Leerlingenstatuut van het Stedelijk Gymnasium Breda

Transcriptie

1 Leerlingenstatuut van het Stedelijk Gymnasium Breda Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 2 Artikel 1 Begripsbepaling 2 Artikel 2 Leerlingenstatuut 3 Hoofdstuk 2 Grondrechten 3 Artikel 3 Recht op respect 3 Artikel 4 Recht op informatie 3 Artikel 5 Recht op privacy 3 Artikel 6 Vrijheid van vergadering 4 Artikel 7a Vrijheid van meningsuiting 4 Artikel 7b Vrijheid van kleding 4 Artikel 8 Recht op medezeggenschap 5 Hoofdstuk 3 Het onderwijs: toelating, bevordering inhoud, afsluiting 5 Artikel 9 Toelating en bevordering 5 Artikel 10 Kosten van het onderwijs 6 Artikel 11 Inhoud van het onderwijs 6 Artikel 12 Huiswerk 6 Artikel 13 Toetsing en beoordeling 7 Artikel 14 Schoolexamens en centrale examens 7 Hoofdstuk 4 Dagelijkse gang van zaken op school 7 Artikel 15 Aanwezigheid in lessen 7 Artikel 16 Vertrouwenspersoon 8 Artikel 17 Lesuitval 8 Artikel 18 Lesvervangende en niet-lesgebonden activiteiten. 8 Artikel 19 Orde- en gedragsregels 9 Artikel 20 Schade 9 Hoofdstuk 5 Strafmaatregelen 9 Artikel 21 Straffen 9 Artikel 22 Schorsing 10 Hoofdstuk 6 Rechtsbescherming 11 Artikel 23 Klachtrecht 11 Artikel 24 Beroepsrecht 11 BIJLAGE Vrijstellingsbesluit Wet bescherming Persoonsgegevens, Artikel Voor je ligt de nieuwe versie van het leerlingenstatuut. Het is een belangrijk document omdat het de rechten en plichten van de leerlingen vastlegt. Lees het goed door, pas dan ben je van je rechten en plichten verzekerd, omdat je precies weet in welk geval het statuut geschonden wordt en jij je er op kan beroepen. We hopen dat alle betrokkenen bij de school dit statuut de invulling geven die het verdient. 1

2 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepaling Dit leerlingenstatuut verstaat onder: School: Het Stedelijk Gymnasium Breda. Bevoegd gezag: Het Bestuur van de Samenwerkingsstichting ROC West-Brabant. Deze heeft alle genoemde taken gedelegeerd aan de directie. Leerlingen: De leerlingen die op het Stedelijk Gymnasium staan ingeschreven. Ouders: Ouders, voogden of verzorgers van de leerlingen Schoolleider: De rector van de school in de zin van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO). Directie: De schoolleider, alsmede de conrectoren in de zin van de WVO. Schoolleiding: De directie en de teamleiders Personeel: Het aan de school verbonden onderwijzend en onderwijs ondersteunend personeel, alsmede de aan de school verbonden leden van de schoolleiding. Docenten: Leden van het personeel, die een onderwijstaak vervullen. Onderwijs ondersteunend personeel: Leden van het personeel die de docenten en de schoolleiding ondersteunen bij hun werkzaamheden. Geleding: Alle leerlingen, alle ouders of alle personeelsleden. Medezeggenschapsraad (MR): De raad als bedoeld in artikel 3 van de Wet Medezeggenschap op Scholen (WMS). Medezeggenschapsreglement: Het reglement als bedoeld in artikel 23 van de WMS. Leerlingenraad: Een commissie, samengesteld uit leerlingen, die bevoegd is desgevraagd of uit eigen beweging advies uit te brengen aan de medezeggenschapsraad en de directie over aangelegenheden die de leerlingen aangaan. Inspectie: De inspecteur, die belast is met het toezicht op het voortgezet onderwijs. 2

3 Artikel 2 Leerlingenstatuut 1. Dit leerlingenstatuut legt de rechten en verplichtingen vast van de leerlingen die staan ingeschreven op het Stedelijk Gymnasium, Nassausingel 7, 4811 DE Breda, en bevat tevens de daaruit voortvloeiende opdrachten aan en de gevolgen daarvan voor de andere geledingen en het bevoegd gezag. 2. Het statuut is bindend voor alle geledingen met inachtneming van de bepalingen in het Medezeggenschapsreglement en de wettelijke bepalingen. 3. Het bevoegd gezag stelt elke twee jaar het leerlingenstatuut vast met instemming van de Medezeggenschapsraad. Tussentijdse wijziging van het leerlingenstatuut is mogelijk. 