hele concrete zaken die gemeenten kunnen doen, bijvoorbeeld het financieren van lidmaatschappen van een sport- of muziekvereniging, het ondersteunen van de aanschaf van sportkleding of mu- Zit op/doet aan arm, bijstand (n=563/538) arm, overig (n=538/725) niet arm (n=1101/873) verschil verschil verschil Muziekles 2,5 5,9 3,4 9,3 9,4 0,1 12,3 12,2-0,1 Zangles of koor 0,3 3,0 2,7 3,8 3,4-0,4 2,0 2,7 0,7 Streetdance 3,0 3,7 0,7 3,0 3,8 0,8 3,3 3,5 0,2 Tekenen/schilderen/ handenarbeid 1,5 2,9 1,4 3,3 3,4 0,1 2,7 3,3 0,6 Dans, ballet of jazzballet 1,0 2,5 1,5 2,4 2,1-0,3 2,0 2,5 0,5 Toneelclub 1,4 1,8 0,4 3,3 2,4-0,9 1,7 2,4 0,7 Sport 40,6 41,3 0,7 59,7 60,6 0,9 72,3 70,4-1,9 Zwemles 4,1 8,0 3,9 4,8 6,3 1,5 6,0 7,4 1,4 Scouting of Jong Nederland 1,3 1,2-0,1 4,1 3,7-0,4 5,7 4,9-0,8 Bron: Roest (2011) en tabel E.1 te vinden op

19 36 Buitenschoolse muziekeducatie voor kinderen en jongeren: deelname en drempels Henk Vinken en Andries van den Broek 37 Buitenschoolse muziekeducatie voor kinderen en jongeren: deelname en drempels Henk Vinken en Andries van den Broek kinderen nergens aan mee laten doen vanwege het geld (bij overig arm is dat 41% (2008) en 53% (2010) en bij niet arme gezinnen 19 respectievelijk 26%. Waar het bij de bijstandsgezinnen stabiel is, kennen de andere groepen dus een stijging in het noemen van financiële redenen van het niet-meedoen. Bij sport en zwemmen worden vooral financiële redenen (in 2010) genoemd om kinderen er niet aan mee te laten doen. Bij de verzamelcategorie scouting of Jong Nederland of een vereniging voor muziek, cultuur of andere activiteiten zetten bijstandsgezinnen financiële redenen op de tweede plaats. Zij noemen iets vaker als reden dat hun kinderen deze activiteiten niet leuk vinden. Dat doen de overigarmen en niet-armen ook, maar in plaats van financiële redenen geven zij andere redenen, waaronder kind zit al op iets anders. De bovengenoemde gegevens zijn niet verder uitgesplitst naar muziek- en zangles. De vraag is ook of dat zinvol is, gezien de geringe aantallen deelnemers aan deze lessen binnen de diverse categorieën huishoudens. Er is nog wel wat toe te voegen over de geografische Jongeren van hoogopgeleide ouders hebben vijf keer zoveel kans om muziekles te volgen dan jongeren van laagopgeleide ouders. spreiding van het deelnemen aan buitenschoolse muziekbeoefening en muziekles door kinderen. In gemeenten die meedoen aan het convenant Kinderen doen mee!, is de deelname van arme kinderen sterker toegenomen (maar nog steeds lager dan in niet-convenantgemeenten). Deelname is het grootst onder kleinere gemeenten, vooral kinderen uit overige arme gezinnen zijn daar meer gaan meedoen. In de middelgrote steden zijn dat vooral de bijstandskinderen. Waar de deelnamegraad al laag is, bijvoorbeeld in de vier grootste steden, daalt de deelname van kinderen uit overige arme gezinnen opmerkelijk genoeg en stijgt de deelname bij niet arme gezinnen juist. In de sociaaleconomisch zwakke wijken is de stijging van de deelname onder kinderen uit bijstandsgezinnen sterker dan onder de andere groepen. In sociaaleconomisch sterke wijken zien we het tegenovergestelde: hier zijn de bijstandskinderen juist minder gaan deelnemen en kinderen uit overige arme gezinnen meer. Het convenant Kinderen doen mee! lijkt dus een positieve invloed te hebben in kleinere en middelgrote convenantsgemeenten maar niet in de grote gemeenten. cultuur in het algemeen. Overigens gaat het bij kunstzinnige vorming om lage bedragen in vergelijking tot sport, sociaal-cultureel werk en recreatie. Gezinnen met jonge kinderen profiteren tweeënhalf keer zoveel van de uitgaven voor kunstzinnige vorming dan gezinnen zonder jonge kinderen. De trend is dat de hoogste inkomensgroepen minder en de laagste juist meer gaan profiteren. Het profijt van de middeninkomens is stabiel. Kinderen uit arme gezinnen die in de bijstand zitten, zijn tussen 2008 en 2010 vaker gaan deelnemen aan muziekles, al is het aandeel deelnemers nog erg laag te noemen. Deze gezinnen zeggen ook vaker dat ze niet deelnemen, omdat ze hier geen geld voor hebben, maar ook vaker omdat het ze niet leuk voor hun kinderen lijkt. Hoe hoger de inkomens, hoe vaker niet-deelname wordt gemotiveerd met de reden dat het kind al een andere activiteit heeft. Deze verkenning van de landelijke gegevens laat zien dat we ook een heleboel nog niet weten. Er is geen duidelijk beeld van de culturele loopbaan van kinderen en jongeren. We weten of iemand de laatste twaalf maanden les had, maar vaak niet veel meer dan dat. We weten voorts weinig van de balans tussen les in gesubsidieerde culturele instellingen, les in instellingen die zonder subsidie draaien en les via informele kanalen, met peers, via ondersteuning van internet en dergelijke. Wellicht dat bij deelname via deze kanalen de sociale en geografische drempels minder hoog zijn. Ook de samenhang tussen lesdeelname en (intensieve) muziekbeoefening (in het huidige of latere leven) is onhelder. Hiervoor zijn meer gedetailleerde gegevens nodig. Opmerkelijk is, tot slot, dat het grootste sociale verschil in deelname tenminste wat betreft opleiding van de ouders bij jongeren tussen de 12 en 19 jaar zit, terwijl subsidieregelingen als Muziek in ieder Kind zich richten op jonge kinderen (tot 12 jaar). Waar kinderen van hoogopgeleide ouders drie maal zo vaak aan muziekles deelnemen dan kinderen met laagopgeleide ouders, is dat onder jongeren een factor vijf vaker. Op termijn kan de deelname van jongeren baat hebben bij het stimuleren van de deelname van kinderen, indien tenminste de inzet op kinderen doorwerkt in latere jaren. Conclusies Er doen veel kinderen en jongeren mee aan allerlei vormen van kunstzinnige vrijetijdsbesteding. Muziek speelt daarbij een belangrijke rol: zo n 35% zingt dan wel speelt een muziekinstrument. Dat getal is door de jaren heen ongeveer gelijk. Ook het percentage kinderen en jongeren dat buitenschoolse muziekles krijgt, blijft in de periode stabiel, steeds bijna 18% (zangles 5-6%, les in het bespelen van een muziekinstrument 13-14%). Dat doen vooral kinderen uit huishoudens met hogere inkomens en vooral jongeren met hoogopgeleide ouders. Het zijn dan ook vooral de hogere inkomensgroepen die profiteren van de overheidsuitgaven voor kunstzinnige vorming, meer nog dan van de uitgaven voor

