Vrije tijd. Hoofdstuk 9 van De sociale staat van Nederland 2017, ISBN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Vrije tijd. Hoofdstuk 9 van De sociale staat van Nederland 2017, ISBN"

Transcriptie

1 Vrije tijd Hoofdstuk 9 van De sociale staat van Nederland 2017, ISBN

2 9 Vrije tijd Anne Roeters, Annemarie Wennekers, Andries van den Broek, Ine Pulles en Annet Tiessen-Raaphorst Nederlanders besteedden in 1990 per week ongeveer 47 uur aan vrijetijdsactiviteiten. Dit was nagenoeg hetzelfde in Mannen, 65-plussers, lageropgeleiden en mensen zonder jonge kinderen of werk hebben de meeste vrije tijd. Net als in 1990 gaat in 2016 de meeste vrije tijd naar het gebruik van media en ict. De digitalisering en de opkomst van het internet hebben voor veranderingen in het medialandschap gezorgd, maar nieuwe media zijn vooral nog een aanvulling op (of gedeeltelijke vervanging van) de traditionele media. Na een dip in 2011 is de tijdsbesteding aan sociale contacten in 2016 weer terug op het niveau van Het gemiddelde van 8,3 uur per week ligt echter nog altijd lager dan de bijna 10 uur per week die Nederlanders hier in 1990 aan besteedden. Ongeveer de helft van de bevolking sport wekelijks. Het individueel of ongeorganiseerd sporten is anno 2016 populairder dan het sporten in verenigingsverband, maar het lidmaatschap van sportverenigingen is sinds 2000 niet meer gedaald. Popconcerten werden in een kwart eeuw iets voor alle leeftijden. Het cultuurbereik ligt onder hoger opgeleiden nog altijd hoger dan onder lager opgeleiden. Het aantal vakanties nam in de afgelopen 25 jaar sterk toe. In vergelijking met andere Europeanen gaan relatief veel Nederlanders op vakantie. In 2014 ging 82% van de Nederlanders ten minste een keer per jaar op vakantie, tegenover een eu-gemiddelde van 60%. 9.1 Inleiding Vrije tijd dient vele doelen. Mensen kunnen zich in hun vrije tijd ontplooien, loskomen van werk en banden met anderen onderhouden (Verbeek en De Haan 2011). De hoeveelheid vrije tijd geeft een indicatie van hoe druk mensen het hebben en in hoeverre zij hun tijd zelf in kunnen vullen. Sommigen hebben dan ook voorgesteld om de hoeveelheid vrije tijd en de mate waarin men deze waardeert, mee te nemen bij het bepalen van de kwaliteit van leven (Stiglitz et al. 2010) (zie ook hoofdstuk 12). De manier waarop mensen hun vrije tijd precies invullen, biedt eveneens zicht op maatschappelijke veranderingen en verschillen, omdat het laat zien wat (verschillende) mensen belangrijk vinden. Gaan mensen op hun vrije avond naar het theater of liever naar de sportschool? De sociale staat van Nederland (ssn) besteedt al vanaf de eerste editie aandacht aan de vrije tijd. Maar de vrijetijdsbesteding krijgt niet alleen van onderzoekers aandacht; beleidsmakers schetsen met het beleid op het terrein van media, sport en cultuur de contouren van het speelveld van de burger. In dit hoofdstuk staat centraal hoeveel vrije tijd Nederlanders hebben en hoe zij deze inrichten. Daarnaast kijken we, net als de andere hoofdstukken in dit rapport, 25 jaar terug 237 v r i j e t i j d

3 en gaan we na hoe de vrijetijdsbesteding zich ontwikkeld heeft. Er is eveneens aandacht voor sociale verschillen: hoe richten mannen en vrouwen, lager en hoger opgeleiden, en jongeren en ouderen hun vrije tijd in? Er zijn verschillende definities van vrije tijd (Bittman en Wajcman 2000; Sayer 2005; Passias et al. 2017). Sommige onderzoekers zien vrije tijd als alle tijd die niet wordt besteed aan betaald werk, scholing, het huishouden en zorgactiviteiten. De tijd die overblijft is immers vrij in te richten. 1 Andere onderzoekers bakenen de vrije tijd af tot specifieke activiteiten, hoewel de precieze afbakening wisselt. Eerdere edities van de ssn (en de tijdsbestedingsonderzoeken van het scp) hebben deze laatste benadering gekozen. Onder vrije tijd rekenen we daarom de tijd besteed aan 'mediagebruik, sociale contacten, recreatieve activiteiten en ontspanning, maatschappelijke participatie en vrijetijdsmobiliteit' (Cloïn 2013, p. 32; Bijl et al. 2015, p. 241). In deze ssn wordt ook stilgestaan bij de vraag of er een verschil is tussen de cans en cannots: mensen die makkelijk hun weg kunnen vinden in de veranderende samenleving en mensen die hier niet de juiste vaardigheden voor hebben. In tegenstelling tot de andere domeinen, is het bij vrije tijd lastig om aan te geven wat deze vaardigheden zijn. Want wanneer kan gesproken worden van een meer succesvolle vrijetijdsbesteding? Om deze reden zullen we wel stilstaan bij de opleidingsverschillen die zich aftekenen, maar deze verschillen niet proberen te duiden in termen van cans en cannots. Dit hoofdstuk bespreekt de totale vrije tijd van Nederlanders ( 9.2), mediagebruik ( 9.3), sociale contacten ( 9.4), sport ( 9.5) en cultuur ( 9.6). Op alle deelterreinen van de vrije tijd lijkt de afgelopen decennia meer mogelijk te zijn geworden. Er is technologisch meer mogelijk, en er zijn nieuwe sporten en cultuurvormen ontstaan of naar Nederland gekomen. Mensen hebben echter niet meer tijd gekregen. Wat betekent dit voor de manier waarop mensen hun tijd inrichten? En versterkt de verbreding van het aanbod de sociale verschillen of verkleint ze deze juist? Omdat de veranderingen op de verschillende deelterreinen niet een-op-een met elkaar overeenkomen, legt iedere paragraaf een verschillend accent. Zo wordt bij media en sociale contacten de rol van de digitalisering belicht en wordt bij sport de verschuiving van sporten in verenigingsverband naar individueel sporten in kaart gebracht. Bij cultuur schetsen we trends in de belangstelling ervoor en bezien we of sociale verschillen in die belangstelling eventueel toe- of afgenomen zijn. Tot slot staan we in paragraaf 9.7 kort stil bij misschien wel de ultieme vorm van vrije tijd: vakanties. 9.2 Vrije tijd in een vogelvlucht Als startpunt en context voor de verdiepende analyses in de paragrafen die volgen, schetst deze paragraaf de hoofdlijnen van de vrijetijdsactiviteiten van Nederlanders. De analyses in deze paragraaf zijn voor het grootste deel gebaseerd op het Tijdsbestedingsonderzoek (tbo) (zie kader 9.1). Hoewel vrije tijd veel meer is dan enkel een vorm van tijdsbesteding, 238 v r i j e t i j d

4 zijn tijdsbestedingsdata een handig middel om de participatie in verschillende activiteiten te vergelijken. Een uur in een cultuurinstelling staat immers gelijk aan een uur sport. De keuzes die mensen maken in het besteden van hun tijd zijn daarmee een goede afspiegeling van wat zij belangrijk vinden. Kader 9.1 Het meten van vrije tijd aan de hand van dagboekdata Deze paragraaf geeft een globaal overzicht van de vrijetijdsbesteding van Nederlanders. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de meest recente gegevens van het Tijdsbestedingsonderzoek (tbo) dat het scp in samenwerking met cbs uitvoert. Deze gegevens zijn in 2016 gedurende het jaar verzameld. Het eerste tijdsbestedingsonderzoek in Nederland stamt uit 1975 en sindsdien zijn iedere vijf jaar nieuwe gegevens verzameld. Omdat deze ssn 25 jaar terugkijkt, is 1990 hier het startpunt. Tijdsbestedingsonderzoek levert een uniek inzicht in de dagelijkse activiteiten van mensen. De deelnemers aan het onderzoek vullen naast een standaardvragenlijst ook een zogenaamd tijdsdagboek in. Gedurende zeven dagen houden zij bij hoe zij hun tijd besteden. Dit betekent dat zij voor vooraf bepaalde perioden aangeven wat zij op dat moment deden. De precieze methodologie is over de jaren wat veranderd, maar sinds 2006 geven mensen voor iedere periode van tien minuten aan wat op dat moment hun hoofdactiviteit is, wat zij nog meer doen (de zgn. nevenactiviteit), waar zij zich bevinden en wie er nog meer aanwezig is. Deze dagboekdata zijn een rijke bron van informatie, omdat ze inzicht geven in wie wat wanneer doet. Over het algemeen wordt ervan uitgegaan dat dagboekdata niet of slechts beperkt vertekend worden door sociale wenselijkheid, doordat mensen hun gedrag registreren en niet zelf een inschatting maken van de hoeveelheid bestede tijd aan verschillende bezigheden (Gershuny 2003; Sayer 2005). Tijdsbestedingsdata zijn minder geschikt om activiteiten te meten die weinig voorkomen of die weinig tijd kosten. Ontwikkelingen in de hoeveelheid vrije tijd Tabel 9.1 geeft een overzicht van de totale vrijetijdsbesteding van Nederlanders en licht een aantal specifieke activiteiten uit. In de tabel is een breuk tussen 2005 en 2006 te zien. In 2006 zijn namelijk enkele grote veranderingen doorgevoerd in de manier waarop de tbodata verzameld zijn. Hoewel de impact van deze wijzigingen beperkt lijkt te zijn, betekent dit dat de cijfers uit de periode vóór 2006 niet een-op-een te vergelijken zijn met die uit de periode erna (Kamphuis et al. 2009). De belangrijkste wijzigingen zijn dat de meting vanaf 2006 betrekking had op het hele jaar (in plaats van de maand oktober, zoals in 2005 en eerder) en er per periode van tien minuten is nagegaan wat mensen doen (in plaats van per vijftien minuten). Daarnaast moesten de deelnemers aan het onderzoek in 2005 en eerder uit een aantal opties een activiteit selecteren die naar hun inzicht het beste hun eigen activiteit weergaf, terwijl vanaf 2006 mensen in hun eigen woorden hebben genoteerd wat ze deden en codeurs deze vervolgens hebben omgezet in activiteiten. 239 v r i j e t i j d

