De Nederlandsche Bank Statistisch Bulletin Maart 2000

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De Nederlandsche Bank Statistisch Bulletin Maart 2000"

Transcriptie

1 De Nederlandsche Bank Statistisch Bulletin Maart 2000

2 2000 De Nederlandsche Bank nv Oplage: Iedere openbaarmaking en verveelvoudiging voor educatieve en nietcommerciële doeleinden is toegestaan, mits met bronvermelding. Westeinde 1, 1017 zn Amsterdam - Postbus 98, 1000 ab Amsterdam Telefoon (020) Telex dnbam nl - Telefax (020) Internet issn: De cijfers zijn verzameld door de Nederlandsche Bank, tenzij anders vermeld. De totalen voor het eurogebied zijn opgesteld door de Europese Centrale Bank. Zij publiceert deze cijfers in haar maandbericht en op Internet De tabellen in dit Statistisch Bulletin zijn in het algemeen afgesloten op 14 maart De op Internet gepubliceerde cijfers worden voortdurend geactualiseerd.

3 Inhoud Inleiding 5 Enkele recente ontwikkelingen m3-groei loopt terug 7 Forse stijging emissies in 1999; directe financiering bedrijven neemt toe 8 Artikelen Het grensoverschrijdende effectenverkeer in 1998 en Beleggingsinstellingen in Bijzondere Financiële Instellingen in Nederland 19 Monetair-financiële statistieken Nederland Monetair beleid 1.1 * Verkorte balans van De Nederlandsche Bank nv * Rentetarieven van de Europese Centrale Bank en van de Nederlandsche Bank 36 Monetaire ontwikkelingen 2.1 * Balans van de Nederlandsche Bank (monetaire opstelling) * Balans van de in Nederland gevestigde mfi s (exclusief dnb) * Leningen van mfi s aan de prate sector, naar sectoren, oorspronkelijke looptijd en instrument * Bij mfi s aangehouden deposito s van de prate sector, uitgesplitst naar sector en instrument * Uitsplitsing naar valuta van bepaalde acta en passa van in Nederland gevestigde mfi s (exclusief dnb) * Gecombineerde balans dnb en in Nederland gevestigde mfi s * Bijdrage van Nederland aan monetaire aggregaten in het eurogebied 48 Financiële markten 3.1 * Balansen van institutionele beleggers Schuldverhoudingen van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen met sectoren * Aanbod en beroep op de kapitaalmarkt * Netto inleg bij beleggingsinstellingen naar fondstype * Balanstotalen van beleggingsinstellingen naar fondstype Emissiemarkt Emissies van effecten met uitzondering van aandelen door Nederlandse ingezetenen Bruto-emissies van effecten met uitzondering van aandelen door Nederlandse ingezetenen Netto-emissies van effecten met uitzondering van aandelen door Nederlandse ingezetenen Uitstaande bedragen van effecten met uitzondering van aandelen uitgegeven door Nederlandse ingezetenen Emissies en koerswaarden van op de aex-effectenbeurs genoteerde aandelen * Marktrentevoeten Aandelenindices en effectenomzetten 72 Overheidsfinanciën 4.1 Financiën van de centrale overheid op kasbasis Door de centrale overheid geheven belastingen Overheidsschuld 78 Betalingsbalans 5.1 * Betalingsbalans Goederenrekening Dienstenrekening Inkomensrekening Inkomensoverdrachten * Directe investeringen * Transacties in buitenlandse effecten met het buitenland * Transacties in Nederlandse effecten met het buitenland Overige financiële transacties Lopende rekening; seizoenvrij Geografische uitsplitsing van de Nederlandse betalingsbalans * Extern vermogen van Nederland 94 Economische kerngegevens voor Nederland en het eurogebied 6.1 Economische kerngegevens voor Nederland en het eurogebied 96 Micro- en macro-prudentieel toezicht en betalingsverkeer 7.1 Balansen van geregistreerde kredietinstellingen (bedrijfseconomische opstelling) 100 DNB / Statistisch Bulletin Maart 2000

4 7.2 Baten en lasten van geregistreerde kredietinstellingen Buitenlandse schuldverhoudingen van mfi s Buitenlandse acta van geregistreerde kredietinstellingen (geconsolideerd) * Onderhandse deratencontracten bij Nederlandse banken Transacties en omzetten in het topgiraal betalingsverkeer naar type betaling Bankbiljetten in omloop 109 Wisselkoersen 8.1 * Wisselkoersen en goudprijs 110 Bijlage: toelichting op de statistieken 113 Verklaring der tekens 0 (0,0) = het getal is minder dan de helft van de gekozen afronding of nihil niets (blank) = een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen c.q. het gegeven wordt niet (aan de Bank) gerapporteerd = gegevens ontbreken Afronding Soms kloppen tellingen niet geheel (door geautomatiseerde afronding per reeks); anderzijds is de aansluiting van de ene tabel op de andere niet steeds geheel verwezenlijkt (door afronding per tabel). * Voor deze tabellen worden lange tijdreeksen op Internet gepubliceerd in zowel guldens als euro s ( Statistieken in Kwartaal- en maandreeksen beginnen in 1990 (monetair) of in 1986 (betalingsbalans, kapitaalmarkt, rentevoeten en wisselkoersen). Weekcijfers beginnen in 1996 en dagcijfers in De verkorte balans van de Nederlandsche Bank nv wordt naast deze publicatie alleen op het Internet gepubliceerd ( onder Monetair beleid en onder Statistieken ). In het kader van de Special Data Dissemination Standard (sdds) van het imf worden van de verkorte balans van de Nederlandsche Bank (tabel 1.1), de gecombineerde balans dnb en in Nederland gevestigde mfi s (tabel 2.3), de betalingsbalans (tabel 5.1) en het extern vermogen van Nederland (tabel 5.11) de publicatiedata aangekondigd op het Internet ( onder Statistieken ). De publicatiedata van alle onder de sdds vallende Nederlandse kernstatistieken reële statistieken, overheidsfinanciën en monetairfinanciële statistieken worden gepresenteerd op de sddsinternetpagina ( Een overzicht van de meest recente gegevens van deze kernstatistieken is te vinden op het Internet (

5 Inleiding Dit Maartnummer opent met de bijdrage van in Nederland gevestigde monetair financiële instellingen (mfi s; kortweg: banken) aan de geldgroei in het eurogebied ( Enkele recente ontwikkelingen : m3-groei loopt terug ). Er wordt geconstateerd dat de procentuele stijging volgens recente cijfers is teruggelopen. Verder wordt opgemerkt dat de obligatie-emissies door de particuliere sector in Nederland in 1999 fors stegen (+60%). Opvallend is voorts dat bedrijven in 1999 meer voor directe financiering kozen in plaats van voor bancaire langlopende leningen. In dit Bulletin worden voor het eerst sinds het najaar van 1998 weer cijfers gepubliceerd over het grensoverschrijdende effectenverkeer. De aan- en verkopen van Nederlandse en buitenlandse effecten hebben in de laatste drie jaar een kolossale groei doorgemaakt. De omzetten in het aandelenverkeer verdubbelden tot bijna eur 900 miljard, die in het obligatieverkeer verdrievoudigden tot eur miljard. De groei van de beleggingsportefeuille van beleggingsinstellingen vormt daarvan een illustratie. Hierover handelt het tweede artikel in dit nummer. Het totale vermogen van deze instellingen, dat eind 1999 al de eur 100 miljard overschreed, groeide vooral door de positieve stemming op de aandelenbeurzen. Zo bedroeg het vermogen van aandelenfondsen eind 1999 de helft van het vermogen van alle beleggingsinstellingen tezamen. In het derde artikel wordt ingegaan op de vennootschappen die zich toeleggen op concernfinanciering voor met name buitenlandse multinationals, de zogeheten Bijzondere Financiële Instellingen (bfi s). De financiële stromen die deze instellingen door ons land geleiden zijn in het afgelopen decennium flink gegroeid. Hoewel de geldstromen niet op Nederland zelf zijn gericht, is er sprake van een toenemende bijdrage aan de Nederlandse economie. De statistieken in dit Bulletin worden opnieuw uitgebreid, nu met tabellen omtrent de uitsplitsing van emissies van effecten (met uitzondering van aandelen) en uitstaande bedragen daarvan naar sector (tabellen en 3.6.3). Deze statistieken zullen een vast onderdeel gaan vormen van het Statistisch Bulletin. DNB / Statistisch Bulletin Maart

6

7 Enkele recente ontwikkelingen m3-groei loopt terug De 12-maandsstijging van de nationale bijdrage aan het geldaggregaat m3 van het eurogebied (verder m3), die in oktober % bedroeg, nam aanvankelijk fors toe, tot 12,5% in november Daarna is de m3-groeoet in januari 2000 teruggelopen tot een tempo van 8,8% (eur 28,6 miljard). Deze vertraging van de m3-groei in januari 2000 ten opzichte van oktober 1999 heeft zich in belangrijke mate voorgedaan in de Nederlandse bijdrage aan het geldaggregaat m1 van het eurogebied (verder m1), waarvan de groei met eur 5 miljard afnam tot eur 9,5 miljard. Overigens hing dit in belangrijke mate samen met het uit de 12-maandsstijging wegvallen van de waarschijnlijk door bijzondere omstandigheden veroorzaakte forse toeneming in de maand januari De tragere m1-groei werd ten dele gecompenseerd door een hogere groei van deposito s met vaste looptijd. De belangrijkste bron van geldcreatie, de kredietverlening aan de prate sector, bleef onverminderd vloeien (grafiek 1). Het groeitempo daarvan lag over de 12 maanden tot en met januari 2000 met eur 56 miljard nog licht hoger dan in oktober 1999 (eur 55 miljard). Daarbij dient nog te worden bedacht dat in de afgelopen maanden voor enige miljarden kredieten van de balans van de monetair financiële instellingen (mfi s) zijn verdwenen door middel van securitisering van woninghypotheken en consumptief krediet. Van de kredietgroei aan de prate sector wordt ongeveer de helft gedragen door de post woninghypotheken. Deze laat de laatste maanden met gemiddeld bijna eur 3 miljard per maand een record-toename laat zien. De tegenhanger van de groeertraging van m3 was in grote mate te vinden in de kredietverlening aan de overheid. Zo sloeg de groei in de portefeuille overheidspapier om in een afname. Bij de overige mfi s betrof dit voor een groot deel kortlopend Nederlands papier, dat in de loop van 1999 verviel. Overigens wisselt de effectenportefeuille van overige mfi s, waarin onder meer door overheden van andere emu-lidstaten uitgegeven schuldpapier, per maand sterk van omvang. Ook de groei van de vorderingen op ingezetenen van buiten het eurogebied gaf een vertraging te zien. Tegenover een toename van eur 13 miljard over de twaalf maanden tot en met oktober 1999 stond een toename van eur 7,5 miljard in januari Deze teruggang was de resultante van tegengestelde bewegingen bij de Bank en de overige mfi s. Vooral door het wegvallen uit de 12-maandsstijging van de forse toename in januari 1999 uit hoofde van betalingen aan centrale banken buiten het eurogebied (via Target) sloeg bij de Bank de groei van de vorderingen met eur 11 miljard om in een daling. Dit effect werd voor de helft tenietgedaan doordat bij de overige mfi s een sterkere groei optrad. De ontwikkeling hierin is evenwel vrij erratisch en weerspiegelt vooral het interbancaire verkeer. De groei van de externe passa nam echter nog sterker af dan die van de acta en sloeg zelfs met eur 16 miljard om in een daling. Per saldo nam de uitstroom van liquiditeiten gemeten over de 12 maanden tot en met januari 2000 vergeleken met oktober 1999 met eur 6 miljard af. Grafiek 1 Kredietverlening van mfi s aan de prate sector en aan de overheid 12-maandsmutaties in miljarden euro s Overheid Prate sector jan. feb. mrt. apr. mei juni juli aug. sept. okt. nov. dec. jan DNB / Statistisch Bulletin Maart

