Technisch informatieblad StoMurisol BD 1K

Transcriptie

1 1-component bitumineuze afwerking Kenmerk Toepassing Eigenschappen Bijzonderheden/opmerkingen buiten voor het afdichten van gebouwdelen onder het maaiveld tegen bodemvochtigheid en niet drukkend water (DIN ) tegen niet drukkend water op plafonds en in natte ruimtes - gemiddelde belasting (DIN ) ook als lijmmortel voor beschermende- drainage- en isolatieplaten onder het maaiveld op (gewapend) beton (EN 206-2/DIN ) op pleisterwerk van mortelgroep CS III, CS IV volgens EN 998-1, op een met een cementmortel volvlaks afgewerkte kalkzandsteen gevel baksteen en betonsteenblokken dienen voor het overlagen afgewerkt te worden met een stuclaag uit mortelgroep CS III, CS IV nach EN isolatie van de kelder, onder beschermende lagen puntbelasting vermijden, deze verminderen de waterdichtheid, langere droogtijd in acht nemen niet voor voegvulling geschikt, de voegen naar de geldige regelgeving en afhankelijk van de belasting vullen en hierbij producten toepassen die niet reageren met bitumen 1-component oplosmiddelvrij, gevuld met polystyreen, kunststofgemodificeerd en verwerkingsgereed hoge elasticiteit scheuroverbruggend zonder aanzet drogend resistent en bestand tegen de in een wand voorkomende natuurlijke stoffen, niet bestand tegen aromaten, alifaten etc. actuele DIN en de nationale richtlijnen Rev.nr.: 2 / NL / / 1/5

2 Technische gegevens Criterium Norm/testvoorschrift eenheid Waarde/ Opmerkingen Dichtheid 0,65-0,68 g/cm³ Bij de opgave van de specificaties betreft het gemiddelde waarden resp. ca.- waarden. Vanwege het gebruik van natuurlijke grondstoffen in onze producten kunnen de opgegeven waarden per levering iets afwijken, zonder dat de geschiktheid van het product wordt beïnvloed. Ondergrond Eisen De ondergrond moet vast, schoon en draagkrachtig zijn en vrij zijn van sinterlagen en losmiddelen. Het af te dichten oppervlak moet vrij zijn van bramen. Beschadigingen en groeven moeten worden gespachteld. Randen moeten worden afgerond. Voorbereidingen Eventuele resten van stoffen die de hechting nadelig beïnvloeden zoals olie, vet, coating, bitumen, teer, cementlagen, stof, oude verflagen moeten tot op de draagkrachtige ondergrond worden verwijderd, zodat een goede hechting ontstaat. Niet draagkrachtige, losse resp. broze lagen moeten mechanisch worden verwijderd (frezen, zandstralen). Een hollijst (radius 4 cm) kan met StoMurisol DS met een troffel worden gemaakt. De bitumenlaag hecht ook op matvochtige ondergronden. Staand water vermijden/verwijderen. Minerale ondergronden zoals bijv. beton, cementpleister, kalkzandsteen (met cementmortel gemetseld) tegels, beton, metselwerk van holle stenen enz. moeten 1:5 resp. 1:10 met water verdund worden voorgestreken (afhankelijk van de ondergrond). Bij zandende ondergronden en voor het binden van fijn stof moet met StoPrim Micro worden voorgegrond. Geprofileerde ondergronden en ondergronden met grove poriën moeten van een schraaplaag worden voorzien (is geen afdichting). De schraaplaag moet voor het opbrengen van de afdichtingslaag zover zijn gedroogd, dat deze door de daarop volgende bewerking niet wordt beschadigd. Ondergrond, waarop dekkend een schraaplaag wordt opgebracht, heeft geen verdere grondering nodig, voor zover deze niet weer vuil wordt. Bij het afdichten van metselwerk moet voor de extra zekerheid Sto- Glasfasergewebe worden ingebed. Rev.nr.: 2 / NL / / 2/5

3 Verwerking Verwerkingsvoorwaarden Tijdens de verwerkings- en droogtijd moet het materiaal worden beschermd tegen warmte-inwerking zoals bijv. intensieve zonnestralen, door geschikte maatregelen zoals bijv. het afdekken met folie. Een kunstmatige versnelling van het doordrogen door bijv. open vlammen of infraroodstralen, is hier in principe niet toegestaan. De laag moet worden beschermd tegen waterbelasting bijv. door grond-, regen-, stuw- en oppervlaktewater tot volledig doordrogen is opgetreden. Vorstinwerking moet tevens tot aan het volledig drogen, bijv. door opwarmen met heteluchtkanonnen, worden voorkomen. Bij afdichtingen conform DIN moet de uit te voeren laagdiktecontrole (aantal, positie, resultaat) en de doordroogcontrole worden gedocumenteerd. Verwerkingstemperatuur Minimale ondergrond- en luchttemperatuur: +5 C Maximale ondergrond- en luchttemperatuur: +30 C Materiaalbereiding Applicatie Het materiaal is verwerkingsklaar ingesteld Niet roeren. handmatig, met hand en machinetechniek (Inomat) te verwerken Verwerken door spachtelen. Bij verticale afdichtingswerkzaamheden, op de wand met een kam aanbrengen als pleister. Bij horizontale oppervlakken met een spaan verspreiden. De afdichting in minimaal twee arbeidsgangen uitvoeren. Het opbrengen moeten zonder fouten, gelijkmatig en qua dikte afhankelijk van de belasting worden opgebracht. Bij afdichtingen tegen bodemvochtigheid en niet stuwend percolaat (DIN deel 4) kunnen de lagen nat in nat worden opgebracht. Bij afdichtingen conform DIN deel 5 moet de eerste afdichtingslaag voor het opbrengen van de tweede laag zover zijn gedroogd, dat deze door de daarna volgende bewerking niet wordt beschadigd. Minimale dikte droge laag: 3 mm conform DIN deel 4 en 5 De voorgeschreven minimale droge laag dikte mag op geen enkele plaats worden onderschreden en nergens met meer dan 50 % worden overschreden. Bij een werkonderbreking de bitumenlaag tot nul uitreien en bij opnieuw aanvangen van de werkzaamheden overlappend verder werken. Werkonderbrekingen niet aan de gebouwhoeken. In het gebied van de spatwaterzone de bitumenlaag tot min. 30 cm boven het maaiveld aanbrengen. Om te zorgen dat een sokkelpleister e.d. kan worden aangebracht, moet bij metselwerk de spatwaterzone met mineraal afdichtmiddel, zoals StoMurisol DS worden uitgevoerd. De overlapping van de afdichtingsmassa moet min. 10 cm zijn. Rev.nr.: 2 / NL / / 3/5