5 Tabel 9.1 In zowel 1990 als 2016 iets meer dan 47 uur vrije tijd per week De hoeveelheid vrije tijd (totaal en opgesplitst), personen van 12 jaar en ouder, a (in uren per week, vrije tijd als hoofdactiviteit) totaal 47,2 44,8 44,7 46,9 47,8 47,1 media- en ict-gebruik b 18,8 18,7 18,9 19,6 20,9 18,9 d sociale contacten c 9,8 8,5 7,5 8,6 7,2 8,3 d sport 1,2 1,2 1,6 1,4 1,7 1,7 cultuur 0,4 0,4 0,4 0,3 0,5 0,5 uitstapjes 1,5 1,4 2,0 1,7 1,8 1,8 uitrusten, luieren 1,2 1,3 1,3 2,5 1,7 2,0 d a Tussen 2005 en 2006 vond een breuk in de meetmethode plaats, waardoor de cijfers niet zonder meer te vergelijken zijn. b Exclusief onlinecommunicatie. c Inclusief onlinecommunicatie. d Verschilt significant van de tijdsbesteding in Bron: scp (tbo 90-06); scp/cbs (tbo 16) In 1990 hebben Nederlanders gemiddeld iets meer dan 47 uur per week vrije tijd. In de jaren hierna daalt dit langzaam, naar bijna 45 uur in In 2006 is overgegaan op de nieuwe manier van dataverzameling en komt de hoeveelheid vrije tijd iets meer dan 2 uur hoger uit, op bijna 47 uur. In 2011 neemt dit met ongeveer 1 uur toe, maar in 2016 komt deze toename tot stilstand. Hiermee komt de hoeveelheid vrije tijd in 2016, met iets meer dan 47 uur per week, weer op hetzelfde niveau als in Een nadere blik op de verschillende deelterreinen laat zien dat de inrichting van de vrije tijd in 2016 slechts beperkt verschilt van die in Net als in 1990 gaat de meeste tijd (bijna 19 uur) naar het gebruik van media en ict en naar het onderhouden van sociale contacten (bijna 10 uur in 1990 en ruim 8 uur in 2016). Het media- en ict-gebruik is, na een piek in 2011, weer terug op het stabiele niveau van De tijd die aan sociale contacten wordt besteed, is na een dip in 2011 weer hersteld tot het niveau van Dit is echter nog altijd 1,5 uur per week minder dan in Nederlanders zijn sportiever dan in 1990, maar de afgelopen tien jaar lijkt er weinig veranderd te zijn. Ook bij cultuur en het maken van uitstapjes is het beeld stabiel. Er wordt in uur besteed aan simpelweg uitrusten. Dit is bijna een verdubbeling van de tijd die hier in 1990 aan werd besteed en lijkt ook een lichte toename ten opzichte van De tijd besteed aan uitstapjes blijft vrij constant over de afgelopen 25 jaar. Sociale verschillen in de totale hoeveelheid vrije tijd Figuur 9.1 toont de sociale verschillen in de hoeveelheid vrije tijd in 1990 en In 2016 rapporteerden mannen en lager opgeleiden meer vrije tijd dan vrouwen en hoger 240 v r i j e t i j d

6 opgeleiden. Er zijn ook leeftijdsverschillen. De jarigen, maar ook de jarigen hebben de minste vrije tijd. Jonge kinderen en betaald werk lijken grote concurrenten van vrije tijd te zijn. Zo is het verschil tussen mensen met en zonder een jong kind meer dan 13 uur, en is voor betaald werk het verschil zelfs 17 uur. Deze bevinding ondersteunt het idee dat de levensfase met jonge kinderen het spitsuur van het leven is, waarin beperkte ruimte is voor andere dingen dan werk en de zorg voor kinderen. Figuur 9.1 Mannen, lager opgeleiden en mensen zonder een jong kind of werk hebben de meeste vrije tijd Totale hoeveelheid vrije tijd, naar achtergrondkenmerken, personen van 12 jaar en ouder, 1990 en 2016 (in uren per week) sekse leeftijd opleiding tijdseisen scp.nl totaal vrouwen mannen jaar jaar jaar jaar 65 jaar laag middelbaar hoog kind < 13 jaar geen kind < 13 jaar betaald werk geen betaald werk Bron: scp (tbo 90); scp/cbs (tbo 16) Bij de vergelijking tussen de sociale verschillen in 2016 en 1990 valt een aantal dingen op. Zo was de voorsprong van mannen op vrouwen in 1990 kleiner dan in Het verschil is meer dan verdubbeld: van 2 uur naar 4,5 uur per week. Ook de opleidingsverschillen lijken tussen 1990 en 2016 toegenomen: waar in 1990 lager opgeleiden 2 uur meer vrije tijd per week hadden dan hogeropgeleiden, was dit verschil in 2016 opgelopen tot 5,6 uur (in 2011 was de kloof, met 7,5 uur, nog groter). En waar de middelbaar opgeleiden in 1990 nog de minste vrije tijd hadden, hebben ze in 2016 echt een middenpositie gekregen. Het patroon in de leeftijdsverschillen is niet eenduidig. In 1990 hadden de tieners de minste vrije tijd, in 2016 bevinden zij zich in de middenmoot. Nederlanders in de beroepsleeftijd lijken daaren- 241 v r i j e t i j d

7 tegen minder vrije tijd te hebben dan in Ten slotte zijn de verschillen tussen mensen met en zonder een jong kind, en die met en zonder werk tussen 1990 en 2016 toegenomen. De meest populaire vrijetijdsactiviteiten buitenshuis Een andere manier om na te gaan hoe mensen hun vrije tijd inrichten, is om naar de meest populaire vrijetijdsactiviteiten te kijken. Het Continu vrijetijdsonderzoek (cvto) heeft in kaart gebracht wat de top 10 van activiteiten buitenshuis is (cbs 2016a, p. 55). De meest recente cijfers over 2015 laten zien dat wandelingen het meest populair zijn (tabel 9.2). Op jaarbasis zijn er naar schatting 441 miljoen wandelingen gemaakt. De nummers 2 en 3 in de top van meest populaire activiteiten zijn winkelen in een binnenstad en uit eten gaan. Bijna de helft van de vrijetijdsactiviteiten buitenshuis vindt in de eigen gemeente plaats. Tabel 9.2 Wandelen is de meest populaire vrijetijdsbesteding Top 10 van populairste uithuizige vrijetijdsactiviteiten, a 2015 (in aantallen x mln.) 1 wandeling voor plezier winkelen in een binnenstad uit eten in restaurant/eetcafé fietstocht voor plezier fitness/aerobic/steps/spinning/ enz winkelen voor plezier in stadsdeelcentrum of wijkcentrum zwemmen in een binnenbad onderwijs/schoolvereniging 98 9 toertochtje met de auto bar/cafébezoek 79 a Exclusief de bevolking in instellingen, inrichtingen en tehuizen. Bron: cbs (2016b: 55) 242 v r i j e t i j d

8 Het cvto gaat helaas niet terug tot Wel biedt de voorloper van dit onderzoek, het Onderzoek dagrecreatie (odr), enig inzicht in de populariteit van activiteiten 25 jaar geleden. Omdat het hier een ander type onderzoek met andere indelingen betreft, kunnen er uit deze vergelijking geen grote conclusies worden getrokken. Toch valt op dat, net als in 2015, winkelen en wandelen populaire activiteiten zijn (tabel 9.3). Beide stonden ook in 1990 in de top 3. Uit eten gaan stond ook in 1990 in de top 10 (op nummer 6), maar was toen wel minder populair dan in Tabel 9.3 Winkelen en wandelen al 25 jaar lang populair, uit eten in 1990 minder populair Top 10 van populairste uithuizige vrijetijdsactiviteiten, a 1990 (in aantallen x mln.) 1 recreatief winkelen verenigingsactiviteiten, hobbyclubs e.d wandelen 60 4 overige binnensport 58 5 overige buitensport 53 6 uit eten gaan 41 7 fietsen 38 8 totaal film, toneel, concert, e.d bar-/cafébezoek zwemmen in binnenbad 29 a Exclusief de bevolking in instellingen, inrichtingen en tehuizen. Bron: (cbs 2017a) Tevredenheid met de hoeveelheid vrije tijd Bijna driekwart van de Nederlanders is van mening dat hij of zij voldoende vrije tijd heeft (figuur 9.2). De tevredenheid met de hoeveelheid vrije tijd varieert echter wel tussen de bevolkingsgroepen. Het patroon komt overeen met verschillen in de hoeveelheid vrije tijd die in de vorige alinea's besproken zijn: mannen zijn iets tevredener dan vrouwen, en lager opgeleiden zijn tevredener dan hoger opgeleiden. Mensen die het drukker hebben, omdat ze werken en/of een jong kind hebben, geven minder vaak aan dat zij voldoende vrije tijd hebben dan mensen zonder baan of jong kind. Ook de leeftijdsverschillen lijken te wijzen op een samenhang met drukte. De jarigen, die zich vaak in een drukke levensfase met jonge kinderen en belangrijke carrièrestappen bevinden, zijn het minst tevreden met hun vrije tijd. 243 v r i j e t i j d

9 Figuur 9.2 Ruime meerderheid is tevreden met de hoeveelheid vrije tijd Tevredenheid met de vrije tijd, a naar achtergrondkenmerken, personen van 12 jaar en ouder, 2016 (in procenten) totaal sekse vrouwen mannen leeftijd jaar jaar jaar jaar 65 jaar opleiding laag middelbaar hoog tijdseisen kind < 13 jaar geen kind < 13 jaar betaald werk geen betaald werk scp.nl a Aandeel dat het eens is met de stelling 'Ik heb voldoende vrije tijd.' Bron: scp/cbs (tbo 16) 9.3 Mediagebruik Het voorheen relatief overzichtelijke medialandschap, 2 dat hoofdzakelijk uit kranten en omroepen bestond, is op een aantal punten ingrijpend veranderd. De belangrijkste ontwikkelingen met de meest ingrijpende gevolgen zijn de digitalisering, commercialisering en internationalisering. In 1992 werd de Mediawet uit 1987 ingrijpend gewijzigd, door de toelating van de commerciële omroep (voor een beschrijving van de periode voor 1992, zie Hoefnagel 2005). In 2008 ging een nieuwe Mediawet in werking, die de Mediawet uit 1987 verving, door deze te moderniseren en technisch aan te passen. Onder druk van commercialisering en internationalisering nam het aantal spelers in het medialandschap sterk toe en is dat van karakter veranderd. Het huidige mediabeleid is niet langer verzuild te noemen, maar wel mediumspecifiek. Meer dan van een algemeen mediabeleid is er sprake van persbeleid, omroepbeleid en internetbeleid. Deze verkokering is een gevolg van de opkomst van telkens weer nieuwe media (na de pers achtereenvolgens radio, televisie en internet). Tijdens de kabinetsperiode van Rutte ii is de Mediawet uit 2008 gewijzigd. Deze wetswijziging werd noodzakelijk geacht, gezien de inperking van de rijksbijdrage en ontwikke- 244 v r i j e t i j d