4. Het leerlingenstatuut wordt binnen de school zodanig gepubliceerd dat iedere betrokkene er kennis van kan nemen. Hoofdstuk 2 Grondrechten Artikel 3 Recht op respect 1. Alle leerlingen dienen de docenten en het overige personeel van de school met respect te behandelen. 2. Alle personeelsleden van de school dienen de leerlingen met respect te behandelen. 3. Alle leerlingen dienen elkaar met respect te behandelen. Artikel 4 Recht op informatie 1. De rector draagt er zorg voor dat de ouders, voordat zij een leerling laten inschrijven, algemene informatie krijgen over de doelstelling, het onderwijsaanbod en de werkwijze van de school, de toelatingseisen, de cursusduur, over de mogelijkheden voor vervolgonderwijs en de eventueel aan de toelating verbonden kosten, en over andere aangelegenheden die van direct belang zijn voor de aspirant-leerling. 2. De rector draagt er zorg voor dat er exemplaren van het leerplan van de school, van het lesrooster, van het medezeggenschapsreglement en van andere reglementen die voor leerlingen van belang zijn, voor eenieder ter inzage liggen op de administratie of te raadplegen op de website. 3. De leerlingen van de school hebben recht op een gesprek met de schoolleiding. Artikel 5 Recht op privacy 1. Er is op de school een leerlingenregister. Hierin worden niet meer gegevens opgenomen dan weergegeven in het Vrijstellingsbesluit Wet bescherming persoonsgegevens waarvan de relevante tekst als bijlage bij dit statuut is gevoegd. Deze gegevens bevinden zich bij de leerlingenadministratie van de school. 2. Het leerlingendossier is alleen toegankelijk voor: - De desbetreffende leerling en de ouders van de desbetreffende leerling als deze minderjarig is. - De mentor van de desbetreffende leerling. - De teamleider. - De schooldecaan. - De leerlingbegeleider. - De zorgcoördinator. - De orthopedagoog. - De schoolleiding. - Het bevoegd gezag. - De inspecteur. - Een hiertoe door het rijk aangewezen persoon met het oog op de financiële controle. De toegankelijkheid geldt alleen voor die informatie die voor de betreffende persoon relevant is. 3

4 Gegevens uit het leerlingendossier worden niet zonder toestemming van de leerling aan andere personen of instanties doorgegeven. 3. Wanneer informatie over gedrag en/of schoolresultaten aan de ouders wordt doorgegeven, dan wordt de leerling, indien mogelijk, hiervan in kennis gesteld. 4. De school behoudt zich het recht voor om opgelegde strafmaatregelen te registreren. Artikel 6 Vrijheid van vergadering 1. Leerlingen hebben het recht op vrijheid van vergadering. Deze vergaderingen zijn openbaar, tenzij de meerderheid van de aanwezige leerlingen dit niet toestaat. In overleg met de rector worden afspraken gemaakt over frequentie, tijd en plaats van de vergaderingen indien deze in de school en/of binnen schooltijd plaatsvinden. Artikel 7a Vrijheid van meningsuiting 1. De school biedt de leerlingen de gelegenheid een schoolkrant uit te geven, die beschikbaar is voor alle geledingen van de school. De schoolkrantredactie stelt een redactiestatuut op. 2. In het statuut wordt in elk geval opgenomen: Het doel van de schoolkrant; De samenstelling van de redactie (de meerderheid van de redactie dient uit leerlingen te bestaan); De wijze waarop redactieleden geworven worden; De verantwoordelijkheid betreffende de juistheid van informatie en de inhoud van de opgenomen publicaties; De verantwoordelijkheid betreffende de kwaliteit van de opgenomen publicaties en het gehanteerde taalgebruik; De verantwoordelijkheid voor publicaties die door inhoud, afbeelding en/of taalgebruik beledigend geacht kunnen worden voor instellingen en/of personen binnen en/of buiten de school, of die anderszins schadelijk geacht kunnen worden voor het aanzien van de school; Het recht van weerwoord; Regeling voor het beheer van de ter beschikking gestelde geldmiddelen, regeling voor gemaakte onkosten en afspraken met betrekking tot toekenning van studielasturen en het gebruik van de beschikbaar gestelde materiële voorzieningen. 