Proeve van bekwaamheid: Formats en formulieren 1

Transcriptie

1 Proeve van bekwaamheid: Formats en formulieren 1 Karin Kleine, projectleider Ontwikkeling traineeship HBO-afgestudeerden Marlous Beijer, projectsecretaris Jeugdzorg Nederland 1 Dit document is geschreven in het kader van het Implementatieplan Professionalisering Jeugdzorg en is te downloaden via Stichting Nederlands Jeugdinstituut (NJi), Utrecht. 1

2 1. Feedbacklijst externe collega Instructie voor de trainee Aan het eind van je traineeship laat je deze feedbacklijst invullen door een externe collega. Een externe collega is werkzaam voor een andere organisatie dan de jouwe. Het betreft een externe collega met wie je regelmatig contact hebt in het kader van de begeleiding van een cliënt. Je kunt denken aan een casemanager van Bureau Jeugdzorg, een gezinsvoogd of jeugdreclasseringswerker, een leerkracht of begeleider in de kinderopvang of een andere professional die bij het gezin of de cliënt betrokken is (jeugdzorgwerker, pleegzorgwerker, maatschappelijk werker, GGZ-functionaris, enzovoort). De ingevulde feedbacklijst neem je op in je portfolio. De feedback mag maximaal drie maanden oud zijn. Instructie voor de feedbackgever Vul de feedbacklijst in voor de trainee. De feedbacklijst bevat een aantal competenties. Elke competentie kent één of meerdere beoordelingscriteria. Per beoordelingscriterium kunt u de trainee een score geven. U kunt de score 0, 1 of 2 geven. Hieronder vindt u een uitleg van de scores: 0 = blijft achter bij te verwachten niveau, veel en belangrijke punten voor verbetering (onvoldoende). 1 = is op het te verwachten niveau, er zijn enkele punten voor verbetering (voldoende). 2 = beter dan gemiddeld te verwachten, hoogstens een enkel punt voor verbetering (goed). Naam feedbackgever: Functie: Organisatie: Datum: Naam trainee: Competentie 1: Brengt informatie en advies op een begrijpelijke manier over De jeugdzorgwerker is in staat om informatie en (opvoedings)advies op een begrijpelijke en sensitieve manier over te brengen, zodat de jeugdige en/of opvoeders, het systeem en andere betrokken organisaties of disciplines de informatie en het advies begrijpen en er geen verwarring ontstaat. Beoordelingscriteria: Scores: Stemt een mondelinge of schriftelijke boodschap af op de gesprekspartner en brengt informatie helder en samenhangend over (eventueel aangevuld met documentatie). Gebruikt begrijpelijke voorbeelden om een boodschap te verduidelijken controleert of de boodschap voor de ontvanger duidelijk is. Vat bevindingen, discussiepunten of meningen samen, waardoor de focus gericht blijft op het doel van het gesprek. Checkt bij de gesprekspartner(s) of de informatie goed is overgekomen. 2

3 Competentie 2: Legt contact en heeft contact met jeugdigen en opvoeders jeugdzorgwerker is in staat om alle jeugdigen en opvoeders op een open, toegankelijke en authentieke wijze tegemoet te treden, zodat zij zich uitgenodigd voelen hun vragen open en eerlijk te verwoorden en weten met welke vragen ze waar en wanneer terecht kunnen. Beoordelingscriteria: Scores: Legt zijn activiteiten en aanbod helder uit. Is bereikbaar en legt en onderhoudt contacten op een actieve, toegankelijke en transparante wijze. Toont in contacten met jeugdigen en opvoeders betrokkenheid, neemt betrokkenen serieus en gaat respectvol met hen om. Competentie 4: Stelt de hulpvraag vast of scherpt deze aan. De jeugdzorgwerker is in staat om, op basis van de verzamelde informatie en in afstemming met de jeugdige en/of opvoeders, de hulpvraag te formuleren of aan te scherpen, waardoor beoogde doelen en gewenste resultaten zijn afgestemd op de specifieke situatie van de jeugdige, opvoeders en/of de (leef)groep. Beoordelingscriteria: Neemt bij het (her)formuleren van de hulpvraag de gewenste situatie voor de jeugdige en/of opvoeders als uitgangspunt, niet de problemen. Scores: Competentie 7: Creëert een veilige omgeving (in een pedagogische context) De jeugdzorgwerker heeft het vermogen om in een sfeer van respect en vertrouwen samen met de jeugdige en de (leef)groep normen en waarden bespreekbaar te maken, afspraken te maken over gedragsregels en grenzen te stellen. Hierdoor kan in een veilige omgeving worden gewerkt aan de ontwikkeling van de jeugdige en het hulpverleningsplan. Beoordelingscriteria: Laat in zijn beroepsmatig handelen, houding en gedrag zien dat hij aandacht schenkt aan het creëren van een sfeer van respect en vertrouwen met jeugdige en/of de (leef)groep. Spreekt de jeugdige en/of de (leef) groep aan op gedrag wat in strijd is met gedrags-, omgangs- en huisregels. Scores: 3