10 lingen in het medialandschap. In het wetsvoorstel stond een toekomstbestendige publieke omroep centraal, met als kerntaken educatie, cultuur en informatie. Nadat het wetsvoorstel (tk 2014/2015) in de Tweede Kamer was goedgekeurd, uitte de Eerste Kamer er stevige bezwaren tegen. Er werden onder andere vragen gesteld over de politieke onafhankelijkheid van de publieke omroep. Met een aanvulling op het wetsvoorstel (tk 2015/2016), die in zowel de Tweede als Eerste Kamer is aangenomen, zijn de wetswijzigingen op 2 november 2016 in werking getreden. Waarden als pluriformiteit, onafhankelijkheid en toegankelijkheid blijven aan de basis van het mediabeleid staan. Deze set waarden brengt tot uitdrukking wat het belang van een goed functionerend medialandschap is voor de samenleving, en ook dat van een toekomstig medialandschap mag worden verwacht dat het een belangrijke bijdrage levert aan het functioneren van democratie, economie en samenleving (wrr 2005). Digitalisering en het veranderende medialandschap Een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling van de afgelopen 25 jaar, die naar verwachting ook de komende decennia nog impact zal hebben (Van den Broek et al. 2016), is de verdere digitalisering van de leefwereld van Nederlanders (De Haan 2010). De eerste computers kwamen begin jaren tachtig van de vorige eeuw op de markt, maar het duurde tot in de jaren negentig voordat een aanzienlijk deel van de bevolking overging tot aanschaf. In 1990 had nog geen derde (30%) van de Nederlanders thuis een computer, maar dit aandeel steeg geleidelijk naar 96% in 2013 (zie figuur 9.3). De belangrijkste ontwikkeling in de tussentijd was de aansluiting op het internet. Nadat in 1993 door het world wide web het gebruiksgemak was toegenomen, werd internet ook buiten de kring van universiteiten en grote bedrijven aantrekkelijk en groeide het binnen 15 jaar uit tot een informatie- en vermaaksmedium voor vrijwel iedereen. In 1995 had nog slechts 4% van de Nederlanders toegang tot internet. Dit aandeel steeg naar 46% tijdens de eeuwwisseling, en naar 97% in In internationaal perspectief behoort Nederland daarmee tot de koplopers. Nederland gaat in Europa ook voorop als het gaat om het gebruik van internet (ec 2015). In 2015 gaf 86% van de Nederlandse bevolking aan (bijna) dagelijks internet te gebruiken. Denemarken (85%) en Zweden (85%) volgen op de voet, terwijl het laagste internetgebruik in Roemenië werd gevonden (39%). 245 v r i j e t i j d

11 Figuur 9.3 Gestage maar onstuitbare verspreiding van computers en internettoegang Bezit van personal computer (pc) en toegang tot het internet, naar leeftijdscategorie, (in procenten) scp.nl 2016 pc, personen 12 jaar pc, alle personen pc, personen jaar internet, personen 12 jaar internet, personen 18 jaar internet, personen jaar Bron: cbs (pols 98-04; ict 05-16); cbs/scp (ict-pilot 2001); scp (tbo 90-95; gnc 98), zie Huysmans et al. (2004) Inmiddels is de mobiele telefoon uitgegroeid tot het populairste apparaat voor internetgebruik (cbs 2016b). Het aandeel bezitters van een smartphone steeg tussen 2005 en 2016 van 11% naar 85% (niet in de figuur). Daarmee zijn er nu meer Nederlanders die een smartphone bezitten dan een laptop (79%) of computer (58%), en ook de tablet (68%) blijft hier nog bij achter. Van de jongste leeftijdsgroep (12-25 jaar) heeft in 2016 bijna iedereen een smartphone (98%), gevolgd door de jarigen (95%) en jarigen (90%). Het bezit van smartphones steeg in de afgelopen jaren sterk onder de oudere leeftijdsgroepen, van 15% in 2012 naar 65% in 2016 voor jarigen en van 2% naar 30% voor 75- plussers. Een gemeenschappelijk kenmerk van de verspreiding van computers, internet en mobiele telefonie is dat jongeren, net als hoogopgeleiden en mensen met hogere inkomens, vooroplopen in aanschaf en gebruik (Huysmans et al. 2004). De digitalisering en de opkomst van het internet hebben grote gevolgen gehad voor het medialandschap. Dezelfde inhoud is tegenwoordig via verschillende kanalen te lezen, beluisteren of bekijken. Ook zijn media niet langer tijd- en plaatsgebonden. Gebruikers kunnen zelf bepalen waar en wanneer ze welke media raadplegen. Hiermee zijn de gebruiksmogelijkheden en keuzevrijheid van mediagebruikers bij het informeren, amuseren en communiceren enorm toegenomen. Daarbij heeft het kenmerkende eenrichtings- 246 v r i j e t i j d

12 verkeer van traditionele (massa)media plaatsgemaakt voor een situatie waarin gebruikers niet alleen ontvangers, maar ook zenders en makers van media-inhoud zijn (zoals van video s, vlogs of blogs). Door de groeiende mogelijkheden tot interactiviteit heeft de gebruiker een actieve rol gekregen in het medialandschap. Welke veranderingen hebben zich als gevolg van deze ontwikkelingen voorgedaan in het mediagebruik van Nederlanders? Bij de beantwoording van deze vraag staat in deze ssn de omvang van het mediagebruik centraal: zijn Nederlanders over de jaren meer tijd aan media gaan besteden? Ook de vorm en inhoud van het mediagebruik komen aan bod: welke media worden op welke manier gebruikt en hebben zich hierin veranderingen voorgedaan in de afgelopen jaren? Ontwikkelingen in het mediagebruik van Nederlanders De tijd besteed aan mediagebruik als hoofdactiviteit in de vrije tijd bleef lang constant, met zo n 19 uur per persoon per week (tabel 9.1). Na 2006 steeg de tijd besteed aan media voor het eerst in jaren: van 19,6 uur per week in 2006 naar 20,9 uur in In 2016 zet deze groei niet door en is het gebruik van media en ict, met 18,9 uur per week, weer terug op het niveau van 2006 en daarvoor. Dit komt voor het grootste deel door het internet- en computergebruik; dit vertoonde een forse stijging tussen 2006 en 2011, van 2,8 naar 4 uur in de week, maar is in 2016 met 2,5 uur in de week weer terug op het niveau van 2006 (figuur 9.4). Een belangrijke kanttekening is dat internet via de mobiele telefoon hier niet is meegerekend, terwijl dit in de laatste jaren juist in populariteit is toegenomen. In paragraaf 9.4 komt dit terug bij het onderdeel onlinecommunicatie en communicatie via de (mobiele) telefoon. De populairste media-activiteit is onveranderd televisiekijken. In 1990 besteedden Nederlanders hier 12 uur in de week aan en in 2016 lag de kijktijd ruim 1,5 uur hoger (13,6 uur). Lezen van gedrukte media (boeken, tijdschriften, kranten enz.) stond in 1990 op de tweede plaats met 5,1 uur per week, maar in de jaren negentig vertoonde dit een forse daling. Deze teruggang loopt samen met de opkomst van het internet, maar de daling was al halverwege de jaren vijftig begonnen (Knulst en Kraaykamp 1996). Met 2,3 uur is de leestijd in 2016 ongeveer gelijk aan die in 2011 (2,5 uur). Radio en muziek luisteren als hoofdactiviteit is al jaren goed voor 0,3 uur in de week, wat flink minder is dan de 1,2 uur die hier in 1990 nog aan werd besteed. Internet- en computergebruik was in 1990 nog zeer bescheiden, met 0,5 uur in de week. Het tbo biedt helaas weinig inzicht in welke media mensen op welke manier gebruiken. Respondenten noteren hun mediagedrag sinds 2006 in hun eigen woorden en als iemand bijvoorbeeld internetten heeft genoteerd, is het niet duidelijk wat die persoon precies online heeft gedaan en via welk apparaat. Of, als iemand heeft aangegeven met de smartphone bezig te zijn geweest, dan is niet duidelijk of deze persoon communiceerde, iets op internet opzocht, of misschien een serie aan het kijken was of naar de radio aan het luisteren. 247 v r i j e t i j d

13 Figuur 9.4 Nederlanders besteden stabiel de meeste tijd aan televisiekijken Mediagebruik, a personen van 12 jaar en ouder, (in uren per week) internet en computer gebruiken (excl. online communiceren) gedrukte media lezen audio luisteren (radio en geluidsdragers) televisie kijken (incl. video/dvd) scp.nl a Televisiekijken, naar de radio luisteren, lezen van gedrukte media, internet- en computergebruik als hoofdactiviteit. Bron: scp (tbo 90-06); scp/cbs (tbo 11 en 16) In het huidige medialandschap is het steeds lastiger om onderscheid te maken tussen verschillende media-activiteiten en om massamediagebruik en interpersoonlijke communicatieactiviteiten van elkaar te scheiden (zoals bij het gebruik van sociale media). Om het mediagebruik zo gedetailleerd mogelijk in kaart te brengen, is het scp samen met verschillende mediaonderzoeksorganisaties in 2013 een nieuw tijdsbestedingsonderzoek gestart: het Mediatijdbestedingsonderzoek (Media:Tijd). Daarin geven respondenten in een dagboek specifieke informatie over hun mediagebruik, zoals de activiteiten die ze hebben verricht en de dragers (vaste en mobiele apparaten, of papier) die ze hiervoor gebruikt hebben (Wennekers et al. 2017). Ook wordt het gelijktijdige gebruik van verschillende media bijgehouden, waarmee een scala aan mediacombinaties onderzocht kan worden. Uit de meest recente meting van 2015 blijkt dat Nederlanders gemiddeld 7 uur en 23 minuten per dag aan media besteden (Wennekers et al. 2016). Hieronder vallen de traditionele massamedia (televisie, radio en gedrukte media) in alle mogelijke verschijningsvormen (online en offline, op papier en digitaal, via vaste en mobiele apparaten), evenals gaming, computer- en internetgebruik, en communiceren via media. Het grootste deel van de mediatijd (ruim 3,5 uur) worden media gecombineerd met andere activiteiten, zoals televisiekijken tijdens het eten of sporten. Bijna 3 uur op een dag wordt besteed aan één enkele 248 v r i j e t i j d

14 media-activiteit, zoals het spelen van een computerspel zonder dat daar iets anders naast wordt gedaan. Bijna een uur bestaat uit het combineren van meerdere media-activiteiten, zoals naar muziek luisteren tijdens het krant lezen. Gebruik van media via oude en nieuwe kanalen In 1995 voorspelde Nicholas Negroponte dat binnen vijf jaar de passieve oude (massa)media plaats zouden maken voor interactieve nieuwe media. Gezien de technologische mogelijkheden voorzag hij schokkende veranderingen (Negroponte 1995). Veranderingen blijken zich echter langzamer te voltrekken dan gedacht; de gehechtheid aan het bestaande en het vertrouwde voorkomt dit soort plotse verschuivingen (De Haan 2010). Zo zijn in 2015 de traditionele massamedia niet ineengestort. Er lijkt eerder sprake van een geleidelijke overgang, waarbij het oude (al dan niet in gewijzigde vorm) naast het nieuwe blijft bestaan. Nederlanders besteedden op een dag in 2015 de meeste tijd aan kijken (3 uur en 4 minuten) en luisteren (2 uur 42 minuten), en deze tijd gaat grotendeels nog naar klassieke vormen: televisiekijken op het moment van uitzending (78% van de kijktijd) en naar de radio luisteren op het moment van uitzending (91% van de luistertijd) (zie tabel 9.4). De overige kijktijd gaat naar het uitgesteld kijken van televisieprogramma s of het streamen van video (bv. via Netflix of YouTube). Nieuwe luistervormen spelen, met 9% van de totale luistertijd op een dag, nog een bescheiden rol, maar het luisteren via internet verdubbelde wel tussen 2013 en Voor het lezen van boeken, tijdschriften en kranten hebben de schermen (zoals e-reader, tablet, computer, smartphone) het papier nog niet ingehaald. Van de 37 minuten die Nederlanders gemiddeld op een dag besteden aan lezen, gaat het grootste deel (82%) nog op klassieke wijze van papier. 249 v r i j e t i j d