3. De rector stelt het redactiestatuut vast nadat de Medezeggenschapsraad gehoord is. Hij heeft de eindverantwoordelijkheid voor de inhoud van de schoolkrant. 4. De rector is niet bevoegd een nummer van de schoolkrant te verbieden tenzij de inhoud uitlatingen van discriminerende of kwetsende aard of schending van iemands privacy bevat, of de belangen van de school schaadt. 5. Er is een mededelingenbord, waarop leerlingen, leerlingenraad en andere leerlingenorganisaties, na overleg met de schoolleiding, mededelingen van niet-commerciële aard kunnen ophangen. Deze mededelingen mogen niet kwetsend zijn voor anderen. Ook de teksten en afbeeldingen in de schoolkrant en die voorkomen op de websites mogen niet kwetsend zijn voor anderen. 6. Op de website van de school worden tevens besluiten van de vergadering van de schoolleiding en andere informatie of maatregelen die betrekking hebben op de rechten en plichten van de leerlingen gepubliceerd. Artikel 7b Vrijheid van kleding 1. De leerlingen hebben het recht zich te kleden naar eigen smaak of overtuiging. Van leerlingen en personeel wordt verwacht dat zij hierbij rekening houden met anderen. De schoolleiding kan, indien nodig, leerlingen en/of personeelsleden hierop attent maken. 2. Het is niet toegestaan kleding, tassen e.d. te voorzien van teksten of symbolen die anderen kunnen kwetsen in hun overtuiging of aard. 4

5 3. Het is de leerlingen niet toegestaan een hoofddeksel te dragen binnen de school, anders dan uit religieuze overtuiging. 4. De beoordeling van 7b.1 en 7b.2 geschiedt door het personeel van het Stedelijk Gymnasium. Indien een leerling het niet eens is met dat oordeel, kan hij op grond van het klachtrecht zijn bezwaren uiten. 5. Er zijn situaties binnen de school waarbij veiligheid voorop staat. Te denken valt aan vakken waarbij vuur en/of machines worden gebruikt (natuurkunde, scheikunde, biologie, techniek en gymnastiek). In die situaties waarin er sprake is van een veiligheidsrisico kan de docent aangeven dat de kleding van de leerling moet worden aangepast aan de omstandigheden. Artikel 8 Recht op medezeggenschap 1. Er is een leerlingenraad. De leerlingenraad wordt samengesteld uit leerlingen vanuit zoveel mogelijk verschillende leerjaren. De leerlingenraad kan bestaan uit verschillende (deel) commissies. 2. De rector bevordert de totstandkoming van een leerlingenraad op de school. Het bevoegd gezag bevordert het functioneren van de leerlingenraad. 3. De leerlingenraad is bevoegd om gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen aan de Medezeggenschapsraad, met name over aangelegenheden die leerlingen in het bijzonder aangaan. 4. De leerlingenraad kan de Medezeggenschapsraad verzoeken de directie in kennis te stellen van een advies als bedoeld in het tweede lid, eerste zin. Het bevoegd gezag moet binnen drie maanden schriftelijk, alleen met redenen omklede reactie, aan de Medezeggenschapsraad uitbrengen, die vervolgens de geledingenraad op de hoogte moet brengen. 5. Activiteiten van de leerlingenraad kunnen, wanneer niet anders mogelijk en met toestemming van de schoolleiding, tijdens de lesuren plaatsvinden. 6. De rector stelt een budget aan de leerlingenraad ter beschikking ter dekking van de kosten die voortvloeien uit de taken en functies van de leerlingenraad in het kader van de medezeggenschap. 7. De leden van de leerlingenraad mogen uit hoofde van hun lidmaatschap van deze raad op geen enkele wijze benadeeld worden in hun positie op school. 8. Over niet in artikel 11 van de WMS genoemde aangelegenheden, kan de leerlingenraad gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de Medezeggenschapsraad, de schoolleiding en het bevoegd gezag. Hoofdstuk 3 Het onderwijs: toelating, bevordering inhoud, afsluiting Artikel 9 Toelating en bevordering 1. De openbare school is in principe toegankelijk voor alle leerlingen. 