Verhuur van onroerend goed. Een kwestie van plussen en minnen!

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Verhuur van onroerend goed. Een kwestie van plussen en minnen!"

Transcriptie

1 Verhuur van onroerend goed Een kwestie van plussen en minnen! Door: mr. G.G. Sandbrink 2010/ 2011

2 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 3 Hoofdstuk 2 Verhuur van onroerend goed Onroerend Het Maierhofer-arrest Verhuur Tolgelden-arrest: inbreukprocedure Verenigd Koninkrijk Het Lindöpark-arrest Het Goed Wonen 1-arrest Verhuur plus HR 18 juni 1986, nr : gastvrouwen Hof Den Bosch 23 oktober 2009: prostituees in diensbetrekking Rb Den Haag 4 maart 2010: uitvaartcentrum Hof Den Haag 10 mei 2010: kunstencentrum Verhuur min Het Seeling-arrest Het Sinclair Collis-arrest Het Temco-arrest Het Walderdorff-arrest Rb Breda 16 december 2008: buitensportaccommodatie Conclusie betreffende de verhuur van onroerend goed 21 Hoofdstuk 3 Een toepassing: goedkeuring verhuur van congres, vergader- en tentoonstellingsruimten (Mededeling 40 oud) Inleiding Hebben de beursondernemers de goedkeuring uit Mededeling 40 nog nodig? Conclusie: intrekken goedkeuring Mededeling 40? 25 Hoofdstuk 4 Samenvatting en eindconclusie 26 Literatuurlijst 29 1

3 Hoofdstuk 1 Inleiding Onlangs hoorde ik op de radio het liedje: Wat heb ik nou aan algebra van Loeki Knol. Een liedje uit de jaren 70 van de vorige eeuw. Dit liedje deed mij denken aan de wiskundeles waarin de docent een uitleg gaf over positieve en negatieve getallen. Aan de hand van een getallenlijn liet hij zien hoe je zowel positieve als negatieve getallen kunt optellen en aftrekken. Figuur 1 Getallenlijn. Eigenlijk is het met het antwoord op de vraag of er sprake is van verhuur van onroerend goed niet anders. Bij de uitleg van de getallenlijn wordt het getal nul veelal als uitgangspunt genomen. In de onderdelen 2.1 en 2.2 van deze verhandeling neem ik als uitgangspunt de jurisprudentie van het Hof van Justitie waarin het Hof voor recht heeft verklaard wanneer er sprake is van verhuur van onroerend goed. In onderdeel 2.3 Verhuur plus, houd ik mij in wezen bezig met optelsommen. Ik begin bij nul en tel daar steeds wat bij op. In fiscaal technische zin neem ik de definitie van verhuur van onroerend goed van het Hof van Justitie als uitgangspunt (nulpunt). Daarna begint het optellen. Als er steeds meer activiteiten in combinatie met de verhuur worden verricht, dan komt er een moment dat je niet meer kunt spreken van verhuur van onroerend goed. Er is dan sprake van een andersoortige prestatie: een dienst sui generis. In onderdeel 2.4 Verhuur min, ga ik in op aftreksommen. In fiscaal technische zin neem ik weer de definitie van verhuur van onroerend goed van het Hof van Justitie als uitgangspunt. Ik onderzoek wat er gebeurt als je onderdelen van de verhuurdefinitie er afhaalt. In onderdeel 3 ga ik het optellen en aftrekken toepassen op een casus. Centraal staat het antwoord op de vraag of de goedkeuring die voorheen in Mededeling 40 was opgenomen door de Europees rechtelijke beugel kan. Tot slot staat in hoofdstuk 4 een samenvatting en mijn eindconclusie. Het begrip verhuur onroerend goed is een communautair begrip. Dat heeft het Hof van Justitie in verschillende arresten duidelijk gemaakt. Ook wat daaronder moet worden verstaan wordt steeds duidelijker. Het begrip verhuur onroerend goed of moet ik misschien zeggen de twee begrippen verhuur en onroerend goed werd in Nederland vanouds uitgelegd naar het civiele recht. Ik constateer dat zowel de Staatssecretaris van Financiën als de rechtelijke macht in sommige gevallen nog steeds vasthouden aan een uitleg volgens het civiele recht. Dat zal ik in deze verhandeling laten zien aan de hand van zowel een voorbeeld uit de 2

4 Nederlandse jurisprudentie als aan de hand van een onderdeel van het onroerend goed-besluit. Naar mijn mening wordt ten onrechte vastgehouden aan de uitleg volgens het civiele recht. Het lijkt alsof de tijd op dit gebied in sommige gevallen stilstaat. Hoofdstuk 2 Verhuur van onroerend goed In artikel 135, lid 1, letter l van de Btw-richtlijn is bepaald dat de lidstaten een vrijstelling verlenen voor de verhuur en verpachting van onroerend goed. Ik duid dit artikel aan als het basisartikel. In lid 2 van dit artikel is bepaald welke vier handelingen zijn uitgesloten van deze vrijstelling. Ten eerste gaat het om het verstrekken van accommodatie in het hotelbedrijf met inbegrip van de verhuuraccommodatie in vakantiekampen of op kampeerterreinen. Ten tweede betreft dit de verhuur van parkeerruimte voor voertuigen. Ten derde betreft dit de verhuur van blijvend geïnstalleerde werktuigen en ten slotte de verhuur van safeloketten. In het basisartikel komen twee begrippen voor die relevant zijn voor het antwoord op de vraag of de vrijstelling van toepassing is. Het gaat om de begrippen verhuur en onroerend goed. Ik sta eerst kort stil bij het begrip onroerend goed. Daarna ga ik uitgebreid in op het begrip verhuur. 2.1 Onroerend Het Maierhofer-arrest Het Hof van Justitie heeft in het Maierhofer-arrest 1 voor het eerst aangegeven wanneer er sprake is van verhuur van onroerend goed. Maierhofer verhuurde gemeenschapshuizen met de benodigde grond voor tijdelijk onderdak van asielzoekers. Aan deze verhuur lag een huurcontract ten grondslag met een verhuurperiode van vijf jaar, met de mogelijkheid van verlenging. De gemeenschapshuizen bestaan uit prefabelementen gebouwen met één of twee verdiepingen gebouwd die vergelijkbaar waren met prefabhuizen. De gebouwen rustten op betonsokkels die waren geplaatst op een in de grond aangebrachte betonnen fundering. De muren, bestaande uit platen, waren in de fundering verankerd door schroefbouten. De getimmerde dakconstructies waren met dakpannen bedekt. De bodem en de muren van de sanitaire ruimtes en de keukens waren betegeld. Deze gebouwen konden op elk ogenblik door 8 personen binnen 10 dagen worden gedemonteerd om later weer te worden opgetrokken. 1 HvJ EG 16 januari 2003, zaak C-315/00 (Maierhofer), V-N 2003/9.19 3

5 In deze casus verklaart het Hof van Justitie voor recht: 1. De verhuur van een uit prefabelementen opgetrokken gebouw dat vast met de grond is verbonden, zodat het niet gemakkelijk kan worden gedemonteerd of gemakkelijk kan worden verplaatst, moet worden aangemerkt als een verhuur van onroerend goed in de zin van artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, zelfs indien dit gebouw na het verstrijken van de huurovereenkomst moet worden verwijderd en opnieuw dient te worden gebruikt op een ander stuk grond. 2. De omstandigheid dat de verhuurder de grond en het gebouw ter beschikking stelt, dan wel enkel het gebouw dat hij op grond van de huurder heeft opgericht, is niet relevant om uit te maken of een verhuur als een verhuur van onroerend goed in de zin van artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn moet worden aangemerkt. In dit arrest bevestigt het Hof van Justitie wederom dat de vrijstellingen van artikel 13 van de Zesde Richtlijn 2 autonome communautaire rechtsbegrippen zijn en dat dit ook geldt voor het begrip verhuur van onroerend goed. Dit betekent dat het civiele recht in een lidstaat voor wat betreft de omzetbelastingtechnische duiding niet relevant is. In dit arrest valt verder op dat het Hof van Justitie het begrip verhuur van onroerend goed als één begrip ziet (zie bijvoorbeeld r.o. 26), terwijl bij het uitwerken van dit begrip het er naar mijn mening op lijkt dat het Hof van Justitie voornamelijk oog heeft voor de term onroerend. Het Hof van Justitie zet immers zijn rechtspraak over de verhuur van roerende zaken 3, zoals caravans en stacaravans mobiele goederen en tenten en chalets gemakkelijk te verplaatsen goederen af tegen de onderhavige gemeenschapshuizen mobiel noch gemakkelijk te verplaatsen. Wat daar overigens ook van zij, het is duidelijk dat het Hof van Justitie een leemte opvult. Het begrip verhuur van onroerend goed is niet gedefinieerd in de Btw-richlijn en het Hof van Justitie vult dit begrip in het Maierhofer-arrest in. 2.2 Verhuur Tolgelden-arrest: inbreukprocedure Verenigd Koninkrijk Het begrip verhuur is in de Btw-richtlijn niet gedefinieerd. Dat is voor het Hof van Justitie echter geen probleem. Volgens zijn vaste mantra dat de vrijstellingen van artikel 13 van de Zesde richtlijn autonome communautaire rechtsbegrippen zijn, deze vrijstellingen strikt moeten worden uitgelegd, omdat vrijstellingen afwijkingen zijn van het algemene beginsel dat BTW wordt geheven over elke dienst die door een belastingplichtige onder 2 dit geldt ook voor de Btw-richtlijn 3 HvJ EG 3 juli 1997, zaak C-60/96 (Commissie/Frankrijk), V-N 1997/3622, 46 4