8 Enkele recente ontwikkelingen Grafiek 2 Emissies van langlopende schuldtitels door de particuliere sector Miljarden euro s Grafiek 3 Bancaire- en obligatieleningen opgenomen door niet-financiële vennootschappen Miljarden euro s Mfi s Andere financiële instellingen Niet-financiële vernootschappen Bancaire langlopende leningen Obligatieleningen Obligatieleningen in procenten van totale leningen, schaal rechts Forse stijging emissies in 1999; directe financiering bedrijven neemt toe In 1999 heeft de particuliere sector voor een bedrag van eur 59,6 miljard aan obligaties geëmitteerd. Dat is bijna 60% meer dan in De sterke financieringsvraag vanuit de particuliere sector was een gevolg van de gunstige economische omstandigheden en van de golf aan fusieen overnameactiteiten, waarbij de invoering van de euro een katalyserende rol vervulde. Daarnaast was er ook een beleggergedreven oorzaak voor de forse groei van emissies van bedrijfsobligaties. Zo ontstond vanuit de zijde van institutionele beleggers meer belangstelling voor beleggingen in obligaties van ondernemingen, vanwege het hogere rendement hierop. Dit houdt enerzijds verband met de toegenomen aandacht voor hun beleggingsprestaties. Anderzijds hangt dit samen met de introductie van de euro, waardoor de mogelijkheden voor dersificatie tussen overheidsobligaties zijn verminderd. Ook zijn de mogelijkheden afgenomen om voor een gegeven neau van portefeuillerisico te profiteren van valutaschommelingen, doordat de eurovaluta s aan elkaar zijn vastgeklonken. Uit grafiek 2 blijkt dat de banken (mfi s) in 1999 het merendeel (71%) van de emissies voor hun rekening namen. Banken hebben vorig jaar bijna 50% meer obligaties uitgeven dan in Dit hoge emissievolume van banken diende mede om te kunnen voldoen aan de vraag naar leningen. De andere financiële instellingen hebben vorig jaar zelfs bijna drie maal zoveel obligaties geëmitteerd in vergelijking met Het betreft hier met name assetbacked securities die zijn uitgegeven door zogenoemde special purpose vehicles. In 1999 werd voor eur 5,6 miljard aan gesecuritiseerde leningen geplaatst. Tot slot hebben ook de niet-financiële vennootschappen hun emissieactiteiten verhoogd, zij het minder dan de hierboven genoemde financiële instellingen. De toename met bijna 30% geeft niettemin aan, dat ook zij in toenemende mate kiezen voor directe financiering. Dat blijkt ook wanneer de omvang van de aan hen verstrekte bancaire langlopende leningen 1 wordt vergeleken met de door hen opgenomen obligatieleningen (grafiek 3). Hoewel de bancaire leningen nog vele malen groter zijn dan de obligatieleningen, neemt het uitstaande bedrag aan obligaties ten opzichte van de totale omvang van bancaire- en obligatieleningen geleidelijk toe. Vorig jaar trad zelfs een versnelling op van 13,2% naar 15,5%. 1 Hierbij is gecorrigeerd voor de derse reeksbreuken als gevolg van de wijzigingen in de rapportages door mfi s. 8 DNB / Statistisch Bulletin Maart 2000

9 Het grensoverschrijdende effectenverkeer in 1998 en 1999 In dit Statistisch Bulletin worden voor het eerst sinds het najaar van 1998 weer cijfers over het grensoverschrijdende effectenverkeer gepubliceerd. In 1998 waren bij de opstelling van de betalingsbalans problemen bij de meting van het effectenverkeer opgetreden. Onder invloed van de intrede van de euro, en de sterke bewegingen van rentes en valutaen beurskoersen binnen en buiten het EMU-gebied, zijn de aan- en verkopen (omzetten) van Nederlandse en buitenlandse effecten in de periode vertwee- tot verdrievoudigd tot bijna EUR 900 miljard en ruim EUR miljard in respectievelijk de aandelen- en obligatiesfeer. Recente ontwikkelingen Grafiek 1 Omzetten grensoverschrijdende effectenverkeer Miljarden euro s Aandelen Obligaties Geldmarktpapier De omvang van de correcties die op het grensoverschrijdende effectenverkeer moesten worden aangebracht hangt in belangrijke mate ook samen met de omvang van de omzetten in het grensoverschrijdende effectenverkeer. Deze hebben de afgelopen jaren een kolossale groei doorgemaakt. Voor wat betreft de aandelen zijn deze tussen 1990 en 1999 vertwaalfvoudigd tot eur 900 miljard, terwijl de obligatie-transacties met een factor 13 zijn toegenomen tot ruim eur miljard. Vooral in zijn de omzetten in het obligatieverkeer sterk gestegen (grafiek 1). De bruto cijfers waaraan de omzetgegevens zijn ontleend, zijn afkomstig uit de effectenrapportage welke in de loop van 1998 zodanige tekortkomingen is gaan vertonen dat is overgegaan op schattingen van netto transactiecijfers op basis van (ten dele) andere bronnen. De onvolkomenheden in de rapportage laten echter onverlet dat aan de stormachtige ontwikkeling van de omzetten in het grensoverschrijdende effectenverkeer belangrijke reële ontwikkelingen ten grondslag liggen. Zo is de wel zeer sterke omzetstijging voor Nederlandse obligaties op België in belangrijke mate veroorzaakt door het feit dat de Nederlandse Staat eind 1998 ertoe is overgegaan zijn obligatie-emissies via de daar gevestigde effectenclearinginstelling te laten lopen. Voor zover ingezetenen deze obligaties hebben verworven is er sprake van een uitgaande en binnenkomende kapitaalstroom naar en uit België die voorheen niet bestond. Bij buitenlandse obligaties is eveneens sprake van een sterke groei in de bruto omzetten. De portefeuille-aanpassingen van Nederlandse (institutionele) beleggers aan de komst van de euro gingen in 1999 gepaard met een daling van de actieve handel op de Britse en Amerikaanse beurzen ten gunste van vooral landen in het eurogebied. Aandelen De zichtbare effecten van de Azië-crisis zijn aanvankelijk beperkt gebleven tot inflatie- en rentedaling bij de verwachting dat de groeertraging aan de Verenigde Staten en Europa voorbij zou gaan en de Europese economie zou gaan aantrekken. Binnen dit positieve economische en financiële klimaat zijn in 1998 de koersen op de westerse aandelenmarkten tot medio juli sterk gestegen. Daarna volgde over een periode van circa drie maanden een wereldwijde forse daling van de aandelenkoersen. Belangrijke aanzetten hiertoe waren de financiële crisis in Rusland, gevolgd door toenemende vrees voor een wereldwijde recessie, gevoed door het toch nog doorwerken van de Azië-crisis op bedrijfsresultaten en winstvooruitzichten van het westerse bedrijfsleven. Na derse verlagingen van de Federal Funds Rate hebben de aandelenkoersen, ondanks berichten over dalende bedrijfswinsten en herhaaldelijk naar beneden bijgestelde groeooruitzichten, de opgaande lijn hervat. Ultimo 1998 stond de aex weer bijna 30% en de Dow Jones 16% hoger dan een jaar daarvoor (tabel 1) stond in het teken van voortgezette groei en groeerwachtingen in de Verenigde Staten, hetgeen gepaard ging met een sterke stijging van de koersen voor Amerikaanse aandelen en de dollar. De conjuncturele vooruitzichten voor Europa versomberden daaren- DNB / Statistisch Bulletin Maart

10 Het grensoverschrijdende effectenverkeer in 1998 en 1999 Tabel 1 Aandelenkoersen Mutaties ten opzichte van voorgaand jaar in procenten Nederland (aex) Verenigde Staten (Dow Jones Ind.) Frankrijk (cac 40) Duitsland (dax) Verenigd Koninkrijk (ftse 100) Japan (Nikkei 225) Hongkong (Hang Seng) Nationale valuta Guldens ,9 24,7 29,9 24,7 16,1 25,2 8,7 45,1 31,5 51,1 31,1 51,1 17,7 39,1 17,7 39,1 14,5 17,8 6,9 33,7-9,3 36,8-3,0 76,9-5,6 67,6-10,5 94,1 tegen aanvankelijk bij uitblijvend herstel van de Duitse economie en minder gunstige macro-economische signalen met betrekking tot de Nederlandse. De beurskoersontwikkeling bleef hier sterk achter bij die in de Verenigde Staten. In de loop van 1999 verbeterden geleidelijk aan ook de conjuncturele vooruitzichten voor Europa, waarna in het vierde kwartaal de Nederlandse en vooral de Duitse aandelenbeurs een forse inhaalslag doormaakte. De aex-index sloot het jaar af met een stijging van bijna 25%, belangrijk minder overigens dan de koersstijgingen in Duitsland (+40%) en Frankrijk (+50%). Desondanks bestond er in 1999, sterker nog dan in het jaar daarvoor, een zeer grote buitenlandse belangstelling voor Nederlandse aandelen. Zoals tabel 2 laat zien verdrievoudigden de buitenlandse aankopen in 1999 tot eur 25,6 miljard (1998: eur 8,3 miljard). De Nederlandse belangstelling voor buitenlandse aandelen is eveneens fors toegenomen. In 1998 bedroegen de aankopen van buitenlandse aandelen door Nederlandse beleggers eur 17,6 miljard. In 1999 volgde een bijna-verdubbeling tot eur 31,8 miljard vanwege aankopen binnen de eu in vooral het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland en daarbuiten de Verenigde Staten (zie tabel 5.7.1). Op de aandelenbeurzen van deze drie landen konden in 1999 grote vermogenswinsten worden gerealiseerd. In de Verenigde Staten en in mindere mate ook in het Verenigd Koninkrijk deed zich een combinatie van beurs- en valutakoersstijgingen voor; met betrekking tot Duitse aandelen liepen beleggers vooruit op naderend conjunctureel herstel. Vooral na de aankondiging van het nieuwe belastingplan aan het eind van het jaar zijn de Duitse aandelenkoersen omhoog geschoten. Een spectaculair koersherstel deed zich voor op de beurzen in Zuidoost-Azië, waar door een combinatie van beurs- en valutakoersstijgingen de guldenswaarde van aandelen uit Hongkong bijna verdubbelde en voor Japanse aandelen met ruim 75% toenam. Nederlandse beleggers kochten voor eur 1,3 miljard aandelen in Japan; hun netto aankopen op de andere Zuidoost-Aziatische beurzen bleven beperkt. Per saldo is via het totale aan- Tabel 2 Effectenverkeer Miljarden euro s Buitenlandse effecten Nederlandse effecten Totaal effecten Aandelen Schuldpapier Obligaties Overheidsobligaties Overige Obligaties Geldmarktpapier Totaal schuldpapier Totaal effectenverkeer -10,7-17,6-31,8 0,3 8,3 25,6-10,4-9,3-6,1-22,2-43,1-44,5 12,3 22,7 40,9-9,9-20,4-3,6 0,6 5,8 15,6 0,6 5,8 15,6 11,7 16,9 25,4 11,7 16,9 25,4-1,4 0,2-1,4 3,0 1,1 4,8 1,6 1,3 3,4-23,6-42,9-46,0 15,3 23,8 45,8-8,3-19,1-0,2-34,3-60,5-77,7 15,6 32,1 71,4-18,7-28,4-6,3 10 DNB / Statistisch Bulletin Maart 2000