4 Competentie 8: Werkt samen De jeugdzorgwerker is in staat om op constructieve wijze actief samen te werken met collega s, leidinggevenden en professionals uit andere disciplines en organisaties. Beoordelingscriteria: Stemt zijn werkzaamheden af met collega s, leidinggevenden of professionals uit andere disciplines en voorziet hen tijdig van de juiste informatie. Gaat respectvol om met de kennis, ervaring en deskundigheid van anderen en benut deze kennis in zijn beroepsmatig handelen. Scores: Competentie 9: Coördineert de zorg De jeugdzorgwerker heeft het vermogen contact te leggen en te onderhouden met professionals van andere disciplines en organisaties die betrokken zijn bij een jeugdige of zijn opvoeders en weet hen op overtuigende wijze tot samenwerking te motiveren, waardoor de hulpverlening plaatsvindt met optimale inzet en onderlinge afstemming van de verschillende disciplines. Door in te grijpen waarborgt hij de continuïteit van de hulpverlening en voorkomt verslechtering van de situatie. Beoordelingscriteria: Scores: Heeft kennis van het hulpaanbod in de keten de aanbieders Competentie 12: Werkt vanuit visie op opvoeding en ontwikkeling De jeugdzorgwerker heeft een duidelijke visie op het belang van een goede opvoeding en ontwikkeling van jeugdigen, voor de jeugdige zelf, opvoeders en de samenleving. Hierdoor heeft hij een duidelijke focus tijdens het werken met jeugdigen en opvoeders. Beoordelingscriteria: Werkt vanuit een heldere pedagogische visie en maakt dit zichtbaar in gedrag en houding richting jeugdige, opvoeders en samenleving. Scores: 4

5 Competentie 16: Reflecteert op het eigen handelen De jeugdzorgwerker is in staat op constructieve wijze en in overleg met collega s, de jeugdige, opvoeders en het systeem te reflecteren op zijn eigen normatieve kader en beroepsmatig handelen, waardoor hij weet waar zijn professionele grenzen liggen en waar verbeterpunten in het werkproces zijn. Beoordelingscriteria: Vraagt structureel feedback aan anderen (leidinggevende, collega s, cliënten) over het beroepsmatig handelen en houdingsaspecten. Benut de feedback en het professioneel en beroepsethisch oordeel van collega s voor verbetering van de taakuitoefening en verdere professionalisering Scores: Deelt ervaren problemen en successen met collega s. 5