6 bezwarende titel wordt verricht, geeft het Hof van Justitie in het tolgeldenarrest 4 voor het eerst aan dat het begrip verhuur een communautaire definitie moet krijgen. Dit arrest is gewezen naar aanleiding van een door de Europese Commissie ingestelde inbreukprocedure tegen het Verenigd Koninkrijk. In deze casus stelt de Europese Commissie dat het Verenigd Koninkrijk ten onrechte geen BTW heft over tolgelden die zowel door publiekrechtelijke lichamen als door particuliere marktdeelnemers worden geheven als tegenprestatie voor de aan de weggebruikers verleende dienst voor het gebruik van wegeninfrastructuur. Het Hof van Justitie volgt het hiervoor genoemde vaste mantra strikte uitleg van de vrijstelling en geeft aan dat onder het begrip verhuur niet vallen de overeenkomsten die als kenmerk hebben dat de duur van het gebruik van het onroerende goed een wezenlijk bestanddeel van de huurovereenkomst geen rol speelt bij de wilsovereenstemming van partijen. De weggebruiker is het immers te doen om een bepaald traject snel en veiliger af te leggen. De duur van het gebruik van de wegeninfrastructuur wordt door partijen, onder meer voor de vaststelling van de prijs, buiten beschouwing gelaten. Vervolgens verstaat het Hof van Justitie dat het Verenigd Koninkrijk niet aan de verplichting voldoet om btw te heffen over tolgelden. Opvallend aan dit arrest is dat het Hof van Justitie expliciet aangeeft dat het op zijn weg ligt om een communautaire definitie te geven van het begrip verhuur, maar dit vervolgens niet doet. Hij geeft slechts aan dat in dit geval géén sprake is van verhuur, omdat partijen geen tijdsduur zijn overeengekomen voor het gebruik van de wegeninfrastructuur. Ik vind dat een gemiste kans. Volgens mij is het efficiënter wanneer het Hof van Justitie in voorkomend geval direct een definitie van een communautair begrip geeft. Naar ik meen zou het Hof van Justitie in het geval van de inbreukprocedure tegen het Verenigd Koninkrijk niet buiten zijn bevoegdheid zijn getreden door een dergelijke definitie te formuleren. In het kader van de procedure die voorheen in artikel 234 EG was opgenomen betreffende het stellen van prejudiciële vragen is het immers vaste rechtspraak dat in de samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties en het Hof van Justitie, laatstgenoemde een nuttig antwoord dient te geven aan de hand waarvan de verwijzende rechter het aanhangige geding kan oplossen. Met het oog hierop moet het Hof van Justitie de hem voorgelegde vraag in voorkomend geval herformuleren 5. Dit uitgangspunt geldt naar ik meen ook voor inbreukprocedures. In casu zou een definitie van het begrip verhuur bij hebben kunnen dragen aan een nuttig antwoord. Overigens merk ik op dat ik de hier besproken inbreukprocedure indeel in de categorie verhuur min (zie onderdeel 2.4). 4 HvJ EG 12 september 2000, zaak C-359/97(Commissie/Verenigd Koninkrijk), BNB 2000/378* 5 HvJ EG 17 juli 1997, zaak C-334/95 (Krúger), Jurispr. blz I-4517, punt 2 5

7 2.2.2 Het Lindöpark-arrest Het Hof van Justitie heeft in de Zweedse zaak Stockholm Lindöpark AB 6 zich weer uitgelaten over de uitleg van het basisartikel. Lindöpark is een exploitatiemaatschappij die een voor bedrijven bestemd golfterrein beheert. De klantenkring bestaat uitsluitend uit bedrijven die daarmee hun personeel en klanten gelegenheid kunnen bieden op dat terrein golf te spelen. Lindöpark stelt de Zweedse Staat aansprakelijk wegens het niet juist ten uitvoer leggen van artikel 13 van de Zesde richtlijn. Zweden heeft namelijk in haar nationale wet een regeling getroffen die voorziet in een algemene vrijstelling van BTW voor de terbeschikkingstelling van ruimten en andere inrichtingen alsmede van bijkomende voorzieningen of andere installaties voor de beoefening van sport of voor lichamelijke opvoeding, met inbegrip van diensten die door instellingen met winstoogmerk worden geleverd. Lindöpark meent dat de Zweedse regeling in strijd is met artikel 13 van de Zesde Richtlijn. Hoewel het Hof van Justitie drie prejudiciële vragen beantwoordt, beperk ik mij op deze plaats tot de het antwoord op de eerste vraag. Deze vraag heeft betrekking op zowel de vrijstelling van artikel 13, A, lid 1, letter m van de Zesde Richtlijn (de sportvrijstelling) als op de vrijstelling van het basisartikel. Het Hof van Justitie overweegt dat de Zweedse regelgeving voorziet in een vrijstelling voor alle diensten die samenhangen met de beoefening van sport en met lichamelijke opvoeding, zonder daarbij diensten bestaande in de verhuur van onroerend goed te onderscheiden van andere diensten. Daarmee voert zij een nieuwe categorie van vrijstellingen in, waarin de Zesde richtlijn niet voorziet. Dat is niet toegestaan. Voor wat betreft vrijstelling van het basisartikel merkt het Hof van Justitie het volgende op: 26. Voorts moeten diensten verband houdend met de beoefening van sport en met lichamelijke opvoeding zoveel mogelijk als één geheel worden beschouwd. Volgens de rechtspraak van het Hof moeten, om de aard van een belastbare handeling vast te stellen, alle omstandigheden waaronder de betrokken handeling wordt verricht in aanmerking worden genomen om daaruit de kenmerkende elementen naar voren te halen (zie arrest van 2 mei 1996, Faaborg-Gelting Linien, C-231/94, Jurispr. blz. I-2395, punt 12). Zoals de Commissie terecht betoogt, behelst het beheer van een golfterrein in het algemeen niet alleen het passief ter beschikking stellen van een terrein, maar omdat (GS: omvat) deze activiteit tevens een groot aantal commerciële activiteiten, zoals het toezicht, het beheer en het voortdurende onderhoud door de dienstverrichter, de terbeschikkingstelling van andere installaties, enzovoorts. Zolang geen sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, kan de verhuur van het golfterrein dus niet de overwegende prestatie zijn. 27. Ten slotte moet worden bedacht, dat aan de terbeschikkingstelling van een golfterrein in de regel beperkingen zullen worden verbonden met betrekking tot het doel en de duur van het gebruik. Volgens de rechtspraak 6 HvJ EG 18 januari 2001, zaak C-150/99 (Stockholm Lindöpark), V-N 2001/

8 van het Hof is de duur van het gebruik van een onroerend goed een wezenlijk bestanddeel van een huurovereenkomst (reeds aangehaalde arresten Commissie/Ierland, punt 56 en Commissie/Verenigd Koninkrijk, punt 68). Ook op deze plaats geeft het Hof van Justitie geen definitie van het begrip verhuur van onroerend goed. Wel wordt duidelijk dat als er extra diensten worden verleend er is dan geen sprake meer van het louter passief ter beschikking stellen van het golfterrein dit de toepassing van de verhuurvrijstelling van het basisartikel kan verhinderen. Overigens merk ik op dat ik het Lindöpark-arrest indeel in de categorie verhuur plus (zie onderdeel 2.3) Het Goed Wonen 1-arrest Het Goed Wonen 1- arrest van het Hof van Justitie betreft een Nederlandse casus 7. Met terugwerkende kracht tot 31 maart 1995, om18.00u, is de Wet OB gewijzigd. Sindsdien wordt ingevolge artikel 3, lid 2 Wet OB mede als de levering van goederen aangemerkt de vestiging, overdracht, wijziging, afstand en opzegging van rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen, met uitzondering van hypotheek en grondrente, tenzij de vergoeding, vermeerderd met de omzetbelasting, minder bedraagt dan de waarde in het economische verkeer van die rechten. Het Hof van Justitie geeft in dit arrest allereerst aan dat artikel 5, lid 3, van de Zesde richtlijn 8 niet in de weg staat aan een nationale bepaling waarin als onderscheidende criterium voor het antwoord op de vraag of een prestatie als levering of als dienst kwalificeert, de hoogte van de vergoeding geldt. Vervolgens gaat het Hof van Justitie in op de vraag of de vrijstelling van artikel 13, B, sub b, en C, sub a, van de Zesde richtlijn (het huidige artikel 135, lid 1, letter l van de Btw-richtlijn) aldus moet worden uitgelegd, dat het in de weg staat aan een nationale bepaling als artikel 11, lid 1, sub b, punt 5, van de Wet OB, volgens hetwelk voor de toepassing van de BTW-vrijstelling de vestiging, voor een beperkte tijdsduur, van een recht van vruchtgebruik op onroerend goed mag worden gelijkgesteld met verhuur of verpachting van dat goed. Het Hof van Justitie stelt vast dat het wezenlijke kenmerk van de vestiging van een zakelijk recht, zoals in de Nederlandse situatie het recht van vruchtgebruik, is dat het de houder de bevoegdheid verschaft een onroerend goed te gebruiken als ware hij eigenaar ervan. 7 HvJ EG 4 oktober 2001, zaak C-326/99 (Goed Wonen 1), V-N 2001/ De Lid-Staten kunnen als lichamelijke zaken beschouwen: a) ( ); b) de zakelijke rechten die aan de rechthebbende de bevoegdheid verschaffen om een onroerend goed te gebruiken; c) ( ). 7