11 Het grensoverschrijdende effectenverkeer in 1998 en 1999 Rapportage effectentransacties In de loop van 1998 zijn de registraties van grensoverschrijdende effectentransacties in toenemende mate lacunes gaan vertonen. Sterk oplopende statistische verschillen waren daarvan een uiting. Daarop besloot de Bank publicatie van de cijfers op te schorten. Nader onderzoek wees op tekortkomingen in de rapportage door financiële instellingen en de rapportagevoorschriften dienden daarop te worden aangescherpt om de opeenvolging van afwikkelingsmethoden en wijzigingen in het beheer van effectenportefeuilles op adequate wijze op te vangen. Tekortkomingen hadden vooral te maken met transacties die via effectenclearinginstellingen, zoals de in Luxemburg en België gevestigde Cedel en Euroclear, worden afgewikkeld en door de betrokken banken verschillend werden gerapporteerd. Dit spitste zich toe op door de Nederlandse overheid geëmitteerde obligaties en op buitenlandse obligaties. Uit onderzoek bleek onder meer dat rapporterende banken niet altijd door de buitenlandse effectenclearinginstellingen heen kunnen kijken om het land van vestiging van de tegenpartij bij de transactie te identificeren. In bepaalde gevallen heeft dit een omzetverhogend effect op de cijfers van met name België (Euroclear) gehad. Hetzelfde geldt voor repo en security lending transacties. Deze maken geen deel uit van het effectenverkeer, maar konden in de rapportage niet altijd als zodanig onderkend en (dus) geëlimineerd worden. Daarnaast heeft het toenemend gebruik van externe buitenlandse vermogensbeheerders door Nederlandse institutionele beleggers ertoe geleid dat de actiteiten van deze vermogenbeheerders niet altijd direct zichtbaar waren in de rapportages aan de Bank. Door de toeneming van het grensoverschrijdende effectenverkeer traden hierdoor fouten op in de betalingsbalansregistratie. Inmiddels zijn, in overleg met het bankwezen, de rapportagerichtlijnen aangescherpt. Zij zullen aanstaande juli van kracht worden. Voor de jaren 1998, 1999 en de eerste helft van 2000 zijn daarom schattingen gemaakt op basis van derse (op onderdelen) aan de betalingsbalans gelieerde statistische bronnen, zoals de effectendepot-enquête naar het grensoverschrijdende effectenbezit, de kapitaalmarktstatistiek, de enquête van de institutionele beleggers van de Bank en het cbs en gegevens van het Agentschap van het Ministerie van Financiën over de uitstaande verhandelbare staatsschuld. Ook zijn transitorische posten uit het effectenverkeer gelicht en gebracht onder overige financiële transacties (passiefzijde, valuta en buitenlandse rekeningen, overige sectoren). In verband met niet tijdige beschikbaarheid van al het voor de schattingen benodigde cijfermateriaal hebben de uitkomsten voor het laatst gepubliceerde kwartaal een voorlopig karakter. delenverkeer in 1998 voor eur 9,3 miljard en in het jaar daarop voor eur 6,1 miljard aan kapitaal naar het buitenland afgevloeid (tabel 2). Obligaties 1998 werd gekenmerkt door versterkt verder dalende internationale kapitaalmarktrentes, welke begin 1999 historische laagtepunten bereikten (grafiek 2). De buitenlandse aankopen van Nederlandse obligaties verdubbelden bijna van eur 22,7 miljard in 1998 tot eur 40,9 miljard in het jaar daarop. Zowel Nederlandse overheidsobligaties als obligaties van de Nederlandse particuliere sectoren deelden in deze fors toegenomen belangstelling van buitenlandse beleggers. De aantrekkelijkheid van Nederlandse overheidsobligaties is vergroot door de herstructurering van de Nederlandse staatsschuld in de loop van Daarbij is een groot aantal leningen van geringe omvang marktconform omgezet in een beperkt aantal grote en dus meer liquide leningen. Voor de buitenlandse vraag naar overheidsobligaties is voorts de introductie op 1 januari 1999 van een nieuw distributiesysteem voor dit papier van belang. Een internationale groep van primary dealers verzorgt binnen dit systeem de primaire plaatsing in de markt van nieuwe langlopende Nederlandse staatsschuld. De gestegen verkopen van particuliere obligaties vielen samen met verder toegenomen emissieactiteiten. Het aanbod van uitstaande Nederlandse obligaties werd verder verruimd door portefeuille-aanpassingen. Vanwege de komst van de euro hebben Nederlandse beleggers, waaronder pensioenfondsen, hun Nederlandse obligatieportefeuilles afgebouwd ten gunste van buitenlandse obligaties luidend in euro s en andere valuta s, met name de dollar. Als gevolg van de internationale rentedaling stonden in 1998 vrijwel alle obligatiebeurzen op winst. Een belangrijke uitzondering vormde de Verenigde Staten omdat de dollar vrij sterk deprecieerde. Nederlandse beleggers hebben in 1998 dan ook per saldo dollar-obligaties afgestoten. Lire-obligaties waren daarentegen zeer gevraagd. In de aanloop naar de emu hadden internationale beleggers reeds in 1996 forse koerswinsten op DNB / Statistisch Bulletin Maart

12 Het grensoverschrijdende effectenverkeer in 1998 en 1999 Grafiek 2 Kapitaalmarktrente Maandgemiddelden in procenten 6,5 6,0 5,5 5,0 4,5 4,0 3, Ecarts ten opzichte van Nederland 1,6 1,2 leverden in 1999 voor Nederlandse beleggers nog positieve resultaten op. Desondanks zijn de Nederlandse aankopen van buitenlandse obligaties op peil gebleven (eur 44,5 miljard, tabel 2). Aanvankelijk liep als gevolg van de verschillen in groei- en inflatieverwachtingen tussen beide regio s de lange rente in de Verenigde Staten veel sterker op dan in Europa. Toen halverwege het jaar ook de economieën in het eurogebied tekenen van groeiherstel (en inflatiegevaar) te zien gaven, zijn ook de Europese kapitaalmarktrentes fors opgelopen. Vooral gedurende de eerste helft van 1999 hebben Nederlandse beleggers bij sterk toenemende negatieve rente-ecarts met de Verenigde Staten in ruime mate dollarobligaties aangekocht. Daarnaast bestond er enige vraag naar obligaties luidend in Britse ponden en Japanse yens. Buitenlandse obligaties luidend in euro s werden het gehele jaar door in omvangrijke mate verworven. Vanwege de sterke stijging van de buitenlandse aankopen van Nederlandse obligaties is de totale netto kaptaaluitvoer in de obligatiesfeer teruggelopen van eur 20,4 miljard in 1998 tot eur 3,6 miljard in het jaar daarop. 0,8 Afsluitende opmerkingen 0,4 0,0-0,4 98 Nederland Verenigde Staten 99 Duitsland Verenigd Koninkrijk Met ingang van dit Statistisch Bulletin worden weer cijfers omtrent het grensoverschrijdende effectenverkeer gepubliceerd. Meer dan voorheen zullen deze cijfers worden afgestemd met andere bronnen. De in dit artikel gesignaleerde opgetreden structuurwijzigingen in de Nederlandse financiële sector nopen daartoe. Niet alle meetproblemen zijn hiermee opgelost. Ook in andere landen spelen deze een rol. In ESCB-verband wordt daarom gewerkt aan een verdere harmonisatie. lire-obligaties weten te behalen. Nederlandse beleggers deden hieraan pas in 1997 met enige betekenis mee. Bij een nog steeds positief lang rente-ecart ten opzichte van Nederland en Duitsland en met een snelle daling daarvan in het verschiet in verband met de rente-convergentie tegen het einde van het jaar hebben zij in 1998 in zeer ruime mate lire-obligaties aangeschaft. De totale aankopen van Nederlandse beleggers aan buitenlandse obligaties kwamen dat jaar uit op eur 43,1 miljard. Na een jarenlange daling zijn in de loop van 1999 de kapitaalmarktrentes gestegen. Alleen obligaties in valuta s die ten opzichte van de gulden in waarde zijn gestegen, zoals de dollar, het pond en vooral de yen, 12 DNB / Statistisch Bulletin Maart 2000

13 Beleggingsinstellingen in 1999 Voor beleggingsinstellingen was 1999 een goed jaar. Vorig jaar legden beleggers EUR 6,3 miljard bij deze instellingen in, een stijging met 12% ten opzichte van Daarbij waren beleggingen in aandelenfondsen het populairst. Door de inleg en de sterk gestegen aandelenkoersen nam het totale vermogen van beleggingsinstellingen vorig jaar met 38% toe tot EUR 103,6 miljard. Het aanbod van specifieke beleggingsproducten wordt steeds derser, getuige de opkomst van fondsen die zich op één bepaalde sector richten. Vorig jaar waren vooral de fondsen die zich concentreren op de informatie- en communicatietechnologie met een inleg van EUR 1,1 miljard bijzonder geliefd. Binnen de aandelenfondsen is sinds begin 1998 de invloed van de EMU duidelijk waarneembaar. Het marktaandeel van de fondsen die binnen Europa beleggen is in twee jaar tijd meer dan verdubbeld tot 22%. Inleiding Beleggingsinstellingen zijn instellingen die zich toeleggen op het beleggen van gelden in vermogenswaarden ten behoeve van een collectief van beleggers. Zij trekken hun middelen voornamelijk aan door deelnemingsbewijzen (aandelen of participaties) te plaatsen bij beleggers. Krachtens de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Wtb) zijn de beleggingsinstellingen verplicht elke drie maanden een rapportage bij de Nederlandsche Bank in te dienen. Op basis van deze rapportages houdt de Bank een statistiek over beleggingsinstellingen bij, zoals die wordt gepubliceerd in de tabellen 3.1, 3.3 en 3.4 achter in dit Bulletin. In deze Wtbstatistiek zijn alleen cijfers van beleggingsinstellingen begrepen die statutair in Nederland zijn gevestigd. 1 Beleggingsinstellingen kunnen onder meer worden geclassificeerd naar de aard van de beleggingen. In de Wtb-statistiek van de Bank zijn de volgende fondstypen onderscheiden: aandelenfondsen, obligatiefondsen, vastgoedfondsen, geldmarktfondsen (ook wel liquiditeitenfondsen genoemd), gemengde fondsen en overige fondsen. 2 De aandelenfondsen worden verder onderverdeeld op basis van de regio waarop zij zich concentreren. Onderscheiden worden de regio s: Nederland, Europa, Noord-Amerika, Verre Oosten en wereldwijd. 3 Inleg naar fondstype De netto-inleg bij beleggingsinstellingen in 1999 bedroeg eur 6,3 miljard, 12% meer dan in Onder invloed van de in het algemeen positieve stemming op de aandelenbeurzen waren de aandelenfondsen in 1999 wederom het populairst. In deze fondsen werd door beleggers netto eur 3,3 miljard aan middelen ingelegd (grafiek 1); dit is vrijwel gelijk aan Dat de inleg bij aandelenfondsen nog op een nagenoeg gelijk neau als in 1998 uitkwam, was overigens wel te danken aan de eindspurt in het vierde kwartaal. In dat kwartaal bedroeg de toestroom namelijk de helft van de totale jaarinleg. Binnen de aandelenfondsen stonden in de eerste drie kwartalen van 1999 de fondsen die zich op Europa richten in de grootste belangstelling. In verband met de vorming van de emu wisten deze fondsen de meeste inleg naar zich toe te trekken. De Europa-fondsen speelden in op de trend van landengericht naar sectorgericht beleggen, die zijn intrede deed met de invoering van de euro. In het vierde kwartaal van 1999 werden deze fondsen, qua inleg, echter nog voorbijgesneld door de wereldwijd beleggende aandelenfondsen. Drijvende kracht hierachter waren de fondsen die beleggen in aandelen van ondernemingen die actief zijn op het terrein van de informatie- en communicatietechnologie (ict). Beleggers staken in 1999 voor maar liefst eur 1,1 miljard in deze (in Nederland gevestigde) Grafiek 1 Netto-inleg bij beleggingsinstellingen in 1999 naar fondstype Miljarden euro s Naar fondstype Aandelen Obligaties Vastgoed Liquiditeiten Gemengd Overig Aandelenfondsen naar regio Nederland Europa Noord-Amerika Verre Oosten Wereldwijd -0,5 0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 DNB / Statistisch Bulletin Maart

