Deel 1 Eindrapport deelonderzoek signalering van grenswaarden

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Deel 1 Eindrapport deelonderzoek signalering van grenswaarden"

Transcriptie

1 Referentie Rapport Van Postbus 60055, 6800 JB Arnhem Velperplein 8, 6811 AG Arnhem Telefoon (026) Fax (026) Deel 1 Eindrapport deelonderzoek signalering van grenswaarden Deel 2 Eindrapport deelonderzoek bevraging arbodienstverleners wetswijzigingen Arbeidsomstandighedenwet 2005 en 2007 Opdrachtgever Ministerie van SZW Arnhem, 27 juni 2011 Ons kenmerk /lri/pwa

2 Ons kenmerk /lri/pwa Het onderzoek is uitgevoerd van januari 2011 tot en met april 2011door KplusV organisatieadvies: Louis Rings Reinier Trommel Myrthe Heerink Het onderzoek werd begeleid door een begeleidingscommissie van de opdrachtgever: Hein Kroft Ton van Oostrum Servaas Toebosch

3 Ons kenmerk /lri/pwa Inhoud 1 Inleiding 1 2 Onderzoeksverantwoording 2 3 Grenswaarden in het arbeidsomstandighedenbeleid 3 4 Bevindingen Het proces, de opzet Het proces, de uitvoering Het proces, het resultaat 12 5 De onderzoeksvragen beantwoord - Bevindingen Het proces, de opzet Het proces, de uitvoering De output, de resultaten 16 Bijlagen 1 Motie Koopmans/Stuurman 2 Leden Commissie signalering Arbeidsomstandighedenrisico's 3 Geraadpleegde personen 4 Bronnenoverzicht 5 Tijdsbalk belangrijke momenten in ontwikkeling grenswaardensysteem

4 Ons kenmerk /lri/pwa 1 Inleiding Dit rapport doet verslag van het deelonderzoek 'Grenswaarden' dat is uitgevoerd in het kader van de evaluatie van de herziene Arbeidsomstandighedenwet 2007 en de wetswijziging Arbodienstverlening van 1 juli 2005 alsmede de beleidsdoorlichting van beleidsartikel 44 uit de begroting van het Ministerie van SZW. Het deelonderzoek is gewijd aan het systematisch en programmatisch signaleren en vaststellen van grenswaarden, in de motie Koopmans /Stuurman 1 (zie bijlage 1) aan de minister verzocht en zoals dit door het ministerie is uitgewerkt bij de herziene Arbeidsomstandighedenwet. Het onderzoek is bedoeld om (beter) inzicht te krijgen in de uitvoering van de motie Koopmans / Stuurman. Het onderzoek is bedoeld om de feiten op een rij te zetten ten aanzien van deze uitvoering en doet geen uitspraken over grenswaarden. In de startnotitie voor het deelonderzoek zijn door het Ministerie de volgende hoofdvragen geformuleerd: Hoe zijn de opzet, uitvoering en resultaat van het systeem te beschrijven? Wat zijn bij kritische analyse daarvan knelpunten die méér zijn dan 'kinderziekten' / problemen die zich gewoonlijk voordoen bij opstart van een nieuw systeem? Deze hoofdvragen zijn uitgewerkt naar de volgende subvragen: Wat was de doelstelling bij dit systeem? (opzet) Vanuit welke overwegingen is dit verder vorm gegeven, overwegingen van SZW, sociale partners en Gezondheidsraad? Wat zijn de vorderingen ten aanzien van specifieke arbeidsrisico's wat betreft de signalering, onderbouwing en (advisering over) opname van grenswaarden in de regelgeving? (Proces) (Uitvoering, tot peildatum 31 december 2010) Welke middelen en budgetten zijn ingezet? Wat is het resultaat van het grenswaardenstelsel per 31 december 2010? (Resultaat, per peildatum 31 december 2010) Is er geëvalueerd door betrokkenen, zo ja hoe is dat gedaan? Wat is het draagvlak van deze werkwijze bij de belanghebbende partijen in Nederland, hoe wordt de werkbaarheid ervan gezien? Zien de betrokkenen een operationeel systeem tot stand komen waarin voor specifieke arbeidsrisico's concrete grenswaarden op systematische wijze kunnen worden vastgesteld? Zijn er sinds januari 2007 concrete grenswaarden in regelgeving vastgelegd of voorgenomen buiten dit systeem om? Het rapport bestaat na de inleiding uit vier hoofdstukken. Hoofdstuk 2 behandelt de onderzoeksopzet. De hoofdstukken 3 en 4 betreffen de onderzochte onderdelen: ze beschrijven de inhoud van het systeem en de bevindingen van het evaluerende onderzoek daarnaar. In hoofdstuk 5 worden samenvattend de onderzoeksvragen beantwoord. In de bijlagen is een geannoteerde chronologie opgenomen. 1 Motie van de leden Koopmans en Stuurman, voorgesteld 21 september 2006, Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 27. Pagina 1

5 Ons kenmerk /lri/pwa 2 Onderzoeksverantwoording Bij de evaluatie van beleidsinstrumenten is het verstandig om vooraf evaluatie-indicatoren op te stellen. Hierbij hebben we gebruik gemaakt van een schema van het traject waarlangs het beleid wordt ontwikkeld en ingezet. We onderscheiden: 1. beleidsuitgangspunten (input); 2. analyse proces, resultaat en doelmatigheid van uitvoering van beleid (throughput en output); 3. analyse van effecten van beleid (outcome) Input beleid Throughput Proces Output Resultaat Outcome Effect Figuur 1. Beleidsontwikkelingstraject Voor de evaluatie van het onderhavige beleidsinstrument, te weten het stelsel van signalering, onderbouwing en (advisering over) opname van grenswaarden in de regelgeving (kortweg het grenswaardenstelsel) is alleen gekeken naar het proces en naar de resultaten. De input (de motie Koopmans / Stuurman) wordt als een gegeven beschouwd en de outcome fase (de opgestelde grenswaarden zelf) maakt geen onderdeel uit van dit deelonderzoek, maar is een aspect van het totale evaluatietraject. Er is met andere woorden onderzocht tegen welke achtergrond en op welke wijze het systeem tot stand is gebracht, niet in welke mate het systeem heeft bijgedragen aan het bereiken van de doelstellingen van de herziene Arbeidsomstandighedenwet en de wetswijziging arbodienstverlening. Ten behoeve van het onderzoek zijn de drie hoofdvragen uitgewerkt in onderzoeksvragen. Deze vragen hebben overeenkomstig de bovenstaande aanpak betrekking op: het proces, de opzet; het proces, de uitvoering; de output (het instrument zelf), de resultaten (zijn grenswaarden overeenkomstig het systeem tot stand gebracht). Het onderzoek is hoofdzakelijk uitgevoerd als desk research. Het onderwerp is redelijk goed tot goed gedocumenteerd. Het gaat om briefwisselingen tussen het ministerie en de Tweede Kamer, het ministerie en de andere (sociale) partners, jaarverslagen en onderzoeks- en tussenrapportages en stukken met betrekking tot bijeenkomsten. De documenten zijn verzameld bij het ministerie en bij de deelnemers die binnen het systeem een rol hebben gespeeld. Veel van de voor het onderzoek benodigde documenten zijn ook door middel van internetsearch gevonden. Een lijst met de voor het onderzoek gebruikte documenten is in de bijlagen opgenomen. Daarnaast is een aantal gesprekken gevoerd met sleutelfunctionarissen van het ministerie, de sociale partners en de Gezondheidsraad. Deze gesprekken gingen vooral over de standpunten in de voorbereiding en bij wijzigingen van het project, overwegingen die daarbij een rol speelden en de praktische uitvoering van het opstellen van grenswaarden binnen het stelsel. Deze gesprekken vonden plaats na overleg met de opdrachtgever. Pagina 2

6 Ons kenmerk /lri/pwa 3 Grenswaarden in het arbeidsomstandighedenbeleid Van oudsher maken grenswaarden deel uit van het arbeidsomstandighedenbeleid van overheid en andere betrokkenen. Het is één van de hulpmiddelen voor bevorderen van gezond en veilig werken. De grenswaarde staat voor een in de regelgeving vastgelegde (getalsmatige en meetbare) norm die niet overschreden mag worden. Kenmerk is het kwantitatieve: de grens is uitgedrukt in een getal. Bestaande grenswaarden betreffen voornamelijk risico's op het vlak van bepaalde fysische factoren en gevaarlijke stoffen. Voor vele andere onderwerpen, onder andere fysieke en psychische arbeidsrisico's, was en is het bij de stand van wetenschappelijke kennis niet mogelijk een kwantificering te geven van een maximaal te aanvaarden arbeidsbelasting. Daarvoor bevat de arbo-regelgeving middelvoorschriften en/of zogeheten agendabepalingen om belasting van werknemers te beperken. Het betreft arbeidsrisico's in de domeinen biologische agentia, fysieke belasting, en werkdruk en andere vormen van psychosociale arbeidsbelasting. Hoofdlijnen wat betreft grenswaarden tot 2007 Wat betreft gevaarlijke stoffen golden tot 2007 vele honderden Maximaal Aanvaarde Concentraties waaraan werknemers (gedurende een bepaalde tijd) ten hoogste mochten worden blootgesteld, de zogenaamde MAC-waarden. Deze grenswaarden zijn veelal in Nederlandse regelgeving opgenomen vanwege Europese verplichtingen daartoe. Wat betreft gevaarlijke stoffen bestond al voor 2007 daarnaast in Nederland een procedure om grenswaarden tot stand te brengen. In essentie bestaat deze nog altijd geldende procedure uit drie stappen. 1. Wetenschappelijke advisering aan de verantwoordelijke bewindspersoon van SZW door de Gezondheidsraad: a. dat kan een gezondheidskundig verantwoorde grenswaarde betreffen: een niveau van blootstelling waar beneden naar wetenschappelijk inzicht geen nadelige gevolgen voor de gezondheid te verwachten zijn; b. dat kan ook een gezondheidskundig onderbouwde grenswaarde betreffen waarbij enig risico wordt aanvaard: een vooraf bepaalde kans op nadeel voor de gezondheid of extra kans daarop ten opzichte van de 'gewone' bevolking. 2. Advisering door een commissie van de SER over het wetenschappelijk advies, dat de bewindspersoon van SZW aan de commissie voorlegt. In een aantal gevallen geeft de commissie advies na toetsing van de haalbaarheid van de gedachte grenswaarde bij de achterbannen van sociale partners. 3. Vaststelling van de betreffende grenswaarde door de bewindspersoon van SZW. Voor arbeidsrisico's anders dan door gevaarlijke stoffen bevat de regelgeving voor 2007 al grenswaarden voor bijvoorbeeld de hoeveelheid geluid of straling waarmee werknemers ten hoogste in aanraking mogen komen. Pagina 3

7 Ons kenmerk /lri/pwa Ontwikkeling per 2007 De wetswijziging van 2007 legt nog meer dan voorheen al het geval was de nadruk op de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor veilig en gezonde arbeidsomstandigheden. Op specifiek advies van de SER over het stelsel grenswaarden gevaarlijke stoffen is dit stelsel per 2007 veranderd. Enerzijds is het aantal grenswaarden van overheidswege fors gereduceerd (grenswaarden wat betreft andere arbeidsrisico's bleven ongewijzigd). Anderzijds is de al langer geldende verplichting voor werkgevers meer centraal komen te staan om voor de stoffen waarvoor de overheid geen grenswaarde stelt, er zelf een te stellen dan wel een 'veilige werkwijze' te hanteren. De SER publiceert op de website een overzicht van in behandeling zijnde en afgehandelde stoffen Wettelijke en bestuurlijke Grenswaarden 2. Nieuw was een werkwijze voor signalering en tot stand brengen van grenswaarden wat betreft andere onderwerpen dan gevaarlijke stoffen. De arbeidsomstandighedenregelgeving per 2007 strekt er op hoofdlijnen toe dat de overheid zich beperkt tot het stellen van doelen en dat de sociale partners de middelen afspreken waarmee die doelen kunnen worden bereikt. Grenswaarden kunnen van belang zijn als maatstaf voor bereiken van het doel, dan wel voor de mate waarin de inspanningen daartoe voldoen. De SER adviseerde in 2005: "In het publieke domein worden concrete en heldere doelvoorschriften met daaraan gekoppelde gezondheidskundige of veiligheidskundige grenswaarden opgenomen In het private domein wordt vastgelegd op welke wijze aan de doelvoorschriften wordt voldaan. Op sectoraal niveau kunnen eveneens afspraken worden gemaakt " Het ligt volgens dit SER-advies in de rede " dat het ontwikkelen en beheren van gezondheidskundige en veiligheidskundige grenswaarden wordt opgedragen aan een onafhankelijk en gezaghebbend instituut." 3 Bij de parlementaire behandeling van het voorstel ter herziening van de Arbowet is de motie Koopmans / Stuurman aangenomen. Deze motie "... verzoekt de regering met spoed het initiatief te nemen tot het opstellen van een werkprogramma voor het opstellen van wetenschappelijke grenswaarden voor gezondheidskundige of veiligheidskundige arbeidsrisico's volgens een door de regering vast te stellen procedure, waarover een advies wordt gevraagd aan de sociale partners." (zie bijlage 1: de Motie Koopmans / Stuurman). Scope van dit deelrapport Dit deelrapport beschrijft de opzet, de uitvoering en de resultaten van deze nieuwe inzet tot signaleren en tot stand brengen van grenswaarden op andere arbeidsrisico's dan gevaarlijke stoffen, conform de bedoelingen van de indieners van de motie. 2 van stoffen aspx. 3 SER-advies 2005/09 'Evaluatie Arbowet 1998', SER Den Haag juni 2005; citaten van blz. 35 en 41. Pagina 4

8 Ons kenmerk /lri/pwa 4 Bevindingen In de tijdsbalk (zie bijlage 5) zijn schematisch een aantal belangrijke momenten in de ontwikkeling van het grenswaardensysteem weergegeven. 4.1 Het proces, de opzet Met ingang van 1 januari 2007 is de Arbeidsomstandighedenwet gewijzigd. De wijziging heeft gevolgen voor het vaststellen van grenswaarden. In de Memorie van Toelichting is dit als volgt aangegeven: "Einddoel voor de lange termijn is dat de overheid zich in het publieke domein (Arbowet, Arbobesluit en Arbeidsomstandighedenregeling (Arboregeling)) beperkt tot het vaststellen van doelen. De doelvoorschriften worden waar mogelijk voorzien van gezondheids- of veiligheidskundige (grens)waarden 4 ". Tijdens de stemming over het voorstel tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in september 2006 is de motie van de Tweede Kamerleden Koopmans en Stuurman aangenomen. In deze motie wordt verzocht om met spoed een werkprogramma op te stellen om te komen tot gezondheidskundige en veiligheidskundige grenswaarden volgens een door de regering vast te stellen procedure. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) geeft als antwoord op de motie dat het niet de bedoeling is om een ongebreidelde hoeveelheid wetenschappelijk grenswaarden op te nemen in de Arbowet. De staatssecretaris geeft aan dat hiermee de essentie uit deze wet gehaald zou worden. De essentie van de Arbowet is: maatwerk in ondernemingen en sectoren te stimuleren; regeldruk reduceren; nationale kop verkleinen. De indieners van de motie delen deze visie. Zij geven aan dat de motie betrekking heeft op het begeleiden, faciliteren en inperken aan de hand van hetgeen de regering in een werkprogramma vastlegt 5. De Staatssecretaris van SZW stelt vervolgens langs de volgende lijnen de procedure en het werkprogramma op: 6 1. Instellen van een commissie die het wetenschappelijke arbeidsomstandighedenterrein kan overzien. 2. Deze commissie signaleert periodiek of er nieuwe (internationale) inzichten zijn met betrekking tot grenswaarden. 3. Op basis van dit signaleringsrapport kan het departement, wanneer daar aanleiding toe is, nader wetenschappelijk onderzoek entameren. 4 MvT, hoofdlijnen van het wetsvoorstel, TK, Tweede Kamer, vergaderjaar , en , nr januari Brief van de staatssecretaris SZW d.d. 18 januari 2007 Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar en , nr Pagina 5

9 Ons kenmerk /lri/pwa 4. Het departement weegt vervolgens of het noodzakelijk en gewenst is om een grenswaarde (concreet doelvoorschrift) op te nemen in de Arbowet- en regelgeving. Hierbij zal het departement gebruik maken van het gestelde de Memorie van Toelichting bij de Arbowet (zie verder). 5. Het ministerie legt haar weging om een grenswaarde al dan niet op te nemen vervolgens voor aan de SER voor advies. 6. Op basis van dit advies wordt een beslissing genomen om de grenswaarde al dan niet daadwerkelijk op te nemen in de Arbowet- en regelgeving. In de Memorie van Toelichting zijn de volgende uitgangpunten als richtinggevend benoemd voor het al dan niet opnemen van concrete grenswaarden in de wet- en regelgeving 7 : 1. Het internationale arboregelgevingskader is in beginsel ook op nationaal niveau maatgevend. Voor het behoud van een 'nationale kop' moeten zwaarwegende redenen bestaan, zoals zeer ernstige risico's die tot onherstelbare schade kunnen leiden. Indicatoren hiervoor zijn: 1.1. de ernst en omvang van de risico's; 1.2. de mate waarin er een diversiteit aan mogelijkheden is om dat risico te beheersen, of maatwerk per sector zodat overname van een publieke regeling niet aangewezen is, maar bij voorbeeld wel een regeling in een arbocatologus is aangewezen; 1.3. de mate waarin en wijze waarop de Europese regelgeving bindend is; 1.4. het aanwezig zijn van maatschappelijk draagvlak; 1.5. de uitvoerbaarheid in de praktijk. 2. In de herziene Arbowet wordt onderscheid gemaakt tussen het publieke domein en het private domein. In het publieke domein zorgt de overheid voor een helder wettelijk kader door onder meer doelvoorschriften vast te stellen. In het private domein maken werkgevers en werknemers samen afspraken over de wijze waarop zij binnen hun branche of sector invulling geven aan de doelvoorschriften van de overheid. Deze afspraken worden vastgelegd in een arbocatalogus. 3. In de Nederlandse Arbowetgeving (het publieke domein) worden daar waar mogelijk concrete doelvoorschriften opgenomen met inachtneming van de uitgangspunten van het Europese 'level playing field'. De overheid zal de wetenschappelijke grenswaarden in de regelgeving opnemen, wanneer daar aanleiding toe bestaat. Indicatoren hiervoor zijn: 3.1. partijen die het betreft zijn het erover eens dat dit de wetenschappelijke grenswaarde is; 3.2. er is een breed maatschappelijk draagvlak; 3.3. de technische, operationele en economische uitvoerbaarheid; 3.4. inpasbaarheid binnen het Europese 'level playing field'; 3.5. algemene toepasbaarheid, dus toepasbaar in (vrijwel) alle sectoren waar dit risico optreedt. Op 8 juni 2007 informeert de Minister in een brief de Tweede Kamer over de stand van zaken van de implementatie van de herziene arbeidsomstandighedenwet. Daarbij komt ook de uitvoering van de motie Koopmans/Stuurman aan de orde. De minister schrijft hierover: 7 Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en enige andere wetten in verband met het vergroten van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid Memorie van Toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3. Pagina 6

10 Ons kenmerk /lri/pwa "Inmiddels heeft constructief overleg plaatsgevonden met sociale partners over de uitwerking van de motie Koopmans. Sociale partners leggen de voorgestelde uitwerking voor een reactie aan hun achterban voor." 4.2 Het proces, de uitvoering Op 10 juli 2007 vraagt de minster van SZW 8 de Gezondheidsraad in een adviesaanvraag om periodiek te signaleren of er nieuwe (internationale) wetenschappelijke inzichten zijn of te verwachten zijn over gezondheidskundige en veiligheidskundige grenswaarden voor verschillende arbeidsrisico's. De Gezondheidsraad is een onafhankelijk wetenschappelijk adviesorgaan. De raad heeft als taak de regering en parlement te adviseren op het gebied van de volksgezondheid en het gezondheids(zorg)onderzoek 9. De minister vraagt verder: "Ik verzoek u te beginnen met het instellen van de commissie en het maken van een Plan van aanpak dat betrekking heeft op de periode 2007 tot Hierin zullen de bovenstaande onderwerpen (nieuwe (internationale) wetenschappelijke inzichten over gezondheidskundige en veiligheidskundige grenswaarden voor in eerste instantie verschillende arbeidsrisico's die in de Arbeidsomstandighedenwet zijn opgenomen, KplusV) en een begroting opgenomen dienen te worden. Graag zie ik het Plan van aanpak voor 1 september aanstaande tegemoet. Het door de Gezondheidsraad opgestelde Plan van aanpak behoeft goedkeuring van het Ministerie van SZW". Op 5 september 2007 brengt de Gezondheidsraad het werkprogramma uit voor het jaar Hierin worden(overeenkomstig de eerdere en latere werkprogramma's) in hoofdstuk 6 'Bijdragen aan gezonde arbeidsomstandigheden' de plannen beschreven ten aanzien van veilig en gezond werken. Dit jaarlijkse werkprogramma wordt aangeboden aan de minister van VWS. Hoofdstuk 6 beschrijft achtereenvolgens de doorlopende werkzaamheden van de Gezondheidsraad (in behandeling zijnde vaste onderwerpen), de actuele werkzaamheden (in behandeling zijnde actuele onderwerpen) en de nieuwe, in de planning opgenomen onderwerpen. In het werkprogramma 2008 wordt ten aanzien van het werk op het terrein van de arbeidsomstandigheden door de Gezondheidsraad vastgesteld: "Tot nu toe richtte de raad zich vaak vooral op de risico's van gezondheidsschade door blootstelling aan stoffen op de werkplek. Met die activiteit, die al heeft geresulteerd in een grote hoeveelheid adviezen, gaat de raad ook door. In de programmaperiode zal dat opnieuw resulteren in een reeks adviezen over afzonderlijke stoffen, waarmee als vanouds een basis wordt gelegd voor wettelijke normen voor blootstelling op de werkplek. Speciale aandacht gaat daarbij op dit moment uit naar een aantal actuele onderwerpen: oplosmiddelen, allergene stoffen en de blootstelling aan en het werken met straling. Nieuw is de signalering, de komende vier jaar, van de wetenschappelijke kennisontwikkeling over andere risico's die werknemers lopen, zoals werkdruk en hittebelasting. En niet onbelangrijk nu steeds meer mensen in de dienstensector werken ook zal worden ingegaan op de invloed van psychosociale werkomstandigheden op de gezondheid. 8 Brief van 10 juli 2007, kenmerk ARBO/A&V/2007/22676, van de minister aan de voorzitter van de gezondheidsraad Werkprogramma 2008 Gezondheidsraad, Nr. A07/05, Den Haag, 18 september Pagina 7

11 Ons kenmerk /lri/pwa In die geest is ook een aantal nieuwe vragen van belang. Zo staan adviezen in de planning waarin wordt nagegaan hoe mensen langer gezond aan het werk kunnen blijven, hoe een gezond psychosociaal werkklimaat bevorderd kan worden, en wat de effecten zijn van nachtwerk 11." In paragraaf van het werkprogramma is de nieuwe signalering iets verder uitgewerkt: "Signaleren van risico's in arbeidsomstandigheden" Sinds kort heeft de Gezondheidsraad een nieuw aandachtsgebied onder zijn hoede genomen: nagaan welke risico's op het werk een belangrijke rol spelen en of daarvoor een grenswaarde mogelijk is. Daarbij wordt gekeken naar een dertigtal arbeidsomstandigheden. Naast de gebruikelijke aandacht voor stoffen, geluid en straling richt de aandacht zich nu ook op de lichamelijke en psychosociale belasting van werknemers (denk aan werkdruk en agressie, zie ook 6.10). Aanleiding is een wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet per 1 januari 2007, die voor de Tweede Kamer aanleiding was om nu ook deze risico's te laten bekijken. In de komende vier jaar zal de raad nagaan voor welke arbeidsrisico's een grenswaarde mogelijk is. SZW beslist vervolgens of er ook een grenswaarde moet worden opgesteld. Adviezen zullen in de periode van 2007 tot 2012 jaarlijks worden uitgebracht. De Gezondheidsraad installeert hiervoor formeel op 14 maart 2008 de 'Commissie Signalering over Arbeidsomstandighedenrisico's'. Het doel van de commissie, de vraagstelling en het werkterrein worden als volgt beschreven: Doel: periodiek signaleren of er op dit moment of op termijn (internationale) wetenschappelijke inzichten zijn met betrekking tot concrete gezondheidskundige en/of veiligheidskundige grenswaarden. Hoe kunnen werknemers beschermd worden tegen arbeidsomstandigheden die hun gezondheid mogelijk schaden? De Gezondheidsraad adviseert jaarlijks over een groot aantal stoffen waarmee werknemers tijdens hun werk in aanraking kunnen komen. Daarnaast adviseert de Gezondheidsraad over arbeidsrisico's als de lichamelijke en psychosociale belasting van werknemers 13. De commissie bestaat uit negen leden, ondersteund door een secretaris van de raad. Daarnaast zijn er twee waarnemers, een vanuit het ministerie van SZW en een vanuit de Arbeidsinspectie (zie bijlage 2). Voor het uitbrengen van wetenschappelijke adviezen kan de commissie ook andere deskundigen raadplegen. De commissie krijgt als voorzitter de heer Smid, die eerder als voorzitter van de daarvoor ingestelde wetenschappelijke commissie over grenswaarden bij allergene stoffen heeft geadviseerd. In dat advies zijn de gezondheidseffecten beschreven bij bepaalde blootstellingswaarden, maar is geen specifieke grenswaarde beschreven. 11 Werkprogramma 2008 Gezondheidsraad, Nr. A07/05, Den Haag, 18 september 2007, pagina idem pag. 48 en Pagina 8

12 Ons kenmerk /lri/pwa Verwacht werd dat door de nieuwe commissie, indien er geen grenswaarde is vast te stellen, een overeenkomstige uitwerking als bij allergene stoffen zal worden gegeven aan het advies en dat ook de procedure overeenkomstig zal zijn, dat wil zeggen met een Openbaar Concept Rapport waarop betrokkenen kunnen reageren voor het definitieve adviesrapport wordt opgesteld. Voor het uit te voeren programma wordt overleg gevoerd met het ministerie. Uit de adviesaanvraag van het ministerie was nog niet duidelijk genoeg wat het ministerie wilde van de commissie. Dit heeft enige tijd gekost. Uiteindelijk werden door het ministerie op basis van een analyse ongeveer 40 arbeidsrisico's aangegeven waar het in de uitvoering van de motie om zou gaan. De commissie van de Gezondheidsraad heeft vervolgens een eerste prioritering opgesteld en deze voorgelegd aan het ministerie. Criteria bij deze prioritering waren onder andere het aantal blootgestelde werknemers, de beschikbaarheid van literatuur over het risico en de beïnvloedbaarheid van het gezondheidsrisico. Voor het ministerie kwam daar de internationale dimensie bij: bekend was dat de EU over een grenswaarde ten aanzien van het risico van fysieke werkbelasting nadacht, dit diende hoger op de prioriteitenlijst te komen. De Gezondheidsraad krijgt van het ministerie van SZW een subsidie van in totaal (2011) als bijdrage in de werkzaamheden voor het ministerie. Aan werkzaamheden in verband met het hier onderzochte stelsel van signalering en advisering omtrent grenswaarden voor nietstoffengerelateerde arbeidsrisico's besteedt de Gezondheidsraad ca ( voor 1 fte ondersteuning signalering arborisico's en vergaderingen signalering arborisico's). Als eerste pakt de Commissie Signalering Arbeidsomstandighedenrisico's van de Gezondheidsraad het onderwerp hittestress aan om ervaring op te doen met de procedure. Bij dit onderwerp werden geen inhoudelijke dilemma's verwacht. De werkwijze is getrapt: een onderzoek of een signalering zou kunnen plaatsvinden; een openbaar concept rapport hierover; daarna (op verzoek van de minister) een eventueel onderzoek door de commissie ter vaststelling van een grenswaarde-advies; een rapport over dit onderzoek met een advies. De uitvoering van de werkzaamheden van de commissie wordt voorbereid door het secretariaat. Dit secretariaat stelt op basis van een verkenning een eerste concept op voor de raad, ondersteunt de commissie met documentenonderzoek en analyse, besteedt indien nodig deelonderzoeken uit en verzorgt de rapportages van de commissie. De onderwerpen waarover de commissie adviseert zijn complex en hebben een diversiteit waarbij een normerend kader ontbreekt. Het zijn geen 'invuloefeningen'. Wetenschappelijke zorgvuldigheid en kwaliteit staan voorop, een onderzoek kost dan ook veel tijd. Met de beperkte omvang aan secretariële ondersteuning die voor de commissie beschikbaar is gesteld, heeft dit volgens de voorzitter van de commissie van de Gezondheidsraad negatieve gevolgen voor de doorlooptijd. 14 opgave van het ministerie van SZW d.d. 4 april Pagina 9