9 Het Hof van Justitie geeft vervolgens in rechtsoverweging 55 aan: Het wezenlijke kenmerk van een dergelijke handeling, dat zij gemeen heeft met verhuur, is namelijk dat aan de houder voor een overeengekomen tijdsduur tegen vergoeding het recht wordt verleend, een onroerend goed te gebruiken als ware hij de eigenaar ervan en ieder ander van het genot van dat recht uit te sluiten. Tot slot volgt het Hof van Justitie de conclusie van de A-G Jacobs dat de nationale civielrechtelijke aanduiding van een handeling niet relevant is voor de omzetbelasting. Duidelijk is dat het bij verhuur van onroerend goed om een betrekkelijke passieve bezigheid gaat bestaande uit: het onder bezwarende titel; door een verhuurder verlenen van een recht aan een huurder om een onroerend goed te gebruiken; voor een overeengekomen tijdsduur; als ware hij (de huurder) eigenaar van het onroerend goed en hij ieder ander van het genot kan uitsluiten. 2.3 Verhuur plus Onder verhuur plus versta ik de situatie waarin naast de hiervoor vermelde vier vereisten waaraan moet zijn voldaan om te kunnen spreken van verhuur van onroerend goed, ook andere prestaties worden verricht. Er zijn drie verschillende situatie denkbaar: de andere prestaties gaan op in de verhuurprestatie; de andere prestatie moet worden afgesplitst van de verhuurprestatie; de verhuurprestatie gaat op in de andere prestatie HR 18 juni 1986, nr : gastvrouwen Bijl c.s. 9 geven een voorbeeld van een verhuur plus situatie. Zij bespreken het arrest van de Hoge Raad van 18 juni inzake een ondernemer die een bar exploiteerde. Deze ondernemer gaf aan zijn gasten de gelegenheid om zich met gastvrouwen in een kamer af te zonderen voor een zeker bedrag per uur. Hier is volgens de Hoge Raad geen sprake van een overeenkomst die de bedoeling heeft het gebruik van een bepaald onroerend goed ter beschikking te stellen. Als het doel van het ter beschikking stellen van een ruimte iets anders is dan het exclusieve gebruik daarvan, kan niet meer gesproken worden van verhuur. Bijl c.s. sluiten bij de bespreking van dit arrest (met de kennis van nu: ten onrechte) voor het begrip verhuur aan bij het civiele recht: nu de Zesde 9 Bijl & Van Vliet & Van der Zanden 1994, p HR 18 juni 1986, nr , V-N 1986, blz

10 Richtlijn deze civielrechtelijke begrippen (GS: verhuur en verpachting) uitdrukkelijk gebruikt, zal dit ook wel de bedoeling zijn van de richtlijngever.. Naar mijn mening doet dit niet af aan de conclusie van de Hoge Raad, omdat het punt exclusief gebruik van de onroerende zaak ook door het Hof van Justitie wordt gehanteerd. De Hoge Raad neemt in zijn overweging ook het doel van het ter beschikking stellen van de ruimte mee. Dit doet mij denken aan de term de kenmerkende elementen welke regelmatig door het Hof van Justitie wordt gebruikt. Zie bijvoorbeeld hiervoor in rechtsoverweging 26 van het Lindöpark-arrest. Het arrest van de Hoge Raad betreft een verhuur plus situatie, waarin de verhuur op gaat in een andere prestatie Hof Den Bosch 23 oktober 2009: prostituees in dienstbetrekking De Rechtbank Breda heeft op 20 mei 2008 twee uitspraken gedaan inzake een belanghebbende die een seksinrichting exploiteert. De ene uitspraak betreft een naheffingsaanslag loonbelasting 11 en de andere uitspraak een naheffingsaanslag omzetbelasting 12. De belanghebbende heeft tegen beide uitspraken hoger beroep ingesteld. Het Gerechtshof Den Bosch heeft in beide zaken uitspraak gedaan. Voor zover mij bekend is alleen de loonbelastinguitspraak gepubliceerd 13. Uit de uitspraak van de Rechtbank Breda inzake de naheffingsaanslag omzetbelasting blijken onder andere de volgende feiten. De belanghebbende exploiteert een privé-huis in de vorm van een eenmanszaak. Hij staat ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel met als bedrijfsomschrijving: het ter beschikking stellen van ruimten waarin privé-huis activiteiten worden ontplooid. Ook heeft hij een vergunning van de gemeente om een seksinrichting te exploiteren. In het pand waarin de privé-club is gevestigd bevinden zich een ontvangstkamer, zitkamer, verschillende werkkamers waarvan sommige met toilet en ligbad, hal, toilet en keuken. De werkkamers zijn voorzien van stoffering en gebruiksartikelen. De belanghebbende adverteert ten behoeve van zijn onderneming via krant, radio en internet. Op de internetsite worden de prijzen vermeld die in rekening worden gebracht voor de diverse verrichtingen door de prostituee. De klanten komen het pand binnen, waarna de prostituees zich aan de klant kunnen presenteren. De klant rekent van tevoren contant af met de prostituee. Het geld wordt vervolgens in een enveloppe gedaan met daarop de naam van de prostituee en de verdeling van de ontvangst. Aan het eind van de dag wordt tussen belanghebbende en de prostituee contant afgerekend. Belanghebbende werft de prostituees en de klanten. 11 Rb Breda 20 mei 2008, nr. AWB 06/1767, LJN BD Rb Breda 20 mei 2008, nr. AWB 06/3148, LJN BD Hof s-hertogenbosch 23 oktober 2009, nr. 08/00435, V-N 2010/

11 De belanghebbende is van mening dat in casu twee prestaties worden verricht, namelijk een dienst door de prostituee aan haar klant en de kamerverhuur door de belanghebbende aan de prostituee. De rechtbank constateert dat de klanten het pand binnenkomen in de centrale ontvangstkamer, waar de prostituees zich aan de klant kunnen presenteren waarna de klanten zich met een of meer prostituees kunnen afzonderen, en dat de klant dan van tevoren contant afrekent met de prostituee waarna het geld in een enveloppe wordt gedaan met daarop de naam van de prostituee en de verdeling van de ontvangst en dat aan het eind van de dag tussen belanghebbende en de prostituee contant wordt afgerekend. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de klanten dit zullen ervaren als een dienst die aan hen wordt verleend door de club, waarvan de specifieke dienstverlening door de prostituee een onderdeel is. De onderlinge afspraken tussen belanghebbende en de prostituees regarderen de klant immers niet. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de klant meent slechts een overeenkomst te sluiten met de prostituee en niet met belanghebbende. De enkele omstandigheid dat de klant het verschuldigde bedrag aan de prostituee betaalt en niet aan belanghebbende is daarvoor onvoldoende. Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat belanghebbende in het kader van zijn onderneming aan klanten tegen betaling de gelegenheid biedt zich met prostituees af te zonderen en te onderhouden. Het bieden van die gelegenheid dient voor de heffing van de omzetbelasting als één dienst te worden aangemerkt. Er is dus geen sprake van kamerverhuur. In het hoger beroep oordeelt het Gerechtshof Den Bosch dat de ondernemingsactiviteiten van de belanghebbende zijn aan te merken als het aan prostituanten gelegenheid geven zich in het pand met prostituees af te zonderen en te onderhouden. Dit blijkt uit rechtsoverweging 4.1 van de loonbelastinguitspraak van het Gerechtshof Den Bosch. De uitspraak van het Gerechthof Den Bosch van 23 oktober 2009 betreft een verhuur plus situatie, waarin de verhuur op gaat in een andere prestatie. Overigens heeft de Hoge Raad in een soortgelijke casus onlangs arrest gewezen. Ik doel op het arrest van de Hoge Raad van 10 december betreffende de uitspraak van het Gerechtshof Den Bosch van 2 juli De belanghebbende in deze casus exploiteert een privé-club. Voor de beantwoording van de vraag welke prestatie wordt verricht van omzetbelasting vrijgestelde kamerverhuur dan wel het gelegenheid geven tot prostitutie moet volgens het Gerechtshof Den Bosch worden uitgegaan van de afnemer van de prestatie, de prostituant. Uit de feiten blijkt dat aan de klant die van de diensten van een prostituee gebruik wenst te maken, één bedrag in rekening wordt gebracht. Van afzonderlijke overeenkomsten voor de diensten van de prostituees en de verhuur van kamers is reeds hierom 14 HR 10 december 2010, nr. 09/03003, NTFR Hof s-hertogenbosch, 2 juli 2009, nr. 07/00372, LJN BJ