14 Beleggingsinstellingen in 1999 technologiefondsen, waarvan dus het overgrote deel in het vierde kwartaal. Naast de aandelenfondsen wisten ook de gemengde fondsen met eur 2,0 miljard aanzienlijke bedragen aan te trekken, bijna twee maal zoveel als in Achtergrond hiervan zijn waarschijnlijk de nu en dan heftige koersfluctuaties op de financiële markten, waardoor sommige beleggers risicospreiding zochten door in deze fondsen te beleggen. Onder die onzekere omstandigheden werden ook weer substantiële bedragen ingelegd bij click- en garantiefondsen. Bij clickfondsen worden koerswinsten op bepaalde neaus (koersclicks) veilig gesteld. Garantiefondsen verzekeren dat (een deel van) de inleg wordt terugbetaald. Deze beide type fondsen, die hoofdzakelijk in opties beleggen, waren voor het merendeel verantwoordelijk voor de eur 1,0 miljard netto-inleg in deze categorie. Beleggers hadden beduidend minder belangstelling voor de obligatiefondsen, waar per saldo nauwelijks nieuw kapitaal werd ingelegd. Dit hangt samen met de lagere rendementen van beleggingen in obligaties in vergelijking met aandelenbeleggingen. Ook de dreiging van hogere inflatie en hogere rente (hetgeen zou leiden tot een verdere daling van de obligatiekoersen) speelde daarbij een rol. Geldmarktfondsen zijn eigenlijk al vanaf 1997 uit de gratie bij beleggers. Door de relatief lage geldmarktrente en de aantrekkingskracht van aandelenbeleggingen is 1999 het derde achtereenvolgende jaar waarin sprake is van netto-onttrekkingen uit deze fondsen die in liquiditeiten beleggen. De inleg bij de vastgoedfondsen, tot slot, was met eur 0,4 miljard niet onverdienstelijk ten opzichte van 1998 (+7%). Desondanks staan deze fondsen enigszins in de schaduw van de aandelenfondsen. Marktaandelen fondsen In grafiek 2 is de ontwikkeling van de gecumuleerde inleg (ongerekend koersmutaties) bij de verschillende fondsen in verhouding tot het totaal weergegeven. Daaruit blijkt dat aandelenfondsen sinds het derde kwartaal van 1997 het grootste marktaandeel hebben. In 1999 was hun marktaandeel gestegen tot 33%, terwijl zij in 1993 nog slechts een marktaandeel van 13% hadden. Wanneer naar het totale vermogen van de beleggingsinstellingen wordt gekeken in plaats van naar ingelegde gelden, is het aandeel van de aandelenfondsen nog groter. De oorzaak hiervan vormen de sterk gestegen Grafiek 2 Marktaandelen beleggingsinstellingen op basis van ingelegd kapitaal Procenten van het totaal Naar fondstype 60 Aandelenfondsen naar regio Nederland Europa Geldmarktfondsen Vastgoedfondsen Obligatiefondsen Aandelenfondsen Noord- Amerika Verre Oosten Gemengde fondsen Overige fondsen Wereldwijd 14 DNB / Statistisch Bulletin Maart 2000

15 Beleggingsinstellingen in 1999 aandelenkoersen. Ultimo 1999 bedroeg het vermogen van de aandelenfondsen de helft van het vermogen van alle beleggingsinstellingen tezamen. Grootste verliezers zijn de obligatiefondsen die in 1997 qua inleg nog de koppositie hadden. Hun marktaandeel, gemeten naar de inleg, is sindsdien gedaald van 40% naar 17%. De eerder vermelde hoge rendementen op aandelen en de relatief lage rente zijn hier debet aan. Een andere opvallende ontwikkeling is de opkomst van de categorie overige fondsen. De toename van hun marktaandeel kan voornamelijk worden verklaard door de populariteit van de al genoemde click- en garantiefondsen. Binnen de aandelenfondsen is sinds begin 1998 de invloed van de emu duidelijk waarneembaar. Het marktaandeel van de fondsen die binnen Europa beleggen is in twee jaar tijd meer dan verdubbeld tot 22%. Hun opkomst lijkt vooral ten koste te zijn gegaan van de fondsen die binnen Nederland beleggen. Het marktaandeel van deze laatste categorie daalde in dezelfde periode met maar liefst eenderde tot 23%. De fondsen die wereldwijd beleggen in aandelen zagen hun positie sinds 1997 teruglopen. De hype rondom ict-fondsen heeft het tij echter doen keren, waardoor hun marktaandeel eind 1999 op 42% uitkwam. Beleggingsportefeuille De waarde van de beleggingsportefeuille van alle beleggingsinstellingen tezamen steeg vorig jaar met eur 27,6 miljard tot eur 99,9 miljard, een toename van 38%. 4 Deze waardestijging is voor ruim 60% veroorzaakt door de forse stijging van de aandelenkoersen vorig jaar. Door deze ontwikkeling is ook het totale vermogen van beleggingsinstellingen met 38% toegenomen tot eur 103,6 miljard. 5 Binnen de beleggingsportefeuille was het met name de aandelencategorie die verantwoordelijk was voor de forse stijging (grafiek 3). Het aandelenbezit nam in 1999 met maar liefst 65% toe tot eur 53,8 miljard. Ook de toename van de beleggingen in opties en warrants, voornamelijk door de click- en garantiefondsen, was met 26% aanzienlijk. Daarentegen daalden de beleggingen in obligaties met 10% tot eur 12,1 miljard. Deze ontwikkelingen weerspiegelen in belangrijke mate de inleg in de verschillende fondstypen en het koersverloop op de financiële markten. In grafiek 4 is de samenstelling van de beleggingsportefeuilles van de beleggingsinstellingen weergegeven. Gezien de grote belangstelling voor beleggingen in aandelenfondsen is het niet verrassend dat de beleggingen in aandelen door beleggingsinstellingen de voornaam- Grafiek 3 Ontwikkeling beleggingsportefeuille beleggingsinstellingen Miljarden euro s, jaarultimocijfers 100 Overige beleggingen 80 Deposito s 60 Opties & warrants 40 Onroerend goed Obligaties 20 Aandelen DNB / Statistisch Bulletin Maart

16 Beleggingsinstellingen in 1999 Grafiek 4 Samenstelling beleggingsportefeuilles van beleggingsinstellingen naar fondstype Procenten van het totaal, per ultimo 1999 Totaal Aandelenfondsen Obligatiefondsen Vastgoedfondsen Geldmarktfonden Gemengde fondsen Overige fondsen Aandelen Obligaties Onroerend goed Opties & warrants Deposito s Overige beleggingen ste vermogenscategorie vormen. Van de totale beleggingsportefeuille van alle beleggingsinstellingen bestaat 54% uit aandelen. Wanneer gekeken wordt naar de samenstelling van de portefeuilles naar fondstype, is vooral de beleggingsmix van de gemengde fondsen interessant. Een gemengd fonds is immers niet gebonden aan beleggingen in hoofdzakelijk één vermogenscategorie en heeft daardoor meer vrijheid bij de keuze van haar beleggingen. Ultimo 1999 hadden de gemengde fondsen voor 46% in aandelen belegd. In voorgaande jaren lag dit percentage met circa 44% overigens niet veel lager. Enerzijds hangt dit samen met het feit dat sommige fondsen een bovengrens hanteren voor beleggingen in aandelen. Anderzijds zijn er beheerders van gemengde fondsen die terughoudend opereren, omdat zij rekening houden met een correctie op de aandelenbeurzen. Groeifondsen Naast een indeling van beleggingsinstellingen naar vermogenscategorieën waarin zij beleggen, kunnen beleggingsinstellingen ook worden geclassificeerd naar de fiscale behandeling van hun resultaten. Er kan dan onder andere onderscheid worden gemaakt naar groeifondsen en niet-groeifondsen. De meeste beleggingsinstellingen behoren tot de niet-groeifondsen en keren hun winsten aan de beleggers uit. De beleggingsinstellingen hoeven over deze winsten geen vennootschapsbelasting te betalen, maar de beleggers moeten wel belasting betalen over hun ontvangen didend of uitkeringen. Onder groeifondsen worden beleggingsinstellingen verstaan die hun opbrengsten niet uitkeren, maar herbeleggen. Hierover betalen zij wel vennootschapsbelasting. Daar staat echter tegenover dat de beleggers bij verkoop van hun aandelen in groeifondsen geen belasting hoeven te betalen, omdat zij in feite onbelaste koerswinsten ontvangen. De groeifondsstructuur komt voor bij instellingen die beleggen in vastrentende waarden. Zo hebben veel geldmarkt- en obligatiefondsen een dergelijke structuur. Grafiek 5 toont dat de groeifondsen begin 1994 hun hoogtepunt bereikten. Toen bedroeg de gecumuleerde inleg eur 10,7 miljard en hadden zij een marktaandeel van 35%. Daarna is het geleidelijk bergafwaarts gegaan. Het relatief lage renteneau leidde er namelijk toe dat de rendementen van groeifondsen, ondanks de fiscaalvriendelijke behandeling ervan, achterbleven bij die van aandelenfondsen. Ook heeft de opkomst van de click- en garantiefondsen, waarbij de inleg in meer of mindere mate wordt gegarandeerd, waarschijnlijk bijge- 16 DNB / Statistisch Bulletin Maart 2000

17 Beleggingsinstellingen in 1999 Grafiek 5 Inleg bij beleggingsinstellingen naar groei- en niet-groeifondsen Miljarden euro s Groeifondsen Niet-groeifondsen dragen aan de terugtrekking van gelden uit groeifondsen. Ultimo 1999 bedroeg de inleg nog eur 4,7 miljard. Aangezien in het nieuwe belastingsysteem vanaf 2001 de fiscale behandeling van inkomen uit vermogen voor de inkomstenbelasting verandert, worden groeifondsen minder aantrekkelijk. Het is daarom de verwachting dat deze fondsen zullen worden omgevormd tot didend uitkerende fondsen. Sterke groei aantal beleggingsinstellingen 96 De populariteit van beleggingsinstellingen blijkt ook uit de sterke toename van hun aantal. In 1999 steeg het aantal inschrijvingen van de statutair in Nederland gevestigde beleggingsinstellingen 6 in het Wtb-register met maar liefst 75 tot 457 (tabel 1). Het aanbod van beleggingsinstellingen neemt derhalve nog steeds aanzienlijk toe. Redenen hiervoor zijn de positieve economische omstandigheden, het doorgaans gunstige beursklimaat en de aanhoudende belangstelling van beleggers voor beleggingen in aandelen. Bij dit laatste spelen de toenemende indidualisering en de terugtredende overheid een belangrijke rol (reserveren van middelen ten behoeve van onder meer de oudedagsvoorziening en voor studerende kinderen). Beleggingsinstellingen spelen op deze ontwikkelingen door het aanbod van fondsen te dersifiëren In het verleden belegden beleggingsinstellingen vooral in een ruim gedefinieerd type effecten (bijvoorbeeld aandelen of obligaties). Sinds enkele jaren wordt bij de introductie van nieuwe fondsen steeds vaker gekozen voor een meer specifieke samenstelling van de beleggingsportefeuille, met name op het gebied van aandelen. Zo zijn er tal van aandelenfondsen gekomen die zich specifiek richten op bepaalde regio s (bijvoorbeeld Europa), bedrijfstakken/thema s (bijvoorbeeld technologie of zorgsector) of groepen van ondernemingen (bijvoorbeeld midcap-fondsen). Door deze verscheidenheid aan specifieke beleggingsproducten kan de belegger zijn beleggingsportefeuille beter afstemmen op zijn eigen wensen en behoeften. De belegger kan dan zelf een bepaalde spreiding in zijn beleggingen aanbrengen door zijn middelen over verschillende fondsen te verdelen of meer risico nemen door in één gespecialiseerd fonds te beleggen. Paraplufondsstructuur wordt populairder Een andere opvallende recente ontwikkeling, samenhangend met het toenemende aanbod van specifieke beleggingsfondsen, heeft betrekking op de organisatiestructuur van beleggingsinstellingen. Steeds vaker wordt gebruik gemaakt van een paraplufondsstructuur. Hierbij wordt geen aparte vennootschap meer opgericht voor elk fonds, maar worden de aparte fondsen ondergebracht bij een overkoepelende vennootschap, oftewel het paraplufonds. Een voordeel hiervan is de lagere kosten. Er hoeft dan immers niet voor elk subfonds (een fonds dat onder een paraplufonds hangt) een nieuwe prospectus te worden uitgegeven. Een ander voordeel is dat sneller een nieuw subfonds kan worden opgericht, onder andere ook doordat bijvoorbeeld geen aparte vergunning behoeft te worden aangevraagd (alleen het paraplufonds is namelijk vergunningsplich- Tabel 1 Aantal statutair in Nederland gevestigde beleggingsinstellingen Vergunninghoudende beleggingsinstellingen Paraplufondsen Subfondsen onder 3 paraplufondsen Totaal aantal fondsen (1 2+3) DNB / Statistisch Bulletin Maart

