groningen Aan Provinciale Staten Datum Briefnummer Zaaknummer Behandeld door Telefoonnummer Bijlagen Onderwerp Geachte dames en heren,

Transcriptie

1 groningen Aan Provinciale Staten Datum Briefnummer Zaaknummer Behandeld door Telefoonnummer Bijlagen Onderwerp -7 MEI /19/A. 12, RS Hulshof A.M.L. (050) Factory Outlet Centre in de regio Oost-Groningen Geachte dames en heren, (/> ec In opdracht van ons college is door onderzoeksbureau Droogh Trommelen en Partners (DTNP) een aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid en effecten van een Factory Outlet Centre (FOC) in de regio Oost-Groningen. De uitkomst van dit onderzoek is neergelegd in het rapport "Factory Outlet Centre Oost-Groningen; Haalbaarheid en effecten" dat wij u hierbij aanbieden. Dit rapport bevat in onze ogen toereikende informatie voor een nadere gedachtewisseling met ons college over de vraag of de vestiging van een FOC in de regio Oost-Groningen haalbaar en, gelet op de te verwachten effecten op de bestaande detailhandelsstructuur, aanvaardbaar is. Aanleiding en doel van het onderzoek Aanleiding voor het onderzoek vormt het initiatief van een projectontwikkelaar voor de vestiging van een FOC tussen de A7 en N33 bij Zuidbroek. Op grond van het provinciaal beleid is een FOC buiten de gemeente Groningen niet toegestaan. Dit beleidsonderdeel is geborgd in de provinciale Omgevingsverordening. Wij zijn echter bevoegd om, door middel van het verlenen van een ontheffing, een afwijking van de Omgevingsverordening mogelijk te maken. Bij het beslissen op een (eventuele) aanvraag om ontheffing voor een FOC in Oost-Groningen zijn verschillende -conflicterende - belangen betrokken. Deze belangen dienen door ons op een evenwichtige wijze te worden afgewogen. Dit vereist dat de beslissing op een aanvraag om ontheffing zorgvuldig wordt voorbereid en draagkrachtig wordt gemotiveerd. Daartoe dienen wij inzicht te hebben in de relevante feiten en af te wegen belangen. O In het kader van de voorgenomen vestiging van een FOC bij Zuidbroek zijn reeds eerder onderzoeken uitgevoerd naar de haalbaarheid en effecten van een dergelijke grootschalige detailhandelsvoorziening in de regio Oost-Groningen. Aangezien deze onderzoeken naar ons oordeel niet eenduidig zijn en niet alle noodzakelijke informatie bevatten voor een zorgvuldige en evenwichtige belangenafweging, hebben wij in maart 2012 besloten een aanvullend onderzoek te laten uitvoeren. In dit onderzoek dienen alle relevante aspecten en belangen (ruimtelijke ordening, arbeidsplaatsen, juridische houdbaarheid etc.) inzichtelijk te 06-HB-SG-001 ï provincie Groningen wr "Kt t harsdvest vindt u op on. f t( M «j M i ï] f ^.i s u *! t jriï hun j i^t

2 worden gemaakt. Het onderzoek dient als basis voor de politiek-bestuurlijke afweging om al dan niet een FOC toe te staan in de regio Oost-Groningen. Onafhankelijk onderzoek Het onderzoek is uitgevoerd door onderzoeksbureau Droogh Trommelen en Partners (DTNP) uit Nijmegen. Om te waarborgen dat het onderzoek op een zorgvuldige en onafhankelijke wijze wordt uitgevoerd, is een begeleidingscommissie ingesteld. Uw Staten zijn in mei 2012 in de gelegenheid gesteld leden voor te dragen voor de begeleidingscommissie. Mevrouw J. F. Snijder-Hazelhoff is voorgedragen namens de partijen die zich tot dat moment voorstander hebben getoond van een FOC. Prof. mr. W.C.T.F, de Zeeuw is voorgedragen door de partijen die zich tot dat moment tegenstander hebben getoond van een FOC. Beide leden hebben gezamenlijk een onafhankelijke voorzitter voorgedragen: de heer W. Wieling. Gedurende het proces heeft de begeleidingscommissie beoordeeld of de relevante feiten en af te wegen belangen op een zorgvuldige en evenwichtige wijze in het onderzoek zijn betrokken. De objectiviteit en de methodologische kwaliteitvan het onderzoek is getoetst door prof. dr. J.P. Elhorst, leerstoel houder Regionale Economie aan de Faculteit Bedrijfskunde en Economie van de Rijksuniversiteit Groningen. Afbakening onderzoeksvragen De onderzoeksvragen zijn nader geformuleerd en afgebakend