12 geen sprake. Op basis van de vastgestelde feiten concludeert het Hof Den Bosch dat belanghebbende gelegenheid geeft tot prostitutie. De Hoge Raad heeft het ingestelde cassatieberoep ongegrond verklaard onder verwijzing naar art. 81 Wet RO Rb Den Haag 4 maart 2010: uitvaartcentrum De belanghebbende in deze uitspraak 16 houdt zich bezig met het verzorgen van uitvaarten. Zij heeft een uitvaartcentrum in plaats 1. Vervolgens laat zij op eigen grond een nieuw uitvaartcentrum bouwen in plaats 2. Doordat zij vrijgestelde prestaties verricht 17 doet zich hier een integratieheffing voor 18. De diensten van de belanghebbende bestaan uit het verzorgen en opbaren van lichamen van overledenen, het gelegenheid geven tot bezoek, het verzorgen van de uitvaartplechtigheid, de teraardebestelling of crematie en alles dat daarbij komt kijken. De uitvaartcentra worden door de belanghebbende zowel voor eigen uitvaarten gebruikt als voor uitvaarten die door derden worden verzorgd. Voor de laatstgenoemde activiteit worden deze uitvaartcentra of delen daarvan al dan niet in combinatie met personele diensten, ter beschikking gesteld aan andere uitvaartverzorgers. Het uitvaartcentrum in plaats 1 beschikt over een verzorgingsruimte en familiekamers. Beide uitvaartcentra hebben een aula en koelruimte. De belanghebbende maakt gebruik van twee tarieflijsten voor de twee uitvaartcentra, met daarop de tarieven voor andere uitvaartverzorgers. De diensten van eiseres jegens andere uitvaartverzorgers zien kort gezegd op het beschikbaar stellen van de uitvaartcentra voor opbaren, voor bezoek, voor het houden van uitvaartdiensten, voor condoleance en voor vertrek naar begraafplaats of crematorium, al dan niet met familie. De vraag die in deze procedure centraal staat is of de diensten die de belanghebbende verricht aan andere uitvaartverzorgers voor de heffing van BTW belast, dan wel vrijgesteld zijn. De Rechtbank merkt eerst op dat normaal gesproken elke prestatie als onderscheiden en zelfstandig moet worden beschouwd 19. Echter, in bepaalde omstandigheden dienen verschillende formeel onderscheiden prestaties, die afzonderlijk kunnen worden verricht en zodoende ieder als zodanig tot belastingheffing of tot vrijstelling kunnen leiden, worden beschouwd als één enkele handeling wanneer zij niet zelfstandig zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer blijkt dat één of meer prestaties een hoofdprestatie vormen, terwijl de andere prestatie(s) moet(en) worden beschouwd als een of meer bijkomende prestaties, die het fiscale lot van de hoofdprestatie delen. Een prestatie moet in het bijzonder als bijkomend bij een hoofdprestatie worden beschouwd, wanneer zij voor de klanten geen doel op zich is, maar slechts 16 Rb Den Haag, 4 maart 2010, nr. AWB 09/6250, V-N 2010/ Artikel 11, lid 1, letter h Wet OB: de diensten door lijkbezorgers 18 Artikel 3, lid 3, letter b Wet OB 19 HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-425/06 (Part Service), BNB 2009/1 11

13 een middel om de hoofdprestatie van de dienstverlener zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Daarnaast kan worden gesproken van één enkele prestatie, wanneer twee of meer elementen of handelingen die de belastingplichtige levert of verricht, zo nauw met elkaar verbonden zijn dat zij objectief gezien één enkele ondeelbare economische prestatie vormen, waarvan splitsing kunstmatig zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verrichtingen van de belanghebbende aan andere uitvaartverzorgers met uitzondering van de verstrekking van consumpties aan te merken als één prestatie. Die verrichtingen, te weten het beschikbaar stellen van (delen van) de uitvaartcentra voor opbaren, voor bezoek, voor het houden van uitvaartdiensten, voor condoleance en voor vertrek naar begraafplaats of crematorium, kunnen zowel afzonderlijk als in combinatie worden afgenomen. Echter, wanneer deze verrichtingen in combinatie worden afgenomen, zijn zij zo nauw met elkaar verbonden dat zij objectief gezien één enkele ondeelbare economische prestatie vormen, waarvan splitsing kunstmatig zou zijn. Vervolgens onderzoekt de Rechtbank of deze ene prestatie haar prestatie aan andere uitvaartondernemers onder de vrijstelling van het basisartikel kan worden gerangschikt of onder de vrijstelling van de diensten door lijkbezorgers. Voor wat betreft de mogelijke toepassing van de vrijstelling van het basisartikel overweegt de Rechtbank dat de aard van de prestatie moet worden beoordeeld vanuit de optiek van de afnemer van de prestatie 20. De Rechtbank volgt de belanghebbende in haar stelling dat de uitvaartverzorgers die haar prestaties afnemen het niet is te doen om het exclusieve gebruik van de uitvaartcentra of delen daarvan, maar dat het gaat om het verkrijgen van faciliteiten voor de dagen vóór en de dag van de begrafenis of crematie. De Rechtbank concludeert dat deze ene prestatie niet kan worden gerangschikt onder de vrijstelling van het basisartikel. Voor wat betreft de mogelijke toepassing van de vrijstelling voor diensten door lijkbezorgers oordeelt de Rechtbank dat de belanghebbende zich terecht beroept op het besluit van de staatssecretaris van Financiën betreffende de vrijstelling van diensten door lijkbezorgers 21. Door dit besluit is het vertrouwen gewekt dat de vrijstelling niet van toepassing is. In een overweging ten overvloede merkt de Rechtbank nog op dat de prestatie van de belanghebbende eruit bestaat dat zij uitvaartverzorgers faciliteert. Deze activiteit valt niet onder de vrijstelling, omdat de belanghebbende niet zelf belast is met alles wat bij een begrafenis of crematie vereist is. Zoals gezegd oordeelt de Rechtbank op basis van het Card Protection Planarrest dat de vrijstelling van het basisartikel niet van toepassing is. Dat lijkt mij op zich een juist oordeel. Naar mijn mening zou het echter zuiverder zijn geweest als de Rechtbank eerst alle criteria voor de toepassing van het 20 HvJ EG 25 februari 1999, zaak C-349/96 (Card Protection Plan), BNB 1999/ Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 24 januari 2006, nr. CPP2008/39M, Stcrt. 2008, 32, V-N 2008/

14 basisartikel noemt en deze vervolgens afzonderlijk toetst. Het lijkt mij duidelijk dat in casu ook aan het exclusiviteitcriterium is voldaan. Het kan toch immers niet zo zijn dat derden van het (deel van het) uitvaartcentrum gebruik maken in de periode dat het is verhuurd? Daarna moet beoordeeld worden of de aanvullende prestaties die de belanghebbende verzorgt, het extra dienstbetoon, leidt tot een andersoortige prestatie: een dienst sui generis. Overigens omschrijft de Rechtbank de prestatie bij de behandeling van de vraag of de vrijstelling van diensten door lijkbezorgers van toepassing is wél, namelijk als het faciliteren van uitvaartverzorgers. Ik concludeer dat hier in wezen sprake is van een verhuur plus situatie. De verhuurprestatie gaat op in een andersoortige prestatie Hof Den Haag 10 mei 2010: kunstencentrum De belanghebbende in deze uitspraak 22 houdt zich bezig met de exploitatie van een kunstencentrum. Het betreft de exploitatie van een onroerend goed bestaande uit een grote en een kleine theaterzaal, kleedkamers, technische ruimtes, opslagruimtes, een foyer, kantoorruimtes en een café en restaurant. De exploitatie door belanghebbende geschiedt in de vorm van de terbeschikkingstelling van de desbetreffende ruimten aan organisaties en instellingen op het gebied van de toonkunst op basis van exclusiviteit tegen een vooraf overeengekomen prijs en tijd. In geschil is het antwoord op de vraag of de terbeschikkingstelling aan derden tegen vergoeding van ruimten in het kunstencentrum kwalificeert als vrijgestelde verhuur van onroerend goed. In verband met de beantwoording van de voorliggende vraag zijn partijen ter zitting overeengekomen dat de prestatie van belanghebbende als ondernemer in de zin van de Wet met betrekking tot de terbeschikkingstelling van de ruimten in het kunstencentrum feitelijk inhoudt het tegen vergoeding aan derden: - in gebruik geven van de theaterzaal, - het zorgen voor de aanwezigheid van theatertechnici, - het begeleiden van het bezoekend publiek, - het in gebruik geven van de licht- en geluidsinstallatie, - het in gebruik geven van de foyer, - het in gebruik geven van de kleedruimten, en - het zorgen voor normale schoonmaak. Het Gerechtshof refereert aan de criteria uit het Card Protection Plan-arrest en past deze vervolgens toe op de feiten en omstandigheden. Het Gerechthof concludeert dat de belanghebbende, economisch gesproken en bezien met de ogen van een modale consument, met het ter beschikking stellen van de theaterruimte één hoofdprestatie verricht met enkele bijkomende diensten. De afnemer van de prestatie zal het bij de terbeschikkingstelling in de eerste 22 Hof s-gravenhage, 10 mei 2010, nr. BK-09/00434, V-N 2010/

