Het psychiatrisch deskundigenverslag doorgelicht: toerekeningsvatbaar of niet?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het psychiatrisch deskundigenverslag doorgelicht: toerekeningsvatbaar of niet?"

Transcriptie

1 FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Het psychiatrisch deskundigenverslag doorgelicht: toerekeningsvatbaar of niet? Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door ( ) DE CLERCQ Machteld Academiejaar Promotor : Commissarissen : Prof. Vander Laenen Freya Prof. Audenaert Kurt Prof. Vander Beken Tom

2 Toerekeningsvatbaarheid, deskundigenverslag, internering, kwalitatief onderzoek en beslissingsprocessen

3 Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen Ondergetekende, DE CLERCQ Machteld ( ) geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, [de toelating] [geen toelating] om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum: 14/05/2011 Handtekening: Machteld De Clercq I

4 Woord vooraf Deze masterproef vormt het sluitstuk van mijn universitaire studies. Na de opleiding klinische psychologie vatte ik de studie criminologische wetenschappen aan evenals de postgraduaat opleiding Forensische psychologie en psychiatrie. De interesse in een combinatie van deze disciplines leidde tot de keuze voor een masterproefonderzoek binnen de forensische psychologie. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om een aantal personen te bedanken voor hun bijdrage aan het totstandkomen van deze masterproef. In de eerste plaats zou ik graag mijn promotor, Prof. Freya Vander Laenen willen bedanken. Met een enorme betrokkenheid heeft zij de ontwikkeling van mijn masterproef op de voet gevolgd en mij met raad en daad bijgestaan wanneer dat nodig was. Ik kon mij geen betere begeleidster voorstellen. In het bijzonder wens ik Henri Heimans te bedanken. Hij maakte het mogelijk dit onderzoek uit te voeren en zette mij op de goede weg om de essentiële kennis te vergaren die nodig was om dit onderzoek theoretisch te onderbouwen. Daarnaast wil ik graag Nancy Carlier, Nancy Merckx en Freddy Eeckhout bedanken. Zij waren zo vriendelijk om hun vakkundige kennis met mij te delen en te helpen bij het doorworstelen van de dossiers van de Commissie tot Bescherming van de Maatschappij van Gent. Een woord van dank richt ik ook tot Carine Baele, die niet alleen met veel belangstelling alle onnauwkeurigheden uit deze thesis filterde maar mij ook steunde en aanmoedigde. Ik wil Bart Vandegehuchte bedanken voor de vele tips en bemerkingen die deze masterproef tot een mooi geheel hebben gemaakt. Ten slotte wil ik Ben Samyn bedanken, niet alleen voor zijn hulp bij alle computerproblemen maar ook voor het creëren van een aangename en warme omgeving voor het schrijven van deze masterproef. II

5 Inhoudstafel Inleiding 1 Hoofdstuk 1: De kernbegrippen 6 1. Toerekeningsvatbaarheid 6 2. Deskundigenonderzoek Beslissingsprocessen in de forensisch psychiatrische diagnostiek 20 Hoofdstuk 2: Het onderzoek Methodologie Beschrijving van de totale steekproef Het onderzoek 30 A. Testinstrumentarium 30 a. Methodologie 30 b. Beschrijving van de steekproef 30 c. Testresultaten 31 d. Bespreking van de testresultaten 39 B. Kwaliteitsonderzoek 40 a. Methodologie 40 b. Beschrijving van de steekproef 41 c. Testresultaten 42 d. Bespreking van de testresultaten 47 C. Onderzoek beslissingsprocessen 52 a. Methodologie 52 b. Beschrijving van de steekproef 52 c. Testresultaten 53 d. Bespreking van de testresultaten 59 Besluit 62 Bibliografie 69 Bijlagen 78 III

6 Overzicht van tabellen en grafieken Tabel 1 Misdrijfkwalificaties van de gehele steekproef 29 Grafiek 1 Testinstrumentarium 31 Grafiek 2 Het testpsychologisch onderzoek 32 Grafiek 3 Persoonlijkheidstesten 33 Grafiek 4 Intelligentietesten 36 Grafiek 5 Risicotaxatie-instrumenten 37 Grafiek 6 Onderzoeksopzet 43 Grafiek 7 Biografische anamnese 45 Grafiek 8 Gezondheids- en verslavingsanamnese 46 Grafiek 9 Klinisch psychologisch onderzoek 47 IV

7 Overzicht van bijlagen Bijlage 1 Rapportageformat psychologie volwassenen VI Bijlage 2 Overzichtstabel XIII Bijlage 3 Analyses XV V

8 Inleiding Er zijn verschillende soorten van criminelen. Je hebt de geestelijk gezonde crimineel, die uit geldbejag of uit passie een misdrijf pleegt. Daarnaast heb je de zwakzinnigen en geestesgestoorden, die hun misdrijf in een vlaag van zinsverbijstering begaan, zonder goed te beseffen wat ze doen. De Belgische wet voorziet dat de laatste groep niet gestraft maar behandeld moeten worden (Art. 71 Sw.). Wanneer een crimineel als geestesziek of zwakzinnig wordt gediagnosticeerd kan de rechter beslissen tot internering. Dit gebeurt tot op heden op basis van de Wet tot Bescherming van de Maatschappij (WBM) van Recentelijk kwam een nieuwe wet tot stand, namelijk de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis (WIPG). De uitvoeringsbesluiten hiervan moeten nog gepubliceerd worden en in afwachting daarvan blijft de WBM van kracht. Het proces tot internering start met de diagnostiek van de geestelijke gezondheid van de persoon in kwestie. Art. 71 van het Strafwetboek stelt dat er geen misdrijf is wanneer de beschuldigde of de beklaagde op het ogenblik van het feit in een staat van krankzinnigheid verkeerde of wanneer hij gedwongen werd door een macht die hij niet heeft kunnen weerstaan. Het wordt tegenwoordig steeds moeilijker om als strafrechter, die meestal een omni-practicus is, goed vertrouwd te geraken met alle materies. Om een klinisch beeld te krijgen van de geestelijke gezondheid van de beschuldigde of de beklaagde kan hij daarom beroep doen op een deskundige. De deskundige is in dit opzicht een medewerker van het gerecht die ingeroepen wordt voor de beoordeling van de psychische gezondheidstoestand van een persoon (Cosyns, 1980; De Smet, 2009; Rozie, 2010; van Koppen, Hessing, Merckelbach & Crombag, 2002). In bepaalde gevallen, zoals bij de beslissing tot internering, treedt deze expert sterk op de voorgrond en drukt deze vaak zijn stempel op de besluitvorming. De Belgische wet bepaalt dat de rechter autonoom beslist over de toerekeningsvatbaarheid. Hij doet dit vaak op basis van de antwoorden die de psychiater geeft op de gestelde vragen in het deskundigenverslag, alhoewel hij er ook gemotiveerd kan van afwijken. In de praktijk komt dit echter zelden voor (Cosyns, Koeck & Verellen, 2008; De Smet, 2009; van Koppen, Hessing, Merckelbach & Crombag, 2002). Rechters hechten geloof aan de algemene regel dat psychiaters het vrijwel altijd bij het rechte eind hebben. Wanneer rechters uitspraken moeten doen over de toerekeningsvatbaarheid van verdachten zijn psychiatrische deskundigenverslagen een zeer bruikbare verankering voor het bewijs in een nogal mistig deel van hun taak (Crombag, van Koppen & Wagenaar, 1992). De laatste jaren worden de pijnpunten in het gerechtelijk psychiatrisch expertisewerk meer en meer onder de aandacht gebracht. De huidige wetgeving voorziet noch een format 1

9 voor de opmaak van een expertiseverslag, noch richtlijnen die aangeven hoe een psychiatrisch onderzoek dient te verlopen. Het is aan de expert zelf om op eigen vermogen een antwoord te formuleren op de vooropgestelde vragen. Dit gebrek aan regelgeving maakt de weg vrij voor een subjectieve invulling van expertiseverslagen. Er is geen enkele controle op de kwaliteit van het werk van de gerechtspsychiaters. Er bestaat geen erkenning van de gerechtspsychiaters en er wordt evenmin rekening gehouden met het al of niet hebben van enige deskundigheid in dit vakgebied (Cosyns & Casselman, 2005; De Smet, 2009; D Hont, 2009). Velen gaan onwetenschappelijk te werk en een gebrek aan opleiding kan leiden totnatte-vinger-werk. Dit alles heeft een duidelijke invloed op de kwaliteit van psychiatrisch expertiseverslagen. Ook recente gebeurtenissen bevestigen de notie dat gerechtelijk expertisewerk niet kwaliteitsvol is en vatbaar is voor verschillende interpretaties. Onder grote media belangstelling werd de beschuldigde in het assisenproces rond de parachutemoord schuldig bevonden omdat haar psychologisch profiel, opgemaakt door ervaren gerechtspsychiaters, past binnen het vooropgestelde profiel van de dader (De Standaard, 28 oktober 2010). Op het assisenproces van de marollenmoord ontstond onduidelijkheid rond het psychiatrisch expertiseverslag van het college van psychiaters. Zij concludeerden dat de verdachte zich in een ernstige staat van onevenwichtigheid bevond zowel op het moment van de feiten als op het moment van de terechtstelling. Dit gaat lijnrecht in tegen de conclusie van de tegenexpert die stelde dat de verdachte op het moment van de feiten zich niet in een staat van krankzinnigheid, geestesgestoordheid en zwakzinnigheid bevond (Het Nieuwsblad, 15 oktober 2010). Hoe komt het dat verschillende ervaringsdeskundigen niet tot dezelfde conclusie komen aangaande eenzelfde persoon en een welbepaald misdrijf? In de nieuwe wet betreffende de internering van personen met een geestesstoornis voorziet men een verplicht psychiatrisch deskundigenverslag alvorens hoven en rechtbanken kunnen overgaan tot internering (Art 8, 2 WIPG). Een kwaliteitsvol en wetenschappelijk onderbouwd expertiseverslag wint dus meer en meer aan belang (Van de Voorde, 2009). Gebaseerd op de voorgaande probleemstelling is het doel van deze masterproef de kwaliteit te onderzoeken van de psychiatrische expertiseverslagen. Het onderzoek vangt aan met het in kaart brengen van het gebruikte testinstrumentarium. Op verkennende wijze wordt nagegaan welk testdiagnostisch materiaal gerechtspsychiaters het meest gebruiken in de praktijk van het forensisch psychiatrisch onderzoek. Er wordt nagegaan of er een theoretische basis is voor het gebruik van dit specifieke materiaal en of dit testinstrumentarium ook gepast 2

10 is voor dit type van klinisch onderzoek. Na het overzicht van de gehanteerde testbatterij in forensisch psychologische onderzoeken wordt vanuit de literatuur een evaluatie gemaakt van deze testen. Vervolgens wordt de kwaliteit van de psychiatrische deskundigenverslagen onderzocht aan de hand van een checklist gebaseerd op het Nederlands rapportageformat. Hierbij wordt nagegaan of de door Nederland aangegeven noodzakelijke elementen in een forensisch expertiseverslag aanwezig zijn in de geselecteerde expertiseverslagen. Hiervoor vindt een grondige analyse plaats van deskundigenverslagen aanwezig in de dossiers van de Commissie tot Bescherming van de Maatschappij van Gent. Er wordt een grote overeenkomst verwacht tussen de topics opgenomen in het Nederlands expertiseformat en de elementen opgenomen en besproken in de geselecteerde expertiseverslagen. Het laatste onderzoeksdeel poogt op exploratieve wijze na te gaan welke elementen gerechtspsychiaters aanhalen om hun conclusie te onderbouwen. In de literatuur worden twee elementen vermeld die de conclusies van gerechtspsychiaters kunnen voorspellen. De verdachte wordt ontoerekeningsvatbaar bevonden als er sprake is van een agressief delict en als de diagnose van psychose is gesteld (Tuinier, 1989). Door de deskundigenverslagen van verschillende gerechtspsychiaters met elkaar te vergelijken wordt getracht voor te stellen hoe de discrepantie in de besluitvorming tot stand komt. De zoektocht naar de oorzaken van verschillende beoordelingen van gerechtsdeskundigen binnen eenzelfde dossier vormt een belangrijk punt van onderzoek. In deze masterproef worden twee sociaal-wetenschappelijke disciplines geïntegreerd. De klinische diagnostiek van een psychologisch expertiseverslag speelt zich geheel af in het veld van de psychiatrie en psychologie. Dit verslag wordt opgemaakt binnen het kader van justitie en dient als deskundig advies voor de rechterlijke macht. In het domein van het recht en de psychologie kunnen volgens Goethals (2007) drie subdomeinen onderscheiden worden: de criminologische psychologie, de gerechtelijke psychologie en de forensische psychologie. De criminologische psychologie bestudeert delinquent gedrag en zoekt naar verklaringen hiervoor op geaggregeerd niveau (het niveau van de groep van delinquenten). De gerechtelijke psychologie focust zich niet zozeer op de dader meer eerder op de anderen dan de daders. Bovendien houdt de gerechtelijke psychologie zich niet alleen bezig met criminaliteit, maar ook met andere burgerrechtelijke problemen. De forensische psychologie ten slotte betreft de toepassing van zowel criminologische psychologie, gerechtelijke psychologie als andere psychologische subdisciplines op individuele casussen voor de rechtbank, namelijk de expertise. Dit is het domein waarin het probleem, dat in deze scriptie 3

11 wordt behandeld, gesitueerd moet worden. Experts worden door de rechter aangesteld om een advies uit te brengen rond individuele en specifieke gevallen. Op basis van enkele bewuste keuzes wordt de strategie van dit onderzoek bepaald. Zo wordt de voorkeur gegeven aan een praktijkgericht onderzoek dat op exploratieve wijze expertiseverslagen bestudeert. Om een antwoord te vinden op de vraagstelling is het aangewezen deze dossiers uitgebreid te analyseren. Er wordt gekozen voor een kwalitatief onderzoek waarbij een kwaliteitsanalyse van het testmateriaal, namelijk schriftelijke deskundigenverslagen, wordt uitgevoerd. Er wordt besloten een casestudy te doen (Decorte & Zaitch, 2010). Deze onderzoeksmethode maakt het mogelijk een antwoord te vinden op de centrale vraagstelling. Om de kwaliteit van de expertiseverslagen bloot te leggen wordt er geopteerd voor een inhoudsanalyse van tekstmateriaal met name de schriftelijke expertiseverslagen. Eventueel gebruik makend van discourse analyse om het beslissingsproces van gerechtspsychiaters bloot te leggen. Eigen aan een casestudy is het relatief klein aantal onderzoekseenheden. Gezien de grondigheid van het onderzoek worden slechts een beperkt aantal expertiseverslagen bestudeerd. Een grootschaliger onderzoek is niet mogelijk in het tijdsbestek van deze masterproef en wordt daarom buiten beschouwing gelaten. Dit houdt in dat enkel waarnemingsresultaten met elkaar vergeleken en geduid worden (Loosveldt, Maes & Welkenhuysen-Gybels, 2008). Dit zal moeten volstaan om een antwoord te vinden op de vooropgestelde onderzoeksvragen. Een beperkt aantal expertiseverslagen leidt tot de keuze voor een strategische steekproeftrekking, wat impliceert dat de onderzoekseenheden, namelijk de expertiseverslagen, bewust geselecteerd worden. Er wordt gekozen voor recente dossiers, vermits deze een beeld geven van de huidige manier van werken. Daarnaast wordt elke gerechtspsychiater minstens eenmaal vertegenwoordigd in de steekproef. Verder worden ook enkele dossiers in de steekproef opgenomen waarin meerdere psychiaters een verslag hebben neergelegd. Targeted sampling impliceert dat elk onderzoeksonderdeel specifiek geselecteerd is op basis van kenmerken eigen aan dat onderdeel. De steekproef is met andere woorden zodanig samengesteld dat het mogelijk is een antwoord te vinden op de vooropgestelde vraagstelling. Een beperkt aantal onderzoekseenheden die bovendien op systematische wijze geselecteerd zijn, laat niet toe om de conclusies en de resultaten te veralgemenen naar de gehele populatie. 4