18 Beleggingsinstellingen in 1999 tig). Daardoor kunnen beleggingsinstellingen doeltreffender inspelen op ontwikkelingen in de markt. Eind 1999 waren er 16 paraplufondsen geregistreerd met 127 daaronder ressorterende subfondsen (zie tabel 1). Gemeten naar balanstotalen bedraagt hun aandeel 14% van dat van alle Wtb-instellingen. De verwachting is dat de paraplufondsstructuur in de toekomst verder aan belang zal winnen. Slotopmerkingen Beleggingsinstellingen hebben in 1999 verder ingespeeld op de populariteit van beleggingen in aandelen. Door het aanbod in toenemende mate te dersifiëren en te specificeren bieden zij beleggers de mogelijkheid zelf voor een bepaalde beleggingsmix te kiezen (door in verschillende fondsen te beleggen) en dit niet over te laten aan de beleggingsinstelling. Ook worden beleggers in staat gesteld om in hun streven naar een hoger rendement te opteren voor een hoger risicoprofiel door in één fonds te beleggen dat in één specifiek marktsegment belegt. Hoewel ook een zeer specifiek georiënteerd beleggingsfonds vanwege zijn omvang toch in enige mate voor een gespreide portefeuille kan zorgdragen, lijkt daarmee het traditionele risicoreducerende element van beleggingsinstellingen (als gevolg van spreiding over landen, sectoren etc.) wat op de achtergrond te raken. 1 Dit sluit aan bij het ingezetenebegrip dat wordt gehanteerd in het Europees Systeem van Rekeningen 1995 (esr 1995). Dit is een internationaal boekhoudkundig raamwerk voor een systematische en uitvoerige statistische beschrijving van een volledige economie. Toepassing van dit ingezetenecriterium impliceert dat beleggingsinstellingen die door Nederlandse instellingen worden beheerd, maar die bijvoorbeeld in Luxemburg of op de Nederlandse Antillen zijn gezeteld, niet in de cijfers worden meegenomen. 2 Beleggingsinstellingen kunnen al dan niet rechtspersoonlijkheid bezitten. Beleggingsinstellingen die een rechtspersoon zijn (oftewel een corporatieve vorm hebben), heten formeel beleggingsmaatschappijen. Beleggingsinstellingen die geen rechtspersoon zijn (oftewel een contractuele vorm hebben) worden fondsen genoemd. In dit artikel wordt grotendeels geen onderscheid gemaakt naar de rechtsvorm. Wanneer gesproken wordt van fondsen, dan wordt hiermee feitelijk alle beleggingsinstellingen bedoeld. Alleen waar het gaat om onder paraplufondsen hangende subfondsen, betreft het ook echt fondsen zonder rechtspersoonlijkheid. 3 De aandelenfondsen die zich richten op overige regio s zijn om reden van vertrouwelijkheid (het voorkomen dat gegevens van indiduele instellingen in de tabel zichtbaar zouden zijn of herleid kunnen worden) ondergebracht bij de subcategorie wereldwijd. Het gaat hierbij echter om relatief geringe bedragen. 4 Een relatief beperkt deel van de stijging is veroorzaakt door een herrubricering door een beleggingsinstelling. Zonder deze herrubricering zou de toename eur 25,8 miljard hebben bedragen; een stijging met 36%. 5 Zonder de in noot 4 vermelde herrubricering zou de toename eur 26,7 miljard hebben bedragen, een stijging met 36%. 6 Inclusief de onder paraplufondsen hangende subfondsen. 18 DNB / Statistisch Bulletin Maart 2000

19 Bijzondere Financiële Instellingen in Nederland In Nederland is een groot aantal vennootschappen gevestigd dat zich toelegt op concernfinanciering voor met name buitenlandse multinationals. Zij worden bij de samenstelling van de Nederlandse betalingsbalans als Bijzondere Financiële Instelling (BFI) geregistreerd. 1 In dit artikel wordt op basis van aan de Bank gerapporteerde gegevens ingegaan op de actiteiten van BFI s. De tekst is een beknopte, geactualiseerde versie van een eerdere publicatie (DNB Kwartaalbericht juni 1993). Verder zijn de cijfers nu geënt op nieuwe, sinds 1996 bij de opstelling van de Nederlandse betalingsbalans gevolgde internationale richtlijnen. 2 Inleiding Bijzondere Financiële Instellingen zijn in Nederland gevestigde ondernemingen waarvan de aandelen direct of indirect in handen zijn van niet-ingezetenen en die zich in hoofdzaak bezighouden met concernfinanciering. Kenmerkend voor de bfi s is dat zij hun financiële middelen vrijwel volledig buiten Nederland opnemen en deze ook weer (vrijwel) geheel buiten ons land uitzetten. De hiermee gepaard gaande geldstromen zijn weliswaar omvangrijk, maar monetair bezien vrijwel neutraal voor de Nederlandse economie, juist vanwege de volledige doorsluizing naar het buitenland. De transacties van bfi s worden tot op heden gesaldeerd 3 opgenomen in een afzonderlijke betalingsbalansrubriek binnen het overig financieel verkeer van de overige sectoren (passa). In de betalingsbalans voor het emugebied worden de bfi s evenwel bruto opgenomen, dat wil zeggen elke post apart en uitgesplitst in ontvangsten en uitgaven. Het vrijwel neutrale karakter van de geldstromen betekent niet dat de bfi s geen economische relevantie voor Nederland zouden hebben. De directe bijdrage van de bfi s aan de Nederlandse economie bestaat onder andere uit enige duizenden hoogwaardige arbeidsplaatsen voor financieringsdeskundigen, accountants en fiscale en juridische adviseurs, de afdracht van belastingen, de betalingen voor diensten van banken en hun bijdragen aan de Kamers van Koophandel. Daar de meeste bfi s in Amsterdam gevestigd zijn, leveren ze een wezenlijke bijdrage aan de positie van Amsterdam als financieel centrum. Daarnaast leveren de bfi s ook een niet onbelangrijke indirecte bijdrage aan de Nederlandse economie in die zin dat het ontplooien van primaire concernactiteiten in Nederland, zoals productie, verkoop, distributie, onderzoek en ontwikkeling, er positief door wordt beïnvloed. Ontstaansgeschiedenis Kort na de Tweede Wereldoorlog werd met de toenmalige deviezenrestricties (Deviezenbesluit 1945) in eerste instantie een optimale aanwending van de zeer beperkte deviezenvoorraad beoogd. In latere jaren, nadat het lopende betalingsverkeer met het buitenland in een aantal stappen was vrijgegeven, waren de deviezenrestricties primair een instrument voor de beheersing van de buitenlandse bron van liquiditeitscreatie. Daarmee vormden zij het sluitstuk op een eventuele kredietrestrictie die gericht was op beheersing van de binnenlandse liquiditeitscreatie. Gezien deze rol van de deviezenrestricties rees tijdens de periode van kredietbeheersing in de jaren zeventig de vraag of niet een ruimere plaats kon worden geboden aan concernfinancieringsmaatschappijen van buitenlandse multinationals wier transacties de geldhoeveelheid in Nederland niet zouden beïnvloeden. Deze transacties, die bijvoorbeeld bestaan uit het gelijktijdig opnemen van krediet in het buitenland en het weer uitzetten van de gelden in het buitenland, zouden immers monetair neutraal zijn voor ons land. In de jaren zeventig werd het deviezenbeleid zodanig versoepeld dat er geen voorwaarden meer werden gesteld aan (lening)transacties die uiteindelijk neutraal waren. Aanvankelijk werd daarbij per neutrale transactie een vergunning verleend, maar later konden vennootschappen die zich uitsluitend bezighielden met het opnemen en uitzetten van gelden in het buitenland een algemene vergunning krijgen. Daarmee was het verschijnsel bfi ontstaan. Met de verdere liberalisatie van het kapitaalverkeer in 1983 kwam aan het vergunningenregime een eind. Sindsdien worden vennootschappen die zich in overwegende mate met monetair neutrale transacties bezighouden bij de betalingsbalansregistratie ook als Bijzondere Financiële Instelling geregistreerd. Hierdoor zijn hun transacties met het buitenland afzonderlijk herkenbaar, zodat de betalingsbalans voor deze niet op de Nederlandse economie betrekking hebbende transacties kan worden gezuerd. bfi s hebben zich ontwikkeld en kennen daardoor een aantal verschijningsvormen. Aanvankelijk beperkten zij hun actiteiten van opnemen en weer uitzetten van gelden tot het eigen concern. Het waren zuere houdstermaatschappijen (holdings) of beheerders van licenties, octrooien of stamrechten van films (royalty- en filmrechtmaatschappijen). Met de voortgaande versoepeling van de deviezenrestricties werden de bfi s in staat gesteld ook bij niet-ingezetenen van buiten het eigen concern gelden aan te trekken. Zij deden dit veelal in DNB / Statistisch Bulletin Maart

20 Bijzondere Financiële Instellingen in Nederland combinatie met het ontplooien van holdingactiteiten. Zo ontstonden de bekende financieringsmaatschappijen. Vestigingsfactoren De keuze voor Nederland als vestigingsplaats voor buitenlandse vennootschappen die zich toeleggen op concernfinanciering, wordt deels bepaald door algemene factoren en deels door fiscale. Belangrijke zijn de openheid van de Nederlandse economie, het hoge opleidingsneau van de bevolking, de rechtszekerheid en de politieke en economische stabiliteit. Verder zijn, naast het actieve wervingsbeleid van trustkantoren, van grote betekenis de volgende fiscale factoren die ons land kenmerken en die aansluiten bij een traditioneel internationaal georiënteerde economie. 1 De deelnemingsvrijstelling. De deelnemingsvrijstelling bestaat reeds sinds Deze fiscale regeling houdt in dat onder een aantal voorwaarden de door een in Nederland gevestigde houdstermaatschappij genoten didenden uit een binnenlandse of buitenlandse deelneming, alsmede de winst bij de verkoop van een deelneming niet aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen. 2 Nederland kent geen bronbelasting op betaalde interest en royalty s. De afwezigheid van een bronbelasting maakt het voor buitenlandse bedrijven aantrekkelijk om vanuit Nederland gelden aan te trekken van buitenlandse concernonderdelen of op te nemen op de internationale kapitaalmarkten. Op didendbetalingen wordt in Nederland wel een bronheffing ingehouden in de vorm van 25% didendbelasting, maar veelal is op grond van belastingverdragen een lager of zelfs een nultarief van toepassing. 3 Nederland heeft een uitgebreid stelsel van belastingverdragen met tientallen landen. Deze zijn in de loop van vele jaren afgesloten om onder andere de toepassing van de belastingwetgeving bij de zeer omvangrijke wederzijdse investeringsrelaties met het buitenland te regelen. Het gaat hierbij met name om dubbele belastingsheffing op inkomsten te verminderen of te voorkomen. In deze verdragen zijn dan ook regelingen opgenomen die ertoe leiden dat de in het buitenland verschuldigde bronbelasting op didend-, royalty- en interestbetalingen aan Nederland wordt verminderd of in sommige gevallen zelfs geheel komt te vervallen. Nederland heft immers ook in de omgekeerde situatie geen belasting (op royalty s en rentebetaling). Deze vermindering van de belastingsdruk op de genoemde kapitaalinkomensstromen naar Nederland maakt het uitzetten van gelden vanuit Nederland aantrekkelijk. 4 Een laatste factor van betekenis is de toegankelijkheid en betrouwbaarheid van de Nederlandse belastingsdienst. In nagenoeg alle gevallen bestaat de mogelijkheid om vooraf met de dienst overleg te voeren over de fiscale gevolgen van een voorgenomen handelwijze. De uitkomst van dit overleg kan bovendien in bindende afspraken worden vastgelegd. Bovengenoemde factoren zijn ieder voor zich èn in combinatie een belangrijke stimulans voor internationaal opererende ondernemingen om in Nederland met een bfi aanwezig te zijn. Wel moet opgemerkt worden dat het fiscale regime geen onwrikbaar gegeven is. Zo verloor Nederland begin negentiger jaren fiscale voorsprong omdat andere landen voordelen van het Nederlandse systeem overnamen. Nadere invulling en aanpassing van Europese wetgeving en de (discussie over de) aanpassing van de Wet vennootschapsbelasting illustreren eveneens dat het fiscale klimaat in beweging is. In dat verband kan bij wijze van laatste illustratie gewezen worden op de lopende eu-onderhandelingen over de coördinatie van het fiscale beleid. Aantal bfi s Meting van het precieze aantal bfi s is lastig omdat vooral de kleinere soms langere tijd kunnen sluimeren, waardoor enige vervuiling in de cijfers kan sluipen. De volgende patronen tekenen zich af (grafiek 1). De periode vertoonde een geleidelijke groei van bijna 700 tot ruim Vervolgens leidde de liberalisatie van het kapitaalverkeer in 1983 tot bijna een verdubbeling (ruim 4.000). Tussen 1983 en 1991 volgde met wisselingen een verdere groei tot per saldo bfi s. In de negentiger jaren heeft de groei zich weer gestaag voortgezet tot een neau van ruim eind Voor de groei in aantallen waren naast de internationale vrijmaking van het kapitaalverkeer ook de verdere internationalisering van het bedrijfsleven en een groeiend belastingsbewustzijn bij internationaal opererende concerns van betekenis. Het actiteitenneau kan per bfi sterk verschillen. Al opgemerkt is dat lang niet alle bfi s ieder jaar (substantiële) actiteiten ontplooien. Verder is de concentratiegraad hoog: het leeuwendeel van de transacties komt voor rekening van een kleine groep multinationals. Zo is, gemeten over de laatste 5-6 jaar, gemiddeld ongeveer 80% van de jaarlijkse bruto omzet (voor de 20 DNB / Statistisch Bulletin Maart 2000