2. Aan de definitieve toelating kunnen slechts eisen worden gesteld in verband met de vooropleiding of de prestaties in de te volgen vakken of indien de school niet de zorg kan bieden die de leerling nodig heeft. 3. De rector beslist over de toelating; hierbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de ouders en de leerlingen. 4. De school laat jaarlijks een maximumaantal leerlingen toe. Bij overaanmelding zal worden geloot. 5. Een besluit tot weigering van toelating wordt schriftelijk en met opgave van redenen aan de betrokkene, en indien deze minderjarig is ook aan de ouders, meegedeeld, waarbij tevens de mogelijkheid van beroep wordt vermeld. 6. Binnen 6 weken kan bezwaar gemaakt worden tegen een besluit tot weigering van toelating door de leerling of door de ouders bij het bevoegd gezag. Op dit verzoek wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 4 weken na ontvangst, beslist na overleg met de inspectie. Er wordt pas beslist nadat de leerling en/of de ouders gehoord zijn en inzage hebben gehad in de betreffende adviezen en rapporten. 7. Op de website wordt informatie gegeven over de normen op grond waarvan toelating tot het eerste leerjaar plaatsvindt, de toelatingsvoorwaarden, en de regels omtrent eventuele loting. 8. De toelating tot het eerste leerjaar kan niet voorwaardelijk geschieden. Uitzondering hierop is de omstandigheid dat niet zeker is of de school de zorg kan bieden die de leerling nodig heeft. 9. Eventuele bijzondere voorwaarden met betrekking tot de bevordering worden schriftelijk meegedeeld aan de ouders. 5

6 10. Een leerling wordt in het algemeen niet voorwaardelijk bevorderd naar een hoger leerjaar. 11. De docentenvergadering adviseert de rector over de toelating van de leerlingen tot het volgende leerjaar en geeft daarbij tevens een advies over de te vervolgen loopbaan van de leerling, waarna de rector beslist. De leerling en diens ouders worden van het besluit en het eventuele advies schriftelijk op de hoogte gesteld. 12. De rector stelt de eisen vast, waaraan een leerling moet voldoen om naar het volgende leerjaar te kunnen overgaan. Deze criteria worden aan het begin van het schooljaar bekend gemaakt via de schoolgids/website. Artikel 10 Kosten van het onderwijs 1. Aan de toelating tot een openbare school kunnen geen financiële drempels worden verbonden voor ouders en/of leerlingen. 2. De kosten van de leermiddelen komen voor rekening van de school. Uitzonderingen zijn algemene leermiddelen die meerdere jaren gebruikt kunnen worden. Het gaat dan om: atlas, woordenboeken, rekenmachine, sportkleding, agenda, tekendoos. 3. De rector draagt er zorg voor dat de kosten van deze middelen zo laag mogelijk gehouden worden. 4. Voor leerlingen die om aantoonbare financiële redenen de kosten van bepaalde onderwijsactiviteiten waaraan kosten zijn verbonden (werkweken, excursies e.d.) niet kunnen opbrengen, treft de rector een regeling. Artikel 11 Inhoud van het onderwijs 1. De leerling heeft er recht op dat de docenten zich inspannen goed onderwijs te geven overeenkomstig het vastgestelde leerplan en lesrooster. 2. De leerling is verplicht zich in te spannen om het onderwijsproces goed te laten verlopen. 3. In onderling overleg tussen de leerling, de docenten die lesgeven aan de betrokken leerling en de decaan wordt een keuzeadvies opgesteld, waarbij wordt uitgegaan van de door de leerling behaalde resultaten in en de belangstelling voor de verschillende vakken. Bij de uiteindelijke keuze speelt dit advies een zwaarwegende rol; de beslissing ligt echter bij de ouders en de leerling, waarbij men de formele bevorderingsnormen in acht neemt. Artikel 12 Huiswerk 1. De leerling heeft de plicht het aan hem/haar opgegeven huiswerk te maken. Het opgegeven huiswerk dient door de docent te worden vermeld in het schooladministratieprogramma Magister of een van tevoren uitgedeelde studiewijzer. 