6 2. Feedbacklijst voor cliënten: jeugdigen Instructie voor de trainee Aan het eind van je traineeship laat je deze feedbacklijst invullen door vijf cliënten (jeugdigen en/of ouder(s)/opvoeder(s)). Het gaat hier om cliënten met wie je regelmatig hebt gewerkt, bijvoorbeeld cliënten die verblijven op de leef- of behandelgroep waar jij werkzaam bent, cliënten die jij begeleiding of behandeling biedt in de thuissituatie, cliënten waarvoor jij de casemanager, voogd of reclasseringswerker bent, cliënten die je individuele begeleiding of behandeling biedt, enzovoort. De ingevulde feedbacklijsten (vijf in totaal) neem je op in je portfolio. De feedback moet gegeven worden door cliënten die je ten tijde van je traineeship hebt begeleid. Instructie voor de feedbackgever De Jeugdzorgwerker die jou deze feedbacklijst heeft gegeven heeft jou een periode begeleid. Deze Jeugdzorgwerker is bezig om steeds beter te worden in zijn vak en wil daarom graag weten wat jij vond van hoe hij jou heeft geholpen. Bedankt dat je hier aan mee wil werken. Vul de feedbacklijst in voor de jeugdzorgwerker. Per stelling kun je de jeugdzorgwerker een score geven. Je kunt de score 0, 1 of 2 geven. Hieronder vind je een uitleg van de scores: 0 = onvoldoende: veel en belangrijke punten voor verbetering 1 = voldoende: er zijn enkele punten voor verbetering 2 = goed: geen punten voor verbetering of hoogstens een enkel punt voor verbetering Wanneer een stelling niet duidelijk voor je is, dan kun je terecht bij de jeugdzorgwerker die je deze lijst heeft gegeven. Wanneer een stelling voor jou niet van toepassing is (bijvoorbeeld wanneer er gevraagd wordt naar de sfeer Datum van invullen: Naam Jeugdzorgwerker: Mijn jeugdzorgwerker: Scores: 1 Stelde vragen aan mij om erachter te komen wat ik nu echt vond van de situatie waarin ik zat. 2 Legde helder uit waar hij me mee zou kunnen helpen en hoe hij dit aan zou pakken. 3 Legde duidelijk aan mij uit, uit welke fases of stappen mijn traject zou bestaan en wat ik daar van kon verwachten. 4 Sprak met mij af hoe hij om zou gaan met vertrouwelijke informatie over mij. 5 Praatte niet alleen maar met mij over de problemen, maar praatte vooral met mij over wat ik wilde bereiken of veranderen. 6 Merkte het op wanneer er iets in mijn situatie veranderde. 6

7 7 Legde het duidelijk aan mij uit als we een fase in het traject afsloten of een nieuwe fase startten, en wat ik daarvan kon verwachten. 8 Ondersteunde mij goed bij het vinden en volhouden van school, werk of vrijetijdsbesteding. 9 Werkte goed samen met andere mensen die bij mij betrokken zijn (bijvoorbeeld andere hulpverleners of docenten van school). 10 Weet welke hulp er nog meer beschikbaar is, buiten de hulp die hij zelf aan mij geeft. 11 Gaf mij op een heldere manier informatie of advies, en gebruikte daarbij begrijpelijke voorbeelden. 12 Bleef in gesprekken met mij gericht op het doel van het gesprek, bijvoorbeeld door steeds samen te vatten wat we hebben besproken. 13 Checkte in gesprekken met mij of de informatie bij mij goed is overgekomen. 14 Was goed en makkelijk te bereiken. 15 Was makkelijk om mee te praten en betrokken; ik voelde me in gesprekken op mijn gemak bij hem. 16 Was duidelijk over wat hij deed en waarom hij dat deed. 17 Nam uit zichzelf contact met mij op en bleef uit zichzelf contact met mij houden. 18 Nam mij serieus en behandelde mij met respect. 19 Zorgde voor een sfeer van respect en vertrouwen in de groep. Let op: deze vraag hoef je alleen in te vullen als je hulp in een groep hebt gehad. 20 Sprak mij of anderen aan op ons gedrag, wanneer dit niet volgens de regels of afspraken was. 21 Vroeg mij steeds wat ik vond van hoe hij mij hielp en wat ik vond van hoe hij met mij omging. 22 Luisterde goed naar mijn mening over hem en gebruikte mijn mening om beter met mij om te gaan en mij beter te helpen. 23 Legde mij helder uit wat ik of mijn ouder(s)/verzorger(s) hadden gedaan, waardoor een dwang- of drang maatregel nodig was. (bijvoorbeeld een uithuisplaatsing of een melding over mij bij de Raad voor de Kinderbescherming of het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling). Let op: deze vraag hoe je alleen in te vullen als je in je hulptraject te maken hebt gehad met een dwang- of drangmaatregel. 24 Legde mij helder uit waarom het in mijn belang was dat er een dwangof drangmaatregel werd ingezet. Let op: deze vraag hoe je alleen in te vullen als je in je hulptraject te maken hebt gehad met een dwang- of drangmaatregel. 25 Sloot aan bij mijn manier van communiceren. 7

8 26 Merkte het op, wanneer er sprake was van geweld in mijn gezin of op mijn groep. 27 Voorkwam problemen door duidelijke regels te stellen en deze vast te houden. 28 Was eerlijk en rechtvaardig. 29 Bleef rustig als er irritatie of agressie was. Je bent aan het einde gekomen van de vragenlijst, nogmaals bedankt voor het invullen! 8

