Lesmateriaal Duits A2

Transcriptie

1 Lesmateriaal Duits A2 Sprachendorf Thema: Internationalisierung; Landeskunde Kompetenzen: Sprechen Niveau des Europäischen Referenzrahmens: A2 Zielstellungen: Zurechtfinden in Alltagssituationen im Land der Zielsprache Dauer: ein halber Tag Benötigtes Material: deutsche Muttersprachler, Stände mit Dekor und Utensilien, Pässe und Stempel Evaluation/ Bewertung: An jeder Station wird die Beurteilung im Pass festgehalten, unterschieden nach Aussprache, Wortschatz, Kontinuität und ob die Nachricht angekommen ist. 1

2 Wat wil je drinken? Niets, ik heb geen dorst. Wil je iets eten? Ik wil graag een schnitzel met friet. Nee dank je, ik heb geen honger. Heb je zin in een ijsje? Waar ga je naartoe? Redemittel Im Restaurant Was möchtest du trinken? Nichts, ich habe keinen Durst. Möchtest du etwas essen? Ich hätte gern ein Schnitzel mit Pommes. Nein danke, ich habe keinen Hunger. Hast du Lust auf ein Eis? Wohin gehst du? Ik ga naar McDonalds / naar de friettent / Ich gehe zu McDonalds / zur Pommesbude / naar het restaurant / naar de pizzeria. Vind jij appelsap lekker? Nee, appelsap vind ik niet lekker. Eet smakelijk! Dank je, ook zo. Kan ik betalen? Hoeveel is dat? U wenst? ins Restaurant / in die Pizzeria. Magst du Apfelsaft? Nein, Apfelsaft finde ich nicht lecker. Guten Appetit! Danke, gleichfalls. Kann ich zahlen, bitte? Wie viel macht das zusammen? Sie wünschen? Een pizza napolitana voor mij en een pizza Eine Pizza Napolitana für mich und eine Pizza Hawai hawai voor hem / haar. Heeft het gesmaakt? Dank u, uitstekend! für ihn / sie. Hat es geschmeckt? Danke, ausgezeichnet! Schule Op welke school zit je? Ik zit op de havo / het vwo. In welke klas zit je? Ik zit in de derde klas. Vind je school leuk? Welke vakken heb je? Ik heb biologie, wiskunde, Nederlands, aardrijkskunde, L.O. Wat is je favoriete vak? Mijn favoriete vak is Duits. Auf welche Schule gehst du? Ich gehe in die Realschule. In welche Klasse gehst du? Ich gehe in die neunte Klasse. Macht die Schule Spaß? Welche Fächer hast du? Ich habe Biologie, Mathe, Niederländisch, Erdkunde, Sport. Was ist dein Lieblingsfach? Mein Lieblingsfach ist Deutsch. 2

3 Hoe zijn je cijfers? Wie sind deine Noten? Mijn cijfers zijn geweldig / voldoende / slecht.meine Noten sind super / genügend / schlecht. Voor wiskunde heb ik een zeven. Is jouw leraar scheikunde aardig? In Mathe habe ich eine Drei. Ist dein Chemielehrer nett? Welk vak vind je moeilijk / makkelijk / stom/ Welches Fach findest du schwierig / einfach / doof / toll? leuk? Geschiedenis vind ik moeilijk. Natuurkunde vind ik makkelijk. Engels vind ik stom. Frans vind ik leuk. Wat heb je op maandag het eerste uur? Geschichte finde ich schwierig. Physik finde ich leicht. Englisch finde ich doof. Französisch finde ich toll. Was hast du am Montag, die erste Stunde? Hobbys Wat zijn jouw hobby s? Was sind deine Hobbys? Mijn hobby s zijn voetballen, knutselen en tv Meine Hobbys sind Fußball spielen, basteln und kijken. fernsehen. Sport jij? Machst du Sport? Ik doe aan judo, ik rij paard, ik tennis. Ich mache Judo, ich reite, ich spiele Tennis. Wat heb je daarvoor nodig? Was braucht man dazu? Daar heb je een racket, een bal, Dazu braucht man einen Tennisschläger, einen Ball, Sportschoenen voor nodig Sportschuhe. Speel jij graag gitaar? Spielst du gerne Gitarre? Nee, ik speel niet graag.../ doe niet graag aan... Nein, ich mache/spiele nicht gerne... Bespeel jij een muziekinstrument? Spielst du ein Musikinstrument? Ja, ik speel klarinet / piano / drum. Ja, ich spiele Klarinette / Klavier / Schlagzeug. Hoe lang speel je al? Wie lange spielst du schon? Sinds een jaar. / Sinds vijf weken. / Sinds Seit einem Jahr. / Seit fünf Wochen. / Seit drei maanden. Monaten. Hoe vaak train je per week? Wie oft trainierst du pro Woche? Ik train drie keer per week. Ich trainiere dreimal pro Woche. Wanneer train je? Wann trainierst du? Ik train op maandag, op vrijdag en in het Ich trainiere am Montag, am Freitag und am Wochenende weekend. Ben je lid van een club? Bist du Mitglied in einem Verein? 3

