6.2 Beperkingen van de vrijheid van de erflater: de andere wettelijke rechten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "6.2 Beperkingen van de vrijheid van de erflater: de andere wettelijke rechten"

Transcriptie

1 HOOFDSTUK 6 Erfrecht algemeen 6.1 De wettelijke verdeling De wettelijke verdeling en alternatieve regelingen voor artikel 4:13 van het BW komen in hoofdstuk 7 aan bod. Daar worden eveneens behandeld de quasi-wettelijke verdeling en de facultatieve wettelijke verdeling (paragraaf 7.2), de tweetrapsmaking (paragraaf 7.3) en de ventieltechniek (paragraaf 7.4). In dit hoofdstuk komen met name twee onderwerpen aan de orde: enkele veelgebruikte uiterste wilsbeschikkingen en de beperkingen van de vrijheid van de erflater. Het heeft derhalve hoofdzakelijk betrekking op de algemene aspecten van testamentair erfrecht en de beperkingen van erflaters vrijheid. 6.2 Beperkingen van de vrijheid van de erflater: de andere wettelijke rechten In het erfrecht staat de vrijheid van de erflater voorop. Hij mag in principe de goederen van zijn nalatenschap laten toekomen aan wie hij wenst. De wetgever kent echter aan bepaalde personen rechten toe, rechten waaraan de erflater door middel van uiterste wilsbeschikkingen geen afbreuk kan doen. 1 Het betreft in de eerste plaats de andere wettelijke rechten, een groep van rechten met een inhoudelijk verschillend karakter, en de legitieme portie, een recht dat slechts aanspraak geeft op een geldbedrag Inleiding In afdeling van het BW worden de andere wettelijke rechten geregeld. Wat betreft de gerechtigden kan een tweedeling worden gemaakt in rechten ten behoeve van de langstlevende echtgenoot of samenwoner enerzijds en rechten ten behoeve van bepaalde bloed- en aanverwanten in de nederdalende lijn anderzijds. Onder echtgenoot wordt in dit verband ook verstaan de geregistreerd partner. 2 De van tafel en bed gescheiden echtgenoot valt echter niet onder het begrip echtgenoot. 3 Met betrekking tot het soort recht kan een driedeling worden gemaakt in: 1. Art. 4:41 BW en 4:63 lid 1 BW. 2. Art. 4:8 lid 1 BW. 3. Art. 4:13 lid 6 BW. 173

2 6.2.2 Hoofdstuk 6 / Speetjens 1. gebruiksrechten (de art. 4:28, 29 en 30 BW); 2. rechten op sommen ineens (de art. 4:35 en 36 BW); 3. rechten op overdracht van beroeps- of bedrijfsvermogen respectievelijk aandelen (art. 4:38 BW). In de volgorde waarin de wet de rechten opsomt, zal met betrekking tot de rechten die uit de artikelen 4:28-30 van het BW voortvloeien worden besproken: (a) wie de gerechtigde is, (b) op welk object het recht ziet, (c) de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om een beroep op het recht te kunnen doen, (d) de inhoud van het recht, (e) hoe het recht ontstaat, (f) tegen wie het recht kan worden uitgeoefend en (g) eventuele bijzonderheden Het recht op voortgezette bewoning en gebruik van inboedel (art. 4:28 BW) Het in artikel 4:28 van het BW opgenomen recht komt toe aan de echtgenoot en aan de persoon die met de erflater een duurzame gemeenschappelijke huishouding voerde. De wet stelt niet het vereiste dat met betrekking tot die huishouding een overeenkomst is gesloten waarvan de bedingen op schrift zijn gesteld. Het object van het recht is de woning die de echtgenoot of partner bij het overlijden van de erflater bewoonde respectievelijk de inboedel. De wet zegt het niet met zoveel woorden, maar aangenomen moet worden dat het inboedel betreft die behoort bij de woning die de erflater bewoonde. Het is naar mijn mening niet noodzakelijk dat op beide rechten tegelijk een beroep wordt gedaan. In het geval dat de erflater woonde in de woning waarvan het gebruiksrecht aan de echtgenoot of partner toekomt, bijvoorbeeld omdat deze eigenaar is, bestaat slechts behoefte aan het voortgezet gebruik van de inboedel. De woning en de inboedel moeten behoren tot de ontbonden huwelijksgemeenschap of de nalatenschap of aan de erflater ten gebruik 4 toekomen. De wet stelt, anders dan bij de beide andere gebruiksrechten, geen voorwaarden die vervuld moeten zijn voor het ontstaan van het recht. Het recht van artikel 4:28 van het BW houdt in dat de betrokkene gedurende zes maanden na het overlijden op dezelfde voorwaarden als voor het overlijden gebruik mag maken van de woning en/of de inboedel. De echtgenoot kan het recht uitoefenen jegens de erfgenamen, de samenwoonpartner kan het recht zowel tegen de echtgenoot als de erfgenamen uitoefenen. Dat het recht ook tegen de echtgenoot kan worden ingeroepen, hangt samen met het feit dat de zaken tot de ontbonden huwelijksgemeenschap kunnen behoren. Het recht ontstaat van rechtswege; het doen van een beroep op het recht zoals vereist bij de beide andere gebruiksrechten is dus niet nodig. 4. Indien het gebruiksrecht van de woning zijn oorzaak vindt in huur is art. 4:28 BW niet van toepassing; in dat geval voorzien de art. 7:226 en 228 BW in een regeling. 174

3 Beperkingen van de vrijheid van de erflater: de andere wettelijke rechten Het vruchtgebruik van de woning en de inboedel (art. 4:29 BW) Het gebruiksrecht van artikel 4:29 van het BW komt toe uitsluitend aan de echtgenoot van de overledene. Voor de partner met wie de erflater een gemeenschappelijke huishouding voerde, heeft de wet geen voorziening getroffen. Opmerking verdient dat de langstlevende echtgenoot geen recht kan ontlenen aan het bepaalde in artikel 4:29 van het BW als de erflater is overleden gedurende een procedure tot echtscheiding, die op het moment van overlijden al meer dan een jaar liep. Dit laatste wordt enigszins genuanceerd: indien de lange duur van de procedure niet in overwegende mate de langstlevende kan worden aangerekend, behoudt deze zijn aanspraak. 5 Het object van het recht is de woning die de echtgenoot bij het overlijden van de erflater bewoont en/of de inboedel daarvan, mits zowel de woning respectievelijk de inboedel tot de nalatenschap behoren. Vereist voor een beroep op het recht is dat de langstlevende echtgenoot ten gevolge van uiterste wilsbeschikkingen van de erflater niet of niet enig rechthebbende is van de woning en/of de inboedel. Een echtgenoot die de wettelijke verdeling ongedaan maakt of die de nalatenschap verwerpt, kan dus geen beroep op dit recht doen. Indien de erflater ten behoeve van de langstlevende een legaat van de eigendom of van het recht van vruchtgebruik van de woning en/of de inboedel daarvan heeft gemaakt, kan de langstlevende dit legaat verwerpen zonder dat daardoor het recht van artikel 4:29 van het BW verloren gaat. Een zuiver legaat van de eigendom, zuiver in die zin dat daaraan geen sublegaten, testamentaire lasten of andere beperkingen zijn verbonden, 6 zal de langstlevende niet snel verwerpen. Of de langstlevende een zodanig legaat van het recht van vruchtgebruik al dan niet verwerpt, zal afhangen van het antwoord op de vraag of voor de langstlevende aan het testamentaire vruchtgebruik meer bevoegdheden zijn verbonden dan aan het vruchtgebruik dat artikel 4:29 van het BW toekent. In artikel 4:29 van het BW staat niet het vereiste dat de langstlevende echtgenoot behoefte moet hebben aan het vruchtgebruik. De aanspraak bestaat zonder dat de langstlevende moet aantonen dat hij woning nodig heeft in verband met zijn behoefte. Wel kan de kantonrechter op verzoek van de eigenaar diens verplichting tot medewerking aan de vestiging van het vruchtgebruik opheffen als aan het vruchtgebruik geen behoefte blijkt te bestaan respectievelijk een reeds gevestigd vruchtgebruik op die grond beëindigen. 7 Samengevat geldt dus dat hier de verzorgingsbehoefte wordt verondersteld maar dat degene tegen wie het recht wordt of al eerder werd ingeroepen de mogelijkheid heeft om te bewijzen dat die behoefte er niet is of niet meer is. Wanneer de langstlevende echtgenoot een beroep heeft gedaan, zijn de erfgenamen verplicht een recht van vruchtgebruik te vestigen. Op dat vruchtgebruik zijn dezelfde 5. Art. 4:32 BW. 6. Denk bijvoorbeeld aan een bewind of een voorwaardelijk legaat. 7. Art. 4:33 lid 2 BW. 175

4 6.2.4 Hoofdstuk 6 / Speetjens regels van toepassing als die welke gelden voor een vruchtgebruik dat is gevestigd in het kader van de uitoefening van een wilsrecht. 8 Voor het vruchtgebruik gelden derhalve de regels van vruchtgebruiktitel (titel 3.8 BW), met dien verstande dat de vruchtgebruiker is vrijgesteld van de jaarlijkse opgave, van de verplichting om zekerheid te stellen en van de zogenaamde toonplicht. 9 De vruchtgebruiker kan zijn recht in afwijking van het bepaalde in artikel 3:223 van het BW niet vervreemden. Voor de zaaksvervanging wordt in afwijking van hetgeen geldt voor het wilsrechtenvruchtgebruik aangesloten bij de hoofdregel van artikel 3:213 van het BW. Het recht op het vruchtgebruik ontstaat doordat de langstlevende echtgenoot daarop aanspraak maakt binnen zes maanden na het overlijden van de erflater. Deze termijn is een vervaltermijn en kan dus niet worden gestuit. Nadat aanspraak is gemaakt, verjaart de rechtsvordering na een jaar en drie maanden. Dit is een wel voor stuiting vatbare verjaringstermijn. De langstlevende moet in principe zijn recht uitoefenen tegenover de erfgenamen. Zij zijn als erfgenaam eigenaar van de woning en/of inboedel. Mocht(en) de woning en/of inboedel op grond van een legaat of testamentaire last al zijn afgegeven, 10 dan kan de langstlevende van deze verlangen dat zij meewerken aan de vestiging van een vruchtgebruik. In het tweede lid van artikel 4:29 van het BW treft men met betrekking tot de woning en inboedel een tijdelijke beschikkingsonbevoegdheid van de erfgenamen aan: zolang de langstlevende een aanspraak kan doen gelden op de vestiging van het vruchtgebruik, kunnen de erfgenamen de zaken niet vervreemden, bezwaren, verhuren of verpachten. Deze tijdelijke onbevoegdheid kan maximaal zes maanden duren. Ook de uitwinbaarheid van die zaken voor schulden van de nalatenschap is beperkt: onder meer een legitimaris en een legataris moeten de ommekomst van de zes maanden afwachten vooraleer zij zich kunnen verhalen Het vruchtgebruik van andere goederen van de nalatenschap (art. 4:30 BW) Het vruchtgebruik van artikel 4:30 van het BW kan uitsluitend door de echtgenoot worden ingeroepen. Evenals bij artikel 4:29 van het BW is hier geen voorziening getroffen voor de samenwoonpartner. Wanneer de langstlevende echtgenoot en de erflater op het tijdstip van erflaters overlijden al meer dan een jaar in een procedure tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed waren verwikkeld, kan de langstlevende geen beroep doen op de faciliteit van artikel 4:30 van het BW, tenzij de langstlevende die lange duur niet in overwegende mate kan worden aangerekend Art. 4:31 lid 1 BW. 9. Achtereenvolgens te vinden in art. 3:205 lid 4 respectievelijk 3:206 lid 1 respectievelijk 3:206 lid 2 BW. 10. Dat zal zonder medewerking van de langstlevende niet mogelijk zijn gedurende de eerste zes maanden na het overlijden, zie art. 4:29 lid 2 BW. 11. Art. 4:32 BW. 176