15 Tabel 9.4 Ondanks veranderingen in het medialandschap zijn traditionele media nog steeds dominant Tijd besteed aan klassieke vormen van kijken, a luisteren b en lezen, c uitgedrukt als aandeel van de totale kijk-, luister-, en leestijd, naar enkele achtergrondkenmerken, personen van 13 jaar en ouder, 2013 en 2015 (in procenten) d televisie op moment van uitzending (als % van de totale kijktijd) radio op moment van uitzending (als % van de totale luistertijd) lezen van papier (als % van de totale leestijd) totaal 13 jaar vrouwen mannen jaar jaar jaar jaar jaar laagopgeleid middelbaar opgeleid hoogopgeleid a b c d Televisiekijken op het moment van uitzending. Naar de radio luisteren op het moment van uitzending. Gedrukte media. Gemeten op een doorsneedag. Bron: nlo/nom/sko/scp (Media:Tijd 13); nlo/nom/sko/bro/scp (Media:Tijd 15) Uit tabel 9.4 blijkt dat bepaalde groepen wel duidelijke verschuivingen in hun mediagebruik laten zien. Tieners en jongvolwassenen gaan eerder over tot het gebruik van nieuwe (digitale) media veelal ten koste van de traditionele (massa)media terwijl oudere gebruikers meer het vertrouwde mediarepertoire vasthouden (Wennekers en De Haan 2017; Wennekers et al. 2016). Dit past bij een min of meer vast patroon waarlangs innovaties zich in een samenleving verspreiden (Rogers 2003): een voorhoede met affiniteit voor technologie (veelal jong en hoogopgeleid, digitaal vaardig) wordt op ruime afstand gevolgd door een groep die niet of pas laat overgaat tot het gebruik van de nieuwe technologie (overwegend ouder, laagopgeleid en onervaren of minder vaardig met nieuwe media). Tussen deze twee uitersten bevindt zich het merendeel van de bevolking, die de nieuwe technologie later accepteert dan de eerste groep, maar sneller dan de laatste groep (De Haan 2010). 250 v r i j e t i j d

16 9.4 Sociale contacten Frequentie van contact met familie, vrienden, en buren Mensen gebruiken de vrije tijd ook om hun sociale leven te onderhouden. Er blijkt in de afgelopen 25 jaar weinig veranderd te zijn in de frequentie waarmee Nederlanders contact hebben met hun familie, buren en vrienden/kennissen (tabel 9.5). Het aandeel Nederlanders dat wekelijks contact heeft met familie ligt al sinds 2008 net onder de 75%. Het aandeel mensen dat wekelijks contact heeft met vrienden en kennissen bedraagt sinds 2008 stabiel ongeveer 60%. Het aandeel dat wekelijks contact heeft met buren is het laagst, 39% in 2016, maar ook hierin zijn weinig veranderingen waarneembaar in de laatste jaren. Door veranderingen in de meetmethode laten deze cijfers zich niet zo gemakkelijk vergelijken met de jaren ervoor. De verschillen met 1999/ 00 (toen Nederlanders frequenter contact leken te hebben met hun naasten) en 1990 (toen de frequentie van contact stukken lager lag) moeten dus met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Tabel 9.5 Weinig veranderingen in de frequentie waarin Nederlanders contact hebben met hun naasten Frequentie van sociale contacten door de jaren heen, personen van 18 jaar en ouder, (in procenten) a b contact met de familie eenmaal per week of vaker eenmaal in de 2 weken minder vaak contact met de buren eenmaal per week of vaker eenmaal in de 2 weken minder vaak contact met vrienden en kennissen eenmaal per week of vaker c 60 eenmaal in de 2 weken c 23 minder vaak c 17 a b c Trendbreuk door overgang van dlo naar pols. Trendbreuk door overgang van mondelinge naar schriftelijke vraagstelling. Door een fout in de vragenlijst ontbrak een hokje bij de antwoordoptie eenmaal in de 2 weken. Veel van deze antwoorden zijn hoogstwaarschijnlijk in de omliggende antwoordopties terechtgekomen. Deze cijfers ontbreken daarom in de tabel. Bron: cbs (dlo 90, pols-sli 99 en 02, cv 08-16) scp-bewerking 251 v r i j e t i j d

17 Ontwikkelingen in de tijd besteed aan sociale contacten De tijd die gemoeid is met het (bij)praten met anderen, face to face of gemedieerd (via telefoon en/of internet), laat over de jaren wel een daling zien (tabel 9.6). Bedroeg die tijd in 1990 nog 9,8 uur, in 2005 was dit gedaald naar 7,5 uur. Sinds 2006 wordt ook communicatie via internet meegeteld bij de sociale contacten. Tussen 2006 en 2011 daalde de totale tijd besteed aan sociaal contact in een week van 8,6 uur naar 7,2 uur. In 2016 steeg dit echter weer naar 8,3 uur. Het grootste deel van deze tijd gaat naar face-to-facecontact (6 uur). Het gemedieerde contact bedroeg 2,3 uur in 2016 en heeft daarmee ten opzichte van 1990 aan betekenis gewonnen in het totaal van de sociale contacten. Tussen 2011 en 2016 verdubbelde de tijd aan contact via de (mobiele) telefoon (van 0,8 naar 1,6 uur). Dit kan te maken hebben met de eerdergenoemde stijging in de populariteit van de smartphone, die overigens niet alleen voor communicatie gebruikt kan worden, maar ook voor overige (online) media-activiteiten. 4 Tabel 9.6 In 1990 hadden Nederlanders meer tijd voor visite en bijpraten (face to face) dan in 2016 Belangrijkste activiteiten in sociale contacten (als hoofdactiviteit), personen van 12 jaar en ouder, (in uren per week) sociale contacten 9,8 8,5 7,5 8,6 7,2 8,3 face-to-facecontact a 9,2 7,8 6,8 6,9 5,7 6,0 met huisgenoten (praten) 2,0 1,3 1,2 0,7 0,6 0,8 met derden (visite) 7,2 6,5 5,6 5,5 3,8 3,5 gemedieerd contact 1,7 1,5 2,3 via (mobiele) telefoon 0,6 0,7 0,7 1,1 0,8 1,6 via internet 0,6 0,8 0,7 a De totale uren per week besteed aan face-to-facecontact bevatten naast het praten met huisgenoten en visites (op visite gaan en ontvangen, maaltijd nuttigen bij anderen thuis) ook de overige en ongespecificeerde tijd besteed aan sociaal leven (die niet uitgesplitst kan worden naar contact met huisgenoten of derden). Bron: scp (tbo 90-06); scp/cbs (tbo 11 en 16) Er zijn twee kanttekeningen te plaatsen bij bovenstaande meting van sociale contacten. De eerste betreft de meting van het face-to-facecontact. Hieronder wordt alleen de tijd gerekend die mensen besteden aan bijpraten en op visite gaan. Een deel van het sociale contact gebeurt echter in combinatie met uitstapjes, sport of culturele activiteiten (zie ). De conclusie dat mensen in de afgelopen 25 jaar minder tijd met anderen zijn gaan doorbrengen, is op basis van bovenstaande dus niet gerechtvaardigd. Het is immers mogelijk dat door een groeiende tijdsdruk en groeiende concurrentie van mogelijkheden in de vrije tijd, de sociale contacten tegenwoordig meer gecombineerd worden met andere activitei- 252 v r i j e t i j d

18 ten. Net als op andere terreinen in het dagelijks leven stellen mensen ook hoge eisen aan (de invulling van) de vrije tijd (Breedveld en Van den Broek 2004). De vrijetijdsmarkt biedt met een groeiend aantal opties voor tijdverdrijf veel keuzemogelijkheden, maar mogelijk ook keuzeproblemen binnen de beperkte hoeveelheid vrije tijd. Figuur 9.5 Tieners besteden de meeste tijd aan communiceren via media Verschillende vormen van communiceren via media, naar enkele achtergrondkenmerken, personen van 13 jaar en ouder, 2015 (in uren:minuten) a hogeropgeleid middelbaar opgeleid lageropgeleid 65 jaar jaar jaar jaar jaar vrouwen mannen totaal 00:00 00:30 01:00 01:30 02:00 02:30 scp.nl bellen berichten sturen en sociale media gebruiken overig communiceren via media a Gemiddeld op een doorsneedag. Bron: nlo/nom/sko/bro/scp (Media:Tijd 15) De tweede kanttekening betreft het gemedieerde contact. Het tbo geeft slechts een grove indicatie van het contact dat mensen via internet of telefoon hebben. Het Media:Tijdonderzoek geeft meer inzicht in deze gemedieerde contacten. In de dagboeken werd in 2015 op een dag gemiddeld 1 uur en 6 minuten aan communiceren via media genoteerd 5 (figuur 9.5). Dit was nagenoeg gelijk aan de tijd in Sociale media nemen de meeste tijd in beslag (21 minuten), gevolgd door en (17 minuten), berichten uitwisselen via sms, chat of app (17 minuten) en bellen (8 minuten). Verschillen tussen leeftijdsgroepen springen het meest in het oog. Zo besteden tieners, met gemiddeld 2 uur en 12 minuten op een dag, de meeste tijd aan communiceren via media, tegenover de 65-plussers, die hier met nog geen half uur op een dag de minste tijd aan besteden. Voor jarigen en jarigen zijn sociale media en het sturen van berichten de populairste vormen van 253 v r i j e t i j d

19 communiceren. Deze leeftijdsgroepen doen het minste aan de klassiekere communicatievormen (bellen en en). 9.5 Sport Sportbeleid in vogelvlucht 25 jaar geleden werd sport vooral gezien als een middel om welzijnsdoelen te bereiken. Beleidsmakers wilden met hun beleid arbeidsplaatsen in de sport creëren, de sportdeelname van niet-westerse bevolkingsgroepen en vrouwen bevorderen, de discriminatie van homoseksuelen tegengaan en sociale vernieuwing op gang brengen. In het begin van de jaren negentig kregen beleidsmakers ook meer aandacht voor topsport. In 1999 werd door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (vws) de nota Kansen voor topsport uitgebracht (Ministerie van Volksgezondheid 1999). Deze richtte zich niet alleen op de prestaties van topsporters, maar ook op het bezoek aan evenementen en de rol van media. Twee jaar later verschoof de aandacht van de beleidsmakers met de nota Sport, bewegen en gezondheid naar de positieve gezondheidseffecten van bewegen en sporten (Ministerie van Volksgezondheid 2001). Pas in 2005 werden de afzonderlijke doelstellingen van de eerdere nota s bij elkaar gebracht. De nota Tijd voor sport. Bewegen, meedoen, presteren (Ministerie van Volksgezondheid 2005) legde de basis voor het huidige landelijke sportbeleid, gericht zowel op meedoen, gezondheid en presteren als op meeleven (zie ook Van Bakel et al. 2017). Onder meeleven wordt het volgen van sport via de media en het bezoek aan wedstrijden verstaan. In deze nota werd overigens niet alleen gesproken over ambities voor het beleidsterrein sport, maar werd ook uitgebreid stilgestaan bij de mogelijke bijdrage van sport aan andere beleidsterreinen. Anders gezegd, sport was niet alleen een doel op zich, maar ook een middel om andere maatschappelijke beleidsdoelen te bereiken. Voorbeelden hiervan zijn het verbeteren van de gezondheid en het vergroten van de maatschappelijke samenhang door samen te sporten. Dit wordt ook wel de instrumentalisering van het sportbeleid genoemd (Van den Heuvel en Van der Poel 1999). Het meest recente kabinetsstandpunt, Uitblinken op alle niveaus (Ministerie van Volksgezondheid 2009), zet deze lijn door en ziet (top)sport en bewegen als middel om brede beleidsdoelstellingen te bereiken op het gebied van maatschappelijke participatie, gezondheid, een goed leefklimaat en economische vooruitgang. Ontwikkelingen in de sportdeelname van Nederlanders In de Sport Toekomstverkenning, die in de herfst van 2017 is uitgebracht, stellen de auteurs dat maatschappelijke ontwikkelingen zoals individualisering, flexibilisering en commercialisering een grote invloed op de Nederlandse sport hebben. Mensen willen steeds vaker zelf bepalen waar, wanneer en met wie zij sporten en bewegen. Daarnaast is het commerciële sportaanbod toegenomen en wordt de beleving van sport steeds belangrijker. Deze en andere ontwikkelingen zijn reeds ingezet en zullen de sport ook in de toekomst beïnvloeden (Van Bakel et al. 2017). In hoeverre is dit terug te zien in trends in de afgelopen decennia? 254 v r i j e t i j d