9 3. Feedbacklijst voor cliënten: ouder(s) / opvoeder(s) Instructie voor de trainee Aan het eind van je traineeship laat je deze feedbacklijst invullen door vijf cliënten (jeugdigen en/of ouder(s)/opvoeder(s). Het gaat hier om cliënten met wie je regelmatig hebt gewerkt, bijvoorbeeld cliënten die verblijven op de leef- of behandelgroep waar jij werkzaam bent, cliënten die jij begeleiding of behandeling biedt in de thuissituatie, cliënten waarvoor jij de casemanager, voogd of reclasseringswerker bent, cliënten die je individuele begeleiding of behandeling biedt, enzovoort. De ingevulde feedbacklijsten (vijf in totaal) neem je op in je portfolio. De feedback moet gegeven worden door cliënten die je ten tijde van je traineeship hebt begeleid. Instructie voor de feedbackgever De jeugdzorgwerker die u deze feedbacklijst heeft gegeven heeft u of uw kind een periode begeleid. Deze jeugdzorgwerker is bezig om steeds beter te worden in zijn vak en wil daarom graag weten wat u vond van hoe hij u of uw kind heeft geholpen. Bedankt dat u hier aan mee wil werken. Vul de feedbacklijst in voor de jeugdzorgwerker. Per stelling kunt u de jeugdzorgwerker een score geven. U kunt de score 0, 1 of 2 geven. Hieronder vindt u een uitleg van de scores: 0 = onvoldoende: veel en belangrijke punten voor verbetering 1 = voldoende: er zijn enkele punten voor verbetering 2 = goed: geen punten voor verbetering of hoogstens een enkel punt voor verbetering Wanneer een stelling niet duidelijk voor u is, dan kunt u terecht bij de jeugdzorgwerker die u deze lijst heeft gegeven. Datum van invullen: Naam jeugdzorgwerker: Mijn jeugdzorgwerker: Scores: 1 Stelde vragen aan mij om erachter te komen wat ik nu echt vond van de situatie waarin ik en/of mijn kind zat. 2 Legde helder uit waar hij mij en/of mijn kind mee zou kunnen helpen en hoe hij dit aan zou pakken. 3 Legde het duidelijk aan mij en/of mijn kind uit, uit welke fases of stappen het traject zou bestaan en wat we daar van konden verwachten. 4 Sprak met mij af hoe hij om zou gaan met vertrouwelijke informatie over mij of mijn kind. 5 Praatte niet alleen maar met mij en/of mijn kind over de problemen, maar praatte vooral over wat we wilden bereiken of veranderen. 6 Merkte het op, wanneer er iets in mijn situatie of in de situatie van mijn kind veranderde. 9

10 7 Legde het duidelijk aan mij en/of mijn kind uit als we een fase in het traject afsloten of een nieuwe fase startten, en wat we daar van konden verwachten. 8 Ondersteunde mij of mijn kind goed bij het vinden en volhouden van school, werk of vrijetijdsbesteding. 9 Werkte goed samen met andere mensen die bij mij of mijn kind betrokken zijn (bijvoorbeeld andere hulpverleners). 10 Weet welke hulp er nog meer beschikbaar is, buiten de hulp die hij zelf aan mij en/of mijn kind geeft. 11 Gaf op een heldere manier informatie of advies, en gebruikte daarbij begrijpelijke voorbeelden. 12 Bleef in gesprekken met mij en/of mijn kind gericht op het doel van het gesprek, bijvoorbeeld door steeds samen te vatten wat we hebben besproken. 13 Checkte in gesprekken met mij en/of mijn kind of de informatie bij mij goed is overgekomen. 14 Was goed en makkelijk te bereiken. 15 Was makkelijk om mee te praten en betrokken; ik voelde me in gesprekken op mijn gemak bij hem / mijn kind voelde zich op zijn gemak bij hem. 16 Was duidelijk over wat hij deed en waarom hij dat deed. 17 Nam uit zichzelf contact met mij en/of mijn kind op en bleef uit zichzelf contact houden. 18 Nam mij en/of mijn kind serieus en behandelde mij of mijn kind met respect. 19 Zorgde voor een sfeer van respect en vertrouwen in de groep waar mijn kind verbleef. Let op: deze vraag hoeft u alleen in te vullen als uw kind hulp kreeg in een groep. 20 Sprak mijn kind of andere kinderen aan op hun gedrag, wanneer dit niet volgens de regels of afspraken was. 21 Vroeg mij en/of mijn kind steeds wat we vonden van hoe hij ons hielp en wat we vonden van hoe hij met ons omging. 22 Luisterde goed naar mijn/onze mening over hem en gebruikte mijn/onze mening om beter met ons om te gaan en ons beter te helpen. 23 Legde mij helder uit wat ik en/of mijn kind hadden gedaan, waardoor een dwang- of drang maatregel nodig was (bijvoorbeeld een uithuisplaatsing of een melding over mij bij de Raad voor de Kinderbescherming of het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling). Let op: deze vraag hoeft u alleen in te vullen als u in uw hulptraject te maken hebt gehad met een dwang- of drangmaatregel. 24 Legde mij en/of mijn kind helder uit waarom het in het belang van mijn kind was dat er een dwang- of drang maatregel werd ingezet. Let op: deze vraag hoeft u alleen in te vullen als u in uw hulptraject te 10