5 Beperkingen van de vrijheid van de erflater: de andere wettelijke rechten Het object van het recht wordt gevormd door de goederen van de nalatenschap met uitzondering van de woning en inboedel bedoeld in artikel 4:29 van het BW. Omdat tussen het openvallen van de nalatenschap en het daadwerkelijk vestigen van het vruchtgebruik geruime tijd kan verstrijken en in die tijd goederen van de nalatenschap kunnen zijn vervreemd, heeft de wetgever voorzien in een regeling voor zaaksvervanging. 12 Als het vruchtgebruik op de goederen van de nalatenschap niet toereikend is, kan de langstlevende zich verhalen op giften door de erflater gedaan en, indien ook dat niet toereikend is, op de vordering van een legitimaris. 13 Wanneer de langstlevende een gift inkort, leidt dat er toe dat te zijnen behoeve een vruchtgebruik moet worden gevestigd op een geldsom die overeenkomt met het bedrag waarvoor hij de gift heeft ingekort. Voorwaarde voor de vestiging is dat de langstlevende echtgenoot voor zijn verzorging behoefte heeft aan het vruchtgebruik van goederen van de nalatenschap. 14 De langstlevende zal moeten aantonen dat die behoefte aanwezig is. In het vijfde lid van artikel 4:33 van het BW zijn criteria genoemd waarmee de kantonrechter bij zijn beoordeling van de omvang van de verzorgingsbehoefte in ieder geval rekening moet houden. Bij het bepalen van die verzorgingsbehoefte speelt ook een rol de verplichting van de langstlevende om te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen respectievelijk van levensonderhoud en studie van meerderjarige kinderen met een leeftijd tussen 18 en 21 jaar. Hetgeen de langstlevende echtgenoot krachtens erfrecht had kunnen verkrijgen, wordt geïmputeerd op zijn verzorgingsbehoefte. Van imputatie is echter uitgezonderd het vruchtgebruik van de woning en inboedel dat de langstlevende op grond van artikel 4:29 van het BW had kunnen verkrijgen. Een uitkering van een sommenverzekering waarop door het overlijden van de erflater een recht ontstaat, komt eveneens in mindering op de verzorgingsbehoefte. De inhoud van het recht is een vruchtgebruik. Dit vruchtgebruik verschilt qua gevolgen niet van het vruchtgebruik als bedoeld in artikel 4:29 van het BW. Ook hier kan de kantonrechter op verzoek van de vruchtgebruiker een machtiging tot vervreemding van goederen onder vruchtgebruik verlenen als dat nodig is om schulden van de nalatenschap te betalen of voor de verzorging van de langstlevende. 15 Op dezelfde gronden kan de vruchtgebruiker een machtiging verzoeken tot vervreemding en vertering. Indien een zodanig verzoek wordt toegewezen, resteert na vervreemding voor de hoofdgerechtigde niets meer. Het recht op het vruchtgebruik ontstaat doordat de langstlevende echtgenoot daarop aanspraak maakt binnen één jaar na het overlijden van de erflater. Dit is een vervaltermijn die niet kan worden gestuit. Nadat aanspraak is gemaakt, verjaart 12. Art. 4:30 lid 2 BW. Een overeenkomstige regeling ontbreekt in art. 4:29 BW. 13. Art. 4:34 lid 1 BW. 14. Zie HR 8 juni 2007, NJ 2008, Art. 4:31 lid 1 jis. art. 4:23 lid 1 onder b en art. 3:212 lid 3 BW. 177

6 6.2.5 Hoofdstuk 6 / Speetjens de rechtsvordering na een jaar en drie maanden. Dit is een voor stuiting vatbare verjaringstermijn. De groep van personen tegen wie de langstlevende zijn recht van vruchtgebruik kan inroepen, is bij artikel 4:30 van het BW ruimer dan bij het voorgaande artikel. Behalve tegen de erfgenamen, de legatarissen en de bevoordeelden uit een testamentaire last, kan de langstlevende inkorten bij begiftigden en bij legitimarissen. 16 Dit kan zich voordoen als het vruchtgebruik van de goederen die zich in de nalatenschap bevinden niet toereikend is. 17 Dan kan de langstlevende eerst de begiftigden aanspreken en als dan nog een tekort blijkt te bestaan, de legitimaris die een vordering heeft omdat hij heeft ingekort. Inkorting bij een begiftigde leidt er niet toe dat het geschonken goed wordt belast met een vruchtgebruik. Het vruchtgebruik wordt gevestigd op een geldsom waarvan de grootte overeenkomt met de waarde van de gift De sommen ineens (art. 4:35 en 4:36 BW) De sommen ineens kunnen worden onverdeeld in twee groepen: onderhoudsverplichtingen en vergoedingen voor verrichte arbeid. Recht op een som ineens wegens onderhoudsverplichtingen heeft uitsluitend een kind van de erflater dat nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. 19 Deze bepaling is opgenomen om jonge(re) kinderen van de erflater tegemoet te komen wanneer deze financieel afhankelijk waren van de erflater. De werking van de bepaling wordt in twee gevallen beperkt. Als de echtgenoot of een erfgenaam moet voorzien in de kosten van onderhoud en opvoeding van een minderjarig kind, heeft dat kind geen recht op een som ineens. Hetzelfde geldt voor een meerderjarig kind als diens stiefouder in de kosten van levensonderhoud en studie moet voorzien. Het is overigens mogelijk dat een kind zowel jegens de echtgenoot van de erflater (of een erfgenaam) als jegens de nalatenschap een aanspraak heeft. De bepaalt immers dat de aanspraak op een som ineens het kind niet toekomt voor zover de echtgenoot of een andere erfgenaam daartoe gehouden is. Op de som ineens komt in mindering hetgeen een kind krachtens erfrecht had kunnen verkrijgen. Hoewel de wet daarover zwijgt, zal bij toerekening van erfrechtelijke verkrijgingen rekening moeten worden gehouden met de mate waarin het verkregene gebruikt kan worden voor onderhoud. Een niet-opeisbare vordering is daartoe niet geschikt. Niet alleen de waarde van erfrechtelijke verkrijgingen, maar 16. Art. 4:34 lid 1 BW. 17. De langstlevende kan hier slechts tot inkorting van overgaan als hij na toepassing van het bepaalde in de art. art. 4:29 en 4:30 BW nog een tekort heeft. Anders dan bij de toepassing van art. 4:30 BW wordt het hier de langstlevende wel aangerekend als hij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid een vruchtgebruik op de woning en inboedel te vorderen. 18. Een legitimaris die inkort verkrijgt uit dien hoofde geen goederen maar een geldvordering. 19. Art. 4:35 lid 1 BW. 178

7 Beperkingen van de vrijheid van de erflater: de andere wettelijke rechten ook de waarde van een uitkering van een sommenverzekering 20 die op het leven van de erflater is gesloten, komt in mindering op de som ineens. De groep van personen die recht heeft op een billijke vergoeding voor arbeid 21 is in artikel 4:36 van het BW aanmerkelijk ruimer getrokken dan die welke volgens artikel 4:35 van het BW recht heeft op een som ineens wegens onderhoudsverplichtingen. Niet alleen een kind, maar ook een kleinkind, een stiefkind, een pleegkind en een behuwdkind kunnen aanspraak maken op een som ineens omdat zij voor de erflater arbeid hebben verricht waarvoor zij geen passende beloning hebben ontvangen. Die arbeid moet gedurende de meerderjarigheid zijn verricht in het huishouden of de onderneming van de erflater. Op de som ineens worden drie soorten verkrijgingen in mindering gebracht. In de eerste plaats hetgeen de betrokkene bij leven van de erflater heeft ontvangen. Daarnaast komt hetgeen krachtens making wordt verkregen in mindering. Tot slot wordt geïmputeerd de verkrijging uit een sommenverzekering op het leven van de erflater. In alle drie de gevallen vindt toerekening slechts plaats voor zover het verkregene mag worden beschouwd als een beloning voor de verrichte werkzaamheden. De betrokkene moet binnen negen maanden aanspraak maken op de som ineens. Deze termijn is een vervaltermijn. Wanneer de betrokkene aanspraak heeft gemaakt op de som ineens, verjaart zijn vordering in principe na een jaar na het overlijden van de erflater. Laat de erflater een echtgenoot achter dan verjaart de vordering van een somgerechtigde uit hoofde van verrichte arbeid pas een jaar na het overlijden van die echtgenoot. 22 De somgerechtigde krijgt door het aanspraak maken een vordering ten laste van de gezamenlijke erfgenamen; deze vordering is opeisbaar zes maanden na het overlijden van de erflater. 23 Hij heeft geen aanspraak jegens begiftigden. De som ineens komt eerst ten laste van het niet-vermaakte gedeelte van de nalatenschap, en vervolgens naar evenredigheid van de makingen, 24 waarbij makingen ter nakoming van een natuurlijke verbintenis pas na andere makingen voor inkorting in aanmerking komen. De som ineens wordt in een aantal gevallen belast met inkomstenbelasting. Zij vormt dan inkomen in box 1. Voor de heffing van erfbelasting kan een beroep worden gedaan op een vrijstelling Anders dan bij de imputatie van een sommenverzekering in het kader van de legitieme (art. 4:70 lid 3 BW) is hier niet vereist dat de erflater verzekeringnemer is. 21. Deze faciliteit wordt ook wel genoemd salaire différé. 22. Art. 4:37 lid 3 BW. 23. Art. 4:37 lid 1 respectievelijk lid 2 BW. 24. Opvallend is dat anders dan in art. 4:87 lid 7 BW hier bepaalde voordelen uit een testamentaire last niet worden genoemd. 25. Zie art. 32 lid 1 onder 9 o Successiewet 1956; zie voorts het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 3 augustus 2004, nr. CPP2004/1121M. 179

8 6.2.6 Hoofdstuk 6 / Speetjens Er bestaat voor de sommen ineens een maximum: zij kunnen samen niet meer bedragen dan de helft van de waarde van de goederen van de nalatenschap. Mochten de sommen ineens samen dit maximum overschrijden dan worden zij naar evenredigheid verminderd Overdracht van beroeps- of bedrijfsvermogen of aandelen (art. 4:38) Een kind, stiefkind of de langstlevende echtgenoot kan zich tot de kantonrechter wenden met het verzoek dat deze de rechthebbende verplicht tot overdracht van goederen die dienstbaar waren aan een door de erflater uitgeoefend bedrijf of beroep. De wet gebruikt de term rechthebbende; in de regel zullen de erfgenamen of, wanneer de wettelijke verdeling van toepassing is, de langstlevende echtgenoot, de rechthebbende(n) zijn. Maar ook als die goederen toekomen 27 aan een legataris of een bevoordeelde uit een testamentaire last kan gebruik worden gemaakt van de faciliteit die artikel 4:38 van het BW biedt. De groep van verzoekers is kleiner dan de groep van personen ten behoeve van wie overdracht van de goederen kan worden verzocht: niet alleen een kind of stiefkind, maar ook de echtgenoot van een (stief)kind van de erflater of de echtgenoot van de erflater kan als voortzetter fungeren. De goederen waarvan overdracht wordt verlangd, moeten behoren tot de nalatenschap of de ontbonden huwelijksgemeenschap en dienstbaar zijn aan het bedrijf of beroep van de erflater. Indien bij leven van de erflater al gedeelten van het ondernemingsvermogen zijn overgedragen aan de voortzetter, heeft de erflater formeel gesproken bij zijn overlijden geen bedrijfs- of beroepsvermogen meer. De redelijkheid gebiedt hier dat de voortzetter toch een beroep op artikel 4:38 van het BW moet toekomen. In het geval de erflater de onderneming dreef door middel van een naamloze of besloten vennootschap kan de voortzetter overdracht van de aandelen in die kapitaalvennootschap verlangen. In dit geval is vereist dat de erflater bestuurder was van de vennootschap en al dan niet samen met de andere bestuurder(s) de meerderheid van de aandelen hield. De beoogde voortzetter kan echter geen gebruik maken van de faciliteit als de statutaire regels omtrent overdracht van aandelen van de vennootschap zich daartegen verzetten. 28 Overdracht van de goederen of de aandelen moet geschieden tegen een redelijke prijs. Indien de rechthebbende en de voortzetter niet tot overeenstemming komen kan de kantonrechter een regeling treffen Art. 4:37 lid 4 BW. 27. Die goederen kunnen overigens pas aan een legataris of lastbevoordeelde toekomen nadat zij zijn geleverd. 28. Een erflater die niet wenst dat een bepaalde persoon met een beroep op art. 4:38 BW aandelen kan verwerven, kan er door een aanpassing van de blokkeringsregeling op een vrij eenvoudige manier voor zorgen dat die weg wordt afgesneden. 29. Overigens kan voor een uitgestelde betaling (in termijnen) ook gebruik worden gemaakt van de regeling in art. 4:5 BW. 180