13 Ons kenmerk /lri/pwa De Gezondheidsraad brengt op 4 september 2008 het openbaar concept rapport (OCR) 'Hittestress op de werkplek' uit. De commissie komt hierin tot de conclusie. "dat er op dit moment geen nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn over de nadelige fysieke korte termijneffecten van hittestress, die aanleiding geven bestaande gezondheidskundige grenswaarden, zoals de NEN-ISO referentiewaarden, te herzien. In de onderbouwing van de referentiewaarden en de door NIOSH aanbevolen waarden is geen rekening gehouden met de nadelige mentale korte-termijneffecten van hittestress. De wetenschappelijke inzichten op dit moment lijken naar het oordeel van de commissie mogelijkheden te bieden voor concrete veiligheidskundige grenswaarden ten aanzien van die effecten van hittestress. Er zijn onvoldoende gegevens over langetermijneffecten van hittestress. Zowel de nadelige fysieke als de mentale langetermijneffecten van hittestress zijn nog onvoldoende onderzocht. De wetenschappelijke inzichten over langetermijneffecten zijn naar het oordeel van de commissie op dit moment ontoereikend als basis voor een gezondheidskundige of veiligheidskundige grenswaarde." Aan de hand van het rapport 'Hittestress op de werkplek' van de Gezondheidsraad vraagt de minister op 25 juni 2009 aan de commissie Arbeidsomstandigheden van de SER advies over het al dan niet opnemen van een grenswaarde in Arbowet- en regelgeving. 15 De SER-commissie Arbeidsomstandigheden doet een behandelingsvoorstel 16 voor het uitvoeren van het onderzoek ten behoeve van het gevraagde advies. Hierbij maakt de SER een aantal kanttekeningen: naar aanleiding van een eerdere vergadering is namens VNO NCW aangegeven dat er problemen bestaan met betrekking tot het hanteren van grenswaarden in het algemeen en hittestress meer bijzonder, aangezien de stand der techniek (nog) niet zo ver is om een dergelijke waarde vast te stellen. Ook de procedure wordt door de werkgeversvertegenwoordigers niet optimaal gevonden, zij vinden dat de SER eerder dan in stap vier moet worden geraadpleegd 17. De bespreking van de adviesaanvraag Hittestress van de staatssecretaris vindt plaats aan de hand van het behandelvoorstel op 10 juli 2009 in de Commissie Arbeidsomstandigheden. Hierbij wordt gediscussieerd over het al dan niet voldoen aan een doelvoorschrift, het redelijkerwijsprincipe. Deze discussie is zodanig overheersend dat hierover eerst een standpunt van het ministerie wordt gevraagd. De behandeling van het hittestress advies loopt hierdoor vertraging op. Op 11 november 2009 antwoordt het ministerie op de vragen van de SER over het rederlijkerwijsprincipe. Tijdens de vergadering van 12 november 2009 van de ARBO-subgroep Grenswaarden Doelvoorschriften van de SER wordt vastgesteld dat de discussie in de Commissie Arbeidsomstandigheden over grenswaarden doelvoorschriften nu kan worden voortgezet. 15 Adviesaanvraag Hittestress op de werkplek: behandelingsvoorstel. Commissie Arbeidsomstandigheden SER 30 juni Sociaal Economische Raad: Commissie Arbeidsomstandigheden - Arbeidsomstandigheden subgroep Grenswaarden Doelvoorschriften. 17 Brief ontwikkeling grenswaarden voor arbeidsrisico's, werkgeversvertegenwoordiger VNO/NCW aan ministerie SZW, 12 maart Pagina 10

14 Ons kenmerk /lri/pwa Van een volgende bespreking van de commissie op 28 januari 2010 vermeldt het verslag onder punt 5 evenwel dat op de mail van 6 augustus 2009 nog geen antwoord van het ministerie is gekomen, waarschijnlijk door reorganisatie binnen het departement. Afgesproken wordt het onderwerp pas weer te agenderen wanneer er antwoord is. In de daaropvolgende vergadering van de Commissie Arbeidsomstandigheden van de SER op 12 april 2010 wordt de adviesvraag besproken. Hierbij komt naar voren dat er geen formeel voorstel voor een grenswaarde voorligt waarover de SER zou moeten adviseren, niet in het signaleringsrapport en niet in de daarop volgende adviesvraag van de staatssecretaris. De Commissie Arbeidsomstandigheden stelt uiteindelijk voor aan het ministerie in overweging te geven om de Gezondheidsraad te vragen onderzoek te laten doen naar 'een veiligheidskundig onderbouwde grenswaarde 18 ' voor hittestress. In deze vergadering wordt ook duidelijk dat de procedure inzake het vaststellen van grenswaarden nog niet duidelijk is. 19 Het ministerie stuurt de SER op 16 april een brief 20 met daarin aanvullende informatie uit het signaleringsrapport hittestress, waaruit volgens het ministerie kan worden afgeleid dat er wel een voorstel voorligt. Het ministerie verzoekt de SER hiermee rekening te houden in de advisering naar de minister. Op 26 juli antwoordt de SER aan het ministerie naar aanleiding van dit schrijven dat hij nog steeds van mening is dat geen concrete grenswaarde wordt voorgesteld waarover hij een advies voor het al dan niet opnemen in de wet kan uitbrengen. De raad verwijst daarbij naar het signaleringsrapport van de Gezondheidsraad waarin met zoveel woorden staat dat de Gezondheidsraad geen wetenschappelijke grenswaarde zal voorstellen omdat dit buiten de opdracht uit de adviesaanvraag van 10 juli 2007 van het ministerie valt. Op 7september 2010 vraagt het ministerie van SZW op initiatief van de SER, aan de algemeen secretaris van de Gezondheidsraad om toch een uitspraak te doen over een gezondheidskundige grenswaarde voor hittestress 21. Het onderzoek daarnaar is op dit moment (maart 2011) nog gaande. Binnen de commissie wordt de betreffende brief besproken, met name het leidende karakter van de brief waarin het ministerie aandringt op een specifiek type grenswaarde wordt niet door alle leden van de commissie gewaardeerd. Tijdens deze bespreking is het de waarnemer van het ministerie die uitleg geeft wat bedoeld is en dat de adviesvraag in brief inderdaad anders gesteld had moeten worden. Op 23 maart 2011 brengt de Gezondheidsraad ook een tweede signalering 22 uit die in het werkprogramma 2008 werd aangekondigd: werkdruk. In het briefadvies stelt de commissie dat werkdruk een relevant arbeidsrisico is. Het is een actueel probleem voor werkgevers en werknemers. Het is daarom van groot belang de complexe relatie tussen werkdruk en effecten op de gezondheid in kaart te brengen. De commissie concludeert echter op basis van het literatuuronderzoek en interviews met deskundigen dat het niet mogelijk is om op dit moment of in de nabije toekomst een concrete gezondheidskundige of veiligheidskundige grenswaarde voor werkdruk te bepalen. 18 verslag SER Commissie Arbeidsomstandigheden, 12 april Verslag commissie Arbeidsomstandigheden. SER. 19 mei Brief d.d. 16 april 2010 van het ministerie, directeur G&VW, referentie G&VW/AA/2001/ Gezondheidskundige grenswaarde voor hittestress. Commissie Arbeidsomstandigheden SER. 26 juli Briefadvies Werkdruk,Gezondheidsraad, U6434/AvdB/832-S1 Publicatienr. 2011/05. Pagina 11

15 Ons kenmerk /lri/pwa Daarvoor is aanvullend wetenschappelijk onderzoek nodig, bijvoorbeeld naar de determinanten die een rol spelen bij het ontstaan van werkdruk en de gevolgen van werkdruk op korte en lange termijn. Een dergelijk onderzoek valt buiten de adviesvraag van de minister. 4.3 Het proces, het resultaat Het beoogde resultaat, een procedure en een werkprogramma voor het vaststellen van gezondheidskundig onderbouwde grenswaarden voor niet-stoffengerelateerde arbeidsrisico's, is opgesteld. De procedure heeft geresulteerd in een tweetal signaleringen van de daartoe ingestelde wetenschappelijk commissie bij de Gezondheidsraad, één over hittestress en één over werkdruk. Tegelijk moet worden geconstateerd dat de feitelijke procedure en de uitkomst daarvan afwijken van de verwachtingen die daaromtrent bij de sociale partners leven. De werkgeversvertegenwoordigers in de SER zijn van mening dat de SER eerder in beeld moet komen indien er een grenswaardenonderzoek gaat plaatsvinden, niet pas op het moment dat er advies wordt gevraagd door het ministerie over het al dan niet opnemen in de wet. Volgens de werkgeversvertegenwoordigers is het een onderwerp dat bij uitstek geschikt is voor de werkgevers- en nemers om met elkaar afspraken over te maken (in de arbocatalogi). Ook de haalbaarheid om een gezondheidskundig onderbouwde grenswaarde technisch vast te stellen speelt een rol. De werknemersvertegenwoordigers hebben hierover een ander beeld, namelijk dat het beschermingsniveaus concreet gemaakt moeten worden. Ook de precieze status van het advies van de Gezondheidsraad (i.c. de commissie signalering arbeidsrisico's) roept vraagtekens op. De Gezondheidsraad stelt op basis van de adviesaanvraag van juni 2007 dat het gaat om het signaleren of er wetenschappelijke inzichten zijn of zijn te verwachten op basis waarvan het mogelijk is of in de (nabije) toekomst mogelijk zal zijn een gezondheidskundig onderbouwde grenswaarde op te stellen. De sociale partners zouden liever zien dat de Gezondheidsraad een gezondheidskundige onderbouwing geeft voor een mogelijke grenswaarde. Naar aanleiding van de eerste procedure die is doorlopen (en die heeft geresulteerd in het rapport over hittestress) zijn meerdere leden van de Commissie van mening dat de eerste fase van de procedure, onderzoeken of er mogelijkheden zijn om een grenswaarde te adviseren, onderzoek 'met gebonden handen' is indien er mogelijkheden zijn. De grenswaarde ligt dan immers al dichtbij, het is in de ogen van de leden van de commissie dan jammer om niet verder te gaan dan vast te stellen dat de mogelijkheden er zijn. Op dit moment is er nog geen wetenschappelijke grenswaarde vastgesteld voor enig arbeidsrisico (los van de procedure m.b.t. gevaarlijke stoffen). Er zijn twee adviesrapporten uitgebracht door de Gezondheidsraad waarin de wetenschappelijke inzichten ten aanzien van hittestress en werkdruk worden gesignaleerd. Verdere onderzoeken naar wetenschappelijke inzichten met betrekking tot gezondheids- en veiligheidskundige grenswaarden voor fysieke belasting en biologische agentia worden op moment uitgevoerd door de Gezondheidsraad. Pagina 12

16 Ons kenmerk /lri/pwa 5 De onderzoeksvragen beantwoord - Bevindingen 5.1 Het proces, de opzet 1. Vanuit welke overwegingen en beleidskeuzes is het systeem voor Signalering en tot stand brengen van grenswaarden (voor niet-stoffengerelateerde arbeidsrisico's) opgezet en ingericht? Op welke wijze is de politieke wens om tot een systeem te komen omgezet in een uitvoeringsopdracht voor het ministerie? De wetswijziging van 2007 betekent dat de verantwoordelijkheid voor goede arbeidsomstandigheden nog meer bij werkgevers en werknemers komt te liggen. De wet geeft doelen. Het herformuleren van globale doelvoorschriften in heldere, concrete en handhaafbare doelvoorschriften, waaraan duidelijke, wetenschappelijk onderbouwde gezondheids- of veiligheidskundige grenswaarden zijn gekoppeld, is gewenst. Hiermee kunnen de bedoelde doelvoorschriften richtsnoeren vormen voor de door sociale partners op te stellen arbocatalogi. De Kamerleden Koopmans en Stuurman hebben een motie ingediend waarin wordt gevraagd om een werkprogramma voor het, overeenkomstig een door de regering vast s te stellen procedure, wetenschappelijk vaststellen van veiligheidskundige en gezondheidskundige grenswaarden. De staatssecretaris van SZW heeft hiertoe een procedure opgesteld en deze in de Tweede Kamer besproken. 2. Wat waren de doelstellingen /ambities voor het systeem? De ambitie van het systeem is dat grenswaarden die invulling geven aan de doelvoorschriften uit de wet op basis van wetenschappelijke inzichten een gezondheids- of veiligheidskundige onderbouwing krijgen die door de sociale partners wordt gedragen, alvorens de grenswaarden in de wet worden opgenomen. 3. In hoeverre zijn actoren (zoals werkgevers, werknemers, branche organisaties, arboprofessionals en anderen) geraadpleegd bij het opzetten en inrichten van het systeem? Wat waren de rollen van deze actoren? Hoe had de betrokkenheid van actoren invloed op de opzet en inrichting van het systeem? De motie Koopmans en Stuurman stoelt op een eerder advies over het grenswaardenstelsel van de SER. Tijdens het opzetten en het inrichten van het systeem is er informeel contact geweest met de sociale partners. Zij hadden geen formele invloed op de inrichting van de procedure van het systeem van grenswaardensignalering. Met de Gezondheidsraad is eveneens informeel contact geweest. Pagina 13

17 Ons kenmerk /lri/pwa 4. Zijn ook andere wijzen van inrichting van het systeem overwogen? Zo ja, waarop is de keuze gebaseerd van de uitgevoerde opzet en inrichting? Wat was het draagvlak voor deze keuze bij de actoren in de opzet en inrichting van het systeem? Er is nadrukkelijk gedacht over de organisatie die gevraagd zou worden voor het uitvoeren van het wetenschappelijk onderzoek naar grenswaarden. De keuze is uiteindelijk gevallen op de Gezondheidsraad. De Gezondheidsraad was reeds de adviseur van de regering op verschillende gezondheidsvraagstukken en heeft op het terrein van het ministerie van SZW als structurele taak bij te dragen aan de bescherming van werknemers tegen arbeidsomstandigheden die hun gezondheid kunnen schaden. De ervaringen met eerdere adviesrapporten van de Gezondheidsraad zijn in de opzet van de nieuwe procedure voor signalering van grenswaarden toegepast. 5. Op welke wijze is de inrichting van het systeem projectmatig opgepakt? Was er bijvoorbeeld een projectplan of een startnotitie beschikbaar, wie was de opdrachtgever vanuit SZW voor het project? Op welke wijze was de communicatie binnen het project met externe actoren voorzien? Bij de opzet is een projectmatige aanpak het uitgangspunt geweest. De minister heeft de procedure waarlangs de adviezen zouden worden opgesteld en behandeld tot eventuele opname van een grenswaarde in de wet vastgesteld. Deze is in hoofdlijnen hetzelfde als de procedure die voor grenswaarden voor (chemische) stoffen wordt gebruikt. De minister heeft aan de Gezondheidsraad gevraagd een Commissie Signalering Arbeidsomstandighedenrisico's te installeren en voor de uitvoering van de werkzaamheden een plan van aanpak op te stellen. Bij de SER was de commissie Arbeidsomstandigheden (subgroep: grenswaarden en doelvoorschriften) betrokken. Vanuit het ministerie is de directie Gezond en Veilig Werken betrokken. Zowel in de Commissie Signalering Arbeidsomstandighedenrisico's van de Gezondheidsraad als in de commissie Arbeidsomstandigheden (subgroep: grenswaarden en doelvoorschriften) van de SER heeft het ministerie waarnemers. Hierdoor blijft het ministerie verbonden met het systeem. 6. Voor welke onderwerpen is het systeem bedoeld? Hoe zijn keuzes in het werkprogramma voor de uitvoering van het signaleren en tot stand brengen van grenswaarden tot stand gekomen? Wat was het draagvlak voor deze keuze bij de actoren in de opzet en inrichting van het systeem? Het systeem is bedoeld voor eventuele grenswaarden voor niet-stoffen gerelateerde arbeidsrisico's op basis van de doelen van de Arbeidsomstandighedenwet. Tussen de sociale partners is geen unanimiteit bereikt over de te onderzoeken onderwerpen. Werkgevers en werknemers verschillen van mening of wetenschappelijk onderbouwde grenswaarden in de wet moeten worden vastgelegd. De werkgevers vinden de arbocatalogus een prima instrument en vrezen voor het Europese level playing field. Bovendien zijn ze sceptisch over de mogelijkheid om grenswaarden wetenschappelijk vast te leggen en vervolgens meetbaar (derhalve handhaafbaar) in de bedrijven in te voeren. De werknemers wilden juist wel graag een niveau van arbeidsveiligheid vastgelegd hebben. Pagina 14

18 Ons kenmerk /lri/pwa 7. Is er vooraf bepaald hoe - in het verloop van de uitvoering van signalering en tot stand brengen van grenswaarden - de resultaten zouden worden gemonitord en geëvalueerd? Op welke wijze zou op basis van de tussentijdse resultaten bijgestuurd (kunnen) worden in het verloop van het proces? Er is (tijdens het proces) voor gekozen om het onderzoek naar hittestress te zien als een testcase; de procedure zou op basis van deze eerste ervaring nog kunnen worden aangepast. Indien het onderzoek naar hittestress succesvol zou verlopen, zouden de sociale partners in het vervolg zelf onderwerpen kunnen aandragen. 5.2 Het proces, de uitvoering 1. Hoe verloopt de samenwerking van de actoren betrokken bij de signalering en tot stand brengen van grenswaarden in de uitvoeringsfase van het werkprogramma? In de uitvoeringsfase van het werkprogramma werken de volgende actoren: Gezondheidsraad, SER, SZW, VNO NCW en FNV. De samenwerking tussen de sociale partners verloopt prima, desalniettemin hebben zij onverenigbare standpunten (agree to disagree). Het ministerie loopt bij de Gezondheidsraad aan tegen een overbezette agenda en lange periodes waarin het onderzoek wordt uitgevoerd; de Gezondheidsraad levert zeer gedegen onderzoek naar complexe onderwerpen waar veel tijd in zit. De Gezondheidsraad voert de adviesvraag strikt uit, met een advies over de mogelijkheden een grenswaarde vast te stellen. Het ministerie legt dit advies bij de SER met de vraag of een grenswaarde moet worden vastgelegd in de wet. De SER vindt evenwel de vaststelling van de Gezondheidsraad dat een mogelijkheid voor het vaststellen aanwezig is onvoldoende voor een advies over het vastleggen van een grenswaarde in de wet. Daarvoor moet eerst een voorstel voor een grenswaarde voorliggen. De SER heeft het ministerie gevaagd de raad te verzoeken wel een uitspraak te doen over een specifieke mogelijke grenswaarde. Deze adviesaanvraag van het ministerie heeft in eerste instantie weer tot enige beroering bij de Gezondheidsraad geleid: de vraag werd te sturend gevonden. 2. Welke middelen en budgetten zijn ingezet voor de uitvoering van het werkprogramma? Hoe zijn deze middelen verdeeld over de onderdelen van het werkprogramma en de deelnemers binnen het systeem? Het ministerie van SZW betaalt in 2011 aan de Gezondheidsraad voor de signalering van arbeidsrisico's een bedrag van Welke knelpunten zijn door de betrokkenen in de uitvoering van het werkprogramma ervaren? Welke van deze knelpunten had voorkomen kunnen worden door andere keuzen voor inrichting van het systeem of voor het werkprogramma? De volgende knelpunten worden ervaren op basis van het signaleringsrapport Hittestress: 1.1. De procedure was niet duidelijk en omslachtig (eerst verkennen (GR), dan bekijken (SZW), dan aanvullend onderzoek (GR), dan toetsen (SER)); 1.2. Geen eenduidigheid bij sociale partners; 1.3. De wetenschap is nog niet altijd zo ver gevorderd dat er grenswaarden kunnen worden vastgesteld; Pagina 15

19 Ons kenmerk /lri/pwa 1.4. De Gezondheidsraad heeft een lange doorlooptijd nodig voor het doen van degelijk wetenschappelijk onderzoek, vanwege de complexiteit en diversiteit van de onderzoeken, de vereiste wetenschappelijke nauwkeurigheid en door een beperkte secretariële ondersteuning voor dit onderwerp. De procedure 'Hittestress' was een testcase. De omslachtigheid is hierin aan het licht gekomen. Met name het feit dat in eerste instantie geen onderzoek naar een grenswaarde wordt voorgesteld, maar alleen conform de adviesaanvraag wordt gesignaleerd of er mogelijkheden zijn voor een grenswaarde, leidt tot onduidelijkheid. Voor de wetenschappers in de commissie voelt dit als 'onderzoek met gebonden handen' (er mag wel worden onderzocht of een grenswaarde geadviseerd zou kunnen worden, maar er mag (nog) niet worden onderzocht hoe die grenswaarde geconcretiseerd moet worden). Voor de SER leidt het tot een adviesaanvraag zonder dat duidelijk is waarover concreet advies wordt gevraagd. Dit had volgens de geïnterviewde betrokkenen bij de Gezondheidsraad kunnen worden voorkomen door de Gezondheidsraad te vragen een onderzoek te doen naar de mogelijkheden een grenswaarde vast te stellen en indien deze mogelijkheden aanwezig lijken te zijn daadwerkelijk een voorstel te doen. Het wisselende draagvlak voor het vaststellen van wettelijke grenswaarden bij de sociale partners was ook eerder al een gegeven gelet op de discussie in de SER. Met name de werkgeversvertegenwoordigers in de SER zijn van mening dat de SER eerder moet worden ingeschakeld dan bij het geven van een advies op een concreet onderwerp. Al bij de onderwerpkeuze zou een consultatie bij de SER moeten plaatsvinden. 4. Op welke wijze is er tijdens de uitvoering van het werkprogramma daadwerkelijk bijgestuurd? Waarop is bijgestuurd, in het systeem of werkprogramma? Wat waren hier de oorzaken en redenen voor? In de prioritering die door de Gezondheidsraad was vastgesteld is door het ministerie een voorstel gedaan voor een hogere prioriteit voor een onderzoek naar fysieke belasting. Dit in verband met Europese ontwikkelingen (een mogelijke Europees onderzoek naar fysieke belasting). Voorts is bijgestuurd in de procedure "hittestress" door het ministerie. Eerst door antwoord te geven op binnen de SER levende vragen over het 'redelijkerwijsprincipe', vervolgens door de GR te vragen alsnog een advies te geven over een concreet vast te stellen grenswaarde. 5.3 De output, de resultaten 1. Zien de betrokkenen een operationeel systeem tot stand komen waarin voor specifieke niet-stoffengerelateerde arbeidsrisico's concrete grenswaarden op systematische wijze kunnen worden vastgesteld? Ja, de procedure en het werkprogramma zijn vastgesteld. Er is een prioritering van de onderwerpen gemaakt door de Gezondheidsraad in samenspraak met het ministerie. Het tot stand brengen van gezondheidskundig en veiligheidskundig onderbouwde grenswaarden is evenwel een complex en langdurig proces, dat met wetenschappelijke zorgvuldigheid en kwaliteit moet worden uitgevoerd. Op een aantal niet stoffengerelateerde risico's ontbreken wetenschappelijke inzichten of zijn deze onderling in tegenspraak. Pagina 16

20 Ons kenmerk /lri/pwa 2. Is door de inrichting van het systeem en de uitvoering van het werkprogramma signalering en tot stand brengen van grenswaarden het in de motie beoogde doel bereikt? Zo ja, waaruit blijkt dit? Ja, er is een werkprogramma opgesteld en een werkprocedure vastgesteld. Deze procedure heeft tot twee adviesrapporten van de Gezondheidsraad geleid. Op basis van een van die rapporten start de raad een traject om een voorstel te doen voor een concrete gezondheidskundige grenswaarde. Het andere rapport (werkdruk en werkstress) concludeert dat voorlopig de wetenschap nog niet in staat is een grenswaarde te onderbouwen. 3. Heeft de uitvoering van het werkprogramma signalering en tot stand brengen van grenswaarden de vooraf gestelde doelen behaald? Zijn sinds januari 2007 grenswaarden gesignaleerd en tot stand gebracht door de uitvoering van het werkprogramma? Zijn er concrete grenswaarden in regelgeving vastgelegd? Zijn buiten het systeem om ook grenswaarden gesignaleerd of tot stand gebracht? Er zijn tot op heden geen grenswaarden tot stand gekomen of in de wet vastgelegd uit de signalering van grenswaarden arbeidsrisico's. Ook buiten de vastgestelde procedure zijn geen grenswaarden als bedoeld vastgelegd. De uitvoering van onderzoek door de gezondheidsraad loopt achter op het geambieerde schema van prioriteiten. 4. Hoe is de verdeling van ingezette budgetten over de middelen in vergelijking met de begroting en het resultaat van de middelen? Uit het overzicht van de Gezondheidsraad blijkt dat van het subsidiebedrag van ongeveer als volgt verdeeld wordt over de activiteiten van de commissie signalering arbeidsrisico's: ten behoeve van 1 fte ondersteuning signalering arbeidsrisico's; voor vergaderingen signalering arbeidsrisico's. 5. Is er sprake van borging van het systeem in bestaande structuren van SZW, organisaties of van sociale partners? Er is in zoverre sprake van borging dat er de Gezondheidsraad en de SER commissies zijn die zich specifiek bezig houden met het onderwerp. Het ministerie heeft waarnemers bij deze commissies. Het onderzoek naar hittestress is een testcase, het uitvoeren de procedure is nog niet zover ontwikkeld (meerdere malen uitgevoerd) dat er sprake kan zijn van borging. Met het rapport 'Hittestress op de werkplek' van de gezondheidsraad en de adviesaanvraag van de minister aan de commissie Arbeidsomstandigheden van de SER advies hierover zijn de eerste stappen uit de door de minister in de Tweede Kamer aangegeven procedure (na het instellen van de commissie) doorlopen: 1. de ingestelde wetenschappelijke commissie signaleert de inzichten met betrekking tot een grenswaarde voor een arbeidsrisico; 2. het ministerie entameert verder onderzoek; 3. het ministerie overweegt of een onderbouwde grenswaarde in de arbeidsomstandighedenwet gewenst is; 4. het ministerie vraagt de SER commissie grenswaarden over het al dan niet opnemen van de grenswaarde om advies. Pagina 17