11 maken hebt gehad met een dwang- of drangmaatregel. 25 Sloot aan bij mijn manier van communiceren en/of bij de manier van communiceren van mijn kind 26 Merkte het op, wanneer er sprake was van geweld in mijn gezin of op de groep waar mijn kind verbleef. 27 Voorkwam problemen door duidelijke regels te stellen en deze vast te houden. 28 Was eerlijk en rechtvaardig. 29 Bleef rustig als er irritatie of agressie was. U bent aan het einde gekomen van de vragenlijst, nogmaals bedankt voor het invullen! 11

12 4. Format casusverslag 0. Relatie tot portfolio Welke themacompetentie(s) worden met dit casusverslag aangetoond? 20: Omgaan met jeugdigen en opvoeders in gedwongen kaders. 21: Omgaan met diversiteit. 22: Omgaan met vermoedens van huiselijk geweld. 23: Omgaan met verbaal geweld en (licht) agressief gedrag. 1. Gegevens Beschrijf van de betrokken cliënt / cliënten: Letter waarmee de naam van de cliënt wordt aangeduid: Geboortejaar / leeftijd: Man / vrouw: Periode waarin de begeleiding / hulp plaatsvindt: Instelling waarbinnen de begeleiding / hulp plaatsvindt: 2. Reden van aanmelding voor begeleiding / hulp Hulpvraag of hulpvragen van de cliënt: Informatie van de ouders: klachten / problemen oorzaken (volgens ouders) wat gaat wel goed Informatie van de jeugdige: klachten / problemen oorzaken (volgens jeugdige) wat gaat wel goed Informatie van andere betrokkenen (bijvoorbeeld school, werk of overig netwerk): klachten / problemen oorzaken (volgens betrokkene) wat gaat wel goed 12

13 3. Plan van aanpak Gestelde einddoelen (SMART): In te zetten hulp / begeleiding / interventies 2 : 4. Probleemstelling, verslag en resultaten Beschrijf hieronder: voor welke vraagstukken / problemen je werd gesteld op het gebied van de gekozen themacompetentie(s); wat jouw visie was op de mogelijke oorzaak en oplossing van dit vraagstuk / probleem; hoe je gehandeld hebt en welke interventies je hebt ingezet; wat het resultaat van je interventies was; hoe jouw interventies hebben bijgedragen aan het oplossen van het vraagstuk/probleem en (uiteindelijk) aan het bereiken van de einddoelen; welke (geplande) resultaten je niet hebt bereikt en wat daar volgens jou de oorzaak van is. Let op: kijk goed naar de beoordelingscriteria van de themacompetentie(s) en zorg ervoor dat je met je beschrijving hieronder aantoont dat je deze criteria beheerst. 5. Theorie en beroepscode Op welke beroepsinhoudelijke theorieën heb je je handelen gebaseerd? Leg uit: Welke artikelen uit de beroepscode zijn het meest van toepassing op dit vraagstuk? Leg uit waaruit blijkt dat jij volgens deze artikelen hebt gehandeld. 6. Reflectie en aanbevelingen Hoe zou je eenzelfde soort vraagstuk een volgende keer aanpakken? Wat zou je hetzelfde doen? Wat zou je anders doen? 2 Bijvoorbeeld: plaatsing op een leefgroep, individuele begeleiding, jobcoaching, schoolbegeleiding, plaatsing in JJI, enzovoort. 13