9 Beperkingen van de vrijheid van de erflater: de legitieme portie De voortzetter moet binnen één jaar aanspraak maken op overdracht van het ondernemingsvermogen of de aandelen. Deze termijn is een vervaltermijn. In de wet ontbreekt een bijzondere verjaringstermijn. Dit betekent dat de vordering op grond van de algemene regel verjaart door verloop van een termijn van twintig jaar. 6.3 Beperkingen van de vrijheid van de erflater: de legitieme portie In het huidige erfrecht hebben kinderen recht op een bepaald gedeelte van de waarde van de nalatenschap, de legitieme portie. Dit recht kan hun door de erflater niet worden ontnomen. 30 De wet omschrijft in artikel 4:63 van het BW de legitieme portie als een gedeelte van de waarde van het vermogen van de erflater waarop een legitimaris in weerwil van giften en uiterste wilsbeschikkingen van de erflater aanspraak kan maken. Anders dan vroeger heeft een onterfde legitimaris slechts aanspraak op een bedrag in geld; hij verkrijgt door zijn beroep op de legitieme niet meer de positie van erfgenaam en, als zodanig, medezeggenschap over de nalatenschap Wie is legitimaris en hoe groot is zijn recht? Legitimaris zijn: (a) de afstammelingen 31 van de erflater, die (b) door de wet tot zijn nalatenschap worden geroepen. 32 Door de wet worden geroepen uit eigen hoofde de kinderen 33 van de erflater en bij wege van plaatsvervulling 34 de afstammelingen van een kind. In het versterferfrecht kan om een vijftal redenen plaatsvervulling optreden. Voor de legitieme geldt een meer beperkt begrip van plaatsvervulling: alleen de afstammelingen van een vooroverledene of een onwaardige kunnen bij wege van plaatsvervulling opkomen. 35 Bij verwerping, onterving of vervallenverklaring van erfrecht is voor de toepassing van het leerstuk van de legitieme dus geen sprake van plaatsvervulling. Voorbeeld 1 Erflater A laat achter zijn echtgenote B en zijn kinderen Q, R en S. Kind P is vooroverleden en heeft op zijn beurt twee kinderen achtergelaten: P1 en P2. Kind Q verwerpt de nalatenschap; hij heeft één kind: Q1. Kind R is onwaardig; hij heeft drie kinderen: R1, R2 en R3. Kind S is onterfd; hij heeft twee kinderen: S1 en S2. Wie zijn legitimaris? De langstlevende is wel erfgenaam bij versterf maar geen afstammeling van de erflater en daarom geen legitimaris. 36 De kleinkinderen P1 en P2 komen bij plaatsvervulling op voor de vooroverleden P; zij zijn legitimaris. Kind Q verwerpt, in dat geval is er wel sprake van plaatsvervulling in het versterferfrecht, maar hiervan is géén sprake in het kader van de legitieme. Q1 is dus geen 30. Art. 4:63 BW. 31. De legitieme portie voor bloedverwanten in de rechte opgaande lijn is met ingang van 1996 afgeschaft. 32. Art. 4:63 lid 2 BW. 33. Art. 4:10 lid 1 onder a BW. 34. Art. 4:12 lid 1 BW. 35. Art. 4:63 lid 2 BW. 36. Indien de erflater de langstlevende heeft onterfd, staan hem eventueel de rechten uit de art. 4:28-30 BW ten dienste. 181

10 6.3.1 Hoofdstuk 6 / Speetjens legitimaris. 37 Kind R is onwaardig; ingeval van onwaardigheid treedt zowel in het versterferfrecht als bij de legitieme plaatsvervulling op. R s kinderen (R1, R2 en R3) nemen zijn plaats in. Tot slot het onterfde kind S: zijn kinderen treden wel in het versterfrecht krachtens plaatsvervulling op, 38 maar niet in het kader van de legitieme. De kleinkinderen S1 en S2 zijn dus geen legitimaris. 39 De omvang van de legitieme, de legitimaire fractie of de legitieme breuk, is aangegeven in artikel 4:64 van het BW: zij bedraagt de helft van de waarde waarover de legitieme portie wordt berekend, gedeeld door het aantal personen dat de erflater in de eerste parentele 40 heeft achtergelaten. Uit deze omschrijving valt af te leiden dat: de aanwezigheid van een langstlevende, hoewel zelf geen legitimaris, wel van invloed is op de omvang van de legitieme van de afstammelingen; 41 vooroverlijden, onterving, onwaardigheid, verwerping of vervallenverklaring van erfrecht geen invloed heeft op de legitieme portie. Voorbeeld 2 We gaan uit van dezelfde feiten als in voorbeeld 1. Hoe groot is voor iedere legitimaris de legitimaire fractie? De erflater laat vijf personen (behorend tot de eerste parentele) achter. De legitimaire fractie is dan per staak 1/2 van 1/5 ofwel 1/10. Echtgenote B is geen legitimaris. De kleinkinderen P1 en P2 (wegens vooroverlijden van ouder P bij wege van plaatsvervulling opkomend) zijn legitimaris, ieder van hen voor 1/2 42 van 1/2 43 van 1/5 44 ofwel 1/20. Kind Q heeft verworpen; slechts indien hij gelijktijdig met de verwerping een beroep heeft gedaan op zijn legitieme heeft hij recht op 1/2 van 1/5 ofwel 1/10. Kleinkind Q1 heeft nooit recht op een legitieme, ook niet als Q verwerpt zonder een beroep op de legitieme. Kind R was onwaardig en kan daarom geen legitimaris zijn. Zijn drie kinderen (R1, R2 en R3) komen bij plaatsvervulling op en zijn legitimaris voor 1/2 45 van 1/3 46 van 1/5 47 ofwel 1/30. Kind S is onterfd. Hij kan een beroep op zijn legitieme doen en heeft dan recht op 1/2 van 1/5 ofwel 1/10. De beide kinderen van S zijn geen legitimaris. 37. Indien kind Q ter gelegenheid van de verwerping tegelijkertijd de verklaring uitbrengt dat hij zijn legitieme wenst te ontvangen, is hij wel legitimaris. 38. Indien kind S expliciet is onterfd, is er in het versterferfrecht sprake van plaatsvervulling. Indien S impliciet is onterfd (door B, de kinderen van P, kind Q en kind R (zijn onwaardigheid even buiten beschouwing latend) uitdrukkelijk tot erfgenaam te benoemen), treedt ook in het versterferfrecht geen plaatsvervulling op. 39. Kind S is wel legitimaris. 40. Art. 4:10 lid 1 onder a BW. 41. De aanwezigheid van een langstlevende echtgenoot kan voor een legitimaris om nog twee andere redenen heel vervelend uitpakken: indien tussen de erflater een (beperkte) gemeenschap van goederen leidt dat tot boedelmenging, een verkrijging die een legitimaris niet kan aantasten ; daarnaast kan opeisbaarheid van de vordering van de legitimaris worden uitgesteld tot het overlijden van die langstlevende. 42. De breuk van art. 4:64 lid 1 BW. 43. Het breukdeel waarvoor ieder van de twee kinderen van P opkomt. 44. Het versterferfdeel van P. 45. De breuk van art. 4:64 lid 1 BW. 46. Het breukdeel waarvoor ieder van de drie kinderen van R opkomt. 47. Het versterferfdeel van R. 182

11 Beperkingen van de vrijheid van de erflater: de legitieme portie De legitimaire massa Nadat men het breukdeel heeft vastgesteld, moet de omvang van de legitimaire massa worden bepaald. Artikel 4:65 van het BW bepaalt dat die legitimaire massa bestaat uit: de waarde van de goederen van de nalatenschap, vermeerderd met: de waarde van bepaalde in aanmerking te nemen giften, en verminderd met: de waarde van bepaalde schulden. Bij de berekening van de waarde van de goederen van de nalatenschap moet rekening worden gehouden met het bepaalde in artikel 4:6 van het BW dat voorschrijft dat in Boek 4 van het BW onder waarde wordt verstaan de waarde van de goederen op het tijdstip onmiddellijk na het overlijden van de erflater. Bovendien is bepaald dat geen rekening wordt gehouden met het waardedrukkende effect dat uitgaat van een eventueel vruchtgebruik gevestigd in het kader van de uitoefening van een wilsrecht of van de wettelijke rechten als bedoeld in de artikelen 4:29 en 4:30 van het BW. Voor de waardering van giften geeft artikel 4:66 van het BW als hoofdregel dat de gift wordt gewaardeerd naar het tijdstip van de prestatie. Voor sommige giften gelden afwijkende regels. Welke giften in aanmerking worden genomen is geregeld in de artikelen 4:65 en 4:67 tot en met 4:69 van het BW. De waarde van giften die door de wet als een quasilegaat 48 worden aangemerkt, blijft bij de berekening van de omvang van de legitimaire massa buiten beschouwing. 49 Voor de giften die geen quasilegaat zijn geldt als hoofdregel dat in aanmerking worden genomen alle giften waarvan de prestatie binnen vijf jaar voor het overlijden van de erflater is geschied. Een voor de praktijk 50 belangrijke aanvulling op deze regel is te vinden in artikel 4:67, onder d, van het BW: giften aan een afstammeling, mits deze of een afstammeling van hem legitimaris is, worden ook in aanmerking genomen wanneer de prestatie al langer dan vijf jaar voor het overlijden is geschied. Er zijn drie groepen van giften die niet in aanmerking worden genomen bij de berekening van de legitimaire massa. De eerste groep wordt gevormd door giften aan de echtgenoot indien de gift door het tussen de schenker en die echtgenoot geldende huwelijksvermogensregime (de wettelijke gemeenschap of een beperkte gemeenschap) geen vermogensverschuiving met zich meebrengt. 51 De tweede groep van giften die buiten beschouwing blijven zijn de gebruikelijke giften voor zover zij niet bovenmatig zijn. 52 De derde groep van giften is voor de estate planning het meest interessant. Het betreft een gift gedaan aan een persoon ten aanzien van wie de erflater tijdens zijn leven of na zijn dood moreel verplicht was om bij te 48. Zie art. 4:126 BW. 49. Art. 4:65 tweede volzin BW. De met die gift corresponderende schuld van de nalatenschap wordt volgens de eerste volzin van dat artikel evenmin in aanmerking genomen. 50. Een overgroot deel van de relevante giften worden gedaan aan kinderen. 51. Art. 4:68 BW. 52. Art. 4:69 lid 1 onder b BW. 183