15 plaats en hoofdzakelijk te doen zijn om de exclusieve gebruiksmogelijkheid te krijgen van een toegeruste theaterruimte voor het tegen betaling door en voor het publiek verzorgen van uitvoeringen of voorstellingen op het gebied van de toonkunst. Weliswaar omvat deze als dienst aan te merken prestatie dus meer handelingen, maar deze beschouwt het Gerechtshof als bijkomend. Zij vormen voor de afnemer van de prestatie als gebruiker van de ruimte namelijk even zovele middelen om de hoofddienst van belanghebbende zo aantrekkelijk mogelijk te doen zijn. Vervolgens kwalificeert het Gerechtshof deze als één prestatie gekwalificeerde dienst van belanghebbende, bestaande in het tegen een overeengekomen vergoeding voor een bepaalde tijd aan onafhankelijke derden verlenen van het exclusieve gebruik van de ruimten, voor de heffing van omzetbelasting als de verhuur van onroerend goed. Deze prestatie hoort thuis in de categorie verhuur. De andere prestaties gaan op althans in de visie van het Gerechtshof in de verhuur prestatie. Ik vraag mij echter af of deze uitspaak juist is. In rechtsoverweging 26 van het Lindöpark-arrest volgt het Hof van Justitie het betoog van de Commissie inhoudende dat het beheer van een golfterrein in het algemeen niet alleen het passief ter beschikking stellen van een terrein behelst, maar deze activiteit omvat tevens een groot aantal commerciële activiteiten, zoals het toezicht, het beheer en het voortdurende onderhoud door de dienstverrichter, de terbeschikkingstelling van andere installaties, enzovoorts. Zolang geen sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, kan de verhuur van het golfterrein dus niet de overwegende prestatie zijn. Naar mijn mening geldt dit mutatis mutandis ook voor het kunstencentrum. Het Gerechtshof heeft onder de feiten vermeld dat de exploitatie door belanghebbende geschiedt in de vorm van de terbeschikkingstelling van de desbetreffende ruimten aan organisaties en instellingen op het gebied van de toonkunst op basis van exclusiviteit tegen een vooraf overeengekomen prijs en tijd. Het lijkt mij duidelijk dat aan de vereisten voor vrijgestelde verhuur is voldaan. Echter, door de aard en omvang van de overige activiteiten die de belanghebbende jegens haar afnemer verricht is het kenmerkende element van de prestatie naar mijn mening het faciliteren van een andere ondernemer op het gebied van kunsten. Een belaste dienst dus. Tot slot merk ik op dat de staatssecretaris cassatie heeft ingesteld. Ik ben benieuwd of de Hoge Raad het oordeel van het Gerechtshof bevestigt. In onderdeel 2.5 Conclusie inzake verhuur onroerend goed, komt deze uitspraak nog verder aan de orde. 2.4 Verhuur min Onder verhuur min versta ik de situatie waarin op één of meerdere punten niet voldaan wordt aan de criteria voor toepassing van de vrijstelling van verhuur van onroerend goed. 14

16 2.4.1 Het Seeling-arrest In het Seeling-arrest 23 beantwoordt het Hof van Justitie de vraag of de fictieve dienst van artikel 6, lid 2, sub a van de Zesde Richtlijn in casu het gebruik van het woongedeelte van een als ondernemingsvermogen geëtiketteerd pand voor privé-doeleinden moet worden gerangschikt onder het basisartikel. Het Hof van Justitie herhaalt in zijn arrest eerst de communautaire definitie van het begrip verhuur van onroerend goed. Vervolgens geeft hij aan dat het gebruik voor privé-doeleinden van de belastingplichtige van een woning in een gebouw dat hij volledig in zijn bedrijf heeft opgenomen, niet voldoet aan deze voorwaarden. Dit gebruik wordt immers gekenmerkt door het gebrek aan zowel de betaling van een huurprijs als een werkelijke wilsovereenstemming inzake de duur van het genot en het recht om de woning te gebruiken en andere personen daarvan uit te sluiten. Hieruit volgt dat het gebruik voor privé-doeleinden van de belastingplichtige van een woning in een gebouw dat hij volledig in zijn bedrijf heeft opgenomen, niet onder het basisartikel valt. Het Hof van Justitie geeft aan dat in dit geval aan twee vereisten van de verhuurdefinitie niet is voldaan. Te weten de betaling van een huurprijs en overeenstemming betreffende de duur van het gebruik. Het Seeling-arrest hoort thuis in de categorie verhuur min Het Sinclair Collis-arrest In het Sinclair Collis-arrest 24 gaat het om het antwoord op de vraag of het recht om een sigarettenautomaat in een bedrijfsruimte van een derde te exploiteren onder het basisartikel moet worden gerangschikt. De feiten in deze casus zijn als volgt. Sinclair Collis heeft in cafés, clubs en hotels sigarettenautomaten geplaatst, die zij exploiteert en onderhoudt. Met de eigenaar van de bedrijfsruimte sluit zij een overeenkomst voor de levering van dergelijke automaten tegen betaling van een overeengekomen percentage van de bruto-opbrengst van de verkoop van tabaksproducten via die automaten. Volgens deze overeenkomst worden de automaten geïnstalleerd op de plaats waar de eigenaar van de bedrijfsruimte meent dat de grootste omzet kan worden verwezenlijkt. De eigenaar van de bedrijfsruimte mag echter niet op onredelijke wijze een door Sinclair Collis gekozen andere plaats weigeren. De sigaretten en het geld in de automaten, de sigaren en de andere tabaksproducten blijven eigendom van Sinclair Collis. De eigenaar van de bedrijfsruimte verleent Sinclair Collis voor een periode van twee jaar het exclusieve recht van plaatsing en exploitatie van de automaten, die eigendom blijven van Sinclair Collis. Verder verleent de overeenkomst Sinclair Collis het exclusieve recht om het betrokken etablissement sigaren en andere tabaksproducten te leveren. De eigenaar 23 HvJ EG 8 mei 2003, zaak C-269/00 (Seeling), V-N 2003/ HvJ EG 12 juni 2003, zaak C-275/01 (Sinclair Collis), V-N 2003/

17 van de bedrijfsruimte stemt ermee in voldoende elektriciteit te leveren en de plaatsing van automaten met soortgelijke producten als die waarover de overeenkomst gaat in zijn etablissement te verbieden. Automaten die niet aan een muur moeten worden bevestigd, mogen worden verplaatst. Sinclair Collis behoudt de exclusieve controle over de toegang tot de automaten, zorgt voor de bevoorrading ervan en verwijdert het geld, dat wordt verdeeld zoals overeengekomen. Het Hof van Justitie stelt vast dat de overeenkomst er niet toe strekt passief een oppervlakte of een standplaats ter beschikking te stellen en de medecontractant het recht te waarborgen dat te gebruiken als ware hij de eigenaar ervan en ieder ander van het genot van dat recht uit te sluiten. Deze vaststelling onderbouwt het Hof van Justitie met twee punten. Ten eerste merkt hij op dat de overeenkomst geen nauwkeurig afgebakende oppervlakte of standplaats bepaalt waar de automaten in het etablissement moeten worden geïnstalleerd. In tegenstelling tot hetgeen kenmerkend is voor de verhuur, is de plaats van de automaat enkel van belang voor zover daardoor de grootst mogelijke omzet kan worden verzekerd. Op grond van dit criterium kunnen de automaten volgens de overeenkomst binnen bepaalde perken naar goeddunken van de eigenaar van de bedrijfsruimte worden verplaatst. Ten tweede merkt hij op dat de overeenkomst Sinclair Collis niet het recht verleent om de toegang tot de plaats waar de automaten zich bevinden te controleren of te beperken. Hoewel Sinclair Collis volgens de overeenkomst een exclusief recht van toegang tot de automaten heeft, ten einde ze te onderhouden, bij te vullen met sigaretten en het geld eruit te halen, heeft dat recht immers enkel betrekking op de toegang tot de automaat als zodanig, inzonderheid tot het intern mechanisme ervan, en niet op de toegang tot het deel van de oppervlakte van het etablissement waar de automaat zich bevindt. Het recht is beperkt tot de openingsuren van het etablissement en Sinclair Collis kan het niet zonder toestemming van de eigenaar van de bedrijfsruimte uitoefenen. Bovendien hebben derden slechts toegang tot de automaten volgens de praktische regeling die de eigenaar van de bedrijfsruimte oplegt, met name tijdens de openingsuren van het etablissement, en niet binnen door Sinclair Collis vastgestelde perken. In die omstandigheden vormt het gebruik van een deel van de oppervlakte of van een standplaats in bedrijfsruimten volgens de overeenkomst enkel een middel voor de uitvoering van de dienst die het voorwerp van de overeenkomst is, namelijk de waarborg van de uitoefening van het recht van exclusieve verkoop van sigaretten in het etablissement door de plaatsing en het onderhoud van automaten in ruil voor een percentage van de winst. Het Hof van Justitie beantwoordt de prejudiciële als volgt: 16