aan de hand van: - onze brief van 1 november 2011 waarin we de voorwaarden hebben geformuleerd voor een ontheffing van de Omgevingsverordening voor een FOC buiten de gemeente Groningen; - de vragen en aandachtspunten die naar aanleiding van onze brief van 28 maart 2012 over het voorgenomen onderzoek zijn ingebracht door de verschillende Statenfracties; - het relevante planologisch-juridische afwegingskader (Wet ruimtelijke ordening, Europese Dienstenrichtlijn, recente jurisprudentie). De onderzoeksvragen zijn voor aanvang van het onderzoek gevalideerd door prof. dr. J.P. Elhorst en de begeleidingscommissie. De centrale onderzoeksvraag is: wat is de haalbaarheid en wat zijn de effecten van een FOC in de regio Oost- Groningen. Deze centrale vraag is in het onderzoek uitgesplitst in tien deelvragen. Proces Een belangrijk onderdeel van het onderzoek vormt de consultatie van diverse betrokken partijen. In afzonderlijke gesprekken met betrokkenen (zie hoofdstuk 10.2 van het Bijlagenrapport voor een overzicht) is van gedachten gewisseld over verschillende aspecten van een FOC in Oost-Groningen. De gesprekken zijn (zonder derden) gevoerd door DTNP. In aanvulling op de reeds beschikbare informatie is gevraagd naar de achtergronden van verschillende aspecten en eventuele specifieke aandachtspunten voor het onderzoek. Vervolgens zijn alle betrokkenen uitgenodigd voor een plenaire bijeenkomst die plaatsvond op 13 december Tijdens deze bijeenkomst zijn de voorlopige onderzoeksresultaten gepresenteerd en is hierover gediscussieerd. Nadere informatie die is aangeleverd door betrokkenen is in het onderzoek gebruikt voor zover het gegevens betreft uit objectieve en openbare bronnen. Prof. Elhorst en de begeleidingscommissie waren aanwezig om vragen over het proces en de opzet van het onderzoek te beantwoorden. Het onderzoek is vervolgens voltooid.

3 Prof. Elhorst heeft het onderzoek beoordeeld en concludeert in zijn beoordeling dat het onderzoek methodologisch verantwoord is, de uitkomsten realistisch zijn en dat de gestelde vragen deugdelijk zijn onderzocht en beantwoord. Het oordeel van prof. Elhorst is bijgevoegd bij het onderzoeksrapport. Ook de begeleidingscommissie heeft een schriftelijk verklaring opgesteld, waarin is aangegeven dat de onderzoeksopdracht volledig, neutraal en zonder vooringenomenheid is geformuleerd. Tevens constateert de begeleidingscommissie dat met alle relevante stakeholders gesprekken zijn gevoerd, en dat de kanttekeningen van prof. Elhorst gedurende het proces geleid hebben tot de benodigde aanpassingen van tussentijdse rapportages. De commissie is van oordeel dat vanaf de opdrachtformulering tot en met het eindrapport gestreefd is naar een onafhankelijk onderzoek, en dat het eindrapport voldoet aan de geformuleerde onderzoeksopdracht. De verklaring van de begeleidingscommissie treft u bij het onderzoeksrapport. Wij zijn dan ook van mening dat dit onafhankelijke onderzoek de basis biedt om te komen tot een beslissing of een FOC in afwijking van het geldende beleid buiten de gemeente Groningen kan worden toegestaan. Onderzoeksresultaten Bezoekersaantallen De haalbaarheid van een FOC wordt voor een belangrijk deel bepaald door het aantal inwoners dat rondom een FOC woont: het marktgebied. Voor de Nederlandse FOC's (Roermond, Lelystad en Roosendaal) heeft DTNP het aantal inwoners binnen een straal van 30 en 60 autominuten bepaald. Ten opzichte van de locatie ten zuidwesten van de A7/N33 (de locatie van het oorspronkelijke initiatief voor een FOC) bedraagt het aantal inwoners binnen 60 autominuten 2,3 miljoen. Ter vergelijking: het aantal inwoners binnen 60 minuten reisafstand bedraagt voor het FOC Roermond 10,2 miljoen, voor Roosendaal 7,1 miljoen en voor Lelystad 5,5 miljoen. DTNP hanteert een rekenmodel om het aantal bezoekers van een FOC in Oost- Groningen te kunnen berekenen. Dit model gaat uit van een FOC met de relatief grote attractiviteit en bezoekfrequenties van de FOC's Lelystad en Roermond. Volgens dit model is de verwachting dat een FOC in Oost-Groningen