12 6.3.3 Hoofdstuk 6 / Speetjens dragen in diens levensonderhoud. 53 Deze gift telt noch voor de berekening van de legitimaire massa, noch voor de toerekening van giften mee. 54 De morele verplichting waarop artikel 4:69 van het BW ziet is niet de dringende morele verplichting als bedoeld in artikel 6:3 van het BW; de voldoening aan een dringende morele verplichting is namelijk nimmer een gift. Niet alle schulden van de nalatenschap komen bij de berekening van de legitimaire massa in aftrek. 55 Slechts de volgende schulden verminderen de legitimaire massa: de schulden van de erflater die niet teniet zijn gegaan met zijn overlijden, met uitzondering van de schulden die ook onder de omschrijving onder i van het eerste lid van artikel 4:7 van het BW vallen (de schulden uit quasilegaten); de kosten van lijkbezorging, vereffening en het vereffenaarsloon; de schulden wegens de wettelijke rechten van afdeling van het BW. Niet in aftrek komen de kosten van executele, de schulden voortvloeiend uit de belastingen die geheven worden ter zake van het openvallen van de nalatenschap, de schulden wegens de legitieme porties, de schulden uit legaten die op een of meer erfgenamen rusten en ten slotte de schulden uit quasilegaten De legitimaire aanspraak; imputatie; het legitimaire tekort Als de omvang van de legitimaire massa is vastgesteld kan de legitimaire aanspraak worden berekend. Daartoe wordt de legitimaire massa vermenigvuldigd met de legitimaire breuk. Op die legitimaire aanspraak moet vervolgens in mindering worden gebracht (toerekening of imputatie) hetgeen de legitimaris bij leven aan giften heeft ontvangen. 56 Het betreft hier dezelfde giften die bij de berekening van de legitimaire massa zijn bijgeteld. Anders dan bij erfrechtelijke verkrijgingen voorziet de wet niet in een algemene regeling voor inferieure giften. 57 Giften gedaan aan een afstammeling die legitimaris zou zijn geweest als hij niet zou zijn vooroverleden of onwaardig zou zijn geweest, worden voor de toepassing van de legitieme beschouwd als giften aan zijn bij plaatsvervulling optredende afstammelingen. Een bijzonder geval van imputatie komt voor in het derde lid van artikel 4:70 van het BW. Daar wordt met een gift gelijkgesteld hetgeen een legitimaris kan verkrijgen uit een (a) door de erflater 58 (b) ter nakoming van een natuurlijke verbintenis (c) gesloten overeenkomst van sommenverzekering die geen pensioenverzekering is. De fictie is nodig omdat de nakoming van een natuurlijke verbintenis geen gift inhoudt. 53. Wel is vereist dat de gift moet worden beschouwd als een uitvloeisel van die morele verplichting en dat de gift in overeenstemming is met inkomen en vermogen van de erflater. 54. De aanhef van lid 1 van art. 4:69 BW luidt immers: Voor de toepassing van deze afdeling worden niet als giften beschouwd:. 55. Zie art. 4:65 BW. 56. Art. 4:70 lid 1 BW. 57. Voor giften onder bewind kent art. 4:75 BW wel een regeling. 58. Als de echtgenoot van de erflater de verzekeringnemer is, geldt de fictie niet. 184

13 Beperkingen van de vrijheid van de erflater: de legitieme portie Vervolgens moet volgens het bepaalde in artikel 4:71 van het BW de legitimaire aanspraak nog worden verminderd met de waarde van hetgeen een legitimaris krachtens erfrecht kan verkrijgen. In de beide daaropvolgende artikelen wordt deze regel genuanceerd. Er bestaat een opsomming van verkrijgingen die in het kader van de legitieme als inferieur worden beschouwd. Zij mogen door de legitimaris worden verworpen zonder dat er sprake is van toerekening op zijn legitieme portie. In artikel 4:72 van het BW staan de feiten die een erfstelling inferieur maken: het betreft een voorwaarde, 59 een testamentaire last, een bewind 60 en een legaat dat tot iets anders verplicht dan betaling van een geldsom of overdracht van goederen van de nalatenschap. Met dit laatste wordt bereikt dat een erfgenaam geen beperkt recht op zijn goederen hoeft te accepteren. Een favoriet beperkt recht bij estate planning is het recht van vruchtgebruik. Een legaat van een vruchtgebruik leidt dus tot een inferieure erfstelling. De inferieure legaten treft men aan in artikel 4:73 van het BW. Volgens de aanhef van het eerste lid zijn niet inferieur een legaat van een bedrag in geld en een legaat van andere goederen van de nalatenschap dan een vorderingsrecht. 61 Echter deze legaten zijn weer inferieur als: daarbij goederen zijn gelegateerd onder een voorwaarde, last of bewind worden verkregen, dezelfde gronden overigens als waarop ook erfstellingen inferieur zijn; ten laste van de legitimaris sublegaten zijn gemaakt die verplichten tot iets anders dan betaling van een geldbedrag; een sublegaat van een recht van vruchtgebruik leidt dus tot inferioriteit; als het legaat later dan zes maanden na het overlijden opeisbaar is; 62 de legitimaris hoeft dus geen genoegen te nemen met legaten op termijn en/of in termijnen; 63 als het legaat is gemaakt ten laste van een erfgenaam wiens erfdeel ontoereikend is om het legaat daaruit te voldoen; deze erfgenaam kan om aansprakelijkheid voor de voldoening van het legaat met zijn overig vermogen te voorkomen de nalatenschap aanvaarden onder het voorrecht van boedelbeschrijving en vervolgens het legaat verminderen. Een legitimaris die een inferieure making wil verwerpen moet dit kenbaar maken binnen drie maanden na het overlijden. Deze termijn is zeer kort. Daarom bepaalt artikel 4:77 van het BW dat de kantonrechter die termijn op verzoek van de legitimaris kan verlengen, zelfs in het geval dat de termijn is verstreken. In twee gevallen waarin volgens de hoofdregel sprake zou zijn van inferioriteit moet een legitimaris wel een bezwaar op zijn verkrijging accepteren. Het eerste 59. Zie bijvoorbeeld de tweetrapserfstelling. Art. 4: BW. 60. Onder omstandigheden moet een legitimaris wel een bewind accepteren, zie art. 4:75 BW. 61. Deze omschrijving komt er op neer dat niet inferieur zijn legaten van zaken behorende tot de nalatenschap. 62. Als de legitimaris ook erfgenaam is, mag de erflater bepalen dat het legaat pas opeisbaar is bij de verdeling van de nalatenschap. Een zodanige bepaling leidt niet tot inferioriteit. 63. Voor een uitzondering op deze regel zie art. 4:74 BW, waar in het kader van bedrijfsopvolging is bepaald dat een legitimaris onder omstandigheden genoegen moet nemen met een legaat in termijnen. 185

14 6.3.3 Hoofdstuk 6 / Speetjens geval speelt zich af in het kader van bedrijfsopvolging. Vaak wordt het bedrijfsvermogen aan de voortzetter gelegateerd tegen inbreng van (een gedeelte van) de waarde van de gelegateerde goederen. Deze inbrengverplichting is een sublegaat. Om liquiditeitsproblemen bij de voortzetter te voorkomen, bepaalt de erflater dat dit bedrag in termijnen mag worden betaald. Dit leidt volgens de regel van artikel 4:73, eerste lid, onder b, van het BW tot inferioriteit. De erflater kan dit voorkomen door in het testament te bepalen dat betaling in termijnen nodig is omdat anders de voortzetting van het beroep of bedrijf in ernstige mate zou worden bemoeilijkt. Om toerekening te voorkomen dient de legitimaris dit legaat te aanvaarden. Na aanvaarding kan de legitimaris verklaren dat hij de contante waarde van het sublegaat ineens wil ontvangen. De schuldenaar van het sublegaat, de legataris/ voortzetter, zal de juistheid van de grond ten tijde van het openvallen 64 van de nalatenschap moeten bewijzen. De tweede verkrijging die ondanks een bezwaar onder omstandigheden toch niet als inferieur wordt gekwalificeerd, is de making onder een bewind als dat bewind is ingesteld omdat de legitimaris ongeschikt of onmachtig om zelf in het beheer te voorzien of omdat de goederen zonder bewind hoofdzakelijk diens schuldeisers ten goede zouden komen. 65 De grond(en) waarop het bewind is ingesteld moet(en) in het testament zijn genoemd. Ook hier geldt dat de legitimaris eerst binnen drie maanden na het overlijden de making moet aanvaarden en vervolgens de grond(en) voor het bewind moet betwisten. De bewindvoerder dient dan te bewijzen dat de grond(en) voor het bewind juist zijn. Wanneer de grond niet juist is dan kan de legitimaris verklaren dat hij zijn legitieme portie in geld verlangt. Hij ontvangt dan zijn legitieme vrij van bewind: het restant van zijn oorspronkelijke verkrijging, indien dat er is, komt toe aan degenen die erfgenaam of legataris zouden zijn geweest als de legitimaris zou hebben verworpen. 66 De termijnen genoemd in de artikelen 4:74 en 4:75 van het BW zijn kort: binnen drie maanden moet de legitimaris in actie komen. Ook hier biedt artikel 4:77 van het BW de mogelijkheid de kantonrechter te verzoeken de termijn te verlengen, ook na afloop daarvan. Nadat de eventuele niet-inferieure verkrijgingen zijn toegerekend op de legitimaire aanspraak resteert, als de legitimaire aanspraak groter is dan de waarde van de toegerekende verkrijgingen, een tekort, het legitimaire tekort. Dat vormt het bedrag dat de legitimaris als geldvordering ten laste van de nalatenschap toekomt. In het volgende hoofdstuk wordt aangegeven bij wie de erfgenaam zijn aanspraak geldend moet maken en op welke termijn hij voldoening van de vordering kan verwachten. Is de waarde van de toegerekende verkrijgingen groter dan de legitimaire aanspraak, dan heeft de legitimaris ontvangen waarop hij recht had. Er is dan geen sprake van een tekort. 64. Het kan zijn dat betaling in termijnen ten tijde van het maken van het testament wel noodzakelijk was om de voortzetting van de onderneming niet in ernstige mate te bemoeilijken, maar dat dit niet meer nodig is op het moment van overlijden van de erflater. 65. Art. 4:75 BW. 66. Hier is dus sprake van een cautio Socini op grond van de wet. 186