4 Nee, ik ben geen lid van een vereniging. Nein, ich spiele nicht/bin kein Mitglied in einem Verein. Waar ga je naar toe? Wohin gehst du? Ik ga naar de hockeyclub / naar de training. Ich gehe zum Hockeyverein / zum Training. Knutsel/teken/schilder je graag? Bastelst/ zeichnest/ malst du gerne? Nee, dat doe ik niet zo graag. Nein, das mache ich nicht so gerne. Ben jij een fan van Feyenoord? Bist du ein Fan von Feyenoord? Ja, ik hou namelijk van goed voetbal! Ja, ich liebe nämlich guten Fußball! Ga je wel eens naar een wedstrijd? Gehst du wohl mal zu einem Spiel? Ja, ik ga vaak / af en toe. Nee, nooit. Ja, ich gehe oft / ab und zu. Nein, niemals. Ausgehen Heb je zin om met mij naar de film / naar een Hast du Lust, mit mir ins Kino / ins Konzert / in die Disko concert / naar de disco te gaan? Ja, te gek! Nee, ik kan helaas niet. Welk band geeft er een concert? Rammstein. Zal ik kaartjes reserveren? Laat maar. Dat is beslist niet nodig. Dat doe ik dit keer. Ik wil graag 2 kaartjes voor het concert van Rammstein. Het spijt me. Die zijn uitverkocht. Naar welke festivals/concerten ben je al geweest? Ik heb wel eens een concert van Herbert Grönemeyer bezocht. Ga je liever naar de bioscoop of kijk je ook graag thuis films? zu gehen? Ja, toll / cool! Nein, ich kann leider nicht. Welche Band gibt ein Konzert? Rammstein. Soll ich die Karten reservieren? Lass mal. Das ist absolut nicht notwendig. Das mache ich dieses Mal. Ich hätte gern 2 Karten für das Konzert von Rammstein. Es tut mir Leid. Die sind ausverkauft. Zu welchen Festivals/ Konzerten bist du schon gewesen? Ich habe mal ein Konzert von Herbert Grönemeyer besucht. Gehst du lieber ins Kino oder guckst du auch zu Hause gerne Filme? Ik ga liever naar de bioscoop. Het beeld/scherm Ich gehe lieber ins Kino. Das Bild ist größer und is groter en het geluid is beter. Kijk je liever naar films in de originele taal of maakt je dat niets uit? Ik zie liever een film in de originele taal. Van welke muziek houd jij? der Sound ist besser. Guckst du lieber Filme im Originalton, oder ist dir das egal? Ich sehe lieber einen Film im Originalton. Welche Musik magst du gern? 4