21 Ons kenmerk /lri/pwa 6. Welke knelpunten worden door de actoren gememoreerd ten aanzien van de resultaten van het systeem en het werkprogramma? Welke van deze knelpunten had voorkomen kunnen worden door andere keuzen voor inrichting van het systeem of voor het werkprogramma? Er zijn geen resultaten aan de hand waarvan knelpunten kunnen worden vastgesteld in de resultaten. Er zijn wel knelpunten bij het proces: het feit dat eerst onderzoek wetenschappelijk onderzoek door de Gezondheidsraad gedaan wordt of een grenswaarde mogelijk lijkt; een tussenstap waarbij de SER door SZW advies wordt gevraagd; een aanvullend onderzoek naar een concrete grenswaarde; een adviesvraag bij de SER over de grenswaarde; eventuele vastlegging van de grenswaarde in de wet. Voorts is de beperkte secretariële ondersteuning bij de Gezondheidsraad voor dit onderwerp een knelpunt voor de commissie, waardoor tot op heden pas twee onderwerpen zijn behandeld. Een extra vertraging is in het eerste onderzoek (Hittestress) veroorzaakt doordat de SERcommissie Arbeidsomstandigheden, alvorens het signaleringsadvies te behandelen, antwoord wilde van het ministerie ten aanzien van de 'redelijkerwijs' vraag. De procedurele knelpunten kunnen volgens de diverse geïnterviewden worden weggenomen door inkorting van de procedure (het weglaten van de tussenstap) en het op andere wijze formuleren van de opdracht aan de Gezondheidsraad. Pagina 18

22 Ons kenmerk /lri/pwa Bijlage 1 Motie Koopmans/Stuurman Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en enige andere wetten in verband met het vergroten van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid Nr. 27 MOTIE VAN DE LEDEN KOOPMANS EN STUURMAN Voorgesteld 21 september 2006 De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende, dat belangrijk onderdeel van het SER-advies Evaluatie Arbowet 1998 is het herformuleren van globale doelvoorschriften in heldere, concrete en handhaafbare doelvoorschriften, waaraan duidelijke, wetenschappelijk onderbouwde gezondheids- of veiligheidskundige grenswaarden zijn gekoppeld; overwegende, dat bedoelde doelvoorschriften richtsnoeren vormen voor de door sociale partners op te stellen arbocatalogi, in die zin dat die arbocatalogi de methoden of middelen zullen bevatten om aan die doelvoorschriften te voldoen; verzoekt de regering met spoed het initiatief te nemen tot het opstellen van een werkprogramma voor het opstellen van wetenschappelijke grenswaarden voor gezondheidskundige of veiligheidskundige arbeidsrisico's volgens een door de regering vast te stellen procedure, waarover een advies wordt gevraagd aan de sociale partners, en gaat over tot de orde van de dag. Koopmans Stuurman Pagina 1

23 Ons kenmerk /lri/pwa Bijlage 2 Leden Commissie signalering Arbeidsomstandighedenrisico's prof. dr. ir. T. Smid, bijzonder hoogleraar Arbeidsomstandigheden, VUmc, Amsterdam en adviseur arbeidsomstandigheden, KLM Health Services, Schiphol-Oost, voorzitter; prof. dr. A.J. van der Beek, hoogleraar Epidemiologie van arbeid en gezondheid, EMGO instituut, VUmc, Amsterdam; prof. dr. ir. A. Burdorf, hoogleraar Arbeidsepidemiologie, Erasmus MC, Rotterdam H.J. van der Brugge MBA, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag, waarnemer; prof. dr. M.H.W. Frings-Dresen, hoogleraar Beroepsziekten, Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid, AMC, Amsterdam; prof. dr. ir. D.J.J. Heederik, hoogleraar Gezondheidsrisicoanalyse, Institute for Risk Assessment Sciences, Utrecht; prof. dr. J.J.L. van der Klink, hoogleraar Sociale geneeskunde arbeid en gezondheid, UMC, Groningen; dr. P.C. Noordam, senior adviseur, Arbeidsinspectie, Den Haag, waarnemer; prof. dr. W.R.F. Notten, hoogleraar Kennismanagement innovatie in de gezondheidszorg, Erasmus MC, Rotterdam; dr. T. Spee, beleidsadviseur arbeidshygiëne, Stichting Arbouw, Amsterdam; J. van der Wal, hoofd veiligheid, Shell Europa Exploratie en Productie, Nederlandse Aardolie Maatschappij, Assen; dr. C.A. Bouwman, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris tot 1 januari 2011; dr. A.S.A.M. van der Burght, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris. Pagina 1

24 Ons kenmerk /lri/pwa Bijlage 3 Geraadpleegde personen 1. Hans Brokamp (SER) 2. Rik van Steenbergen (FNV) 3. Bob Koning (voormalig VNO NCW, Koning consultancy) 4. Renée van Roodenburg (SZW) 5. Mario van Mierlo (VNO NCW) 6. Tjabe Smid (Gezondheidsraad) Pagina 1

25 Ons kenmerk /lri/pwa Bijlage 4 Bronnenoverzicht Datum Wat Van Aan Opmerking/inhoud 2007 en /06/2007 Tweede Kamer der Staten- Generaal, vergaderjaar Nr. 115 Minister Donner Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal In de brief wil de minister de voorzitter informeren over de stand van zaken. De volgende onderwerpen komen aan bod: arbocatalogi, communicatie, het ArboKennisPortaal, Het nieuwe inspecteren, Uitvoering motie Koopmans c.s., oordeel over de implementatie. 19/12/2006 t/m 18/01/2007 Tweede Kamer der Staten- Generaal, vergaderjaar Nr. 100, 99, 98, 64, 97, 96, Staatssecretaris van SZW (van Hoof) en de minister van SZW (de Geus) Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal 18/01/2007: Uitvoering motie Koopmans c.s., Communicatie. Minister Donner wil de motie als volgt uitwerken: 1. Instellen van een commissie die het wetenschappelijke arbeidsomstandighedenterrein kan overzien. Minister Donner is in gesprek met de Gezondheidsraad. 2. Deze commissie signaleert periodiek of er nieuwe (internationale) inzichten zijn m.b.t. grenswaarden. 3. op basis van dit signaleringsrapport kan het departement, wanneer daar aanleiding toe is, nader wetenschappelijk onderzoek entameren. 4. Het departement weegt vervolgens of het noodzakelijk en gewenst is om een grenswaarde (concreet doelvoorschrift) op te nemen in de Arbowet- en regelgeving. Hierbij zal het departement gebruik maken van de Memoire van toelichting bij de Arbowet. 5. Het ministerie legt haar weging om een grenswaarde al dan niet op te nemen vervolgens voor aan de SER voor advies. 6. Op basis van dit advies wordt een beslissing genomen om de grenswaarde daadwerkelijk op te nemen in de Arbowet- en regelgeving /09/2008 Brief ter aankondiging van OCR Secretariaat commissie arbeidsomstandigheden SER (dhr. Hendrikx) 05/09/2008 Brief aan de brancheorganisaties Geadresseerde brancheorganisatie zijn onbekend 05/09/2008 Aankondigingbrief OCR Secretaris van de Gezondheidsraad (mevr. Bouwman). Pagina 1 Secretaris van de commissie arbeidsomstandigheden van de SER (dhr. Brokamp) Secretaris van de commissie arbeidsomstandigheden van de SER (dhr. Brokamp) Geadresseerden zijn niet bekend Hierbij ontvangt u het eerste openbaar signaleringsrapport van de Gezondheidraad over hittestress op de werkplek en de bijbehorende aanbiedingsbrief van de Gezondheidsraad. De brief waarmee de brancheorganisaties en Arbodiensten zijn geïnformeerd zijn eveneens bijgevoegd. In de brief worden de brancheorganisaties die ook betrokken zijn via de GSW subcommissie geattendeerd op de publicatie van een dergelijk OCR (openbaar concept signaleringsrapport) en te wijzen op mogelijkheden om commentaar in te dienen. Uitnodiging tot het lezen van het concept en desgewenst te voorzien van inhoudelijk, wetenschappelijk commentaar.

26 Ons kenmerk /lri/pwa 04/09/2008 CONCEPT Hittestress op de werkplek Commissie Signalering arbeidsomstandighedenrisico's, een commissie van de Gezondheidsraad Maart/april 2008 Bericht van lopende zaken: "Installatie Commissie Signalering over arbeidsomstandighedenrisico's" /11/2009 Tussenrapportage m.b.t. de fysieke arbeidsrisico's 12/11/2009 Verslag ARBO-stuurgroep Grenswaarden Doelvoorschriften 11/11/2009 Brief met antwoord op het verzoek invulling te geven aan de interpretatie van "redelijkerwijs" Van de commissie signalering arbeidsomstandighedenrisico's. Commissie van de Gezondheidsraad Bericht opgesteld door Aafje van der Burght; lid van de wetenschappelijke staf van de Gezondheidsraad Algemeen secretaris Gezondheidsraad (mevr. Wijbenga) Grapperhaus, Raes, van Veelen, van Steenbergen, Woltmeijer, Koning, Jansen, Vijlbrief. Directeur Gezond en veilig werken SZW (dhr. Flier) 04/11/2009 Geleideformulier nota's en brieven Secretaris van de commissie arbeidsomstandigheden van de SER (dhr. Brokamp) 31/07/2009 Verslag vergadering commissie arbeidsomstandigheden van SER De leden: Raes, Hokken, Koning, van der Laan, van Mierlo, van Veelen, van de Werken, Woltmeijers. Ministeriele vertegenwoordiging: van Oostrum, van de Ruit Secretaris van de Gezondheidsraad (mevr. Bouwman) Directeur Gezond en veilig werken SZW (dhr. Flier) Secretaris van de commissie arbeidsomstandigheden van de SER (dhr. Brokamp) Directeur Gezond en veilig werken SZW (dhr. Flier) De conclusies uit het rapport zijn: De referentiewaarden voor acute fysiologische effecten zijn nog actueel De referentiewaarden houden geen rekening met acute mentale effecten Onvoldoende gegevens over lange termijn effecten van blootstelling aan hitte Samenstelling commissie. In de tussenrapportage wordt antwoord gegeven op het verzoek van 08/06/2009, m.b.t. een aantal risico's die nader onderzocht moesten worden. Reactie op de brief van 11/11; antwoord volstaat. Redelijkerwijsbeginsel m.b.t. grenswaarde stoffen en beperken van gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Conclusie is dat de werkgever alles moet doen dat redelijkerwijs in zijn vermogen ligt om aan de doelvoorschriften waarvoor grenswaarden zijn gesteld te voldoen. Bijgevoegd zijn de brief van 11/11 (zie boven), de reactie van de Arbeidsinspectie op de brief aan de SER over grenswaarden, een memo aan de directeur G&VW met opmerkingen over de opgestelde brief en een nota over der beslispunten/advies/beslistermijn. Vaststelling van verslag van 20/05/2009 Adviesaanvraag inhaleerbare allergene stoffen Adviesaanvraag ARIE-regeling Adviesaanvraag hittestress op de werkplek Taak en positie bedrijfsarts 08/06/2009 Brief met voorstel voor prioritering arbeidsrisico's 30/06/2009 Adviesaanvraag hittestress op de werkplek: behandelingsvoorstel Secretariaat: Brokamp, Hendrikx, Rietbroek-Gerits Minister Donner Commissie Arbeidsomstandigheden (SER) Voorzitter van de Gezondheidsraad (dhr. Knottnerus) M.b.t. de adviesaanvraag van de minister van SZW In de brief verzoekt de minister om een aantal risico's nader te onderzoeken, namelijk: tillen, kracht zetten, duwen, trekken, beeldschermwerk, repeterende handelingen, geknield, gehurkt werken, staand werken en 's nachts werken. In het document wordt de adviesvraag, het behandelvoorstel inclusief secretariaatsvoorstel en tijdschema behandeld. Pagina 2

27 Ons kenmerk /lri/pwa 25/06/2009 Adviesaanvraag hittestress op de werkplek 26/06/2009 Tweede Kamer der Staten- Generaal, vergaderjaar Nr /03/2009 Brief met het onderwerp Ontwikkeling grenswaarden voor arbeidsrisico's Minister Donner Minister Donner VNO NCW (dhr. Koning) 19/01/2009 Brief ter prioritering arbeidsrisico's Voorzitter Commissie Signalering Arbeidsomstandighedenrisic o's /09/2010 Brief met verzoek om advies over gezondheidsdeskundige grenswaarde voor de fysieke effecten van hittestress 26/07/2010 Brief met verzoek om de Gezondheidsraad tot het uitbrengen van een advies te zetten 16/04/2010 Brief met daarin een reeds vastgestelde grenswaarde vermeld m.b.t. lichaamskerntemperatuur 12/04/2010 Verslag vergadering commissie Arbeidsomstandigheden SER Directeur Gezond en veilig werken SZW (dhr. Flier) Voorzitter van de SER (dhr. Grappenhaus) Directeur Gezond en veilig werken SZW (dhr. Flier) De leden: Grappenhaus, de Boer, Hokken, van der Laan, van Mierlo, Raes, van Steenbergen, van Veelen, van Werken. De ministeriele vertegenwoordigers: Bleuland van Oordt-Droge, van de Ruit, van Zoelen. Secretariaat: Brokamp, Hendrikx, Riemens, Dirven Pagina 3 Voorzitter van de commissie Arbeidsomstandigheden van de SER (dhr. Linschoten) Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Directeur Gezond en veilig werken SZW (dhr. Flier) Voorzitter van de Gezondheidsraad (dhr. Knottnerus) Algemeen secretaris Gezondheidsraad (mevr. Wijbenga) Directeur Gezond en veilig werken SZW (dhr. Flier) Voorzitter van de SER (dhr. Grappenhaus) De minister geeft in de brief aan wat de uitgangspunten zijn van de Arbeidsomstandighedenwet die voor zijn oordeelsvorming richtinggevend zijn: het internationale kader, het onderscheid tussen publiek en privaat domein en het level playing field. De minister verzoekt het advies in december 2009 te ontvangen. In de brief wil de minister de voorzitter informeren over de stand van zaken. De volgende onderwerpen komen aan bod: Stand van zaken arbocatalogi, motie Timmer-Koppejan, motie Ulenbelt, motie Koopmans- Stuurman, verstrekking Aware-code door verfindustrie, toetsingskader veilig werken aan en op gebouwen. Op 1 februari was afgesproken dat de sociale partners binnen een maand zouden reageren naar aanleiding van een informeel overleg over de prioritering van gezondheidsrisico's in de advieswerkzaamheden van de Gezondheidsraad. In de brief wordt het werkgeversstandpunt toegelicht, waar onder andere in staat dat zij het niet eens zijn met de procedure dat de SER pas in de vierde stap om advies wordt gevraagd. Ter verdere toelichting wordt er op vijf punten gewezen. Op verzoek van het ministerie van SZW doet de commissie signalering Arbeidsomstandighedenrisico's in deze brief een voorstel voor de prioritering van ruim dertig arbeidsrisico's voor haar werkprogramma. Uit het OCR van de SER blijkt dat het niet nodig is om de gezondheidsdeskundige referentie en grenswaarden voor hittestress te herzien. In de brief verzoekt dhr. Flier van SZW de Gezondheidsraad de grenswaarden in functie van kerntemperatuur aangeduid te krijgen. De Gezondheidsraad wil geen voorstel doen voor de hoogte van een gezondheidsdeskundige grenswaarde aangezien dat buiten de adviesvraag valt. De SER stelt voor dat dhr. Flier de Gezondheidsraad vraagt dit wel te doen. De commissie van het SER is gevraagd een advies uit te brengen gebaseerd op het Signalement van de Gezondheidsraad. Daarin staat dat de temperatuur vastgesteld in verschillende internationale normdocumenten niet hoeft te worden herzien en op 38 C kan blijven staan. Deze informatie wordt aangereikt ter overweging bij de advisering. Vaststelling verslag van vergadering 28/01/2010 ZZP'ers in de bouw en fysieke belasting Adviesaanvraag Hittestress op de werkplek Rondvraag en sluiting

28 Ons kenmerk /lri/pwa 09/03/2010 Voortgangsrapportage Algemeen secretaris Gezondheidsraad (mevr. Wijbenga) 08/03/2010 Mail uitwisseling Directie gezond en veilig werken SZW, afdeling algemeen arbobeleid (dhr. den Held) 28/01/2010 Verslag vergadering commissie arbeidsomstandigheden van SER De leden: Grapperhaus, Baljeu, Koning, van der Laan, van Mierlo, Raes, van Steenbergen, van Werken. Ministeriele vertegenwoordiging: ten Oever, Klokkenburg, van de Ruit. Secretariaat: Brokamp, Devreese, Hendrikx, Kokshoorn-Richelle Directeur Gezond en veilig werken SZW (dhr. Flier) Secretaris van de commissie arbeidsomstandigheden van de SER (dhr. Brokamp) Rapportage over de voortgang van advisering door de Gezondheidsraad op het terrein van arbeidsomstandigheden. De rapportage heeft betrekking op het jaar 2009 en omvat een prognose voor de publicatie van adviezen in Tenslotte worden de bestedingen van financiële budgetten die de Gezondheidsraad in 2009 heeft ontvangen ten behoeve van zijn advieswerk aan uw ministerie verantwoord. Antwoord op de vraag van de SER of SZW de procedure voor wat betreft hittestress wel heeft gevolgd. Het antwoord is bevestigend. Vaststelling van verslag vergadering 10/07/2010 Adviesaanvraag ARIE-regeling Taak en positie bedrijfsarts Adviesaanvraag hittestress op de werkplek Resultaten van advisering Adviesvoornemens kabinet voor 2010 SER-advies Europa Gegaste containers Onderwerpen voor een volgende vergadering Rondvraag Pagina 4

29 Ons kenmerk /lri/pwa Bijlage 5 Tijdsbalk belangrijke momenten in ontwikkeling grenswaardensysteem Pagina 1

30 Referentie Rapport Van Postbus 60055, 6800 JB Arnhem Velperplein 8, 6811 AG Arnhem Telefoon (026) Fax (026) Eindrapport deelonderzoek bevraging arbodienstverleners wetswijzigingen Arbeidsomstandighedenwet 2005 en 2007 Opdrachtgever Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Arnhem, 27 juni 2011

31 Het onderzoek is uitgevoerd van januari 2011 tot en met april 2011 door KplusV organisatieadvies: Louis Rings Reinier Trommel Myrthe Heerink Het onderzoek werd begeleid door een begeleidingscommissie van de opdrachtgever: Hein Kroft Ton van Oostrum Servaas Toebosch

32 Inhoud 1 Inleiding 1 2 Onderzoeksverantwoording 2 3 Arbodienstverlening uitgelicht 5 4 Bevindingen Het proces, de opzet Het proces, de uitvoering Meer concurrentie en nieuwe toetreders Verandering van de vraag Verandering van het aanbod Omzet en resultaten Kwaliteitszorg Het resultaat en effect 22 5 De onderzoeksvragen beantwoord Het proces, de opzet Het proces, de uitvoering Het resultaat Het effect Overige bevindingen 34 Bijlagen 1 Bronnenoverzicht 2 Tijdlijn 3 Lijst geïnterviewde personen

33 1 Inleiding Vóór 1 januari 2012 brengt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) aan het parlement verslag uit over de evaluatie van de: per 1 januari 2007 gewijzigde Arbeidsomstandighedenwet (conform artikel 45 1 van die wet); de evaluatie van de wetswijziging Arbodienstverlening (conform de Memorie van Toelichting daarbij en herbevestigd bij de tussenevaluatie ervan); de beleidsdoorlichting van beleidsartikel 44 uit de begroting van SZW (conform wat daarover is opgenomen in de SZW-begroting 2009). Het ministerie heeft besloten dat in één integrale rapportage te doen. De evaluatie verloopt gefaseerd tussen november 2009 en najaar De evaluatie is gestart met de reconstructie van de beleidstheorie. Vervolgens zijn het zogenaamde flankerend beleid (onderzoek B) en de arbocatalogi (onderzoek C) onderzocht. Het volgende deelonderzoek is gericht op de arbodienstverlening. In dit rapport vindt u de bevindingen van dit deelonderzoek. Onderzocht is op welke wijze de arbodienstverleners zelf aankijken tegen de wetswijziging arbodienstverlening, hoe zij daar zelf in hebben geacteerd, welke ontwikkelingen zij daar zelf in zien en wat zij voor de toekomst verwachten. Dit deelaspect richt zich dus met name op het perspectief van de doelgroep op het proces, op het resultaat en op mogelijke effecten van de beleidswijziging (outcome). Het onderzoek is uitgevoerd van januari 2011 tot en met april De doelstelling voor het onderzoek naar het deelaspect 'bevraging arbodienstverleners' is: 'Het in kaart brengen in hoeverre de gestelde doelen met de wetswijziging dichterbij zijn gekomen in het perspectief van de arbodienstverleners zelf.' De hoofdvragen van het ministerie voor het onderzoek luiden: Hoe omschrijven arbodienstverleners en arbo-deskundigen de actuele stand van zaken op de markt voor arbodienstverlening, mede in vergelijking met eerdere jaren, voor zover mogelijk ook vóór de wetswijziging (de vraag naar output)? Hoe omschrijven de arbodienstverleners hun eigen bijdrage, c.q. die van anderen aan de ontwikkelingen (de vraag naar het 'proces')? Welke ontwikkelingen zetten zich naar verwachting door, wat voor nieuwe lijnen zijn er in de toekomst te verwachten? Het rapport bestaat uit zes hoofdstukken. Hoofdstuk 2 geeft de onderzoeksverantwoording weer, waarna in de hoofdstukken 3 en 4 de bevindingen uit het onderzoek worden beschreven. In hoofdstuk 5 worden de onderzoeksvragen beantwoord. In hoofdstuk 6 wordt een aantal kanttekeningen geplaatst bij het onderzoek en de resultaten die niet onmiddellijk tot de onderzoeksvragen gerekend worden. In de bijlagen zijn de gebruikte bronnen (documenten), een tijdlijn en de geïnterviewde personen weergegeven. 1 Artikel 45. Onze minister zendt binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van de Wet van 30 november 2006 tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en enige andere wetten in verband met het vergroten van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid (Stb. 2006, 673) aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. Pagina 1

34 Andere invloeden 27 juni Onderzoeksverantwoording Bij de evaluatie van de wetswijziging rond arbodienstverlening is het van belang geacht om vooraf evaluatie-indicatoren op te stellen. Hierbij hebben we gebruik gemaakt van een schema van het traject waarlangs het beleid wordt ontwikkeld en ingezet. We onderscheiden: 1. beleidsuitgangspunten (input); 2. analyse proces en resultaat van beleid (throughput en output); 3. analyse van effecten van beleid (outcome); 4. andere invloeden op effecten van beleid (outcome). Het vierde aspect betreft de toevoeging van de externe context, ofwel de invloeden van buitenaf. Dit doen we omdat in dit onderzoek aspecten naar voren komen die de outcome raken: de interesse van het ministerie gaat uit naar of de bij de wetswijziging gestelde doelen 2 dichterbij zijn gekomen volgens de arbodienstverleners. Het is daarbij van belang de focus op het te evalueren proces en het resultaat daarvan te houden. De arbodienstverleners hebben zelf het proces naar meer variatie en concurrentie op de markt vormgegeven. Mogelijk worden er door de doelgroep ook andere invloeden op de outcome gezien, anders dan sec de wetswijziging zelf Input Beleid Troughput Proces Output Resultaat Outcome Effect Figuur 1. Evaluatieproces Voor zover bekend bij de arbodienstverleners en bekend op grond van de beschikbare documenten zijn deze andere invloeden in kaart gebracht. De positieve of negatieve bijdrage van deze invloeden op het effect van de wetswijziging arbodienstverlening zijn in dit onderzoek vooral vanuit de perceptie van de arbodienstverleners in kaart gebracht en gewaardeerd. Voor de evaluatie van de wetswijziging rond de arbodienstverlening is gekeken naar het proces,de resultaten, de externe factoren die invloed hebben op de outcome en de outcome zelf volgens de arbodienstverleners. De input wordt als een gegeven beschouwd. Er worden uitdrukkelijk geen conclusies getrokken over de outcome anders dan een weergave van de outcome volgens de arbodienstverleners. 2 De reconstructie van de beleidstheorie beschrijft de doelen als volgt: 'De eerste doelstelling van de wijziging was dus voldoen aan hetgeen er in Europees verband is afgesproken. Anderzijds was het doel te komen tot een toename van de kwaliteit en variëteit van het aanbod van arbodiensten en tot een daling van de aan die diensten verbonden kosten. Het middel hiervoor was meer marktwerking op het gebied van arbodienstverlening'. De tweede doelstelling is relevant voor dit onderzoek. Pagina 2

35 Voor de verschillende fasen zijn evaluatie-indicatoren benoemd. Deze zijn in onderstaand kader opgenomen. Kader 1. Onderzoekindicatoren voor arbodienstverlening. Proces indicatoren Opzet Afweging van de beleidskeuze voor de wetswijziging arbodienstverlening. Achtergrond van de keuze voor de betreffende uitvoeringswijze door de arbodienstverleners en de relatie met de doelstelling van de wetswijziging Arbodienstverlening (marktwerking vergroten). Organisatie van de wetswijziging (wie betrokken, welke rollen, samenwerking actoren). Identificatie van mogelijkheden (wie betrokken, welke rollen, welke marktvraag). Beleidshypothese bij de wetswijziging en verwachting van de ontwikkeling van de markt voor arbodienstverlening. Uitvoering Doelgroepen voor de uitvoering en de keuzes gericht op doelgroepen. Beschrijving van de uitvoering: welke producten/diensten, welke middelen zijn ingezet, wanneer en met welk budget; zowel op het terrein van de arbodienstverleners als op het terrein van de aanbieders van verzuim- en re-integratieverzekeringen. Aansturing en bijsturing tijdens de uitvoering. Resultaat indicatoren (output) Producten (nieuwe werkwijzen, producten, diensten, samenwerkingsverbanden, et cetera). Borging van de nieuwe werkwijzen en aanbod in structuren, beleid, organisaties. Evaluaties, metingen en meningen omtrent de wijzigingen in de markt sedert de wetswijziging en de evaluatie. Marktpotentieel van de verschillende aanbieders op arbodienstverlening en van de beleidsinstrumenten 'maatwerkregeling' en 'vangnetregeling'. Waardering van de resultaten ten opzichte van de situatie van voor de wetswijziging door arbodienstverleners. Bruikbaarheid van de maatwerkregeling, de vangnetregeling et cetera. Effect indicatoren (outcome) Ervaring en waardering van de arbodienstverleners over de wetswijziging Arbowet en arbodienstverlening in vergelijking met andere wetswijzigingen (VLZ, WIA, WGA). Mate van doelbereik van de wetswijziging arbodienstverlening (toename kwaliteit van arbodienstverlening, toename van de variëteit van het aanbod van arbodiensten, daling van de kosten van de dienstverlening voor bedrijven). Mate waarin arbodienstverleners andere producten aanbieden. Mate waarin andere partijen gecertificeerde arbodienstverlening uitvoeren. Mate waarin de maatwerkregeling toegepast wordt door een bedrijf vanuit het perspectief van de arbodienstverleners. Mate waarin bedrijven meer keuze hebben in ondersteuning bij de arbo- en verzuimaanpak vanuit het perspectief van de arbodienstverleners. Mate waarin de kosten voor de bedrijven zijn gedaald vanuit het perspectief van de arbodienstverleners. De waardering van de bijdrage van de wetswijziging arbodienstverlening aan de doelstelling van de Arbowet (meer verantwoordelijkheid bij werkgevers en werknemers/betere arbeidsomstandigheden) vanuit het perspectief van de arbodienstverleners. Pagina 3