20 38 Schoolvereniging Aerdenhout-Bentveld. Margriet Winkelman, Schoolvereniging Aerdenhout- Bentveld 175 leerlingen, acht groepen, een icc er Margriet Winkelman, lid directieteam Waar bent u trots op? Als schoolvereniging hebben wij een bestuur dat uit de ouders wordt samengesteld en ik ben er heel trots op dat zij ervoor hebben gekozen om kunstzinnige oriëntatie een vooraanstaande plek te geven in het jaarprogramma. Als je onze school binnenkomt heb je direct het idee hé, hier gebeurt iets! Elk jaar staat er bij ons één discipline centraal. En doordat het instapniveau hier op school vrij hoog ligt, bereiken we ook heel veel moois. Dit jaar hebben was het thema film en fotografie. Zo hebben we in het kader van de Kinderboekenweek een digitaal voorleesboek gemaakt voor op digitale schoolborden. Wat vindt u van de kerndoelen voor kunstzinnige oriëntatie? De kerndoelen zijn erg ruim. Uiteindelijk doe je wat je als school belangrijk vindt. En dan blijkt dat je de doelen toch gewoon haalt. Misschien zou het geen kwaad kunnen om te omschrijven wat je in welk jaar zou moeten doen. Uiteraard wel met de ruimte die er ook nu is. Wat heeft u meegenomen van het landelijke beleid? Letterlijk meegenomen hebben we natuurlijk de CEPO-gelden, die we vooral gebruiken om voorstellingen en tentoonstellingen te bezoeken. Verder houden we nauwgezet de ontwikkelingen bij Cultuurnetwerk Nederland in de gaten en kijken we of het mogelijk is om bepaalde dingen op beleidsniveau in te plannen. Uiteindelijk gebeurt er zo veel dat dingen snel ondergesneeuwd dreigen te raken. Maar juist op studiedagen van Cultuurnetwerk Nederland en Plein C kom je met dingen in aanraking die de lokale netwerkjes overstijgen. Waar zou vanuit het departement speciaal aandacht voor moeten zijn om de kwaliteit van kunstzinnige oriëntatie te borgen? Het borgen van kwaliteit begint bij de school. Daar moet iemand zijn die die taak op zich neemt, het liefst met een speciale aantekening zodat dat ook voor de inspecteur zichtbaar is. Die persoon moet daar vanuit de overheid ook uren voor krijgen. Nu is het nog veel te veel liefdewerk. Alleen dan kun je iets gaan realiseren dat lijkt op integratie in het curriculum en op een doorgaande leerlijn. Nu zie ik nog te veel scholen waar dingen worden ingekocht die uiteindelijk steeds eenmalig zijn. "Het borgen van kwaliteit van cultuureducatie begint bij de school" 39 Muziekles op de basisschool: meer en beter? Tamara van Schilt-Mol Muziekles op de basisschool: meer en beter? Tamara van Schilt-Mol Tamara van Schilt-Mol Tamara van Schilt-Mol is senioronderzoeker bij de afdeling Onderwijs, Werken & Leren van IVA Beleidsonderzoek en advies. Ze voert voornamelijk onderzoeken uit binnen het primair onderwijs, waarbij de focus ligt op de inrichting en evaluatie van onderwijs(leer)processen en leerkrachtcompetenties voor het (meetbaar) verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs, opbrengstgericht werken en muziekeducatie. 1. OCW (2006). Kerndoelen Primair Onderwijs. 2. SLO (2009). Tussendoelen & Leerlijnen bij kerndoelen (TULE). 3. Kennisbasis muziek. Bron: s3.amazonaws.com/assets.paboweb. nl/assets/245/kennisbasis_muziek_ def_ pdf kerndoelen (TULE). 4. Commissie Kennisbasis Pabo (2012). Een goede basis, pp Hoogeveen & Oomen (2009). Cultuureducatie in het primair en voortgezet onderwijs. Een korte schets Muziek is een essentieel onderdeel van de samenleving; veel mensen maken muziek, luisteren naar muziek en genieten van muziek. Muziek valt in het basisonderwijs onder het brede leergebied Kunstzinnige oriëntatie. Hiervoor zijn drie kerndoelen (54, 55 en 56) geformuleerd, waarbij alleen in kerndoel 54 specifiek wordt ingegaan op muziek: De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om ermee te communiceren. 1 In TULE zijn de kerndoelen uitgewerkt in concrete activiteiten en inhouden, ook voor het onderdeel muziek. 2 Zo staat er dat de muzikale ontwikkeling van leerlingen hen niet alleen bewust leert omgaan met gevoelens die muziek oproept, maar ook van belang is voor communicatie, stembeheersing en taalontwikkeling. Bij de concrete onderwijstoepassingen wordt een onderscheid gemaakt naar zingen, luisteren, muziek maken, muziek vastleggen en bewegen. In het najaar van 2010 is een kennisbasis voor het vak muziek ontwikkeld waarbij het in TULE gehanteerde domein muziek vastleggen is vervangen door lezen en noteren en het domein muziek maken door spelen. 3 In januari 2012 heeft de Commissie Kennisbasis Pabo een advies uitgebracht aan de HBO-raad, waarin zij ook ingaat op het vak muziek. Deze nieuwste kennisbasis telt zes domeinen, te weten zingen, spelen (op instrumenten), luisteren (naar muziek), componeren en improviseren, bewegen en muziek, en lezen/noteren/vastleggen. 4 Binnen elk domein worden de vier aspecten productie, reproductie, receptie en reflectie onderscheiden. Hoewel er een algemeen beeld bestaat van de vormgeving van muziekeducatie, zijn er tot op heden weinig harde gegevens die inzicht geven in wat scholen precies hieraan doen. De Monitor Cultuureducatie bevat een aantal vragen die specifiek over muziekonderwijs gaan. 5 Maar deze betreffen de mate waarin muziekonderwijs deel uitmaakt van het onderwijsaanbod, niet de concrete invulling ervan. Zo blijken leerlingen uit groep 2 gemiddeld 1,8 uur muziekles per week te krijgen, voor leerlingen uit groep 4 en groep 7 is dit 1 uur per week. Op slechts 19% van de bevraagde scholen werkt een vakleerkracht of freelancer en 73% van deze vakleerkrachten