2. Docenten zien er op toe, dat het opgegeven huiswerk geen onredelijke belasting voor de leerling oplevert. 3. Het huiswerk wordt zoveel mogelijk over de week en over het schooljaar verspreid. 4. De leerling heeft er recht op dat door docenten opgegeven huiswerk besproken wordt. 5. Huiswerk mag worden verzuimd mits de leerling een briefje van zijn ouder/verzorger meeneemt met daarop een voor de schoolleiding acceptabele reden voor het verzuimen van het huiswerk. 6. Een leerling die te vaak zijn huiswerk niet in orde heeft, kan door de docent op redelijke wijze worden gestraft. 7. De eerste schooldag na een vakantie van minstens één week is in principe huiswerkvrij. Alleen de schoolleiding kan gemotiveerd afwijken van deze regel. 6

7 Artikel 13 Toetsing en beoordeling 1. In klas 1 t/m 3 kunnen de volgende toetsen worden afgenomen en beoordeeld: a. Een proefwerk: een schriftelijke overhoring over een afgeronde hoeveelheid leerstof waarvan het cijfer meetelt voor het rapport dan wel een toetsing van vaardigheden, waarvan het cijfer meetelt voor het rapport b. Een S.O.: een schriftelijke lesoverhoring, toetsing van geleerd en/of gemaakt huiswerk, waarvan het cijfer meetelt voor het rapport. c. Een M.O.: een mondelinge lesoverhoring, toetsing over geleerd en/of gemaakt huiswerk, waarvan het cijfer of de letter soms meetelt voor het rapport. d. Alle toetsen die met een cijfer beoordeeld worden, moeten bijtijds worden aangekondigd. e. De toetsing van klas 4 t/m 6 is opgenomen in het PTA (programma van Toetsing en Afsluiting), dat jaarlijks wordt gepubliceerd op de website. 2. Bij het opgeven van bepaalde toetsen wordt aan de leerling duidelijk gemaakt wat de betekenis daarvan is in het kader van de periodieke toetsing en/of beoordeling. Bij proefwerken en werkstukken wordt een week van tevoren (of langer) aangegeven welk deel van de leerstof de leerling moet beheersen. 3. De leerling heeft het recht gecorrigeerd werk in te zien. Indien de leerling het niet eens is met de beoordeling, kan hij dit binnen 7 dagen na inzage kenbaar maken aan de betreffende docent a. Een proefwerk wordt ten minste een week van tevoren opgegeven. b. Proefwerken worden binnen een periode van maximaal 10 werkdagen nagekeken. De cijfers worden vervolgens binnen 5 werkdagen vermeld in het administratiepakket Magister. c. Een toets moet nagekeken en besproken zijn voordat er een nieuwe toets over dezelfde vaardigheden wordt gegeven. d. Een verslag moet nagekeken en besproken zijn voordat er een nieuw verslag moet worden ingeleverd. e. Een proefwerk mag alleen de lesstof bevatten die voorafgaand aan de toets is behandeld of opgedragen. f. Voor de onderbouw geldt: buiten proefwerkweken worden per dag niet meer dan 3 toetsen afgenomen, waarvan maximaal 2 proefwerken. Als er meer toetsen worden gepland dan toegestaan, bepaalt de schoolleiding welke toetsen mogen worden afgenomen g. Voor de bovenbouw geldt: buiten proefwerkweken worden per dag niet meer dan 2 toetsen afgenomen. h. In de week voorafgaand aan een toetsweek worden geen toetsen meer gegeven die met een cijfer beoordeeld worden. 4. De schoolleiding en/of docenten zorgen ervoor dat de leerling wordt ingelicht over de gronden waarop de beoordeling van een gemaakt werk berustbeoordeling van de studieresultaten en de gronden waarop deze beoordeling berust. 5. Tenminste twee keer per jaar ontvangt de leerling een rapport waarop een overzicht wordt gegeven van de prestaties van de leerling voor alle vakken over een bepaalde periode. Een leerling heeft via Magister inzicht in de behaalde resultaten. 6. Indien de studieresultaten aanleiding geven tot het treffen van onderwijskundige maatregelen, die tot betere resultaten zouden kunnen leiden, worden deze met de leerling en zo nodig met de ouders besproken. Artikel 14 Schoolexamens en centrale examens 1. De school publiceert voor 1 oktober op de website het voor dat schooljaar geldend exemplaar van de regeling van het schoolexamen en het centrale examen (het examenreglement). 7