15 Beperkingen van de vrijheid van de erflater: de legitieme portie Het geldend maken van de legitieme portie en de opeisbaarheid van de vordering De legitimaris die een legitimair tekort heeft, verkrijgt door daarop aanspraak te maken een vordering ten laste van de erfgenamen, of indien de wettelijke verdeling van toepassing is, ten laste van de langstlevende echtgenoot. 67 Die vordering is echter gemaximeerd; als de vordering van de legitimaris meer bedraagt dan de waarde van de nalatenschap, wordt zij verminderd. 68 Wat de inkortende legitimaris tekort komt door deze vermindering kan hij eventueel verhalen op begiftigden. 69 De legitimaris moet binnen vijf jaar na het overlijden aanspraak maken op zijn legitieme portie. 70 Laat hij die termijn voorbij gaan dan vervalt zijn recht. Deze termijn kan niet met een beroep op artikel 4:77 van het BW door de kantonrechter worden verlengd. Als hoofdregel geldt dat de vordering van de legitimaris zes maanden na het overlijden van de erflater opeisbaar is. 71 Wanneer de wettelijke verdeling van toepassing is, bepaalt de wet dat de vordering pas opeisbaar is bij het overlijden van de langstlevende, of indien dat eerder is, bij zijn faillissement of bij de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Is de erflater afgeweken van de wettelijke verdeling, hij heeft bijvoorbeeld zijn echtgenoot tot enig erfgenaam benoemd, dan dient de erflater in zijn testament een regeling omtrent de opeisbaarheid op te nemen. Hij kan daarbij bepalen dat de legitieme portie, voor zover die ten laste komt van de echtgenoot, pas opeisbaar is bij overlijden van die echtgenoot of andere door hem genoemde gevallen. 72 Ontbreekt een zodanige regeling, dan geldt de hoofdregel en is de legitieme portie zes maanden na het overlijden opeisbaar. Indien de erflater niet gehuwd is, kan hij uiteraard geen echtgenoot achterlaten en kan de wettelijke verdeling niet van toepassing zijn. Heeft de erflater een testamentaire voorziening voor zijn partner getroffen, dan kan een legitimaris zijn vordering geldend maken jegens onder meer die partner. Betaling moet dan volgens de hoofdregel binnen zes maanden na het overlijden plaatsvinden tenzij de erflater in zijn testament heeft bepaald dat de vordering van de legitimaris, voor zover die ten laste van de partner komt, pas opeisbaar is bij het overlijden van de partner. 73 Een zodanige uitstelclausule is alleen mogelijk indien de erflater met die partner een gemeenschappelijke huishouding voerde èn de bedingen waaronder die huishouding werd gevoerd zijn opgenomen in een notariële akte. 67. Art. 4:80 lid 1 BW. 68. Art. 4:80 lid 2 BW. Indien er vorderingen van verscheidene legitimarissen zijn, worden zij naar evenredigheid verminderd. 69. Art. 4:89 lid 1 BW. 70. Art. 4:85 BW. 71. Art. 4:81 BW. 72. Art. 4:82 en 4:83 BW. 73. Art. 4:82 tweede volzin BW. 187

16 6.3.5 Hoofdstuk 6 / Speetjens Inkorting van makingen De vordering die de legitimaris heeft moet ten laste van de verkrijging(en) van een of meer personen worden gebracht. Dit wordt inkorting genoemd. Daarvoor geeft de wet in artikel 4:87 van het BW een volgorde aan. In de eerste plaats wordt ingekort het gedeelte waarover de erflater niet heeft beschikt. Dit wordt oneigenlijke inkorting genoemd. In de praktijk komt het overigens nauwelijks voor dat een erflater niet over zijn gehele nalatenschap heeft beschikt. Vervolgens worden erfstellingen, legaten en bepaalde testamentaire lasten 74 naar evenredigheid van hun waarde ingekort, waarbij makingen ter nakoming van een natuurlijke verbintenis pas na alle andere makingen worden ingekort. Dit wordt de eigenlijke inkorting genoemd. De erflater kan afwijken van de in de wet opgenomen regels van inkorting van makingen. Deze vrijheid is voor de estate planner heel belangrijk. De erflater kan bepalen dat de legitimaris alleen maar op de verkrijging van de langstlevende kan inkorten. Als hij dan ook nog eens gebruik maakt van de mogelijkheid om de opeisbaarheid van die vordering uit te stellen tot het overlijden van de langstlevende, bereikt hij dat de langstlevende bij leven geen last heeft van de legitimaris. Wanneer eigenlijke inkorting nog niet voldoende oplevert, kan de legitimaris de quasilegaten inkorten. 75 Een herroepelijk quasilegaat wordt na de echte legaten maar voor de niet-herroepelijke quasilegaten ingekort. 76 Inkorting bij een andere legitimaris is aan beperkingen onderworpen. Dat is pas mogelijk wanneer op alle andere makingen, ook die welke zijn gemaakt ter voldoening aan een natuurlijke verbintenis, is ingekort. Inkorting vindt vervolgens zodanig plaats dat beide legitimarissen eenzelfde evenredig deel van hun legitieme portie verkrijgen. Inkorting op legaten en lastbevoordelingen geschiedt door de erfgenamen en houdt in dat de vordering van de legitimaris ten laste van het legaat respectievelijk de lastbevoordeling wordt gebracht. Dit heeft tot gevolg dat het legaat respectievelijk de lastbevoordeling wordt verminderd Inkorting van giften Het kan voorkomen dat het legitimaire tekort groter is dan de vordering die een legitimaris krachtens de regeling van artikel 4:80, eerste lid, van het BW op de nalatenschap kan krijgen. In dat geval kan hij op giften inkorten. De legitimaris kan alleen inkorten op die giften welke bij de berekening van de legitimaire massa in aanmerking zijn genomen. 77 Het eerst komt de jongste gift voor inkorting in aanmerking, vervolgens de oudere giften. Indien de legitimaris zijn vordering 74. In art. 4:87 lid 7 BW worden lasten die verplichten tot uitgave van geld of van een goed van de nalatenschap voor de toepassing van de inkortingsregels gelijkgesteld aan een legaat. 75. Art. 4:126 lid 1 tweede volzin BW. 76. Art. 4:126 lid 1 derde volzin BW. 77. Art. 4:89 lid 2 BW. 188

17 Beperkingen van de vrijheid van de erflater: de legitieme portie wegens insolvabiliteit niet kan verhalen op een jongere begiftigde, kan hij oudere giften inkorten. Giften ter zake des doods worden voor de inkorting niet als gift maar als legaat beschouwd. Inkorting heeft hier dus al plaats gevonden. Giften van een voordeel bestemd om ten volle te worden genoten bij het overlijden 78 worden beschouwd als de jongste giften. De wet bepaalt niet dat de erflater bij de totstandkoming van de gift kan afwijken van de volgorde van inkorting van giften; wel kan hij bij een gift die hij overeenkomstig artikel 4:67, onder b, van het BW inkortbaar heeft verklaard, bepalen wanneer deze voor inkorting vatbaar is. Inkorting geschiedt door een verklaring van de legitimaris aan de begiftigde. Deze is verplicht de waarde van het ingekorte gedeelte te vergoeden, behalve als dit onredelijk is. 79 De omvang van de vordering is maximaal de waarde van de gift overeenkomstig artikel 4:66 van het BW. Inkorting van een gift gedaan aan een andere legitimaris is niet mogelijk als daardoor de legitieme portie van die andere legitimaris wordt geschonden. Deze regel wijkt af van het beginsel dat ten grondslag ligt aan het bepaalde in artikel 4:87, derde lid, van het BW. Daar wordt inkorting toegestaan, mits die zodanig geschiedt dat beide legitimarissen hetzelfde evenredige deel van hun legitieme portie verkrijgen Inkorting bij stiefkinderen De mogelijkheid die artikel 4:27 van het BW biedt om stiefkinderen in de wettelijke verdeling te betrekken, betekent niet dat deze kinderen daarmee ook de status van legitimaris verkrijgen. De wetgever heeft echter de mogelijkheid geopend dat op makingen en giften aan een stiefkind slechts kan worden ingekort indien het stiefkind meer verkrijgt dan twee maal de legitieme portie waarop het recht zou hebben gehad als het een eigen kind van de erflater zou zijn geweest. 80 Overigens beperkt deze regel de erflater niet in de mogelijkheid om aan een eigen kind meer dan aan een stiefkind te doen toekomen. Bij de berekening van de legitimaire massa komen giften aan een afstammeling volgens het bepaalde in artikel 4:67, onder d, van het BW in principe in aanmerking. Giften aan stiefkinderen vallen niet daaronder. Zij komen slechts in aanmerking als de prestatie is geschied binnen vijf jaar voor het overlijden van de erflater. Wel wordt die gift meegeteld als bepaald moet worden of een stiefkind meer dan twee maal de legitieme portie, de grens genoemd in het eerste lid van artikel 4:91 van het BW, heeft ontvangen. Het bepaalde in het tweede lid van artikel 4:91 van het BW voorkomt dat de erfgenamen blijven zitten met een legitimaire (restant) schuld die niet overeenkomstig artikel 4:87 van het BW ten laste van de nalatenschap kan worden gebracht, maar waarvoor zij wel aansprakelijk zijn omdat er geen vermindering overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:80, tweede lid, van het BW plaatsvindt. De 78. Art. 4:67 onder c BW. 79. Art. 4:90 lid 1 BW. 80. Art. 4:91 lid 1 BW. 189

OUDERS EN KINDEREN: HET ERFRECHT

OUDERS EN KINDEREN: HET ERFRECHT OUDERS EN KINDEREN: HET ERFRECHT Sinds 1 januari 2003 is de wetgeving met betrekking tot het erfrecht gewijzigd. Het grootste deel van de wijzigingen in het erfrecht heeft betrekking op gehuwden (of geregistreerde

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord bij de zevende druk / V. Voorwoord bij de zesde druk / VI. Enige afkortingen en symbolen / XV

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord bij de zevende druk / V. Voorwoord bij de zesde druk / VI. Enige afkortingen en symbolen / XV INHOUDSOPGAVE Voorwoord bij de zevende druk / V Voorwoord bij de zesde druk / VI Enige afkortingen en symbolen / XV Enige verkort aangehaalde werken / XVII HOOFDSTUK I Inleiding / 1 1 Erfrecht / 1 2 De

Nadere informatie

ERFRECHT EN SCHENKING

ERFRECHT EN SCHENKING MR. C. ASSER'S HANDLEIDING TOT DE BEOEFENING VAN HET NEDERLANDS BURGERLIJK RECHT ERFRECHT EN SCHENKING BEWERKT DOOR MR. S. PERRICK ADVOCAAT EN NOTARIS TE AMSTERDAM DERTIENDE DRUK KLUWER - DEVENTER - 2002

Nadere informatie

Monografieèn Privaatrecht. Nieuw erfrecht. Prof. mr. M.J.A. van Mourik. Vierde druk

Monografieèn Privaatrecht. Nieuw erfrecht. Prof. mr. M.J.A. van Mourik. Vierde druk Monografieèn Privaatrecht Nieuw erfrecht Prof. mr. M.J.A. van Mourik Vierde druk Deventer - 2004 Inhoud Enige afkortingen en symbolen XV Enige verkort aangehaalde werken XVI I. INLEIDING 1 1. Erfrecht

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 300 Wet van 3 juni 1999, houdende invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, eerste gedeelte (wijziging van

Nadere informatie

Monografieèn Privaatrecht. Erfrecht. Prof. mr. M.J.A. van Mourik. Vijfde druk

Monografieèn Privaatrecht. Erfrecht. Prof. mr. M.J.A. van Mourik. Vijfde druk Monografieèn Privaatrecht Erfrecht Prof. mr. M.J.A. van Mourik Vijfde druk Kluwer - Deventer - 2008 Inhoud Enige afkortingen en symbolen XV Enige verkort aangehaalde werken XVI I. INLEIDING 1 1. Erfrecht

Nadere informatie

Burgerlijk Wetboek Boek 4, Erfrecht

Burgerlijk Wetboek Boek 4, Erfrecht (Tekst geldend op: 28-01-2014) Burgerlijk Wetboek Boek 4, Erfrecht Boek 4. Erfrecht Titel 1. Algemene bepalingen Artikel 1 1. Erfopvolging heeft plaats bij versterf of krachtens uiterste wilsbeschikking.