een bezoekersaantal tussen de 1,5 en 1,7 miljoen per jaar zal trekken. Ter vergelijking: Lelystad trekt 2,3 miljoen bezoekers per jaar. Roermond 4,1 miljoen. Of een FOC in Oost-Groningen haalbaar is, hangt volgens DTNP deels af van het investeringsniveau en de exploitatie. Bovenal is van belang of het FOC voldoende attractief is om de berekende bezoekersaantallen te halen. Zelfs uitgaande van de bezoekfrequenties en bestedingen van het grotere Lelystad en Roermond komt het berekende omzetniveau naar het oordeel van DTNP zowel absoluut als per m^ winkelvloeroppervlak substantieel lager uit. Hiermee zal de interesse bij attractieve merken voor een vestiging in het FOC ook minder groot zijn. Een minder sterk FOC heeft lagere bezoekfrequenties en bestedingen per bezoeker, en een lager omzetniveau, waardoor de aantrekkingskracht afneemt. Effecfen Het landelijke beeld van een afnemende behoefte aan winkels en een toenemende leegstand zal versneld optreden in de krimpregio Noordoost Groningen. Veel centrumgebieden staan reeds zichtbaar onder druk en staan voor ingrijpende keuzes om zich aan te passen aan de nieuwe winkelmarkt. DTNP heeft berekend dat met een FOC in Oost-Groningen de bestedingen van inwoners uit Noodoost Groningen in mode- en sportwinkels (aanbod FOC is circa

4 90% mode en sport) in Noordoost Groningen gemiddeld afnemen met circa 7%. Winkelgebieden dichter bij het FOC zullen meer (dan gemiddeld) negatieve effecten ondervinden. Hetzelfde geldt voor winkelgebieden met relatief veel mode en sport. In winkelcentra met vooral een dagelijkse boodschappenfunctie zal het effect minder groot zijn. Winkelgebieden die op dit moment reeds matig functioneren zullen sneller effecten ondervinden dan sterke(re) winkelgebieden. Of er sprake is van duurzame aantasting is volgens DTNP moeilijk 'hard' vast te stellen: koopstromen wijzigen zich geleidelijk, en afname van omzet is pas na langere tijd zichtbaar. Ook is afname van omzet niet eenduidig toe te schrijven aan één oorzaak (FOC). Het totale klimaat voor winkels in mode en sport staat onder druk. Het is de vraag welke druppels de emmer doen overlopen. Ook zonder FOC is het investeringsklimaat al matig. Planologische regulering Voor de bestaande FOC's in Nederland zijn in de betrokken bestemmingsplannen vergaande beperkingen opgenomen omtrent het assortiment aan goederen dat mag worden verkocht. Daarnaast zijn ook privaatrechtelijke overeenkomsten aangegaan met de exploitant van het betreffende FOC. Hierin leggen gemeenten nadere voorwaarden vast. De exploitant van het FOC legt (onder andere) deze voorwaarden in afzonderlijke overeenkomsten op aan exploitanten van de individuele winkelunits. De reden voor het stellen van deze beperkende regels en voorwaarden is het voorkomen van een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur. Door gewone winkels te verbieden in een FOC beogen overheden deze - in het belang van de ruimtelijk-economische kwaliteitvan steden en dorpen - voor de bestaande centra te behouden. Ook blijft het aanbod in het FOC zo onderscheidend ten opzichte van bestaande winkelcentra. De Europese Dienstenrichtlijn heeft als doel de concurrentie tussen dienstverrichters van lidstaten te bevorderen. In de Dienstenrichtlijn zijn economische vestigingseisen verboden. Zo kunnen winkels niet worden geweigerd op basis van gebrek aan (economische) marktruimte, of het failliet gaan van andere winkels. De dienstenrichtlijn is in 2009 in werking getreden. Voorschriften inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw of gebruik van land vallen niet onder de dienstenrichtlijn. Hier liggen immers geen economische criteria aan ten grondslag. De Dienstenrichtlijn staat ook kwantitatieve of territoriale beperkingen toe, bijvoorbeeld op basis van bevolkingsomvang of de minimale afstand tussen dienstenverrichters. Dergelijke beperkingen zijn toegestaan mits (onder meer): - eisen gerechtvaardigd zijn om dwingende reden van algemeen belang (noodzaak); - eisen geschikt zijn om het nagestreefde doel te bereiken en niet verder