5 Stadt/ Dorf Woon je graag in de stad? Wohnst du gern in der Stadt? Ja, de stad bevalt me veel beter dan een dorp. Ja, die Stadt gefällt mir viel besser als ein Dorf. Nee, in het dorp heb je betere contacten Nein, im Dorf hat man bessere Kontakte met de mensen. zu den Leuten. Wat is er leuk in de/ jouw stad? Was gefällt dir in der Stadt? We hebben zoveel winkels hier in het centrum, Wir haben so viele Geschäfte hier im Zentrum; leuk als je wilt winkelen. schön, wenn man einkaufen will. We hebben hier 8 bioscopen en een disco. Wir haben hier acht Kinos und eine Disko. Wat is er leuk in het dorp? Was gefällt dir im Dorf? Ik ken hier iedereen en iedereen is mijn vriend. Ich kenne hier alle und alle sind meine Freunde. Je woont meestal in een groter huis dan in Man wohnt meistens in einem größeren Haus als in de stad. der Stadt. Hoe is het, als je ver van de stad woont? Wie ist es, wenn man weit von der Stadt wohnt? Ja, dat is een probleem, omdat de busver- Ja, das ist ein Problem, weil die Busverbindung binding meestal belabberd is. meistens mies ist. Ben je tevreden met waar je woont? Bist du zufrieden mit deinem Wohnort? Nee, als het mogelijk zou zijn, zou ik morgen Nein, wenn es möglich wäre, würde ich morgen naar de stad/het dorp trekken. In die Stadt / ins Dorf ziehen. Het gaat wel. Het wonen hier heeft voordelen Ach, es geht. Hier zu wohnen hat Vorteile en nadelen. und Nachteile. Wat vind je van de mensen hier? Was hältst du von den Leuten hier? Ik kan met iedereen goed opschieten. Ich komme mit allen gut aus. Ik vind ze eigenlijk en beetje saai. Ich finde sie eigentlich ein bisschen langweilig. Wat vind je leuk in jouw dorp? Was findest du schön in deinem Dorf? De oude boerderijen, die vaak al heel oud zijn. Die alten Bauernhöfe, die oft schon sehr alt sind. Wat vind je niet zo leuk in jouw dorp? Was findest du nicht so schön in deinem Dorf? De nieuwe wijken, alle huizen lijken op elkaar. Die neuen Viertel, die Häuser sehen alle gleich aus. Eigenlijk vind ik hier alles leuk. Eigentlich finde ich hier alles schön. Wat vind je mooi in jouw stad? Was findest du schön in deiner Stadt? Het grote plein met de terrassen. Den großen Platz mit den Terrassen. De parken, waar je werkelijk alles kunt doen. Die Parks, wo man wirklich alles machen kann. Wat vind je niet zo mooi in jouw stad? Was findest du nicht so schön in deiner Stadt? De nieuwe wijken met de flats. Die neuen Viertel mit den Hochhäusern. Al die auto s in het centrum bevallen me niet. Die vielen Autos im Zentrum gefallen mir nicht. 5

6 Het is vaak ook een beetje vies. Es ist oft auch ein bisschen dreckig. Jugendgruppen Wat vind je van punkers? Was hältst du von Punks? Ik vind ze verschrikkelijk. Ich finde sie schrecklich. Ik mag die mensen eigenlijk wel. Ich mag diese Leute eigentlich schon. Weet jij wat een vegetariër is? Weißt du, was ein Vegetarier ist? Nee, ik heb geen idee. Nein, ich habe keine Ahnung. Ja, dat zijn mensen, die geen vis en geen Ja, das sind Leute, die kein Fleisch und keinen Fisch vlees eten. essen. Wat vind jij van vegetariërs? Was hältst du von Vegetariern? Ik vind dat sympathiek, dat ze geen vlees of. Ich finde es sympathisch, dass sie kein vis eten. Fleisch oder keinen Fisch essen. Draag jij graag alternatieve kleren? Trägst du gern alternative Klamotten? Nee, ik doe liever met de mode mee. Nein, ich gehe lieber mit der Mode mit. Ja, ik ben graag anders dan anderen. Ja, ich unterscheide mich gern von anderen. Kleren interesseren mij niet. Ik draag wat Klamotten interessieren mich nicht. Ich trage, was goedkoop is. billig ist. Welke kleren draag je het liefst? Welche Klamotten trägst du am liebsten? Het liefst draag ik een spijkerbroek en een trui. Am liebsten trage ich Jeans und einen Pullover. Ik draag graag een ruime/strakke broek en een Ich trage gern eine weite/enge Hose und eine witte bloes. weiße Bluse. Houd jij van piercings? Magst du Piercings? Nee, die vind ik ordinair. Nein, die finde ich ordinär. Dat moet iedereen zelf weten. Das soll jeder für sich entscheiden. Wat geef je voor mode en sieraden uit? Was gibst du für Mode uns Schmuck aus? Ongeveer zo 50.- in de maand. So ungefähr 50.- im Monat. Niets, ik verkwist mijn geld niet/ik ben Nein, ich verschwende mein Geld nicht. zuinig op mijn geld. Welke toekomstplannen heb je? Welche Zukunftspläne hast du? Dat weet ik nog niet precies. Das weiß ich noch nicht genau. Ik zou graag vrij zijn en iets doen, waar ik Ich würde gerne frei sein und machen, was mir Spaß plezier in heb. macht. 6