Nadere informatie

Erfrecht en schenking

Erfrecht en schenking Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht Erfrecht en schenking Veertiende druk Bewerkt door: Mr. S. Perrick Advocaat te Amsterdam Voorheen deel 6A en 6B a Wolters

Nadere informatie

BOEK 4 NIEUW BURGERLIJK WETBOEK VAN SURINAME. Boek 4 Erfrecht. Titel 1 Algemene bepalingen. Artikel 1

BOEK 4 NIEUW BURGERLIJK WETBOEK VAN SURINAME. Boek 4 Erfrecht. Titel 1 Algemene bepalingen. Artikel 1 BOEK 4 NIEUW BURGERLIJK WETBOEK VAN SURINAME Boek 4 Erfrecht Titel 1 Algemene bepalingen Artikel 1 1. Erfopvolging heeft plaats bij versterf of krachtens uiterste wilsbeschikking. 2. Van de erfopvolging

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 430 Beschikking van de Minister van Justitie van 16 augustus 2002, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van Boek 4 en Titel 3 van

Nadere informatie

A 2011 N 68 PUBLICATIEBLAD

A 2011 N 68 PUBLICATIEBLAD A 2011 N 68 PUBLICATIEBLAD LANDSVERORDENING van de 15 de december 2011 tot vaststelling van Boek 4 en titel 7.3 van het Burgerlijk Wetboek Landsverordening erfrecht en schenking) IN NAAM DER KONINGIN!

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 17 141 Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, eerste gedeelte (wijziging van Boek 4) Nr. 21 VIJFDE NOTA

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2014 No. 6 Landsverordening van de 9 de januari 2014 tot vaststelling van Boek 4 en titel 7.3 van het Burgerlijk Wetboek (Landsverordening erfrecht en schenking)

Nadere informatie

Inhoud. 2.1 Uiterste wilsbeschikkingen in het algemeen 69 2.1.1 Het karakter van de uiterste wilsbeschikking 69. Maklu 5

Inhoud. 2.1 Uiterste wilsbeschikkingen in het algemeen 69 2.1.1 Het karakter van de uiterste wilsbeschikking 69. Maklu 5 Inhoud Hoofdstuk 1 Versterferfrecht 13 1.1 Inleiding 13 1.1.1 Achtergrond 13 1.1.2 Terminologie 15 1.1.3 Geschiedenis 16 1. 2 Algemene bepalingen 20 1.2.1 Erfopvolging 20 1.2.2 Commoriënten 20 1.2.3 Onwaardigheid

Nadere informatie

Bij de eerste druk 13 Bij de tweede druk 14. Hoofdstuk 1. Versterferfrecht 15

Bij de eerste druk 13 Bij de tweede druk 14. Hoofdstuk 1. Versterferfrecht 15 Voorwoord 13 Bij de eerste druk 13 Bij de tweede druk 14 Hoofdstuk 1. Versterferfrecht 15 1.1 Inleiding 15 1.1.1 Achtergronden 15 1.1.2 Terminologie 17 1.1.3 Geschiedenis 19 1.2 Algemene bepalingen 22

Nadere informatie

TESTAMENT HERROEPING ERFGENAMEN WETTELIJKE VERDELING OPVULLEGAAT

TESTAMENT HERROEPING ERFGENAMEN WETTELIJKE VERDELING OPVULLEGAAT 1 TESTAMENT De verschenen persoon verklaart: 1. HERROEPING Ik herroep alle uiterste wilsbeschikkingen vóór heden door mij gemaakt. 2. ERFGENAMEN Ik wijk niet af van de wettelijke erfopvolging of van de

Nadere informatie

Erfrecht algemeen. 1 Erfrecht

Erfrecht algemeen. 1 Erfrecht I Erfrecht algemeen 1 Erfrecht Wat is erfrecht? Wat is de nalatenschap? Het erfrecht treft men aan in Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en kan worden gezien als een onderdeel van het vermogensrecht

Nadere informatie

BEWIND -1- M:\brochures\bewind.docx 22/6/2015

BEWIND -1- M:\brochures\bewind.docx 22/6/2015 BEWIND Zodra een kind meerderjarig is (18 jaar) mag het zelf over zijn of haar eigen vermogen beschikken. Dat is meestal geen probleem, als dat vermogen niet groot is en één van beide ouders of beide ouders

Nadere informatie

- OVEREENKOMST - Schenking onder bewind van effecten ouder aan een meerderjarig kind

- OVEREENKOMST - Schenking onder bewind van effecten ouder aan een meerderjarig kind - OVEREENKOMST - Schenking onder bewind van effecten ouder aan een meerderjarig kind ONDERGETEKENDEN: De heer/mevrouw, geboren op. 19 te, wonende aan de.., ( ).., hierna ook te noemen "de Schenker", en

Nadere informatie

Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal

Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal Erfrecht Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal Erfrecht Algemeen Wettelijke verdeling Legitieme portie Samenwoners 2-Trapsmaking Zuivere aanvaarding, beneficiaire aanvaarding,

Nadere informatie

De positie van stiefkinderen die door de stiefouder in de wettelijke verdeling worden betrokken "Wederkerige uiterste wilsbeschikking Fideicommis

De positie van stiefkinderen die door de stiefouder in de wettelijke verdeling worden betrokken Wederkerige uiterste wilsbeschikking Fideicommis De positie van stiefkinderen die door de stiefouder in de wettelijke verdeling worden betrokken "Wederkerige uiterste wilsbeschikking Fideicommis Werkstuk in het kader van het vak erfrecht I Maart 2008

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 428 Beschikking van de Minister van Justitie van 16 augustus 2002, houdende plaatsing in het Staatsblad van de vernummerde tekst van de wet van

Nadere informatie

TESTAMENT HERROEPING ONGEHUWD OVERLIJDEN mijn Partner

TESTAMENT HERROEPING ONGEHUWD OVERLIJDEN mijn Partner 1 TESTAMENT @ De verschenen persoon verklaart: 1. HERROEPING Ik herroep alle uiterste wilsbeschikkingen vóór heden door mij gemaakt. 2. ONGEHUWD OVERLIJDEN Voor het geval ik ten tijde van mijn overlijden

Nadere informatie

Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal

Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal Het Erfrecht Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal Algemeen Zuivere aanvaarding, beneficiaire aanvaarding, verwerping Wettelijke verdeling Legitieme portie Samenwoners 2-Trapsmaking

Nadere informatie

Erfrecht. Prof. mr. M.J.A. van Mourik. zevende druk Deventer KLUWER

Erfrecht. Prof. mr. M.J.A. van Mourik. zevende druk Deventer KLUWER s t u d i e p oc ke t s privaatrecht Erfrecht zevende druk Prof. mr. M.J.A. van Mourik KLUWER 2002 Deventer Inhoud Lijst van afkortingen/verklaring van Symbolen Enige verkort aangehaalde werken XV XVII

Nadere informatie

Wezep / Oldebroek Erfrecht, eigen baas met testament

Wezep / Oldebroek Erfrecht, eigen baas met testament Wezep / Oldebroek Erfrecht, eigen baas met testament Notariaat Kremer Wezep, Stationsweg 87a, tel (038) 376 00 80 Oldebroek, Beeklaan 10, (0525) 63 13 35 Wet of testament De meeste zekerheid over verdeling

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 297 26 822 Invoering Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, derde gedeelte (Overgangsrecht) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN

Nadere informatie

NIBE-SVV, 2015 OEFENEXAMEN SCHENK- EN ERFWIJZER

NIBE-SVV, 2015 OEFENEXAMEN SCHENK- EN ERFWIJZER NIBE-SVV, 2015 OEFENEXAMEN SCHENK- EN ERFWIJZER 1. Voor welke schenking is een notariële akte verplicht? A. Voor de schenking van een effectenportefeuille. B. Voor de schuldigerkenning uit vrijgevigheid

Nadere informatie

Datum. Naam testateur. Man. Vrouw. Man. Vrouw. Gehuwd. Alles. Met uitzondering van. Geen rechtskeuze. Niet van toepassing. Hard.

Datum. Naam testateur. Man. Vrouw. Man. Vrouw. Gehuwd. Alles. Met uitzondering van. Geen rechtskeuze. Niet van toepassing. Hard. Wettelijke verdeling Datum Naam testateur Geslacht testateur Man Vrouw Geslacht partner Man Vrouw Burgerlijke staat testateur Gehuwd Geregistreerd als partner Kinderen Herroeping Alles Met uitzondering

Nadere informatie

ESTATE PLANNING. I. Schenking

ESTATE PLANNING. I. Schenking ESTATE PLANNING Estate planning, ofwel nalatenschapsplanning, wordt wel omschreven als een geheel van maatregelen om te bereiken dat het vermogen op zo goed mogelijke wijze overgaat op de erfgenamen. Vaak

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 021 Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, tweede gedeelte (nadere wijziging van Boek 4) Nr. 1 KONINKLIJKE

Nadere informatie

Vruchtgebruik met wettelijke verdeling als basis

Vruchtgebruik met wettelijke verdeling als basis Vruchtgebruik met wettelijke verdeling als basis Datum Naam testateur Geslacht testateur Man Vrouw Geslacht partner Man Vrouw Burgerlijke staat testateur Gehuwd Geregistreerd als partner Kinderen Herroeping

Nadere informatie

Erfrecht van de langstlevende echtgenoot

Erfrecht van de langstlevende echtgenoot Monografieen BW B19 Erfrecht van de langstlevende echtgenoot Mr. P.C. van Es Universitair hoofddocent notarieel recht, Universiteit Leiden Kluwer - Deventer - 2009 Inhoud VOORWOORD V LUST VAN AFKORTINGEN

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 229 Wet van 18 april 2002 tot vaststelling van de Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, derde gedeelte

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 427 Beschikking van de Minister van Justitie van 16 augustus 2002, houdende plaatsing in het Staatsblad van de vernummerde tekst van de wet van

Nadere informatie

Datum. Naam testateur. Man. Vrouw. Man. Vrouw. Gehuwd. Nee. Alles. Met uitzondering van. Geen rechtskeuze. Niet van toepassing. Hard.

Datum. Naam testateur. Man. Vrouw. Man. Vrouw. Gehuwd. Nee. Alles. Met uitzondering van. Geen rechtskeuze. Niet van toepassing. Hard. Vruchtgebruik Datum Naam testateur Geslacht testateur Man Vrouw Geslacht partner Man Vrouw Burgerlijke staat testateur Gehuwd Geregistreerd als partner Ongehuwd en niet geregistreerd als partner ALS Burgerlijke

Nadere informatie

Artikelen 81 en 82. Ongewijzigd. Artikel 83

Artikelen 81 en 82. Ongewijzigd. Artikel 83 Doorlopende tekst van de gewijzigde artikelen van de titels 1.6, 1.7 en 1.8 BW (nieuw), alsmede van artikel V (overgangsbepaling), zoals deze luidt volgens Kamerstukken I 2008/09, 28 867, A (gewijzigd

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 333 17 213 Vaststelling van titel 7.3 (Schenking) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 28 juni 2001 Wij Beatrix, bij

Nadere informatie

Erfrecht. Mr. Caroline de Maat Fikkers notarissen BAS Bergen op Zoom 27 januari 2015

Erfrecht. Mr. Caroline de Maat Fikkers notarissen BAS Bergen op Zoom 27 januari 2015 Erfrecht Mr. Caroline de Maat Fikkers notarissen BAS Bergen op Zoom 27 januari 2015 Fikkers notarissen Lange Parkstraat 1 Bergen op Zoom Tel. 0164 242 650 c.de.maat@fikkersnotarissen.nl Erfrecht Bij versterf

Nadere informatie

s t-u-d i e p o c k e t s p r i v a a t r e c h t* 37 Erfrecht zevende druk Prof. mr. M.J.A. van Mourik 2002 Deventer KLUWER

s t-u-d i e p o c k e t s p r i v a a t r e c h t* 37 Erfrecht zevende druk Prof. mr. M.J.A. van Mourik 2002 Deventer KLUWER s t-u-d i e p o c k e t s p r i v a a t r e c h t* 37 Erfrecht zevende druk Prof. mr. M.J.A. van Mourik KLUWER 2002 Deventer Inhoud Lijst van afkortingen/verklaring van symbolen Enige verkort aangehaalde

Nadere informatie

Hoe kunt u voordelig vermogen overdragen aan uw kinderen? Schenken en Erven.