8 Hoofdstuk 4 Dagelijkse gang van zaken op school Artikel 15 Aanwezigheid in lessen 1. De leerling is verplicht de lessen volgens het voor hem/haar geldende lesrooster te volgen. Vrijstelling van het volgen van lessen kan worden gegeven door de schoolleiding of het bevoegd gezag alleen met inachtneming van de wettelijke voorschriften. Indien een leerling anders dan met verlof of door ziekte lessen verzuimt of afwezig is, is er sprake van onwettig verzuim. Indien een leerling onwettig heeft verzuimd, kan de schoolleiding hem, bij wijze van sanctie, verplichten deze uren dubbel in te halen. Langdurig onwettig verzuim zal door de schoolleiding worden gemeld aan de ambtenaar leerplichtzaken. 2. De leerling dient tijdig voor aanvang van de les in of bij het leslokaal aanwezig te zijn. De leerling die te laat is, moet zich melden bij een door de schoolleiding aangewezen functionaris. Bij te laat komen kunnen functionarissen disciplinaire maatregelen treffen. 3. De regels omtrent ziekmelding en aanvragen van verlof staan vermeld op de website van de school 4. De schoolleider is bevoegd verlof te verlenen om gewichtige omstandigheden indien dit om niet meer dan 10 dagen per schooljaar gaat. Bij verlof over meer dan 10 dagen moet goedkeuring worden gevraagd aan de leerplichtambtenaar. Verzoeken om één of meer vrije dagen t.b.v. vakantiedoeleinden worden doorgaans niet gehonoreerd. 5. Wanneer een leerling (tijdelijk) niet in staat is de lessen lichamelijke opvoeding te volgen, moet dit schriftelijk door de ouders aan de L.O.-docent worden gemeld. Deze L.O.-docent bepaalt of de leerling de lessen moet bijwonen. 6. Bij herhaaldelijke afwezigheid van een leerling, welke niet door de ouders is gemeld, worden dezen hierover zo snel mogelijk geïnformeerd. 7. Bij langdurige afwezigheid bij het vak L.O. volgt een vervangende opdracht ter verantwoording van de gemiste lessen 8. Het deelnemen aan door de school georganiseerde activiteiten met een educatief karakter is verplicht. Artikel 16 Vertrouwenspersoon 1. Indien een leerling zich gekwetst voelt door machtsmisbruik, een ongewenste intimiteit/seksuele intimidatie van de kant van medeleerlingen of personeel, kan hij zich wenden tot één van de vertrouwenspersonen van de school. In de schoolgids wordt jaarlijks opgenomen wie de vertrouwenspersonen zijn. Artikel 17 Lesuitval 1. Lesuitval en tussenuren dienen zoveel mogelijk te worden beperkt. 2. Vindt bij lesuitval als gevolg van de afwezigheid van docenten geen vervanging plaats, dan wordt hiervan zo snel mogelijk aan de leerlingen bericht gegeven. 3. De rector legt in het leerplan vast welke regels gelden omtrent lesuitval ten gevolge van examens, schoolonderzoeken, proefwerken, rapportvergaderingen, excursies en sportdagen. 4. In geval van lesuitval bepaalt de school op welke wijze de vrijgekomen tijd wordt ingevuld. 5. Bij afwezigheid van een docent dient een vertegenwoordiger van de klas zich in verbinding te stellen met een lid van de schoolleiding of een claviger: zij geven nadere instructies. Artikel 18 Lesvervangende en niet-lesgebonden activiteiten 1. Onder lesvervangende activiteiten worden verstaan: activiteiten met verplichte deelname, die 8