14 5. STARR-formulier taak 24: De eigen deskundigheid bevorderen Beschrijf in het STARR-formulier hoe jij aan de slag bent met de taak De eigen deskundigheid bevorderen en hoe je je daar tijdens het traineeship in ontwikkeld hebt. Maak bij het invullen gebruik van de vragen die je jezelf kunt stellen. Om je een beeld te vormen van wat de taak precies inhoudt: lees onderstaande beschrijving. Taak 24: De eigen deskundigheid bevorderen De jeugdzorgwerker houdt, daartoe gefaciliteerd door zijn leidinggevende, de eigen deskundigheid op peil. Hij signaleert leemtes in zijn deskundigheid, en maakt gebruik van mogelijkheden binnen en buiten de organisatie voor deskundigheidsbevordering. Gevorderd professional: Eigen beroepsontwikkeling en te volgen deskundigheidsbevordering bespreken. Reflecteren op eigen handelen. Feedback van collega s vragen. Volgen van vormen van deskundigheidsbevordering. Op aanwijzen actuele vakliteratuur lezen. Kennis nemen van ontwikkelingen met betrekking tot wet- en regelgeving. Onderwerp Taak 24: De eigen deskundigheid bevorderen Situatie(s) Taak of taken Actie(s) Resultaat of Resultaten 14

15 Reflectie Datum: 15

16 6. STARR-formulier taak 25: De beroepsuitoefening professionaliseren en profileren Beschrijf in het STARR-formulier hoe jij aan de slag bent met de taak De beroepsuitoefening professionaliseren en profileren en hoe je je daar tijdens het Traineeship in ontwikkeld hebt. Maak bij het invullen gebruik van de vragen die je jezelf kunt stellen. Om je een beeld te vormen van wat de taak precies inhoudt, lees onderstaande beschrijving. Taak 25: De beroepsuitoefening professionaliseren en profileren De jeugdzorgwerker ontwikkelt opvattingen over het werk, de taken en de houding rondom zijn beroepsuitoefening en draagt deze uit in de richting naar andere partners die met jeugdigen werken. Hij deelt zijn kennis en ervaring ten behoeve van verdere professionalisering van de jeugdzorg. Gevorderd professional: Deelnemen in netwerken van belangen- en beroepsverenigingen Onderwerp Taak 25: De beroepsuitoefening professionaliseren en profileren Situatie(s) Taak of taken Actie(s) Resultaat of Resultaten 16

17 Reflectie Datum: 17

18 7. STARR-vragen Situatie Er doet zich iets voor wat wel of niet gewenst is Je beschrijft deze situatie door een aantal vragen te beantwoorden: - Wat was de situatie? - Wat gebeurde er? - Wie waren er bij betrokken? - Waar speelde de situatie zich af? - Wanneer speelde deze situatie? Taak Jij dient in deze situatie een bepaalde (professionele) houding aan te nemen Je beschrijft deze situatie door een aantal vragen te beantwoorden: - Wat was je taak? (wat moest je specifiek doen?) - Wat was je rol? (welke achterliggende gedachte had je?) - Wat werd er van je verwacht? - Wat wilde je bereiken? - Wat verwachtte je van jezelf in die situatie? - Wat vond je dat je moest doen? Actie Je voert bepaalde handelingen uit naar aanleiding van de situatie Je beschrijft deze situatie door een aantal vragen te beantwoorden: - Wat heb je precies gezegd en / of gedaan? - Hoe was je aanpak? - Wat gebeurde er vervolgens? - Hoe reageerde(n) de ander(en) op jou? - Wat heb je vervolgens gezegd en / of gedaan? - Wat gebeurde er vervolgens? 18

19 Resultaat Jouw handelen heeft een bepaald effect gehad Je beschrijft deze situatie door een aantal vragen te beantwoorden: - Wat kwam er uit? - Hoe is het afgelopen? - Wat was het resultaat van je handelen? - Hoe reageerde(n) de ander(en)? Reflectie Je gaat je handelen analyseren en benoemen wat je er van hebt geleerd Je beschrijft deze situatie door een aantal vragen te beantwoorden: - Hoe vond je dat je het deed? - Was je tevreden met het resultaat? - Wat zou je een volgende keer anders doen? (in deze of een vergelijkbare situatie) - Welke competenties zijn belangrijk om in te zetten? Bron: 19