4 In de omgeving van de vloerplaat de verticale afdichting over het banketbereik tot min. 10 cm op de kopse kanten van de WU-betonvloerplaat naar beneden installeren. Bescherm de afdichting tegen beschadiging. Beschermings- en drainagelagen mogen echter pas na volledig doordrogen van de afdichtingslaag worden aangebracht. Daarbij moeten de bepalingen van de DIN deel 10 worden aangehouden. Bij de toepassing als beschermings-, drainage- of isolatieplaatlijm in met de aarde in aanraking komende omgevingen puntvormig telkens in de hoeken en in het midden op de platen aanbrengen en tegen de doorgedroogde bitumen-laag aandrukken. Houd rekening met langere droogtijden! Drogen, uitharden, bewerkingstijd De droogtijd van de bitumenlaag is afhankelijk van de weersomstandigheden, buitentemperatuur, luchtvochtigheid en luchtcirculatie, ondergrondvochtigheid en dikte van de natte laag. Deze bedraagt gemiddeld 2-3 dagen (bij +23 C en 65 % relatieve luchtvochtigheid). Door hoge luchtvochtigheid en/of lage temperatuur kan de droging worden vertraagd. Oppervlaktedroog / regenbestendig: Bij +5 C lucht- en ondergrondtemperatuur en 65 % r elatieve luchtvochtigheid: schuren na ca. 10 uur. Bij +20 C lucht- en ondergrondtemperatuur en 65 % relatieve luchtvochtigheid: na ca. 7 uur Reiniging van de gereedschappen Instructies, aanbevelingen, speciaal, overige Direct na gebruik met water reinigen. In uitgeharde toestand met bitumenreiniger reinigen. Controle: Het correct doordrogen moet door de gebruiker altijd worden gecontroleerd. Het doordrogen moet destructief op een referentiemonster via de v-groefmethode worden gecontroleerd. Het referentiemonster bestaat uit de op het object aanwezige ondergrond (bijv. metselsteen), die op de bouw wordt bewaard. De laagdiktecontrole moet in verse toestand plaatsvinden door het meten van de natte laagdikte (min. 20 metingen per object resp. min. 20 metingen per 100 m²). De verdeling van de meetpunten is diagonaal. Afhankelijk van de bouwkundige omstandigheden moet de meetdichtheid, bijv. in de nabijheid van doordringingen, overgangen en aansluitingen worden verhoogd. Bij twee lagen met wapeningslaag moeten beide laagdikten afzonderlijk worden gecontroleerd. Rev.nr.: 2 / NL / / 4/5

5 Leveren Kleur Opslag Opslagcondities Opslagtermijn zwart In gesloten verpakking en vorstvrij opslaan. De beste kwaliteit in de originele verpakking wordt tot het einde van de max. opslagduur gewaarborgd. Dit kan uit het chargenummer op de verpakking worden afgelezen. Verklaring van het chargenummer: cijfer 1 = eindcijfer van het jaar, cijfer = kalenderweek Voorbeeld: opslagduur tot eind week 45 in 2015 Certificaten/toelatingen P - DD 4597/1/ bouwstofklasse B2 Algemeen bouwkundig testcertificaat Markering Productgroep Afdichting Bijzondere instructies De informatie resp. gegevens in dit technisch informatieblad zijn bedoeld voor het waarborgen van de gewenste toepassing resp. de gewenste toepassingsgeschiktheid en zijn gebaseerd op onze kennis en ervaring. Desondanks moet de gebruiker echter zelf de geschiktheid en het gebruik controleren. Toepassingen die niet duidelijk in dit technisch informatieblad worden genoemd, mogen pas na overleg met Sto Isoned bv worden uitgevoerd. Zonder vrijgave is dit op eigen risico. Dit geldt met name voor combinaties met andere producten. Met het verschijnen van een nieuw technisch informatieblad verliezen alle voorgaande technische informatiebladen hun geldigheid. De meest actuele uitgave kan altijd vanaf het internet worden gedownload. Sto Isoned bv Lingewei 107 Postbus 6400 NL HK Tiel Telefoon: Telefax: info.nl@sto.com Rev.nr.: 2 / NL / / 5/5