12 Deze masterproef start met een eenduidige beschrijving van de centrale concepten in deze verhandeling. Deze beschrijving gebeurt aan de hand van wetenschappelijke literatuur. Vervolgens wordt de gebruikte methodiek omschreven en verantwoord. Hierbij wordt benadrukt wat de voordelen zijn van deze methodiek en hoe deze praktisch wordt toegepast in dit onderzoek. Voor de inhoudelijke en structurele analyse van het testmateriaal van start gaat, wordt de steekproef uitvoerig beschreven. De selectiecriteria worden verduidelijkt en onderbouwd. Daarna wordt het testmateriaal geanalyseerd en de resultaten worden overzichtelijk weergegeven. Ten slotte worden de resultaten geduid en kritisch geïnterpreteerd. Hierop aansluitend worden aanbevelingen gegeven met betrekking tot verder onderzoek en tot het verbeteren van de kwaliteit van psychiatrische deskundigenverslagen. 5

13 Hoofdstuk I 1. Toerekeningsvatbaarheid Sinds de 18 e eeuw is in ons land de overtuiging gegroeid dat geesteszieken, die een delict gepleegd hebben, niet gestraft mogen worden omdat ze niet weten wat ze doen (Goethals, 1997). De strafrechtelijke onverantwoordelijkheid van geesteszieken de zogenaamde ontoerekeningsvatbaarheid is gebaseerd op art. 64, later art. 71 van het strafwetboek van 1867: Er is geen misdrijf wanneer de beschuldigde of de beklaagde op het ogenblik van het feit in staat van krankzinnigheid was of wanneer hij gedwongen werd door een macht die hij niet heeft kunnen weerstaan. Deze staat vormt dus een schulduitsluitingsgrond en wordt in het strafboek geconceptualiseerd als elke geestesstoornis waardoor men de controle over zijn daden verliest ongeacht de oorsprong en de aard van deze geestestoestand, hetzij aangeboren, hetzij het gevolg van een ziekte. De gedachte hierbij is dat wanneer iemand niet bij machte was om zijn daden te controleren en dus geen keuzevrijheid had, het crimineel feit niet kan worden toegerekend. In dit geval is het feit onvermijdbaar en ook niet verwijtbaar. Het Belgisch strafrecht is een schuldstrafrecht wat inhoudt dat bij afwezigheid van schuld ook de grondslag van de straf vervalt. Het einde van de 19 e eeuw en het begin van de 20 ste eeuw kende een sterke opmars van het sociaal verweer met de invoering van nieuwe begrippen zoals gevaarlijkheid en veiligheidsmaatregelen in plaats van strafmaatregelen. Er is een duidelijke verschuiving van de belangstelling merkbaar, weg van het misdrijf naar meer aandacht voor de persoonlijkheid van de dader, de behandeling en de individualisering van de strafmaatregel. Hieruit ontstond de wet van 1930 tot bescherming van de maatschappij. Deze wet werd in 1964 herzien in de Wet tot Bescherming van de Maatschappij tegen abnormale en gewoontemisdadigers (WBM). Art. 1 van deze wet handelt over een verdachte (die) verkeert hetzij in staat van krankzinnigheid, hetzij in een ernstige staat van geestesstoornis of van zwakzinnigheid die hem ongeschikt maakt tot het controleren van zijn daden. Deze wet stelt dat iemand die een misdrijf begaat, ontoerekeningsvatbaar en gevaarlijk is, geïnterneerd kan worden. De onderzoeksgerechten - tenzij het een politieke misdaad, een politiek wanbedrijf of een persdelict betreft - en de vonnisgerechten beslissen over internering (art. 7 WBM). De Minister van Justitie kan een geesteszieke veroordeelde interneren op basis van art. 21 WBM, de zogenaamde administratieve internering. Wanneer de geestestoestand van de geïnterneerde veroordeelde voldoende verbeterd is alvorens de straftijd verlopen is, wordt de veroordeelde opnieuw verwezen naar de oorspronkelijke strafinrichting. De wet is echter minder duidelijk over wat er gebeurt wanneer de geïnterneerde veroordeelde bij strafeinde nog steeds onder het toezicht van de Commissie tot 6

14 Bescherming van de Maatschappij (CBM) staat. Zolang de straftermijn loopt, deelt de CBM deze bevoegdheid met de Minister van Justitie. Wanneer de strafperiode verstrijkt, eindigt bijgevolg de ministeriële bevoegdheid. Dit betekent niet dat er ook een einde komt aan de interneringsmaatregel waardoor de persoon voor onbepaalde termijn onder toezicht van de CBM blijft (Smets, Verelst & Vandenberghe, 2009). Het gaat bovendien over een vrijheidsberoving die niet door een rechtelijke macht werd bevolen (Casselman, Cosyns, Goethals, Vandenbroucke, De Doncker & Dillen, 2005). Mogelijk wordt beslist een aanhoudingsbevel uit te vaardigen om de persoon in kwestie in observatie te stellen. Deze inobservatiestelling vindt plaats in de psychiatrische afdeling van een strafinrichting (art. 1 WBM) en duurt ten hoogste één maand tot een maximaal verlengbare periode van zes maanden (art. 6 WBM). De wet voorziet eveneens in de oprichting van de Commissie tot Bescherming van de Maatschappij. De CBM bestaan uit drie leden: een werkend of eremagistraat die voorzitter is, een advocaat en een geneesheer/psychiater. De leden van de commissie worden benoemd voor drie jaar en zij hebben elk één of meerdere plaatsvervangers (art. 12 WBM). Deze commissie wordt ingesteld bij elke penitentiaire psychiatrische afdeling (art. 12 WBM) en wijst de inrichting aan waar de internering zal plaats vinden (art. 14 WBM). Hierbij wordt rekening gehouden met de veiligheidsvereisten en de nodige zorg (art. 17 WBM). De instelling wordt gekozen uit de inrichtingen georganiseerd door de regering. Verder beslist de commissie over de overplaatsing van de geïnterneerde naar een andere inrichting (art. 15 WBM) en over de voorwaarden en modaliteiten van de strafuitvoering zoals uitgangsvergunningen en elektronisch toezicht. Alvorens te beslissen over de plaatsing en overplaatsing van de geïnterneerde kan de commissie het advies inwinnen van een door haar gekozen geneesheer die al dan niet tot de administratie behoort (art. 16 WBM). De geïnterneerde kan zich ook laten onderzoeken door een geneesheer naar zijn keuze en diens advies voorleggen. Dit gebeurt zelden aangezien de geïnterneerde deze geneesheer zelf moet betalen (Casselman et al., 2005). Een interneringsmaatregel is van onbepaalde duur. De geïnterneerde heeft het recht om elke 6 maanden voor de CBM te verschijnen met een vraag tot invrijheidstelling. De commissie blijft steeds op de hoogte van de toestand van de geïnterneerde (art. 18 WBM). Wanneer zijn toestand voldoende verbeterd is en de voorwaarden voor zijn reclassering zijn vervuld kan de commissie beslissen dat de geïnterneerde voorgoed of op proef in vrijheid wordt gesteld. 7

15 Op 21 april 2007 kwam een nieuwe wet tot stand betreffende de internering van personen met een geestesstoornis (WIPG). Deze nieuwe wet stelt dat er geen misdrijf is wanneer de beschuldigde of de beklaagde op het tijdstip van de feiten leed aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden heeft tenietgedaan of ernstig heeft aangetast, of wanneer hij gedwongen werd door een macht die hij niet heeft kunnen weerstaan. De termen zwakzinnigheid en krankzinnigheid verdwijnen uit de vorige omschrijving en worden vervangen door de overkoepelende term geestesstoornis. Het criterium oordeelsvermogen verwijst naar de cognitieve kenmerken van het psychologisch functioneren van een persoon, namelijk intelligentie, de gedachtegang en de gedachte-inhoud (Dillen, 2001). Binnen deze nieuwe wet is de internering van personen met een geestesstoornis een beschermingsmaatregel van onbepaalde duur met een dubbel doel, namelijk de maatschappij beschermen en de geïnterneerden behandelen met het oog op hun re-integratie in de maatschappij (art. 2 WIPG). Een internering is geen straf, dus is er geen schuld, geen mogelijkheid tot gratie of uitstel en evenmin een vermelding op het strafblad. Binnen deze nieuwe wet staat de geïnterneerde onder voogdij van de strafuitvoeringsrechtbank, die de CBM vervangt. Een vonnisgerecht of onderzoeksgerecht spreekt de internering uit als drie voorwaarden vervuld zijn. De eerste voorwaarde voor internering is een bewezen misdaad of wanbedrijf (met uitzondering van misdaden of wanbedrijven die worden beschouwd als politieke misdrijven of als drukpersmisdrijven) waarop een gevangenisstraf staat (art. 8 WIPG). Overtredingen of gecontraventionaliseerde wanbedrijven kunnen geen aanleiding geven tot internering. De tweede voorwaarde voor internering is de ontoerekeningsvatbaarheid van de pleger op het moment van de gerechtelijke uitspraak. Het begrip ontoerekeningsvatbaarheid is geen wettelijk omschreven term, het is de eindconclusie van een rechter na evaluatie van een aantal elementen waaronder het psychiatrisch deskundigenonderzoek. Het strafrecht is gefundeerd op principiële verantwoordelijkheid en schuldbekwaamheid van de redelijke mens, maar sluit wel strafrechtelijke schuld uit in bepaalde situaties (Casselman et al., 2005). Het delict kan de dader dan niet aangerekend worden. De geestesstoornis op zich is niet voldoende om van ontoerekeningsvatbaarheid te spreken. Er bestaat geen automatisch verband tussen een psychiatrische diagnose en de toerekeningsvatbaarheid van de persoon bij wie de stoornis wordt vastgesteld. Om ontoerekeningsvatbaar verklaard te worden op psychiatrische gronden is het diagnosticeren van een psychiatrische stoornis een noodzakelijke voorwaarde. Maar uit de aanwezigheid van een psychiatrische stoornis kan niet automatisch geconcludeerd worden of iemand al dan niet in staat is zijn daden te controleren zoals gesteld is door de wet. Er moet 8

16 een verband zijn tussen het delict en de geestesstoornis (Cosyns & Casselman, 2005). Bovendien moet de intensiteit van de psychiatrische stoornis zo ernstig zijn dat het oordeelsvermogen van de persoon of de controle over zijn daden wordt aangetast. Het is mogelijk dat iemand met een objectief gezien ernstige stoornis, die slechts in beperkte mate in verband kan worden gebracht met het strafbaar feit, dezelfde strafrechtelijke toerekening wordt toegekend als iemand met een relatief milde stoornis maar met een sterk verband met het feit. Er zijn geen vaste relaties tussen typen stoornissen en gevolgen voor de toerekening. Evenmin is er sprake van een vaste relatie tussen bepaalde delicten en gevolgen voor de toerekening (Hoogerwerf, van Kordelaar, Pauw, Verheugt & van Woudenberg, 2007). Het onderscheid tussen de begrippen toerekeningsvatbaarheid en ontoerekeningsvatbaarheid is subtiel. In de grijze zone tussen 100% toerekeningsvatbaar en 100% ontoerekeningsvatbaar bestaan geen objectieve criteria om te bepalen waar de scheidingslijn geplaatst moet worden. Of bepaalde daden van de persoon toerekenbaar zijn, is de beslissing van een rechter (Smets, Verelst & Vandenberghe, 2009). De derde voorwaarde voor internering is het gevaarcriterium. Sociaal gevaarlijk wordt omschreven als zich niet aan de opgelegde voorwaarden kunnen houden en nieuwe misdrijven plegen ten gevolge van een geestesstoornis (art. 8 WIPG). In de nieuwe wet is het niet meer de Minister van Justitie die het initiatief neemt bij de internering van een veroordeelde maar de directeur van de inrichting die een verzoek tot internering indient bij de strafuitvoeringsrechtbank. Dit is mogelijk nadat de psychiater van de gevangenis een geestesstoornis heeft vastgesteld bij de gedetineerde, die met gevaar gepaard gaat en waarbij een risico op recidive bestaat (art. 82, 1 WIPG). De strafuitvoeringsrechtbank beslist na uitvoering van een psychiatrisch deskundigenverslag dat voldoet aan de vereisten van artikel 5, 2, 3 en 4 (art. 82, 2 WIPG). Dezelfde rechtbank is tevens bevoegd voor de uitvoering van de internering. De uitvoeringsbesluiten van deze nieuwe wet moeten nog gepubliceerd worden en in afwachting hiervan blijft de WBM van 1964 van kracht. In de praktijk heerst onduidelijkheid over welk wettelijk kader geldt. De nieuwe wet (WIPG 2007) zou in 2012 in werking treden. Opmerkelijk is dat de ontoerekeningsvatbaarheid op het moment van de gerechtelijke uitspraak doorslaggevend is. Ook wanneer de persoon op het ogenblik van de feiten toerekeningsvatbaar wordt geacht, maar op het ogenblik van de gerechtelijke uitspraak ontoerekeningsvatbaar, kan internering volgen (Dillen, 2010). Dit sluit aan bij de onderliggende evolutie van schulduitsluitingsgrond (art. 71 Sw.) gebaseerd op ontoerekeningsvatbaarheid op het ogenblik van de feiten, naar sociale gevaarlijkheid, waarbij 9