20 8. Verklaring toestemming video-opnames / geluidsfragmenten in portfolio Bij deze geef ik: <naam Cliënt> <naam jeugdzorgwerker>., jeugdzorgwerker bij de organisatie. <naam organisatie> toestemming om video of audio opnames van*: <naam + geboortedatum> <naam + geboortedatum> <naam + geboortedatum> <naam + geboortedatum> gedateerd op. <datum waarop de opnames zijn gemaakt>. op te nemen in zijn portfolio. Daarbij gelden de volgende afspraken en regels: 1. Vóórdat de jeugdzorgwerker video- of audio-opnames maakt, vraagt hij toestemming aan de cliënt en/of (indien van toepassing) diens ouder(s)/verzorger(s). 2. De video- of audio-opnames worden alleen gebruikt voor de doelstelling van het portfolio en niet voor andere doeleinden. 3. De video- of audio-opnames zullen worden bekeken door één of meerdere assessoren en een mentor, werkzaam bij een organisatie voor jeugdzorg of een EVC-aanbieder, en niet door andere derden. 4. De video- of audio-opnames worden enkel in een beschermde digitale omgeving geplaatst of op een mediadrager (usb-stick, cd) persoonlijk aan de assessor overhandigd en worden niet in een openbare digitale omgeving (zoals youtube) geplaatst. 5. De video- of audio-opnames worden na beoordeling van het portfolio maximaal 1 jaar bewaard en zullen daarna worden vernietigd / gewist. Datum van ondertekenen: Handtekening(en) cliënt(en) Handtekening(en) ouder(s)/verzorger(s).. * Noem hier de namen en geboortedata van alle jeugdigen en ouder(s)/opvoeder(s) die in de video of audio opname te zien of te horen zijn. 20

21 9. Productreflectieformulier Bij een beroepsproduct vul je ook onderstaand formulier in. Bij overige bewijsstukken geef je steeds kort aan waarom je dat bewijsstuk hebt gekozen als illustratie. Waar dat niet uit het bewijsstuk blijkt, schets je de context van het bewijsstuk. Je kunt de vragen van onderstaand formulier daarbij gebruiken. Naam kandidaat Naam product Toelichting 1) Wie? Door wie is het product ontwikkeld? Wat is jouw aandeel hierbij geweest? Geef ook een procesbeschrijving van de totstandkoming van het product. 2) Wat? Wat voor soort product is het? Gelden er specifieke eisen voor dit soort producten, en zo ja welke zijn dat? 3) Waarom? Wat is het doel van dit product? 4) Waar? Voor welk bedrijf/welke organisatie is het ontwikkeld? Tot welke sector/branche behoort dit bedrijf/deze organisatie? 21

22 5) Wanneer? Wanneer is het ontwikkeld? 6) Op basis van welke theoretische onderbouwing? Welke wetenschappelijke of beroepsinhoudelijke theorie of visie of traditie ligt ten grondslag aan het product? Waar heb je je op gebaseerd? Noem tenminste twee vakinhoudelijke publicaties per product met een correcte bronvermelding (volgens APArichtlijnen) 7) Bruikbaarheid a) Is het product bruikbaar in de praktijk? b) Zo ja, waaruit blijkt dat? 8) Acceptatie a) Is het product geaccepteerd in de beroepspraktijk? b) Zo ja, waaruit blijkt dat? 9) Evaluatie a) Is het product geëvalueerd? b) Zo ja, wat is het resultaat van die evaluatie? 10) Doel Welke competentie(s) wil je met dit product aantonen? (omschrijven) Hoe kun je bewijzen dat het om een authentiek product van jou gaat (referenties, handtekeningen e.d.) 22

23 Opmerkingen Akkoord leidinggevende/ of ander persoon met formele tekenbevoegdheid. Naam Functie Handtekening Het productreflectieformulier dient door de leidinggevende geaccordeerd te worden. Daarmee geeft hij/zij toestemming aan de assessor(en) / het EVC-centrum om kennis te nemen van het beroepsproduct (en niet aan derden); bevestigt hij/zij dat het product ontwikkeld is door de kandidaat; geeft hij/zij aan dat het product aan de kwaliteitseisen voldoet; geeft hij/zij aan dat het beroepsproduct bruikbaar is in de beroepspraktijk. 23