gaan dan nodig is (evenredigheid). De drie bestaande FOC's in Nederland en de daarvoor geldende regelgeving stammen van voor de inwerkingtreding van de dienstenrichtlijn. DTNP stelt de vraag of de gedetailleerde regels in een FOC, die de vestiging van bepaalde winkels uitsluit, gerechtvaardigd zijn 'om dwingende redenen van algemeen belang' en/of 'eisen geschikt zijn om het nagestreefde doel te bereiken en niet verder gaan dan nodig is'. Tot op heden heeft een juridische toets daarop nog niet plaatsgevonden. Bij een nieuw initiatief met dergelijke regels zal dit naar verwachting gebeuren. Volgens DTNP moet er rekening mee worden gehouden dat het stellen van gedetailleerde beperkingen aan een FOC in het bestemmingsplan en een privaatrechterlijke overeenkomst de rechtelijke toetsing niet kan doorstaan.

5 Verder wijst DTNP erop dat handhaving van de regels moeilijk is ('wat is een merk?', 'is het artikel anders?'). Omdat de regels moeilijk te controleren zijn is vrijwel niet vast te stellen of er sprake is van strijdig gebruik. Scenario bij onvoldoende bezoekers Het FOC is ontworpen als een '100% - winkelcentrum' en is in beginsel vooral geschikt voor een winkelcentrum. Bij onvoldoende bezoekers zijn scenario's 'downgrading' en/of 'brancheverruiming' volgens DTNP waarschijnlijk. Voor andere functies is in beginsel herontwikkeling nodig. Ontsluiting en parkeren De FOC's Roermond en Lelystad worden ontsloten door het provinciale hoofdwegennet. Een dergelijke ontsluiting lijkt ook voor een FOC in Oost- Groningen afdoende. Bij 11 parkeerplaatsen per 100 m^ (zoals bij andere FOC's) kan voor een FOC van m^ uitgegaan worden van parkeerplaatsen. Werkgelegenheid Bij een FOC met de bezoekfrequenties en bestedingen als die van Lelystad en Roermond kan de (structurele) werkgelegenheid in het FOC volgens DTNP uitkomen tussen de 412 en 588 fte. De toenemende werkgelegenheid door het FOC is gerelateerd aan de aldaar te realiseren winkels en omzet. Voor een deel is sprake van verschuiving van omzet van reguliere winkels naar het FOC. DTNP heeft berekend dat dit leidt tot een verlies aan fte van 129 tot 161. Het netto-effect voor de werkgelegenheid bedraagt 283 tot 427 fte (exclusief verlies werkgelegenheid buiten de branches mode en sport). DTNP merkt in haar rapport op dat het hierbij gaat om een theoretisch model waarbij gerekend is met bezoekersaantallen en omzetten die zijn gebaseerd op een FOC met de attractiviteit, bezoekfrequenties en bestedingen per bezoeker van Lelystad en Roermond. In het rapport is aangegeven dat er goede redenen zijn dat dergelijke resultaten in Oost-Groningen niet gerealiseerd worden. Bij een minder hoge omzet dalen de positieve en negatieve werkgelegenheidseffecten. DTNP geeft aan dat het aannemelijk is om uit te gaan van de lage cijfers bij de geschetste bandbreedtes. Overwegingen en conclusie In onze brief van 1 november 2011 hebben wij aangegeven onder welke ruimtelijke voorwaarden wij bereid zijn om de vestiging van een FOC buiten de gemeente Groningen planologisch mogelijk te maken: 1) er moet een toereikend en duurzaam consumptief draagvlak aanwezig zijn; 2) de komst van een FOC mag niet leiden tot een duurzame aantasting van de bestaande detailhandelsstructuur in de betrokken regio; 3) er moet juridisch bindend geborgd zijn dat er geen branchevervaging optreedt; 4) aannemelijk zal moeten zijn dat in geval de bebouwing tengevolge van economische of andere omstandigheden zijn detailhandelsfunctie verliest, geen (ruimtelijke) probleemsituatie ontstaat die uiteindelijk door de overheid moet worden opgelost; 5) de infrastructurele ontsluiting en parkeergelegenheid zullen toereikend moeten zijn om de te verwachten bezoekersaantallen en daarmee samenhangende verkeers- en vervoersstromen alsmede parkeerbehoefte adequaat op te vangen. Aan de voorwaarde dat geen branchevervaging zal optreden, lijkt niet te kunnen worden voldaan. Het is namelijk zeer de vraag of assortimentsbeperkingen in een bestemmingsplan en/of privaatrechtelijke overeenkomst op basis van merk, prijs.