Hoe kunt u voordelig vermogen overdragen aan uw kinderen? Schenken en Erven. Hoe kunt u voordelig vermogen overdragen aan uw kinderen? Schenken en Erven. Wet Schenk- en erfbelasting 3 juni 2010 Wijziging Successiewet 1 januari 2010 - Erfbelasting schenkbelasting - Tariefverlaging/vereenvoudiging

Nadere informatie

s t u d i e p o c k e t -s* p r i v aatrech t s 37 Erfrecht zesde druk Prof. mr. M.JA, van Mourik 1997 W.E.J. Tjeenk Willink Deventer

s t u d i e p o c k e t -s* p r i v aatrech t s 37 Erfrecht zesde druk Prof. mr. M.JA, van Mourik 1997 W.E.J. Tjeenk Willink Deventer s t u d i e p o c k e t -s* p r i v aatrech t s 37 Erfrecht zesde druk Prof. mr. M.JA, van Mourik 1997 W.E.J. Tjeenk Willink Deventer Inhoud Lijst van afkortingen/verklaring van Symbolen Enig verkort aangehaalde

Nadere informatie

Ontwerp d.d. *** TESTAMENT D GEHUWDEN OF SAMENWONENDEN MET MEERDERJARIGE KINDEREN (UIT HUIDIGE RELATIE). TWEETRAPSMAKING

Ontwerp d.d. *** TESTAMENT D GEHUWDEN OF SAMENWONENDEN MET MEERDERJARIGE KINDEREN (UIT HUIDIGE RELATIE). TWEETRAPSMAKING Ontwerp d.d. *** TESTAMENT D GEHUWDEN OF SAMENWONENDEN MET MEERDERJARIGE KINDEREN (UIT HUIDIGE RELATIE). TWEETRAPSMAKING Op *** verscheen voor mij, mr. ***, notaris te Rotterdam:-----------------------------

Nadere informatie

Veelvuldig geraadpleegde werken op erfrechtelijk gebied. De geschiedenis van de totstandkoming van Boek 4 BW en algemeen overgangsrecht 1

Veelvuldig geraadpleegde werken op erfrechtelijk gebied. De geschiedenis van de totstandkoming van Boek 4 BW en algemeen overgangsrecht 1 Inhoud Afkortingen Veelvuldig geraadpleegde werken op erfrechtelijk gebied XXVII XXIX Hoofdstuk I De geschiedenis van de totstandkoming van Boek 4 BW en algemeen overgangsrecht 1 1. Erfrecht 1 1.1. De

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Deel I Het Nederlandse Erfrecht

Inhoudsopgave. Deel I Het Nederlandse Erfrecht Inhoudsopgave Deel I Het Nederlandse Erfrecht I. Algemene bepalingen omtrent erfopvolging Erfopvolging Bestaansvereiste Gelijktijdig overlijden Onwaardig om te erven Niet-opengevallen nalatenschap Betalingsregeling

Nadere informatie

Levensverzekering en erfrecht

Levensverzekering en erfrecht Mr. Wim J.J.G. Speetjens 1 Levensverzekering en erfrecht De praktijk kent vele vormen van levensverzekering 1 Docent privaatrecht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. 2 De wet van 22 december 2005,

Nadere informatie

Doorlopende tekst van Titel 7 van Boek I per

Doorlopende tekst van Titel 7 van Boek I per Doorlopende tekst van Titel 7 van Boek I per 1-1-2018 Artikel 1:93 BW Bij huwelijkse voorwaarden kan uitdrukkelijk of door de aard der bedingen worden afgeweken van bepalingen van deze titel, behalve voor

Nadere informatie

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 4 april 2018) Inleiding

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 4 april 2018) Inleiding Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 4 april 2018) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking

Nadere informatie

Bewindvoerderschap. Curatele, bewind en mentorschap

Bewindvoerderschap. Curatele, bewind en mentorschap Bewindvoerderschap Het kan voorkomen dat een erflater van mening is dat zijn erfgenamen (nog) niet de volledige verantwoording kunnen dragen van het door hen geërfde vermogen. Dit kan te maken hebben met

Nadere informatie

Wettelijke verdeling en alternatieve regelingen

Wettelijke verdeling en alternatieve regelingen HOOFDSTUK 7 Wettelijke verdeling en alternatieve regelingen 7.1 De wettelijke verdeling In de eerste afdeling van titel 4.3 van het BW is, in aanvulling op de regels van het versterferfrecht in titel 4.2

Nadere informatie

2. In onderdeel II wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

2. In onderdeel II wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende: 31 930 Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een

Nadere informatie

2014 -- Successiewet -- Deel 1

2014 -- Successiewet -- Deel 1 Successiewet les 1 programma Eén wet, twee belastingen Woonplaats Successierecht Wettelijk erfrecht en wettelijke verdeling Testamenten Wetsficties 1 Eén wet, twee belastingen De Successiewet bestaat uit:

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 - Het huwelijksvermogensrecht

Hoofdstuk 1 - Het huwelijksvermogensrecht Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 - Het huwelijksvermogensrecht Wat is het belang van het huwelijksvermogensrecht?... 5 Gemeenschap van goederen... 5 Verdeling... 5 Wat behoort tot het gemeen schappelijk vermogen?...

Nadere informatie

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 13 oktober 2017)

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 13 oktober 2017) Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 13 oktober 2017) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in

Nadere informatie

Aanvaarden Het accepteren van een erfdeel, inclusief de schulden. Hierdoor wordt iemand erfgenaam.

Aanvaarden Het accepteren van een erfdeel, inclusief de schulden. Hierdoor wordt iemand erfgenaam. Erfrecht Woordenboek Op onze website heb je een hoop moeilijke woorden en vaktermen gezien. We hebben steeds geprobeerd die goed uit te leggen. Waarschijnlijk lees je de komende tijd documenten die bol

Nadere informatie

1.1. Lijst van gebruikte begrippen en afkortingen. Successiewet Successiewet 1956. Burgerlijk Wetboek

1.1. Lijst van gebruikte begrippen en afkortingen. Successiewet Successiewet 1956. Burgerlijk Wetboek Schenk- en erfbelasting. Overdrachtsbelasting. Verwerping van een nalatenschap. Ongelukkige redactie testament. Vergeten testament. Informele wil Belastingdienst/ Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 554 Wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der

Nadere informatie

Beknopte inhoudstafel

Beknopte inhoudstafel Beknopte inhoudstafel Inleiding... 1 Eerste titel. Erfenissen... 5 Eerste hoofdstuk. Openvallen van erfenissen en bezit van de erfgenamen... 5 Hoofdstuk II. Hoedanigheden vereist om te kunnen erven...

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 152 Wet van 14 maart 2002 tot wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen) Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 31 930 Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur

Nadere informatie

Handboek. Publicaties vanwege het CENTRUM VOOR NOTARIEEL RECHT. Erfrecht. Vijfde druk

Handboek. Publicaties vanwege het CENTRUM VOOR NOTARIEEL RECHT. Erfrecht. Vijfde druk Publicaties vanwege het CENTRUM VOOR NOTARIEEL RECHT Handboek Erfrecht Vijfde druk door prof. mr. M.J.A. van Mourik (red.) prof. mr. B.M.E.M. Schols prof. mr.j.w.j.m:sdiols prof. mr. L.C.A. Vërstütfypen

Nadere informatie

Datum. Naam testateur. Man. Vrouw. Man. Vrouw. Gehuwd. Nee. Alles. Met uitzondering van. Geen rechtskeuze. Niet van toepassing. Hard.

Datum. Naam testateur. Man. Vrouw. Man. Vrouw. Gehuwd. Nee. Alles. Met uitzondering van. Geen rechtskeuze. Niet van toepassing. Hard. Tweetrap Datum Naam testateur Geslacht testateur Man Vrouw Geslacht partner Man Vrouw Burgerlijke staat testateur Gehuwd Geregistreerd als partner Ongehuwd en niet geregistreerd als partner ALS Burgerlijke

Nadere informatie

Erfrechtjournaal. 16 januari 2015

Erfrechtjournaal. 16 januari 2015 Erfrechtjournaal 16 januari 2015 Items Gewijzigde familieverhoudingen Defiscalisatie in het erfrecht Machtiging kantonrechter voor het doen van schenking? Gewijzigde familieverhoudingen Eindejaarspeiling

Nadere informatie

Handboek. Nieuw Erfrecht. prof. mr. M.J.A. van Mourik (red.) mr. B.M.E.M. Schols mr. F.WJ.M. Schols mr. L. C.A. Verstappen mr.b.c.m.

Handboek. Nieuw Erfrecht. prof. mr. M.J.A. van Mourik (red.) mr. B.M.E.M. Schols mr. F.WJ.M. Schols mr. L. C.A. Verstappen mr.b.c.m. Handboek Nieuw Erfrecht prof. mr. M.J.A. van Mourik (red.) mr. B.M.E.M. Schols mr. F.WJ.M. Schols mr. L. C.A. Verstappen mr.b.c.m. Waaijer W.E.J.TjeenkWillink Deventer 1998 Inhoud Lijst van afkortingen

Nadere informatie

Erfrecht Erfrecht: Wie erft bij uw overlijden? Hoeveel erfbelasting moet over de erfenis worden betaald? Hoe kan het vermogen fiscaal gunstig

Erfrecht Erfrecht: Wie erft bij uw overlijden? Hoeveel erfbelasting moet over de erfenis worden betaald? Hoe kan het vermogen fiscaal gunstig Erfrecht Erfrecht: Wie erft bij uw overlijden? Hoeveel erfbelasting moet over de erfenis worden betaald? Hoe kan het vermogen fiscaal gunstig overgaan op de erfgenamen? Wie erft op grond van de wet? De

Nadere informatie

HET ENE VRUCHTGEBRUIK IS HET ANDERE NIET.

HET ENE VRUCHTGEBRUIK IS HET ANDERE NIET. HET ENE VRUCHTGEBRUIK IS HET ANDERE NIET. R. KUMPEN Wanneer in erfrechtelijke dossiers het woord vruchtgebruik (VG) opduikt ontstaat vaak de grootste verwarring, vandaar deze nota voor enige toelichting.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 228 Wet van 18 april 2002 tot vaststelling van de Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, tweede gedeelte

Nadere informatie

Op 15 juli tweeduizendzeven, verscheen voor mij, mr. Jacob de Groot, notaris te Utrecht: De heer Jan Bos, geboren te Schiedam, op veertien augustus

Op 15 juli tweeduizendzeven, verscheen voor mij, mr. Jacob de Groot, notaris te Utrecht: De heer Jan Bos, geboren te Schiedam, op veertien augustus Op 15 juli tweeduizendzeven, verscheen voor mij, mr. Jacob de Groot, notaris te Utrecht: De heer Jan Bos, geboren te Schiedam, op veertien augustus negentienhonderdachtenveertig, wonende te 3523 VJ Utrecht,

Nadere informatie

Beknopte inhoudstafel

Beknopte inhoudstafel Beknopte inhoudstafel Inleiding... 21 Eerste titel. Erfenissen... 25 Eerste hoofdstuk. Openvallen van erfenissen en bezit van de erfgenamen... 25 Hoofdstuk II. Hoedanigheden vereist om te kunnen erven...