7 Fremdenverkehrsamt Heeft u folders over Berlijn? Haben Sie Prospekte über Berlin? Ja, heeft u informatie nodig over hotels of over Ja, brauchen Sie Informationen über Hotels bezienswaardigheden? oder über Sehenswürdigkeiten? Pardon, waar is er hier in de stad een Entschuldigung, wo gibt es hier in der Stadt winkelcentrum? ein Einkaufszentrum? Moment a.u.b. Einen Augenblick, bitte. Dus daarginds is het benzinestation? Also, da drüben ist die Tankstelle? Kunt u voor ons een tweepersoonskamer Können Sie für uns ein Doppelzimmer in Hotel in hotel Adlon reserveren? Adlon reservieren? Ja graag, voor hoeveel nachten? Ja gerne, für wie viele Nächte? We blijven hier van 1 tot en met 5 maart. Wir bleiben hier vom ersten bis zum fünften März. We zouden graag naar de schouwburg / Wir möchten ins Theater / ins Kino / in die Disko / naar de bioscoop/ naar de disco / in die Stadt gehen. naar de stad willen gaan. We zouden graag een rondvaart willen maken. Wir möchten gerne eine Bootsfahrt machen. Rondvaarten reserveert u bij rederij K. aan de Bootsfahrten reservieren Sie bitte bei der Bonhöfferoever. Reederei Kaschinsky am Bonhöfferufer. Kunt u dat a.u.b. herhalen? Können Sie das bitte wiederholen? Wegbeschreibung Waar is hier een? Wo gibt es hier? Kunt u mij zeggen waar Können Sie mir sagen, wo? Ik laat het u op de kaart zien. Ich zeige es Ihnen auf der Karte. Bent u met de auto of op de fiets? Sind Sie mit dem Auto oder mit dem Rad? Dan loopt u hier rechtdoor. Dann gehen Sie hier geradeaus. Neemt u dan de tweede straat rechts. Nehmen Sie dann die zweite Straße rechts. Bij het kruispunt met de verkeerslichten An der Kreuzung mit den Ampeln gehen Sie gaat u meteen naar links. gleich nach links. Daar ziet u een rotonde. Dort sehen Sie einen Kreisverkehr. Hoe kom ik bij het postkantoor? Wie komme ich zum Postamt? Het spijt me, dat weet ik ook niet. Es tut mir Leid, das weiß ich auch nicht. U wilt naar het station? Sie wollen zum Bahnhof? U gaat bij het kruispunt linksaf. Sie fahren an der Kreuzung nach links. 7

8 Bij de stoplichten gaat u rechtsaf. An der Ampel fahren Sie nach rechts. U rijdt helemaal door tot de rotonde. Sie fahren ganz bis zum Kreisverkehr. De kerk ligt aan de andere kant van de straat. Die Kirche liegt an der anderen Straßenseite. U gaat langs het station. Sie gehen am Bahnhof vorbei. Bij het benzinestation moet u verder rijden. An der Tankstelle müssen Sie weiterfahren. Volgt u de borden met Euromast. Folgen Sie dem Schild Euromast. Het is daar dicht bij. Es ist da ganz in der Nähe. Dus als ik u goed begrijp rij ik eerst Also zuerst Hartelijk dank. / Graag gedaan. Vielen Dank. / Bitte sehr. Goede reis! Eine gute Fahrt! 8