36 Voor dit onderzoek zijn de volgende methoden gehanteerd: Deskstudie De documentanalyse en literatuurstudie heeft als doel om de totstandkoming en de uitvoering te beschrijven. Het betreft een beperkte documentstudie, aangezien de wetswijziging arbodienstverlening 2005 zelf ook wordt geëvalueerd, waarbij een meer compleet bronnenonderzoek wordt uitgevoerd. De documentstudie in het kader van voorliggend deelonderzoek had vooral tot doel de vraagstelling aan de respondenten en de evaluatieindicatoren zo scherp mogelijk te krijgen. Een overzicht van de documenten vindt u in bijlage 1. Interviews De interviews vormen in dit onderzoek veruit de belangrijkste onderzoeksmethode. Bij de interviews gaat het om de sleutelfunctionarissen van bedrijven en koepelorganisaties zoals beroeps- en brancheverenigingen met een breed inzicht in de markt van arbodienstverleners, die direct bij de uitvoering zijn betrokken. Het gaat dan om: de directeur van Boaborea (belangenbehartiger van 173 dienstverleners die actief zijn op het terrein van werk, loopbaan en vitaliteit); de voorzitters van beroepsverenigingen, zoals de Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiënisten, de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) en de Beroepsvereniging voor Arbeids- en Organisatiekundigen deskundigen (BA&O); de directeuren en managers van arbodienstenverleners en van verzekeraars, zowel vertegenwoordigers van grote arbodiensten als van kleinere arbodiensten; een aantal zelfstandige opererende deskundige professionals (zoals arbeidshygiënisten, arbeids- en organisatiekundigen en bedrijfsartsen die zelfstandig diensten aanbieden op het terrein van arbodienstverlening). De respondenten zijn zodanig gekozen dat een zo breed mogelijk scala van aanbieders en daarmee een zo breed mogelijk inzicht in de werking van de markt kan worden verkregen. Een overzicht van geïnterviewde personen vindt u in bijlage 3. Enkele respondenten waren ten tijde van de wetswijziging in 2005 niet in de betreffende functie werkzaam. Voor die personen geldt dat zij in beperkte mate konden terugkijken op de ontwikkelingen in de arbodienstverleningsmarkt vanuit die functie. Veelal waren deze personen wel al betrokken in de arbodienstverleningsmarkt, zij het in een andere functie c.q. andere organisatie. Uitspraken en meningen in dit rapport zijn gedaan door de respondenten, zoals ook steeds in het rapport is aangegeven. De enkele uitzonderingen hierop zijn de gegevens die afkomstig zijn van diverse monitor onderzoeken, gegevens uit de tussenevaluatie in 2007 en kanttekeningen van de onderzoekers in hoofdstuk 6. Pagina 4

37 3 Arbodienstverlening uitgelicht Met wetswijzigingen - met name met de Wet verbetering poortwachter uit is de verantwoordelijkheid voor het terugdringen van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid steeds sterker bij het werkgevers gelegd. Het geven van meer verantwoordelijkheid gaat samen met het geven van meer ruimte om aan de verplichtingen te voldoen. De wetswijziging arbodienstverlening van juli 2005 beoogde dan ook aan sectoren en bedrijven meer keuze te geven voor wat betreft de verplichte deskundige ondersteuning bij de arbo- en verzuimaanpak, ofwel de arbodienstverlening. Door meer vraagsturing zou ook het midden- en kleinbedrijf beter bediend moeten worden, met name met betrekking tot de risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E). De wetswijziging hield in essentie in: 1. de verplichting tot aanwijzing van een preventiemedewerker binnen bedrijven; 2. de mogelijkheid voor cao-partijen een deskundig getoetst RI&E-instrument overeen te komen 3. Bij gebruik daarvan hoeven werkgevers met (sinds januari 2007) ten hoogste 10 werknemers (sedert 1 januari 2007: 25 werknemers) hun RI&E-document niet door een kerndeskundige of arbodienst te laten toetsen 4 ; 3. de mogelijkheid tot een alternatief de maatwerkregeling voor inschakeling van een arbodienst, onder voorwaarde van overeenstemming bij sectorale cao, of overeenstemming op bedrijfsniveau tussen werkgever en gekozen medezeggenschapsorgaan; 4. de mogelijkheid dat arbodiensten veel meer andere producten of diensten dan de wettelijk verplichte arbo-ondersteuning bieden, terwijl omgekeerd andere partijen gecertificeerde arbodienstverlening in hun aanbod mogen opnemen. In mei 2007 is in opdracht van het ministerie van SZW een tussenevaluatie uitgevoerd 5. Gesignaleerde trends waren: meer maatwerk in de dienstverlening, niet alleen door nieuwe toetreders, maar juist ook bij arbodiensten; meer dynamiek: nieuwe aanbieders, veranderen van aanbieder door werkgevers; meer verscheidenheid van het aanbod; meer bedrijfsinterne verantwoordelijkheid met de preventiemedewerker. De minister van SZW concludeerde uit deze tussenevaluatie dat het te vroeg was voor een eindoordeel, maar ook: "Er is een ruimer en meer gevarieerd aanbod. Er zijn meer sturingsmogelijkheden op de markt. Met de sociale partners beschouw ik dit als vooruitgang, een verbetering van de arbodienstverlening." In de jaren nadien bleek dat meer (vooral zeer kleine) bedrijven niet beschikken over structurele (dat wil zeggen voor langere tijd financieel vastgelegde 6 ) ondersteuning, wat van belang is voor met name ziekteverzuimbegeleiding. Dit zonder dat afdoende duidelijk was of deze bedrijven de begeleiding wellicht via een maatwerkregeling of via een verzuimverzekeraar hebben geregeld. Het onderzoek 'Reconstructie beleidstheorie' wijst uit dat in het veld de maatwerkregeling als nogal complex wordt ervaren. 3 4 Ook hebben de sociale partners een veelheid van RI&E-instrumenten ontwikkeld, vaak nog zonder cao-status. Daarnaast werd het door een wijziging in de certificatieregeling mogelijk dat arbodiensten een zogenoemde 'lichte toets' voor kleine bedrijven zouden toepassen. 5 Maatwerk in de vangnetregeling, onderzoek ten behoeve van de tussenevaluatie wetswijziging Arbodienstverlening per 1 juli 2005, Bureau Astri, Leiden, april Zie ook het rapport 'de RI&E in kleine bedrijven', TNO, Pagina 5

38 De omzet van arbodiensten is van (het topjaar) 2003 tot en met 2006 met circa 20% gekrompen, en de twee jaren daarna nog eens met samen 10%. Sinds 2008 lijkt sprake te zijn van een stabilisatie van de markt van arbodienstaanbieders. Volgens de tussenevaluatie van 2007 is de achtergrond van omzetdaling vooral de daling van verzuim en (dreigende) arbeidsongeschiktheid. De wetswijziging arbodienstverlening van 1 januari 2005 zou daarbij een ondergeschikte rol spelen. Twee jaar na de wetswijziging in 2005 is de Arbowet herzien. De herziene Arbowet is op 1 januari 2007 van kracht geworden. Hierbij werd de verantwoordelijkheid voor de werkgevers en werknemers voor goede arbeidsomstandigheden verder vergroot. De volgende onderdelen zijn daarbij ondermeer gewijzigd en kunnen van invloed zijn op arbodienstverlening: In de wet staan zogenoemde 'doelvoorschriften', waarin wordt geformuleerd welk doel met het voorschrift moet worden bereikt; de sociale partners maken vervolgens 'middelvoorschriften' via een 'arbocatalogus' per branche of onderneming. Hierin wordt omschreven hoe de doelvoorschriften worden gerealiseerd. Het aanbieden van een arbeidsomstandighedenspreekuur is niet langer verplicht; de toegang tot arbodeskundigen blijft wel aandachtspunt via een wijziging in het RI&E voorschrift. De werkgever moet met de OR/medewerkers overleggen over de invulling hiervan. Het onderwerp 'Psychosociale Arbeidsbelasting' (PSA) is toegevoegd; er is in de wetgeving meer aandacht voor werkdruk, leidend tot stress en voor onderwerpen als pesten, agressie, geweld en (seksuele) intimidatie. Kleine bedrijven tot en met 25 werknemers hoeven de door hen zelf opgestelde Risicoinventarisatie en -Evaluatie (RI&E) niet meer te laten toetsen door een gecertificeerde deskundige of arbodienst als de RI&E is opgesteld met een bij CAO vastgesteld 'model', een branche-ri&e-instrument. Deze grens hiervoor lag sinds 1 juli 2005 op tien werknemers. In organisaties met niet meer dan 25 werknemers mag de werkgever nu ook zelf als preventiemedewerker optreden. Tot 2007 was dat alleen mogelijk voor organisaties met maximaal 15 werknemers. Met ingang van 1 april 2011 is de Arbeidsomstandighedenwet opnieuw gewijzigd. De wetswijziging houdt in het kort in dat werkgevers met ten hoogste 25 medewerkers hun RI&E nu ook niet meer te hoeven laten toetsen door een arbo kerndeskundige als ze gebruik maken van een erkend of in de CAO vastgelegd RI&E-instrument dat is aangemeld bij de Stichting van de Arbeid. Pagina 6

39 4 Bevindingen 4.1 Het proces, de opzet Volgens de respondenten, zowel de arbodienstverleners, de verzekeraars als de deskundigen, luidden de doelstellingen voor het wijzigen van de Arbowet met betrekking tot arbodienstverlening in 2005 als volgt: Voldoen aan de Europese kaderrichtlijn inzake beschermings- en preventiediensten en een arrest van het Europese Hof van Justitie daarover van mei Volgens het arrest van het Hof van Justitie verlangt de Kaderrichtlijn dat voor het preventiebeleid primair interne arbodeskundigheid wordt ingeschakeld. Alleen als dit niet mogelijk is, moet een beroep worden gedaan op externe deskundigheid. De Nederlandse wetgeving voldeed hieraan niet, dit heeft volgens de arbodienstverleners geleid tot de wetswijziging in Meer ruimte om de aan werkgevers gegeven verantwoordelijkheid voor arbozorg in te vullen. Als werkgevers de financiële schadelast als gevolg van ziekte en arbeidsongeschiktheid meer moeten gaan dragen, dan betekent dat ook meer vrijheid om arbozorg zelf te regelen. Meer maatwerk: vanuit de verantwoordelijkheid van werkgevers voor arbozorg wordt kritisch gekeken wat men daarvoor aan deskundige ondersteuning nodig heeft. Ook wel: meer vraagsturing en een daarop toegesneden aanbod vanuit de arbodienstverleners. Meer marktwerking door 'het afschaffen van de verplichte aansluiting bij een gecertificeerde arbodienst', zoals vele arbodienstverleners het noemen. Tot slot werd ook vermindering van regeldruk, onder andere door meer doel- en minder middelvoorschriften in de wet, door een aantal respondenten als doelstelling voor de wetswijziging van 2005 genoemd. Deze doelstelling speelt echter pas bij de wetswijziging van 2007 (KplusV). Door de arbodienstverleners werd in meerderheid verwacht dat de wetswijziging vooral tot grotere concurrentie zou leiden. Tevens werd een daling verwacht van de inkoop van het complete pakket aan arbodienstverlening door bedrijven. Volgens de verschillende aanbieders van arbodiensten heeft de Wet verbetering poortwachter (2002) belangrijke invloed gehad op de arbodienstverleningsmarkt. Met deze wet werd de verantwoordelijkheid voor het terugdringen van langdurig ziekteverzuim bij de werkgever (en werknemer) neergelegd. Deze wet verlangt van werkgever en werknemer dat zij zich samen met arbodienst of gecertificeerde bedrijfsarts inspannen om de zieke werknemer zo snel mogelijk weer aan het werk te krijgen. Hiermee is de markt voor ziekteverzuimbegeleiding sinds 2002 flink gegroeid. In de jaren daarna is het ziekteverzuim gedaald en daarmee de omzet van arbodienstverleners. Overigens speelde de economische teruggang volgens vrijwel alle respondenten vermoedelijk ook een rol in de omzetdaling. Al met al heeft de Wet verbetering poortwachter een belangrijke invloed gehad op de arbodienstverleningsmarkt, aldus de geïnterviewde arbodienstverleners. Sinds de invoering van deze wet hebben naast de traditionele arbodiensten zich ook inkomens- en ziektekostenverzekeraars op de arbodienstverleningsmarkt begeven. Pagina 7

40 Gezien het grote belang van de Wet verbetering poortwachter voor de arbodienstverleningsmarkt, is de separate invloed van de wetswijziging arbodienstverlening (2005) op de markt voor arbodienstverlening volgens de respondenten minder duidelijk aan te geven. Enigszins verwacht werden een grotere concurrentie (o.a. ten gevolge van nieuwe toetreders), druk op de prijs van arbodienstverlening en vermindering van vraag naar het complete pakket. De vraag in hoeverre de markt van arbodienstverleners indertijd op de verwachte veranderingen als gevolg van de wetswijziging arbodienstverlening anticipeerde, is voor de respondenten lastig te beantwoorden. Desalniettemin wordt door een groot aantal respondenten, zowel arbodiensten als verzekeraars en deskundigen, aangegeven dat op de verwachte veranderingen die de wetswijziging zou veroorzaken op de markt van arbodiensten, door arbodienstverleners wel is geanticipeerd. Dit heeft bij een aantal aanbieders geleid tot het afslanken van de organisaties, onder andere door specialistische arbomedewerkers te outsourcen in de jaren 2004 en Bij andere aanbieders is evenwel geen wijziging in organisatie of bedrijfsvoering aangebracht. Overigens is ook door een aantal specialistische medewerkers van arbodiensten, zoals bijvoorbeeld bedrijfsartsen, in de aanloop naar de wetswijziging het besluit genomen dat zij hun werk niet langer in een dienstverband met een arbodienst hoeven uit te voeren. Er is ook buiten het outsourcen om derhalve sprake van verzelfstandiging. De wetswijziging arbodienstverlening werd door zowel de specialisten als de arbodiensten gezien als uitdaging en kans voor vernieuwing. Naar het idee van enkele respondenten zijn in 2005 veel arbodiensten gefuseerd. Op basis van tabel 1 en 2 kan dit overigens niet worden vastgesteld. Daarbij wordt aangetekend dat beide tabellen uitsluitend betrekking hebben op gecertificeerde arbodiensten. Op basis van de gesprekken met de arbodienstverleners is niet duidelijk of deze vermeende fusies daadwerkelijk een gevolg waren van de wetswijziging in Sedert midden jaren 90 is er al een trend van schaalvergroting in de arbodienstverleningsmarkt 7. Deze trend wordt volgens de respondenten echter manifester naar aanleiding van de afnemende omzetten in de arbodienstverleningsmarkt sinds De belangrijkste fusies, overnames en samenwerkingsverbanden in de arbodienstverlenings-markt sinds de wetswijziging in 2005 zijn in onderstaande tabel weergegeven. Jaar Fusie, overname, samenwerking Nieuwe naam 2008 Fusie arbodiensten Commit, Prevend en Achmea arbo (rechtstreeks gevolg van de fusie tussen Achmea en Interpolis) Achmea Vitale 2009 ArboNed eigenaar van ArboDuo 2010 Strategische samenwerking Maetis met KLM Health Service (betreft alleen de zakelijke markt van KLM Heatlh Service) Health Services 2011 Arbodiensten Maetis en Ardyn gaan samen MaetisArdyn (onderdeel van Tinguely Netwerk BV 8 ) Tabel 1. Fusies, overnames en samenwerking in de arbodienstverleningsmarkt sinds Vanaf 1995 is het aantal arbodiensten afgenomen. Door fusie en overname is het aantal met 50 teruggebracht tot 148 bedrijven in Bovendien zijn grote verschillen ontstaan in de bedrijfsomvang. De grootste tien arbodiensten vertegenwoordigen 50 procent van de omzet van de hele sector. Het aandeel van de 100 kleinste diensten in de omzet is 13 procent (bron CBS, 1999). 8 De bedrijven binnen Tinguely Netwerk zijn: Het Centrum Mantelzorg, Maetis Ardyn, GIMD, Health Services, Tinguely Academy, De Twaalf Provinciën, Prevalis Fysio, LPD, Margolin, Skils en Snelverwijspunt. Pagina 8

41 Daarnaast kan vermeld worden dat in 2006 de brancheverenigingen Boa (arbodiensten) en Borea (re-integratiebedrijven) zijn gefuseerd tot Boaborea. Onderstaande tabel geeft een beeld van het verloop van het aantal gecertificeerde arbodienstverleners in de periode 2004 tot en met april Aantal gecertificeerde externe arbodiensten Aantal gecertificeerde interne arbodiensten Totaal Tabel 2. Aantal gecertificeerde arbodiensten in de periode Samenvattend kan van de opzet voor de implementatie door de marktpartijen en van de ontwikkelingen nadien worden gezegd dat: de wetswijziging arbodienstverlening werd gezien als uitdaging en kans voor vernieuwing; de wetswijziging door de arbodienstverleners verschillend is opgepakt (niets doen, afslanken, fuseren, starten); voordien er echter ook al een beweging was naar meer marktdeelnemers; de Wet verbetering poortwachter is daarop van invloed; echter: vanaf circa 1995 een trend bestaat van schaalvergroting door fusies en overnames van arbodiensten; de specifieke invloed van de wetswijziging arbodienstverlening op de arbodienstverleningsmarkt is gezien het grote belang van de Wet verbetering poortwachter op de arbodienstverleningsmarkt door de respondenten niet goed aan te geven; de omzet van arbodiensten sinds het topjaar 2003 alleen nog maar is gedaald. 4.2 Het proces, de uitvoering Meer concurrentie en nieuwe toetreders Concurrentie Prijsdruk door aanbestedingen Vanwege de concurrentie tussen de arbodiensten was al sprake van prijsdruk. Deze prijsdruk is volgens de gesproken grotere arbodiensten als gevolg van de (verplichte) openbare aanbestedingen door overheidsorganisaties nog scherper merkbaar geworden. Bij dergelijke aanbestedingen blijkt de prijs het belangrijkste gunningcriterium te zijn. Kwaliteit van dienstverlening lijkt daaraan ondergeschikt Betreft de stand van zaken in april Bron: Stichting Beheer Certificatieregelingen Arbodiensten. Pagina 9

42 Er moet tegen zo laag mogelijke kosten worden aangeboden om kans te maken de opdracht te krijgen, aldus de grotere arbodiensten. Volgens een grote arbodienst wordt op dergelijke contracten ook verlies geleden. Om het verlies te beperken wordt het contract zo mager mogelijk ingestoken. Zo wordt bijvoorbeeld het aantal beschikbare uren voor de bedrijfsarts verminderd. Een respondent gaf aan dat bij dergelijke aanbestedingen soms de wettelijke grenzen worden overschreden. Een voorbeeld is de eis van de aanbestedende partij dat werknemers alleen toegang tot een bedrijfsarts krijgen als de werkgever dat nodig acht. Dit zou op gespannen voet staan met de zorgplicht van de bedrijfsarts. Een ander voorbeeld is een door een bepaalde aanbestedende partij gehanteerd criterium dat de bedrijfsarts werkt op het registratiesysteem van de opdrachtgever. Dit zou volgens de respondent (bedrijfsarts) in strijd zijn met de Arbowet en het medisch beroepsgeheim. Private opdrachtgevers hebben geen verplichting tot openbare aanbesteding van de arbodienstverlening. Wel geldt dat zeker voor grotere particuliere bedrijven c.q. grotere particuliere contracten eveneens sprake is van prijsdruk. Voor kleinere bedrijven lijkt dat minder te gelden. Een van de respondenten was van mening dat daardoor de kleinere bedrijven het gelag betalen voor de verliezen die op de grote (overheids)contracten worden geleden. Verandering van aanbieder De door de wetswijziging in 2005 toegenomen concurrentie heeft er amper toe geleid dat werkgevers van arbodienstaanbieder zijn gewisseld. Eind 2005 was hiervan bij 5% van de werkgevers sprake van (5% andere arbodienst, waarbinnen circa 2% een andere dienstverlener dan een arbodienst). Eind 2009 was dat nog maar 2% 11. Overigens viel het aantal 'veranderaars' in 2006 hoger uit dan in 2005, aangezien mogelijk in 2005 nog een groot deel het bestaande contract (veelal per kalenderjaar) moest uitdienen 12. Volgens een van de respondenten heeft de beperkte wisseling in aanbieder mogelijk te maken met het feit dat een wisseling van arbodienstaanbieder in de meeste gevallen ook een wisseling van bedrijfsarts betekent. Een wisseling van bedrijfsarts betekent het wegvloeien van kennis van het betreffende bedrijf en dit wordt volgens deze respondent mogelijk als ongewenst beschouwd. De redenen van de overstap naar een andere arbodienstaanbieder in 2005 waren de kosten van het contract (70%), de behoefte om dienstverlening in eigen hand te houden (49%) en ontevredenheid met de arbodienstverlening (49%). Eind 2009 zijn de belangrijkste redenen de ontevredenheid over de dienstverlening (60%), de kosten van het contract (21%) en dat men toe wil naar één loket voor arbo en verzuim (17%) Bron: Bedrijfsgezondheidszorg & Zorg- en inkomensverzekeringsmonitor 2006 en 2010, MarketConcern. Bron: Maatwerk in de vangnetregeling, onderzoek ten behoeve van de tussenevaluatie wetswijziging Arbodienstverlening per 1 juli 2005, Bureau Astri, Leiden, april Bedrijfsgezondheidszorg & Zorg- en inkomensverzekeringsmonitor 2010, MarketConcern. Pagina 10

43 Jaar 14 % wisseling aanbieder Belangrijkste redenen wisseling aanbieder Kosten van het contract (70%) Eigen regie arbodienstverlening (49%) Ontevreden dienstverlening (49%) Eigen regie arbodienstverlening (64%) Wijzigingen in de Arbowet (60%) Kosten van het contract (57%) Niet bekend Niet bekend Ontevreden dienstverlening (60%) Kosten van het contract (21%) Een loket (21%) Tabel 3. Percentage bedrijven dat te kennen geeft van arbodienstaanbieder te gaan wisselen Nieuwe toetreders Sinds de wetswijziging arbodienstverlening in 2005 hebben zich meer arbodienstverleners op de arbodienstverleningsmarkt begeven. Uit tabel 2 blijkt dat het aantal gecertificeerde arbodienstaanbieders is gestegen van 59 in 2005 naar 70 in Daarnaast zijn er volgens enkele respondenten kleinere niet gecertificeerde dienstverleners tot de markt toegetreden. Voor een deel zijn dit kerndeskundigen die uit de oude arbodienstverleners voortkomen. Deze arbodienstverleners hebben met de wetswijziging in aantocht mensen ge-outsourced. Ook zijn er echt nieuwe toetreders, vooral in de paramedische arbodienstverlening, fysiotherapeuten, arbeidspsychologen, lifestyle begeleiders, casemanagers en ook de zelfstandige bedrijfsartsen. De kleine niet gecertificeerde dienstverleners zijn niet zichtbaar in tabel 2, aangezien daarin uitsluitend de gecertificeerde diensten zijn opgenomen. De wettelijk verplichte certificering is een ISO georiënteerd certificeringproces. Het kost volgens twee respondenten (grote arbodienst en zelfstandige) voor vooral kleinere (soms éénmans) bedrijven veel moeite om het te behalen. Er is bijvoorbeeld een stafdienst voor nodig. Deze kleinere bedrijven werken daarom vaak onder contract van een grotere arbodienst en daardoor onder de vlag van het certificaat van die dienst. De verplichte certificering is volgens een van de respondenten een drempel voor nieuwe toetreders op de markt en daarmee ook een drempel voor innovatie. Ook de verzekeringsmaatschappijen die loondoorbetaling bij verzuim verzekeren zijn als nieuwkomers op de markt te beschouwen. Zij verzorgen weliswaar meestal niet zelf de arbodienstverlening, maar bieden deze wel aan in een pakket met de verzekering. Ook zijn er volgens een grote arbodienst tekenen dat pensioenfondsen zich oriënteren op de arbodienstverleningsmarkt, zoals het pensioenfonds Zorg en Welzijn. Nieuwe toetreders door verzelfstandiging Geen echte nieuwe toetreders als discipline, maar wel nieuwe toetreders als zelfstandige dienstverleners zijn bedrijfsartsen en andere kerndeskundigen die uit de arbodiensten zijn verzelfstandigd, gedwongen dan wel uit eigen keus. 14 Dit betreft peilingen aan het eind van de aangegeven jaren. Voor 2010 is door MarketConcern niet meer gevraagd of bedrijven voornemens waren om naar een andere arbodienstaanbieder over te stappen. Pagina 11

44 Zelfstandige Bedrijfsartsen Binnen de kerndiscipline bedrijfsartsen zijn volgens de Nederlandse Vereniging voor Arbeidsen Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) vrij weinig gedwongen ontslagen gevallen naar aanleiding van de inwerkingtreding van de wetswijziging De meeste bedrijfsartsen zijn uit eigen beweging verzelfstandigd. De vrijgevestigde bedrijfsartsen noemen als voordelen dat zij minder last hebben van de discussie tussen accountmanagers en bedrijfsartsen over het financieel management van de contracten en de professionele beroepsuitoefening. Door hun zelfstandigheid zouden zij vaak beter in staat zijn om de klantrelatie hecht te houden dan wanneer zij in dienst zouden zijn gebleven bij de grotere arbodiensten. Hierbij tekent zich wel een verschil af tussen de grotere arbodiensten en de kleinere (maximaal 50 medewerkers). De grotere arbodiensten waarin de zelfstandige bedrijfsartsen eertijds werkten,creëerden volgens hen niet altijd een goed 'klimaat' voor hun professie. Dit houdt in dat, gezien de bezuinigingen, bedrijfsartsen minder leidend werden en meer terughoudend werd omgegaan met de inzet van bedrijfsartsen. Deze tendens werd volgens hen nog versterkt toen door wetswijziging in 2007 het aanbieden van een arbeidsomstandighedenspreekuur als algemene verplichting werd afgeschaft (bedrijfsartsen beschouwden dat als 'hun' open spreekuur - KplusV). Sinds circa 2008 is ook de (externe) casemanager geïntroduceerd die bepaalt wanneer de bedrijfsarts wordt ingezet. Volgens de NVAB werken momenteel van de 1900 praktiserende bedrijfsartsen er 350 als zelfstandig bedrijfsarts, zijn er 150 tot 200 bij grote bedrijven in dienst en zijn de overige (ca. 1400) bijna alle in dienst van een arbodienst. Op basis van gegevens van het NIVEL 15 is het aantal bedrijfsartsen gegroeid van circa 1400 in het jaar 2000 naar 1968 bedrijfsartsen per 1 januari Voorts wordt in dit onderzoek aangegeven dat de komende tien jaar het grootste deel van de groep ouder dan 55 jaar (iets meer dan 28% van het totaal) vanwege de leeftijd het beroep zal verlaten. Tegelijkertijd is de instroom van bedrijfsartsen gering. In 2009 was de instroom 23, terwijl de benodigde instroom op aan de vraag te kunnen voldoen minimaal 75 is, waarbij de maximale variant uitgaat van een instroom van 205 bedrijfsartsen. Overige kerndisciplines De overige kerndisciplines bestaan uit de arbeidshygiënisten, de veiligheidskundigen en de arbeids- en organisatiedeskundigen. Ook zij zijn als gevolg van de bezuinigingen bij de arbodiensten in aantal gereduceerd en deels verzelfstandigd. Deze zelfstandigen zijn ook te beschouwen als nieuwe toetreders die specifieke diensten aanbieden. In de praktijk worden ze voor deze diensten ook vaak ingehuurd door arbodiensten. Als naar het aantal leden van de beroepsverenigingen wordt gekeken ontstaat het volgende beeld: het aantal leden van de beroepsvereniging van arbeids- en organisatiekundigen is sinds de wetswijziging in 2005 gedaald van 380 leden vlak voor de wetswijziging tot 204 leden in ; het aantal leden van de Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne is sinds de wetswijziging licht gedaald van 556 voor de wetswijziging in 2005 tot circa 500 in ; Capaciteitsraming voor bedrijfsartsen /2028, Nederlandse Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL), Utrecht, Bron: Beroepsvereniging van arbeids- en organisatiekundigen. Bron: Jaarverslagen Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne. Pagina 12