17 controle over iemands daden bij de gerechtelijke uitspraak en het recidiverisico belangrijker zijn. Wanneer men de persoon op het ogenblik van de veroordeling toerekeningsvatbaar acht en op het ogenblik van de feiten ontoerekeningsvatbaar, dan kan de rechter tot buitenvervolgingstelling besluiten en niet tot internering (Smets, Verelst & Vandenberghe, 2009). De tweede voorwaarde in de nieuwe wet stelt nadrukkelijk dat er sprake moet zijn van een oorzakelijke verband tussen de geestesstoornis en het delict. De aangestelde deskundige zal zich dus ook moeten uitspreken over een mogelijk causaal verband tussen de criminele feiten en de geestesstoornis. Er worden drie soorten van verband tussen stoornis en delictgedrag onderscheiden. Het eerste is het gelijkheidsverband, wat inhoudt dat de stoornis of gebrekkige ontwikkeling zich voordeed ten tijde van het plegen van het feit. Zonder dit verband is er voor de rechter geen reden om het delict op grond van een stoornis verminderd toe te rekenen. Het tweede type verband tussen stoornis en delict wordt omschreven als een betekenisverband, meer bepaald dat de ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling mogelijk een invloed heeft gehad op de gedragskeuze (mogelijkheden) op het ogenblik van het feit. Het derde type verband is het direct causale verband. In die gevallen is het delict direct veroorzaakt door de stoornis, zoals in het geval van een psychose, waarbij de psychoticus direct handelt vanuit zijn waan of hallucinaties (Hoogerwerf et al., 2007). Het oorzakelijk verband met de feiten is een moeilijk in de praktijk om te zetten criterium. Het is vanuit juridisch oogpunt logisch dat het crimineel feit een gevolg moet zijn van de geestesstoornis en dat de vaststelling van een causaal verband gevraagd wordt. Bij sommige stoornissen is dit oorzakelijk verband echter ingewikkelder dan een ja/nee onderscheid. Verder zal de deskundige zich moeten uitspreken over de gevaarlijkheid van de geestesgestoorde delinquent, in die zin dat het risico op herval zal moeten geëvalueerd worden, zowel in de gedetecteerde geestesstoornis als in de misdadigheid die oorzakelijk verband houdt met deze geestesstoornis (Dillen, 2001). Het vaststellen van de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte is voor de rechter een moeilijke taak, omdat hij als jurist er niet op berekend is zich uit te spreken over de geestesgesteldheid van mensen. De rechter neemt daarvoor meestal zijn toevlucht tot gerechtspsychiaters, maar die zijn op die taak eigenlijk ook niet berekend. Toerekeningsvatbaarheid is een juridisch begrip, dat in de psychiatrie en psychologie geen betekenis heeft. Het begrip ontoerekeningsvatbaar is de juridische conclusie die de rechter 10

18 wordt geacht te trekken uit bepaalde rapporten van psychiaters en psychologen over de geestestoestand van een verdachte op het moment van het misdrijf en/of het moment waarop hij terechtstaat (Crombag, van Koppen & Wagenaar, 1992). Toerekeningsvatbaarheid verwijst niet naar een empirisch te onderzoeken kenmerk van de delictwerkelijkheid. Het is geen vast te stellen kenmerk van een delict en evenmin een symptoom van een stoornis. Het begrip slaat op een oordeel over het schuldverminderend verband tussen een stoornis of gebrekkige ontwikkeling en over een bepaald gedrag dat in het strafwetboek strafbaar is gesteld (Hoogerwerf et al., 2007). Het causaal verband zoals aangegeven in de nieuwe wet (WIPG) tussen geestesstoornis en crimineel feit is dus van essentieel belang. Sinds de invoering van art. 37a Sr. kent het Nederlands strafrecht de mogelijkheid tot verminderde toerekeningsvatbaarheid. Zo wordt, niet in de letterlijke wetsbepaling maar wel in de rechtspraktijk, een schaal gehanteerd die loopt van volledige toerekeningsvatbaarheid tot volledige ontoerekeningsvatbaarheid met tussengradaties van enigszins verminderde, verminderde, tot sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid. Deze gradaties zijn van belang omdat de mate van toerekeningsvatbaarheid niet alleen gekoppeld is aan de geestelijke vermogens en de aanwezigheid van een stoornis. De graad van toerekeningsvatbaarheid is daarnaast afhankelijk van de relatie tussen de stoornis en het strafbaar feit, zoals dit in de specifieke tenlastelegging is gesteld (Raes & Bakker, 2007). In de praktijk worden de uitersten van deze schaal omschreven als geestelijk gezond enerzijds en psychose anderzijds. Dit betekent echter niet dat een psychoticus steeds ontoerekeningsvatbaar zal worden beschouwd. Iemand kan psychotisch zijn zonder dat deze stoornis een invloed heeft uitgeoefend op de totstandkoming van de ten laste gelegde feiten. Het is mogelijk dat een lichte stoornis een zware doorwerking heeft op het delict waardoor een sterke mate van ontoerekeningsvatbaarheid toegewezen wordt. Dit impliceert evenzeer dat een zware stoornis met een matige invloed op de ontwikkeling van crimineel gedrag leidt tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid. De beoordeling over toerekeningsvatbaarheid heeft dus in mindere mate te maken met de aanwezigheid, duurzaamheid en ernst van een geestelijke stoornis. Toerekeningsvatbaarheid heeft slechts betrekking op een hele specifieke, juridisch ingekaderde relatie tussen stoornis en delict (Mooij, 2004) In België wordt in de praktijk geen schaal van toerekeningsvatbaarheid gehanteerd maar gaat het om een duale beslissing waarbij de gerechtsdeskundige een beoordeling maakt over toerekeningsvatbaarheid of niet. De gedachte achter het werken met een toerekeningsvatbaarheidsschaal werd supra uitgelegd. Er kunnen echter ook kritische 11

19 bedenkingen gemaakt worden bij deze werkwijze. De vraagt blijft hoe elke mate van toerekeningsvatbaarheid precies omschreven wordt en welke afbakening hierbij aangenomen wordt. Volgens Koenraadt (1994) is het zeer moeilijk gradaties in toerekeningsvatbaarheid zoals in Nederland gehanteerd wordt te kwantificeren. Het onderscheid tussen verminderde toerekeningsvatbaarheid en volledige ontoerekeningsvatbaarheid of enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid en sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid is dan ook een heikel punt. Het gaat hierbij evenzeer over een duale kwestie zoals het toerekeningsvatbaar of ontoerekeningsvatbaar onderscheid (Walpot, 2010). 12

20 2. Deskundigenonderzoek Wie een misdrijf pleegt komt in contact met politie en gerechtelijke instanties. Het vooronderzoek heeft dan tot doel het samenstellen van een strafdossier waarin alle bewijzen worden gebundeld. Dit onderzoek wordt gevoerd door de bevoegde politiediensten en gebeurt onder leiding van een onderzoeksrechter (gerechtelijke onderzoek) of de Procureur des Konings (opsporingsonderzoek). Wanneer de verdachte vermoedelijk lijdt aan een geestesstoornis kan de onderzoeksrechter, de Procureur des Konings en de onderzoeks- of vonnisgerechten een psychiatrisch deskundigenonderzoek bevelen (art. 5, 1 WIPG). Het deskundigenonderzoek kan gedefinieerd worden als een onderzoeksmaatregel waarbij een rechtelijke instantie een beroep doet op een persoon, die door ervaring of studie specialist is in een bepaalde materie om onder ede verslag uit te brengen over een specifiek technisch probleem. De deskundige kan men definiëren als een persoon die de rechter bijstaat met bijzonder kennis en vaardigheden die hij via ervaring, beroep of studie heeft verworven (De Smet, 2009). Deze expert in zijn vak draagt materiaal bij voor het toerekenen, te antwoorden op de vraag naar een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en een antwoord te geven op de vraag naar de doorwerking ervan op het gedrag ten tijde van het plegen van het feit (Hoogerwerf et al., 2007). Het expertiseverslag is een deskundig advies dat wordt voorgelegd aan een rechter waarop diens beslissingen in de strafzaak mede worden gebaseerd. De conclusie van het rapport heeft grote consequenties voor alle betrokkenen. In het strafrecht worden tot slot van rekening cruciale en doorslaggevende beslissingen genomen voor het verdere leven van de verdachte. Alle belanghebbenden in het proces hebben dan ook voordeel bij een transparante onderzoeksmethode en verslagprocedure (Cosyns & Casselman, 2005; van Marle, Mevis & van der Wolf, 2008). Bij een rapportage gaat het niet alleen om het uitspreken van een bepaalde conclusie, zoals een diagnose of een uitspraak omtrent toerekeningsvatbaarheid, maar vooral om de argumenten die daar toe leiden. In het ruime pakket van wetteksten treft men nergens een omschrijving aan van het deskundigenonderzoek. Een deskundige is een specialist die het terrein effent waarmee een rechter onvoldoende vertrouwd is. Vanuit formeel oogpunt moet het deskundigenonderzoek twee componenten bevatten: een geldige aanstelling en een opdracht. De opdracht van de deskundige wordt in beginsel soeverein bepaald door de aanstellende magistraten. De drie klassieke vragen luiden als volgt: 1. Of de verdachte op het ogenblik van de feiten ten zijne/hare laste gelegd, verkeerde, hetzij in een staat van krankzinnigheid, hetzij in een ernstige staat van 13

21 geestesstoornis of van zwakzinnigheid, die hem/haar ongeschikt maakte tot het controleren van zijn/haar daden; 2. Of hij/zij thans nog in een van deze staten verkeert; 3. Of de staat van de verdachte thans van aard is gevaar op te leveren voor hem/haar zelf of voor de maatschappij; Het is mogelijk om bijkomende vragen te stellen, maar voor deze drie vragen dient een antwoord geformuleerd te worden, wil de rechter zich kunnen uitspreken over het al dan niet toepassen van de wet op het sociaal verweer (Cosyns & Casselman, 2005). Vaak voorkomende bijkomende vragen zijn: 4. Welke de hoofdkenmerken zijn van de persoonlijkheidsstructuur en gedragsdynamiek van de verdachte; 5. Welke de medico-psychologische en sociale gegevens zijn waarmee rekening gehouden moet worden met het oog op een meer oordeelkundige toepassing van de wet. De opdracht van de deskundige moet beantwoorden aan specialiteit, techniciteit en onpartijdigheid. Met specialiteit wordt bedoeld dat de deskundige geen algemene maar wel een specifieke opdracht dient te krijgen. Deze specialisatie moet vermijden dat de rechter zijn eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid zou afschuiven. De opdracht van de deskundige moet beperkt blijven tot de technische en feitelijke elementen van het probleem dat zich stelt (Brown & Campbell, 2010; Cosyns & Casselman, 2005; De Smet, 2009). De juridische besluitvorming is exclusief aan de rechter voorbehouden en deze opdracht mag hij niet delegeren aan de deskundige. De rechter mag geen advies vragen rond schuld of onschuld. De expert doet dus nooit een uitspraak over het delict. De deskundige moet ook steeds volstrekt onpartijdig zijn (Rozie, 2010). In de nieuwe wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis is het psychiatrisch deskundigenonderzoek essentieel en wettelijk verplicht (art. 8, 2 WIPG). Het onderzoek gebeurt onder leiding en onder de verantwoordelijkheid van een psychiater die aan bepaalde kwalificaties voldoet (art. 5, 2 WIPG). Daarenboven dient de deskundige vooraf erkend te zijn door de minister die bevoegd is voor de Volksgezondheid, of door zijn afgevaardigde. Gerechtpsychiaters zouden om erkend te kunnen worden een theoretische en praktische opleiding moeten volgen, alsook zich op geregelde tijden bijscholen (Dillen, 2009). Dit impliceert dat er kwaliteitsvereisten gesteld 14

22 worden inzake vakkennis maar ook inzake specifieke forensische kennis en kunde. Verder moet de deskundige, ongeacht in wiens opdracht, een aantal ethische en deontologische regels, niet in het minst inzake neutraliteit, naleven (Bush, Connell & Denny, 2006; Van de Voorde, 2009). De deskundige maakt een zogenaamd omstandig verslag waarin hij of zij op 4 vragen antwoord geeft (art. 5, 3 WIPG). 1. Leed de persoon op het ogenblik van de feiten en op het ogenblik van het onderzoek aan een geestesstoornis die zijn of haar oordeelsvermogen of de controle over zijn of haar daden heeft tenietgedaan of ernstig heeft aangetast? 2. Is er een oorzakelijk verband tussen de geestesstoornis en de feiten? 3. Bestaat er gevaar voor recidive ten gevolge van de geestesstoornis? 4. Kan de persoon behandeld, begeleid en verzorgd worden met het oog op re-integratie in de maatschappij en hoe kan dat gebeuren? (art.5, 1 WIPG). Nieuw in deze wet is de expliciete vraag naar het oorzakelijk verband tussen de geestesstoornis en de feiten. De tot op heden gehanteerde vraagstelling op basis van de WBM, bevraagt enkel de toestand van de betrokkene op het ogenblik van de feiten, de huidige geestestoestand en de mate van gevaarlijkheid. De nieuwe wet (WIPG) vereist bijkomend dat de gerechtspsychiater een antwoord formuleert op de vraag naar behandelbaarheid, begeleidbaarheid en verzorgingsmogelijkheid van de betrokkene. In beginsel dienen de deskundigen de opdracht zelf uit te voeren en is het hen verboden te delegeren aan derden. Er is echter geen bezwaar dat hij, onder zijn controle, hulp inroept van derden. Belangrijk is wel dat, als een deskundige zich laat bijstaan door medewerkers, hij hiervan melding maakt in zijn verslag. Ook kan de deskundige de opdracht steeds weigeren. Hoe de opdracht geformuleerd wordt, is mede afhankelijk van specifieke aspecten van het strafwetstelsel waarin het psychiatrisch deskundigenonderzoek is gekaderd. Zo vertoont de formulering van de vraagstelling in Nederland een grote mate van verscheidenheid. Meestal luidt de opdracht als volgt: het verzoek de persoonlijkheid van de verdachte of de geestesvermogens van de verdachte te onderzoeken, over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte te rapporteren en vooral of de verdachte ten tijde van het hem ten laste gelegde feit lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens, dat dit feit indien bewezen hem niet, of slechts in verminderde mate 15