9 eventueel buiten het schoolgebouw kunnen plaatsvinden, waarbij zowel de leerlingen als de docenten betrokken zijn. Onder niet-lesgebonden activiteiten wordt verstaan: activiteiten met vrijwillige deelname die buiten de lesuren en binnen of buiten het schoolgebouw plaatsvinden. 2. De activiteiten kunnen worden georganiseerd door de schoolleiding, de docenten, de ouders en/of de leerlingen. 3. De schoolleiding doet tijdig aankondiging van de activiteiten, en geeft tevens aan waar deelname verplicht is en wat de eventuele kosten zijn. 4. De leerling heeft bij niet-lesgebonden activiteiten, die door de schoolleiding zijn georganiseerd, recht op voldoende begeleiding door docenten. Artikel 19 Orde- en gedragsregels Rechten 1. De leerlingen hebben het recht via de leerlingenraad voorstellen te doen aan de schoolleiding over alle zaken die betrekking hebben op hun positie in de school. 2. Pauzes, vrije uren en tussenuren door lesuitval kunnen door de leerlingen doorgebracht worden in de daartoe door de schoolleiding aangewezen ruimten. Plichten 3. Een leerling, die naar het oordeel van een docent de voortgang van de les verstoort, kan verplicht worden de les te verlaten en zich bij de door de schoolleiding daartoe aangewezen functionaris te melden. 4. Iedereen is verplicht de door hem gebruikte ruimten opgeruimd achter te laten. 5. De leerling houdt zich op de terreinen en in de gebouwen van de school en bij activiteiten, die onder de verantwoordelijkheid van de school vallen, aan de voorschriften die op de school gelden. 6. In de schoolgids of op de website worden de gedragsregels en voorschriften voor de leerlingen vermeld. 7. Iedere leerling in klas 4, met uitzondering van de doublanten, is verplicht deel te nemen aan het stewardsysteem. Artikel 20 Schade 1. Ten aanzien van de aansprakelijkheid bij door of aan leerlingen toegebrachte schade, gelden de hierop betrekking hebbende bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. 2. De ouders van een leerling die schade heeft veroorzaakt, worden hiervan door de school in kennis gesteld. 3. Tegen een leerling die opzettelijk schade toebrengt aan het schoolgebouw, aan de eigendommen van de school of de eigendommen van derden, kunnen door de schoolleiding disciplinaire maatregelen worden getroffen. Hoofdstuk 5 Strafmaatregelen Artikel 21 Straffen 1. Indien een leerling door zijn of haar gedrag de goede orde in de school of de algemene veiligheid/gezondheid of het welzijn van personeel/medeleerlingen in gevaar brengt, dan wel de geldende regels overtreedt, kan een disciplinaire maatregel worden getroffen door het bevoegd gezag, de schoolleiding, een docent, of een lid van het niet-onderwijzend personeel. 2. Onder andere de volgende disciplinaire maatregelen kunnen opgelegd worden: a. Waarschuwing. b. Verrichten van strafwerk/corvee. c. Eén of meer vrije uren met taak op school zijn. d. Ontzeggen van de toegang tot bepaalde lessen voor korte tijd. e. Verwijdering uit de les. f. Schorsing. 9

10 g. Verwijdering van school 3. Er moet een verband bestaan tussen de aard van de opgelegde straf en de overtreding waarvoor deze straf wordt opgelegd. 4. Elke vorm van lichamelijke straf is uitgesloten. Artikel 22 Schorsing en verwijdering 1.De directie kan een leerling voor een periode van ten hoogste 1 week schorsen. Een schorsing houdt in dat een leerling tijdelijk niet wordt toegelaten tot de lessen of tot de school. De ouders worden dezelfde dag geïnformeerd door de directie. Tevens worden zij opgeroepen voor een gesprek. 2. Schorsen kan de school toepassen na herhaald waarschuwen en/of straffen, of incidenteel zoals hieronder omschreven: a. Het niet functioneren in groepsverband. b. Een te groot aantal waarschuwingen. c. Zich misdragen in of buiten de klas (verbaal of fysiek). d. Zich niet aan de regels van de school houden, e. Onwettig schoolverzuim. f. Een diepgaand conflict met een personeelslid van de school. g. Het gebruiken, meenemen of verstrekken van alcohol of drugs in of rond school. h. Het meebrengen/verhandelen of ontsteken van vuurwerk in of rond de school. i. Een van de redenen genoemd onder artikel De directie kan bepalen dat de uren die een leerling geschorst is in de vrije tijd moet worden ingehaald. 