45 het aantal leden van de Nederlandse Vereniging van Veiligheidskundigen (NVvK) met een opleiding hogere veiligheidskunde of een Master of Safety, Health & Environment is echter juist sterk in ledenaantal gestegen. Van 272 leden voor de wetswijziging in 2004 naar 801 in Dit wordt door de NVvK verklaard door de toegenomen aandacht voor veiligheid in algemene zin Verandering van de vraag De wetswijziging met betrekking tot arbodienstverlening van 2005 heeft er volgens de respondenten, met name de arbodiensten en arbodeskundigen, wel toe geleid dat de vraag van werkgevers naar diensten op het gebied van verzuimbegeleiding, Periodiek Arbeidsgeneeskundig Onderzoek (PAGO) en de RI&E (verder) afnam. Door hen wordt aangegeven dat dit te maken heeft met de invoering van de maatwerkregeling. Dit heeft er volgens de geïnterviewde kerndeskundigen (met name de arbeidshygiënisten) toe geleid dat er minder vraag ontstond naar hun dienstverlening. Uit cijfers van MarketConcern 20 blijkt dat tot 2008 sprake was van een daling van de arbeidsomstandighedenbudgetten van bedrijven. In 2008 is aan de daling een einde gekomen en zijn in 2009 meer bedrijven gaan investeren dan desinvesteren. In 2010 is er volgens MarketConcern echter weer een breuk ontstaan in de positieve ontwikkeling van 2008 en Het aantal bedrijven dat investeert in plaats van desinvesteert is ten opzichte van 2009 afgenomen. Volgens de gesproken kerndeskundigen het gaat dan voornamelijk om de arbeidshygiënisten en arbeids- en organisatiekundigen hebben de arbodiensten te weinig gedaan om de diensten van deze deskundigen richting werkgevers te promoten. Tegelijkertijd wordt door de respondenten (met name de arbodeskundigen) geconstateerd dat door nieuwe toetreders maatwerk voor bedrijven uit het arbo-aanbod mogelijk is geworden. Vooral grotere bedrijven hebben volgens hen de mogelijkheden om zelf te kiezen welke diensten ze afnemen en bij wie. Veel MKB-bedrijven kiezen toch voor een totaalpakket van de verplichte taken of laten het over aan de inkomensverzekeraars. Ook deze verzekeraars bieden arbodienstverlening aan die ze vaak zelf inkopen, aldus de respondenten. Arbozorg bij kleine bedrijven Volgens meerdere respondenten nemen de kleinere bedrijven sinds de wetswijziging arbodienstverlening in 2005 minder diensten van arbodienstverleners af, tenzij het bijvoorbeeld om kleine bedrijven met een hoog arbeidsrisico gaat Het totaal aantal leden van de NVvK was in en is gestegen naar 2320 leden in De leden met een hogere veiligheidskunde opleiding en Master of Safety, Health & Environment zijn van alle leden in die periode het sterkst in aantal gestegen met respectievelijk een factor 3 en 2. Bron: Nederlandse Vereniging van Veiligheidskundigen. Bedrijfsgezondheidszorg & Zorg- en inkomensverzekeringsmonitor 2010, MarketConcern. Pagina 13

46 Volgens enkele respondenten zou de wetswijziging arbodienstverlening van 2005 bij veel kleinere bedrijven ten onrechte de indruk hebben gewekt dat het niet meer verplicht is om arbozorg te regelen. Dit zou verklaren waarom er veel minder arbodienstverlening wordt afgenomen door deze kleine bedrijven. Als voorbeeld noemen respondenten de toegang tot een bedrijfsarts via het arbeidsomstandighedenspreekuur; vooral bij het MKB is dit niet altijd contractueel geregeld. Voor wat betreft het MKB wordt door een respondent ingeschat dat circa 50% van de MKB-ers alleen een contract heeft met een bedrijfsarts en de andere 50% een combinatiecontract heeft waarin meerdere arbodiensten zijn opgenomen al dan niet in combinatie met een verzuimverzekering. Dit kan op basis van beschikbare gegevens niet gestaafd worden. Uit de arbodiensten & zorg- en inkomensverzekeringsmonitor 2011 van MarketConcern blijkt dat van de bedrijven die een verzuimverzekering heeft afgesloten 57% een verzuimpakket21 heeft afgesloten in plaats van alleen loonvergoeding. In totaal heeft in % van de bedrijven (tot 99 werknemers in dienst) een verzuimverzekering afgesloten. Volgens een grote arbodienst sluiten de meeste kleine bedrijven contracten af met inkomensverzekeraars voor (gedeeltelijke) loondoorbetaling bij ziekte en doen dat vaak via een tussenpersoon. Het gaat dan om een minimale mate van arbozorg. Er is volgens deze respondent echter ook een trend van steeds meer 'all in pakketten' die naast (gedeeltelijke) loondoorbetaling ook arbozorg, casemanagement en/of re-integratiedienstverlening omvatten. Met betrekking tot het beeld dat de kleinere bedrijven mogelijk het idee hebben gekregen dat met de wetswijziging in 2005 het niet meer verplicht is om arbozorg te regelen, laat de tussenevaluatie uit zien dat er tijdens de meting eind 2006 meer opzeggers en contractlozen onder bedrijven tot 4 of 9 werknemers zijn (29%) dan tijdens de meting eind 2005 (17%). Op het totaal aantal bedrijven (ongeacht aantal werknemers) is het aandeel opzeggers of contractlozen eind % en eind %. Hierbij moet wel vermeld worden dat een deel hiervan nooit bij een arbodienst aangesloten is geweest. Hiermee rekening houdend gaat het dan om een lichte netto stijging van het aantal contractlozen. Het percentage bedrijven dat niets heeft geregeld voor de wettelijk verplichte arbozorg is de jaren daarna gedaald van 37% in 2008 tot 12% in Deze daling is in 2011 gestabiliseerd, waarbij 13% van de bedrijven naar eigen zeggen niets geregeld heeft 23. Waarschijnlijk heeft een deel van deze groep wel een zogenaamd verzuimpakket afgesloten bij een verzuimverzekeraar. Tevens stellen de respondenten dat het voor de kleinere bedrijven vrijwel ondoenlijk is om zelf de regie ter hand te nemen in de arbo- en verzuimzorg. Het ontbreekt aan tijd, kennis en ervaring om dit te doen. Casemanagers nemen deze taak over van de bedrijven en posteren zicht tussen de werknemer en de arbodienstverlener of de bedrijfsarts. Zelfstandigen zonder personeel (ZZP) De ZZP-ers vormen een bijzondere aandachtsgroep, aldus enkele respondenten (de kerndeskundigen). Ook zij worden aan arbeidsrisico's blootgesteld en moeten aan een aantal wettelijke voorschriften voldoen die gericht zijn op bijzondere gevaren. Op basis van de gesprekken met de arbodienstaanbieders lijkt deze groep nog weinig aandacht te hebben bij de arbodienstverleners Loondoorbetaling en arbozorg met minimaal de beschikbaarstelling van een bedrijfsarts. Bron: Maatwerk in de vangnetregeling, onderzoek ten behoeve van de tussenevaluatie wetswijziging Arbodienstverlening per 1 juli 2005, Bureau Astri, Leiden, april Bedrijfsgezondheidszorg & Zorg- en inkomensverzekeringsmonitor 2009, 2010, 2011, MarketConcern. Pagina 14

47 Interne arbodiensten Na de wetswijziging in 2005 heeft volgens de respondenten een aantal grotere bedrijven een interne arbodienst opgezet. Dit is overigens niet terug te vinden in de cijfers van de Stichting Beheer Certificatieregelingen Arbodiensten (zie tabel in paragraaf 4.1). Volgens deze respondenten is inmiddels een deel daarvan weer overgenomen door externe arbodiensten. Afgenomen diensten Uit de Arbobalans en de tussenevaluatie van de wetswijziging kan het onderstaand beeld worden gedestilleerd over de afgenomen diensten naar type in procenten van het aantal diensten afnemende bedrijven. Afgenomen arbodiensten Toetsing RI&E 27 51% 25% 33% Ziekteverzuimbegeleiding 85% 83% 77% PAGO 28 35% 19% 26% Afgenomen arbodiensten Aanstellingskeuringen 7% 4% 10% Tilcursussen 19% Cursussen stresshantering/ voorkomen burn-out 11% Mediation 12% Psychologische ondersteuning 19% Bedrijfsmaatschappelijk werk 13% Bedrijfsfysiotherapie 9% Sociaal Medisch Overleg 21% Leefstijlonderzoeken 5% Fitheidstesten 6% Bedrijfsfitnessregeling 10% Onderzoek inzetbaarheid werknemers 6% 24 Maatwerk in de vangnetregeling, onderzoek ten behoeve van de tussenevaluatie wetswijziging Arbodienstverlening per 1 juli 2005, Bureau Astri, Leiden, april Maatwerk in de vangnetregeling, onderzoek ten behoeve van de tussenevaluatie wetswijziging Arbodienstverlening per 1 juli 2005, Bureau Astri, Leiden, april Arbobalans 2010, kwaliteit van de arbeid, effecten en maatregelen in Nederland, Risico Inventarisatie en -Evaluatie. Periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek. Maatwerk in de vangnetregeling, onderzoek ten behoeve van de tussenevaluatie wetswijziging Arbodienstverlening per 1 juli 2005, Bureau Astri, Leiden, april Maatwerk in de vangnetregeling, onderzoek ten behoeve van de tussenevaluatie wetswijziging Arbodienstverlening per 1 juli 2005, Bureau Astri, Leiden, april Arbobalans 2010, kwaliteit van de arbeid, effecten en maatregelen in Nederland, Pagina 15

48 4.2.3 Verandering van het aanbod Arbodiensten In de aanloop naar de wetswijziging arbodienstverlening in 2005 zijn volgens de respondenten als gevolg van de verwachte afnemende omzetten bij arbodiensten bezuinigingen doorgevoerd om de kosten te verlagen. De bezuinigingen bij de arbodiensten hebben er volgens de respondenten tot geleid dat het aantal beoefenaren van kerndisciplines dat bij arbodiensten in dienst was is gereduceerd. Deels door gedwongen ontslagen en deels door vertrek uit eigen beweging. Professionals die deze ontwikkeling zagen aankomen hebben vroegtijdig gekozen voor een zelfstandig bestaan en zijn gaan concurreren met de arbodiensten. Volgens enkele respondenten (kerndeskundigen) zijn door de werkelijk optredende prijsdruk en de aandacht voor verzuimbegeleiding de kerndisciplines binnen de arbodiensten 'uitgekleed'. Dit leidt volgens een respondent tevens tot een sterke verschraling van innovatie op het terrein van de arbodienstverlening. Duurzame inzet is volgens deze respondent weliswaar een innovatie, maar deze komt niet voort uit de wetswijziging. Casemanagers Hoewel casemanagers al langer bestonden in de vorm van bedrijfsverpleegkundigen die bij de bedrijfsartsen werkzaam waren, worden sedert circa 2008 ook casemanagentbureaus geïntroduceerd. Volgens meerdere respondenten nemen casemanagentbureaus de regietaak in de arbo- en verzuimzorg over van de (vooral kleine) bedrijven en posteren zich soms tussen de werknemer en de arbodienstverlener of de bedrijfsarts. Het ontbreekt de kleinere bedrijven volgens de respondenten aan geld, tijd, kennis en ervaring om dit zelf goed te doen. Verzekeraars Verzekeraars bieden steeds meer 'all in pakketten' aan die naast (gedeeltelijke) loondoorbetaling ook arbozorg, casemanagement en/of re-integratiedienstverlening omvatten. Deze all-in pakketten zijn een productinnovatie die al voor de wetswijziging voorkomt, aldus een verzekeraar. Verzekeraars schakelen volgens zowel de verzekeraars respondenten als de arbodienstrespondenten arbodiensten in voor de uitvoering van de all-in pakketten. Ook wordt soms in de voorwaarden aandacht gegeven aan de aansluiting bij een (soms specifiek genoemde) arbodienst. Het gaat dan om inkomensverzekeringen gerelateerd aan ziekteverzuim, WIA en WGA. Er wordt steeds meer samengewerkt tussen arbodiensten en verzekeraars. De band tussen de verzekeraars en de arbodiensten is overigens niet nieuw. Ook voor de wetswijziging waren grote arbodiensten vaak nauw verbonden met of onderdeel van hetzelfde concern als de verzekeraars. Volgens een respondent (grote arbodienst) bieden zorgverzekeraars ook de service om de zorgkosten 'te ontdubbelen', waarbij bijvoorbeeld de werkgeverspremies voor ziektekosten en arbeidsverzuim worden betrokken. In de toekomst zal het aanbod zich volgens deze respondent vermoedelijk ook op reductie van de schadelast richten, zoals als gevolg van uitval en revalidatie. Aan de 'standaard zaken' zoals kort ziekteverzuim kan een verzekeraar volgens een respondent (verzekeraar) weinig veranderen, de langdurig zieken en de ongelukken zijn daarentegen wel beïnvloedbaar voor een verzekeraar. Pagina 16

49 Preventie Volgens de verschillende respondenten had preventie van blootstelling aan arbeidsrisico's vooral in de periode 2005 tot 2008 een bescheiden plaats binnen de arbozorg. De nadruk lag op verzuimvermindering en verkorting. Vanaf 2008 hebben afnemers en aanbieders van arbozorg echter weer meer aandacht voor preventie, al heeft de economische teruggang hierop weer nadelige effecten. De reden van de toename van aandacht voor preventie zou zijn dat de werkgever meer verantwoordelijkheid heeft gekregen. Ook gaat het volgens een tweetal grote arbodiensten steeds meer om een duurzame inzet van werknemers en behoud van werkvermogen. Hierbij wordt steeds meer ingezet op verbetering van de levensstijl van werknemers (voeding, alcoholgebruik, bewegen, e.d.) en het vergroten van betrokkenheid en welbevinden bij werknemers. Beide zijn van belang voor een duurzame inzet en behoud van werkvermogen. Een grote arbodienst gaf aan dat de omzet op het onderdeel 'engagement' of betrokkenheid twee jaar geleden nog 0% was en inmiddels anno %. Hierin zit volgens deze arbodienst nog veel groeipotentie. Volgens deze respondent zijn steeds meer werkgevers zich bewust van hun verantwoordelijkheid om te zorgen voor het welzijn van hun werknemers. Dit is vermoedelijk ingegeven door trends als langer doorwerken vanwege de latere pensioengerechtigde leeftijd en door een krapper wordende arbeidsmarkt. Vooralsnog zijn het de vooruitstrevende bedrijven die hierin voorop lopen,vooral de grotere bedrijven. Volgens een grote arbodienst stellen inkomensverzekeringen nog weinig eisen aan bijvoorbeeld preventie. Dit zou verklaard worden doordat er nog weinig bewijs is voor de effecten van preventie en interventies. Dit betekent tevens dat in veel gevallen een specialistisch arbeidsplaatsonderzoek bij een ernstige mogelijk arbeidsgerelateerde aandoening vaak niet of als allerlaatste schakel in het proces wordt opgenomen. Innovaties Innovatie in contracten Enkele respondenten verwachten dat er meer en meer transparantie over de verrichtingen van de arbodienstverleners zal worden gevraagd in de contracten. Daarbij wordt van de arbodienst verlangd dat de contracten helderheid geven over de kosten die aan de verschillende verrichtingen zijn verbonden alsmede de te verwachten resultaten en dat op basis daarvan ook de periodieke declaratie zal worden opgesteld. De contractvormen tussen werkgevers en arbodienstaanbieders zijn volgens enkele respondenten sinds de wetswijziging arbodiensten uit 2005 beperkt gewijzigd. In algemene zin worden volgens de respondenten door bedrijven minder totaalpakketten afgenomen en worden meer keuzes gemaakt in welke diensten een bedrijf afneemt. Kleinere bedrijven sluiten vaak nul-uren contracten af en vooral de grotere bedrijven kiezen de laatste jaren steeds meer voor maatwerkpakketten. Dit heeft ermee te maken dat de grotere bedrijven steeds meer zelf op arbo-gebied zijn gaan regelen en heel selectief inkopen. Pagina 17

50 Op basis van de Arbodiensten & Zorg- en inkomensverzekeringsmonitor 2008 van MarketConcern (zie figuur 2) blijkt dat het merendeel van de afgesloten contracten verrichtingenabonnementen 32 zijn. Uitgebreide abonnementen 33 komen relatief weinig voor. Maatwerkafspraken 34 komen vooral bij grotere werkgevers voor (meer dan 200 werknemers). 13% 8% 18% 36% Verrichtingenabonnement Incl. aantal verrichtingen Uitgebreid abonnement Maatwerkafspraken Weet niet 25% Figuur 2. Gekozen contractvorm met arbodienstverlener 35 in 2010 (bron: MarketConcern, bedrijfsgezondheidsmonitor 2011) Innovatie in dienstverlening Een nieuwe ontwikkeling is het meten van werkvermogen, aldus een respondent. Dit wordt door veel arbodienstverleners gedaan en ligt dicht tegen het Human Resource Management (HRM) van bedrijven aan. Hiervoor zijn instrumenten ontwikkeld, bijvoorbeeld de Functionele Capaciteit Evaluatie (FCE), de Work Ability Index (WAI) en vitaliteitscans. Ook op dit vlak van HRM zijn nieuwe toetreders gesignaleerd. Het gaat dan om bedrijven die zich voorheen op personeelsen managementadvies richtten en zich nu ook op arbo-gebied gaan adviseren, zoals Twijnstra en Gudde en Schouten en Nelissen. Voor de traditionele arbodienstverleners zijn dat volgens een respondent toekomstige concurrenten. Een te verwachten innovatie is logischerwijs het samengaan van HRM-diensten en arbodiensten, aldus een respondent. Dit komt echter nog maar sporadisch voor. Volgens een tweetal respondenten is uit de wetswijziging van 2007 een aantal innovatieve initiatieven gekomen die de bedrijfsarts laagdrempelig bereikbaar moet houden voor de werknemer. Zo is er geëxperimenteerd met een bedrijfsarts in een huisartsenpost en wordt er een proef gedaan waarbij een bedrijfsartspolikliniek in een ziekenhuis aanwezig is. Probleem bij deze innovaties is de gescheiden financiële stroom voor de bedrijfsartsen en voor de reguliere gezondheidszorg. De innovatie op het gebied van ICT is ook in de arbodienstverlening geïmplementeerd. Digitale aanmelding en afmelding alsmede het kunnen opvragen van gegevens van de werkzaamheden van de arbodiensten door de werkgevers zijn daarvan voorbeelden Compleet pakket tegen een variabel basistarief, afhankelijk van het aantal afgenomen diensten en producten. Volledig pakket van diensten en producten dat de arbodienst levert tegen een vast tarief. Contracten voor specifieke verrichtingen. Dit betreft de externe, interne en overige gecertificeerde arbodiensten, zoals geregistreerd door de Stichting Beheer Certificatieregeling Arbodiensten (SBCA).Hier vallen de niet-gecertificeerde arbodienstverleners niet onder. Pagina 18

51 4.2.4 Omzet en resultaten Sinds de wetswijziging in 2005 is de totale omzet van de arbodienstaanbieders fors afgenomen. Zo was de totale omzet in 2004 nog 944 miljoen euro. Eind 2010 is de totale omzet gereduceerd tot 649 miljoen euro. Volgens meerdere respondenten is vermoedelijk de belangrijkste oorzaak van de omzetdaling de vermindering van het verzuim - en daarmee de vraag naar verzuimbegeleiding - sinds de Wet verbetering poortwachter in 2002 en daarnaast de economische teruggang, met als gevolg een algehele afname van de vraag van werkgevers naar arbozorg. Wat dat betreft is 2003 een piekjaar geweest voor de arbodienstverleners (bijna 1 miljard euro omzet) en is de omzet vanaf dat jaar alleen nog maar gedaald Omzet ( mln) Figuur 3. Totale omzet gecertificeerde arbodiensten 37 in de jaren 2003 tot en met 2010 (bron: MarketConcern, bedrijfsgezondheidsmonitor 2008 en 2011) Volgens inschattingen van respondenten is de arbodienstverleningsmarkt nog voor 70% tot 75% in handen van de traditionele aanbieders, al dan niet met behulp van eerder ge-outsourced personeel. In dat opzicht is er ten opzichte van de situatie van vlak na de wetswijziging in 2005 niet heel veel veranderd. Anders dan dat vlak na de wetswijziging eerst nog een verschuiving was te zien van de traditionele grote arbodiensten naar de kleinere Bedrijfsgezondheidszorg & Zorg- en inkomensverzekeringsmonitor 2008 en 2011, MarketConcern. Dit betreft de externe, interne en overige gecertificeerde arbodiensten, zoals geregistreerd door de Stichting Beheer Certificatieregeling Arbodiensten (SBCA).Hier vallen de niet-gecertificeerde arbodienstverleners niet onder. Pagina 19

52 Die tendens heeft zich in de jaren daarna niet voortgezet. Inmiddels is het marktaandeel van de kleinere aanbieders (van 8% in 2006 naar 7,7% in 2010) redelijk stabiel 38, waarbij deze in 2010 licht is toegenomen ten opzichte van 2009 (7,2%). Onder deze groep kleinere aanbieders bevinden zich ook de kleinere nieuwe aanbieders. 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Marktaandeel interne arbodiensten Marktaandeel kleinere externe arbodiensten Marktaandeel grote externe arbodiensten Figuur 4. Marktaandeel gecertificeerde arbodiensten 39 in de jaren 2003 tot en met 2010 (bron: MarketConcern, bedrijfsgezondheidsmonitor 2008 en 2011) Enkele respondenten verwachten dat er de komende jaren een verdere schaalvergroting en consolidatie van de arbodienstverleningsmarkt zal plaatsvinden als gevolg van de omzetdaling van de laatste jaren en lage marges. Kleinere arbodiensten die gespecialiseerd zijn zullen daarbij overleven, aldus enkele respondenten (waaronder een brancheorganisatie). Niet gespecialiseerde kleinere arbodiensten zullen mogelijk verdwijnen. Verwacht wordt dat er sprake zal zijn van verdere fusies, overnames en samenwerkingsconstructies. Er zullen naar verwachting van deze respondenten over circa 5 jaar geen verliesgevende aanbieders meer zijn. Van de huidige 4 grote arbodienstverleners zullen er over 5 jaar nog 2 tot 3 overblijven. Er zullen waarschijnlijk wel meer aanbieders komen die speciale zorg aanbieden (niche markten), daar is volgens de respondenten veel ruimte voor. Er zal volgens enkele respondenten ook een consolidatie van eenmansbedrijven/arbodienstaanbieders ontstaan. Deze zullen zich waarschijnlijk gaan verenigen. Volgens meerdere respondenten zal als gevolg van de vergrijzing de 'ouderenmarkt' gaan toenemen Bedrijfsgezondheidszorg & Zorg- en inkomensverzekeringsmonitor 2008 en 2011, MarketConcern. Dit betreft de gecertificeerde arbodiensten, zoals geregistreerd door de Stichting Beheer Certificatieregeling Arbodiensten (SBCA).Hier vallen de niet-gecertificeerde arbodienstverleners niet onder. Volgens 'Arbo in bedrijf 2009' heeft 3% van de bedrijven een contract met een niet gecertificeerde dienstverlener, en is bijna ongewijzigd ten opzichte van voorgaande metingen. Pagina 20

53 Bij de gegevens over de omzet van arbodiensten in de figuren passen overigens enkele opmerkingen. Het gaat om de omzet van gecertificeerde arbodiensten. Op hun markt en in hun werkwijze zijn veranderingen gekomen. Zo biedt een aantal verzuimverzekeraars arbodienstverlening aan als onderdeel van hun pakket, en werkt een aantal arbodeskundigen zelfstandig, maar gecontracteerd door een arbodienst. Die gegevens zijn waarschijnlijk wel in de omzetcijfers opgenomen. Het werk dat zelfstandige bedrijfsartsen en andere kerndeskundigen, bijvoorbeeld veiligheidskundigen, in rechtstreekse opdracht van bedrijven doen, is zeker niet in deze omzetcijfers vervat. Indien bijvoorbeeld van de 350 zelfstandige bedrijfsartsen de helft rechtstreeks opdracht van bedrijven heeft en evenveel omzet als hun collega's binnen arbodiensten, zou hun totale omzet in 2009 ongeveer 10% hoger uitkomen, op het niveau van 2 à 3 jaar eerder. Verder geldt mogelijk dat arbodiensten - en waarschijnlijk ook zelfstandige beroepsbeoefenaren - efficiënter werken en lagere tarieven berekenen. Met andere woorden: de volumedaling van deskundige ondersteuning als geheel is mogelijk relatief minder dan de geregistreerde omzetdaling. Kosten arbodienstverlening Volgens de respondenten zijn de kosten voor afgenomen diensten van arbodienstverleners voor werkgevers, die de arbodiensten hebben aanbesteed via Europese aanbestedingen, gedaald sinds Het zijn met name overheidsorganisaties die verplicht zijn boven een bepaalde som Europees aan te besteden. Volgens enkele respondenten (grote arbodiensten) is juist voor deze contracten de concurrentie groot en is prijs de dominante factor voor gunning Kwaliteitszorg Naast de wettelijke certificeringsplicht van arbodiensten is sinds 2007 ook een al bestaand keurmerk voor diensten gericht op re-integratie van werknemers verbreed naar het volledige aanbod van diensten voor de arbeidsomstandigheden. Dit keurmerk, van de in "Blik op Werk" samenwerkende vereniging van aanbieders, richt zich op de opdrachten en de kwaliteit van de dienstverlening door de aanbieders om die opdracht uit te voeren, de outcome. Veel grote arbodienstverleners hebben gezien de reeds bestaande wettelijke certificeringsplicht geen behoefte aan het keurmerk, aldus een respondent (grote arbodienst). Zij zien hiervoor geen meerwaarde ten opzichte van het certificaat. Bij aanbestedingen wordt volgens deze respondent ook niet om het keurmerk gevraagd. Vooral veel kleinere aanbieders hebben juist wel het keurmerk, om zich op de markt te kunnen onderscheiden. Pagina 21