Hoofdlijnen van de landelijke monitoring en evaluatie van de matchingsregeling

Hoofdlijnen van de landelijke monitoring en evaluatie van de matchingsregeling Matchingsregeling Cultuureducatie met kwaliteit in het primair onderwijs Hoofdlijnen van de landelijke monitoring en evaluatie van de matchingsregeling Waarom monitoren en evalueren? Het Fonds voor Cultuurparticipatie

Nadere informatie

ontspanning en iets presteren

ontspanning en iets presteren ontspanning en iets presteren motieven en ambities van amateurkunstbeoefenaars Henk Vinken en Teunis IJdens Ontspanning, doelgericht leren, gezellig tijdverdrijf met anderen en de ambitie om een kunstzinnige

Nadere informatie

Het kader voor de evaluatie van de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit

Het kader voor de evaluatie van de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit Het kader voor de evaluatie van de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 1. Aanleiding voor het evaluatiekader Zoals overeengekomen in de bestuurlijke afspraak die ten grondslag ligt aan de regeling Cultuureducatie

Nadere informatie

VOOR ELKE BEOEFENAAR WAT WILS

VOOR ELKE BEOEFENAAR WAT WILS INFRASTRUCTUUR EN VOORZIENINGEN VOOR ELKE BEOEFENAAR WAT WILS MOTIEVEN OM VOOR EEN BEPAALDE AANBIEDER TE KIEZEN TEUNIS IJDENS EN JAN ENSINK Nederland heeft een ruim en gevarieerd aanbod van lessen en workshops

Nadere informatie

Programma Kinderen Maken Muziek

Programma Kinderen Maken Muziek Programma Kinderen Maken Muziek Periode 2015-2017 Inleiding Kinderen Maken Muziek wil een bijdrage leveren aan het versterken van de sociale cohesie door kinderen samen een instrument te leren bespelen.

Nadere informatie

cultuuronderwijs: het onderwijs gericht op het bereiken van de kerndoelen in het leergebied Kunstzinnige oriëntatie van het primair onderwijs;

cultuuronderwijs: het onderwijs gericht op het bereiken van de kerndoelen in het leergebied Kunstzinnige oriëntatie van het primair onderwijs; Tijdelijke Regeling Flankerende Projecten Cultuureducatie met Kwaliteit 2014 Fonds voor Cultuurparticipatie Maart 2014 Het bestuur van de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, Gelet op artikel 3 van

Nadere informatie

Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten 2009-2012

Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten 2009-2012 Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten 2009-2012 Enquête 2011: uitkomsten Annelies van der Horst Annelies Maarschalkerweerd Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten 2009-2012

Nadere informatie

Beweging die nu te zien is m.b.t. cultuureducatie binnen het primair onderwijs

Beweging die nu te zien is m.b.t. cultuureducatie binnen het primair onderwijs Bijlage 2 Aanvraag Cultuureducatie met Kwaliteit in het Primair Onderwijs 2013 2016 Opgesteld door Cultura in samenwerking met de en besproken met Fonds Cultuurparticipatie. Lokale Situatie en context

Nadere informatie

Alleen organisaties met een culturele doelstelling en zonder winstoogmerk kunnen een aanvraag indienen.

Alleen organisaties met een culturele doelstelling en zonder winstoogmerk kunnen een aanvraag indienen. KUNSTPARTICIPATIE: OVER DEZE SUBSIDIE Met de programmalijn Kunstparticipatie wil het Fonds de vernieuwing van het aanbod van kunstbeoefening in de vrije tijd realiseren. Daarnaast wil het bijdragen aan

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 31 293 Primair Onderwijs 32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid Nr. 216 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Cultuureducatie in het basisonderwijs

Cultuureducatie in het basisonderwijs Cultuureducatie in het basisonderwijs Gemeente Westland Nulmeting Inleiding Teneinde aan het einde van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit (CMK) vast te kunnen stellen wat de bereikte resultaten

Nadere informatie

Notitie. Herijking Muziekonderwijs. Datum Afdeling. Publiekszaken en Sociaal Domein. Printdatum: :09:00

Notitie. Herijking Muziekonderwijs. Datum Afdeling. Publiekszaken en Sociaal Domein. Printdatum: :09:00 Notitie Herijking Muziekonderwijs Datum 27-10-2016 Afdeling Publiekszaken en Sociaal Domein Printdatum: 17-11-2016 10:09:00 Samenvatting toekomstig muziekonderwijs Gemeente Bellingwedde Gemeente kiest

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA..DEN HAAG. Datum 24 oktober 2014 Betreft Impuls cultuuronderwijs

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA..DEN HAAG. Datum 24 oktober 2014 Betreft Impuls cultuuronderwijs >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA..DEN HAAG Erfgoed en Kunsten IPC 3300 Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500

Nadere informatie

Kunstgebouw Beleidsplan 2013-2016

Kunstgebouw Beleidsplan 2013-2016 Kunstgebouw Beleidsplan 2013-2016 Kunstgebouw Broekmolenweg 16 2289 BE Rijswijk www.kunstgebouw.nl B e l e i d s p l a n 2 0 1 3-2 0 1 6 Z I C H T B A AR M AK E N W AT E R I S, S T I M U L E R E N W AT