6 artikel, niet strijdig zijn met de Europese dienstenrichtlijn. Wanneer dergelijke beperkingen niet gesteld mogen worden, kan het onderscheid tussen een FOC en reguliere detailhandel in mode en sport op den duur verdwijnen. Vast staat in ieder geval dat het handhaven van regels in een bestemmingsplan en privaatrechtelijke overeenkomsten lastig is. Wanneer in de praktijk blijkt dat het reguleren van het assortiment in een FOC vanwege de dienstenrichtlijn niet meer mogelijk is, of dat het handhaven van regels en afspraken niet goed mogelijk is, bestaat de gerede kans dat zich branchevervaging voordoet. Als gevolg daarvan kan een FOC de kenmerken krijgen van reguliere detailhandel. In dit licht bezien zijn wij zijn van mening dat voor een FOC hetzelfde ruimtelijke (vestigings)beleid moet gelden als voor andere vormen van detailhandel, namelijk concentratie in bestaande winkelcentra. Op grond van het bovenstaande stellen wij ons op het standpunt dat een vestiging van een FOC in Zuidbroek niet moet worden toegestaan, omdat niet aan de gestelde voorwaarden, geformuleerd in onze brief van 1 november 2011, wordt voldaan. Aanvaardbaarheid van de vestiging op een andere locatie in Oost-Groningen Het provinciaal beleid is gericht op concentratie van wonen en werken in de stedelijke centra Appingedam/Delfzijl, Groningen, Hoogezand-Sappemeer, Stadskanaal, Veendam en Winschoten. Daarmee wordt beoogd deze steden een sterke(re) centrumpositie te laten vervullen. Een aantal van de centrumgebieden in deze stedelijke centra staat reeds zichtbaar onder druk. In het rapport van DTNP is opgenomen dat de middelgrote regiocentra de komende jaren te maken krijgen met teruglopende bestedingen en een afnemende bevolking. De reeds forse leegstand neemt toe, en de belangstelling vanuit de winkelmarkt neemt af. Door stagnatie en leegstand dreigen sfeer en beleving verder af te nemen. Vooral voor de regiocentra die nu reeds 'ruim in de jas' zitten, dreigt verdere leegstand en verloedering. Deze centra staan voor ingrijpende keuzes om zich aan te passen aan de nieuwe winkelmarkt. In artikel van het Besluit ruimtelijke ordening is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' vastgelegd als procesvereiste. Het doel van deze ladder is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder bestaat uit drie treden. Trede 1 vraagt inzicht in de regionale behoefte. Trede 2 vraagt of (een deel van) de regionale behoefte op te vangen is binnen het bestaand stedelijk gebied. Trede 3 verzoekt om een locatie te zoeken die multimodaal ontsloten is of kan worden voor de resterende regionale behoefte. In de 'Handreiking ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen dat bij de beoordeling van een initatief voor een detailhandelsontwikkeling of dit bijdraagt aan de vervulling van een regionale vraag ook de winkelleegstand worden betrokken. De ladder geeft aan dat gemeenten bij iedere ontwikkeling van winkelmeters met lokale en interlokale effecten beschrijven op welke wijze rekening is gehouden met het tegengaan van winkelleegstand en niet de voorkeur is gegeven aan herstructurering of transformatie van bestaande winkelpanden. Hoewel wij een FOC in Zuidbroek een ongewenste ontwikkeling vinden en niet willen toestaan, zijn wij ons er van bewust dat de komst van een FOC een substantieel aantal banen kan opleveren, in een regio met een hoge werkloosheid. Daarom zijn wij bereid te overwegen om de vestiging van een FOC cq. een grootschalige detailhandelsontwikkeling toe te staan in een bestaand stedelijk