9 1 IN DER BERGHÜTTE Situation Du hast einen Top-Ferienjob auf einer Berghütte in der Schweiz. Du bist Kellner/Kellnerin in einer traumhaften Landschaft und bekommst auch noch Geld dafür. Es ist Sommer, die Sonne scheint und es ist warm. Ein völlig fertiger (uitgeput) Gast kommt zur Berghütte und setzt sich unter einen Sonnenschirm. Das Gespräch: Du gehst zum Tisch und grüßt ihn/sie. Schönes Wetter heute, nicht wahr? (Er/sie muss mehr als nur ja oder nein sagen.) Wie lange hat denn die Wanderung gedauert? (Er/sie erzählt, dass er/sie eine Stunde gewandert ist). Er/sie fragt nach der Karte. Gib sie ihm/ihr. Möchten Sie vielleicht etwas trinken oder essen? (Er/sie bestellt etwas von der Karte.) Du nimmst die Bestellung an und sagst, dass es einen Moment dauern wird, da der Kuchen noch im Ofen ist. Du fragst (beim Servieren): Ist alles nach Wunsch? (Nadat hij/zij opgegeten heeft:) Kann ich sonst noch etwas für Sie tun? (Help evt. met gebaar dat hij/zij betalen wil.) Das macht dann zusammen 4,25. Gib Wechselgeld. Auf Wiedersehen. Einen schönen Urlaub noch. 9

10 2 IM FREMDENVERKEHRSAMT Situation Ihr seid deutsche Touristen und heute steht Rotterdam auf dem Programm. Ihr befindet euch jetzt im Fremdenverkehrsamt von Rotterdam, wo ihr einige Informationen einholen wollt. Ein Mitarbeiter begrüßt euch freundlich und fragt, ob er euch vielleicht helfen kann. Das Gespräch: Rolle A Grüßt und sagt, dass ihr ein Problem habt und zwar, dass das Benzin fast alle ist (verwendet das Wort Tankstelle nicht). Der Mitarbeiter zeigt euch den Weg auf einem Stadtplan. (Er sagt: Leider ist die Tankstelle hier schräg gegenüber geschlossen. Sie fahren dann am besten beim Kreisverkehr links in die Weena, vorbei am Bahnhof und an der Kreuzung Weena und Henegouwerlaan links ab. Nach drei Ampeln sehen Sie links eine Tankstelle. Folgen Sie am besten den Straßenschildern Euromast. Der ist dort ganz in der Nähe. ) Ihr wiederholt den gezeigten Weg, macht aber absichtlich einen Fehler, so dass der Mitarbeiter korrigieren muss. Ihr wollt auch noch eine CD kaufen und euch den neuen Film von Mel Gibson ansehen (verwendet die Wörter Laden/Geschäft und Kino nicht). Der Mitarbeiter gibt euch einen Stadtplan und sagt, dass ihr den CD-Laden und das Kino auf dem Plan finden könnt. Ihr sagt, dass ihr morgen auch noch gerne nach Amsterdam wollt. Der Mitarbeiter soll sagen, dass ihr am besten mit dem Zug nach Amsterdam fahren könnt und dass der Bahnhof hier gleich in der Nähe ist. Beendet das Gespräch und verabschiedet euch. Der Mitarbeiter soll euch einen schönen Urlaub in Rotterdam wünschen und zum Abschied grüßen. 10

11 Das Gespräch: Rolle B Bedenk hoe je begroet en hoe je vraagt of je ze kunt helpen. De toeristen vragen na een pomp. Hoe zeg je straks: Helaas is de pomp hier schuin tegenover gesloten. U rijdt dus het beste bij de rotonde links de Weeena in, langs het station en op het kruispunt Weena en Henegouwerlaan links af. Na drie stoplichten ziet u links de benzinepomp. U kunt het beste de borden met Euromast volgen. Het is daar dicht bij. Let op! De toeristen herhalen de route. Zeggen ze het wel goed? Of hebben ze het niet goed begrepen? Dan moet je ze natuurlijk corrigeren. (Als reactie op hun opmerking dat ze nog een CD willen kopen en een film willen zien:) Bedenk hoe je zegt dat je een plattegrond van de stad hebt en dat ze daarop de Cd-winkel en de bioscoop kunnen vinden. (Je hoeft dus niet nog eens een route te gaan uitleggen.) De toeristen willen graag naar Amsterdam. Hoe zeg je dat ze het beste met de trein naar Amsterdam kunnen gaan. Het station is hier dicht bij. Bedenk hoe je ze nog veel plezier in Rotterdam wenst. Neem afscheid. 11