Nadere informatie

Kunstgebouw Beleidsplan

Kunstgebouw Beleidsplan Kunstgebouw Beleidsplan 2017-2020 Kunstgebouw Broekmolenweg 20 2289 BE Rijswijk www.kunstgebouw.nl Beleidsplan 2017-2020 ZICHTBAAR MAKEN WAT ER IS, STIMULEREN WAT ER KAN ZIJN Inleiding Kunstgebouw is expert

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Deelregeling Jij maakt het mee Fonds voor Cultuurparticipatie 2013 2016

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Deelregeling Jij maakt het mee Fonds voor Cultuurparticipatie 2013 2016 STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 29620 21 oktober 2013 Deelregeling Jij maakt het mee Fonds voor Cultuurparticipatie 2013 2016 10 oktober 2013 Het bestuur

Nadere informatie

Rapport 833 Derriks, M., & Kat, E. de. (2020). Jeugdmonitor Zeeland Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

Rapport 833 Derriks, M., & Kat, E. de. (2020). Jeugdmonitor Zeeland Amsterdam: Kohnstamm Instituut. Samenvatting Rapport 833 Derriks, M., & Kat, E. de. (2020). Jeugdmonitor Zeeland Amsterdam: Kohnstamm Instituut. De Jeugdmonitor Zeeland De Jeugdmonitor Zeeland is een plek waar allerlei informatie bij

Nadere informatie

Amateurkunst & publiek

Amateurkunst & publiek Amateurkunst & publiek 2011 inhoudsopgave Inleiding 05 Bezoeken 06 Formele podia 07 Informele podia 10 Vergelijking formele en informele podia 15 Amateurs en professionals 17 Colofon 18 Inleiding Inleiding

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 31 482 Cultuursubsidies 2009 2012 Nr. 48 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETEN- SCHAP Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

Meer klanten gezocht. en artistiek begeleiders in de amateurkunst. Henk Vinken en Teunis IJdens

Meer klanten gezocht. en artistiek begeleiders in de amateurkunst. Henk Vinken en Teunis IJdens Meer klanten gezocht De markt voor kunstdocenten en artistiek begeleiders in de amateurkunst Henk Vinken en Teunis IJdens Kunstdocenten die aan een Centrum voor de Kunsten (CvK) verbonden zijn, werken

Nadere informatie

Profielschets Voorzitter Raad van Toezicht Fonds voor Cultuurparticipatie. Cultuurliefhebber met brede kennis van politiek Den Haag

Profielschets Voorzitter Raad van Toezicht Fonds voor Cultuurparticipatie. Cultuurliefhebber met brede kennis van politiek Den Haag Profielschets Voorzitter Raad van Toezicht Fonds voor Cultuurparticipatie Cultuurliefhebber met brede kennis van politiek Den Haag 1. Algemeen Het is belangrijk dat mensen kunnen meedoen aan cultuur. Niet

Nadere informatie

Bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs

Bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs Bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs Cultuuruitingen spelen een belangrijke rol in de samenleving en in het leven van mensen. Cultuur vertegenwoordigt daarbij zowel een maatschappelijke, een artistieke

Nadere informatie

Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 31293 Primair Onderwijs 32820 Nieuwe visie cultuurbeleid Nr. 216 Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 24 oktober

Nadere informatie

Criteria voor Cultuur subsidie

Criteria voor Cultuur subsidie Criteria voor Cultuur subsidie 1 Cultuureducatie voor iedereen Heeft u een vernieuwend plan om Ridderkerkers kennis te laten maken met cultuureducatie, dien het dan in! Het gaat om cultuureducatie in de

Nadere informatie

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA DEN HAAG a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.minocw.nl

Nadere informatie

Definities kernbegrippen sector

Definities kernbegrippen sector Definities kernbegrippen sector De begrippen die binnen onze sector gehanteerd worden zijn flexibel en aan verandering onderhevig, vooral omdat het om abstracte begrippen gaat die vaak in een beleidsmatige

Nadere informatie

Cultuureducatiebeleid. in Purmerend

Cultuureducatiebeleid. in Purmerend Cultuureducatiebeleid in Purmerend Kenmerken Over de gemeente Aantal inwoners 30.000-90.000 inwoners (middelgrote gemeente) Soort gemeente stadsgemeente Regiofunctie centrumgemeente van de regio Contactgegevens

Nadere informatie

Samenvatting onderzoek cultuurparticipatie 2010

Samenvatting onderzoek cultuurparticipatie 2010 Samenvatting onderzoek cultuurparticipatie 2010 Belangrijkste uitkomsten van het onderzoek 2010 Deelname aan culturele activiteiten in shertogenbosch licht toegenomen Het opleidingsniveau is het meest

Nadere informatie

Basispakket Kunst- en Cultuureducatie

Basispakket Kunst- en Cultuureducatie Basispakket Kunst- en Cultuureducatie Convenant Basispakket Kunst- en Cultuureducatie Het Basispakket Cultuureducatie: Biedt een kader voor het invullen van de landelijke kerndoelen voor cultuur educatie

Nadere informatie

Eerste resultaten cultuursurvey Maastricht 2017 versie mei 2018

Eerste resultaten cultuursurvey Maastricht 2017 versie mei 2018 Eerste resultaten cultuursurvey Maastricht 2017 versie mei 2018 In november en december 2017 ontvingen 12.000 inwoners van Maastricht van zes jaar en ouder een lijst met vragen over cultuurbeoefening,

Nadere informatie

BAOZW/U Lbr. 10/119

BAOZW/U Lbr. 10/119 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8020 betreft Kunst, cultuur en samenleving uw kenmerk ons kenmerk BAOZW/U201002529 Lbr. 10/119 bijlage(n) datum 21 december

Nadere informatie

Planmatig samenwerken met ouders

Planmatig samenwerken met ouders Ouderparticipatie Team Planmatig samenwerken met ouders Samen vooruit! Tamara Wally Tamara Wally (MSc.) is werkzaam bij de CED- Groep. Ze werkte mee aan de publicatie Samen vooruit, over planmatig werken

Nadere informatie

CKV Festival 2012. CKV festival 2012

CKV Festival 2012. CKV festival 2012 C CKV Festival 2012 Het CKV Festival vindt in 2012 plaats op 23 en 30 oktober. Twee dagen gaan de Bredase leerlingen van het voortgezet onderwijs naar de culturele instellingen van Breda. De basis van