54 4.3 Het resultaat en effect Volgens alle respondenten zijn aan de wetswijziging met betrekking tot arbodienstverlening in 2005 de volgende effecten in de markt van arbodienstverlening toe te schrijven: Toename van de variëteit van het aanbod van arbodiensten Sinds de wetswijziging zijn er volgens de respondenten naast de traditionele arbodienstverleners ook nieuwe partijen en disciplines op de arbodienstverleningsmarkt gekomen. Het gaat dan om partijen in de paramedische arbodienstverlening, fysiotherapeuten, arbeidspsychologen, lifestyle begeleiders en casemanagers. Daarnaast heeft een deel van de kerndeskundigen - die voordien in dienst waren bij arbodiensten - zich verzelfstandigd en is gaan concurreren met de traditionele arbodiensten. Het gaat dan om de bedrijfsartsen, arbeidshygiënisten, arbeid- en organisatiekundigen en veiligheidskundigen. Voorts zijn ook andere partijen dan de traditionele aanbieders op de markt gekomen: verzekeraars en ook pensioenfondsen lijken zich op de markt te begeven. Daling van de kosten van arbodienstverlening voor werkgevers Volgens de respondenten zijn in algemene zin de kosten voor arbodienstverlening voor bedrijven gedaald. Zoals in paragraaf aangegeven zijn de kosten met name gedaald voor werkgevers die de arbodienstverlening Europees hebben aanbesteed. Deze aanbestedingen hebben geleid tot scherpere prijzen Ook werkgevers die de regie over arbozorg zelf ter hand hebben genomen, hebben eveneens een kostendaling kunnen realiseren, aldus de respondenten. Zij kopen de door hen gewenste diensten heel gericht in. Aangezien er sinds 2005 in het algemeen door bedrijven minder aan arbodienstverlening is afgenomen, zijn daarmee de totale kosten voor het bedrijfsleven verminderd ten opzichte van Daarentegen zouden de kosten voor de kleinere bedrijven volgens een van de respondenten relatief gestegen zijn. Afname van de kwaliteit van dienstverlening Als gevolg van lagere winstmarge (o.a. de prijsdruk bij Europese aanbestedingen) van arbodiensten is door diverse respondenten aangegeven dat hiermee de kwaliteit van arbodienstverlening onder druk is komen te staan. Kerndisciplines komen pas laat aan bod in een onderzoek, arbeidsplaats onderzoek wordt vrijwel niet meer gedaan. Door de latere inschakeling van bedrijfsartsen is ook het beeld van de arbeidsgerelateerde aandoeningen niet meer compleet, benadrukken de bedrijfsartsen. Daarnaast zijn arbodiensten uit concurrentieoverwegingen gaan bezuinigen op de spreekuurtijd van de bedrijfsarts met werknemers door de tijd per cliënt te verkorten; van de voorheen veel voorkomende 30 minuten naar thans 20 minuten. Ook is er een tendens ontstaan om zogenoemde arbo-artsen in te zetten. Dit zijn geen geregistreerd specialisten, zoals bedrijfsartsen, en deze mogen dan ook niet zelfstandig alle handelingen verrichten die een bedrijfsarts mag uitvoeren, zoals de aanstellingskeuring, advies bij een RI&E, PAGO en verzuimbegeleiding. In arbodiensten werken deze arbo-artsen onder de supervisie van een bedrijfsarts. Pagina 22

55 Inmiddels is er wat betreft het klimaat voor bedrijfsartsen volgens respondenten (een arbodienst, de NVAB en enkele zelfstandige bedrijfsartsen) bij de grotere arbodiensten momenteel een kentering waarneembaar. Veel professionals hebben behoefte aan een basis van waaruit ze werken en waarop ze kunnen terugvallen. Het is volgens de bedrijfsartsen nodig dat arbodiensten daarin voorzien, maar het kan ook via een grotere maatschap van vrijgevestigde bedrijfsartsen. Meer maatwerk Sinds de wetswijziging is volgens de respondenten sprake van meer maatwerk. Grote bedrijven zijn steeds meer arbozaken zelf gaan verzorgen en kopen heel selectief bij arbodienstverleners in. Dit zijn geen totaalpakketten meer, zoals dat voor de wetswijziging gebruikelijk was. Voor het MKB is sprake van maatwerk in die zin dat een deel van de MKB-bedrijven alleen een contract hebben afgesloten met een bedrijfsarts en een deel combinatiecontracten heeft afgesloten. Zo bieden enkele verzekeraars specifieke MKB-inkomensverzekeringen aan en heeft een grote arbodienst een dochteronderneming dat zich specifiek richt op het MKB. Meer vraagsturing Er lijkt sprake te zijn van meer vraagsturing sinds de wetswijziging in Deels hangt dit samen met de toename van maatwerk, zoals hiervoor beschreven. Voor een ander deel zijn - sinds er meer kleinere partijen op de markt zijn gekomen met nieuwe producten en diensten en de concurrentie is vergroot - de grotere traditionele arbodiensten scherper geworden op de behoefte bij werkgevers en hebben hun aanbod daarop afgestemd. Een voorbeeld is arbozorg voor oudere werknemers in de bouw, gericht op inzetbaarheid tot de pensioengerechtigde leeftijd. Met de vergrijzing gaat dit ook voor meerdere sectoren belangrijk worden. Daar spelen arbodiensten dan ook op in. Pagina 23

56 5 De onderzoeksvragen beantwoord 5.1 Het proces, de opzet Wat werd door de arbodienstverleners geformuleerd als doelstelling van de wetswijziging arbodienstverlening? De respondenten geven de volgende interpretaties van de doelstellingen van de wetswijziging van 2005: voldoen aan de Europese kaderrichtlijn inzake beschermings- en preventiediensten en een arrest van het Europese Hof van Justitie van mei 2003 voor de Arbowet; regie voor de werkgevers inzake verzuimbegeleiding en preventie; meer maatwerk vanuit de verantwoordelijkheid van werkgevers voor arbozorg; meer marktwerking door het afschaffen van de verplichte aansluiting bij een gecertificeerde arbodienst. Een groot aantal respondenten noemt ook het verminderen van regeldruk, onder andere door meer doel- en minder middelvoorschriften, als doelstelling. Dit heeft echter betrekking op de wetswijziging van Op welke wijze was er een vooraf bepaald beeld hoe in het verloop van de tijd de markt voor de aanbieders van arbodienstverlening zou veranderen ten gevolge van de wetswijziging? Hoe is dit beeld tot stand gekomen? Door de arbodienstverleners werd in meerderheid verwacht dat de wetswijziging vooral tot grotere concurrentie zou leiden. Tevens werd verwacht dat de afname van het complete pakket 40 aan arbeidsomstandighedendiensten door bedrijven zou verminderen. De wetswijziging werd gezien als een nieuwe uitdaging. Vrij algemeen werd door de respondenten de wijziging op de markt door de inwerkingtreding van de Wet verbetering poortwachter 41 als meer van invloed geclassificeerd dan de wetswijziging arbodienstverlening in Is er vooraf een inschatting gemaakt van mogelijke acties en activiteiten na de wetswijziging om de gewenste grotere variëteit, kwaliteit en meer maatwerk tot stand te brengen door de arbodienstverleners in producten en diensten? Wie is de initiatiefnemer hiervoor? Hebben de arbodienstverleners na de tussenevaluatie in nog meer, andere mogelijkheden onderkend wat betreft hun aanbod, samenwerking, interne organisatie, et cetera? In verschillende gesprekken werd geopperd dat de effecten van de wijziging vooraf werden onderschat en dat daardoor er slechts beperkt sprake is geweest van voorbereiding op de gewijzigde omstandigheden Hiermee wordt bedoeld dat alle (wettelijke) gangbare diensten op arboterrein worden afgenomen. Met deze wet uit 2002 werd de verantwoordelijkheid voor het terugdringen van langdurig ziekteverzuim bij de werkgever (en werknemer) neergelegd. Deze wet verlangt van werkgever en werknemer dat zij zich samen met arbodienst of gecertificeerde bedrijfsarts inspannen om de zieke werknemer zo snel mogelijk weer aan het werk te krijgen. Hiermee is de markt voor ziekteverzuimbegeleiding sinds 2002 flink gegroeid. Maatwerk in de vangnetregeling, onderzoek ten behoeve van de tussenevaluatie wetswijziging Arbodienstverlening per 1 juli 2005, Bureau Astri, Leiden, april Pagina 24

57 Er is daarbij in eerste instantie gekeken naar kostenbeheersing om de verwachte concurrentie het hoofd te bieden, pas daarna aan wijziging in aanbod en vernieuwing. Een aantal respondenten noemt daarbij dat de arbodiensten bewust naar 'lean and mean' organisaties hebben gestreefd om op de gewijzigde markt in te spelen. Een deel van de kerndeskundigen die bij de arbodiensten werkzaam was, waaronder bedrijfsartsen, werd in die bezuinigingsrondes (deels gedwongen) ontslagen en konden op basis van de vraag weer worden ingehuurd. Een deel van de verschillende kerndeskundigen zagen de wetswijziging als een aanleiding om als zelfstandige deskundige de markt te betreden. Ten opzichte van de tussenevaluatie in 2007 heeft een aantal arbodienstverleners in de periode daarna het aanbod verder verrijkt met diensten en produkten op het gebied van duurzame inzetbaarheid (verhoogde pensioenleeftijd) en op het gebied van het vergroten van de betrokkenheid en bevlogenheid van werknemers, oftewel de preventieve kant van de arbodienstverlening. Voorts hebben zich sinds circa 2008 ook casemanagentbureaus op de arbodienstverleningsmarkt begeven die de regietaak in de arbo- en verzuimzorg overnemen van de (vooral kleine) bedrijven en posteren zich soms tussen de werknemer en de arbodienstverlener of de bedrijfsarts. Zijn er volgens de arbodienstverleners door werkgevers, brancheorganisaties en Cao-partijen, na de wetswijziging in 2005 en na de tussenevaluatie 2007 nog meer, andere mogelijkheden onderkend wat betreft hun mogelijkheden de deskundige ondersteuning naar eigen behoefte in te richten? Welke mogelijkheden zagen zij en hoe hebben de arbodienstverleners op die vraag ingespeeld met producten/diensten? Hierover hebben de arbodienstverleners geen algemeen beeld. Er zijn individueel afspraken met branches gemaakt, bijvoorbeeld de gespecialiseerde bedrijfsarts voor de kappersbranche en voor de land- en tuinbouw en de ondersteuning bij het tot stand brengen van een branche RI&E. Een enkele respondent (bedrijfsarts) zegt ook geconsulteerd te zijn bij het opstellen van een arbocatalogus. Welke samenwerkingsverbanden zijn er, te onderscheiden naar: samenwerking van aanbieders onderling; met niet-arbodienstverlenende aanbieders en afnemers; denk aan brancheloketten, samenwerking met verzekeraars, re-integratiebedrijven, brancheorganisaties. Wie waren de initiatiefnemers (aanbieders of afnemers)? Wat is te zeggen over de dekkingsgraad van de samenwerkingsverbanden? Er zijn diverse vormen van samenwerking tussen arbodienstverleners onderling. De meeste zijn contractuele samenwerkingsverbanden en inhuur. Er zijn echter ook samenwerkingsverbanden tussen verzekeraars en arbodiensten (al dan niet in eenzelfde concern) in het kader van all-in pakketten en serviceovereenkomsten tussen specialistische aanbieders en arbodiensten. Samenwerking met HRM-achtige dienstverleners komt op gang, maar heeft nog niet de vlucht genomen die enkele respondenten daarvan hadden verwacht. Op basis van de verschillende gesprekken lijken de samenwerkingsverbanden door de verschillende aanbieders te zijn geïnitieerd en niet zozeer door de afnemers (bedrijven). In één gesprek (arbodienst) werd wel duidelijk het initiatief van een groot bedrijf genoemd om tot samenwerking te komen. Hierbij is onder andere ook een universiteit betrokken. Over de dekkingsgraad van de samenwerkingsverbanden is geen duidelijk beeld verkregen. Pagina 25

58 In welke mate zijn - sinds de wetswijziging - bij de samenwerking of anderszins, 'nieuwe' contractvormen zoals Service Level Agreements (SLA) op de markt gekomen? De contractvormen tussen werkgevers en arbodienstaanbieders zijn sinds de wetswijziging beperkt gewijzigd. In algemene zin worden door bedrijven minder totaalpakketten 43 afgenomen en worden meer keuzes gemaakt in welke diensten een bedrijf afneemt. Kleinere bedrijven sluiten vaak nul-uren contracten 44 af en vooral de grotere bedrijven kiezen de laatste jaren steeds meer voor maatwerkpakketten 45. Voorts zijn er all in contracten 46 met verzekeraars. 5.2 Het proces, de uitvoering In welke mate zijn nieuwe producten/diensten in het aanbod gekomen van de arbodienstverleners? Welke producten betreft het? Is er meer aanbod gekomen gericht op maatwerk voor bedrijven? Ten opzichte van het dienstaanbod van voor de wetswijziging in 2005 zijn er diverse nieuwe diensten op het gebied van paramedische arbodienstverlening, fysiotherapie, arbeidspsychologie, lifestylebegeleiding en casemanagement aan het aanbod toegevoegd. Deels via nieuwe aanbieders en deels door verruiming van het bestaande aanbod van de traditionele arbodiensten. Andere voorbeelden zijn diensten gericht op inzetbaarheid tot de pensioengerechtigde leeftijd en diensten op het gebied van behoud of verbetering van werkvermogen. Er is ook specifieker aanbod gekomen gericht op MKB bedrijven. Zo bieden enkele verzekeraars specifieke MKB-inkomensverzekeringen aan en heeft een grote arbodienst een dochteronderneming die zich specifiek richt op het MKB. Welke diensten/producten bieden de arbodienstverleners thans aan, met welk geschat volume/aandeel in de omzet? Is dat een andere productmix dan voor de wetswijziging van 2005? Is dat een andere productmix dan in 2007 ten tijde van de eerste evaluatie van de wetswijziging? Zijn daarbij producten/diensten op het snijvlak van arbo- en curatieve zorg, of anderszins 47 ingedeeld? Over de omvang van de omzet per dienst/product zijn geen gegevens van de respondenten verkregen. Kwalitatief is het beeld dat er tussen de productmix voor en na de wetswijziging een verschil zat: een verzuimgerelateerde aanpak na 2005 tot ongeveer 2008 en weinig aandacht voor preventie en onderzoek. Thans neemt de aandacht voor preventieactiviteiten weer toe volgens het merendeel van de respondenten. Zie ook de beantwoording van voorgaande vraag met betrekking tot de ontwikkelingen in het aanbod van arbodienstverleners Dit betreft een contract waarin alle (wettelijke) gangbare diensten op arboterrein zijn opgenomen. Dit betreft een contract waarbij minimaal wordt voldaan aan de wettelijke verplichting om ten minste een contract of afspraken te hebben met een bedrijfsarts. Er worden veelal aansluitkosten betaald en daarna alleen voor de diensten die worden afgenomen. Dit betreft contracten waarbij specifieke diensten worden afgenomen in plaats van volledige pakketten. Dit betreft combinaties van een loondoorbetalingsverzekering met verschillende diensten van een arbodienstenverlener (veelal een arbodienst). Bijvoorbeeld de driedeling: wettelijk verplichte arbozorg, niet meer wettelijk verplichte, maar reeds bestaande arbozorg, persoonsgerichte arbozorg. Pagina 26

59 Uit de Arbobalans en de tussenevaluatie kan het onderstaand beeld worden gedestilleerd over de afgenomen diensten naar type. Afgenomen arbodiensten Toetsing RI&E 51 51% 25% 33% Ziekteverzuimbegeleiding 85% 83% 77% PAGO 52 35% 19% 26% Aanstellingskeuringen 7% 4% 10% Tilcursussen 19% Cursussen stresshantering/ voorkomen burn-out 11% Mediation 12% Psychologische ondersteuning 19% Bedrijfsmaatschappelijk werk 13% Bedrijfsfysiotherapie 9% Sociaal Medisch Overleg 21% Leefstijlonderzoeken 5% Fitheidstesten 6% Bedrijfsfitnessregeling 10% Onderzoek inzetbaarheid werknemers 6% Uit het rapport van de Arbeidsinspectie komt verder naar voren dat in 2005 de toetsing van de RI&E en het uitvoeren van de PAGO veelal gebeurde op verrichtingenbasis (een derde van alle bedrijven) en verzuimbegeleiding veelal was opgenomen in het basiscontract. In 2006 is alleen nog maar gevraagd naar de diensten die in het basiscontract zijn afgesloten en zijn diensten op verrichtingenbasis niet meer meegenomen in de cijfers. Dit verklaart dan ook waarschijnlijk de percentuele daling op de toetsing van de RI&E en het PAGO kunnen verklaren. De cijfers over 2009 hebben weer betrekking op alle diensten los van het type contract. In welke mate gaat het om producten/diensten met anderen dan individuele bedrijven als opdrachtgever, bijvoorbeeld brancheorganisaties die een RI&E instrumenten of arbocatalogi laten opstellen? Wie waren de initiatiefnemers? Het overgrote deel van de markt van arbodienstverleners is een markt met individuele contracten tussen aanbieders en afnemers. Daarnaast zijn er incidentele brancheactiviteiten waaraan arbodienstverleners bijgedragen, zoals het opstellen van een arbocatalogus. Het initiatief voor de inzet van de arbodiensten ging uit van de opstellers: de branches c.q. de sociale partners in de sectoren Maatwerk in de vangnetregeling, onderzoek ten behoeve van de tussenevaluatie wetswijziging Arbodienstverlening per 1 juli 2005, Bureau Astri, Leiden, april Maatwerk in de vangnetregeling, onderzoek ten behoeve van de tussenevaluatie wetswijziging Arbodienstverlening per 1 juli 2005, Bureau Astri, Leiden, april Arbobalans 2010, kwaliteit van de arbeid, effecten en maatregelen in Nederland, Risico Inventarisatie en -Evaluatie. Periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek. Pagina 27

60 Zijn er kwaliteitssystemen en deelcertificeringsystemen opgezet voor/door de arbodienstverleners, is het aanbod in opleidingen aangepast op de nieuwe mogelijkheden, producten/diensten? Welke knelpunten ziet men (genoemd werd eerder het in de knel komen van de opleiding van bedrijfsartsen)? Naast de wettelijk verplichte certificering van arbodiensten is het keurmerk van Blik op Werk 53 opgezet. Dit keurmerk was aanvankelijk bedoeld voor dienstverleners op het gebied van reintegratie van werknemers en is na de wijziging van de Arbowet in 2007 verbreed naar het volledige aanbod van diensten voor de arbeidsomstandigheden. Vanaf dat jaar was het keurmerk in handen van Blik op Werk. Wat zijn de opvattingen over het wel of niet handhaven van het certificaat arbodiensten? Volgens enkele respondenten (arbodiensten) hebben grote arbodienstverleners vanwege de reeds bestaande wettelijke certificeringsplicht voor arbodiensten geen behoefte aan een ander keurmerk. Voor nieuwe toetreders wordt de verplichte certificering als een drempel gezien, die voor kleine aanbieders (soms éénmansbedrijven) moeilijk te nemen is. Zijn er naar de indruk van de arbodienstverleners (meer) arboprofessionals verzelfstandigd sinds 2005 respectievelijk sinds 2007? Bieden deze andere concepten aan dan de 'traditionele' aanbieders? Zijn er samenwerkingsverbanden, onderling, met niet- arbodienstverlenende aanbieders, met afnemers of met anderen? Wat is de dekkingsgraad van deze samenwerkingsverbanden? De bezuinigingen bij de arbodiensten hebben er volgens de respondenten tot geleid dat het aantal medewerkers voor kerndisciplines dat bij arbodiensten in dienst was is gereduceerd. Dit speelde volgens respondenten in de periode voorafgaand aan de wetswijziging in Deels door gedwongen ontslagen en deels door vertrek uit eigen beweging. Vooral de professionals die deze ontwikkeling zagen aankomen hebben voortijdig gekozen voor een zelfstandig bestaan en zijn (in maatwerk) gaan concurreren met de arbodiensten. Uit de verschillende gesprekken valt op te maken dat er vooral sprake is van contractuele samenwerking tussen zelfstandige kerndeskundigen, arbodiensten, niet- arbodienstverlenende aanbieders of met anderen. Veel zelfstandige aanbieders zijn genoodzaakt om voor werkzaamheden waarvoor een certificaat nodig is onder de vlag van een gecertificeerd bedrijf te werken. Hoe worden de werkgevers/branches benaderd voor nieuwe diensten/producten of daarvoor geïnteresseerd gemaakt. Is daarin verschil tussen grote en MKB bedrijven en/of specifieke doelgroepen? Op basis van de gesprekken met arbodienstverleners blijkt dat actieve marktbenadering door arbodienstverleners een individuele zaak is. Er is sprake van accountmanagement, waarbij vooral de grotere werkgevers regelmatig worden bezocht om behoeften te peilen en nieuwe diensten onder de aandacht te brengen. Dat gebeurt logischerwijze in ieder geval voor het aflopen van een contract. De ene arbodienstverlener zoekt het in bijvoorbeeld het aanbieden van een vernieuwend concept, de ander in de kosten. De indruk bestaat dat gerichte marktbenadering nog het meeste is gebeurd door verzekeraars, met name in contracten voor het MKB. 53 Er wordt getoetst in hoeverre de dienstverlener de afgesproken prestatiedoelen realiseert en in 'welke mate klanten/opdrachtgevers tevreden zijn. Pagina 28

61 In de tussenevaluatie (2007) werden twee trends waargenomen: meer 'brede polissen' van verzekeraars met combinatie van verzuimverzekering en re-integratie en vaak ook arbodienstverlening, en meer 'doe het zelf' door bedrijven gecombineerd met 'smalle' pakketten (polissen). Wat is de waarneming van de arbodienstverleners nu in dat opzicht? Waarop is dat inzicht gebaseerd? Volgens de respondenten zijn de contractvormen sinds de wetswijziging arbodiensten uit 2005 beperkt gewijzigd. In algemene zin worden door bedrijven volgens de respondenten minder totaalpakketten afgenomen en worden meer keuzes gemaakt in welke diensten een bedrijf afneemt. Kleinere bedrijven sluiten volgens de respondenten vaak nul-uren contracten af en vooral de grotere bedrijven kiezen de laatste jaren steeds meer voor maatwerkpakketten. Dit heeft er volgens de respondenten mee te maken dat de grotere bedrijven steeds meer zelf op arbogebied zijn gaan regelen en heel selectief inkopen. Voor wat betreft het MKB wordt door een respondent ingeschat dat circa 50% van de MKB-ers alleen een contract heeft met een bedrijfsarts en de andere 50% een all-in contract heeft. De beroepsverenigingen hebben wel eens gespeeld met de gedachte op termijn te komen tot één preventiedeskundige in plaats van de meerdere die nu voor arbodiensten verplicht zijn. wat zijn daarover de huidige gedachten? De respondenten geloven niet in een 'multidisciplinaire preventiedeskundige'. Aangegeven wordt dat er binnen een kerndiscipline juist gespecialiseerd zou moeten worden, zoals een specifiek profiel voor infectieziekten of chemische stoffen. Twee branches hebben bijvoorbeeld een gespecialiseerde bedrijfsarts voor de aangesloten bedrijven (kappers, land- en tuinbouw). Wat zijn de verwachte ontwikkelingen rond de arbodienstverlening respectievelijk de aansluiting met verzuim- en zorgverzekeringen, re-integratie en andere domeinen? De verwachtingen zijn hooggespannen als het gaat om de samenwerking met verzuim- en zorgverzekeringen, re-integratie en andere HRM-achtige diensten. De belangrijkste ontwikkeling in de arbodienstverleningsmarkt gaat daarover: life-style aandacht en duurzame inzetbaarheid. Zowel de grotere werkgevers als arbodiensten zijn hiermee actief. De (vooral) grotere bedrijven en de overheid zetten hierop in op basis van de te verwachten krapte op de arbeidsmarkt en de noodzaak om langer door te werken teneinde voorzieningen betaalbaar te houden. De arbodiensten zien hierin een groeimarkt waardoor de omzetdaling weer wat gecompenseerd kan worden. Zijn er gedachten naar uitbreiding van de arbozorg naar groepen die nu niet (of gedeeltelijk) onder de Arbo-wet vallen (denk aan ZZP-ers, vrijwilligers, mantelzorgers)? Op basis van de gesprekken met arbodienstverleners bestaat de indruk dat men de groep ZZPers commercieel nog niet echt interessant vindt. Voor deze doelgroep heeft men nog geen concrete plannen om diensten op het gebied van arbo aan te bieden. Pagina 29

62 5.3 Het resultaat Welke gevolgen heeft de wetswijziging voor de aanbieders van arbodienstverlening in termen van opdrachten en omzet? Indien een omzetdaling wordt waargenomen, hoe groot is deze? Hoe is dit opgevangen? Zouden er andere redenen kunnen zijn voor de omzetdaling? Sinds de wetswijziging in 2005 is de totale omzet van de arbodienstaanbieders fors afgenomen. Zo was de totale omzet in 2004 nog 944 miljoen euro. Eind 2010 is de totale geregistreerde omzet gereduceerd tot 649 miljoen euro. Vermoedelijk is de belangrijkste oorzaak van de omzetdaling de vermindering van het verzuim sinds de Wet verbetering poortwachter in 2002 en daarnaast de economische teruggang. Wat dat betreft is 2003 een piekjaar geweest voor de arbodienstverleners (circa 1 miljard euro omzet) en is de omzet vanaf dat jaar alleen nog maar gedaald 54. Volgens de respondenten hebben sinds de wetswijziging in 2005 veel kleinere bedrijven geen arbocontracten meer. In de aanloop naar de wetswijziging arbodienstverlening in 2005 zijn volgens de respondenten als gevolg van afnemende omzetten bij arbodiensten bezuinigingen doorgevoerd om de kosten te verlagen. Deze bezuinigingen hebben er volgens de respondenten tot geleid dat het aantal beoefenaren van kerndisciplines dat bij arbodiensten in dienst was is gereduceerd. Deels door gedwongen ontslagen en deels door vertrek uit eigen beweging. Ook hebben volgens de respondenten bezuinigingen plaatsgevonden op het kwaliteitsniveau van dienstverlening, bijvoorbeeld op de beschikbare spreektijd voor het spreekuur van de bedrijfsarts. Enkele grote arbodiensten hebben te kennen gegeven mogelijkheden te zien om meer omzet te genereren uit het aanbieden van nieuwe diensten op het terrein van het vergroten van bevlogenheid en betrokkenheid van werknemers, naast duurzame inzetbaarheid van werknemers. Wat is naar schatting de huidige omzet in de markt verdeeld over de traditionele aanbieders en de nieuwe aanbieders, de verzelfstandigde arboprofessionals en de samenwerkingsverbanden? Volgens de respondenten en de cijfers zijn het nog altijd de grote traditionele aanbieders (inmiddels 4 arbodienstverleners 55 ) die het merendeel van de markt beheersen (circa 75%). De nieuwe toetreders bedienen ca 8% van de markt, de resterende professionals zouden dan de resterende markt bedienen. De beschikbare omzetcijfers zijn gebaseerd op de opgegeven omzetten van gecertificeerde arbodienstverleners. Deze omzet was in 2010 totaal 649 miljoen euro. Hiervan is 486 miljoen euro (75%) omgezet door de grote vier traditionele aanbieders. De interne arbodiensten hadden in 2010 naar schatting ruim 12% van de totale omzet. De overige gecertificeerde arbodiensten hebben naar schatting in % omgezet. Vermoed wordt dat de niet gecertificeerde arbodienstverleners in 2010 slechts een paar procenten marktaandeel hebben. Welk deel van de omzet zou naar schatting vallen binnen de 'maatwerkregeling' en welk deel binnen de 'vangnetregeling'? Er zijn van de respondenten geen gegevens verkregen voor welke deel de traditionele aanbieders thans omzet uit maatwerk halen en welk deel uit de vangnetregeling. De zelfstandige professionals werken vooral in maatwerk conform de specifieke klantenvraag Bedrijfsgezondheidszorg & Zorg- en inkomensverzekeringsmonitor 2008 en 2011, MarketConcern. ArboUnie, 365 (ArboNed), Achmea Vitale en Tinquely Netwerk BV. Pagina 30