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 822 Invoering Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, derde gedeelte (Overgangsrecht) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan

Nadere informatie

Publicaties vanwege het CENTRUM VOOR NOTARIEEL RECHT

Publicaties vanwege het CENTRUM VOOR NOTARIEEL RECHT Publicaties vanwege het CENTRUM VOOR NOTARIEEL RECHT Handboek Erfrecht Vierde druk door prof. mr. M.J.A. van Mourik (red.) prof. mr. L.C.A. Verstappen mr. B.M.E.M. Schols mr. F.W.J.M. Schols mr. B.C.M.

Nadere informatie

Alumni-Mfp. Actualiteiten estate planning. Theo Hoogwout woensdag 12 februari 2014

Alumni-Mfp. Actualiteiten estate planning. Theo Hoogwout woensdag 12 februari 2014 Alumni-Mfp Actualiteiten estate planning Theo Hoogwout woensdag 12 februari 2014 1 Programma Fiscaal partnerschap Huwelijks vermogensrecht Erven & AWBZ Erven of schenken woning & WOZ Schenken Uniform partnerbegrip

Nadere informatie

Leiden, 20 september Ohmann Notariaat Daniel Ohmann Korien van Steenbergen

Leiden, 20 september Ohmann Notariaat Daniel Ohmann Korien van Steenbergen Leiden, 20 september 2018 Ohmann Notariaat Daniel Ohmann Korien van Steenbergen Inleiding Verschillende vragen 1. Hoe laat u uw kind verzorgd achter? 2. Wie zorgt er voor uw kind? 3. Wie beheert het vermogen

Nadere informatie

Het nieuwe erfrecht van Aruba, Curaçao en Sint Maarten

Het nieuwe erfrecht van Aruba, Curaçao en Sint Maarten Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Het nieuwe erfrecht van Aruba, Curaçao en Sint Maarten A.J.M. Nuytinck Published in Nuytinck, A.J.M. (2010). Het nieuwe erfrecht van Aruba, Curaçao

Nadere informatie

Wettelijk erfrecht Duitsland

Wettelijk erfrecht Duitsland De positie van de langstlevende echtgenoten in het Duitse, Franse, Luxemburgse, Belgische en Nederlandse erfrecht Dr. Rembert Süβ Deutsches Notarinstitut Wettelijk erfrecht Duitsland Beperkte vooruitneming

Nadere informatie

Estate planning en het gehandicapte kind: balanceren tussen emotie en fiscaliteit

Estate planning en het gehandicapte kind: balanceren tussen emotie en fiscaliteit Estate planning en het gehandicapte kind: balanceren tussen emotie en fiscaliteit MR. P.J.T. (ELLE) VAN GOMPEL 1 Estate planning is balanceren tussen emotie en fiscaliteit. Dit komt wellicht het meest

Nadere informatie

Erfrecht voor leken. Korte uitleg van het erfrecht in begrijpelijke taal

Erfrecht voor leken. Korte uitleg van het erfrecht in begrijpelijke taal Erfrecht voor leken Korte uitleg van het erfrecht in begrijpelijke taal Wat is erfrecht? We zullen beginnen met een uitleg van de drie belangrijkste termen die in het erfrecht worden gebruikt: De erflater

Nadere informatie

SAMENLEVINGVORMEN EN SAMENLEVINGSCONTRACT

SAMENLEVINGVORMEN EN SAMENLEVINGSCONTRACT SAMENLEVINGSVORMEN SAMENLEVINGVORMEN EN SAMENLEVINGSCONTRACT Algemeen De gevolgen van het huwelijk en het geregistreerd partnerschap worden in de wet uitgebreid geregeld. Andere samenwonenden worden door

Nadere informatie

De wenselijkheid van de legitieme portie

De wenselijkheid van de legitieme portie De wenselijkheid van de legitieme portie In rechtsvergelijkend perspectief met het Engelse erfrecht Auteur: Studentnummer: Onderwerp: Opleiding: Begeleider: Nicole Hoogerland S267574 De legitieme portie

Nadere informatie

Tegenwoordig mag de notaris als executeur worden benoemd. Zie hiervoor art. 20 van de notariswet.

Tegenwoordig mag de notaris als executeur worden benoemd. Zie hiervoor art. 20 van de notariswet. Erfrecht HC10 14 november 2012 Wat is nu precies een executeur? Executeur wikkelt de nalatenschap af. Stel je buurman vraagt of jij de zijn nalatenschap wilt afwikkelen, jij wilt dit wel. Hoe noem je dan

Nadere informatie

Voor het leven geregeld: het erfrecht vanaf 1 januari 2003

Voor het leven geregeld: het erfrecht vanaf 1 januari 2003 Voor het leven geregeld: het erfrecht vanaf 1 januari 2003 In dit informatieblad vindt u informatie over de belangrijkste wijzigingen in het erfrecht per 1 januari 2003. Achterin staan adressen vermeld

Nadere informatie

Algemene regeling Versie 2.0

Algemene regeling Versie 2.0 Hoewel de nodige zorg aan dit stuk is besteed, aanvaarden de makers geen enkele aansprakelijkheid voor het gebruik hiervan in de praktijk. Het betreft slechts een cursusmodel dat dient voor de discussie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 021 Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, tweede gedeelte (nadere wijziging van Boek 4) Nr. 5 NOTA NAAR

Nadere informatie

Bijlage I Berekening waarde vruchtgebruik en periodieke uitkeringen 191. Bijlage II Afgeronde overlevingstafel (GBM/GBV ) 193

Bijlage I Berekening waarde vruchtgebruik en periodieke uitkeringen 191. Bijlage II Afgeronde overlevingstafel (GBM/GBV ) 193 Inhoud Voorwoord 11 1 Erfrecht in vogelvlucht 13 1.1 Wettelijk erfrecht 13 1.2 Invloed huwelijk op nalatenschap 14 1.3 Wettelijke verdeling 15 1.3.1 Gevolgen van wettelijke verdeling voor erfbelasting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 17 213 Vaststelling van titel 7.3 (Schenking) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek Nr. 7 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 7 december 2000 Het voorstel

Nadere informatie

THEORIE-EXAMEN FFP ONDERDEEL: MINICASES

THEORIE-EXAMEN FFP ONDERDEEL: MINICASES THEORIE-EXAMEN FFP ONDERDEEL: MINICASES Minicase Ada en Bert Ada (61 jaar) en Bert (48 jaar) zijn in 2018 gehuwd op huwelijkse voorwaarden (zie bijlage 1). Voor Bert was dit de eerste keer dat hij in het

Nadere informatie

ZITTING

ZITTING ZITTING 1962 1963 3771 Vaststelling van Boek 4 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek GEWIJZIGD ONTWERP VAN WET Nr. 7 WIJ JULIANA, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDER- LANDEN, PRINSES VAN ORANJE-NASSAU,

Nadere informatie

Inhoudsopgave. 1. Uw vermogen nu en later... 1. 2. Goed om vooraf te weten... 26. Voorwoord... IX. Inhoudsopgave

Inhoudsopgave. 1. Uw vermogen nu en later... 1. 2. Goed om vooraf te weten... 26. Voorwoord... IX. Inhoudsopgave Inhoudsopgave Voorwoord...................................................... IX 1. Uw vermogen nu en later... 1 1.1. Inleiding.... 1 1.1.1. Vermogen tijdens leven......................... 1 1.1.2. Hoe

Nadere informatie

Waarom een testament?

Waarom een testament? notaris Oude Delft 62 2611 CD Delft Postbus 2882 2601 CW Delft tel. 015-213 70 50 fax 015-213 70 55 notaris@boelens.net Waarom een testament? REDENEN VOOR HET OPSTELLEN VAN EEN (NIEUW) TESTAMENT - Benoemen

Nadere informatie

Onder voorwaarden getrouwd of geregistreerd

Onder voorwaarden getrouwd of geregistreerd Onder voorwaarden getrouwd of geregistreerd Van Kaam Notarissen Someren, Witvrouwenbergweg 8a, tel. (0493) 49 43 52 Wat is... Wie gaat trouwen of een geregistreerd partnerschap wil aangaan en de verdeling

Nadere informatie

Overdrachtsbelasting -- Deel 1

Overdrachtsbelasting -- Deel 1 Overdrachtsbelasting les 1 programma Inleiding overdrachtsbelasting Verkrijgingen Maatstaf van heffing Verandering in beperkt recht Hoe bij gezamenlijk eigendom Vrijstellingen Heffing en teruggaaf Object

Nadere informatie

Anders (met vruchtgebruik)

Anders (met vruchtgebruik) Testament: Anders (met vruchtgebruik) Datum Naam testateur Geslacht testateur Man Vrouw Partner Kinderen Herroeping Alles Met uitzondering van Rechtskeuze Nederlands recht (huidige nationaliteit) Geen

Nadere informatie

Juridische begrippen in begrijpelijke taal

Juridische begrippen in begrijpelijke taal Juridische begrippen in begrijpelijke taal Aanverwanten De (groot)ouders, ooms, tantes, broers en zussen van uw partner zijn uw aanverwanten, ofwel de aangetrouwden, ook wel de koude kant. Akte Een akte

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 021 Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, tweede gedeelte (nadere wijziging van Boek 4) Nr. 6 NOTA VAN

Nadere informatie

1. Inleiding 29. Hoofdstuk 4. De wettelijke verdeling en de wilsrechten 29 P.G. Knoppers...29

1. Inleiding 29. Hoofdstuk 4. De wettelijke verdeling en de wilsrechten 29 P.G. Knoppers...29 Inhoudsopgave Voorwoord XV Hoofdstuk 1. Algemene opbouw Boek 4 en kort overzicht van de grondslagen van het Nederlandse erfrecht 1 A.M. Steegmans..................................1 1. Algemene opbouw Boek

Nadere informatie

INHOUD. Hoofdstuk IV. Ongeldigheid van het huwelijkscontract... 48 TITEL II DE VERSCHILLENDE HUWELIJKSSTELSELS... 51

INHOUD. Hoofdstuk IV. Ongeldigheid van het huwelijkscontract... 48 TITEL II DE VERSCHILLENDE HUWELIJKSSTELSELS... 51 INHOUD BOEK VIII. HUWELIJKSSTELSELS.... 1 Inleiding... 3 TITEL I HET HUWELIJKSCONTRACT.... 5 Hoofdstuk I. Inleiding.... 5 Hoofdstuk II. Inhoud van het huwelijkscontract.... 10 Afdeling I. Huwelijksovereenkomsten....

Nadere informatie

2009 -- Overdrachtsbelasting -- Deel 1

2009 -- Overdrachtsbelasting -- Deel 1 Overdrachtsbelasting les 1 programma Inleiding overdrachtsbelasting Verkrijgingen Maatstaf van heffing Verandering in beperkt recht Hoe bij gezamenlijk eigendom Vrijstellingen Heffing en teruggaaf Object

Nadere informatie

1 januari 2003: Nieuw Erfrecht Voor het leven geregeld

1 januari 2003: Nieuw Erfrecht Voor het leven geregeld 1 januari 2003: Nieuw Erfrecht Voor het leven geregeld Inleiding Op 1 januari 2003 is ons erfrecht gewijzigd. De laatste belangrijke wijziging in het erfrecht was in 1923. Tot die tijd waren alleen kinderen

Nadere informatie

PARTNERSCHAPSVOORWAARDEN

PARTNERSCHAPSVOORWAARDEN PARTNERSCHAPSVOORWAARDEN Heden, @, verschijnen voor mij, mr. @, notaris te Utrecht: 1. @; 2. @; hierna samen ook te noemen: de Partners. De Partners verklaren met elkaar een geregistreerd partnerschap

Nadere informatie

Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter

Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter Algemene aanwijzingen voor verzoekers Waarschuwing Gewerkt wordt aan een landelijk procesreglement voor verzoekschriftprocedures bij de kantonsector. Zodra

Nadere informatie