20 Om een beeld te schetsen van de afgelopen 25 jaar maken we gebruik van twee databronnen: het Aanvullend voorzieningengebruik onderzoek (avo, met cijfers over de periode 1991 tot 2007) en de Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor (ge/lsm, vanaf 2001). Figuur 9.6 laat zien dat de sportdeelname van de gehele bevolking tussen de 12 en 79 jaar is toegenomen. In 1991 deden vier op de tien Nederlanders tussen de 12 en 79 jaar minstens veertig weken per jaar aan sport. In de rest van de jaren negentig bleef de deelname constant en na 2000 steeg deze tot de helft van de Nederlanders. Het databestand van cbs en rivm meet sportdeelname op een iets andere manier en kijkt naar het percentage Nederlanders dat wekelijks aan sport doet. Dit fluctueert licht tussen 2001 en 2016, maar is over de hele linie stabiel gebleven. In 2016 deed 54% van de jarigen wekelijks aan sport. Figuur 9.6 Wekelijkse sportdeelname is de afgelopen 25 jaar toegenomen Wekelijkse sportdeelname, personen van jaar, (in procenten) scp.nl wekelijkse sportdeelname sportdeelname minimaal 40 weken per jaar Bron: cbs (ge 01-13); cbs i.s.m. rivm (ge/lsm 14-16); scp (avo 91-07) De man-vrouwverschillen in sportdeelname zijn verwaarloosbaar, maar wel waren en blijven leeftijd, opleidingsniveau en gezondheid belangrijke verklarende variabelen voor verschillen in sportdeelname (tabel 9.7). In de afgelopen vijftien jaar zijn de verschillen naar opleidingsniveau en herkomst groter geworden (Gooskens en Van den Dool 2017). Onder hoger opgeleiden was het aandeel sporters in 2001 al groter en dit is sindsdien verder toegenomen, terwijl het aandeel sporters onder middelbaar en lager opgeleiden juist licht is afgenomen. De verschillen naar herkomst zijn iets kleiner, maar ook hier is sprake van een groeiende kloof. De verschillen tussen leeftijdsgroepen laten zien dat de sportdeelname afneemt met de leeftijd. Wel zijn deze verschillen kleiner geworden, met name doordat meer 65-plussers zijn gaan sporten. 255 v r i j e t i j d

21 Tabel 9.7 Verschillen in sportdeelname naar opleidingsniveau en herkomst nemen toe Wekelijkse sportdeelname naar achtergrondkenmerken, personen van 12 jaar en ouder, (in procenten) totaal vrouwen mannen jaar a jaar jaar jaar jaar jaar laagopgeleid b middelbaar opgeleid b hoogopgeleid b autochtone Nederlander westerse migrant niet-westerse migrant a b Vanaf 2016 is de kernmodule van de Leefstijlmonitor uitgebreid met de 4-11-jarigen. Deze groep is niet meegenomen in het totaal en bij de andere achtergrondkenmerken. 25 jaar en ouder. Bron: cbs (ge 01 en 08); cbs i.s.m. rivm (ge/lsm 16) Bepaalde groepen uit de samenleving doen dus nog altijd minder aan sport. Zijn deze Nederlanders ook minder tevreden over de beschikbare voorzieningen en het aanbod dat daarin georganiseerd wordt? Inderdaad zijn migranten van niet-westerse afkomst, mensen met een matige of slechte gezondheid en lager en middelbaar opgeleiden vaker ontevreden over de accommodaties en keuze aan sporten in hun omgeving (Wennekers et al. 2015). De vraag is of ontevredenheid over de voorzieningen en het aanbod de deelname negatief beïnvloedt. De redenatie kan namelijk ook andersom gemaakt worden: onbekend zijn met sporten maakt het aanbod onbemind. Op basis van de beschikbare gegevens is het niet mogelijk om deze vraag te beantwoorden. Over het algemeen zijn Nederlanders echter dik tevreden met het sport- en beweegaanbod in hun directie woonomgeving (86%) en is hierin de afgelopen jaren weinig veranderd. 256 v r i j e t i j d

22 In verenigingsverband, commercieel, individueel of ongeorganiseerd sporten? Nederlanders sporten individueel, in verenigingsverband en via commerciële aanbieders. Het individueel of ongeorganiseerd sporten is anno 2016 de meest populaire vorm van sporten, maar lijkt over de jaren niet gegroeid te zijn. Tabel 9.8 laat zien dat in % van de bevolking alleen of ongeorganiseerd sportte. Hier staat tegenover dat ongeveer een derde van de Nederlanders lid is van een sportvereniging en een op de vijf Nederlanders bij een commerciële aanbieder sport. De piek in clublidmaatschap lag in 1991, toen 37% van de bevolking lid was van een sportvereniging (Kamphuis en Van den Dool 2008). Tot 2000 is het lidmaatschap gedaald, waarna het constant is gebleven (Tiessen-Raaphorst 2015). Het sporten in commercieel verband is tussen 2012 en 2016 toegenomen. Niet alle bevolkingsgroepen maken evenveel gebruik van de verschillende organisatievormen. Individueel of ongeorganiseerd sporten is vooral iets voor mannen, volwassenen en hoger opgeleiden. Daarnaast is de toename hierin vooral zichtbaar bij de jarigen. Dit is ook de leeftijdsgroep die het meest in commerciële sportcentra te vinden is. De behoefte om flexibel te zijn wanneer je sport is, naast het combineren van organisatievormen, ook terug te zien in een toename van de beoefening van sporten zoals hardlopen, wielrennen en fitness. In 1991 was de meest beoefende sport zwemmen (33% van de bevolking had dit ten minste eenmaal gedaan), op ruime afstand gevolgd door toerfietsen/ wielrennen (14%), schaatsen (13%), trimmen/joggen (11%), tennis en veldvoetbal (beide 10%) en dan pas fitness/aerobics (9%) (Breedveld en Tiessen-Raaphorst 2006). Extra analyses op basis van de vto-data laten zien dat fitness in 2016 inmiddels de meest beoefende sport is (27%, incl. aerobics en outdoor fitness 32%). Tussen 1991 en 2007 heeft de deelname aan fitness een enorme groei doorgemaakt; vanaf 2007 lijkt er echter sprake van een stabilisering (Hover et al. 2012). Zwemmen is net als in 1991 nog steeds een populaire sport (26%), al is de deelname eraan wat afgenomen, gevolgd door andere individueel te beoefenen sporten zoals hardlopen of joggen (19%) en wandelsport (15%). Verenigingssport veldvoetbal (11%) sluit de top 5 van meest beoefende sporten in v r i j e t i j d

23 Tabel 9.8 Kleine verschuivingen in organisatievormen Clublidmaatschap en individueel sporten naar achtergrondkenmerken, personen van 6 jaar en ouder, 2012 en 2016 (in procenten) individueel of ongeorganiseerd abonnee of lid van fitnesscentrum of commerciële sportaanbieder lid van een sportvereniging totaal vrouwen mannen jaar jaar jaar jaar jaar jaar laagopgeleid a middelbaar opgeleid a hoogopgeleid a a 20 jaar en ouder. Bron: scp/cbs (vto 12-16) 9.6 Cultuur Over de tijd bezien kent het Nederlandse cultuurbeleid een hoge mate van continuïteit. Om het culturele veld te steunen is midden vorige eeuw een stelsel van cultuurbeleid in het leven geroepen dat nog steeds bestaat: de overheid stelt middelen ter beschikking, cultuurexperts adviseren bij de verdeling ervan. In 1993 is dit vastgelegd in de Wet op het specifiek cultuurbeleid. Die wet is nog altijd van kracht en belast de minister met het scheppen van voorwaarden voor het in stand houden, ontwikkelen, sociaal en geografisch spreiden of anderszins verbreiden van cultuuruitingen op basis van overwegingen van kwaliteit en verscheidenheid (artikel 2). Een Raad voor Cultuur, met experts uit het veld, adviseert de minister (artikel 2a). Maar terwijl het stelsel hetzelfde bleef, evolueerden de smaakvoorkeuren en samenstelling van de bevolking en erodeerde hierdoor het voetstuk van de hoge kunst. De emancipatie van het individu, onder het motto van zelfontplooiing, zelfbeschikking en eigen regie, staat op gespannen voet met de idee dat sommige kunstvormen wel overheidssteun waard zijn en andere niet. 258 v r i j e t i j d

Voor het eerst neemt vrije tijd niet meer af

Voor het eerst neemt vrije tijd niet meer af Voor het eerst neemt vrije tijd niet meer af Hoe gaan Nederlanders met hun tijd om? vraagt het Sociaal en Cultureel Planbureau zich af in het laatste rapport over het vijfjaarlijkse Tijdsbestedingsonderzoek.

Nadere informatie

Vrije tijd voor allen?

Vrije tijd voor allen? Vrije tijd voor allen? Sociale (on)gelijkheid en sociale cohesie in de uithuizige vrijetijdsbesteding van Nederlanders Verbeek & De Haan Aanleiding Beleidsdoelstelling: Iedereen moet erop uit kunnen gaan.

Nadere informatie

Wie doen er aan sport en cultuur?

Wie doen er aan sport en cultuur? Beoefenen en/of en, en/of Capita selecta zijn ers ook beoefenaars? zijn liefhebbers ook liefhebbers? beoefenen 46 19 en 52 32 Zijn ers ook beoefenaars? Zijn ers van ook de mensen die amateurkunst beoefenen?

Nadere informatie

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8

Nadere informatie

Wie doen er aan sport en cultuur?