63 Volgens cijfers van MarketConcern over zou in ieder geval 86% van de bevraagde bedrijven onder de vangnetregeling vallen. Dit percentage zal volgens MarketConcern in de praktijk nog hoger liggen, aangezien bij een deel van de bedrijven die hebben aangeven voor de maatwerkregeling gekozen te hebben, het maar de vraag is of zij dit volgens de regels van de Arbowet hebben ingevuld (overeenstemming met de werknemers via de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging, of mogelijk gemaakt via CAO). Een deel zal volgens MarketConcern maatwerkafspraken daarbij aanzien voor "de maatwerkregeling". Nadere analyse van de bedrijven die aangeven gekozen hebben voor de maatwerkregeling, laat in ieder geval zien dat 80% daarvan gebruik maakt van een externe arbodienstverlener (veelal de landelijke arbodiensten). 6,5% huurt een bedrijfsarts in en bij 13,1% van die bedrijven loopt de arbodienstverlening via de verzuimverzekeraar. In dat laatste geval is de maatwerkregeling vrijwel zeker niet van toepassing, aldus MarketConcern. De uitkomsten van de monitor van MarketConcern sinds 2007 laten zien dat het gebruik van de maatwerkregeling sinds 2007 eerder is afgenomen dan toegenomen (22% in 2007 naar 14% in 2010). MarketConcern merkt daarbij op dat deze 14% door de perceptie van de respondenten over maatwerkregeling in de praktijk lager zal liggen. Verder blijkt volgens MarketConcern uit de monitor dat de onbekendheid met de keuze voor de vangnet- of maatwerkregeling sterk is toegenomen. Welke gevolgen heeft de 'lichte toets van RI&E, respectievelijk de wettelijke mogelijkheid dat CAO partijen een branche RI&E-instrument overeen kunnen komen' gehad voor de arbodienstverleners? Zijn er naar mening van de arbodienstverleners nu meer bedrijven die over een RI&E beschikken? Zijn er andere gevolgen? De gesprekspartners hadden geen beeld over de invloed van de gewijzigde RI&E toetsingen of over de verspreiding van RI&E's in de bedrijven. Slechts een enkele respondent was bij branche initiatieven betrokken. De maatwerkregeling is in de ogen van het veld vrij complex. Hoe zien de arbodienstverleners dat? Wat merken zij van dit blijkbaar bestaande beeld in de vraag naar maatwerk? Volgens een aantal respondenten zijn de all-in contracten met verzekeraars en casemanagers een antwoord op de mogelijkheden van de maatwerkregeling. Het ontbreekt volgens de respondenten kleinere bedrijven aan geld, tijd en kennis en ervaring om zelfstandig regie te voeren over de arbozorg. Voorts is er een toenemende vraag naar verrichtingen gerelateerde contracten. Dit is te zien als een opmaat naar meer maatwerking (klantvraag beantwoorden). Met de wetswijziging in 2007 zijn er inhoudelijke wijzigingen gekomen: het 'doelvoorschrift psychosociale arbeidsbelasting' en andere, en de wijziging gevaarlijke stoffen, waarbij de overheid het aantal grenswaarden reduceerde. Hebben de arbodienstverleners van deze inhoudelijke wijzigingen iets gemerkt in de vraag naar producten/diensten? Is er specifiek naar deze onderwerpen de vraag om ondersteuning veranderd? Op welke wijze is de vraag veranderd? Is hierop door de aanbieder meer of ander aanbod ontwikkeld? De gesprekspartners bij de arbodienstverleners hebben geen beeld op de vraag naar wijziging in de vraag naar ondersteuning ten gevolge van de inhoudelijke wetswijzigingen in Het aanbod van de meeste arbodienstverleners in het algemeen is ook niet in die richting gewijzigd. 56 Bedrijfsgezondheidszorg & Zorg- en inkomensverzekeringsmonitor 2011, MarketConcern. Pagina 31

64 Overeenkomstig: ook de wettelijke regeling arbeidsomstandighedenspreekuur is in 2007 gewijzigd. Hebben de arbodienstverleners van deze inhoudelijke wijzigingen iets gemerkt in de vraag naar producten/diensten? Is er specifiek naar deze onderwerpen de vraag om ondersteuning veranderd? Op welke wijze is de vraag veranderd? Is hierop door de aanbieder meer of ander aanbod ontwikkeld? Ja, met name de bedrijfsartsen zien dat hierdoor een grotere afstand tot de patiënt/werknemer is ontstaan. Om toch laagdrempelig bedrijfsgeneeskunde te kunnen aanbieden is er een aantal experimenten gestart, o.a. de bedrijfsarts op de huisartsenpost en de poliklinische bedrijfsartsen in een ziekenhuis. 5.4 Het effect Hoe taxeert men de invloed van de wetswijziging Arbo-wet en arbodienstverlening te midden van andere wijzigingen in de laatste jaren (VLZ, WIA, private mogelijkheden WGA)? De grootste wijziging in de markt is volgens de arbodienstverleners gekomen met de Wet verbetering poortwachter, waarmee de omzet van arbodienstverleners als gevolg van de toenemende vraag naar ziekteverzuimbegeleiding is verhoogd. De daaropvolgende daling van het ziekteverzuim en later de crisis in zou een rol spelen bij de verminderde vraag naar arbodienstverlening. Verwacht wordt dat het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd invloed zal hebben op de arbodienstverlening. Hiermee wordt meer omzet verwacht met producten op het gebied van duurzame inzetbaarheid voor de komende jaren. Hoe ziet men de ontwikkeling van de markt arbodienstverlening onder invloed van de wetswijziging Arbo-wet en arbodienstverlening ten opzichte van andere invloeden op de markt zoals financiële crisis, aandacht voor sociale veiligheid, langer doorwerken, aandacht voor duurzaam ondernemen, et cetera. Hoe kunnen arbodienstverleners hieraan bijdragen? Zoals hiervoor aangegeven is sinds 2002 ziekteverzuimbegeleiding flink gegroeid (Wet verbetering poortwachter) en de jaren daarna het ziekteverzuim en daarmee de omzet van arbodienstverleners ten aanzien van verzuimbegeleiding gedaald. Ook is aangegeven dat vermoedelijk de economische teruggang in eveneens een belangrijke rol heeft gespeeld in de omzetdaling. De wetswijziging arbodienstverlening van 2005 heeft er volgens respondenten tevens toe geleid dat de vraag van werkgevers naar diensten op het gebied van verzuimbegeleiding, Periodiek Arbeidsgeneeskundig Onderzoek (PAGO) en de RI&E (verder) afnam. Volgens de respondenten krijgen de werkgevers vanaf 2008 weer meer aandacht voor preventie ten opzichte van verzuimvermindering en -verkorting, al heeft de economische teruggang hierop weer nadelige effecten. Het gaat steeds meer om een duurzame inzet van werknemers en behoud van werkvermogen. Een grote arbodienst gaf aan dat de omzet op het onderdeel 'engagement' of betrokkenheid twee jaar geleden nog 0% was en inmiddels anno %. Hierin zit volgens deze arbodienst nog veel groeipotentie. Pagina 32

65 Heeft de wetswijziging het beoogde doel bereikt? Zo ja, wat is er bereikt? Is er meer vraagsturing? Is er meer interactie, meer wederzijdse beïnvloeding van vraag en aanbod? Is er verschil tussen grote bedrijven en MKB bedrijven c.q. branches? Wat zijn de trends die worden waargenomen? Volgens de respondenten zijn de doelen met betrekking tot meer vraagsturing, meer wederzijdse beïnvloeding van vraag en aanbod, meer maatwerk en variëteit in aanbod gehaald: Sinds de wetswijziging in 2005 zijn naast de traditionele arbodienstverleners ook nieuwe partijen op de arbodienstverleningsmarkt gekomen en is het aanbod volgens de respondenten ook ruimer en gevarieerder geworden. Maatwerk wordt met name teruggezien bij grote bedrijven en het MKB. Grote bedrijven zijn steeds meer arbozaken zelf gaan verzorgen en kopen selectief bij arbodienstverleners in. Voor het MKB is sprake van maatwerk in die zin dat een deel van de MKB-bedrijven alleen een contract hebben afgesloten met een bedrijfsarts en een deel all-in contracten heeft afgesloten met een verzekeraar. Enkele verzekeraars bieden specifieke MKB-inkomensverzekeringen aan en een grote arbodienst heeft een dochteronderneming die zich specifiek richt op het MKB. Ook zijn er andere indicaties dat bij vraag en aanbod van arbodienstverlening sprake is van meer marktwerking, zoals de sterkere (prijs)concurrentie tussen ondermeer de grote arbodiensten, ook al zien de professionals daardoor kwaliteitsdaling van de dienstverlening. Zoals hiervoor aangegeven, is het overgrote deel van de markt van arbodienstverleners een markt met individuele contracten tussen aanbieders en afnemers. Verzekeraars hebben enigszins een organiserende rol. Volgens de respondenten ontbreekt het kleinere bedrijven aan geld, tijd en kennis en ervaring om zelfstandig regie te voeren over de arbozorg. De interviews met arbodienstverleners bevatten geen aanwijzing dat sociale partners of MKB-organisaties een rol spelen als initiatiefnemer voor gezamenlijke contracten of voor meer dan incidentele branche-activiteiten zoals het opstellen van een arbocatalogus. De twee arbowetswijzigingen boden hiertoe mogelijkheden. Met betrekking tot het niveau van arbozorg bij bedrijven geven de respondenten aan dat onderscheid gemaakt kan worden tussen grote en kleine bedrijven. De kleinere bedrijven hebben volgens hen over het algemeen een minder hoog niveau van arbozorg dan de grotere bedrijven, uitgezonderd de kleinere hoog risicobedrijven. Volgens enkele respondenten heeft de afgeschafte verplichting van aansluiting bij een gecertificeerde arbodienst bij een deel van de kleinere bedrijven de indruk gewekt dat arbozorg niet meer verplicht is. Hebben de arbodienstverleners een beeld of voor bedrijven de kosten en andere lasten voor het arbobeleid zijn gedaald ten gevolge van de wetswijziging? Waarop is dat beeld gebaseerd? Hoe groot is naar schatting de kostendaling voor de bedrijven? Wat zijn (naar schatting) de kosten die bedrijven hebben ten gevolge van de introductie van de preventiemedewerker? Volgens de respondenten zijn de kosten voor werkgevers gedaald. Dit geld met name voor de werkgevers die de arbozorg hebben aanbesteed via Europese aanbestedingen en de bedrijven die zelf regie voeren. Nog afgezien van de prijsdaling zijn er sinds 2005 ook minder diensten afgenomen. Daardoor zijn de totale kosten voor de arbodienstverlening voor het bedrijfsleven verminderd ten opzichte van De kostenvermindering is waarschijnlijk niet gelijkelijk over het bedrijfsleven verdeeld. In de gesprekken werd geen inzicht gegeven hoe groot de kostendaling dan wel stijging (MKB) voor de bedrijven is. Hetzelfde geldt voor de kosten van de introductie van de preventiemedewerker. Pagina 33

66 5.5 Overige bevindingen Tijdens de gevoerde gesprekken met arbodienstverleners zijn naast de specifieke onderzoeksvragen ook andere zaken aan de orde gekomen die volgens de onderzoekers het vermelden waard zijn. De respondenten stelden in de gesprekken het volgende aan de orde: Bedrijfsartsen Volgens de respondenten bedrijfsartsen is de 'band' tussen werknemers en bedrijfsartsen vrijwel 'doorgesneden'. Veel werknemers weten niet wie hun bedrijfsarts is. Als reden wordt de verdwenen verplichting rond de spreekuur met de bedrijfsarts (2007) genoemd. Om op kosten van de bedrijfsarts te besparen worden volgens de respondenten casemanagers ingeschakeld en kan een cliënt bijvoorbeeld pas na zes weken verzuim naar een bedrijfsarts. Ook zou de beschikbare tijd per cliëntgesprek beperkt worden. De bedrijfsarts is bij veel werknemers niet bekend, waardoor veel werknemers niet weten waar zij naar toe moeten met werk- en gezondheid gerelateerde problemen. Huisartsen zijn niet altijd in staat de link tussen gezondheidsklachten en werkomstandigheden te leggen. Volgens de respondenten is door de beperkingen het beroep van bedrijfsarts minder interessant geworden. Een aantal opgeleide bedrijfsartsen heeft het vak verlaten voor een andere medische discipline en er worden weinig bedrijfsartsen opgeleid. Verder wordt een toenemende schaarste op de bedrijfsartsenmarkt verwacht als gevolg van vergrijzing, gekoppeld aan de beperkte instroom van nieuwe bedrijfsartsen. Er is volgens een respondent nu al een groot tekort aan bedrijfsartsen. De beperkte instroom wordt ook veroorzaakt door afname van het aantal opleidingsplaatsen. De overheid financiert deze niet en ook opleidingsplaatsen bij arbodiensten zijn vanwege de kosten afgebouwd. Door de krapte zijn er reeds bedrijven die geen contract meer met een bedrijfsarts kunnen afsluiten. Oplossingen die zijn of worden beproefd zijn: de bedrijfsarts in een gezondheidcentrum met huisartsen en andere (para) medici zoals fysiotherapeuten; het spreekuur van de bedrijfsarts in het ziekenhuis. Een probleem hierbij vormt echter de geldstromen van SZW, VWS, zorgverzekeraars en verzuimverzekeraars. Ook voor arbeidshygiënisten ontstaat schaarste. Er is sprake van een geringe instroom (nu 8 instromers per jaar) door afname van het aantal opleidingen en daarnaast gaat ook bij de arbeidshygiënisten binnenkort een groot aantal met pensioen. Overige kanttekeningen Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven waren enkele respondenten ten tijde van de wetswijziging in 2005 niet in de betreffende functie werkzaam. Voor die personen geldt dat zij in beperkte mate konden terugkijken op de ontwikkelingen in de arbodienstverleningsmarkt vanuit die functie. Dit heeft met name gevolgen gehad voor de informatievergaring over de periode voorafgaand aan de wetswijziging in 2005, ofwel de voorbereiding op de wetswijzigingen. Doordat dezelfde vragen aan meerdere verschillende respondenten is voorgelegd hebben we alsnog een beeld kunnen schetsen over deze periode voorafgaand aan de wetswijziging. Pagina 34

67 In de cijfers over de markt van arbodienstverleners blijkt dat de oude grote arbodiensten nog altijd veruit de belangrijkste spelers zijn in de markt en dat de nieuwe toetreders zelfs hun marktaandeel niet meer zien groeien (of zelfs teruglopen). Deze 'harde' gegevens moeten worden beschouwd als de respondenten aangeven dat er 'meer maatwerk en variëteit' is en er 'meer aanbod' is. Voor wat betreft de in de cijfers zichtbare omzetdaling en de mening dat er bedrijven zijn die geen/minder diensten meer afnemen, lijken subjectieve en objectieve bronnen elkaar te steunen. Ook hier dient een kanttekening te worden geplaatst dat het niet duidelijk is in hoeverre de all-in contracten met verzekeraars en de omzet van de vrij gevestigde kerndeskundigen in de omzetcijfers zijn opgenomen. Onder meer moet nog worden verdisconteerd dat de prijzen onder druk staan volgens de respondenten. De gesignaleerde omzetdaling betekent derhalve niet dat het volume arbodienstverlening in Nederland als geheel in gelijke mate is afgenomen. Pagina 35

68 Bijlage 1 Bronnenoverzicht

69 6 juni 2011 Ons kenmerk /lri/bdi Formele documenten Datum Wat Van Aan Opmerking/inhoud /12/2006 TNO rapport "Arbodienstenpanel: rapportage zesde peiling TNO doelfinancieringsprogramma "Monitoring van Arbeid" in In deze rapportage worden de uitkomsten weergegeven van de zesde peiling bij het arbodienstenpanel. In deze peilingen stonden vooral de ervaringen met de nieuwe wetgeving rond de arbodiensten centraal. ervaringen met de nieuwe wetgeving rond de arbodienstverlening" samenwerking met min. SZW /05/2007 Tussenevaluatie van de wetswijziging arbodienstverlening Minster Donner Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal In de brief worden de voornaamste onderzoeksresultaten vermeld en het onderzoeksrapport is bijgesloten "onderzoek ten behoeve van de tussenevaluatie wetswijziging Arbodienstverlening per 1 juli 2005". 08/06/2007 Tweede Kamer der Staten- Generaal, vergaderjaar Minster Donner Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal In de brief wil de minister de voorzitter informeren over de stand van zaken van de uitvoering van de gewijzigde arbowetgeving Nr /04/2009 Persbericht Zaltbommel "Bedrijfsleven investeert in arbobudget" Niet bekend Marktconcern van Spaendonck presenteert Bedrijfsgezondheidszorgmonitor Hieruit blijkt dat bedrijven niet bezuinigen op het terrein van arbeidsomstandigheden. De uitgaven aan bedrijfsgezondheidszorg worden niet als kostenpost gezien, maar als investering. 31/07/2009 Verslag vergadering commissie arbeidsomstandigheden van SER De leden: Raes, Hokken, Koning, Van der Laan, Van Mierlo, Van Veelen, Van de Werken, Woltmeijers. Ministeriele vertegenwoordiging: Van Oostrum, Van de Ruit Secretariaat: Brokamp, Hendrikx, Rietbroek-Gerits Vaststelling van verslag van 20/05/2009 O.a.taak en positie bedrijfsarts

70 6 juni 2011 Ons kenmerk /lri/bdi /02/2010 Verslag vergadering commissie arbeidsomstandigheden van SER De leden: Grapperhaus, Baljeu, Koning, Van der Laan, Van Mierlo, Raes, Van Steenbergen, Van Werken. Ministeriele vertegenwoordiging: ten Oever, Klokkenburg, Van de Ruit. Secretariaat: Brokamp, Devreese, Hendrikx, Kokshoorn- Richelle Vaststelling van verslag vergadering 10/07/2010 O.a. taak en positie bedrijfsarts

71 6 juni 2011 Ons kenmerk /lri/bdi Artikelen Datum Wat Wie Opmerking/inhoud 2008 April 2008 Jaargang 4, Het grootse vaktijdschrift over bedrijfsgezondheid: "Bedrijfsgezondheidszorg 2.0" 13/06/2008 AM, jaargang 2008, nummer 2008 "Verzuimmarkt stagneert" /04/2009 Persbericht Zaltbommel "Bedrijfsleven investeert in arbobudget" 17/04/2009 Artikel in het FD "Arbodiensten zien einde omzetdaling" 20/04/2009 Artikel in verzekeringsblad "bedrijven klaar voor totaalpakker zorg & inkomen" 06/2009 Artikel in BC magazine, Onderzoek: Omslag in bedrijfsgezondheid 01/07/2009 Artikel in Arbo: Arbosector blijkt recessiebestendig "Is er nog geld voor arbo?" 2010 Auteur: Erik Visser Door MarktConcern opgesteld Niet bekend Bron: FD, 17/04/2009 Auteur: Alex Klein Auteur: Erik Visser Auteur: Erik Visser Er heeft een verschuiving plaatsgevonden van verzuim naar inzetbaarheid. Dit vraagt om geheel nieuwe competenties van de arbodiensten. Ondanks dat de risico's van arbeidsuitval zijn neergelegd bij werkgevers en werknemers, gaan bedrijven steeds minder uitgeven aan verzuim- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. De focus ligt meer op de preventie. De Goudse krijgt de beste waardering als verzuim- en inkomensverzekeraar. Marktconcern van Spaendonck presenteert Bedrijfsgezondheidszorgmonitor Hieruit blijkt dat bedrijven niet bezuinigen op het terrein van arbeidsomstandigheden. De uitgaven aan bedrijfsgezondheidszorg worden niet als kostenpost gezien, maar als investering. Het ziekteverzuim is over de jaren heen gedaald, maar als je het laat versloffen, dan gaat het zo weer omhoog. 80% van de grote bedrijven heeft een preventieplan. De omzet stijgt gestaag. 70% van de bedrijven en instellingen ziet voordelen in ketenconcepten op het gebied van arbo, re-integratie, verzuim-, wga- en zorgverzekeringen. 40% geeft aan de zorgverzekeraar als meest geschikte aanbieder te zien. Arbodiensten zijn hun dienstverlening aan het aanpassen. Het gaat steeds meer om het voorkomen van verzuim dan om het herstellen van een uitgevallen medewerker. Van de grote bedrijven maakt inmiddels 80% een arbojaarplan. Door de liberalisering van de arbomarkt gingen bedrijven minder besteden aan arbodienstverlening. Sinds twee jaar is er sprake van een kentering. De omzetten stijgen en er zijn volop kansen. Een overzichtsartikel. 28/04/2010 Artikel in het financiële dagblad Auteur: Bert van Kalles Het adviesbureau van Spaendonck concludeert in de Zorg-en inkomensverzekeringsmonitor (gebaseerd op 1750 bedrijven en instellingen) dat veel bedrijven met een private WGA-polis (gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid) geen extra preventiemaatregelen treffen.

72 6 juni 2011 Ons kenmerk /lri/bdi Bijlage 2 Tijdlijn

Aan de staatssecretaris van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid De heer mr. H.A.L. van Hoof Postbus LV Den Haag

Aan de staatssecretaris van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid De heer mr. H.A.L. van Hoof Postbus LV Den Haag Aan de staatssecretaris van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid De heer mr. H.A.L. van Hoof Postbus 90801 2509 LV Den Haag Den Haag : 5 juli 2006 Ons kenmerk : S.A.053.69 JM/JS Uw Kenmerk

Nadere informatie

Factsheet administratieve lasten. Onderdeel van de Evaluatie Arbowet 2007/ Beleidsdoorlichting artikel 44 SZW-begroting

Factsheet administratieve lasten. Onderdeel van de Evaluatie Arbowet 2007/ Beleidsdoorlichting artikel 44 SZW-begroting Factsheet administratieve lasten Onderdeel van de Evaluatie Arbowet 2007/ Beleidsdoorlichting artikel 44 SZW-begroting Ministerie van SZW, Den Haag, 25 mei 2011 Arjan van Sluijs Ton Staphorst Servaas Toebosch

Nadere informatie

Arbocatalogus Tuincentra

Arbocatalogus Tuincentra Arbocatalogus Tuincentra Arbocatalogus Tuincentra Voorwoord Voor u ligt de Arbocatalogus Tuincentra, het oplossingenboek voor arborisico s in tuincentra. In de tuincentra denken we bij veiligheid automatisch

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 a 2513 AA 'S GRAVENHAGE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 a 2513 AA 'S GRAVENHAGE Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 a 2513 AA 'S GRAVENHAGE Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Stichting van de Arbeid Postbus 90405 2509 LK S GRAVENHAGE. Geachte mevrouw Mooren,

Stichting van de Arbeid Postbus 90405 2509 LK S GRAVENHAGE. Geachte mevrouw Mooren, Stichting van de Arbeid Postbus 90405 2509 LK S GRAVENHAGE 2509 LK90405 Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl Uw brief d.d. 5-7-2006

Nadere informatie

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid BESLUIT:

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid BESLUIT: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 6 maart 2006, Directie Arbeidsomstandigheden, nr. ARBO/A&V/2006/14012 houdende/tot

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 25 883 Arbeidsomstandigheden 30 552 Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en enige andere wetten in verband met het vergroten van de verantwoordelijkheid

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting. De noodzaak van een goed werkend stelsel voor gezond en veilig werken

SAMENVATTING. Samenvatting. De noodzaak van een goed werkend stelsel voor gezond en veilig werken Samenvatting 6 SAMENVATTING Samenvatting De noodzaak van een goed werkend stelsel voor gezond en veilig werken Een goed werkend stelsel voor gezond en veilig werken is nodig om te bereiken dat werkenden

Nadere informatie

Samenvatting Advies normering piekblootstelling oplosmiddelen 1

Samenvatting Advies normering piekblootstelling oplosmiddelen 1 Commissie Arbeidsomstandigheden Samenvatting Advies normering piekblootstelling oplosmiddelen 1 Kern van het advies De Commissie Arbeidsomstandigheden van de Sociaal-Economische Raad (SER) heeft in een

Nadere informatie

Arbeidsomstandighedenbeleid

Arbeidsomstandighedenbeleid Arbeidsomstandighedenbeleid informatie voor werkgevers en werknemers 170.indd 1 30-12-2008 10:38:37 170.indd 2 30-12-2008 10:38:38 Veilig en gezond werken is belangrijk. De overheid stelt doelen vast voor

Nadere informatie

Arbo en de rechten van de OR

Arbo en de rechten van de OR Arbo en de rechten van de OR In de Arbowet zijn verplichtingen voor de werkgever en plichten en rechten voor de werknemer vastgelegd. De achtergrondfilosofie van de Arbowet is eenvoudig: de werkgever moet

Nadere informatie

2 Arbeidsomstandighedenwet: totstandkoming, wijzigingen en evaluatie

2 Arbeidsomstandighedenwet: totstandkoming, wijzigingen en evaluatie 2 Arbeidsomstandighedenwet: totstandkoming, wijzigingen en evaluatie 2.1 Totstandkoming Arbeidsomstandighedenwet De Arbeidsomstandighedenwet is in 1980 tot stand gekomen ter vervanging van de Veiligheidswet

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

31 mei 2012 z2012-00245

31 mei 2012 z2012-00245 De Staatssecretaris van Financiën Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG 31 mei 2012 26 maart 2012 Adviesaanvraag inzake openbaarheid WOZwaarde Geachte, Bij brief van 22 maart 2012 verzoekt u, mede namens de Minister

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 552 Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en enige andere wetten in verband met het vergroten van de verantwoordelijkheid van werkgevers

Nadere informatie

Di- en triisocyanaten. Nr. 2018/20, Den Haag, 28 november Samenvatting

Di- en triisocyanaten. Nr. 2018/20, Den Haag, 28 november Samenvatting Di- en triisocyanaten Nr. 2018/20, Den Haag, 28 november 2018 Di- en triisocyanaten pagina 2 van 5 Op verzoek van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft de Gezondheidsraad een gezondheidskundige

Nadere informatie

Raad voor Cultuur. Telefax

Raad voor Cultuur. Telefax Aan De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen p/a de algemene rijksarchivaris Postbus 90520 2509 LM 's-gravenhage Ondenverp R.J. Schimmelpennincklaan 3 ontwerp-selectielijst archiefbescheiden

Nadere informatie

Geachte., Deze overtredingen worden hieronder nader toegelicht: Psychosociale arbeidsbelasting: Werkdruk:

Geachte., Deze overtredingen worden hieronder nader toegelicht: Psychosociale arbeidsbelasting: Werkdruk: Geachte., In de periode Juni t/m Augustus 2013 is er een klacht over arbeidsomstandigheden onderzocht in uw onderneming. Het onderzoek is uitgevoerd in zowel het distributiecentrum (DC) als in enkele filialen.