Nadere informatie

Muziekonderwijs door centra en muziekscholen in het basisonderwijs

Muziekonderwijs door centra en muziekscholen in het basisonderwijs Muziekonderwijs door centra en muziekscholen in het basisonderwijs Een stand van zaken! Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst Utrecht, mei 2014 Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie

Nadere informatie

De Cultuur Loper vier jaar in beweging Samenvatting eindevaluatie

De Cultuur Loper vier jaar in beweging Samenvatting eindevaluatie De Cultuur Loper vier jaar in beweging Samenvatting eindevaluatie 2013-2016 In Noord-Brabant hebben de afgelopen vier jaar 185 in 27 gemeenten gewerkt met De Cultuur Loper. Wat heeft dit opgeleverd? In

Nadere informatie

Budget Educatie en Participatie Projecten (BEPP)

Budget Educatie en Participatie Projecten (BEPP) Budget Educatie en Participatie Projecten (BEPP) Met het Budget Educatie en Participatie Projecten willen de provincie Groningen en het Rijk een aantal doelstellingen bereiken. We hanteren daarbij een

Nadere informatie

Visie muziekonderwijs en beeldende vorming Terneuzen

Visie muziekonderwijs en beeldende vorming Terneuzen Visie muziekonderwijs en beeldende vorming Terneuzen INHOUDSOPGAVE 1.0 INLEIDING... 3 2.0 UITGANGSPUNTEN ONDERZOEK EN DEFINITIE MUZIKALE EN BEELDENDE VORMING... 3 2.1 UITGANGSPUNTEN... 3 2.2 DEFINITIE

Nadere informatie

Wat evalueren en wanneer? Wat is de bedoeling van de tussentijdse evaluatie? Welke gegevens en hoe zijn die te verkrijgen?

Wat evalueren en wanneer? Wat is de bedoeling van de tussentijdse evaluatie? Welke gegevens en hoe zijn die te verkrijgen? Matchingsregeling Cultuureducatie met kwaliteit in het primair onderwijs Monitoring en evaluatie van activiteiten door aanvragers: een korte handreiking Vragen over het plan van aanpak voor de monitoring

Nadere informatie

Samenvatting Onderzoeksrapport 2014

Samenvatting Onderzoeksrapport 2014 Samenvatting Onderzoeksrapport 2014 Monitoring en evaluatie Cultuureducatie met Kwaliteit Drenthe door Zoë Zernitz, Rijksuniversiteit Groningen In 2012 heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Nadere informatie

Leergemeenschappen Cultuureducatie

Leergemeenschappen Cultuureducatie Leergemeenschappen Cultuureducatie De regeling Cultuureducatie met Kwaliteit (CMK 2017-2020) maakt het onder andere mogelijk om innovatieve samenwerkingstrajecten tussen onderwijs en het culturele veld

Nadere informatie

Samen naar cultuur voor iedereen

Samen naar cultuur voor iedereen Ministerie van OCW VNG IPO t.a.v. de minister t.a.v. de voorzitter t.a.v. de voorzitter Mevrouw Ingrid van Engelshoven de heer Jan van Zanen de heer Th.J.F.M. Bovens Postbus 16375 Postbus 30435 Postbus

Nadere informatie

De slag om de vrije tijd

De slag om de vrije tijd De slag om de vrije tijd cultuurparticipatie en andere vormen van vrijetijdsbesteding Henk Vinken en Teunis IJdens Sinds 2007 daalt het percentage van de Nederlandse bevolking dat in de vrije tijd actief

Nadere informatie

Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten

Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten 2009-2012 Enquête 2010: uitkomsten Annelies van der Horst Annelies Maarschalkerweerd Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten 2009-2012

Nadere informatie

Cultuureducatiebeleid. in Haarlem

Cultuureducatiebeleid. in Haarlem Cultuureducatiebeleid in Haarlem Kenmerken Over de gemeente Aantal inwoners meer dan 90.000 inwoners (grote gemeente) Soort gemeente stadsgemeente Regiofunctie centrumgemeente van de regio Contactgegevens

Nadere informatie

EXPERTISECENTRUM CULTUURONDERWIJS. Ada Nieuwendijk RAPPORTAGE CULTUUREDUCATIE AMSTERDAM ZUIDOOST

EXPERTISECENTRUM CULTUURONDERWIJS. Ada Nieuwendijk RAPPORTAGE CULTUUREDUCATIE AMSTERDAM ZUIDOOST Ada Nieuwendijk RAPPORTAGE CULTUUREDUCATIE AMSTERDAM ZUIDOOST November 2016 Inleiding Stadsdeel Zuidoost is uniek. Het hoort bij Amsterdam, maar het is ook een stad apart, waar de inwoners zich zeer betrokken

Nadere informatie

Kadernotitie Platform #Onderwijs 2032 SLO, versie 13 januari 2015

Kadernotitie Platform #Onderwijs 2032 SLO, versie 13 januari 2015 Kadernotitie Platform #Onderwijs 2032 SLO, versie 13 januari 2015 Doel en beoogde opbrengst van de dialoog De opdracht van het platform is te komen tot een integrale, maatschappelijk breed gedragen en

Nadere informatie

Presentatie Regionale bijeenkomst Cultuureducatie met Kwaliteit (CMK) in Parkstad

Presentatie Regionale bijeenkomst Cultuureducatie met Kwaliteit (CMK) in Parkstad Presentatie Regionale bijeenkomst Cultuureducatie met Kwaliteit (CMK) in Parkstad 2017-2020 16 juni 2016 Femke Smeets Hoofd educatie SCHUNCK* Wat is SCHUNCK*? We schakelen over naar de film > SCHUNCK*

Nadere informatie

De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen.