12 3 Beim WDR (WESTDEUTSCHER RUNDFUNK) Situation Du bist Radio-Moderator beim WDR in Münster. Dein Radio-Programm heißt Über den Tellerrand schauen: Unsere Nachbarn in den Niederlanden. In dieser Informationssendung geht es vor allem um alltägliche Dinge im Leben der Niederländer. Heute interviewst du einen niederländischen Austauschschüler aus Rotterdam. Versuche das Gespräch möglichst natürlich zu gestalten (z.b. indem du Zwischenfragen stellst, wobei du auf die Antworten von deinem Gesprächspartner eingehst). Fragen: Wie heißt du und woher kommst du? Warum bist du in Münster und wie lange bleibst du insgesamt hier? (Geef misschien een tip in het Nederlands, dat hij op uitwisseling is) Wo bist du untergebracht? ( Wo wohnst du? ). Erzähl mal etwas über deine Gastfamilie. (Hij/zij moet vertellen dat het geweldig is.) Was findest du besonders gut in Deutschland? Was gefällt dir gar nicht an Deutschland? In welche Schule gehst du? In welche Klasse gehst du? Was ist dein Lieblingsfach? 12

13 Lass uns mal lieber - statt über deine Schule über dich sprechen. Was interessiert dich besonders? (Geef misschien een tip in het Nederlands dat hij/zij van muziek houd.) Hey, das finde ich spannend. Was sind deine Lieblingsbands? Hast du deine Lieblingsband schon einmal live gesehen? Als kleines Dankeschön für dein Kommen bekommst du zwei Backstagekarten dieser Lieblingsband. (Hij/zij moet daarop reageren) Beende das Gespräch. Du sagst: Es ist jetzt Zeit für Musik. Mein niederländischer Gast hat sich seinen Lieblingstitel gewünscht. Er/sie wird ihn jetzt selbst ankündigen. 13

14 4 Im Fremdenverkehrsverein Rotterdam Situation Du stehst mit einem deutschen Austauschschüler vor dem Hauptbhanhof in Rotterdam. Ihr seid gerade von einem Ausflug nach Amsterdam zurückgekehrt. Du willst in aller Ruhe noch einen Imbiss holen und in ein Geschäft. Dein Partner will aber unbedingt noch zu den Kubsuwohnungen auf dem Blaak. Er fragt: Kannst du mir erklären, wie ich zu den Kubuswohnungen komme? Das Gespräch: Du erklärst: eerst hier naar links, ongeveer 500 meter, dan bij de rotonde (Hofplein) naar rechts ongeveer 1 kilometer over de Coolsingel bij het kruispunt met de verkeerslichten (Churchillplein) naar links dan na 350 meter sta je onder de kubuswoningen Danach möchte er/ sie noch zum Fuβballstadion und fragt: Und wie komme ich danach zum Feyenoordstadion? Du erklärst: eerst weer 350 meter terug nar het kruispunt met de verkeerslichten (Churchillplein), daar naar links dan na ongeveer 900 meter over de brug (Erasmusbrug) na de brug direct naar links en na 80 meter naar rechts (Laan op Zuid) dan ongeveer 2 kilometer rechtdoor en dan sta je bij het Feyenoordstadion 14

15 5 Clausthal-Zellerfeld Situation Du bist in Deutschland in dem kleinen Ort Clausthal-Zellerfeld. Du stehst beim Fremdenverkehrsamt in der Bornhardstraße. Weil du schon seit Jahren im Sommer zu deinem deutschen Cousin zu Besuch kommst, kennst du den Weg. Das Gespräch: Ein paar deutsche Leute kommen aus dem Fremdenverkehrsamt und fragen dich das Folgende: Entschuldigung, wissen Sie vielleicht, wie ich zum Ferienpark am Waldseebad komme? Hallo, junger Mann/junge Dame, heute Abend möchte ich ins Theater, es befindet sich an der Berliner Straße. Wissen Sie vielleicht, wo das ist? Guten Tag, darf ich Sie etwas fragen? Ich möchte am oberen Eschenbacher Teich angeln (vissen). Können Sie mir erklären, wie ich fahren muss? Entschuldigen Sie, ich suche den Campingplatz Waldweben. Können Sie mir sagen, wie ich dahin komme? 15