18 Artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, moet aldus worden uitgelegd dat niet als verhuur van onroerende goederen in de zin van die bepaling is te beschouwen, het door de eigenaar van een bedrijfsruimte aan de eigenaar van een sigarettenautomaat verleende recht om deze automaat voor een periode van twee jaar in zijn etablissement te installeren, te exploiteren en te onderhouden op een door de eigenaar van de bedrijfsruimte aangeduide plaats, waarvoor hij als tegenprestatie een percentage ontvangt van de brutoopbrengst van de verkoop van sigaretten en andere tabaksproducten in zijn etablissement, zonder dat de eigenaar van de automaat andere rechten dan de in de overeenkomst tussen partijen vastgelegde bezits- of controlerechten worden verleend. Ten eerste geeft het Hof van Justitie naar mijn mening duidelijk aan dat het partijen niet gaat om het gebruik van een afgebakende oppervlakte van een onroerende zaak. Ten tweede staat vast dat Sinclair Collis niet het recht heeft verkregen om de toegang tot de locatie waar de automaten zich bevinden te controleren of te beperken jegens derden. Op grond van deze twee punten behoort het Sinclair Collis-arrest thuis in de categorie verhuur min. Het kenmerkende element van de overeenkomst is het waarborgen van de uitoefening van het recht van exclusieve verkoop van sigaretten in het etablissement door de plaatsing en het onderhoud van automaten in ruil voor een percentage van de winst. Dit arrest hoort thuis in de categorie verhuur min Het Temco-arrest In het Temco-arrest 25 is de vraag aan de orde of naar Belgisch recht gesloten leonische contracten moeten worden gerangschikt onder het basisartikel. Wat is het geval? SA Temco Europe (hierna: Temco) is een belastingplichtige die voor de omzetbelasting belaste prestaties verricht. Zij is eigenaar van een onroerend goed dat zij heeft laten verbouwen. De aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting heeft zij teruggevraagd. De Belgische fiscus heeft bij een boekenonderzoek vastgesteld dat Temco met drie aan haar gelieerde vennootschappen overeenkomsten heeft gesloten. In deze overeenkomsten de leonische contracten verleent Temco precaire gebruiksrechten aan haar gelieerde vennootschappen. Uit de uitvoering van deze overeenkomsten blijkt dat de gelieerde vennootschappen voortdurend en onbeperkt toegang hebben tot het gebouw en dat hun kantoren en magazijnen nagenoeg ononderbroken worden gebruikt. De bedoeling van Temco en haar gelieerde vennootschappen was om overeenkomsten te sluiten die niet aan de voorwaarden van het basisartikel voldoen. De Belgische fiscus stelt zich op het standpunt dat hier in wezen sprake is van vrijgestelde verhuur van onroerend goed en vordert de geclaimde voorbelasting terug. 25 HvJ EG 18 november 2004, zaak C-284/03 (Temco Europe), V-N 2005/

19 Het Hof van Justitie legt uit dat hij het criterium de duur van de verhuur in zijn eerdere arresten gebruikt om de betrekkelijke passieve activiteit van de verhuur van onroerend goed die enkel verband houdt met het tijdsverloop en geen toegevoegde waarde van betekenis oplevert te onderscheiden van andere activiteiten die ofwel een zakelijk-industrieel en commercieel karakter hebben, zoals de uitzonderingen van het basisartikel, ofwel een voorwerp hebben dat beter wordt gekarakteriseerd door het leveren van een prestatie dan door de enkele terbeschikkingstelling van een goed, zoals bijvoorbeeld het recht een golfterrein te gebruiken. Vervolgens merkt het Hof van Justitie op dat de duur van de verhuur op zichzelf dus geen onderscheidend criterium is aan de hand waarvan een overeenkomst tot verhuur van onroerend goed in de zin van het gemeenschapsrecht kan worden gekwalificeerd. Het is in ieder geval niet noodzakelijk dat deze duur bij het sluiten van de overeenkomst is vastgelegd. Tot slot merkt het Hof van Justitie met betrekking tot het recht van de huurder om het onroerend goed bij uitsluiting van ieder ander te gebruiken op, dat dit recht in de met de verhuurder gesloten overeenkomst kan worden beperkt en slechts betrekking heeft op het onroerend goed zoals dit daarin is omschreven. Zo kan de verhuurder zich het recht voorbehouden het verhuurde onroerend goed regelmatig te bezichtigen. Overigens kan een huurovereenkomst betrekking hebben op bepaalde delen van een onroerend goed waarvan het gebruik met anderen moet worden gedeeld. Het Hof van Justitie beantwoordt de prejudiciële als volgt: Artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn moet aldus worden uitgelegd, dat transacties waarbij een vennootschap door middel van verschillende overeenkomsten tegelijkertijd aan verschillende met haar verbonden vennootschappen een precair gebruiksrecht op hetzelfde gebouw verleent tegen betaling van een vergoeding die voornamelijk op basis van de gebruikte oppervlakte wordt vastgesteld, "verhuur van onroerende goederen" in de zin van deze bepaling vormen, wanneer deze overeenkomsten, zoals zij worden uitgevoerd, in hoofdzaak de passieve terbeschikkingstelling inhouden van ruimtes of oppervlakten in gebouwen, tegen een vergoeding die verband houdt met het tijdsverloop, en niet het verrichten van een dienst die voor een andere kwalificatie in aanmerking komt. Volgens mij kijkt het Hof van Justitie in deze casus naar de totale context waarin de overeenkomst is gesloten. Het lijkt erop dat hij in wezen door het contract heen kijkt. Dat lijkt mij in dit geval ook terecht. Bij gelieerde partijen kan de papieren werkelijkheid makkelijker van de echte werkelijkheid anders verwoord: de feitelijke situatie afwijken. De schrijvers van de noot in Vakstudie Nieuws merken in dit verband op dat de inhoud van de overeenkomst en de daadwerkelijke prestatie boven de vorm van contracteren gaat. Het Hof van Justitie merkt in rechtsoverweging 26 nog op dat het aan de verwijzende rechter is om alle omstandigheden in aanmerking te nemen waarin de onderhavige transactie zich afspeelt om de kenmerkende elementen daarvan te achterhalen en te beoordelen of de transactie als 18

20 verhuur van onroerende goederen in de zin van het basisartikel kan worden gekwalificeerd. Ook in rechtsoverweging 26 van het Lindöpark-arrest gebruikt het Hof van Justitie de woorden kenmerkende elementen. Volgens mij geven de kenmerkende elementen uiteindelijk de doorslag of een prestatie onder het basisartikel kan worden gerangschikt. Het past niet om louter mechanisch af te vinken of aan alle voorwaarden van het verhuurbegrip zoals dit in de jurisprudentie van het Hof van Justitie is ontwikkeld is voldaan. Er dient rekening te worden gehouden met de ratio leges van de vrijstelling van het basisartikel. Dit arrest hoort thuis in de categorie verhuur Het Walderdorff-arrest In het Walderdorff-arrest 26 is sprake van een belastingplichtige die een landen bosbouwbedrijf in Oostenrijk exploiteert. Walderdorff heeft met een visvereniging een overeenkomst gesloten voor een duur van tien jaar. Volgens deze overeenkomst heeft de visvereniging tegen betaling van een vergoeding het recht om te vissen in twee vijvers op het terrein van het bedrijf van Walderdorff, waarvoor deze in haar hoedanigheid van eigenaresse beschikt over een visrecht, en voorts in een in het publiek domein gelegen viswater, waarvoor Walderdorff beschikt over een in het visserijregister ingeschreven visrecht. Het Hof van Justitie moest de vraag beantwoorden of in deze situatie er sprake is van de verpachting en de verhuur van onroerende goederen. Onder verwijzing naar het arrest Fonden Marselisborg Lystbadehavn 27 herhaalt het Hof van Justitie dat een oppervlak dat geheel of gedeeltelijk onder water ligt kan worden aangemerkt als een onroerend goed. Ook blijkt uit de aan het Hof van Justitie overgelegde stukken dat Walderdorff zich in de pachtovereenkomst het recht voorbehoudt om zelf in deze wateren te vissen en daar elke dag een gast te laten vissen. Het Hof van Justitie verklaart vervolgens voor recht dat de overdracht onder bezwarende titel van het recht om te vissen, uit hoofde van een voor een duur van tien jaar gesloten pachtovereenkomst, door de eigenaar van het water waarvoor dit recht is verleend en door de houder van het visrecht in een in het publiek domein gelegen water, noch verpachting noch verhuur van onroerende goederen vormt, voor zover deze overdracht niet het recht verleent om het betrokken onroerend goed te gebruiken en ieder ander van het genot van dat recht uit te sluiten. In dit arrest is niet voldaan aan het exclusiviteitcriterium. Daarom is hier sprake van een verhuur min situatie. Opvallend is dat het Hof van Justitie in dit geval alleen inzoomt op het exclusiviteitcriterium en niets opmerkt over het kenmerkende element van de prestatie. Mogelijk dat het Hof van Justitie dat hier niet doet, omdat hier in tegenstelling tot de situatie in het Temco-arrest 26 HvJ EG 6 december 2007, zaak C-451/06 (Walderdorff), V-N 2008/ HvJ EG 3 maart 2005, zaak C-428/02 (Fonden Marselisborg Lystbadehavn), V-N 2005/

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 12 juni 2003 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 12 juni 2003 * ARREST VAN 12. 6. 2003 ZAAK C-275/01 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 12 juni 2003 * In zaak C-275/01, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het House of Lords (Verenigd Koninkrijk),

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 JUNI 2010 C.09.0285.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.09.0285.F MONS EXPO, naamloze vennootschap, Mr. Thierry Afschrift, advocaat bij de balie te Brussel, tegen BELGISCHE STAAT, minister van

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 18 november 2004 * betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG,