Wie doen er aan sport en cultuur? Wie doen er aan sport en? Eerste presentatie van gegevens uit de Vrijetijdsomnibus 2012 HUP Wie doen er aan sport en? Sport en hebben veel gemeen. Het zijn allebei vormen van vrijetijdsbesteding (behalve

Nadere informatie

Dordt sport! Inhoud 2014 DE BELANGRIJKSTE ONTWIKKELINGEN OP EEN RIJ. 1 Sporten

Dordt sport! Inhoud 2014 DE BELANGRIJKSTE ONTWIKKELINGEN OP EEN RIJ. 1 Sporten Dordt sport! DE BELANGRIJKSTE ONTWIKKELINGEN OP EEN RIJ Inhoud Sport en beweging zijn van grote waarde in het sociaal beleid van de gemeente Dordrecht. Uit de door ons uitgevoerde Sportmonitor blijkt dat

Nadere informatie

Sportparticipatie 2016 Volwassenen

Sportparticipatie 2016 Volwassenen Sportparticipatie Volwassenen Onderzoek & Statistiek Februari 2017 2 Samenvatting In het najaar van is de sportparticipatie onderzocht van volwassenen in de gemeente s-hertogenbosch. Het onderzoek is gehouden

Nadere informatie

Sportparticipatie Volwassenen

Sportparticipatie Volwassenen Sportparticipatie 2014 Volwassenen Onderzoek & Statistiek Februari 2015 2 Samenvatting In het najaar van 2014 is de sportparticipatie van de volwassen inwoners van de gemeente s- Hertogenbosch onderzocht.

Nadere informatie

Wie doet aan sport? Een korte analyse van sportparticipatie uit het Vlaams Tijdsbestedingsonderzoek 2013

Wie doet aan sport? Een korte analyse van sportparticipatie uit het Vlaams Tijdsbestedingsonderzoek 2013 Wie doet aan sport? Een korte analyse van sportparticipatie uit het Vlaams Tijdsbestedingsonderzoek 2013 Situering Onze maatschappij houdt ons graag een ideaalbeeld voor van een gezonde levensstijl, waarbij

Nadere informatie

Annet Tiessen-Raaphorst en Remko van den Dool (scp) In dit hoofdstuk zijn de volgende kernindicatoren uitgewerkt:

Annet Tiessen-Raaphorst en Remko van den Dool (scp) In dit hoofdstuk zijn de volgende kernindicatoren uitgewerkt: 4 Sportdeelname Annet Tiessen-Raaphorst en Remko van den Dool (scp) In dit hoofdstuk zijn de volgende kernindicatoren uitgewerkt: kernindicator operationalisatie uitkomst (%) trend in de afgelopen 10 jaar

Nadere informatie

Arbeidsdeelname van paren

Arbeidsdeelname van paren Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24

Nadere informatie

Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. Bureau Onderzoek en Statistiek. Sportmonitor 2013. Inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers

Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. Bureau Onderzoek en Statistiek. Sportmonitor 2013. Inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling en Bureau Onderzoek en Statistiek Sportmonitor 2013 Inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers Sportdeelname Amsterdam Aandeel sporters in Amsterdam toegenomen 67%

Nadere informatie

Rapportage gouden voornemens 2016

Rapportage gouden voornemens 2016 Rapportage gouden voornemens 2016 Extra vragen NOC*NSF Sportdeelname maandmeting december 2015 1 Inhoudsopgave 1 2 3 4 5 Inleiding Management Summary Onderzoeksresultaten Onderzoeksverantwoording Contact

Nadere informatie

Sport biedt veel mensen ontspanning en draagt ook bij aan de gezondheid van mensen en aan de sociale contacten.

Sport biedt veel mensen ontspanning en draagt ook bij aan de gezondheid van mensen en aan de sociale contacten. Hoofdstuk 11 Sport 11.1 Inleiding Sport biedt veel mensen ontspanning en draagt ook bij aan de gezondheid van mensen en aan de sociale contacten. In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde: 11.2

Nadere informatie

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017 Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 217 Over welke cijfers hebben we het? In Nederland worden gegevens over de leefstijl van de bevolking verzameld door meerdere thema-instituten die elk op

Nadere informatie

Weinig mensen sociaal aan de kant

Weinig mensen sociaal aan de kant Weinig mensen sociaal aan de kant Tevredenheid over de kwaliteit van relaties Hoge frequentie van contact met familie en vrienden Jongeren spreken of schrijven hun vrienden elke week 15 Drie op de tien

Nadere informatie

Behoeften op het vlak van actieve sportbeoefening bij Nijmegenaren vanaf 50 jaar. meting voorjaar 2003

Behoeften op het vlak van actieve sportbeoefening bij Nijmegenaren vanaf 50 jaar. meting voorjaar 2003 Behoeften op het vlak van actieve sportbeoefening bij Nijmegenaren vanaf 50 jaar meting voorjaar 2003 O&S Nijmegen februari 2004 Inhoudsopgave 1 Samenvatting en conclusies 3 1.1 Inleiding 3 1.2 Sportdeelname

Nadere informatie

Burgerpanel Zeewolde. Resultaten peiling 7: sportbeleving

Burgerpanel Zeewolde. Resultaten peiling 7: sportbeleving Burgerpanel Zeewolde Resultaten peiling 7: sportbeleving oktober 2013 Inleiding Deze nieuwsbrief beschrijft de resultaten van de 7 e peiling met het burgerpanel van Zeewolde. De peiling ging deze keer

Nadere informatie

12 Sportbeleidsstukken

12 Sportbeleidsstukken DC 12 Sportbeleidsstukken 1 Inleiding In dit thema bespreken we het overheidsbeleid ten aanzien van sport. We besteden aandacht aan de sportnota Tijd voor Sport. Het ministerie van VWS heeft in 2011 een

Nadere informatie

Samenvatting onderzoek cultuurparticipatie 2010

Samenvatting onderzoek cultuurparticipatie 2010 Samenvatting onderzoek cultuurparticipatie 2010 Belangrijkste uitkomsten van het onderzoek 2010 Deelname aan culturele activiteiten in shertogenbosch licht toegenomen Het opleidingsniveau is het meest

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

3 Bewegingsachtergrond van leerlingen

3 Bewegingsachtergrond van leerlingen 112 PEIL.BEWEGINGS ONDERWIJS 113 3 Bewegingsachtergrond van leerlingen Om de bewegingsachtergrond van leerlingen in kaart te brengen, hebben we de leerlingen van de deelnemende scholen gevraagd een vragenlijst

Nadere informatie

factsheet Ontwikkeling van sportparticipatie, verenigingslidmaatschap en vrijwilligerswerk in de sport) Behoefte aan recente informatie over sport

factsheet Ontwikkeling van sportparticipatie, verenigingslidmaatschap en vrijwilligerswerk in de sport) Behoefte aan recente informatie over sport factsheet Ontwikkeling van sportparticipatie, verenigingslidmaatschap en vrijwilligerswerk in de sport na 2007 samenstelling: annet tiessen-raaphorst remko van den dool oktober 2012 Behoefte aan recente

Nadere informatie

Tabel 25.1b Percentage Leidenaren dat meer dan 12 x per jaar aan sport doet, in % van alle Leidenaren

Tabel 25.1b Percentage Leidenaren dat meer dan 12 x per jaar aan sport doet, in % van alle Leidenaren 25 SPORTDEELNAME De sportdeelname van Leidenaren staat centraal in dit hoofdstuk. Het RSO (Richtlijn Sportdeelname Onderzoek), een landelijk standaardmodel voor onderzoek naar sportdeelname, is als uitgangspunt

Nadere informatie

Trends in Digitale Media december 2014. SPOT publicatie GfK onderzoek in samenwerking met KVB SMB, PMA, RAB, en SPOT

Trends in Digitale Media december 2014. SPOT publicatie GfK onderzoek in samenwerking met KVB SMB, PMA, RAB, en SPOT Trends in Digitale Media december 2014 SPOT publicatie GfK onderzoek in samenwerking met KVB SMB, PMA, RAB, en SPOT TV kijken via smartphone 75% gegroeid Vorig jaar december concludeerde SPOT dat TV kijken

Nadere informatie

Sociale samenhang in Groningen

Sociale samenhang in Groningen Sociale samenhang in Groningen Goede contacten zijn belangrijk voor mensen. Het blijkt dat hoe meer sociale contacten mensen hebben, hoe beter ze hun leefsituatie ervaren (Boelhouwer 2013). Ook voelen

Nadere informatie

Stadsmonitor. -thema Sport-

Stadsmonitor. -thema Sport- Stadsmonitor -thema Sport- Modules Sportdeelname bij volwassenen 2 Sportdeelname bij jongeren 5 Sportaanbod 7 Sportevenementen en topsport 9 Bijlage: Bronnen 10 Datum: 21-01-2014 Gemeente Nijmegen Onderzoek

Nadere informatie

NOC*NSF Sportdeelname index Sport index t/m 18 jaar

NOC*NSF Sportdeelname index Sport index t/m 18 jaar NOC*NSF Sportdeelname index Sport index t/m 18 jaar Meting 49 januari 2017 In opdracht van NOC*NSF 1 Inhoudsopgave 1 2 3 4 6 5 Sportdeelname Index januari 2017 Sportdeelname afgelopen maand Sportdeelname

Nadere informatie

Onderzoek. het gebruik van internet en social media in Nederland. Opgesteld door:

Onderzoek. het gebruik van internet en social media in Nederland. Opgesteld door: Onderzoek het gebruik van internet en social media in Nederland Opgesteld door: Thomas van Manen, Marketingfacts @ThomasvanManen 29 juni 2017 Het actieve gebruik van Facebook loopt terug, Nederlanders

Nadere informatie

PERSBERICHT Tijdsbestedingsonderzoek TOR13

PERSBERICHT Tijdsbestedingsonderzoek TOR13 PERSBERICHT Tijdsbestedingsonderzoek TOR13 Onderzoeksgroep TOR Vrije Universiteit Brussel VUB BRUSSEL Tussen januari 2013 en februari 2014 hield een steekproef van 3.260 Vlamingen tussen 18 en 75 jaar

Nadere informatie

Bekendheid Norm Gezond Bewegen

Bekendheid Norm Gezond Bewegen Bewonersonderzoek 2013 gemeente Deventer onderdeel Sport Nationale Norm Gezond Bewegen De Nationale Norm Gezond Bewegen is in 2013 bij 55% van de Deventenaren bekend. Dit percentage was in 2011 licht hoger

Nadere informatie

Fietsrecreatiemonitor Cijfers Fietsdagtochten

Fietsrecreatiemonitor Cijfers Fietsdagtochten Stichting Landelijk Fietsplatform Postbus 846 3800 AV Amersfoort 033-4653656 info@fietsplatform.nl Fietsrecreatiemonitor Cijfers Fietsdagtochten Kerncijfers fietsdagtochten 2012/2013 Aantal fietsdagtochten

Nadere informatie

Goede voornemens 2019

Goede voornemens 2019 Goede voornemens 2019 Extra vragen NOC*NSF Goede voornemens Maandmeting December 2018 1 Inhoudsopgave 1 Inleiding 2 Management Summary 3 4 Onderzoeksresultaten Onderzoeksverantwoording 5 Contact 2 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Moving Pictures: kijken naar audiovisuele content in Nederland

Moving Pictures: kijken naar audiovisuele content in Nederland Moving Pictures: kijken naar audiovisuele content in Nederland Sinds de opkomst van breedband internet en mobiele devices als de smartphone en tablet hebben Nederlanders meer mogelijkheden om naar audiovisuele