De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen. Competentie 1: Creërend vermogen De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen. Concepten voor een ontwerp te ontwikkelen

Nadere informatie

Uitvoeringsprogramma Kunst en Cultuur Velsen 2014-2017

Uitvoeringsprogramma Kunst en Cultuur Velsen 2014-2017 Beleidsspeerpunt Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen en wie Cultuureducatie Meer kinderen maken kennis met amateurkunst/ kunsteducatie en worden lid van een amateurkunstvereniging Verbetering

Nadere informatie

Kleine Gartmanplantsoen 21 1017 RP Amsterdam T 020 620 9567 info@mocca-amsterdam.nl www.mocca-amsterdam.nl. Stappenplan cultuureducatiebeleid

Kleine Gartmanplantsoen 21 1017 RP Amsterdam T 020 620 9567 info@mocca-amsterdam.nl www.mocca-amsterdam.nl. Stappenplan cultuureducatiebeleid Kleine Gartmanplantsoen 21 1017 RP Amsterdam T 020 620 9567 info@mocca-amsterdam.nl www.mocca-amsterdam.nl Stappenplan cultuureducatiebeleid Inleiding Dit stappenplan is een handreiking om te komen tot

Nadere informatie

M CCA EXPERTISENETWERK CULTUUREDUCATIE

M CCA EXPERTISENETWERK CULTUUREDUCATIE Keizersgrach T 020-6 info@mocca-amsterdam.nl Factsheet Basispakket, Overgangsregeling Kunstkijkuren en de Cultuurbus Amsterdam Juli 2014 Inhoud Het Basispakket Kunst- en Cultuureducatie 2 MoccaAcademie

Nadere informatie

Bureau ART Oktober 2010 Margreet Windhorst Peter van der Zant

Bureau ART Oktober 2010 Margreet Windhorst Peter van der Zant Bureau ART Oktober 2010 Margreet Windhorst Peter van der Zant Woekeren met talenten of woekeren met projecten? samenvatting van de eindrapportage over de eerste fase van een evaluatieonderzoek naar talentontwikkelingsprojecten

Nadere informatie

Inhoudsopgave. 1. Inleiding pag Ontwikkelingen pag Uitvoeringskader RICK pag Financieel kader pag 7

Inhoudsopgave. 1. Inleiding pag Ontwikkelingen pag Uitvoeringskader RICK pag Financieel kader pag 7 Gemeente Nederweert Team Samenleving Sociaal Juni 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding pag 3 2. Ontwikkelingen pag 4 3. Uitvoeringskader RICK pag 4 4. Financieel kader 2020-2023 pag 7 5. Verantwoording pag

Nadere informatie

Over doorgaande leerlijnen en talentontwikkeling binnen kunst en cultuur Bureau BABEL, 's-hertogenbosch

Over doorgaande leerlijnen en talentontwikkeling binnen kunst en cultuur Bureau BABEL, 's-hertogenbosch Over doorgaande leerlijnen en talentontwikkeling binnen kunst en cultuur Bureau BABEL, 's-hertogenbosch Beschrijving van het arrangement voor talentontwikkeling Bureau Babel is een intermediair tussen

Nadere informatie

Cultuureducatie, geen vak apart

Cultuureducatie, geen vak apart Cultuureducatie, geen vak apart Uitvoeringsplan Theo Thijssen Inleiding Op Educatief Centrum Theo Thijssen wordt gewerkt aan een ononderbroken ontwikkeling van kinderen van 0-13 jaar. Het ondernemend leren

Nadere informatie

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013-2016

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013-2016 Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013-2016 Tussenmeting 2015 Portret samenwerkingsverband P029 Opdrachtgever: ministerie van OCW Utrecht, oktober

Nadere informatie

Veel gestelde vragen aanvragen Cultuureducatie met Kwaliteit

Veel gestelde vragen aanvragen Cultuureducatie met Kwaliteit Veel gestelde vragen aanvragen Cultuureducatie met Kwaliteit Met deze vragenlijst proberen we antwoord te geven op vragen die er over de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit (CmK) en het aanvragen daarvan

Nadere informatie

Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs 2007-2008

Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs 2007-2008 Algemeen Verbindend Voorschrift Betreft de onderwijssector(en) Informatie CFI/ICO Primair Onderwijs po 079-3232.333 Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs 2007-2008 Bestemd voor

Nadere informatie

ECSD/U201402324 Lbr. 14/092

ECSD/U201402324 Lbr. 14/092 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft leren over cultureel ondernemen uw kenmerk ons kenmerk ECSD/U201402324 Lbr. 14/092 bijlage(n) 2 (separaat

Nadere informatie

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting Een brede kijk op onderwijskwaliteit E e n o n d e r z o e k n a a r p e r c e p t i e s o p o n d e r w i j s k w a l i t e i t b i n n e n S t i c h t i n g U N 1 E K Samenvatting Hester Hill-Veen, Erasmus

Nadere informatie

Zonder kwaliteit kunnen aanbieders van kunsteducatie het schudden

Zonder kwaliteit kunnen aanbieders van kunsteducatie het schudden Zonder kwaliteit kunnen aanbieders van kunsteducatie het schudden De kwaliteitskwestie voor kunsteducatie in de vrije tijd Door Piet Hagenaars Nu aanbieders van kunst- en cultuureducatie steeds meer op

Nadere informatie

logoocw De heer prof. dr. F. P. van Oostrom 26 mei 2005 ASEA/DIR/2005/23876 Taakopdracht voor de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon geen

logoocw De heer prof. dr. F. P. van Oostrom 26 mei 2005 ASEA/DIR/2005/23876 Taakopdracht voor de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon geen logoocw De heer prof. dr. F. P. van Oostrom Den Haag Ons kenmerk 26 mei 2005 ASEA/DIR/2005/23876 Onderwerp Taakopdracht voor de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon Bijlage(n) geen Geachte heer Van

Nadere informatie

KWALITEITSCRITERIA FONDS CULTUUREDUCATIE ZWOLLE

KWALITEITSCRITERIA FONDS CULTUUREDUCATIE ZWOLLE KWALITEITSCRITERIA FONDS CULTUUREDUCATIE ZWOLLE Fonds Cultuureducatie Zwolle en kwaliteit cultuuronderwijs De gemeente Zwolle wil dat alle basisschoolleerlingen een stevige culturele basis krijgen. Hiervoor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 800 VIII Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2007 Nr. 89 BRIEF

Nadere informatie

AB/ De I Cultuur. 3zos> 1. we 44 W. Loper. Betere cuüuureducatie voor Brabantse \eerhngen

AB/ De I Cultuur. 3zos> 1. we 44 W. Loper. Betere cuüuureducatie voor Brabantse \eerhngen k De I Cultuur Loper we 44 W 5 nu 3zos> 1 Betere cuüuureducatie voor Brabantse \eerhngen AB/019785 Bereik 'De Cultuur Loper helpt scholen hun ambitie met betrekkingtot cultuureducatie te te formulerenen

Nadere informatie

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN Onderwerp Evaluatierapport Kunstraad Groningen Steller M.M.A. Blom De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN Telefoon (050) 367 62 50 Bijlage(n) 1 Ons kenmerk 6616761 Datum Uw brief van