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 18 november 2004 * betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 18 november 2004 * In zaak C-284/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Hofvan Beroep te Brussel (België),

Nadere informatie

LJN: BU8847, Hoge Raad, 10/02532 Print uitspraak

LJN: BU8847, Hoge Raad, 10/02532 Print uitspraak LJN: BU8847, Hoge Raad, 10/02532 Print uitspraak Datum uitspraak: 07-12-2012 Datum publicatie: 07-12-2012 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Omzetbelasting; art. 13, B,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 6 JUNI 2013 F.12.0005.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.12.0005.F BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, Mr. François T Kint, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:185 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-02-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/04877 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:3523, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

Btw-optimalisering en onroerende verhuur. Bart Buelens

Btw-optimalisering en onroerende verhuur. Bart Buelens Btw-optimalisering en onroerende verhuur Bart Buelens De wettelijke basis Vrijstelling artikel 135, lid 1, l) Vrijstelling onroerende verhuur artikel 44, 3, 2 Omzetting Verplichte uitzonderingen Artikel

Nadere informatie

Workshop. Casus woningen en beperking btw druk. Bedrijfsonroerend goed; leegstand en btw aftrek. pagina 1

Workshop. Casus woningen en beperking btw druk. Bedrijfsonroerend goed; leegstand en btw aftrek. pagina 1 Workshop Casus woningen en beperking btw druk Bedrijfsonroerend goed; leegstand en btw aftrek pagina 1 Casus Ontwikkelende bouwer bouwt woningen en verkoopt die aan woningbelegger Grond 100 ovb 6 Bouwkosten

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* SKATTEMINISTERIET / HENRIKSEN ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* In zaak 173/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Højesteret, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

Rechtbank Den Haag 30-06-2015 03-08-2015 AWB - 14 _ 10792. Belastingrecht

Rechtbank Den Haag 30-06-2015 03-08-2015 AWB - 14 _ 10792. Belastingrecht ECLI:NL:RBDHA:2015:8665 Instantie Deeplink Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie http://deeplink. Rechtbank Den Haag 30-06-2015 03-08-2015 AWB

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

MAIERHOFER. ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 16 januari 2003 *

MAIERHOFER. ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 16 januari 2003 * MAIERHOFER ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 16 januari 2003 * In zaak C-315/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Bundesfinanzhof (Duitsland), in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Vertaling C-334/14-1 Zaak C-334/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 juli 2014 Verwijzende rechter: Hof van beroep te Bergen (België)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 16 januari 2003 (1)

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 16 januari 2003 (1) ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 16 januari 2003 (1) Zesde BTW-richtlijn - Vrijstellingen - Verhuur van onroerend goed - Demontabel prefabgebouw dat weer kan worden opgetrokken In zaak C-315/00, betreffende

Nadere informatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. LJN: BO3637, Hoge Raad, 09/00760 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-04-2011 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Omzetbelasting; art. 5, lid 3, en art. 13, B, aanhef en

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

Aftrek en/of compensatie van btw definitief na verwerken factuur?

Aftrek en/of compensatie van btw definitief na verwerken factuur? Aftrek en/of compensatie van btw definitief na verwerken factuur? Onlangs heeft de rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een zaak waarbij de Belastingdienst een naheffingsaanslag omzetbelasting heeft opgelegd,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018 Datum van inontvangstneming : 07/09/2018 Samenvatting C-488/18-1 Zaak C-488/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 18 oktober 2011 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 18 oktober 2011 heb ik de eer het volgende op te merken. Den Haag, 2 9 NOV 2011 Kenmerk: DGB 2011-6473 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 11/04540) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-hertogenbosch van 2 september 2011, nr. r, 2

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 luxembourg c - ~~///3 - Entrée 2 5 FEV. 2013 oge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/04457 1 februari 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 18 januari 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 18 januari 2001 * ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 18 januari 2001 * In zaak C-150/99, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van Svea hovrätt (Zweden), in het aldaar

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 * HEGER ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 * In zaak C-166/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Circulaire 2019/C/22 betreffende werken uitgevoerd door een Btw-belastingplichtige in een gebouw dat hij huurt

Circulaire 2019/C/22 betreffende werken uitgevoerd door een Btw-belastingplichtige in een gebouw dat hij huurt Page 1 of 5 Properties Title : Circulaire 2019/C/22 betreffende werken uitgevoerd door een Btw-belastingplichtige in een gebouw dat hij huurt Summary : Deze circulaire bespreekt de gevolgen op het vlak

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

11-09-2015 21-09-2015 14/00330. Belastingrecht. Hoger beroep

11-09-2015 21-09-2015 14/00330. Belastingrecht. Hoger beroep ECLI:NL:GHSHE:2015:3523 http://deeplink. Deeplink Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 11-09-2015 21-09-2015

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752 ECLI:NL:RBDHA:2017:7752 Permanente link: http://deeplink. Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 06-07-2017 Datum publicatie 20-07-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 5490 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/04/2014

Datum van inontvangstneming : 17/04/2014 Datum van inontvangstneming : 17/04/2014 Hoge Raad der Nederla 'Entrée 1 8 MARS 2014 den ------1 Derde Kamer Nr. 09/02220 21 februari 2014 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Vertaling C-264/17-1 Zaak C-264/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 17 mei 2017 Verwijzende rechter: Finanzgericht Münster (Duitsland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 c. -A601A3-0) Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer c "~" - I: Luxemboure Nr. 11/05307 Entrée 2 8 MARS 2013 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof

Nadere informatie

BTW-nieuwtjes 17-2013

BTW-nieuwtjes 17-2013 BTW-nieuwtjes 17-013 van vilsteren BTW advies bv Heidesteinlaan a, 6866 AG Heelsum E-mail: info@btwadvies.com Website: www.btwadvies.com Telefoon: 06-7071710 KvK Arnhem 0913609 1. Nieuw vastgoedbesluit

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * In zaak 165/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

Hoge Raad 24-04-2015 24-04-2015 13/03775. Belastingrecht. Cassatie. Rechtspraak.nl

Hoge Raad 24-04-2015 24-04-2015 13/03775. Belastingrecht. Cassatie. Rechtspraak.nl ECLI:NL:HR:2015:1084 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Hoge Raad 24-04-2015 24-04-2015 13/03775 In cassatie op

Nadere informatie

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( )

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( ) stuk ingediend op 367 (2009-2010) Nr. 1 9 februari 2010 (2009-2010) Voorstel van decreet van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij houdende wijziging van artikel 159

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 22 JUNI 2012 F.11.0090.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.11.0090.F ELS-ONTWIKKELING, vennootschap naar Nederlands recht, Mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen BELGISCHE STAAT,

Nadere informatie

RB bijeenkomst Btw actualiteiten

RB bijeenkomst Btw actualiteiten RB bijeenkomst Btw actualiteiten Annette Pol-Habing 8 februari 2016 Hengelo Btw-actualiteiten Ondernemerschap Holdingvennootschap Aftrek van voorbelasting Afnemer van de prestatie Leegstand Privé gebruik

Nadere informatie

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting les 1 programma Omzetbelasting Belasting toegevoegde waarde Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Belasting toegevoegde waarde Van wie en waarover? Kenmerken De omzetbelasting is een algemene,

Nadere informatie

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting les 1 programma Omzetbelasting Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Kenmerken De omzetbelasting is een Belasting toegevoegde waarde algemene, Van wie en waarover? niet-cumulatieve, Leveringen

Nadere informatie

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

De ontwikkeling van het begrip verhuur in de Europese btw

De ontwikkeling van het begrip verhuur in de Europese btw De ontwikkeling van het begrip verhuur in de Europese btw Door: Arjan de Winter 2010/ 2011 Inhoudsopgave EFS Verhandeling Arjan de Winter 1) Inleiding Pagina 2 2) Europees rechtelijk kader Pagina 3 2.1

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097 ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097 Instantie Datum uitspraak 15-02-2012 Datum publicatie 15-03-2012 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 11/4708 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 I' Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer w ~e' {J.J ::li "~.8 ;.l_~ ( E..::r,",'_ t"::) ('0",,1 l:'jt:: ~~ ~ )(, ::li oe i~..- ~ c:: L'..J Nr. 12/03718 28 maart

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 28.11.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0824/2008, ingediend door Kroum Kroumov (Bulgaarse nationaliteit), gesteund door zestien

Nadere informatie

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis)

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) mr. J.C. (Kees) van de Water, KW Legal, juli 2008 Aan de orde in onderhavige zaak is (mede)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 302 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016) Nr. 103 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd:

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Drie musketiersverliezenstrijd koepelvrijstelling In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Moet artikel 13 A lid 1 letter f van de Zesde Richtlijn

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 oktober 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 oktober 2001 * ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 oktober 2001 * In zaak C-326/99, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470 ECLI:NL:RBDHA:2014:14470 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 19-11-2014 Datum publicatie 15-04-2015 Zaaknummer 14_7761 OB Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Bodemzaak Eerste aanleg

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* ARREST VAN 8. 2. 1990 ZAAK C-320/88 ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* In zaak C-320/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008

Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008 Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008 Uitspraak van de meervoudige kamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 14 maart 2013 inzake [X], wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:6302

ECLI:NL:RBDHA:2017:6302 ECLI:NL:RBDHA:2017:6302 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 15-06-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 4500 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:15972