Nadere informatie

FACTS & FIGURES Bioscoopbezoek Mathijs De Baere

FACTS & FIGURES Bioscoopbezoek Mathijs De Baere Inleiding Al begin 20ste eeuw opende de eerste bioscopen hun deuren in België en midden de jaren twintig van de 20 e eeuw telde België al meer dan 1000 bioscopen (Convents, 2007; Biltereyst & Meers, 2007)

Nadere informatie

WHITEPAPER FINANCE 50% VAN DE NEDERLANDERS STAAT OPEN VOOR EEN NIEUWE AANBIEDER VAN FINANCIËLE PRODUCTEN EN VERZEKERINGEN

WHITEPAPER FINANCE 50% VAN DE NEDERLANDERS STAAT OPEN VOOR EEN NIEUWE AANBIEDER VAN FINANCIËLE PRODUCTEN EN VERZEKERINGEN WHITEPAPER FINANCE 50% VAN DE NEDERLANDERS STAAT OPEN VOOR EEN NIEUWE AANBIEDER VAN FINANCIËLE PRODUCTEN EN VERZEKERINGEN NEDERLANDERS ZIJN ERG AFWACH- TEND ALS HET GAAT OM FINANCIËLE PRODUCTEN EN DIENSTEN

Nadere informatie

Dordt sport! Inhoud SPORTMONITOR 2018 DE BELANGRIJKSTE ONTWIKKELINGEN OP EEN RIJ. 1 Conclusies. 2 Sporten

Dordt sport! Inhoud SPORTMONITOR 2018 DE BELANGRIJKSTE ONTWIKKELINGEN OP EEN RIJ. 1 Conclusies. 2 Sporten Dordt sport! SPORTMONITOR 2018 DE BELANGRIJKSTE ONTWIKKELINGEN OP EEN RIJ Inhoud 1. Conclusies 2. Sporten 3. Sportverenigingen 4. Vrijwilligerswerk 5. Sportevenementen bezoeken Sport en beweging zijn van

Nadere informatie

Media:Tijd 2014 Een nader blik op het scherm

Media:Tijd 2014 Een nader blik op het scherm Media:Tijd 2014 Een nader blik op het scherm INHOUD: - Inleiding - Een gemiddelde dag - Tijd verdeeld over media - De mannen versus de vrouwen - De jongeren versus de ouderen - Multi versus single tasking

Nadere informatie

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname Index NOC*NSF Sportdeelname Index Meting 54 In opdracht van NOC*NSF 1 Inhoudsopgave 1 2 3 4 6 5 Sportdeelname Index Sportdeelname Sportdeelname schoolgaande jeugd (t/m 18 jaar) Sportdeelname per tak van sport

Nadere informatie

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname Index NOC*NSF Sportdeelname Index Meting 52 il In opdracht van NOC*NSF 1 Inhoudsopgave 1 2 3 4 6 5 Sportdeelname Index il Sportdeelname il Sportdeelname schoolgaande jeugd (t/m 18 jaar) Sportdeelname per tak

Nadere informatie

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname Index NOC*NSF Sportdeelname Index Meting 55 In opdracht van NOC*NSF GfK August 15, Sportdeelname maandmeting 1 Inhoudsopgave 1 2 3 4 6 5 Sportdeelname Index Sportdeelname Sportdeelname schoolgaande jeugd (t/m

Nadere informatie

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname Index NOC*NSF Sportdeelname Index Meting 53 In opdracht van NOC*NSF 1 Inhoudsopgave 1 Sportdeelname 2 3 4 6 5 7 8 Sportdeelname schoolgaande jeugd (t/m 18 jaar) Sportdeelname per tak van sport Duurzaamheid sporten

Nadere informatie

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015 Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015 Over welke cijfers hebben we het? In Nederland worden gegevens over de leefstijl van de bevolking verzameld door meerdere thema-instituten die elk

Nadere informatie

ContinuVrijeTijdsonderzoek (CVTO) 2015 Tussentijdse rapportage jaarmeting

ContinuVrijeTijdsonderzoek (CVTO) 2015 Tussentijdse rapportage jaarmeting ContinuVrijeTijdsonderzoek (CVTO) 2015 Tussentijdse rapportage jaarmeting Inzicht in participatie en frequentie van het uithuizige vrijetijdsgedrag van Nederlanders NBTC-NIPO Research Postadres Postbus

Nadere informatie

Sport toekomstverkenning (STV) Hans Arends, Dayenne L abee Inspiratiebijeenkomst Watersportverbond 29 november 2017 (DeWeerelt, Utrecht)

Sport toekomstverkenning (STV) Hans Arends, Dayenne L abee Inspiratiebijeenkomst Watersportverbond 29 november 2017 (DeWeerelt, Utrecht) Sport toekomstverkenning (STV) Hans Arends, Dayenne L abee Inspiratiebijeenkomst Watersportverbond 29 november 2017 (DeWeerelt, Utrecht) Opdracht Met kennis de economische en maatschappelijke impact van

Nadere informatie

Sportparticipatie 2008

Sportparticipatie 2008 Sportparticipatie 2008 O&S juli 2009 Kort samengevat In het najaar van 2008 is de sportparticipatie van bewoners van de gemeente s-hertogenbosch onderzocht. Het onderzoek is gehouden onder bewoners van

Nadere informatie

Eerste resultaten cultuursurvey Maastricht 2017 versie mei 2018

Eerste resultaten cultuursurvey Maastricht 2017 versie mei 2018 Eerste resultaten cultuursurvey Maastricht 2017 versie mei 2018 In november en december 2017 ontvingen 12.000 inwoners van Maastricht van zes jaar en ouder een lijst met vragen over cultuurbeoefening,

Nadere informatie

Jaaroverzicht Sportdeelname

Jaaroverzicht Sportdeelname Jaaroverzicht Sportdeelname NOC*NSF Sportdeelname maandmetingen: 2013 1 Sportdeelname: jaargemiddelden 2013 2 In sportte gemiddeld minimaal wekelijks, dit komt overeen met ongeveer 10 miljoen Nederlanders

Nadere informatie

De slag om de vrije tijd

De slag om de vrije tijd De slag om de vrije tijd cultuurparticipatie en andere vormen van vrijetijdsbesteding Henk Vinken en Teunis IJdens Sinds 2007 daalt het percentage van de Nederlandse bevolking dat in de vrije tijd actief

Nadere informatie

SPORTDEELNAME MAANDMEETING. Meting 9 September In opdracht van NOC*NSF

SPORTDEELNAME MAANDMEETING. Meting 9 September In opdracht van NOC*NSF SPORTDEELNAME MAANDMEETING Meting 9 September In opdracht van NOC*NSF 1 Inhoudsopgave 1 Sportdeelname afgelopen maand 2 Sportdeelname afgelopen 12 maanden 3 Sportdeelname per tak van sport Maandvraag September

Nadere informatie

Jaaroverzicht Sportdeelname

Jaaroverzicht Sportdeelname Jaaroverzicht Sportdeelname NOC*NSF Sportdeelname maandmetingen: 2013 2017 1 Sportdeelname: jaargemiddelden 2013 2017 2 In 2017 sportte gemiddeld 64% minimaal wekelijks, dit komt overeen met bijna 9,9

Nadere informatie

Hoofdstuk 5. Ouderen. 5.1 Inleiding

Hoofdstuk 5. Ouderen. 5.1 Inleiding Hoofdstuk 5 Ouderen Vincent Hildebrandt 1, Claire Bernaards 1, Hedwig Hofstetter 1, Ine Pulles 2, Huib Valkenberg 3 1 TNO Gezond Leven, Leiden 2 Mulier Instituut, Utrecht 3 V eiligheidnl, Amsterdam 5.1

Nadere informatie

SAMENVATTING TRENDS IN DIGITALE MEDIA 2016

SAMENVATTING TRENDS IN DIGITALE MEDIA 2016 SAMENVATTING TRENDS IN DIGITALE MEDIA 2016 SREENFORCE SAMENVATTING TRENDS IN DIGITALE MEDIA, JANUARI 2017 TELEVISIETOESTEL VERUIT DOMINANT VOOR LIVE TV-KIJKEN Vorig jaar december concludeerde Screenforce

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers. In opdracht van: Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. Robert Selten. Jessica Greven.

Inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers. In opdracht van: Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. Robert Selten. Jessica Greven. Inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers In opdracht van: Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Projectnummer: 12287 Robert Selten Jessica Greven Willem Bosveld Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

Fit en Gezond in Overijssel 2016

Fit en Gezond in Overijssel 2016 Fit en Gezond in Overijssel 2016 Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen 2016 Provinciale resultaten sport en bewegen Colofon Fit en Gezond in Overijssel Provinciale resultaten sport en bewegen uit de

Nadere informatie

Trends in Digitale Media; nieuwe opportunities voor TV

Trends in Digitale Media; nieuwe opportunities voor TV Trends in Digitale Media; nieuwe opportunities voor TV Second screen breekt definitief door Het aantal bezitters van ipads en andere tablets is per december 2011 gestegen tot 1.7 miljoen Nederlanders (14%

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Jeugdwerkloosheid Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam 201-201 Factsheet maart 201 De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam fors ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Nu de aanpak jeugdwerkloosheid is afgelopen

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-068 27 oktober 2009 9.30 uur www.cbs.nl Consument koopt graag via internet Driekwart internetgebruikers koopt online Gemak en flexibiliteit belangrijkste

Nadere informatie

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder autochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder autochtonen 1) Integratiecampagne

Nadere informatie

Gebruik van kinderopvang

Gebruik van kinderopvang Gebruik van kinderopvang Saskia te Riele In zes van de tien gezinnen met kinderen onder de twaalf jaar hebben de ouders hun werk en de zorg voor hun kinderen zodanig georganiseerd dat er geen gebruik hoeft

Nadere informatie

Jongeren op de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding

Nadere informatie

WHITEPAPER HEALTH 51% VAN NEDERLANDERS STAAT OPEN VOOR NIEUWE AANBIEDERS VAN GEZONDHEIDS PRODUCTEN

WHITEPAPER HEALTH 51% VAN NEDERLANDERS STAAT OPEN VOOR NIEUWE AANBIEDERS VAN GEZONDHEIDS PRODUCTEN WHITEPAPER HEALTH NEDERLANDERS ZIJN GEEN VOORLOPERS OP HET GEBIED VAN GEZONDHEIDS- PRODUCTEN 51% VAN NEDERLANDERS STAAT OPEN VOOR NIEUWE AANBIEDERS VAN GEZONDHEIDS PRODUCTEN Vrouwen zijn meer geïnteresseerd

Nadere informatie

ontspanning en iets presteren

ontspanning en iets presteren ontspanning en iets presteren motieven en ambities van amateurkunstbeoefenaars Henk Vinken en Teunis IJdens Ontspanning, doelgericht leren, gezellig tijdverdrijf met anderen en de ambitie om een kunstzinnige

Nadere informatie

77% 16% 7% tevreden neutraal ontevreden. 14% 22% 6% Familie Vrienden Buren

77% 16% 7% tevreden neutraal ontevreden. 14% 22% 6% Familie Vrienden Buren Sociaal contact en ondersteuning Sociale contacten in de eigen omgeving zijn voor een ieder in de samenleving vaak een basis voor deelname aan de samenleving. Sociale contacten kunnen mensen ondersteunen

Nadere informatie

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname Index NOC*NSF Index Meting 70 oktober In opdracht van NOC*NSF GfK December 19, maandmeting oktober 1 Inhoudsopgave 1 oktober 2 schoolgaande jeugd (t/m 18 jaar) 3 per tak van sport 4 Index oktober 5 Onderzoeksverantwoording

Nadere informatie

Nut en noodzaak buurtkranten. Onderzoek, Informatie en Statistiek

Nut en noodzaak buurtkranten. Onderzoek, Informatie en Statistiek - Nut en noodzaak buurtkranten Onderzoek, Informatie en Statistiek In opdracht van: Stadsdeel Oost Projectnummer: 19206 Beek, Eliza van der Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020 251 Postbus

Nadere informatie

The New News Consumer Bevindingen survey

The New News Consumer Bevindingen survey The New News Consumer Bevindingen survey November 0 Auteurs: Prof. Irene Costera Meijer, Prof. Marcel Broersma, Dr. Martijn Kleppe, Dr. Anna Van Cauwenberge, Dr. Chris Peters, Joëlle Swart, Tim Groot Kormelink.