7 centrum. Bij het toestaan van een FOC-formule in een bestaand stedelijk centrum vindt geen nieuw ruimtebeslag plaats Daar komt nog bij dat in geval (grootschalige) winkelbebouwing ten gevolge van economische of andere omstandigheden zijn detailhandelsfunctie verliest, deze locatiekeuze de kans vergroot dat eventueel vrijkomende (grootschalige) bebouwing een andere - in het beleid - passende functie kan verkrijgen. Wij zijn ons er daarbij terdege van bewust dat de komst van een grootschalige detailhandelsvoorziening in mode- en sportartikelen nadelige effecten kan hebben op het bestaande voorzieningenniveau in deze branche. Naar ook uit de jurisprudentie blijkt mogen concurrentieverhoudingen in de ruimtelijke ordening echter geen rol spelen. Dat betekent dat in zoverre geen betekenis kan toekomen aan een eventueel overaanbod in het verzorgingsgebied en mogelijke sluiting van bestaande detailhandelsvestigingen. In het kader van het al dan niet toelaten van detailshandelsvoorzieningen mogen uiteraard wel ruimtelijke ordeningsmotieven ten grondslag liggen, zoals het voorkómen van ontwikkelingen die ongewenst zijn vanuit overwegingen van ruimtelijke kwaliteit, overlast, bereikbaarheid van voorzieningen, leegstand en leefbaarheid. In dit verband wijzen wij op het volgende. De vestiging van een FOC in of aansluitend aan een winkelgebied in een centrumplaats kan een forse impuls geven aan deze centrumplaats. Uit het onderzoek van DNTP blijkt dat er sprake kan zijn van synergie-effecten indien een FOC in de directe nabijheid van een bestaand centrum is gevestigd. Bij een goed gekozen locatie kan de bereikbaarheid en parkeergelegenheid met bestaande infrastructuur worden geborgd. Tevens willen we richting geven aan een oplossing voor de leegstand in de stedelijke centra in Oost-Groningen. Wij willen de vestiging van een FOC overwegen in één van de stedelijke centra, onder de voorwaarde dat de komst van een FOC cq. grootschalige detailhandelsontwikkeling leidt tot een forse herstructurering van het bestaande winkel bestand. De omvang van de herstructurering moet zodanig zijn, dat per saldo in de regio geen sprake is toename van winkelvloeroppervlakte. Op deze manier kan de komst van een FOC leiden tot een versterking van een van de stedelijke centra en daarmee een impuls geven aan de regio. Wij willen door het toestaan van een FOC proberen te stimuleren om een van de stedelijke centra in Oost-Groningen te laten uitgroeien tot 'hoofdkern' van Oost- Groningen. In deze hoofdkern worden voorzieningen en winkels geconcentreerd. Op deze manier willen we proberen de autonome ontwikkelingen te keren, door ervoor te zorgen dat er concentratie plaatsvindt in één kern en deze kern een impuls krijgt. Wij zijn ons bewust van het feit dat dit een keerzijde heeft, namelijk een mogelijke toename van de leegstand in de omliggende centra. De regio zal de negatieve gevolgen die deze concentratiegedachte heeft op andere centra moeten accepteren. Dit vraagt van de regio een andere houding, namelijk verder kijken dan de eigen gemeentegrens. Dit is in lijn met het advies van de Visitatiecommissie 'Bestuurlijke toekomst Groningen', waarin wordt ingezet op een cultuurverandering die gericht is op het vinden van een mentaliteit van vertrouwen en gunnen. Wij hebben Revascom, initiatiefnemer van een FOC bij Zuidbroek, en de betrokken portefeuillehouders in de regio geïnformeerd over ons standpunt om geen FOC toe te staan bij Zuidbroek en dat wij onder voorwaarden bereid zijn een FOC toe te staan in een bestaand stedelijk centrum.

8 Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Groningen:, voorzitter., secretaris. Bijlagen: Nr. Titel Bijgevoegd Ter inzage in de Statenkast 1 Onderzoeksrapport "Factory Outlet Centre x Oost-Groningen; Haalbaarheid en effecten" 2 Bijlagenrapport x 3 Verklaring van de begeleidingscommissie x 4 Verklaring van prof.dr. J.P. Elhorst X