23 kan worden toegerekend. Bijkomende vragen kunnen gesteld worden naar de prognose of naar een advies over de op te leggen sanctie of naar mogelijke behandelingsvoorstellen (Haffmans, 1989). Om zijn opdracht naar behoren te kunnen uitvoeren moet de deskundige kunnen beschikken over alle dossierstukken, zeker deze die betrekking hebben op het probleem dat hem wordt voorgelegd (Dillen, 2010). In een forensisch expertiseverslag moet de gerechtsdeskundige informatie samenbrengen uit klinische onderzoeken, interviews en documenten zoals het strafdossier. Deze informatie wordt vervolgens geïntegreerd op zodanige wijze dat het kan gebruikt worden voor juridische doeleinden (Griffith, Stankovic & Baranoski, 2010). De wet vermeldt (art. 5 4 WIPG) dat de wet betreffende de rechten van de patiënt - met uitzondering van artikel 6 dat bepaalt dat de patiënt recht heeft op vrije keuze van de beroepsuitoefenaar - van toepassing is op het psychiatrisch deskundigenverslag. De persoon die aan een psychiatrisch deskundigenonderzoek wordt onderworpen kan aan de gerechtelijk deskundigen schriftelijk alle voor het deskundigenonderzoek dienstige inlichtingen van de arts van zijn keuze overzenden. Deze arts wordt op de hoogte gebracht van de doelstellingen van het psychiatrisch deskundigenonderzoek (art. 7 WIPG). Het psychiatrisch deskundigenonderzoek kan ambulant of residentieel gebeuren. Art. 6 1, WIPG stelt dat wanneer een persoon zich in voorlopige hechtenis bevindt, onderworpen kan worden aan een psychiatrisch deskundigenonderzoek met opname ter observatie. In dat geval wijzen ze de psychiatrische afdeling van de gevangenis aan waarnaar de verdachte ter observatie moet worden overgebracht. Tijdens de inobservatiestelling, die maximaal vier maanden mag duren, blijft de verdachte in hechtenis op grond van de bepalingen van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis (art. 6 1 WIPG). Na afloop van de observatieperiode, bijvoorbeeld wanneer de periode ten einde loopt krachtens een beslissing van de overheid die de opname ter observatie heeft bevolen, wordt de verdachte opnieuw geplaatst in een gevangenis en blijft hij in hechtenis op grond van het bevel tot aanhouding, tenzij de internering met onmiddellijke opsluiting wordt bevolen overeenkomstig artikel 9 (art. 6 3 WIPG). Het psychiatrisch onderzoek vindt dus veelal plaats binnen de gevangenismuren, in omstandigheden die ongetwijfeld een invloed hebben op het algemeen functioneren van de verdachte en zijn geestestoestand (Grondahl, 2005; Vander Laenen & De 16

24 Cauwer, 2011). Dit geeft mogelijk aanleiding tot een vertekend beeld van de geestelijke gezondheid van de persoon tijdens het psychiatrisch onderzoek. De inobservatiestelling wordt beëindigd in geval van opheffing van het bevel tot aanhouding. In de praktijk zijn er geen middelen voorzien die een inobservatiestelling, zoals vermeld in de wet, toelaten. Een tijdelijke opname voor klinische observatie of een verdachte onderbrengen in een gespecialiseerd forensisch observatiecentrum behoren niet tot de mogelijkheden (Cosyns & Casselman, 2005; Dillen, 2001; Hoeve, Blaauw, van Marle & Sheridan, 2002). Dit betekent dat relevante (observatie) informatie van gespecialiseerde professionals verloren gaat en niet kan opgenomen worden in het psychiatrisch onderzoek. Het gebrek aan mogelijkheden tot inobservatiestelling wordt omzeild door een gewone aanstelling van een psychiater met de opdracht een deskundigenonderzoek uit te voeren. De kwaliteit van het onderzoek en de belangen van de verdachte worden op die manier minder goed gewaarborgd (Casselman et al., 2005). De inobservatiestelling is van belang om de verdachte zijn gedragingen te leren kennen in verschillende situaties, over een langere tijdsperiode en met verschillende personen. Zo is het bij een ernstig gewelddelict dan wel seksueel delict belangrijk te constateren in welke situaties de verdachte wel en niet tekenen vertoont van een gewelddadige of seksueel grensoverschrijdende attitude (van Marle, Mevis & van der Wolf, 2008). Het psychiatrisch deskundigenonderzoek is veelal een momentopname (Vander Laenen & De Cauwer, 2011). In Nederland worden verdachten van ernstige misdrijven die mogelijk ontoerekeningsvatbaar zijn, gedurende een zestal weken opgenomen in het Pieter Baan Centrum te Utrecht. Dit centrum is tegelijk een gespecialiseerde observatiekliniek en een penitentiaire instelling. Een uitgebreid en gespecialiseerd interdisciplinair team levert een zeer gedocumenteerd verslag af met adviezen ten behoeve van de rechtsbedeling. Wanneer een psychiatrisch onderzoek in België moet plaatsvinden bij een verdachte die in vrijheid verkeert is men aangewezen op creatieve oplossingen. Het onderzoek kan dan plaatsvinden bij de dader thuis, in de privépraktijk van de gerechtspsychiater of in het kabinet van de instelling waar de psychiater te werk is gesteld. De taak van de forensische gerechtsdeskundige bestaat erin het delict te verklaren vanuit de context, het leven van de dader. Hierbij gebruikmakend van psychiatrische, psychologische, culturele en sociologische elementen die betekenis kunnen geven aan het delict (Griffith, Stankovic, Baranoski, 2010). De deskundige tracht de gepleegde feiten te begrijpen en te reconstrueren vanuit een psychologisch of psychopathologisch perspectief. Dit wordt benoemd als het opstellen van een criminogenese (Cosyns & Casselman, 2005). 17

25 Eveneens is het zijn taak na te gaan of er een geestesstoornis aanwezig is en welk verband deze stoornis heeft met de gepleegde feiten waarvoor de verdachte terecht staat. Voor het beoordelen van de huidige psychische toestand van een persoon kunnen naast het klinisch beeld dat vastgesteld wordt tijdens het onderzoek, ook psychologische en neurologische testen worden afgenomen. Voor het bepalen van de vroegere geestestoestand van de verdachte bestaan deze technieken echter niet. De deskundige is tijdens zijn beoordeling van de toerekeningsvatbaarheid op het moment van de feiten, aangewezen op informatie die hij verkrijgt van de verdachte en objectieve gegevens zoals elementen in het strafdossier. Daarnaast voert de psychiater gesprek(ken) met de betrokkene. Om een beeld te krijgen van de geestestoestand op het moment van de feiten, staat de psychiater haast voor een onmogelijke opdracht die hij slechts met behulp van zeer subjectieve vermoedens kan vervullen (Crombag, van Koppen & Wagenaar, 1992). Daarom wijzen van Koppen (2004) en Dillen (2001) aan dat het moeilijk is, zo niet onmogelijk, om met terugwerkende kracht onderzoek te verrichten naar het bestaan van een stoornis ten tijde van het plegen van een strafbaar feit en daaruit volgend om de invloed van die stoornis op de gedragskeuzemogelijkheden te bepalen. Ongeacht de inhoud van de gesprekken tussen gerechtspsychiater en verdachte verschillen deze van de in de psychiatrische praktijk gebruikelijke consultaties. In de gewone psychiatrische praktijk is de subjectieve beleving van de cliënt de maat van alle dingen. Of iets waar is of niet, is niet van belang; van belang is slechts hoe de cliënt het ziet. Dit is het uitgangspunt van de hulpverlening (Allnutt & Chaplow, 2000; Cosyns & Casselman, 2005; van Koppen, Hessing, Merckelbach & Crombag, 2002). In de forensische context is de vraag van waar of niet van heel groot belang. De rechter heeft namelijk behoefte aan een zo objectief mogelijke basis voor zijn oordeel over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten tijde van het delict. Vanuit klinische ervaring en kennis probeert de forensisch expert een profiel op te stellen van de persoon achter het misdrijf. Psychiatrie is echter een wetenschap waarin men niet werkt met absolute tegenstellingen in de zin van zwart of wit. Het is een poging tot beschrijving van de (gestoorde) mens, een afwegen van zeer veel elementen, van zeer vele schakeringen van grijs waarbij deze beoordeling een in de tijd gebonden gegeven is (Dillen, 2001). Men verwacht heel vaak een absolute uitspraak van de psychiater over gevaarlijkheid, duurzaamheid van een stoornis en risico op recidive. Een forensisch psychiatrisch expertiseonderzoek kan echter enkel uitspraken doen in termen van waarschijnlijkheid en alle mogelijke schakeringen. Eigen aan de psychiatrie is de onmogelijkheid absolute uitspraken te doen (Goethals, 1991; Vandenbroucke, 2006). 18

26 In tegenstelling tot deskundigenonderzoek in burgerlijke zaken is het onderzoek in strafzaken inquisitoriaal en dus niet tegensprekelijk (Cosyns & Casselman, 2005). Dit betekent dat de deskundige zijn opdracht uitvoert zonder controle, medewerking of enige vorm van contact met de verdediging. De partijen hebben ook geen inzage in het opgestelde verslag dat enkel wordt overgemaakt aan de opdrachtgever van het expertiseonderzoek. Pas wanneer het deskundigenverslag deel uitmaakt van het strafdossier, krijgt de beklaagde of beschuldigde kennis van de bevindingen van de gerechtspsychiater. In burgerlijke geschillen is dit totaal anders. Daar wordt van bij de aanvang van de procedure een raadsgeneesheer aangesteld door de partijen en werkt de deskundige aan een kwalitatief hoogwaardige analyse en beoordeling, waarbij hij gecontroleerd en bijgestuurd wordt waar nodig door de raadsgeneesheren. De partijen hebben dus een mogelijke inbreng tijdens het gerechtelijke onderzoek en het onderzoek ter terechtzitting. De gerechtelijke deskundigen spreken zich over deze inlichtingen uit alvorens hun conclusies te formuleren en voegen deze inlichtingen toe aan hun verslag (Dillen, 2009). Een tegenspraak van op het niveau van het vooronderzoek geniet de voorkeur boven de huidige manier van werken. In strafzaken is het vaak zo dat de verdediging afwacht wat er op tafel komt. Pas wanneer de informatie in het nadeel speelt, wordt een tegenexpert aangesteld. Heel vaak wordt de uitkomst van deze tegenexpertise enkel openbaar gemaakt wanneer het de verdediging ten goede komt. Op basis van dit tweede verslag kan de deskundige, aangesteld door de onderzoeksrechter of door het openbaar ministerie, gevraagd worden om een aantal geformuleerde vragen te beantwoorden. Deze mogelijkheid tot tegenexpertise bestaat slechts voor begoede beklaagden aangezien zij zelf moeten instaan voor de betaling van de door hen gekozen geneesheer. Er bestaan geen prodeo psychiaters-deskundigen zoals er pro-deo advocaten bestaan om behoeftige beklaagden bij te staan (Cosyns & Casselman, 2005). 19

27 3. Beslissingsprocessen in de forensisch psychiatrische diagnostiek In deze paragraaf wordt het denkproces besproken dat vooraf gaat aan de forensisch diagnostische beslissingen. De meeste van deze beslissingen kunnen niet eenvoudigweg beantwoord worden met ja of neen. Elk menselijk beslissingsproces wordt beïnvloed door een aantal cognitieve heurisitieken. Deze heuristieken zijn vuistregels voor informatieverwerking die het mogelijk maken snel en gemakkelijk, maar soms ook foutief, te oordelen (Vonk, 2003). Bush, Connell en Denny (2006) geven aan dat binnen de forensisch psychiatrische context best rekening wordt gehouden met een aantal van deze heuristieken, meer bepaald de fundamentele attributionele fout, ankering en confirmatie bias. Wanneer een psychiater aangesteld wordt als deskundige in strafzaken en een advies moet verlenen omtrent toerekeningsvatbaarheid zal hij in eerste instantie nagaan waarom het misdrijf heeft plaatsgevonden en wie de persoon achter het misdrijf is. Er wordt met andere woorden nagegaan wat de drijfveer was achter het menselijk gedrag dat tot het misdrijf heeft geleid (Griffith, Stankovic, Baranoski, 2010). Algemeen wordt gesteld dat mensen willen weten waarom dingen in de wereld gebeuren en waarom mensen zich gedragen zoals ze doen. Hoe ingrijpender of ongewoner een gebeurtenis of gedrag is, hoe meer tijd en moeite men zal doen om een verklaring te vinden (Ainsworth, 2002). Een crimineel feit of gedrag kan beschouwd worden als een ingrijpende en normoverschrijdende gebeurtenis. Het attribueren of toeschrijven van een verklaring refereert naar de manier waarop mensen een oorzaak toekennen aan elke vorm van gedrag. Er dient een verschil gemaakt te worden tussen een interne en een externe attributie. Een interne attributie impliceert dat het gedrag te verklaren is vanuit de aard van de persoon. Een externe attributie zal het gedrag verklaren vanuit situationele omstandigheden die het gedrag van een persoon bepalen. Een interne attributie hangt nauw samen met enige schuldbeladenheid. De persoon handelt zo omdat hij of zij eenvoudigweg zo is. Een externe attributie laat verstaan dat het de situatie was die het gedrag veroorzaakte en laat daarmee de weg open voor het aannemen van verzachtende omstandigheden. Tijdens de verklaring van het gedrag van anderen wordt de rol van persoonlijke factoren overschat en de impact van situaties over het hoofd gezien. Deze vertekening komt zo frequent voor en is vaak misleidend, ze wordt de fundamentele attributionele fout genoemd (Brehm, Kassin, Fein, Mervielde & Van Hiel, 2000). Het gedrag van anderen wordt zo toegeschreven aan de eigenheid van de persoon in kwestie en er wordt dus geen rekening gehouden met de invloed van situationele factoren die het gedrag ook beïnvloeden. Bij de opmaak van elk psychiatrisch verslag is het dus aangewezen rekening te houden met de situatie en de context waarin het gedrag zich voordoet. In een aantal gevallen 20