Nadere informatie

Aan de leden van Provinciale Staten

Aan de leden van Provinciale Staten Aan de leden van Provinciale Staten Datum : 27 januari 2009 Briefnummer : 2009-04028/5/A.22, CW Zaaknummer : 155503 Behandeld door : Antonis M. Telefoonnummer : (050) 316 4312 Antwoord op : Bijlage : Onderwerp

Nadere informatie

Cultuurbeleid. Ontwikkelingen in onze samenleving en in de culturele. groei van het aantal inwoners in de stedelijke gebieden, hebben

Cultuurbeleid. Ontwikkelingen in onze samenleving en in de culturele. groei van het aantal inwoners in de stedelijke gebieden, hebben Cultuurbeleid 2021-2024 Stedelijke en regionale profielen Ontwikkelingen in onze samenleving en in de culturele sector beïnvloeden elkaar over en weer. Veranderingen in de samenstelling van de bevolking,

Nadere informatie

.., Algemene Rekenkamer. BEZORGEN De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Gen era a Binnenhof 4 2513 AA Den Haag

.., Algemene Rekenkamer. BEZORGEN De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Gen era a Binnenhof 4 2513 AA Den Haag Algemene Rekenkamer.., BEZORGEN De Voorzitter van de Tweede Kamer der StatenGen era a Binnenhof 4 2513 AA Den Haag Lange Voorhout 8 Postbus 20015 2500 EA Den Haag T 070 3424344 070 3424130 voorlichting@rekenkamer.nl

Nadere informatie

De vier subsidieregelingen vallen onder de categorie systeemsubsidie.

De vier subsidieregelingen vallen onder de categorie systeemsubsidie. Evaluatierapportage begrotingssubidies Basisvoorziening Cultuur 1 Algemeen Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland achten cultuurparticipatie primair een taak van gemeenten. De provincie Zuid-Holland heeft

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 6671 3 mei 2010 Regeling Het beste van twee werelden 9 april 2010 Het Bestuur van de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

Nadere informatie

De Blauwe Schuit Onderwijs, gemaakt als onderdeel van het project Cultuleren.

De Blauwe Schuit Onderwijs, gemaakt als onderdeel van het project Cultuleren. Welkom bij CULTUURspoor, een instrument om in 5 stappen cultuurbeleid te maken. De uitkomst van deze handleiding leidt tot een kader waarmee je als school keuzes maakt uit het culturele aanbod. Zo heb

Nadere informatie

Fianne Konings en Marjo Berendsen over Culturele instellingen en een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs door Jacolien de Nooij

Fianne Konings en Marjo Berendsen over Culturele instellingen en een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs door Jacolien de Nooij Fianne Konings en Marjo Berendsen over Culturele instellingen en een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs door Jacolien de Nooij De publicatie van Fianne Konings, Culturele instellingen en een doorlopende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid Nr. 166 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

aangescherpte subsidievoorwaarden cultuureducatie geformuleerd voor BIS-instellingen.

aangescherpte subsidievoorwaarden cultuureducatie geformuleerd voor BIS-instellingen. TOELICHTING Inleiding Met deze Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit in het primair onderwijs beoogt het Fonds voor Cultuurparticipatie de kwaliteit van cultuureducatie, in het bijzonder het leergebied

Nadere informatie

Samen werkt het beter? De samenwerking tussen scholen en de culturele omgeving

Samen werkt het beter? De samenwerking tussen scholen en de culturele omgeving Samen werkt het beter? De samenwerking tussen scholen en de culturele omgeving DEEL 5 HOE KUNNEN SCHOLEN EN CULTURELE INSTELLINGEN OP EEN GOEDE MANIER SAMENWERKEN? KARIN HOOGEVEEN EN SANDRA BEEKHOVEN (SARDES)

Nadere informatie

Brabantse aanpak Cultuureducatie met Kwaliteit

Brabantse aanpak Cultuureducatie met Kwaliteit Brabantse aanpak Cultuureducatie met Kwaliteit Hoe breng je meer lijn en structuur in je cultuureducatie en hoe werk je gericht aan de persoonlijke (creativiteits)- ontwikkeling van leerlingen? Basisscholen

Nadere informatie

Primair Onderwijs po 079-3232.333 Voorgezet onderwijs vo 079-3232.444

Primair Onderwijs po 079-3232.333 Voorgezet onderwijs vo 079-3232.444 Voorlichtingspublicatie Betreft de onderwijssector(en) Informatie CFI/ICO Primair Onderwijs po 079-3232.333 Voorgezet onderwijs vo 079-3232.444 Wet van 9 december 2005, houdende opneming in de Wet op het

Nadere informatie

Box 2: Vaststellen beginsituatie Handelingsgericht werken op PABO s en lerarenopleidingen VO

Box 2: Vaststellen beginsituatie Handelingsgericht werken op PABO s en lerarenopleidingen VO Kees Dijkstra (Windesheim), Els de Jong (Hogeschool Utrecht) en Elle van Meurs (Fontys OSO). 31 mei 2012 Box 2: Vaststellen beginsituatie Handelingsgericht werken op PABO s en lerarenopleidingen VO Doel

Nadere informatie

Leergemeenschappen Cultuureducatie

Leergemeenschappen Cultuureducatie Leergemeenschappen Cultuureducatie In deze CMK-periode willen we innovatieve samenwerkingstrajecten tussen onderwijs en het culturele veld tot stand brengen. Deze trajecten krijgen vorm binnen de Leergemeenschappen

Nadere informatie

ons kenmerk BAOZW/U Lbr. 12/108

ons kenmerk BAOZW/U Lbr. 12/108 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft cultuureducatie, amateurkunst, cultuurcoaches Samenvatting uw kenmerk ons kenmerk BAOZW/U201201874 Lbr. 12/108

Nadere informatie

Samenvatting. Vrijwilligers in de Amateurkunst

Samenvatting. Vrijwilligers in de Amateurkunst Samenvatting Vrijwilligers in de Amateurkunst Samenvatting Vrijwilligers in de Amateurkunst De amateurkunstsector kampt met een tekort aan vrijwilligers. Vooral in de disciplines beeldende kunst en instrumentale

Nadere informatie

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem Eind juli is de eerste ronde afgerond voor de besteding van het regionale Innovatiebudget Sociaal Domein. In deze ronde is niet het volledige beschikbare budget