ECLI:NL:RBDHA:2017:15972 ECLI:NL:RBDHA:2017:15972 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 12-12-2017 Datum publicatie 13-04-2018 Zaaknummer AWB - 16 _ 6260 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

Omzetbelasting -- Deel 1

Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting week 2 programma Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Belasting toegevoegde waarde Van wie en waarover? Leveringen en diensten Ondernemer Maatstaf van heffing Tarief 1 Omzetbelasting Kenmerken

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 14 juni 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 14 juni 2007 * HORIZON COLLEGE EN HADERER ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 14 juni 2007 * In zaak C-434/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Hoge Raad

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 *

ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 * ARREST VAN 29. 6. 1999 ZAAK C-158/98 ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 * In zaak C-158/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van de Hoge Raad der

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2017:3135

ECLI:NL:RBNNE:2017:3135 ECLI:NL:RBNNE:2017:3135 Instantie Datum uitspraak 17-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Rechtbank Noord-Nederland Zaaknummer AWB - 15 _ 4205 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

HOGE RAAD ARREST. nr. 31/695. gewezen op het beroep in cassatie van X te Z. tegen

HOGE RAAD ARREST. nr. 31/695. gewezen op het beroep in cassatie van X te Z. tegen HOGE RAAD nr. 31/695 ARREST gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-hertogenbosch van 13 oktober 1995 betreffende de haar voor het jaar 1986 opgelegde

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 98/2/17) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * VAN DER STEEN ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * In zaak 0355/06, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1. Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: 05-09-2012

LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1. Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: 05-09-2012 LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1 Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 05-09-2012 Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Afwijzing handhavingsverzoek

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 11/03/2014

Datum van inontvangstneming : 11/03/2014 Datum van inontvangstneming : 11/03/2014 Vertaling C-55/14-1 Zaak C-55/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 5 februari 2014 Verwijzende rechter: Hof van beroep te Bergen (België)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-22 d.d. 24 januari 2012 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF. 29 juni 1999 (1)

ARREST VAN HET HOF. 29 juni 1999 (1) pagina 1 van 5 BELANGRIJKE JURIDISCHE KENNISGEVING Op de informatie op deze site is verklaring van afwijzing van aansprakelijkheid en een verklaring inzake het auteursrecht van toepassing. ARREST VAN HET

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen De wijze waarop internationale transacties in de heffing van btw worden betrokken, wordt bepaald door de systematiek van de btw-wetgeving.

Nadere informatie

Nieuwsbrief gemeente 2010/9. Geachte lezer,

Nieuwsbrief gemeente 2010/9. Geachte lezer, Nieuwsbrief gemeente 2010/9 Geachte lezer, Ook in deze nieuwsbrief treft u een diversiteit aan artikelen betreffende btw vraagstukken in gemeentelijke organisaties. Zoals u kunt zien, hebben wij de artikelen

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 * TOLSMA ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 * In zaak C-16/93, betreifende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Gerechtshof te Leeuwarden (Nederland), in het aldaar

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:GHARL:2017:4777 ECLI:NL:GHARL:2017:4777 Instantie Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 16/00619 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH DEN HAAG. Edelhoogachtbaar College,

Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH DEN HAAG. Edelhoogachtbaar College, Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH DEN HAAG Edelhoogachtbaar College, De gemeente MP heeft bij brief van 21 september 2017 cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Hof van Justitie Onderwerp Verzoek om een prejudiciële beslissing: Bundesfinanzhof - Duitsland. Zesde BTW-richtlijn Artikelen 6, lid2, eerste alinea, suba, en 13, B, subb - Gebruik voor privé-doeleinden

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997* ARREST VAN 6. 2. 1997 ZAAK C-80/95 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997* In zaak C-80/95, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 mei 2003 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 mei 2003 * SEELING ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 mei 2003 * In zaak C-269/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Bundesfinanzhof (Duitsland), in het aldaar aanhangige geding

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013 Datum van inontvangstneming : 04/03/2013 Vertaling C-49/13 1 Zaak C-49/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 29 januari 2013 Verwijzende instantie: Úřad průmyslového vlastnictví

Nadere informatie

Besluit van 25 januari 2013, nr. BLKB 2013/82M, De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Besluit van 25 januari 2013, nr. BLKB 2013/82M, De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten. Omzetbelasting. Heffing van omzetbelasting ten aanzien van en en mobiele telefoonabonnementen Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingdienstregio s, Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 25 januari

Nadere informatie

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. LJN: BP2096, Raad van State, 201003640/1/H2 Datum uitspraak: 26-01-2011 Datum publicatie: 26-01-2011 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van 5

Nadere informatie

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters, ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 19 juli 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikelen 6, lid 2, eerste alinea, sub a en b, 11, A, lid 1, sub c, en 17, lid 2 Gedeelte van tot bedrijf behorend investeringsgoed

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. Nr. 208/86 10 april 1987

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. Nr. 208/86 10 april 1987 GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN BELASTINGKAMER UITSPRAAK Nr. 208/86 10 april 1987 Uitspraak (na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 29 januari 1986, nr. 23.254) van bet Gerechtshof te

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 C -,44Li jj':j - Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 10/04806 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder nr ~3.~o 6..3.s.::.

Nadere informatie

LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak. Datum uitspraak: 10-10-2008. Datum publicatie: 10-10-2008. Soort procedure: Cassatie

LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak. Datum uitspraak: 10-10-2008. Datum publicatie: 10-10-2008. Soort procedure: Cassatie LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak Datum uitspraak: 10-10-2008 Datum publicatie: 10-10-2008 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Verkoop van (gebruikte) goederen

Nadere informatie

Mr. Carola van Vilsteren-Maters Verhuur, met btw?

Mr. Carola van Vilsteren-Maters Verhuur, met btw? Mr. Carola van Vilsteren-Maters Verhuur, met btw? De verhuur van een onroerende zaak door een btw-ondernemer is op grond van art. 11, lid 1, onderdeel b, Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 * ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 * In zaak 268/83, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), maart, Nr. 6, BB 2019/112 16 januari 2019 Gerechtshof Den Haag Belanghebbende heeft onderzoek ter zitting van de rechtbank

Nadere informatie

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 19 juni 2012

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 19 juni 2012 LJN: BW8439, Rechtbank Arnhem, AWB 11/4264 Datum uitspraak: 19-06-2012 Datum publicatie: 19-06-2012 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie: Verweerder na

Nadere informatie

Eiseres heeft op haar aangifte voor het eerste kwartaal van omzetbelasting voldaan.

Eiseres heeft op haar aangifte voor het eerste kwartaal van omzetbelasting voldaan. Rechtbank Haarlem 5 oktober 2010, nrs. 09/3619 en 09/3620 Uitspraak RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer Zaaknummers: AWB 09/3619 en AWB 09/3620 Uitspraakdatum: 5 oktober

Nadere informatie

(" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN).

( ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN ). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN). ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 APRIL 1980. UNA COONAN TEGEN INSURANCE OFFICER. (" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 *

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 * ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 * In zaak 235/85, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J. F. Buhl als gemachtigde, bijgestaan door M. Mees, advocaat

Nadere informatie

Fiscaal Portaal Gemeenten

Fiscaal Portaal Gemeenten Uitspraak RECHTBANK BREDA Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 08/4293 Uitspraakdatum: 31 maart 2010 Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 26 september 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 26 september 1996 * ENKLER ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 26 september 1996 * In zaak C-230/94, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM Sector belastingrecht nummers 11/00311 en 11/00312 uitspraakdatum: 20 september 2011 Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van X te Z (hierna:

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 27 september 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 27 september 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 27 september 2012 (*) Btw Vrijstelling van verhuur van onroerend goed Verhuur van commerciële ruimten Aan deze verhuur verbonden diensten Kwalificatie van handeling voor

Nadere informatie

De Inspecteur heeft de bijdrage uit het BTW compensatiefonds teruggevorderd. Het Hof vernietigt de terugvorderingsbeschikking.

De Inspecteur heeft de bijdrage uit het BTW compensatiefonds teruggevorderd. Het Hof vernietigt de terugvorderingsbeschikking. ECLI:NL:GHDHA:2018:956 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 16-03-2018 Datum publicatie 26-04-2018 Zaaknummer BK-17/00742 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2017:7752, (Gedeeltelijke)

Nadere informatie

Rechtbank Den Haag 31-07-2014 02-09-2014 AWB-13_8983. Belastingrecht

Rechtbank Den Haag 31-07-2014 02-09-2014 AWB-13_8983. Belastingrecht ECLI:NL:RBDHA:2014:10280 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Den Haag 31-07-2014 02-09-2014 AWB-13_8983 Belastingrecht Bodemzaak

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 * ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 * In zaak 139/84, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/06/2012

Datum van inontvangstneming : 19/06/2012 Datum van inontvangstneming : 19/06/2012 Vertaling C-218/12-1 Zaak C-218/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 10 mei 2012 Verwijzende rechter: Landgericht Saarbrücken (Duitsland)

Nadere informatie

De Hoge Raad der Nederlanden,

De Hoge Raad der Nederlanden, 2 januari 1980. nr. 19.623 DG. De Hoge Raad der Nederlanden, Gezien het beroepschrift in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Y B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.12.1999 COM(1999) 703 definitief 1999/0272 (CNS) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk

Nadere informatie