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier Nederlandse beleggers hebben in 21 per saldo voor bijna EUR 12 miljard buitenlandse effecten verkocht. Voor EUR 1 miljard betrof dit buitenlands

Nadere informatie

Huishoudens bouwen hun effectenportefeuille af

Huishoudens bouwen hun effectenportefeuille af Huishoudens bouwen hun effectenportefeuille af Inleiding Door de opkomst van moderne informatie- en communicatietechnologieën is het voor huishoudens eenvoudiger en goedkoper geworden om de vrije besparingen,

Nadere informatie

Beleggingen institutionele beleggers in 2004 met 8,1 procent omhoog

Beleggingen institutionele beleggers in 2004 met 8,1 procent omhoog Publicatiedatum CBS-website Centraal Bureau voor de Statistiek 9 december 25 Beleggingen institutionele beleggers in 24 met 8,1 procent omhoog drs. J.L. Gebraad Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen,

Nadere informatie

De Nederlandsche Bank. Statistisch Bulletin maart 2009

De Nederlandsche Bank. Statistisch Bulletin maart 2009 9 De Nederlandsche Bank Statistisch Bulletin maart 29 Financiering via kapitaalmarkt moeilijker en duurder geworden Nederlandse ingezetenen hadden eind 28 voor het eerst meer dan eur 1. miljard aan schuldpapier

Nadere informatie

Beleggingen institutionele beleggers met 7 procent toegenomen

Beleggingen institutionele beleggers met 7 procent toegenomen Publicatiedatum CBS-website: 1 oktober 27 Beleggingen institutionele beleggers met 7 procent toegenomen drs. J.L. Gebraad Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen 27 Verklaring der tekens. =

Nadere informatie

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013.

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013. Kwartaalbericht 2014 Samenvatting Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013. Meer informatie vindt u op de website. Beleggingsrendement

Nadere informatie

Stagnatie bij bancaire bfi s, groei van activiteiten bij overige bfi s

Stagnatie bij bancaire bfi s, groei van activiteiten bij overige bfi s Stagnatie bij bancaire bfi s, groei van activiteiten bij overige bfi s Bijzondere Financiële Instellingen (bfi s) zijn entiteiten die in Nederland zijn opgericht door buitenlandse multinationale concerns

Nadere informatie

Beleggingen institutionele beleggers 1,5 biljoen euro in 2010

Beleggingen institutionele beleggers 1,5 biljoen euro in 2010 11 Beleggingen institutionele beleggers 1,5 biljoen euro in John Gebraad Publicatiedatum CBS-website: 3-11-211 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer ** = nader

Nadere informatie

Institutionele beleggers verwachten meer te beleggen in vastgoed

Institutionele beleggers verwachten meer te beleggen in vastgoed Publicatiedatum CBS-website Centraal Bureau voor de Statistiek 18 januari 25 Institutionele beleggers verwachten meer te beleggen in vastgoed Drs. J.L. Gebraad Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen,

Nadere informatie

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het tweede kwartaal gestegen van 15.941 miljoen naar 16.893 miljoen ( 15.008 miljoen ultimo Q4 2013).

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het tweede kwartaal gestegen van 15.941 miljoen naar 16.893 miljoen ( 15.008 miljoen ultimo Q4 2013). Kwartaalbericht 2014 Samenvatting Marktwaardedekkingsgraad per 30 juni 2014 129,5%, een toename van 0,9%-punt ten opzichte van 31 maart 2014. Over de eerste zes maanden steeg de marktwaardedekkingsgraad

Nadere informatie

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013.

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013. Kwartaalbericht 2013 Samenvatting Marktwaardedekkingsgraad per 30 september 2013 122,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013. Meer informatie vindt u op de website. Beleggingsrendement

Nadere informatie

Financiële instellingen en bedrijven geven minder schuldpapier uit in 2010

Financiële instellingen en bedrijven geven minder schuldpapier uit in 2010 Financiële instellingen en bedrijven geven minder schuldpapier uit in 2010 Nederlandse financiële instellingen, bedrijven en de overheid gaven het afgelopen jaar voor EUR 66 miljard aan schuldpapier uit.

Nadere informatie

Uitkomsten kwartaal sectorrekeningen

Uitkomsten kwartaal sectorrekeningen t7 7 Uitkomsten kwartaal sectorrekeningen tweede kwartaal 28 Publicatiedatum CBS-website: 8 oktober 28 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil

Nadere informatie

AEGON Equity Fund. vierde kwartaal 2006

AEGON Equity Fund. vierde kwartaal 2006 Profiel Het AEGON Equity Fund is een besloten fonds voor gemene rekening, waarin verzekeringsrelaties van AEGON kunnen participeren. Het AEGON Equity Fund belegt wereldwijd in aandelen met de nadruk op

Nadere informatie

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het derde kwartaal gestegen van 16.893 miljoen naar 17.810 miljoen ( 15.008 miljoen ultimo Q4 2013).

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het derde kwartaal gestegen van 16.893 miljoen naar 17.810 miljoen ( 15.008 miljoen ultimo Q4 2013). Kwartaalbericht 2014 Samenvatting Marktwaardedekkingsgraad per 30 september 2014 130,4%, een toename van 0,9%-punt ten opzichte van 30 juni 2014. Over de eerste negen maanden steeg de marktwaardedekkingsgraad

Nadere informatie

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen.

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen. Kwartaalbericht 2012 Samenvatting DNB-dekkingsgraad 125,2% per 31 december 2012, toename van 3,6%-punt ten opzichte van 30 september 2012. Meer informatie over de dekkingsgraad vindt u op de website Beleggingsrendement

Nadere informatie

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken De Nederlandse bancaire vorderingen 1 op het buitenland zijn onder invloed van de economische crisis en het uiteenvallen van ABN AMRO tussen

Nadere informatie

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari 2015. Samenvatting cijfers per 31 december 2014

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari 2015. Samenvatting cijfers per 31 december 2014 Kwartaalbericht 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari 2015 Samenvatting cijfers per 31 december 2014 Dekkingsgraad: 111,5% Beleidsdekkingsgraad: 112,6% Belegd vermogen: 19,6 miljard Rendement 2014: 27,6%

Nadere informatie

Recente ontwikkelingen in de kredietvoorwaarden van banken

Recente ontwikkelingen in de kredietvoorwaarden van banken Recente ontwikkelingen in de kredietvoorwaarden van banken Een van de informatiebronnen voor de ecb bij het voeren van het monetaire beleid is de Bank Lending Survey, een kwalitatieve kwartaalenquête naar

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2016 t/m 30 juni Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2016 t/m 30 juni Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Tweede kwartaal 2016-1 april 2016 t/m 30 juni 2016 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gedaald van 98,1% naar 97,9%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2017 t/m 30 juni Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2017 t/m 30 juni Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Tweede 2017-1 april 2017 t/m 30 juni 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gestegen van 110,5% naar 113,6%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

Halfjaarbericht eerste helft 1997 ABN AMRO Asset Management TOTAAL BEHEERD VERMOGEN TOEGENOMEN MET 21 PROCENT

Halfjaarbericht eerste helft 1997 ABN AMRO Asset Management TOTAAL BEHEERD VERMOGEN TOEGENOMEN MET 21 PROCENT Amsterdam, 11 juli 1997 Halfjaarbericht eerste helft 1997 ABN AMRO Asset Management TOTAAL BEHEERD VERMOGEN TOEGENOMEN MET 21 PROCENT Totaal vermogen beheerd door ABN AMRO Asset Management wereldwijd in

Nadere informatie

HOOFDLIJNEN NIEUWE DNB-RAPPORTAGE BELEGGINGSINSTELLINGEN

HOOFDLIJNEN NIEUWE DNB-RAPPORTAGE BELEGGINGSINSTELLINGEN 1 HOOFDLIJNEN NIEUWE DNB-RAPPORTAGE BELEGGINGSINSTELLINGEN 1 INLEIDING Momenteel zijn er twee rapportagekaders voor beleggingsinstellingen, elk voor een verschillend doel. Zo bestaat er de (ex-)wtb-kwartaalrapportage

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Een van de slechtste kwartalen in 50 jaar. Obligaties en vastgoed geven positief rendement

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Een van de slechtste kwartalen in 50 jaar. Obligaties en vastgoed geven positief rendement Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-135 2 juli 2002 9.30 uur Aandelen hard onderuit in tweede kwartaal De koersen van Nederlandse aandelen zijn hard onderuit gegaan in het tweede kwartaal

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal 2017-1 april 2017 t/m 30 juni 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad eind juni 2017 is 115,7% en is gestegen ten opzichte van

Nadere informatie

De Nederlandsche Bank. Statistisch Bulletin september 2006

De Nederlandsche Bank. Statistisch Bulletin september 2006 06 De Nederlandsche Bank Statistisch Bulletin september 2006 Centrale bank en prudentieel toezichthouder financiële instellingen 2006 De Nederlandsche Bank nv Oplage: 2.550 Iedere openbaarmaking en verveelvoudiging

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang 71 2015 13

Statistisch Bulletin. Jaargang 71 2015 13 Statistisch Bulletin Jaargang 71 2015 13 26 maart 2015 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 CBS: Werkloosheid gedaald door afname beroepsbevolking 3 Werkloze beroepsbevolking 1) 5 2. Inkomen en bestedingen

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal 2014-1 januari 2014 t/m 31 maart 2014. Samenvatting: stijgende aandelen

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal 2014-1 januari 2014 t/m 31 maart 2014. Samenvatting: stijgende aandelen Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Eerste kwartaal 2014-1 januari 2014 t/m 31 maart 2014 Samenvatting: stijgende aandelen Nominale dekkingsgraad gestegen van 123,0% naar 123,6% Reële dekkingsgraad

Nadere informatie

Persbericht. 2001 slechtste beursjaar sinds oliecrisis. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. 2001 slechtste beursjaar sinds oliecrisis. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-001 3 januari 2002 9.30 uur 2001 slechtste beursjaar sinds oliecrisis Het afgelopen jaar is het op een na slechtste beursjaar geweest in de naoorlogse