Nadere informatie

beslisschema 1 Werknemers hebben gezondheidsklachten verkenning omvang en kern van de klachten inbrengen in werkoverleg

beslisschema 1 Werknemers hebben gezondheidsklachten verkenning omvang en kern van de klachten inbrengen in werkoverleg beslisschema 1 Werknemers hebben gezondheidsklachten verkenning omvang en kern van de klachten gaan we het arbo-probleem aanpakken? uitleg aan de achterban inbrengen in werkoverleg levert dit een gerichte

Nadere informatie

Werkwijze Cogo 2004. abcdefgh. Cogo publicatienr. 04-03. Ad Graafland Paul Schepers. 3 maart 2004. Rijkswaterstaat

Werkwijze Cogo 2004. abcdefgh. Cogo publicatienr. 04-03. Ad Graafland Paul Schepers. 3 maart 2004. Rijkswaterstaat Werkwijze 2004 publicatienr. 04-03 Ad Graafland Paul Schepers 3 maart 2004 abcdefgh Rijkswaterstaat Werkwijze 2/16 I Inleiding Verandering In 2003 is de organisatie van de ingrijpend veranderd. Twee belangrijke

Nadere informatie

De nieuwe Arbowet en de Arbocatalogus

De nieuwe Arbowet en de Arbocatalogus De nieuwe Arbowet en de Arbocatalogus Een kans voor de rubberindustrie? 13 december 2007 VKRT bijeenkomst Margo de Kort - NVR (Nederlandse Vereniging van Rubber- en Kunststoffabrikanten) De NVR is aangesloten

Nadere informatie

Onderzoek naar de evalueerbaarheid van gemeentelijk beleid

Onderzoek naar de evalueerbaarheid van gemeentelijk beleid Onderzoek naar de evalueerbaarheid van gemeentelijk beleid Plan van aanpak Rekenkamer Maastricht februari 2007 1 1. Achtergrond en aanleiding 1 De gemeente Maastricht wil maatschappelijke doelen bereiken.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 30 982 Beleidsdoorlichting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 33 716 Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Wet op het kindgebonden budget,

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Inleiding algemeen

Hoofdstuk 1 Inleiding algemeen Hoofdstuk 1 Inleiding algemeen 1.1 Inleiding De Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) bevat in hoofdzaak voorschriften van algemene aard en vormt daarmee een kaderwet voor arbeidsomstandigheden. Deze voorschriften

Nadere informatie

No.W12.05.0539/IV 's-gravenhage, 20 februari 2006

No.W12.05.0539/IV 's-gravenhage, 20 februari 2006 ... No.W12.05.0539/IV 's-gravenhage, 20 februari 2006 Bij Kabinetsmissive van 2 december 2005, no.05.004506, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 552 Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en enige andere wetten in verband met het vergroten van de verantwoordelijkheid van werkgevers

Nadere informatie

1.1 Hoe vrijblijvend is de Arbowet?

1.1 Hoe vrijblijvend is de Arbowet? 1 Arbo 17 de meest gestelde vragen in de schoonmaak 1 Arbo Arbeidsomstandigheden hebben de laatste decennia veel aandacht gekregen, en terecht. Vaak is al gebleken dat met soms eenvoudige werkplekaanpassingen,

Nadere informatie

28 november 1995 95.23074 jjb/ipw 5 070 3 499 558 Toetsing haalbaarheid voorgestelde MAC-waarde (wettelijke grenswaarde) voor minerale kunstvezels

28 november 1995 95.23074 jjb/ipw 5 070 3 499 558 Toetsing haalbaarheid voorgestelde MAC-waarde (wettelijke grenswaarde) voor minerale kunstvezels Subcommissie MAC-waarden Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK Den Haag Tel. : 070-3 499 499 Fax.: 070-3 832 535 Aan geadresseerde (branche-iorganisatie MAC/860 152-45 Den Haag: Ons kenmerk: Bijlage(n):

Nadere informatie

Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden zorgdrager minister van BZK, beleidsterrein Nationale Ombudsman over de periode

Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden zorgdrager minister van BZK, beleidsterrein Nationale Ombudsman over de periode Aan De Staatssecretaris van Onderwijs, en Wetenschappen P/a de algemene rijksarchivaris Postbus 90520 2509 LM s-gravenhage Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden zorgdrager minister van BZK,

Nadere informatie

Sociale wijkzorgteams Den Haag

Sociale wijkzorgteams Den Haag Sociale wijkzorgteams Den Haag Onderzoek naar voorwaarden voor doeltreffend en doelmatig functioneren De rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar de sociale wijkzorgteams in Den Haag. Daarbij is gekeken

Nadere informatie

Helger Siegert. Agenda

Helger Siegert. Agenda Stand van Zaken Arbeidsomstandigheden www.molens.nl en www.molen.pagina.nl Helger Siegert 1 Agenda Introductie Uitgangspunten Veranderingen in de wet Discussie 2 1 Arbeidsomstandigheden Wat is aandacht

Nadere informatie

Onderwerp: Onderzoek naar de overschrijding van de raming Brandweerkazerne Cothen-Langbroek

Onderwerp: Onderzoek naar de overschrijding van de raming Brandweerkazerne Cothen-Langbroek Raadsvergadering, 22 april 2008 Voorstel aan de Raad Nr: 228 Agendapunt: 6 Datum: 9 april 2008 Onderwerp: Onderzoek naar de overschrijding van de raming Brandweerkazerne Cothen-Langbroek Onderdeel raadsprogramma:

Nadere informatie

Informatieblad Nieuwe Arbowet

Informatieblad Nieuwe Arbowet Informatieblad Nieuwe Arbowet Op 1 juli 2017 is de gewijzigde Arbowet ingegaan. De wijzigingen hebben voornamelijk betrekking op de rol en de positie van de bedrijfsarts. Maar ook de positie van de ondernemingsraad

Nadere informatie

Voedingsnormen voor vitamines en mineralen voor volwassenen. Nr. 2018/19. Samenvatting

Voedingsnormen voor vitamines en mineralen voor volwassenen. Nr. 2018/19. Samenvatting Voedingsnormen voor vitamines en mineralen voor volwassenen Nr. 2018/19 Samenvatting Voedingsnormen voor vitamines en mineralen voor volwassenen pagina 2 van 5 De Gezondheidsraad heeft voor 25 vitamines

Nadere informatie

Gezondheidswinst door schonere lucht. Nr. 2018/01. Samenvatting

Gezondheidswinst door schonere lucht. Nr. 2018/01. Samenvatting Gezondheidswinst door schonere lucht Nr. 2018/01 Gezondheidswinst door schonere lucht pagina 2 van 5 De lucht in Nederland is de afgelopen decennia een stuk schoner geworden en voldoet nu vrijwel overal

Nadere informatie

Nota Veegplannen 2014 gemeente Valkenswaard

Nota Veegplannen 2014 gemeente Valkenswaard Nota Veegplannen 2014 gemeente Valkenswaard gemeente Valkenswaard Team Ruimtelijke ontwikkeling en economie 25-09-2013 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 3 2. Definitie 3 3. Vergelijking veegplannen en postzegelbestemmingsplannen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 550 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2017 Nr. 100 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Nadere informatie

v.o.f. Adviesbureau Schouwen Adviseurs & Consultants Arbeidsomstandigheden, Milieu & Kwaliteit

v.o.f. Adviesbureau Schouwen Adviseurs & Consultants Arbeidsomstandigheden, Milieu & Kwaliteit v.o.f. Adviesbureau Schouwen Adviseurs & Consultants Arbeidsomstandigheden, Milieu & Kwaliteit Bezoekadres Homaat 16 Westerbork, Drenthe 9431MK T 06 4633 5833 E elly.versteeg@me.com KvK 22038609 BTW NL8065.13.627.B.01

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA s-gravenhage AV/A&M/2001/60552

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA s-gravenhage AV/A&M/2001/60552 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 27 859 Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA) Nr. 117 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 14 november

Nadere informatie

Arbocatalogi. Toetsing en Handhaving. Paul Frenken Senior Specialist Expertisecentrum AI

Arbocatalogi. Toetsing en Handhaving. Paul Frenken Senior Specialist Expertisecentrum AI Arbocatalogi Toetsing en Handhaving Paul Frenken Senior Specialist Expertisecentrum AI Wat komt ter sprake Het toetsproces. de procedure wat is marginaal toetsen de toetsingsbrief wijzigingen in de catalogus

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 707 Parlementair onderzoek Onderhoud en innovatie spoor Nr. 2 BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR EN MILIEU Aan de Voorzitter van

Nadere informatie

Advies Beleidsplan WMO 2015-2018

Advies Beleidsplan WMO 2015-2018 Advies Beleidsplan WMO 2015-2018 Vastgesteld in Wmo-raadsvergadering d.d. 14-08-2014 INHOUDSOPGAVE 1. Adviesaanvraag... 2 2. Onderwerp van advies (adviesvragen)... 2 3. Samenvatting... 2 4. Advies... 2

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 32 793 Preventief gezondheidsbeleid Nr. 255 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

Aan de slag met RI&E RI& onderdeel Preventiebeleid. Waar ik kort over kan zijn

Aan de slag met RI&E RI& onderdeel Preventiebeleid. Waar ik kort over kan zijn Aan de slag met RI&E Als onderdeel van het Preventiebeleid Marco Sikkel (CAOP) m.sikkel@caop.nl /06-51293568 RI& onderdeel Preventiebeleid 1.Het inventariseren en evalueren van de veiligheids- en gezondheidsrisico

Nadere informatie

Hervormingen in het lokaal re-integratiebeleid. Plan van aanpak quick scan

Hervormingen in het lokaal re-integratiebeleid. Plan van aanpak quick scan Hervormingen in het lokaal re-integratiebeleid Plan van aanpak quick scan Juni 2014 Colofon Rekenkamer Súdwest-Fryslân dr. M.S. (Marsha) de Vries (hoofdonderzoeker, secretaris) dr. R.J. (Rick) Anderson

Nadere informatie

Betekenis van wetenschappelijke advisering voor de SER

Betekenis van wetenschappelijke advisering voor de SER 21 Betekenis van wetenschappelijke advisering voor de SER Dr. Alexander Rinnooy Kan Inleiding Dames en heren, Het is mij een groot genoegen om vandaag hier samen met u in deze, overigens niet meer zo jonge,

Nadere informatie

Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein Waarborgen van platina, gouden en zilveren voorwerpen over de periode

Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein Waarborgen van platina, gouden en zilveren voorwerpen over de periode Aan De Staatssecretaris van Onderwijs, en Wetenschappen P/a de algemene rijksarchivaris Postbus 90520 2509 LM s-gravenhage Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein Waarborgen van

Nadere informatie

Wijziging Arbowet: wat verandert er in 2015?

Wijziging Arbowet: wat verandert er in 2015? Wijziging Arbowet: wat verandert er in 2015? Door Carolina Verspuij, trainer/adviseur Arbeid en Gezondheid SBI Formaat, 10/06/2015. Dit artikel is gepubliceerd door Werk en Veiligheid, Kerckebosch. Minister

Nadere informatie

Omslag notitie. Projectnummer Onderwerp/titel Stof? Pak t aan (3) Relatie met taken/thema s PT Werken in de tuinbouw. Datum aanvraag 24 mei 2011

Omslag notitie. Projectnummer Onderwerp/titel Stof? Pak t aan (3) Relatie met taken/thema s PT Werken in de tuinbouw. Datum aanvraag 24 mei 2011 Omslag notitie Vergadering van Sociaal Economische Commissie Datum vergadering 6 juni 2011 Agendapunt 8 Voorbereid door Jan Kees Boon Totaal aantal pagina s 6 20 mei 2011 1. Project Projectnummer 13093

Nadere informatie

De Arbowet wijzigt: maak gebruik van de nieuwe mogelijkheden

De Arbowet wijzigt: maak gebruik van de nieuwe mogelijkheden pagina 1 van 5 Published on Werk & Veiligheid - Kennisplatform over preventie, RI&E en sociale veiligheid (http://www.werkenveiligheid.nl) Home > De Arbowet wijzigt: maak gebruik van de nieuwe mogelijkheden

Nadere informatie

Communicatieplan Wmo-raad Hellendoorn

Communicatieplan Wmo-raad Hellendoorn Communicatieplan Wmo-raad Hellendoorn 01. Communicatiemiddelen en wanneer en / of waarom. Communicatiemiddel Mondeling Bijeenkomst Wmo-raad Circa een keer per zes weken regulier overleg over zaken aangaande

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 889 Voorstel van wet van de leden Van Gent en van Hijum tot wijziging van de Wet aanpassing arbeidsduur ten einde flexibel werken te bevorderen

Nadere informatie

arboregelgeving Informatiebron Arbo-aspecten bij het gebruiken van biomassa voor energie-opwekking arbowet

arboregelgeving Informatiebron Arbo-aspecten bij het gebruiken van biomassa voor energie-opwekking arbowet Informatiebron Arbo-aspecten bij het gebruiken van biomassa voor energie-opwekking arbo-regelgeving Arbowet De regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden is vastgelegd in de Arbeidsomstandighedenwet,

Nadere informatie

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris,

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris, Aan De Staatssecretaris van Onderwijs, en Wetenschappen P/a de algemene rijksarchivaris Postbus 90520 2509 LM s-gravenhage Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein Middelbaar beroepsonderwijs

Nadere informatie

Startnota Gebruikersoverleg Functiegebouw Rijk

Startnota Gebruikersoverleg Functiegebouw Rijk Startnota Gebruikersoverleg Functiegebouw Rijk Versie 1.0 Datum 23 november 2012 Status Besproken in het GO-FGR op 22 november 2012 Aangepast 23 september 2014 (werkwijze) Inhoud Inleiding 1 Doel, Reikwijdte

Nadere informatie

De rekenkamercommissie heeft voor het onderzoek offertes gevraagd aan 3 adviesbureaus en heeft de opdracht gegund aan Partners+Pröpper.

De rekenkamercommissie heeft voor het onderzoek offertes gevraagd aan 3 adviesbureaus en heeft de opdracht gegund aan Partners+Pröpper. Inleiding De gemeente Zoetermeer profileert zich al enige jaren als ICT-stad. In de samenvatting van het Plan van aanpak Kenniseconomie en innovatie 2010 staat: Kenniseconomie en innovatie zijn, naast

Nadere informatie

Arbowet, beleid & arbeidsomstandigheden

Arbowet, beleid & arbeidsomstandigheden Syllabus Arbowet, beleid & arbeidsomstandigheden Verzuimpreventie, veilig werken en een integrale aanpak U lapt de regels van de Arbowet natuurlijk niet aan uw laars. Maar kent u al uw arboverantwoordelijkheden?

Nadere informatie

Onderwerp ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein "Invoerrechten en accijnzen" over de periode

Onderwerp ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein Invoerrechten en accijnzen over de periode Raad voor Cultuur Aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen p/a de algemene rijksarchivaris Postbus 90520 2509 LM 's-gravenhage Onderwerp ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein

Nadere informatie

BESLUIT COLLEGE VAN BESTUUR

BESLUIT COLLEGE VAN BESTUUR BESLUIT COLLEGE VAN BESTUUR Nummer : 743 Paraaf: Onderwerp : Klachtenregeling en Reglement van orde klachtencommissie Besluit : Het College van Bestuur besluit tot vaststelling van de Klachtenregeling

Nadere informatie

Plan van aanpak voor een tussentijdse evaluatie beleidsplan Sociaal Domein

Plan van aanpak voor een tussentijdse evaluatie beleidsplan Sociaal Domein Plan van aanpak voor een tussentijdse evaluatie beleidsplan Sociaal Domein Gemeente Bronckhorst, 23 augustus 2016 1. Aanleiding We willen het beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018 gemeente Bronckhorst tussentijds

Nadere informatie

TOETSINGSKADER INNOVATIEPLANNEN LERARENOPLEIDINGEN HB0 1999-2004

TOETSINGSKADER INNOVATIEPLANNEN LERARENOPLEIDINGEN HB0 1999-2004 TOETSINGSKADER INNOVATIEPLANNEN LERARENOPLEIDINGEN HB0 1999-2004 De Onderwijsraad is een onafhankelijk adviescollege, ingesteld bij wet van 15 mei 1997 (de Wet op de Onderwijsraad). De Raad adviseert,

Nadere informatie

LUMIAR VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

LUMIAR VOOR PRIMAIR ONDERWIJS BIJLAGE 2: UITKOMST ONDERZOEK LUMIAR VOOR PRIMAIR ONDERWIJS TE VIANEN INHOUD 1. Uitkomst onderzoek Lumiar te Vianen 3 2. en oordelen per onderliggende onderzoeksvraag 5 3. Samenvattend oordeel 11 Bijlage

Nadere informatie

Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar J. van der Meer, 0595 447719 gemeente@winsum.nl (t.a.v. J. van der Meer)

Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar J. van der Meer, 0595 447719 gemeente@winsum.nl (t.a.v. J. van der Meer) Vergadering: 11 december 2012 Agendanummer: 12 Status: Besluitvormend Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar J. van der Meer, 0595 447719 E mail: gemeente@winsum.nl (t.a.v. J. van der

Nadere informatie

2513 AA1XA. De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA Den Haag

2513 AA1XA. De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA Den Haag > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA Den Haag 2513 AA1XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333 44

Nadere informatie

de Stichting Nederlands Mediation Instituut, statutair gevestigd te Rotterdam.

de Stichting Nederlands Mediation Instituut, statutair gevestigd te Rotterdam. KLACHTENREGELING NMI De Stichting Nederlands Mediation Instituut kent een klachtenregeling welke ten doel heeft het bevorderen van de kwaliteit van de dienstverlening inzake mediation in het algemeen,

Nadere informatie

Datum Uw kenmerk Ons kenmerk 23 mei 2015 HA /01

Datum Uw kenmerk Ons kenmerk 23 mei 2015 HA /01 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid t.a.v. Dr. mr. L.F. Asscher, minister Postbus 90801 2509 LV Den Haag Datum Uw kenmerk Ons kenmerk 23 mei 2015 HA 230515/01 Onderwerp Stelsel arbeidsgerelateerde

Nadere informatie

LUMIAR VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

LUMIAR VOOR PRIMAIR ONDERWIJS BIJLAGE: UITKOMST ONDERZOEK LUMIAR VOOR PRIMAIR ONDERWIJS TE VIANEN INHOUD 1. Uitkomst onderzoek Lumiar te Vianen 5 2. en oordelen per onderliggende onderzoeksvraag 7 3. Samenvattend oordeel 13 Bijlage

Nadere informatie

Bezoekadres Kenmerk Bijlage(n) Samenvatting

Bezoekadres Kenmerk Bijlage(n) Samenvatting > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag www.rijksoverheid.nl Bijlage(n)

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.minocw.nl

Nadere informatie

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris,

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris, Aan De Staatssecretaris van Onderwijs, en Wetenschappen P/a de algemene rijksarchivaris Postbus 90520 2509 LM s-gravenhage Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden zorgdrager minister van Volkshuisvesting,

Nadere informatie

2 Adviesaanvraag. 2.1 Inhoud van de adviesaanvraag

2 Adviesaanvraag. 2.1 Inhoud van de adviesaanvraag 2 Adviesaanvraag In dit hoofdstuk behandelt de commissie in paragraaf 2.1 de adviesaanvraag Aanpak inhaleerbare allergenen. Daarbij komen de opties aan bod zoals de minister die heeft voorgesteld, evenals

Nadere informatie

Datum 16 september 2016 Betreft Beleidsdoorlichting artikel 2.2. Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg

Datum 16 september 2016 Betreft Beleidsdoorlichting artikel 2.2. Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag www.rijksoverheid.nl Bijlage(n)

Nadere informatie

CRO Luchthaven Rotterdam

CRO Luchthaven Rotterdam CRO Luchthaven Rotterdam voorstel d.d. 16 april 2019 (CYCLISCHE) PROCEDURES VOOR DE BEOORDELING EN MONITORING VAN VOORSTELLEN VOOR HINDERBEPERKING ACTOREN: CRO: Dit is de plenaire vergadering van de Commissie

Nadere informatie

S A M E N V A T T I N G

S A M E N V A T T I N G 5 6 Samenvatting Het advies Veilig omgaan met nanodeeltjes op de werkvloer is het antwoord van de commissie Arbeidsomstandigheden van de SER op de adviesaanvraag van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

2 Arbeidsomstandigheden in Nederland

2 Arbeidsomstandigheden in Nederland 2 Arbeidsomstandigheden in Nederland 2.1 Inleiding Op basis van recente onderzoeksliteratuur geeft dit hoofdstuk een globale schets van de stand van zaken van de arbeidsomstandigheden in Nederland (paragraaf

Nadere informatie

Stichting Schoolleidersregister PO T.a.v. Mevrouw drs. E.D.C.M. Lambrechts Postbus AL..UTRECHT

Stichting Schoolleidersregister PO T.a.v. Mevrouw drs. E.D.C.M. Lambrechts Postbus AL..UTRECHT >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Stichting Schoolleidersregister PO T.a.v. Mevrouw drs. E.D.C.M. Lambrechts Postbus 470 3500 AL..UTRECHT Programma Registers en Beroepsorganisatie Rijnstraat

Nadere informatie

Aan dtkv. 10 juni 2015 17 juni 2015

Aan dtkv. 10 juni 2015 17 juni 2015 Aan dtkv De Raad van Ministers De Minister van Economische Ontwikkeling De heer Stanley M. Palm AmiDos Building, Pletterijweg 43 Alhier Uw nummer (letter): 2015/027730 2015/027741 2015/029746 Uw brieven

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 8813 31 maart 2014 Besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Veiligheid

Nadere informatie

logoocw De heer prof. dr. F. P. van Oostrom 26 mei 2005 ASEA/DIR/2005/23876 Taakopdracht voor de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon geen

logoocw De heer prof. dr. F. P. van Oostrom 26 mei 2005 ASEA/DIR/2005/23876 Taakopdracht voor de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon geen logoocw De heer prof. dr. F. P. van Oostrom Den Haag Ons kenmerk 26 mei 2005 ASEA/DIR/2005/23876 Onderwerp Taakopdracht voor de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon Bijlage(n) geen Geachte heer Van

Nadere informatie

Rapportage toetsing Risico Inventarisatie en Evaluatie en Plan van aanpak

Rapportage toetsing Risico Inventarisatie en Evaluatie en Plan van aanpak Rapportage toetsing Risico Inventarisatie en Evaluatie en Plan van aanpak Aan Vlietkinderen t.a.v. Vanessa van Zee Bucaillestraat 6 2273 CA Voorburg Datum 10 maart 2015 Versie Projectnummer Van Definitief

Nadere informatie

Peek Bouw & Infra BV. T.a.v. Mevr. N. van Hienen Postbus 250 3990 GB Houten. Betreft: Toetsing RI&E. Geachte mevrouw van Hienen,

Peek Bouw & Infra BV. T.a.v. Mevr. N. van Hienen Postbus 250 3990 GB Houten. Betreft: Toetsing RI&E. Geachte mevrouw van Hienen, Peek Bouw & Infra BV. T.a.v. Mevr. N. van Hienen Postbus 250 3990 GB Houten Betreft: Toetsing RI&E. Geachte mevrouw van Hienen, Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet Artikel 5 Risico Inventarisatie

Nadere informatie

3 Vragen van de adviesaanvraag

3 Vragen van de adviesaanvraag 3 Vragen van de adviesaanvraag De adviesaanvraag bevat over ILO-verdrag 170 drie concrete vragen. De eerste vraag betreft artikel 12 van het verdrag, de tweede vraag gaat over artikel 19 en de derde vraag

Nadere informatie

Aan de commissie: Algemeen bestuur en middelen Datum vergadering: 22 maart 2007 Agendapunt: Aan de Raad. Made, 13 februari 2007

Aan de commissie: Algemeen bestuur en middelen Datum vergadering: 22 maart 2007 Agendapunt: Aan de Raad. Made, 13 februari 2007 Aan de Raad Made, 13 februari 2007 Aan de commissie: Algemeen bestuur en middelen Datum vergadering: 22 maart 2007 Agendapunt: Raadsvergadering: 12 april 2007 Onderwerp: Diagnose Integrale Veiligheid gemeente

Nadere informatie

Raadsvoorstel. 3. Inleiding

Raadsvoorstel. 3. Inleiding Raadsvoorstel Agenda nr. 6 Onderwerp: Reactie geven op de onderzoeksvraagstelling en uitwerking daarvan voor de evaluatie van de Metropoolregio Eindhoven Soort: Besluitvormend Opsteller: J. v.d. Kolk Portefeuillehouder:

Nadere informatie

Bijlage 1. Protocol detachering en arbeidsomstandigheden van <naam SWorganisatie>

Bijlage 1. Protocol detachering en arbeidsomstandigheden van <naam SWorganisatie> Bijlage 1. Protocol detachering en arbeidsomstandigheden van Dit protocol beschrijft de taken van op het gebied van arbeidsomstandigheden bij Individuele detachering

Nadere informatie

ho3499558 Invoering wettelijke grenswaarden minerale kunstvezels

ho3499558 Invoering wettelijke grenswaarden minerale kunstvezels Subcommissie MAC-waarden Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK Den Haag * Tel. : 070-3 499 499 Fax.: 070-3 832 535 Aan de Staatssecretaris en Werkgelegenheid Postbus 9080 1 2509 LV Den Haag van Sociale

Nadere informatie

Vakjargon uit Arbowet en arbocatalogus. FNV Woordenlijst

Vakjargon uit Arbowet en arbocatalogus. FNV Woordenlijst Vakjargon uit Arbowet en arbocatalogus FNV Woordenlijst Woordenboekje: jargon rond Arbowet en arbocatalogus arbeidshygiënische strategie arbeidsinspectie arbeidsrisico arbo arbobeleid arbobeleidsregels

Nadere informatie

DE AARDESCHOOL VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

DE AARDESCHOOL VOOR PRIMAIR ONDERWIJS BIJLAGE: UITKOMST ONDERZOEK DE AARDESCHOOL VOOR PRIMAIR ONDERWIJS TE ZUTPHEN INHOUD Uitkomst onderzoek De Aardeschool PO te Zutphen 3 2 en oordelen per onderliggende onderzoeksvraag 4 3 Samenvattend oordeel

Nadere informatie

CT2IT4J4L VL&LOOÇ BO.N%JRE

CT2IT4J4L VL&LOOÇ BO.N%JRE CT2IT4J4L VL&LOOÇ BO.N%JRE Aan Mw. drs. T. van Ark staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG Kralendijk, 18 februari 2019 Geachte mevrouw van Ark, In december

Nadere informatie

College voor geschillen medezeggenschap defensie

College voor geschillen medezeggenschap defensie ADVIES Dossiernr: Advies van het College voor geschillen medezeggenschap defensie aan de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten naar aanleiding van een verzoek om advies inzake een tussen: de Commandant Maritieme

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Verzamelbrief Arbobalans en enige arboonderwerpen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Verzamelbrief Arbobalans en enige arboonderwerpen De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33

Nadere informatie

RAPPORT Onderzoek in het kader van het vierjaarlijks bezoek bij Basisschool St.-Augustinus

RAPPORT Onderzoek in het kader van het vierjaarlijks bezoek bij Basisschool St.-Augustinus RAPPORT Onderzoek in het kader van het vierjaarlijks bezoek bij Basisschool St.-Augustinus Plaats : Gaanderen BRIN-nummer : 03TR Onderzoeksnummer : 121818 Datum schoolbezoek : 24 februari 2011 Rapport

Nadere informatie

Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Fryslân

Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Fryslân Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Fryslân gelet op: - artikel 24 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen; - artikel 17 van de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio

Nadere informatie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag Datum Betreft Stand van zaken chroomhoudende verf

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag Datum Betreft Stand van zaken chroomhoudende verf Ministerie van Defensie > Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Plein 4 MPC 58 B Postbus 20701 2500 ES Den Haag www.defensie.nl

Nadere informatie

Sessie 2 RI&E en Plan van aanpak. Wendy Roescher

Sessie 2 RI&E en Plan van aanpak. Wendy Roescher Sessie 2 RI&E en Plan van aanpak Wendy Roescher 06-525 99 066 RI&E Risico Factoren in arbeidssituatie die kunnen leiden tot gezondheidsschade of letsel Inventariseren Risico s eigen werknemers en derden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 30 982 Beleidsdoorlichting Sociale Zaken en Werkgelegenheid Nr. 38 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 27 juni 2018 Betreft Beleidsdoorlichting Anw

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 27 juni 2018 Betreft Beleidsdoorlichting Anw > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333 44 44 www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

21ST CENTURY GLOBAL SCHOOL VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

21ST CENTURY GLOBAL SCHOOL VOOR PRIMAIR ONDERWIJS BIJLAGE: UITKOMST ONDERZOEK 21ST CENTURY GLOBAL SCHOOL VOOR PRIMAIR ONDERWIJS TE HAARLEM INHOUD Uitkomst onderzoek 21st Century Global School te Haarlem 3 2 en oordelen per onderliggende onderzoeksvraag

Nadere informatie