28 is het aangewezen om de omstandigheden wegens hun belang te vermelden in het verslag. Ongeacht de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling kan er immers sprake zijn van een andere schulduitsluitingsgrond dan die van de stoornis. Noodweer en dwaling zijn mogelijk, maar ook psychische overmacht. Het is hierbij niet de bedoeling om zich uit te spreken over de juridische kwalificaties van de omstandigheden, maar wel om aan te geven hoe onvermijdelijk de onderzochte de delictsituatie beleefd heeft of presenteert (Hoogerwerf et al., 2007). Bij het opstellen van een psychiatrisch deskundigenverslag kan de gerechtspsychiater gebruik maken van verschillende bronnen van informatie. Het gaat hierbij om het strafdossier, informatie uit klinisch onderzoek, psychologische testresultaten en dergelijke meer. Deze informatie wordt geïntegreerd en zal bijdragen tot de onderbouwing van de conclusie. Binnen deze context is het zeer belangrijk dat alle bronnen evenveel aandacht krijgen en evenveel invloed hebben op de oordeelvorming van de deskundige. Het is aangewezen de waarheidsgetrouwheid van de informatie verkregen tijdens een klinisch gesprek na te gaan op basis van feitelijke vaststellingen opgenomen in de dossierstukken. Ankering bias staat voor de menselijke neiging om teveel waarde toe te kennen of te ankeren aan een bepaalde trek of een stuk informatie bij het maken van beslissingen. Van zodra een ankerpunt vastligt zal een beslissing neigen naar dit anker. Ankerwaarden beïnvloeden zo het beslissingsproces (Vonk, 2003; Wilson, Houston, Etling & Brekke, 1996). Dit ankerpunt kan bestaan uit de persoonlijke overtuigingen van de psychiater of psycholoog die een invloed uitoefenen op de besluitvorming. Het is ook mogelijk dat meer belang wordt gehecht aan één bepaald dossierstuk of testresultaat wat zal doorwegen op de conclusie. Het ankereffect verdwijnt niet wanneer proefpersonen vooraf worden gewaarschuwd voor het effect of worden gemotiveerd om zo accuraat mogelijk te zijn doordat er een beloning in het vooruitzicht wordt gesteld. Ankering treedt op bij leken, maar ook bij deskundigen wanneer zij beoordelingen geven binnen hun eigen expertisegebied (Wilson, Houston, Etling & Brekke, 1996). Psychiaters zijn zich best bewust van hun eigen waarden, normen en overtuigingen. Deze eventuele subjectieve beïnvloeding kan nagegaan worden aan de hand van zelfevaluatie of supervisie (Bush, Connell & Denny, 2006). In het kader hiervan kan ook het belang van bijscholing worden aangestipt. Mensen hebben de neiging om zich snel een beeld te vormen van een gebeurtenis. Wanneer een opinie ingenomen wordt, zelfs indien die op onvolledig of gebrekkige informatie steunt, is men geneigd om trouw te blijven aan zijn opvattingen. Deze persistentie van opvattingen betekent dat het gemakkelijker is om mensen van een theorie te overtuigen 21

29 dan hen ertoe te bewegen van een theorie af te zien (Brehm et al., 2000). Zodra een opinie gevormd is, wordt ze versterkt, alleen al door eraan te denken, zelfs zonder de redenen die de opinie ondersteunen te specificeren. Confirmatie bias wijst op het feit dat mensen in het algemeen meer belang zullen hechten aan nieuwe informatie die hun initiële overtuiging bevestigt dan aan nieuwe informatie die deze tegenspreekt. Met andere woorden, onbewust doen wij er alles aan om onze hypothese te bevestigen (verificatie) en hebben wij er moeite mee om kritisch te blijven ten aanzien van diezelfde hypothese (falsificatie) (Ackerman, 2006; Van de Plas, 2007). Confirmatie bias kan worden tegengegaan door open te staan voor andere denkpistes. Deze diverse denkpistes kunnen door de gerechtspsychiater zelf gegenereerd en getoetst worden maar kunnen eveneens tot stand komen in samenwerking met andere deskundigen binnen een multidisciplinair team. Ook het tegensprekelijk maken van het psychiatrisch deskundigenverslag draagt mogelijk bij tot het ontwikkelen van andere klinische inzichten. Bijkomende meningen en visies zoals van een tegenexpert - kunnen nieuwe ideeën en hypotheses aanbrengen die de uiteindelijke besluitvorming alleen maar ten goede komen (Bush, Connell & Denny, 2006; Dillen, 2001). Hoe een forensisch psychiatrisch onderzoek in Nederland verloopt, is schematisch voor te stellen. Hierbij wordt stapsgewijs weergegeven welke elementen opgenomen moeten worden en wanneer deze hun invloed hebben op de besluitvorming. 22

30 Schema 1. Het psychiatrisch onderzoek Noot. Bron: Hoogerwerf, van Kordelaar, Pauw, Verheugt en van Woudenberg (2007) 23

31 De opbouw van het onderzoek kent een zekere logica die onvermijdelijk is. Zoals uit bovenstaand schema blijkt, worden verschillende bronnen van informatie geraadpleegd. Twee belangrijke bronnen waarop de diagnostiek in het forensisch veld gebaseerd is, zijn het gesprekscontact en de testdiagnostiek. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van het strafdossier, informatie uit eventuele eerdere hulpverleningscontacten binnen en buiten het forensische veld en heteroanamnestische gegevens van belangrijke personen, zoals ouders, partners en/of kinderen. Alle informatie uit deze diverse bronnen moeten gerelateerd worden aan elkaar. Zo worden de verschillende informatiebronnen over en weer aan elkaar getoetst, voordat een conclusie over de toerekeningsvatbaarheid, over het recidivegevaar en over de te nemen maatregelen wordt genomen (Ackerman, 2006; Mossman, Noffsinger, Ash, Frierson, Gerbasi, Hackett, Lewis, Pinals, Scott, Sieg, Wall & Zonana, 2007). Voor het verzamelen van informatie wordt geen specifieke volgorde aanbevolen. De enige aanbeveling die in dit opzicht wordt gedaan, is dat de onderzoeker zich steeds bewust moet zijn van de keuzes die hij maakt. Zo opteer gerechtspsychiater Dillen (2010) voor een benadering waarbij het verhaal van de dader voorop staat. Dit impliceert dat er eerst een gesprek plaatsvindt met de betrokkene over de feiten. Op deze manier krijgt de deskundige eerst het feitenrelaas van de verdachte te horen. Pas in tweede instantie zal het strafdossier en andere relevante informatie worden doorgenomen. Deze manier van werken maakt het mogelijk om te vertrekken vanuit het perspectief van de dader en dit narratief geheel te toetsen aan alle overige verkregen informatie. Dit is bovendien zeer belangrijk, gezien de specifieke kenmerken van het werkveld (psychische problematiek, justitieel kader). Wanneer aangevangen wordt met het doornemen van het strafdossier, bestaat de kans dat gevormde vooroordelen en stereotypen, bewust of onbewust, een uitwerking hebben op de besluitvorming. Door het subjectief verhaal van de verdachte van bij aanvang van het onderzoek voorop te stellen, staat de persoon van de dader centraal en ontsnapt men aan de onvermijdelijke juridische bias van de strafbundel (Cosyns & Casselman, 2005). Uiteindelijk beoogt een psychiatrisch deskundigenverslag de persoonlijkheid, de mentale gezondheid en de eventuele relatie met het misdrijf weer te geven. Wanneer de visie op het verloop van een psychiatrisch deskundigenonderzoek in Nederland vergeleken wordt met dat in België, blijkt dat de twee belangrijkste bronnen van informatie waarop de besluitvorming zal gestoeld worden, dezelfde zijn. Het grote verschil bevindt zich in de diversiteit van bronnen die geraadpleegd worden. Om tot een heteroanamnese te komen wordt naast informatie van de dader en het strafdossier ook gebruik gemaakt van informatie van derden (Ackerman, 2006; Allnutt & Chaplow, 2000). Hierbij 24

32 wordt niet enkel kennis genomen van de verkregen informatie, maar ook van de naam, functie en relatie met de dader. Hoogerwerf et al. (2007) wijzen er op dat een uniforme aanpak niet zo zeer van belang is maar dat elke psycholoog een eigen aanpak ontwikkelt omdat deze op zichzelf al een belangrijk diagnostisch gegeven kan blootleggen. 25

33 Hoofdstuk II 1. Methodologie Er wordt gekozen voor een kwalitatief praktijkonderzoek waarbij een beperkt aantal expertiseverslagen in de diepte worden geanalyseerd. Deze onderzoeksmethodiek geniet de voorkeur op basis van de vooropgestelde doelstelling en vraagstelling die centraal staan in deze studie. De onderzoeksmethode, namelijk de gevalsbeschrijving ofwel casestudy, is een diepgaande analyse van één of enkele gevallen (Decorte & Zaitch, 2010). Zoals bij elke onderzoeksmethode zijn er voordelen en nadelen aan een casestudy. Vooral voor een praktijkgericht project is de gevalsbeschrijving geschikt. Deze methode levert een integraal beeld op van het onderzoeksobject en vereist veel minder voorstructurering waardoor de analyse kan aangepast worden aan de gangbare praktijk. Eigen aan een casestudy is ook dat deze plaats vindt in de praktijk zelf zodat het onderzoeksmateriaal geanalyseerd wordt in zijn natuurlijke context. De resultaten van een gevalstudie zijn meer alledaags van karakter, wat ze ook makkelijk aanvaardbaar maakt voor het praktijkveld. Het voornaamste nadeel van een casestudy is de externe geldigheid. Omdat slechts een kleine steekproef geanalyseerd wordt die niet representatief is voor de gehele populatie kunnen de resultaten niet gegeneraliseerd worden (Decorte, 2010). Er kunnen geen conclusies getrokken worden over alle expertiseverslagen. Deze masterproef heeft echter niet tot doel uitspraken te doen over alle deskundigenverslagen, maar probeert op exploratieve wijze een beeld te schetsen van de kwaliteit van de psychiatrische expertiseverslagen die een rol spelen bij de beslissing omtrent toerekeningsvatbaarheid. Een uitgebreider onderzoek valt buiten het bestek van dit onderzoek. De selectie van de cases is van cruciaal belang in de gevalstudie. Er is sprake van een strategische steekproeftrekking omdat de steekproef wordt samengesteld op basis van de vraagstelling. Er zijn verschillende manieren van strategische steekproeftrekking. In dit onderzoek wordt gekozen voor targeted sampling (Peterson, Reisinger, Schwartz, Mitchell, Kelly, Brown & Agar, 2008). Elk target dat deel uitmaakt van de steekproef is geselecteerd op basis van eigenschappen eigen aan de case. Een analyse van deze cases maakt het vervolgens mogelijk een antwoord te formuleren op de centrale vraagstelling. Om een antwoord te vinden op de centrale vraag hoe het gesteld is met de kwaliteit van de psychiatrische expertiseverslagen worden recente deskundigenverslagen omtrent toerekeningsvatbaarheid geanalyseerd. Om na te gaan hoe twee verschillende psychiaters tot een diverse besluitvorming komen, worden hun beslissingsprocessen in detail onderzocht. Vanuit de literatuur wordt veelal aangegeven dat het beslissingsproces kan worden voorgesteld in een beslissingsboom waarbinnen de verschillende stappen in de beslissing elkaar opvolgen 26

34 (Callahan & Silver, 1998). Om de beslissingsboom die leidt tot een beoordeling van de toerekeningsvatbaarheid te onderzoeken, wordt gebruik gemaakt van discourse analyse. Hierbij worden de letterlijke citaten van de deskundige in de diepe geanalyseerd. Deze onderzoeksmethode laat toe de specifieke taal en associaties die leiden tot een besluit, te verduidelijken (Barthes, 2003). De focus ligt op de taal als medium voor interacties, de analyse van het discours wordt dan een analyse van wat mensen doen, denken en voelen. Één bepaald thema dat kan worden benadrukt, is de argumentatieve organisatie van tekst en spraak zoals de besluitvorming in psychiatrische deskundigenverslagen. Het onderzoek vangt aan met het bespreken van de dossiers die nieuw binnen gekomen zijn bij de CBM van Gent in Het eerste onderzoeksdeel beoogt het testpsychologisch onderzoek van het psychiatrisch expertiseonderzoek weer te geven. Het tweede onderzoeksdeel bestaat uit een diepgaande studie van psychiatrische deskundigenverslagen aan de hand van een checklist. Het derde en laatste onderzoeksdeel omvat een vergelijkende studie van deskundigenverslagen opgesteld door verschillende gerechtspsychiaters binnen hetzelfde dossier. 2. Beschrijving van de totale steekproef Het onderzoeksmateriaal voor het gehele onderzoek bestaat uit psychiatrische expertiseverslagen die ter beschikking zijn van de CBM van Gent. In het jaar 2010 zijn er 87 nieuwe dossiers behandeld door de CBM Gent. 16 (18,4%) dossiers handelen over vrouwen, de overige 71 (71,6%) gaan over mannen. De oudste persoon is 87 jaar, de jongste 19 jaar, de gemiddelde leeftijd bedraagt 39 jaar. In totaal werden 16 verschillende deskundigen geïdentificeerd waarvan 12 een psychiatrisch deskundigenverslag schreven dat later gebruikt werd bij de beoordeling door de rechter omtrent toerekeningsvatbaarheid. Twee gevangenispsychiaters schreven evaluatieverslagen die toegevoegd werden aan de dossiers en mee in rekening werden genomen bij de volgende verschijning voor de CBM. Slechts uitzonderlijk leidde het verslag van de gevangenispsychiater tot een beslissing voor internering, het gaat dan over een gedetineerde die ziek wordt tijdens zijn detentieperiode (art. 21 WBM). Éen psychiater nam deel aan een college van psychiaters maar leverde op individuele basis geen deskundigenverslagen af. Een college wordt samengesteld wanneer twee verschillende deskundigen reeds een verslag hebben neergelegd en het niet eens raken. In deze 87 dossiers wordt slechts eenmaal de aanstelling van een college van psychiaters vastgesteld. Recent stelde de CBM een deskundige/psycholoog aan om aanvullend een psychologisch onderzoek uit te voeren. Veelal 27

35 gebeurt dit naar aanleiding van een nieuw voorkomen voor de CBM waarbij mogelijk een beslissing wordt genomen in het kader van een voorwaardelijke in vrijheidstelling, vrijheid onder voorwaarden of een definitieve in vrijheidstelling. Aan de psycholoog wordt in dat geval gevraagd het recidiverisico in te schatten door gebruik te maken van gevalideerde en betrouwbare testinstrumenten. De psychiatrische deskundigenverslagen uit deze 87 dossiers concludeerden dat de onderzochte persoon ontoerekeningsvatbaar is. Dit advies werd meegenomen in de beslissing tot internering. De misdrijven waarvoor men geïnterneerd wordt, zijn zeer divers. De kwalificaties van deze misdrijven gebeurt op basis van het naslagwerk Strafrechtelijke kwalificaties met jurisprudentie (Caboor, Castiaux, Masset & Vander Beken, 1984). 28

36 Tabel 1 Misdrijfkwalificaties van de gehele steekproef Aard van de feiten N % Bedreigingen 12 9,8% Aanranding der eerbaarheid 10 8,1% Verkrachting 14 11,4% Bezit kinderpornografie 3 2,4% Openbare zedenschennis 2 1,6% Seksuele misdrijven 29 23,6% Doodslag 7 5,7% Slagen en verwondingen 26 21,1% Levensdelicten 33 26,8% Stalking 13 10,6% Diefstal en afpersing 6 4,9% Oplichting 4 3,3% Vermogensdelicten 10 8,1% Brandstichting 4 3,3% Vernielingen en beschadigingen 3 2,4% Ontucht - prostitutie mensenhandel 2 1,6% Weerspannigheid 3 2,4% Andere 14 11,4% TOTAAL ,0% Noot. Bezit kinderpornografie = publicatie en verspreiding van de identiteit van een slachtoffer van aanranding der eerbaarheid of verkrachting, Andere = Smaad en geweld tegen een vertegenwoordiger van het gezag + ontvoering en verberging van minderjarigen + woonstschennis + verboden wapendracht + inbreuken op de drugswetgeving. Zoals blijkt uit de tabel worden de meeste personen geïnterneerd naar aanleiding van het toebrengen van (opzettelijke) slagen en verwondingen (21,1%). De tweede grote groep misdrijven omvatten verkrachting (11,4%) en stalking (10,6%). In 9,8% van de gevallen wordt een persoon geïnterneerd naar aanleiding van bedreiging. Wanneer we kijken naar de 29