Nadere informatie

Gemengde verwachtingen institutionele beleggers over vastgoed

Gemengde verwachtingen institutionele beleggers over vastgoed Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie Macro-economische Statistieken en Publicaties 3 november 24 Gemengde verwachtingen institutionele beleggers over vastgoed Drs. J.L. Gebraad De Stichting Leerstoel

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Kleine en middelgrote fondsen meest gestegen op Damrak. Kleine en middelgrote fondsen in trek

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Kleine en middelgrote fondsen meest gestegen op Damrak. Kleine en middelgrote fondsen in trek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB03-179 2 oktober 2003 9.30 uur Kleine en middelgrote fondsen meest gestegen op Damrak De koersen van de kleine en middelgrote fondsen op de Amsterdamse

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang 70 2014 47

Statistisch Bulletin. Jaargang 70 2014 47 Statistisch Bulletin Jaargang 70 2014 47 20 november 2014 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Iets meer banen en vacatures in het derde kwartaal 3 Werkloze beroepsbevolking 4 2. Macro-economie 5 Koerswaarde

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang 71 2015 17

Statistisch Bulletin. Jaargang 71 2015 17 Statistisch Bulletin Jaargang 71 2015 17 23 april 2015 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren 3 Werkloze beroepsbevolking 4 2. Inkomen en bestedingen 5 Vertrouwen

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Rente op kapitaalmarkt naar laagterecord. Slechtste eerste kwartaal op Damrak voor aandelen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Rente op kapitaalmarkt naar laagterecord. Slechtste eerste kwartaal op Damrak voor aandelen Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB03-063 2 april 2003 9.30 uur Rente op kapitaalmarkt naar laagterecord In het eerste kwartaal van 2003 is de rente op de kapitaalmarkt gedaald tot het laagste

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal 2015-1 april 2015 t/m 30 juni 2015. Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal 2015-1 april 2015 t/m 30 juni 2015. Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Tweede kwartaal 2015-1 april 2015 t/m 30 juni 2015 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is fors gestegen van 105,7% naar 115,4%. Dit komt

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal 2014-1 oktober 2014 t/m 31 december 2014

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal 2014-1 oktober 2014 t/m 31 december 2014 Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Vierde kwartaal 2014-1 oktober 2014 t/m 31 december 2014 Samenvatting: dalende euro en dalende rente Nominale dekkingsgraad gedaald van 117,4% naar 115,1%

Nadere informatie

Persbericht. Huishoudens verliezen koopkracht in Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Huishoudens verliezen koopkracht in Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB04-112 15 juli 2004 9.30 uur Huishoudens verliezen koopkracht in 2003 In 2003 is het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens voor het eerst in tien jaar

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal 2017-1 juli 2017 t/m 30 september 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad eind september 2017 is 117,8% en is gestegen ten opzichte

Nadere informatie

Persbericht ABP, eerste halfjaar 2008

Persbericht ABP, eerste halfjaar 2008 Persbericht ABP, eerste halfjaar 2008 Hoofdpunten Rendement over eerste helft 2008 is 5,1%. De dekkingsgraad is medio 2008 uitgekomen op 132%. De kredietcrisis eist zijn tol. Vooral aandelen en onroerend

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal 2015-1 januari 2015 t/m 31 maart 2015

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal 2015-1 januari 2015 t/m 31 maart 2015 Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Eerste kwartaal 2015-1 januari 2015 t/m 31 maart 2015 Samenvatting: dalende euro en dalende rente door monetair beleid De beleidsdekkingsgraad is gedaald

Nadere informatie

Beleggen in het Werknemers Pensioen

Beleggen in het Werknemers Pensioen Kwartaalbericht Beleggen in het Werknemers Pensioen Het Werknemers Pensioen van a.s.r. is een moderne DC-regeling. Het kent drie lifecycles: defensief, neutraal en offensief. Alle lifecycles van het Werknemers

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2016 t/m 31 maart Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2016 t/m 31 maart Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Eerste kwartaal 2016-1 januari 2016 t/m 31 maart 2016 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gedaald van 106,3% naar 98,1%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Eerste kwartaal 2017-1 januari 2017 t/m 31 maart 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad eind maart 2017 is 112,6% en is gestegen ten opzichte

Nadere informatie

beleggingen n van institutionele beleggers in 2008

beleggingen n van institutionele beleggers in 2008 8 Financiële crisis r slaat gat in de beleggingen n van institutionele beleggers in 28 drs. J.L. Gebraad Publicatiedatum CBS-website: 27 oktober 29 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Vierde kwartaal 2017-1 oktober 2017 t/m 31 december 2017 Samenvatting: De (12 maands)beleidsdekkingsgraad is gestegen van 112,7% eind september 2017 naar 115,3%

Nadere informatie

Winstgroei en buffers ondersteunen investerings herstel

Winstgroei en buffers ondersteunen investerings herstel Na de snelle daling van de bedrijfswinsten door de kredietcrisis, is er recentelijk weer sprake van winstherstel. De crisis heeft echter geen gat geslagen in de grote financiële buffers van bedrijven.

Nadere informatie

Obligatiemarkt arkt Amsterdam heeft last van crisis

Obligatiemarkt arkt Amsterdam heeft last van crisis 7 Obligatiemarkt arkt Amsterdam heeft last van crisis Jos van Heiningen Publicatiedatum CBS-website: 12 december 28 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x =

Nadere informatie

Beleggingen institutionele beleggers stijgen naar 1,7 biljoen euro halverwege 2012

Beleggingen institutionele beleggers stijgen naar 1,7 biljoen euro halverwege 2012 11 Beleggingen institutionele beleggers stijgen naar 1,7 biljoen euro halverwege 212 J.L. Gebraad Publicatiedatum CBS-website: 16-11-211 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * =

Nadere informatie

Obligatiemarkt arkt Amsterdam ruimschoots s verdubbeld sinds eeuwwisseling

Obligatiemarkt arkt Amsterdam ruimschoots s verdubbeld sinds eeuwwisseling 7 Obligatiemarkt arkt Amsterdam ruimschoots s verdubbeld sinds eeuwwisseling ing Jos van Heiningen Publicatiedatum CBS-website: 27 maart 28 Voorburg/Heerlen, 28 Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken

Nadere informatie

Kredietverlening aan Nederlandse bedrijven loopt terug

Kredietverlening aan Nederlandse bedrijven loopt terug Het Nederlandse bedrijfsleven is in sterke mate afhankelijk van bancaire kredietverlening. De groei van de zakelijke kredietverlening is in de tweede helft van 28 vertraagd. Dit hangt grotendeels samen

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Eerste kwartaal 2017-1 januari 2017 t/m 31 maart 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gestegen van 105,7% naar 110,5%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang Statistisch Bulletin Jaargang 72 2016 17 28 april 2016 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Werkloosheid daalt 3 Werkloze beroepsbevolking 1) (12) 4 2. Inkomen en bestedingen 5 Consumentenvertrouwen

Nadere informatie

Terugblik. Maandbericht mei 2018

Terugblik. Maandbericht mei 2018 Maandbericht mei 2018 Terugblik Crisis Italië had weinig vat op aandelen in mei, veilige havens floreren Ondanks de politieke onrust in Italië zijn alle modelportefeuilles met een positief rendement geëindigd

Nadere informatie

Kwartaalbericht. 2e kwartaal 2015 Den Haag, 14 juli 2015. Samenvatting cijfers per 30 juni 2015

Kwartaalbericht. 2e kwartaal 2015 Den Haag, 14 juli 2015. Samenvatting cijfers per 30 juni 2015 Kwartaalbericht 2e kwartaal 2015 Den Haag, 14 juli 2015 Samenvatting cijfers per 30 juni 2015 Dekkingsgraad (UFR): 108,3% Beleidsdekkingsgraad: 110,0% Belegd vermogen: 19,6 miljard Rendement 2015 1 e halfjaar:

Nadere informatie

Herstel van de verzekeringsbranche in 2003

Herstel van de verzekeringsbranche in 2003 Herstel van de verzekeringsbranche in 2003 Uit voorlopige cijfers 1 van de Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) blijkt dat de verzekeringsbranche na een moeizame periode (vanaf 1999) zich enigszins hersteld

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inkomen huishoudens gecorrigeerd voor inflatie licht gedaald. Meer inkomen uit vermogen en pensioen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inkomen huishoudens gecorrigeerd voor inflatie licht gedaald. Meer inkomen uit vermogen en pensioen Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB06-074 13 juli 2006 9.30 uur Uitgaven huishoudens hoger dan inkomsten De Nederlandse economie is in 2005 met 1,5 procent gegroeid. Het voor inflatie gecorrigeerde

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. 2002 slechtste beursjaar na WO II. Grootste koersdaling in een jaar sinds Tweede Wereldoorlog

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. 2002 slechtste beursjaar na WO II. Grootste koersdaling in een jaar sinds Tweede Wereldoorlog Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB03-001 7 januari 2003 9.30 uur 2002 slechtste beursjaar na WO II Voor beleggers in Nederlandse aandelen is 2002 het slechtste beursjaar sinds de Tweede

Nadere informatie

2.4 Paragraaf 4 Financiering en beleggingen

2.4 Paragraaf 4 Financiering en beleggingen 2.4 Paragraaf 4 Financiering en beleggingen Deze paragraaf gaat over het beheer van de financiële middelen (treasury). De kaders voor het op een verantwoorde manier beheren van de financiële middelen worden

Nadere informatie

Fondsvermogen Nederlandse beleggingsinstellingen in 2009 fors toegenomen

Fondsvermogen Nederlandse beleggingsinstellingen in 2009 fors toegenomen Fondsvermogen Nederlandse beleggingsinstellingen in 200 fors toegenomen De Nederlandse beleggingsfondsensector is in 200 flink in omvang toegenomen. Het fondsvermogen nam met EUR 224 miljard toe tot EUR

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2017 t/m 30 september Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2017 t/m 30 september Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Derde kwartaal 2017-1 juli 2017 t/m 30 september 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gestegen van 113,6% naar 116,5%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang 72 2016 25

Statistisch Bulletin. Jaargang 72 2016 25 Statistisch Bulletin Jaargang 72 2016 25 23 juni 2016 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Werkloosheid daalt verder 3 Werkloze beroepsbevolking (20) 4 2. Inkomen en bestedingen 5 Consument een stuk

Nadere informatie

Halfjaarbericht 2015. Bright LifeCycle Fonds

Halfjaarbericht 2015. Bright LifeCycle Fonds Halfjaarbericht 2015 Bright LifeCycle Fonds Periode: 19 december 2014 tot en met 30 juni 2015 Inhoudsopgave HALFJAARBERICHT BRIGHT LIFECYCLE FONDS... 3 BALANS PER 30 JUNI 2015... 3 WINST- EN VERLIESREKENING

Nadere informatie

Markt voor onderhandse derivaten in korte tijd sterk gekrompen

Markt voor onderhandse derivaten in korte tijd sterk gekrompen Markt voor onderhandse derivaten in korte tijd sterk gekrompen De mondiale markt voor onderhandse derivaten - niet gestandaardiseerd verhandeld op de beurs maar in maatwerk tussen grote partijen - is sinds

Nadere informatie

Van Lieshout & Partners Nieuwsbrief 3 e kwartaal Bron: Reuters

Van Lieshout & Partners Nieuwsbrief 3 e kwartaal Bron: Reuters In onze eerste nieuwsbrief nieuwe stijl willen wij terugblikken op het afgelopen kwartaal, lichten wij ons beleggingsbeleid nader toe en uiteraard geven wij onze visie op de financiële markten. Terugblik

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal 2015-1 juli 2015 t/m 30 september 2015. Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal 2015-1 juli 2015 t/m 30 september 2015. Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Derde kwartaal 2015-1 juli 2015 t/m 30 september 2015 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is fors gedaald van 115,4% naar 103,7%. Dit

Nadere informatie

QE in de eurozone: bezit van de zaak, einde van het vermaak?