16 6 16

17 6. Berlin Situation Du fährst nach Berlin. Du bist angekommen und stehst in der Tourist Information. Du sucht eine Unterkunft für einige Nächte und wünscht Informationen über Sehenswürdigkeiten und Aktivitäten. Führe das Gespräch mit der Mitarbeiterin des Fremdenverkehrsamts. du Mitarbeiterin der Tourist Information 1. Groet bij binnenkomst, vertel dat je uit Nederland komt, en dat je Berlijn ( Berlin ) graag wilt bezoeken. Sie haben Recht, Berlin ist eine sehr interessante Stadt! Womit kann ich Ihnen helfen? 2. Vertel dat je een hotel zoekt voor 3 nachten (noem de periode: datum van vandaag t/m datum over 3 dagen). Vraag of ze een een persoonskamer ( das Einzelzimmer ) in een hotel kan reserveren, dat niet te duur is. Ja, das geht. Ich habe hier noch das A&O Hostel Am Zoo in der Joachimstaler Straße, ein Einzelzimmer mit Dusche und Toilette kostet 17,- pro Nacht. 3. Laat weten dat je dat goed vindt en vraag waar het zich bevindt. Also, dann fahren Sie mit der U-Bahn von hier zum U-Bahnhof Zoologischer Garten. Da steigen Sie aus und gehen in Richtung Kaiser-Wilhelm-Gedächtniskirche. Etwa 100 Meter von der Kirche entfernt ist Ihr Hotel. 4. Je hebt het allemaal niet zo snel kunnen volgen. Vraag of ze het kan herhalen. Ich zeige es Ihnen auf dem Stadtplan. Also, U-Bahn zum Bahnhof Zoologischer Garten, dann zur Gedächtniskirche und 17

18 dann sind Sie schon da. 5. Herhaal nu zelf in de ik-vorm, wat je moet doen. Prima! Sie haben es ganz und gar verstanden! Haben Sie sonst noch Wünsche? 6. Vraag of ze folders over Berlijn heeft. Ja, habe ich. Was für Informationen suchen Sie? 7. Zeg dat je informatie over bezienswaardigheden zoekt en dat je graag naar een bioscoop of een disco zou willen gaan? Also, da kann ich Ihnen diese Prospekte anbieten. Bitte sehr. 8. Bedank, en zeg dat je ook graag een rondvaart wilt maken als het weer mooi is. Bootsfahrten reservieren Sie bitte bei der Reederei Kaschinsky am Bonhöfferufer. 9. Je hebt het niet verstaan. Vraag of ze de naam kan spellen ( buchstabieren ). Die Reederei heißt K-A-S-C-H-I-N-S-K-Y. Ich schreibe es Ihnen auf. Bitte sehr. Können Sie mir übrigens sagen, ob es in Holland im Augenblick schönes Wetter ist? ich möchte gerne ein paar Tage dorthin. 10. Zeg dat het je spijt, maar dat je dat ook niet weet. Schade. Auf jeden Fall wünsche ich Ihnen ein paar schöne Tage in Berlin. 11. Bedank heel hartelijk en groet. Bitte sehr. Auf Wiedersehen! 18

19 7 Allgemeines Verschiedene Situationen Auch diese Übung machst du mündlich, schreibe also nichts auf. 1. Hoe vraag je waar er hier een benzinestation in de omgeving is. 2. Hoe vraag je of er in hotel Zum fliegenden Holländer nog een tweepersoonskamer van 28 december tot en met 2 januari is. 3. Hoe zeg je tegen een volwassene dat hij bij de rotonde rechtdoor moet rijden. 4. Hoe zeg je dat je vanavond graag naar de schouwburg gaat. 5. Hoe vraag je hoe je bij het winkelcentrum komt. 6. Hoe vraag je je gesprekspartner om een ogenblikje geduld. 7. Hoe vraag je dat je informatie over hotels in de stad nodig hebt. 8. Hoe vraag je voor hoeveel nachten (een volwassen) iemand de tweepersoonskamer in jouw hotel wil reserveren. 9. Hoe vraag je welke bezienswaardigheden er in de stad zijn. 10. Hoe zeg je dat (een volwassen) iemand bij het kruispunt met de stoplichten naar links moet gaan en dan de derde straat rechts moet nemen. Mit Dank an Emmauscollege 19