37 levensdelicten in zijn totaal, stellen we vast dat deze met 26,8% het meeste vertegenwoordigd zijn in de steekproef. Binnen het geheel van 87 dossiers worden 123 misdrijven onderscheiden, wat impliceert dat in een aantal dossiers sprake is van meerdere misdrijven. In 60 dossiers wordt één misdrijf geïdentificeerd (69%). In 19 (21,8%) gevallen gaat het om een combinatie van twee misdrijven, in 8 (9,2%) dossiers komen drie misdrijven voor. In het geval van de dossiers waarbinnen twee misdrijven worden geïdentificeerd, wordt vastgesteld dat in 36,8% van deze dossiers een levensdelict samen voorkomt met een ander misdrijf. Opmerkelijk is dat, indien er sprake is van een levensdelict, het in 85,7% van de gevallen over slagen en verwondingen gaat. In 42,1% van de dossiers met dubbele misdrijven is er sprake van tenminste één misdrijf van seksuele aard. Opvallend is dat in 87,5% van deze gevallen het telkens om een combinatie van twee seksuele misdrijven gaat. In 21% van de dossiers met twee misdrijven bestaat 1 van de 2 misdrijven uit bedreiging. Binnen de dossiers waar drie misdrijven worden onderscheiden, bemerken we één dossier waar ze alle drie van seksuele aard zijn. 3. Het onderzoek A. Testinstrumentarium a. Methodologie Bij de aanvang van dit onderzoeksdeel wordt nagegaan hoe vaak een testpsychologisch onderzoek plaatsvindt binnen het psychiatrisch onderzoek. Vervolgens wordt onderzocht welke instrumenten hierbij frequent gehanteerd worden en welke combinaties van testinstrumenten voorkomen. De meest gebruikte testen worden uitvoerig besproken en geëvalueerd op basis van gegevens over de validiteit en betrouwbaarheid zoals vermeld in de literatuur. b. Beschrijving van de steekproef Het testinstrumentarium wordt in kaart gebracht op basis van 87 nieuwe dossier behandeld door de CBM. Drie dossiers konden niet worden geraadpleegd omdat deze ofwel overgegeven werden aan een Franstalige commissie, ofwel omdat de persoon in kwestie definitief vrij is. Het testpsychologisch onderzoek werd eenmaal geweigerd. In één expertiseverslag wordt melding gemaakt van het testpsychologisch onderzoek, maar dit verslag werd niet teruggevonden. In totaal vormen 82 dossiers de steekproef. 30

38 c. Testresultaten In 51 dossiers wordt een psychodiagnostisch onderzoek uitgevoerd (62%), dit gebeurt veelal door een psycholoog. Dit betekent dat de gerechtspsychiater in 38% van de deskundigenverslagen tot een beoordeling van de geestestoestand van de onderzochte komt zonder hierbij gebruik te maken van psychologische testen. Binnen het psychodiagnostisch onderzoek wordt het testinstrumentarium onderverdeeld in 3 grote groepen: intelligentietesten, persoonlijkheidstesten en risicotaxatieinstrumenten. Grafiek 1 Testinstrumentarium 28% 32% Persoonlijkheidstesten Intelligentietesten Risicotaxatietesten 39% Wanneer een psychodiagnostisch onderzoek plaatsvindt, omvat de testbatterij in 39% van de gevallen een intelligentietest. Het psychodiagnostisch onderzoek bevat in 28% ook een risicotaxatie-instrument. In bijna één op drie gevallen wordt een persoonlijkheidstest afgenomen (Grafiek 1). Het testpsychologisch onderzoek bestaat mogelijk ook uit een combinatie van deze testen. 31

39 Grafiek 2 Het testpsychologisch onderzoek Enkel int. Enkel pers. Enkel risicotaxatie Int. + pers. Pers. + risicotaxatie Int. + risicotaxatie Int.+ pers. + risicotaxatie Noot: Enkel int. = Enkel een intelligentietest, Enkel pers. = Enkel een persoonlijkheidstest, Enkel risicotaxatie = Enkel een risicotaxatie-instrument, Int. + pers. = Zowel een intelligentietest als een persoonlijkheidstest, Pers. + risicotaxatie = Zowel een persoonlijkheidstest als een risicotaxatieinstrument, Int. + risicotaxatie = Zowel een intelligentietest als een risicotaxatie-instrument, Int. + pers. + risicotaxatie = Zowel een intelligentietest, persoonlijkheidstest als risicotaxatie-instrument. In de meeste gevallen omvat het testpsychologisch onderzoek een combinatie van een intelligentietest en een risicotaxatie-instrument. Heel vaak worden zowel een persoonlijkheidstest als een intelligentietest en een risicotaxatietest afgenomen. Slechts in beperkte mate bestaat het testonderdeel enkel uit een persoonlijkheidstest of een combinatie van een persoonlijkheidstest met een risicotaxatie-instrument (Grafiek 2). De accuraatheid van een instrument is afhankelijk van de bruikbaarheid ervan in de populatie waarin het is gevalideerd. Wanneer een instrument gebruikt wordt binnen een populatie waarin het is gevalideerd en goed bevonden, zal het testresultaat nuttige informatie bijdragen aan het onderzoek in zijn geheel. Per definitie zijn risicotaxatie-instrumenten gevalideerd in de forensische setting waarin ze zullen worden aangewend. De validiteit van intelligentietesten wordt nagegaan binnen de algemene populatie. Validatie binnen een forensische setting is niet noodzakelijk aangezien het in dit geval gaat over een te meten kenmerk dat niet per definitie samenhangt met criminaliteit. Afhankelijk van het toepassingsgebied, worden persoonlijkheidstesten gevalideerd in de algemene populatie maar 32

40 mogelijk ook binnen een forensische populatie. Sommige persoonlijkheidstesten zijn specifiek ontwikkeld om persoonlijkheidstrekken binnen een forensische populatie te taxeren (Brown & Campbell, 2010). De instrumenten worden verder gespecificeerd voor elk van deze groepen. Grafiek 3 Persoonlijkheidstesten ADP-IV Rorschach MMPI-II BDHI PPI-R PCL-R MCMI-II MSI NVM CISS DAPP-BQ SCID-II PAS 8 2 MIS MC SMCSDS SCL-90 Noot. ADP-IV = Assessment of DSM-IV Personality Disorders Questionnaire, MMPI-II = Minnesota Multiphasic Personality Inventory, BDHI =Buss Durkee Hostility Inventory, PPI-R = Psychopathy Personality Inventory Revised, PCL-R = Psychopathy Checklist Revised, MCMI-II = Millon Clinical Multiaxial Inventory-II, MSI = Multidimensionale seksuologische inventarisatie, NVM = Nederlandse Verkorte MMPI, CISS = Coping Inventory for Stressful Situations, DAPP-BQ = Dimensional Assessment of Personality Pathology Basic Questionnaire, SCID-II = Structured Clinical Interview DSM-IV AS-II Persoonlijkheidsstoornissen, PAS = Perceptual Aberration Scale, MIS = Magical Ideation Scale, MC = Marlowe Crowne, SMCSDS = Short Marlowe Crowne Social Desirability Scale, SCL-90 =Symptom CheckList

41 Uit Grafiek 3 blijkt dat drie persoonlijkheidstesten veelvuldig worden afgenomen in het forensisch psychodiagnostisch onderzoek. Het gaat om de Rorschach, de MMPI-II en de PCL-R. Deze instrumenten worden verder toegelicht. De Rorschachtest of Rorschach Inktvlekken Methode (RIM) is een projectietest waarbij gevraagd wordt ongestructureerd materiaal te duiden. De test is gebaseerd op de menselijke neiging interpretaties en gevoelens te projecteren op, in dit geval, inktvlekken. Een veelgebruikt scoringssysteem is terug te vinden in Klopfer en Davidson (1962). Recent en ook binnen het forensische veld wordt gebruikt gemaakt van het scoringssysteem van de hand van Exner (2002). De meningen over deze test lopen uiteen. Bepaalde studies bevestigen de klinische waarde in forensische evaluaties van de Rorschach test (Ackerman, 2006; Grondahl, 2005; Wood, Nezworski, Lilienfeld, Garb, Allen & Wildermuth, 2010), terwijl andere onderzoeken het scepticisme aanmoedigen ten aanzien van deze test (Garb, Wood, Lilienfeld & Nezworski, 2004). Belangrijk is na te gaan met welk doel deze test wordt afgenomen en welke klinische interpretaties de test beoogt te onderbouwen. Lally (2003) geeft aan dat de Rorschachtest als aanvaardbaar mag beschouwd worden binnen het forensische veld wanneer deze test getaxeerd wordt in het kader van een persoonlijkheidsonderzoek. De Rorschachtest gebruiken als risicotaxatie-instrument wordt afgeraden. Projectieve testen hebben het voordeel dat ze weinig doorzichtig en daardoor nauwelijks of niet gevoelig zijn voor sociaal wenselijke antwoorden (Dillen, 2010). Een nadeel is dat er meestal geen gestructureerd scoringssysteem bestaat (Hoogerwerf et al., 2007). De Minnesota Multiphasic Personality Inventory- II (MMPI-II) (Butcher, Graham, Ben-Porath, Tellegen, Dahlstrom & Kaemmer, 2001) is een persoonlijkheidsvragenlijst die bestaat uit 567 eenvoudige vragen die peilen naar een persoonlijkheidsstoornis op basis van een reeks klinisch diagnostische schalen. Het grote voordeel van de MMPI-II, vooral in de forensische setting, is de mogelijkheid om inconsistenties en sociaal wenselijke antwoorden middels correcties te achterhalen. De MMPI-II is wereldwijd de meest gebruikte persoonlijkheidsvragenlijst in de forensische context (Archer, Buffington-Vollum, Vauter Stredny & Handel, 2006; Boccaccini & Brodsky, 1999; Borum & Grisso, 1995; Mossman, et al. 2007). 34

42 De Psychopathy Checklist Revised (PCL-R) (Hare, 1991) is een scoringslijst die het gehalte aan psychopathie meet. De test omvat een klinische beoordelingsschaal, ingevuld door een psycholoog of andere professionele hulpverlener, die bestaat uit 20 items en traditioneel wordt onderverdeeld in twee factoren. De interpersoonlijke en affectieve component van psychopathie omvat de eerste factor. De tweede factor is gerelateerd aan een antisociale levensstijl die gerelateerd is aan psychopathie. De PCL-R wordt gescoord aan de hand van een semigestructureerd interview én door een grondige studie van de collaterale informatie die verkregen wordt uit dossieronderzoek en heteroanamnestische informatie. De totale score geeft de graad aan waarin een individu voldoet aan prototypische psychopathie op een schaal van 0 tot 40. De originele versie geeft aan dat een score van 30 of hoger indicatief is voor psychopathie. Cooke en Michie (2001) hebben echter aangetoond dat de PCL-R totale scores en de factor- en item scores lager liggen in Europa dan in Noord-Amerika. Gegeven dezelfde positie op de latente trek wordt de cut-off-waarde voor psychopathie in Europa dus lager gesitueerd. Hier wordt een score van 25 of 26 en hoger als indicatief voor psychopathie beschouwd. Het is een internationale standaardtest voor psychopathie en de test is gevalideerd voor het Nederlandstalig gebied, voor een populatie van mannelijke gedetineerden (Goethals, 2007). 35

43 Grafiek 4 Intelligentietesten PM-Raven WAIS-III D-KEFS MMSE RAVLT RCFT TMT WFT NLV K-SNAP SWCT BASDS VDB-2 Noot. PM-Raven = Progressieve Matrices Raven, WAIS-III = Wechsler Adult Intelligence Scale III, D-KEFS = Delis-Kaplan Executive Function System, MMSE = Mini Mental State Examination, RAVLT = Rey Auditory Verbal Learning Test, RCFT = Rey Complexe Figure Test, TMT = Trail Making Test, WFT = Word Fluency Test, NLV = Nederlandse Verkorte MMPI, K-SNAP = Kaufman Short Neuropsychological Assessment Procedure. Uit Grafiek 4 blijkt duidelijk dat twee intelligentietesten de voorkeur genieten binnen het forensische veld. De PM-RAVEN en de WAIS-III worden verder toegelicht. De Progressieve Matrices Raven (PM-RAVEN) (Raven, 1938) is een non-verbale, visuele test waarmee het vermogen tot abstract denken en analoog redeneren onderzocht wordt, zonder dat de prestatie beïnvloed wordt door vroegere ervaringen of verbale vermogens. De test is gerelateerd aan een algemene intelligentiefactor, met name de g-factor (generale intelligence). De test bestaat uit 5 reeksen met 12 opgaven, stijgend in moeilijkheidsgraad zowel over de reeksen als over de opgaven heen. De opgaven van de test bestaan steeds uit een rechthoek met een patroon of reeks, genoemd matrix, waarin een gedeelte, als het ware een inlegstukje, ontbreekt. Het gaat om een cultuurvrije intelligentietest die niet op schoolse kennis berust. 36

44 De Wechsler Adult Intelligence Scale-III (WAIS-III) (Wechsler, 1981) is nog steeds één van de referentietesten in ons taalgebied om de intelligentie en haar deelfuncties te onderzoeken. Het is een algemene intelligentietest die behalve een algemene schatting ook nog onderscheidende schattingen oplevert ten aanzien van verbale en handelingscapaciteiten en indexscores voor verbaal begrip, perceptuele organisatie, werkgeheugen en verwerkingssnelheid. Bij de verschillende onderdelen wordt een sterk beroep gedaan op het probleemoplossend vermogen. Grafiek 5 Risicotaxatie-instrumenten Noot. HCR-20 = Historical Clinical Risk Management-20, SVR-20 = Sexual Violence Risk-20, PRM = Professional Risk Manager, SAPROF = Structured Assessment of PROtective Factors for violence risk, SAM = Guidelines for Stalking Assessement and Management. Grafiek 5 toont aan dat in meer dan de helft van de gevallen de HCR-20 wordt afgenomen als risicotaxatie-instrument. Ook de SVR-20 wordt veelvuldig getaxeerd. Het derde meest gebruikte risicotaxatie-instrument is de STATIC-99. In de volgende paragraaf worden deze instrumenten besproken. De Historical Clinical Risk Management-20 (HCR-20) (Douglas, Webster, Hart, Eaves & Ogloff, 2001) werd ontworpen ter meting van geweld binnen delinquente en psychiatrische populaties. De test combineert tien historische, vijf klinische en vijf risicomanagementfactoren. De historische items meten onder meer gepleegde delicten, 37

Internering wet en regelgeving

Internering wet en regelgeving Internering wet en regelgeving Permanente Vorming Forensische Gedragswetenschappen - Universiteit Gent 23 oktober 2012 Tom Vander Beken & Walter Van Steenbrugge Inhoud 2 1. Internering? 2. Achtergronden

Nadere informatie

Eindelijk een goede nieuwe interneringswet?