Nadere informatie

"Alle kinderen moeten kunnen genieten van kunst en cultuur"

Alle kinderen moeten kunnen genieten van kunst en cultuur "Alle kinderen moeten kunnen genieten van kunst en cultuur" ONS DOEL Kunst is goed en leuk om te doen, voor alle mensen en voor kinderen in het bijzonder. Het Jeugdcultuurfonds Brabant wil financiële drempels

Nadere informatie

Gemeente Heerlen - beleidsregel Tenderregeling Community Arts

Gemeente Heerlen - beleidsregel Tenderregeling Community Arts GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Heerlen. Nr. 40033 17 juli 2014 Gemeente Heerlen - beleidsregel Tenderregeling Community Arts Artikel 1 Begripsomschrijving In deze beleidsregel wordt verstaan

Nadere informatie

VERGADERING GEMEENTERAAD d.d.. AGENDA NR. Vul agendanr in. VOORSTEL Kunst- en cultuurbeleid Gennep De Kunst van Samen. Aan de Gemeenteraad

VERGADERING GEMEENTERAAD d.d.. AGENDA NR. Vul agendanr in. VOORSTEL Kunst- en cultuurbeleid Gennep De Kunst van Samen. Aan de Gemeenteraad VOORSTEL Kunst- en cultuurbeleid Gennep 2016-2020 De Kunst van Samen. Geachte raad, Aan de Gemeenteraad VERGADERING GEMEENTERAAD d.d.. AGENDA NR. Vul agendanr in. Hierbij biedt ons college u het Kunst-

Nadere informatie

9 februari februari februari 2015 Armando van Gent Team Maatschappelijke Ontwikkeling Raf Daenen Caspar van Hoek. akk./i. d.d.

9 februari februari februari 2015 Armando van Gent Team Maatschappelijke Ontwikkeling Raf Daenen Caspar van Hoek. akk./i. d.d. Gemeente Oirschot 12 Collegevoorstel B. en W. Datum besluit: Datum voorstel: Vergaderdatum: Uiterste datum collegebehandeling: Naam opsteller: Naam afdeling/team: Naam portefeuillehouder: 9 februari 2015

Nadere informatie

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld BEOORDELINGSFORMULIER / Artistieke Praktijk II jaar 4 Blad 1 Toetscode: Datum: Handtekening student: Beoordelaar 1: Handtekening beoordelaar 1: Beoordelaar 2: Handtekening beoordelaar 2: Extern deskundige:

Nadere informatie

Samen werkt het beter? De samenwerking tussen scholen en de culturele omgeving Paper Onderwijsresearchdagen 2016 Rotterdam

Samen werkt het beter? De samenwerking tussen scholen en de culturele omgeving Paper Onderwijsresearchdagen 2016 Rotterdam Samen werkt het beter? De samenwerking tussen scholen en de culturele omgeving Paper Onderwijsresearchdagen 2016 Rotterdam Karin Hoogeveen en Sandra Beekhoven Hoe werken scholen in het primair en voortgezet

Nadere informatie

Datum Betreft Bestuursakkoord PO-Raad-OCW 2012-2015. Geacht schoolbestuur,

Datum Betreft Bestuursakkoord PO-Raad-OCW 2012-2015. Geacht schoolbestuur, a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl Onze referentie 349195 Datum Betreft Bestuursakkoord PO-Raad-OCW 2012-2015 Geacht

Nadere informatie

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013-2016

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013-2016 Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen 2013-2016 Beginmeting 2014 Portret samenwerkingsverband P029 Opdrachtgever: ministerie van OCW Utrecht, september

Nadere informatie

Kunst, Cultuur en Educatie in gemeente Westland

Kunst, Cultuur en Educatie in gemeente Westland Kunst, Cultuur en Educatie in gemeente Westland Wat is Westland Cultuurweb? In 2013 opgericht Op initiatief van de gemeente Zelfstandige en onafhankelijke stichting Raad van Toezicht en directeur-bestuurder

Nadere informatie

Inkoop van buitenschoolse muziekeducatie seizoen 2014/2015 Uitgangspunten en voorwaarden

Inkoop van buitenschoolse muziekeducatie seizoen 2014/2015 Uitgangspunten en voorwaarden Inkoop van buitenschoolse muziekeducatie seizoen 2014/2015 Uitgangspunten en voorwaarden Mei 2014 Inleiding Onlangs maakte Muziekschool Westland bekend dat zij gaat stoppen met haar activiteiten. Muziekschool

Nadere informatie

Dit is de Lindenberg. Onze filosofie. Geniet van talent. Strategisch Meerjarenplan

Dit is de Lindenberg. Onze filosofie. Geniet van talent. Strategisch Meerjarenplan Dit is de Lindenberg De Lindenberg is het huis waar alles kan. Niet in de letterlijke zin natuurlijk; ook de Lindenberg heeft te maken met wet- en regelgeving en financiële grenzen. Maar de zin verwoordt

Nadere informatie

Alvast hartelijk dank voor het invullen! De teams van Kunststation C, IVAK de Cultuurfabriek, Cultuur Educatie Stad en Museumhuis Groningen

Alvast hartelijk dank voor het invullen! De teams van Kunststation C, IVAK de Cultuurfabriek, Cultuur Educatie Stad en Museumhuis Groningen Wij verzoeken u vriendelijk de volgende vragen over cultuureducatie op uw school te beantwoorden. Uw antwoorden zijn voor ons van groot belang om de ondersteuning van cultuureducatie op de scholen de komende

Nadere informatie

Cultuureducatie, amateurkunst, cultuurcoaches

Cultuureducatie, amateurkunst, cultuurcoaches Cultuureducatie, amateurkunst, cultuurcoaches mhtml:file://g:\middelen\informatie en Systeembeheer\DIV\Downloads; Informatieb... Page 1 of 2 14-12-2012 Gepubliceerd op VNG (http://www.vng.nl/) Home > Cultuureducatie,

Nadere informatie

Hoog opgeleid, laag inkomen

Hoog opgeleid, laag inkomen Hoog opgeleid, laag inkomen De situatie van buitenschoolse kunstdocenten en artistiek begeleiders Henk Vinken en Teunis IJdens Een groot deel van de voorzieningen voor actieve cultuurparticipatie bestaat

Nadere informatie