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

Verdieping Fietsdagtochten

Verdieping Fietsdagtochten Verdieping Fietsdagtochten (2013) Het Fietsplatform presenteert met de Fietsrecreatiemonitor cijfers en trends rondom het recreatieve fietsen in Nederland. Deze verdieping is een aanvulling op de cijfers

Nadere informatie

Factsheet Sportparticipatie in Utrecht

Factsheet Sportparticipatie in Utrecht Factsheet Sportparticipatie in Utrecht mei 2015 Overzicht Deze factsheet geeft op hoofdlijnen een beeld van sporten en bewegen in de stad en maakt deel uit van Utrecht Sport, de Utrechtse sportvisie op

Nadere informatie

[Geef tekst op] Sportmonitor Inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers. Onderzoek, Informatie en Statistiek

[Geef tekst op] Sportmonitor Inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers. Onderzoek, Informatie en Statistiek [Geef tekst op] Sportmonitor 2017 Inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers Onderzoek, Informatie en Statistiek In opdracht van: Sport en Bos Projectnummer: 17086 Nina Holaind Nik Goedemans Willem Bosveld

Nadere informatie

Media:tijd is een tijdsbestedingsonderzoek dat sinds 2013 tweejaarlijks wordt uitgevoerd. De tweede meting is in de herfst

Media:tijd is een tijdsbestedingsonderzoek dat sinds 2013 tweejaarlijks wordt uitgevoerd. De tweede meting is in de herfst MEDIA:TIJD 2015, EEN NADERE BLIK OP HET SCHERM INHOUD Inleiding Samenvatting Een gemiddelde dag Tijd verdeeld over media Gebruik media naar platform Mediagebruik naar leeftijd Media doordeweeks en in het

Nadere informatie

Moving Pictures 2013. Audiovisuele content in Nederland nader bekeken.

Moving Pictures 2013. Audiovisuele content in Nederland nader bekeken. % Nederlanderss die wel eens naar avcontent kijken % Nederlanders die wel eens naar av-content kijken Moving Pictures 2013. Audiovisuele content in Nederland nader bekeken. Voor de derde keer op rij publiceert

Nadere informatie

Themarapport. Zeeuwse kinderen in de digitale wereld. Tot straks op Facebook! november 2014. Inleiding

Themarapport. Zeeuwse kinderen in de digitale wereld. Tot straks op Facebook! november 2014. Inleiding Themarapport Tot straks op Facebook! november 2014 Zeeuwse kinderen in de digitale wereld De Jeugdmonitor Zeeland is een samenwerkingsverband van de Provincie Zeeland, de 13 Zeeuwse gemeenten en verschillende

Nadere informatie

WHITEPAPER FOOD VROUWEN TOT 35 JAAR ZIJN VOORLOPERS OP HET GEBIED VAN VOEDING

WHITEPAPER FOOD VROUWEN TOT 35 JAAR ZIJN VOORLOPERS OP HET GEBIED VAN VOEDING WHITEPAPER FOOD 70% VAN DE NEDERLANDERS STAAT OPEN VOOR NIEUWE AANBIEDERS VAN VOEDINGSMIDDELEN VROUWEN TOT 35 JAAR ZIJN VOORLOPERS OP HET GEBIED VAN VOEDING Vrouwen hebben een grotere interesse in voeding,

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 - Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 Factsheet maart 2017 Het aantal banen van werknemers en zelfstandigen in Amsterdam nam het afgelopen jaar toe met bijna 14.000 tot bijna 524.000 banen, een groei van bijna

Nadere informatie

Verenigingen en vrijwilligerswerk: hardnekkige fenomenen

Verenigingen en vrijwilligerswerk: hardnekkige fenomenen Verenigingen en vrijwilligerswerk: hardnekkige fenomenen Luk Bral en Guy Pauwels Studiedag 20 jaar peilen in Vlaanderen Leuven, 31 januari 2017 Inhoud Context Opzet Evolutie informele contacten, lidmaatschap

Nadere informatie

Motivatie volwassenen om te sporten en bewegen

Motivatie volwassenen om te sporten en bewegen Motivatie volwassenen om te sporten en bewegen Factsheet 2019/2 Remko van den Dool Figuur 1 Motivatie om te sporten en bewegen, volgens bevolking 18 tot 79 jaar, naar meting en mate van sporten en bewegen

Nadere informatie

Communicatie, lokale media en samenwerking 2015

Communicatie, lokale media en samenwerking 2015 Communicatie, lokale media en samenwerking 2015 Gemeente Amersfoort Dymphna Meijneken April 2016 De Stadsberichten, een aantal pagina s in het lokale blad Amersfoort Nu, is al jaren de meest benutte bron

Nadere informatie

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren Het aantal mensen met een baan is de afgelopen drie maanden met gemiddeld 6 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren hadden vaker werk. De beroepsbevolking

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname Index NOC*NSF Index Meting 66 In opdracht van NOC*NSF 1 Inhoudsopgave 1 2 schoolgaande jeugd (t/m 18 jaar) 3 per tak van sport 4 Index 5 Onderzoeksverantwoording 6 Contact 2 Overzicht wekelijks gesport 67% Wekelijks

Nadere informatie

Nationaal Sportonderzoek

Nationaal Sportonderzoek Motieven en belemmeringen om te sporten en bewegen naar levensfase Bron https://www.allesoversport.nl ( februari 2019) Hoe maak je de drempels om te gaan bewegen zo klein mogelijk? De motivaties en belemmeringen

Nadere informatie

Moving Pictures: second screen en schermvoorkeur

Moving Pictures: second screen en schermvoorkeur Moving Pictures: second screen en schermvoorkeur Televisiekijken is een sociale activiteit.. Uit het kijkonderzoek blijkt dat heel vaak samen met het eigen gezin en gasten naar de televisie wordt gekeken.

Nadere informatie

KERNCIJFERS ROKEN 2017

KERNCIJFERS ROKEN 2017 OKTOBER 2018 KERNCIJFERS ROKEN 2017 DE LAATSTE CIJFERS OVER ROKEN, STOPPEN MET ROKEN, MEEROKEN EN HET GEBRUIK VAN ELEKTRONISCHE SIGARETTEN ROKEN IN NEDERLAND 23,1% van de volwassenen (18 jaar en ouder)

Nadere informatie

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2016

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2016 Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2016 Over welke cijfers hebben we het? In Nederland worden gegevens over de leefstijl van de bevolking verzameld door meerdere thema-instituten die elk

Nadere informatie

Gemiddeld gebruik van internet via verschillende media, in procenten (meer antwoorden mogelijk) 52% 37% 0% 20% 40% 60% 80% 100%

Gemiddeld gebruik van internet via verschillende media, in procenten (meer antwoorden mogelijk) 52% 37% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 6 GEBRUIK VAN INTERNET EN SOCIAL MEDIA De gemeente is benieuwd of alle bewoners beschikking hebben over en gebruik maken van internet en van social media en of men belemmerd wordt als het gaat om informatie

Nadere informatie

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname Index NOC*NSF Index Meting 64 april In opdracht van NOC*NSF GfK May 24, maandmeting april 1 Inhoudsopgave 1 april 2 schoolgaande jeugd (t/m 18 jaar) 3 per tak van sport 4 5 Onderzoeksverantwoording Contact GfK

Nadere informatie

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Vrouwen op de arbeidsmarkt op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna

Nadere informatie

WHITEPAPER AUTOMOTIVE

WHITEPAPER AUTOMOTIVE WHITEPAPER AUTOMOTIVE 42% VAN NEDERLANDSE MANNEN IS GEÏNTERESSEERD IN AUTO S NEDERLANDERS ORIËNTEREN ZICH OP AUTO S VIA VERSCHILLENDE KANALEN Nederlanders houden zich graag bezig met de aanschaf van een

Nadere informatie

BEWEGEN IN NEDERLAND 2000-2013

BEWEGEN IN NEDERLAND 2000-2013 BEWEGEN IN NEDERLAND 2000-203 TNO-MONITOR BEWEGEN EN GEZONDHEID De TNO-Monitor Bewegen en Gezondheid, onderdeel van Ongevallen en Bewegen in Nederland (OBiN), is een continue uitgevoerde enquête naar het

Nadere informatie

Audio Listening. Page 1 of 5

Audio Listening. Page 1 of 5 Historisch gezien is radio het eerste mobiele medium. Ondertussen heeft het zich uitgebreid tot tal van andere zendplatforms en ontvangtoestellen. We luisteren weliswaar nog altijd via een radiotoestel

Nadere informatie

Werkloosheid 50-plussers

Werkloosheid 50-plussers Gemeente Amsterdam Werkloosheid 50-plussers Amsterdam, 2017 Factsheet maart 2018 Er zijn ruim 150.000 Amsterdammers in de leeftijd van 50 tot en met 64 jaar. Hiervan is 64% aan het werk. Ongeveer 6.200

Nadere informatie

NOC*NSF Sportdeelname Index

NOC*NSF Sportdeelname Index NOC*NSF Index Meting 63 maart In opdracht van NOC*NSF 1 Inhoudsopgave 1 maart 2 schoolgaande jeugd (t/m 18 jaar) 3 per tak van sport 4 5 Onderzoeksverantwoording Contact 2 Overzicht wekelijks gesport maart

Nadere informatie

PEILING 65-PLUSSERS. Gemeente Enkhuizen januari 2015. www.ioresearch.nl

PEILING 65-PLUSSERS. Gemeente Enkhuizen januari 2015. www.ioresearch.nl PEILING 65-PLUSSERS Gemeente Enkhuizen januari 2015 www.ioresearch.nl COLOFON Uitgave I&O Research van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Telnr. : 0229-282555 Rapportnummer 2015-2080 Datum januari 2015 Opdrachtgever

Nadere informatie

Burgerijenquête 2005. Sporten en gebruik gemeentelijke sportaccommodaties

Burgerijenquête 2005. Sporten en gebruik gemeentelijke sportaccommodaties Burgerijenquête 2005 Sporten en gebruik gemeentelijke sportaccommodaties Burgerijenquête 2005 Sporten en gebruik gemeentelijke sportaccommodaties De Oosterhoutse Burgerijenquête is een vorm van onderzoek

Nadere informatie