Eindelijk een goede nieuwe interneringswet? Eindelijk een goede nieuwe interneringswet? Trefdag 5 mei 2015 De nieuwe interneringswet is een feit Een historische, actuele en toekomstige blik Tom Vander Beken Inhoud 2 I. Een nieuw kader vanaf 1 januari

Nadere informatie

Geestesziek en gevaarlijk: gedwongen opname of internering?

Geestesziek en gevaarlijk: gedwongen opname of internering? e s s a y Geestesziek en gevaarlijk: gedwongen opname of internering? Het Belgische wettelijke kader h. s m e t s, r. v e r e l s t, j. v a n d e n b e r g h e samenvatting Als psychiatrische stoornissen

Nadere informatie

Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik

Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik Gelet op artikel 128, 1, van de Grondwet; Gelet op de bijzondere

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

De nieuwe interneringswetgeving

De nieuwe interneringswetgeving De nieuwe interneringswetgeving To m Va n d e r B e k e n Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2016-2017 Gent, 16 maart 2017 Inhoud 2 I. Interningswetten II. Bescherming van de maatschappij en zorg III.

Nadere informatie

WET BETREFFENDE DE INTERNERING 5 MEI 2014

WET BETREFFENDE DE INTERNERING 5 MEI 2014 WET BETREFFENDE DE INTERNERING 5 MEI 2014 I. Algemene bepalingen II. Gerechtelijke fase van de internering III. Uitvoeringsfase van de internering IV. Definitieve invrijheidstelling V. Diverse bepalingen

Nadere informatie

Wet 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis (B.S., 13 juli 2007)

Wet 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis (B.S., 13 juli 2007) Wet 9 april 1930 - Bescherming maatschappij (Art. 31) drag of de wijze van berekening bepaalt; deze bezoldiging bestaat hetzij uit een vast bedrag, hetzij uit een percentage van de inkomsten van de geïnterneerde,

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE 1 van 18 23/12/2011 10:11 FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE 21 APRIL 2007 Wet betreffende de internering van personen met een geestesstoornis (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en

Nadere informatie

Het Pieter Baan Centrum. Algemene informatie

Het Pieter Baan Centrum. Algemene informatie Het Pieter Baan Centrum Algemene informatie 1 Deze brochure is bedoeld om algemene informatie te geven over het Pieter Baan Centrum (PBC). Het PBC is de forensisch psychiatrische observatiekliniek van

Nadere informatie

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging TBS voor Dummies Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging Auteur: Miriam van der Mark, advocaat-generaal en lid van de Kerngroep Forum TBS Algemeen De terbeschikkingstelling

Nadere informatie

Geestelijk gezondheidsrecht 1:

Geestelijk gezondheidsrecht 1: Geestelijk gezondheidsrecht 1: COLLOCATIE /INTERNERING Gedwongen opname Van administratieve opsluiting naar vrijheidsberoving onder gerechtelijke controle. Materiële voorwaarden: geestesziekte, toestand,

Nadere informatie

ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN. Raoul DECLERCQ

ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN. Raoul DECLERCQ ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN Raoul DECLERCQ Emeritus Advocaat-Generaal in het Hof van Cassatie Emeritus buitengewoon hoogleraar aan de K.U. Leuven 1993 story sdentia E. Story-Scientia

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:RBROT:2017:6331 ECLI:NL:RBROT:2017:6331 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10/049808-15 en 10/231146-15

Nadere informatie

Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN

Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN Frank Hutsebaut Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC) KULeuven 1. Ter inleiding: enkele algemene noties 2. De bevoegdheid

Nadere informatie

Strafuitvoeringsrechtbanken

Strafuitvoeringsrechtbanken Strafuitvoeringsrechtbanken v.u.: Jos Vander Velpen, Gebroeders De Smetstraat 75, 9000 Gent Gebroeders De Smetstraat 75 9000 Gent foto s: Lieven Nollet tijdstip eerste publicatie: februari 2007 - herwerking:

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 5 Besluit van 14 december 2011, houdende regels inzake het uit te oefenen toezicht bij voorwaardelijke veroordeling (Uitvoeringsbesluit voorwaardelijke

Nadere informatie

samenstelling : federale en lokale parketten & parketten-generaal! het beleid wordt uitgestippeld door een college van procureurs-generaal

samenstelling : federale en lokale parketten & parketten-generaal! het beleid wordt uitgestippeld door een college van procureurs-generaal Leg uit : het openbaar ministerie ( parket ) = hoeder van de openbare orde! 1) opsporen en onderzoeken 2) vervolgen 3) uitvoering van de straf samenstelling : federale en lokale parketten & parketten-generaal!

Nadere informatie

In een aantal gevallen zal ook verwezen worden naar een artikel van de wet om de opzoekingen te vergemakkelijken.

In een aantal gevallen zal ook verwezen worden naar een artikel van de wet om de opzoekingen te vergemakkelijken. Vooraf. De wet op de internering van 5 mei 2014 is zeer uitgebreid. In het kader van deze brochure is het niet de bedoeling alle facetten van deze wet hier te behandelen doch enkel de voornaamste. U kan

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 Nr. 75 Brief van de minister van Veiligheid en Justitie Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Wie zijn onze patiënten?

Wie zijn onze patiënten? In deze folder vertellen wij u graag wat meer over Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden. De Kijvelanden behandelt mensen met een psychiatrische stoornis. De rechter heeft hen tbs met bevel tot

Nadere informatie

Kinderdoding. Inhoud. Onderzoeksopzet. Aanleiding 17-10-2010. Aanleiding Onderzoeksopzet Wetgeving Resultaten Discussie. Verschil in berechting tussen

Kinderdoding. Inhoud. Onderzoeksopzet. Aanleiding 17-10-2010. Aanleiding Onderzoeksopzet Wetgeving Resultaten Discussie. Verschil in berechting tussen Kinderdoding Verschil in berechting tussen mannelijke en vrouwelijke kinderdoders Aanleiding Onderzoeksopzet Wetgeving Resultaten Discussie Inhoud E.J.C. Goetheer 13-1- Aanleiding Proefschrift A.J. Verheugt,

Nadere informatie

Strafuitvoeringsrechtbanken

Strafuitvoeringsrechtbanken Strafuitvoeringsrechtbanken Op 1 februari 2007 traden de strafuitvoeringsrechtbanken in werking. Heel wat beslissingen die vroeger door de minister van justitie genomen werden, zullen nu door een rechter

Nadere informatie

Informatie voor betrokkenen

Informatie voor betrokkenen Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Nederla voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Nederlands Instituut vo Psychiatrie en Psychologie Nederlands Instituut voor Forensisc

Nadere informatie

trefwoorden internering, psychiatrisch deskundigenverslag, psychodiagnostiek, testinstrumenten oorspronkelijk artikel m. de clercq, f.

trefwoorden internering, psychiatrisch deskundigenverslag, psychodiagnostiek, testinstrumenten oorspronkelijk artikel m. de clercq, f. oorspronkelijk artikel Gebruik van testinstrumenten in psychiatrische deskundigenverslagen bij internering; een exploratief dossieronderzoek in het gerechtelijk arrondissement Gent m. de clercq, f. vander

Nadere informatie

Recht op zorg? De rechtspositie van geïnterneerden

Recht op zorg? De rechtspositie van geïnterneerden Universiteit Gent Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2012-13 Recht op zorg? De rechtspositie van geïnterneerden Masterproef van de opleiding Master in de rechten Ingediend door Hanne Coenegrachts

Nadere informatie

De Gerechtspsychiater: de portier van het systeem

De Gerechtspsychiater: de portier van het systeem De Gerechtspsychiater: de portier van het systeem Vlaams Geneeskundigenverbond Prof Dr Dillen Chris Forensisch Psychiater Vrije Universiteit Brussel Onderdeel van een geheel misdrijf strafrecht gerechtspsychiater

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 JUNI 2014 P.14.0929.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0929.N F A H, veroordeelde tot een vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Jürgen Millen, advocaat bij de balie te Tongeren. I.

Nadere informatie

Goede afspraken maken goede vrienden: het beroepsgeheim van de GGZ bij justitie-patiënten

Goede afspraken maken goede vrienden: het beroepsgeheim van de GGZ bij justitie-patiënten Goede afspraken maken goede vrienden: het beroepsgeheim van de GGZ bij justitie-patiënten 6 e Vlaamse GGZ-congres Macht en kracht. Zorgrelaties in verandering 18 en 19 september 2012, Antwerpen Freya Vander

Nadere informatie

Strafuitvoeringsrechtbanken

Strafuitvoeringsrechtbanken v.u.: Jos Vander Velpen, Gebroeders De Smetstraat 75, 9000 Gent foto s: Lieven Nollet Strafuitvoeringsrechtbanken Gebroeders De Smetstraat 75 9000 Gent tijdstip eerste publicatie: februari 2007 - herwerking:

Nadere informatie

Strafuitvoeringsrechtbanken

Strafuitvoeringsrechtbanken Strafuitvoeringsrechtbanken Op 1 februari 2007 traden de strafuitvoeringsrechtbanken in werking. Heel wat beslissingen die vroeger door de minister van justitie genomen werden, zullen nu door een rechter

Nadere informatie

De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19

De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19 INHOUD INLEIDING... 19 De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19 Inhoud... 19 Kernbibliografie... 19 Over wetten vóór 1990... 20 Over

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Nadere informatie

Minimale Psychiatrische Gegevens (M.P.G.) Annulatie

Minimale Psychiatrische Gegevens (M.P.G.) Annulatie Minimale Psychiatrische Gegevens (M.P.G.) - Annulatie door de Raad van State Doc: a091006 Tijdschrift: 91 p. 10 Datum: 21/10/2000 Origine: NR Thema's: Beroepsgeheim Minimale Psychiatrische Gegevens (M.P.G.)

Nadere informatie

DE GEDWONGEN OPNAME: EEN ALTERNATIEF VOOR DE INTERNERING?

DE GEDWONGEN OPNAME: EEN ALTERNATIEF VOOR DE INTERNERING? DE GEDWONGEN OPNAME: EEN ALTERNATIEF VOOR DE INTERNERING? EEN VERGELIJKING VAN DE GEDWONGEN OPNAME EN DE INTERNERING Sofie Maebe Studentennummer: 01201680 Promotor: Prof. dr. Tom Vander Beken Commissaris:

Nadere informatie

Wet van 5 mei 2014 betreffende de internering

Wet van 5 mei 2014 betreffende de internering Wet van 5 mei 2014 betreffende de internering Nieuwe wetgeving internering Operationeel sinds 1 oktober 2016 Grote pijlers: Recht op zorg (op maat) evenwicht care en risk Drempel (niet voor lichte feiten)

Nadere informatie

Beroepsgeheim Ontwerp tot wijziging van artikel 458bis van het Strafwetboek

Beroepsgeheim Ontwerp tot wijziging van artikel 458bis van het Strafwetboek Beroepsgeheim Ontwerp tot wijziging van artikel 458bis van het Strafwetboek Doc: a135005 Tijdschrift: 135 Datum: 17/09/2011 Origine: NR Thema's: Beroepsgeheim Kwetsbare personen Mishandeling van een kind,

Nadere informatie

Manifest Internering Een betere behandeling voor geïnterneerden

Manifest Internering Een betere behandeling voor geïnterneerden Manifest Internering Een betere behandeling voor geïnterneerden Liga voor Mensenrechten Manifest Internering 1/10 Inhoudstafel Wat is internering? p. 3 Standpunt 1: Geïnterneerden hebben recht op behandeling

Nadere informatie

In artikel 23 van dezelfde wet, worden de onderdelen b), c), d) en f) opgeheven.

In artikel 23 van dezelfde wet, worden de onderdelen b), c), d) en f) opgeheven. HOOFDSTUK 1 Geestelijke gezondheidszorg-beroepen Afdeling 1 Wijziging van de wet van 4 april 2014 tot regeling van de geestelijke gezondheidszorgberoepen en tot wijziging van het koninklijk besluit nr.78

Nadere informatie

PROCEDUREREGLEMENT VAN HET VLAAMS DOPINGTRIBUNAAL (Goedgekeurd door de Raad van Bestuur van Vlaams Dopingtribunaal vzw 03.12.09)

PROCEDUREREGLEMENT VAN HET VLAAMS DOPINGTRIBUNAAL (Goedgekeurd door de Raad van Bestuur van Vlaams Dopingtribunaal vzw 03.12.09) Artikel 1. PROCEDUREREGLEMENT VAN HET VLAAMS DOPINGTRIBUNAAL (Goedgekeurd door de Raad van Bestuur van Vlaams Dopingtribunaal vzw 03.12.09) Titel I. De instellingen. Er bestaat een Disciplinaire Commissie

Nadere informatie

Advies betreffende opmerkingen op de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis

Advies betreffende opmerkingen op de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis FOD VOLKSGEZONDHEID BRUSSEL 14 maart 2013 VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU DIRECTORAAT- GENERAAL ORGANISATIE VAN DE GEZONDHEIDSZORGVOORZIENINGEN NATIONALE RAAD VOOR ZIEKENHUISVOORZIENINGEN

Nadere informatie

Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden. Over TBS

Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden. Over TBS Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden Over TBS In deze folder vertellen wij u graag meer over Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden en in het bijzonder over tbs. De Kijvelanden behandelt

Nadere informatie

RECHT vaardig? Voorbereiding of naverwerking Opdracht 4

RECHT vaardig? Voorbereiding of naverwerking Opdracht 4 a) Wie zit waar Lees aandachtig onderstaande tekst. Duid nadien op de foto de plaats aan van de verschillende actoren (rood en onderlijnd in tekst) in een rechtbank. Bij een burgerlijke of een strafrechtelijk

Nadere informatie

Psychologische en psychiatrische rapportage in strafzaken. Informatie voor onderzochte

Psychologische en psychiatrische rapportage in strafzaken. Informatie voor onderzochte Psychologische en psychiatrische rapportage in strafzaken Informatie voor onderzochte de rechter. ook zij bedoeld. i. Als in deze brochure wordt gesproken over hij wordt daarmee Terminologie: gaat maken.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 JULI 2014 P.14.0969.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0969.N B., veroordeelde tot vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Kris Luyckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