QE in de eurozone: bezit van de zaak, einde van het vermaak? QE in de eurozone: bezit van de zaak, einde van het vermaak? Komt er QE in de eurozone? Sinds enige maanden wordt er op de financiële markten gezinspeeld op het opkopen van staatsobligaties door de Europese

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2013 t/m 31 december Samenvatting: stijgende aandelen

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2013 t/m 31 december Samenvatting: stijgende aandelen Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Vierde kwartaal 2013-1 oktober 2013 t/m 31 december 2013 Samenvatting: stijgende aandelen Nominale dekkingsgraad gestegen van 120,6% naar 123,0% Reële

Nadere informatie

Interpolis Obligaties 3e kwartaal 2012

Interpolis Obligaties 3e kwartaal 2012 Interpolis Obligaties 3e kwartaal 2012 De obligatiemarkten werden in het derde kwartaal vooral beïnvloed door de ingrepen van de Europese Centrale Bank (ECB). Aan het begin van het kwartaal bleven aanvankelijk

Nadere informatie

NN First Class Balanced Return Fund

NN First Class Balanced Return Fund NN First Class Balanced Return Fund Alle Fonds onder de loep cijfers zijn per 31/03/015 Het NN First Class Balanced Return Fonds won in het eerste kwartaal 8,9% Zeer sterke performances van aandelen en

Nadere informatie

PERSBERICHT. Eerste publicatie van MFI-rentestatistieken voor het eurogebied 1

PERSBERICHT. Eerste publicatie van MFI-rentestatistieken voor het eurogebied 1 10 december 2003 PERSBERICHT Eerste publicatie van MFI-rentestatistieken voor het eurogebied 1 Vandaag introduceert de Europese Centrale Bank (ECB) een nieuwe reeks geharmoniseerde statistieken betreffende

Nadere informatie

Dekkingsgraad 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012.

Dekkingsgraad 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012. Kwartaalbericht 2012 Samenvatting 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012. Meer informatie over de dekkingsgraad vindt u op de website. Beleggingsrendement 4,2%

Nadere informatie

Jaarbericht 1996 ABN AMRO Asset Management TOTAAL BEHEERD VERMOGEN TOEGENOMEN MET 39 PROCENT

Jaarbericht 1996 ABN AMRO Asset Management TOTAAL BEHEERD VERMOGEN TOEGENOMEN MET 39 PROCENT Amsterdam, 21 januari 1997 Jaarbericht 1996 ABN AMRO Asset Management TOTAAL BEHEERD VERMOGEN TOEGENOMEN MET 39 PROCENT Totaal vermogen beheerd door ABN AMRO Asset Management wereldwijd in 1996 gegroeid

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni 2015

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni 2015 Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal 2015-1 april 2015 t/m 30 juni 2015 De maand dekkingsgraad ultimo juni is sterk gestegen t.o.v eind maart De beleidsdekkingsgraad is gedaald van

Nadere informatie

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal 2012-1 juli 2012 t/m 30 september 2012 Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad Nominale dekkingsgraad

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Eerste kwartaal januari 2013 t/m 31 maart 2013

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Eerste kwartaal januari 2013 t/m 31 maart 2013 Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Eerste kwartaal 2013-1 januari 2013 t/m 31 maart 2013 Nominale dekkingsgraad is gestegen van 116,5% naar 119,9% Beleggingsrendement is 2,2% Het belegd vermogen

Nadere informatie

De marktwaardedekkingsgraad per 30 juni 2015 was 135,1%. Dit is een toename van 5,7% ten opzichte van 31 maart 2015.

De marktwaardedekkingsgraad per 30 juni 2015 was 135,1%. Dit is een toename van 5,7% ten opzichte van 31 maart 2015. Kwartaalbericht 2015 Samenvatting De marktwaardedekkingsgraad per 30 juni 2015 was 135,1%. Dit is een toename van 5,7% ten opzichte van 31 maart 2015. De reële dekkingsgraad ultimo tweede kwartaal was

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Tweede kwartaal 2012-1 april 2012 t/m ultimo juni 2012 Samenvatting: Nominale dekkingsgraad gedaald van 107,6% naar 101,9% Beleggingsrendement is 1,6%

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Beste kwartaal op Damrak sinds Amsterdam rendeert beter dan wereldindex

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Beste kwartaal op Damrak sinds Amsterdam rendeert beter dan wereldindex Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB03-122 2 juli 2003 9.30 uur Damrak 15 procent hoger in tweede kwartaal De koersen van Nederlandse aandelen zijn in het tweede kwartaal van 2003 met 14,7

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2016 t/m 31 december Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2016 t/m 31 december Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Vierde kwartaal 2016-1 oktober 2016 t/m 31 december 2016 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gestegen van 98,8% naar 105,7%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

Update april 2015 Beleggen

Update april 2015 Beleggen Update april 2015 Beleggen Laag, lager, laagst In mijn vorige column schreef ik over de actie van de ECB, die 22 januari jongstleden werd aangekondigd, om maandelijks 60 miljard Euro aan obligaties op

Nadere informatie

Presentatie beleggingsresultaten over eerste kwartaal van 2017 van de Life Cycle Fondsen van Aegon PPI. Bas Endlich Jacob Vijverberg 1

Presentatie beleggingsresultaten over eerste kwartaal van 2017 van de Life Cycle Fondsen van Aegon PPI. Bas Endlich Jacob Vijverberg 1 Presentatie beleggingsresultaten over eerste kwartaal van 2017 van de Life Cycle Fondsen van Aegon PPI Bas Endlich Jacob Vijverberg 1 Agenda Financiële markten Resultaten Vooruitzichten Bron: Bloomberg,

Nadere informatie

Fondsen. Brochure bestemd voor particuliere beleggers BASIC. Member of the KBC group. Gepubliceerd door KBC Securities in samen werking met Euronext.

Fondsen. Brochure bestemd voor particuliere beleggers BASIC. Member of the KBC group. Gepubliceerd door KBC Securities in samen werking met Euronext. Brochure bestemd voor particuliere beleggers Gepubliceerd door KBC Securities in samen werking met Euronext. p. 2 Index 1. Inleiding 3 2. Wat zijn de voordelen van een beleggingsfonds? 4 3. Hoe uw rendement

Nadere informatie

De Nederlandsche Bank. Statistisch Bulletin maart 2009

De Nederlandsche Bank. Statistisch Bulletin maart 2009 09 De Nederlandsche Bank Statistisch Bulletin maart 2009 Het afgelopen decennium zijn de activiteiten van het mondiale bankwezen sterk toegenomen. De lage rente in voornamelijk de geïndustrialiseerde landen,

Nadere informatie

Beleggingsmodel Fondsen

Beleggingsmodel Fondsen Beleggingsmodel Fondsen De meest comfortabele manier van beleggen Steeds afgestemd op het actuele beursklimaat Keuze uit verschillende risico s en rendementen Gecombineerde beleggingsexpertise van ABN

Nadere informatie

HALFJAARBERICHT 2015 BNG VERMOGENSBEHEER B.V.

HALFJAARBERICHT 2015 BNG VERMOGENSBEHEER B.V. HALFJAARBERICHT 2015 BNG VERMOGENSBEHEER B.V. Inhoud 1 Profiel 1 2 Directieverslag 2 2.1 Beheerd vermogen 2 2.2 Financieel resultaat 2 2.3 Financiële markten 2 2.4 Personeel en organisatie 2 3 Financiële

Nadere informatie

Internationale vorderingen Nederlandse banken onder druk

Internationale vorderingen Nederlandse banken onder druk Internationale vorderingen Nederlandse banken onder druk De vorderingen van Nederlandse banken op het buitenland zijn onder invloed van de financiële crisis en de splitsing van ABN AMRO in 2007 en 2008

Nadere informatie

Uitkomsten. derde kwartaal aal Hans Wouters. Publicatiedatum CBS-website: 16 januari Den Haag/Heerlen

Uitkomsten. derde kwartaal aal Hans Wouters. Publicatiedatum CBS-website: 16 januari Den Haag/Heerlen t8 8 Uitkomsten kwartaalsectorrekeningentorrekeningen derde kwartaal aal 28 Hans Wouters Publicatiedatum CBS-website: 16 januari 29 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang 71 2015 35

Statistisch Bulletin. Jaargang 71 2015 35 Statistisch Bulletin Jaargang 71 2015 35 27 augustus 2015 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Werkloosheid verder gedaald 3 Werkloze beroepsbevolking 4 2. Inkomen en bestedingen 5 Consumenten zijn

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2015 t/m 31 december Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2015 t/m 31 december Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Vierde kwartaal 2015-1 oktober 2015 t/m 31 december 2015 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gestegen van 103,7% naar 106,3%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

Interpolis Obligaties 4e kwartaal 2013

Interpolis Obligaties 4e kwartaal 2013 Interpolis Obligaties 4e kwartaal 2013 Gedurende het slotkwartaal van 2013 heeft de ECB ervoor gekozen om het monetaire beleid verder te verruimen. De reden hiervoor was onder meer een verrassend lage

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal 2014-1 april 2014 t/m 30 juni 2014. Samenvatting: dalende rente

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal 2014-1 april 2014 t/m 30 juni 2014. Samenvatting: dalende rente Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Tweede kwartaal 2014-1 april 2014 t/m 30 juni 2014 Samenvatting: dalende rente Nominale dekkingsgraad gestegen van 123,6% naar 123,7% Reële dekkingsgraad

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal 2012-1 april 2012 t/m 30 juni 2012 Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad Nominale dekkingsgraad is gedaald van 110,0% naar 105,1% Beleggingsrendement

Nadere informatie

Interpolis Obligaties 4e kwartaal 2012

Interpolis Obligaties 4e kwartaal 2012 Interpolis Obligaties 4e kwartaal 2012 Op de financiële markten keerde de rust enigszins terug in het vierde kwartaal. In de VS hield de zogenoemde fiscal cliff de beleggers nog wel geruime tijd in haar

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2018

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2018 KWARTAALVERSLAG EERSTE KWARTAAL 2018 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 31 maart 2018 bedroeg 119,0%. Het rendement van 1 januari tot en met 31 maart 2018 bedroeg -0,6%. Het pensioenvermogen per

Nadere informatie

Nog geen terugkeer van huishoudens op de beurs

Nog geen terugkeer van huishoudens op de beurs Nog geen terugkeer van huishoudens op de beurs Inleiding De Nederlandse huishoudens zijn de afgelopen decennia steeds meer gaan beleggen in effecten. Door de opkomst van moderne informatie- en communicatietechnologieën

Nadere informatie

1e kwartaal 2016 Den Haag, 20 april 2016

1e kwartaal 2016 Den Haag, 20 april 2016 Kwartaalbericht 1e kwartaal 2016 Den Haag, 20 april 2016 Samenvatting cijfers per 31 maart 2016 Dekkingsgraad (UFR): 97,7% Beleidsdekkingsgraad: 102,0% Belegd vermogen: 21,9 miljard Rendement 1 e kwartaal

Nadere informatie

MPC PRIVATE EQUITYFONDS

MPC PRIVATE EQUITYFONDS MPC PRIVATE EQUITYFONDS GLOBAL 8 CV GRONINGEN Financieel verslag 2011 MPC Private Equityfond Global 8 CV Groningen JAARVERSLAG Hierbij bieden wij u het jaarverslag 2011 aan van MPC Private Equityfonds

Nadere informatie

Voorwaarden Pensioenaanvulling

Voorwaarden Pensioenaanvulling Voorwaarden Pensioenaanvulling BND.VW.PA.0416 Versie d.d. 4 april 2016 1 Algemeen en definities 1.1 De Voorwaarden Pensioenaanvulling zijn een aanvulling op de Algemene Voorwaarden. De Voorwaarden Pensioenaanvulling

Nadere informatie

4e kwartaal 2015 Den Haag, 21 januari 2016

4e kwartaal 2015 Den Haag, 21 januari 2016 Kwartaalbericht 4e kwartaal 2015 Den Haag, 21 januari 2016 Samenvatting cijfers per 31 december 2015 Dekkingsgraad (UFR): 100,5% Beleidsdekkingsgraad: 104,4% Belegd vermogen: 19,9 miljard Rendement 4 e

Nadere informatie