TBS uit de gratie. K.P.M.A. Muis L. van der Geest

TBS uit de gratie. K.P.M.A. Muis L. van der Geest K.P.M.A. Muis L. van der Geest Samenvatting en conclusies in hoofdpunten In 2008 en 2009 is er sprake van een opvallende daling van het aantal tbs-opleggingen met bevel tot verpleging. Het is onwaarschijnlijk

Nadere informatie

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11 Titel II Straffen 1. Algemeen Artikel 1:11 1. De straffen zijn: a. de hoofdstraffen: 1. gevangenisstraf; 2. hechtenis; 3. taakstraf; 4. geldboete. b. de bijkomende straffen: 1. ontzetting van bepaalde

Nadere informatie

Rolnummer 4591. Arrest nr. 142/2009 van 17 september 2009 A R R E S T

Rolnummer 4591. Arrest nr. 142/2009 van 17 september 2009 A R R E S T Rolnummer 4591 Arrest nr. 142/2009 van 17 september 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 230 Besluit van 17 juni 2013 tot wijziging van het Reglement voor de bijzondere kamer bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden en het Reglement

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 APRIL 2016 P.16.0132.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0132.N C B, beklaagde, geïnterneerd, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie te Turnhout. tegen 1. INTERGEM

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 SEPTEMBER 2014 P.13.1847.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1847.N C L F S, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Raf Jespers, advocaat bij de balie te Antwerpen, met kantoor te 2018 Antwerpen,

Nadere informatie

Inhoud. Deel I Inleidende beschouwingen 1. Deel II Juridische beschouwingen 17. Hoofdstuk 1 Gedragsdeskundigen in strafzaken 3

Inhoud. Deel I Inleidende beschouwingen 1. Deel II Juridische beschouwingen 17. Hoofdstuk 1 Gedragsdeskundigen in strafzaken 3 Inhoud Deel I Inleidende beschouwingen 1 Hoofdstuk 1 Gedragsdeskundigen in strafzaken 3 1.1 Inleiding 3 1.2 Historische beschouwingen 6 1.3 De actualiteit van het onderwerp 8 1.3.1 De wetenschap 8 1.3.2

Nadere informatie

REGLEMENT COMMISSIE VAN GESCHILLEN

REGLEMENT COMMISSIE VAN GESCHILLEN REGLEMENT COMMISSIE VAN GESCHILLEN als bedoeld in artikel 27.3 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen (hierna SPV ), betreffende het in beroep komen bij de Commissie

Nadere informatie

Hybride werken bij diagnose en advies. Inleiding

Hybride werken bij diagnose en advies. Inleiding Hybride werken bij diagnose en advies Inleiding Hybride werken is het combineren van 2 krachtbronnen. Al eerder werd aangegeven dat dit bij de reclassering gaat over het combineren van risicobeheersing

Nadere informatie

VLAAMS PARLEMENT DEONTOLOGISCHE CODE. van de Vlaamse volksvertegenwoordigers inzake dienstverlening aan de bevolking REGLEMENT VAN ORDE

VLAAMS PARLEMENT DEONTOLOGISCHE CODE. van de Vlaamse volksvertegenwoordigers inzake dienstverlening aan de bevolking REGLEMENT VAN ORDE Stuk 7-B (1998-1999) Nr. 1 VLAAMS PARLEMENT Zitting 1998-1999 17 maart 1999 DEONTOLOGISCHE CODE van de Vlaamse volksvertegenwoordigers inzake dienstverlening aan de bevolking REGLEMENT VAN ORDE van de

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015 INZAKE HET OPENBAAR MINISTERIE BURGERLIJKE PARTIJEN Vlaamse Vervoersmaatschappij ( ) openbare instelling onder de vorm van een NV, met ondernemingsnummer

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JUNI 2012 P.12.0873.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0873.F I. P. D. V., II. III. IV. P. D. V., P. D. V., P. D. V., V. P. D. V., Mrs. Cédric Vergauwen en Olivia Venet, advocaten bij de

Nadere informatie

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar Samenvatting aangemelde strafzaken Toegangscommissie CEAS 2006/0001 wetenschapper Indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar een strafzaak, die heeft geleid tot onherroepelijke veroordelingen

Nadere informatie

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar zijn

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar zijn Samenvatting aangemelde strafzaken Toegangscommissie Dossiernummer: CEAS 2006/0001 wetenschapper Indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar een strafzaak, die heeft geleid tot onherroepelijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016-2017 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

Verordening Bezwarenprocedure Personele Aangelegenheden

Verordening Bezwarenprocedure Personele Aangelegenheden Verordening Bezwarenprocedure Personele Aangelegenheden Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Besloten door Deze versie is geldig tot

Nadere informatie

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2], ECLI:NL:RBAMS:2013:3850 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER Parketnummer: 13/737331-13 RK nummer: 13/2646 Datum uitspraak: 28 juni 2013 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23

Nadere informatie

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN. DDD Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN Algemene bepalingen Artikel 79a Ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s. WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.) TOELICHTING De wet van 28 maart 2000 tot invoeging van een procedure

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 20 DECEMBER 2011 P.11.1912.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1912.N E J E V D B, geïnterneerde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie te Turnhout. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 JUNI 2015 P.15.0599.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0599.N 1. M M P V D V, beklaagde, 2. D H N H, beklaagde, aangehouden om andere redenen, eisers, beiden met als raadsman mr. Thierry

Nadere informatie

Samenvatting. De onderzoeksgroep

Samenvatting. De onderzoeksgroep Samenvatting In 2002 is door het WODC een onderzoek uitgevoerd naar de praktijk van de jeugdreclassering (Kruissink & Verwers, 2002). Dat onderzoek richtte zich op een steekproef uit de groep jongeren

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 FEBRUARI 2015 P.14.1739.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1739.F I. E. V. D., II. A. A. Mr. Patricia Vanlersberghe, advocaat bij het Hof van Cassatie. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF De

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Inhoud. Ten geleide. Avant propos. Woord vooraf. Inhoudsopgave. Hoofdstuk 1: Achtergrond en oriëntatie

Inhoud. Ten geleide. Avant propos. Woord vooraf. Inhoudsopgave. Hoofdstuk 1: Achtergrond en oriëntatie Inhoud Inhoud Ten geleide Avant propos Woord vooraf Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: Achtergrond en oriëntatie 1 Intitiele opdracht 1.1 haalbaarheidscriteria 1.2 Definitie van het begrip integrale veiligheidszorg

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN VEN DE VLAAMSE REGERING

MEDEDELING AAN DE LEDEN VEN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN MEDEDELING AAN DE LEDEN VEN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Grondwettelijk Hof rolnummers 6538 en 6539: de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging

Nadere informatie

Procedure seksueel grensoverschrijdend gedrag

Procedure seksueel grensoverschrijdend gedrag VERSIE WIJZIGING GOEDGEKEURD RMW GEPUBLICEERD 0-23-06-2015 1. Doel OCMW Maldegem respecteert de integriteit van de gebruiker en neemt maatregelen om deze te waarborgen. OCMW Maldegem neemt in het bijzonder

Nadere informatie

Internering, quo vadis?

Internering, quo vadis? Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2015-2016 Internering, quo vadis? Interneringswetgeving: een lange weg met een hobbelig parcours. Zal de nieuwe wet het pad eindelijk effenen?

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid SCSZG/16/206 BERAADSLAGING NR. 16/092 VAN 4 OKTOBER 2016 INZAKE DE TOEGANG TOT DE PERSOONSGEGEVENSBANK E-PV DOOR

Nadere informatie

De belangrijkste bron van het burgerlijk recht is het burgerlijk wetboek,

De belangrijkste bron van het burgerlijk recht is het burgerlijk wetboek, Recht is alomtegenwoordig. Of het nu gaat om een verbod iets te doen (door het rood licht rijden), een verplichting iets te doen (deelnemen aan verkiezingen), een werkwijze die men dient na te leven (procesrecht)

Nadere informatie

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2011 1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2. Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit KLACHT Bij brief van 2010,

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:OGEAA:2016:411 ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen. Geschillenregeling

Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen. Geschillenregeling Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen Geschillenregeling Procedure als bedoeld in artikel 28 van het pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen(hierna SPD ). Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Nadere informatie

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1278/2019 Repertoriumnummer / Europees

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1278/2019 Repertoriumnummer / Europees Vonnisnummer / Griffienummer 1278/2019 Repertoriumnummer / Europees 2019/1659 Datum van uitspraak 20 juni 2019 Naam van de beklaagde Systeemnummer parket Dossiernummer 19L000656 Notitienummer parket rechtbank

Nadere informatie

DE STRAFUITVOERINGSRECHTBANK DE STRAFUITVOERINGSRECHTER DE MINISTER VAN JUSTITIE

DE STRAFUITVOERINGSRECHTBANK DE STRAFUITVOERINGSRECHTER DE MINISTER VAN JUSTITIE DE STRAFUITVOERINGSRECHTBANK DE STRAFUITVOERINGSRECHTER DE MINISTER VAN JUSTITIE V.U. Eric Beaucourt 9000 Gent stand januari 2018-1 I.DE STRAFUITVOERINGSRECHTBANK 1.Algemeen. De Belgische strafuitvoeringsrechtbanken

Nadere informatie

JEUGDDELINQUENTIEDECREET OVERZICHTSTABEL ANTWOORDEN Johan Put & Katrijn Veeckmans

JEUGDDELINQUENTIEDECREET OVERZICHTSTABEL ANTWOORDEN Johan Put & Katrijn Veeckmans JEUGDDELINQUENTIEDECREET OVERZICHTSTABEL ANTWOORDEN Johan Put & Katrijn Veeckmans Bijzonderheden Herziening 4 Initiële duur Leeftijd 3 Voorwaarden 2 Rechtspleging ten gronde Voorbereidende rechtspleging

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Hervorming geestelijke gezondheidszorg 107 voor volwassenen Toekomstige hervorming voor kinderen Sector Arbeids- & Organisatiepsychologie

Hervorming geestelijke gezondheidszorg 107 voor volwassenen Toekomstige hervorming voor kinderen Sector Arbeids- & Organisatiepsychologie Deontologische vragen m.b.t. samenwerken in teams en netwerken Prof. Adélaïde BLAVIER, PhD Centre d Expertise en Psychotraumatismes et Psycho-Légale Département de Psychologie, Université de Liège (ULg)

Nadere informatie

Oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken (2004-03-31)

Oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken (2004-03-31) Persbericht van de Ministerraad Oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken (2004-03-31) Op voorstel van mevrouw Laurette Onkelinx, Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, keurde de Ministerraad

Nadere informatie

U bent gedagvaard. >voor de politierechtbank >voor de correctionele rechtbank. Wegwijs in justitie. In de hoofdrol bij justitie.

U bent gedagvaard. >voor de politierechtbank >voor de correctionele rechtbank. Wegwijs in justitie. In de hoofdrol bij justitie. Wegwijs in justitie In de hoofdrol bij justitie De instellingen Meer informatie Justitie in de praktijk Federale Overheidsdienst Justitie U bent gedagvaard >voor de politierechtbank >voor de correctionele

Nadere informatie

Bijsluiter psychische hinder

Bijsluiter psychische hinder Bijsluiter psychische hinder Dit formulier is bedoeld voor de onafhankelijk psycholoog of psychiater ter ondersteuning van een aanvraag voor geslachtsnaamswijziging zoals genoemd onder C in de brochure

Nadere informatie

nr.14.0008063 Klachtenregeling Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek (AMHK Gooi en Vechtstreek)

nr.14.0008063 Klachtenregeling Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek (AMHK Gooi en Vechtstreek) nr.14.0008063 Klachtenregeling Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek (AMHK Gooi en Vechtstreek) Artikel 1 Wettelijke grondslag Deze klachtenregeling heeft betrekking op de behandeling van klachten in overeenstemming

Nadere informatie

Gedwongen opname en verslaving Dr Anne Van Duyse - De Sleutel en PC Sint Jan Baptist

Gedwongen opname en verslaving Dr Anne Van Duyse - De Sleutel en PC Sint Jan Baptist Gedwongen opname en verslaving Dr Anne Van Duyse - De Sleutel en PC Sint Jan Baptist Deel 1: Wet op de gedwongen opname Deel 2: problematisch middelengebruik Toetsing van de wet bij verslaving Geesteszieke

Nadere informatie

Reglement voor de Ledenraad van Coöperatie Qurrent U.A.

Reglement voor de Ledenraad van Coöperatie Qurrent U.A. Versie d.d. 11/26-11-2014 RwC/GJ/CvG ondwerk\oa\oa14\74679635.reglq3 Reglement voor de Ledenraad van Coöperatie Qurrent U.A. Begripsomschrijving Artikel 1 Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan

Nadere informatie

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Rechtsmachtrecht Misdrijven op Belgisch grondgebied gepleegd Misdrijven buiten het grondgebied van het Rijk gepleegd Territorialiteitsbeginsel

Nadere informatie

Datum 30 juni 2016 Onderwerp Inzet en verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

Datum 30 juni 2016 Onderwerp Inzet en verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

WET van 5 januari 1952, tot regeling van de verantwoordelijkheid van de ministers (G.B no. 3).

WET van 5 januari 1952, tot regeling van de verantwoordelijkheid van de ministers (G.B no. 3). WET van 5 januari 1952, tot regeling van de verantwoordelijkheid van de ministers (G.B. 1952 no. 3). Artikel 1 1 1. De ministers zorgen voor de uitvoering van de Grondwet, de verdragen en andere overeenkomsten

Nadere informatie

Wegingslijst adolescentenstrafrecht

Wegingslijst adolescentenstrafrecht Wegingslijst adolescentenstrafrecht Naam jongere Naam gebruiker Datum invullen Geboortedatum jongere Invulinstructies 1. Onder het kopje Info wordt per uitspraak nagegaan of er voldoende informatie aanwezig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

U wordt opgeroepen om te getuigen in een strafzaak. De oproepingsbrief vermeldt waar en wanneer u zich moet aanmelden.

U wordt opgeroepen om te getuigen in een strafzaak. De oproepingsbrief vermeldt waar en wanneer u zich moet aanmelden. U bent getuige Inleiding U wordt opgeroepen om te getuigen in een strafzaak. De oproepingsbrief vermeldt waar en wanneer u zich moet aanmelden. Deze brochure informeert u in grote lijnen over wat van u

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 9 APRIL 2019 P.18.1208.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.1208.N W A V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Tom De Clercq, advocaat bij de balie Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds. voor. Verloskundigen

Stichting Pensioenfonds. voor. Verloskundigen REGLEMENT COMMISSIE VAN GESCHILLEN Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen Datum: december 2018 REGLEMENT COMMISSIE VAN GESCHILLEN BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1 Waar in dit reglement aanduidingen worden

Nadere informatie