4. Het besluit tot schorsing wordt schriftelijk aan de leerling en zijn ouders, voogden of verzorgers bekend gemaakt. 5. De directie stelt de inspectie van een schorsing voor een periode langer dan 1 dag schriftelijk in kennis. 6. Bij zeer ernstige incidenten of herhaaldelijke problemen kan de directie besluiten tot definitieve verwijdering van een leerling. De leerling en indien de leerling jonger is dan 18 zijn ouders, voogden of verzorgers worden in de gelegenheid gesteld om hierover gehoord te worden. 7. Definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling geschiedt slechts na overleg met de inspectie. In de tussentijd kan de leerling worden geschorst. 8. De directie stelt de inspectie van een definitieve verwijdering schriftelijk en met opgave van reden in kennis. 9. Binnen 6 weken nadat het besluit tot verwijdering aan de leerling en zijn ouders, voogden of verzorgers is bekendgemaakt, kunnen zij bezwaar maken bij het bevoegd gezag. en. Het bevoegd gezag neemt dan zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 4 weken na de ontvangst van het bezwaar, hierover een beslissing. Er wordt pas beslist nadat de leerling en/of de ouders gehoord zijn en inzage hebben gehad in de betreffende adviezen en rapporten. In de tussenliggende tijd blijft de leerling de toegang tot de school ontzegd. Tegen een beslissing tot definitieve verwijdering kan men in beroep gaan bij de rechter. 10.Een leerplichtige leerling mag slechts worden uitgeschreven wanneer deze elders is ingeschreven. Bij leerplichtige leerlingen heeft het bevoegd gezag een inspanningsverplichting tot het geplaatst krijgen van een leerling op een andere school. 11. De directie kan besluiten tot een Time-out. Hierbij wordt de leerling na een incident tijdelijk de toegang tot school ontzegd. Na deze tijdelijke periode wordt de beslissing genomen of er overgegaan wordt tot schorsing of verwijdering. Hoofdstuk 6 Rechtsbescherming Artikel 23 Klachtrecht 1. Klachtrecht bij de schoolleiding a. De leerling die rechtstreeks in zijn of haar belang is getroffen door handelingen of besluiten van een medeleerling of een lid van het personeel, heeft het recht de schoolleiding te verzoeken hiervoor een 10

11 voorziening te treffen. b. Het verzoek, bedoeld in het vorige lid, wordt binnen een termijn van zeven dagen, te rekenen vanaf het moment waarop de handeling is verricht of het besluit is genomen, schriftelijk en met vermelding van redenen bij de schoolleiding ingediend. c. Voordat de schoolleiding over het verzoek een beslissing neemt, worden de betrokkenen gehoord. d. De schoolleiding neemt binnen veertien dagen na ontvangst van het verzoek een beslissing. Als het onmogelijk is binnen die termijn een beslissing te nemen, stelt de schoolleiding de betrokkene hiervan, met vermelding van redenen, schriftelijk in kennis. e. Van de beslissing op het verzoek en de aard van de eventuele voorziening, worden de betrokkenen schriftelijk met vermelding van redenen op de hoogte gebracht. 2. Klachtrecht bij het bevoegd gezag f. De leerling die rechtstreeks in zijn of haar belang is getroffen door handelingen of besluiten van de schoolleiding, heeft het recht het bevoegd gezag te verzoeken hiervoor een voorziening te treffen. g. De leden b t/m e zijn van overeenkomstige toepassing. 3. Opschortende werking h. Een leerling kan een verzoek, als bedoeld in het eerste lid, in spoedeisende gevallen vergezeld doen gaan van een verzoek tot opschorting van de uitvoering van het besluit tot het moment waarop de beslissing van de schoolleiding is genomen. i. De schoolleiding bepaalt of dit verzoek redelijk is en deelt de beslissing hierover zo spoedig mogelijk en met vermelding van redenen aan de betrokkene(n) mede. Artikel 24 Beroepsrecht 1. Commissie van Beroep a. Aan de school is een Commissie van Beroep verbonden. De Commissie van Beroep beslist over door de leerlingen ingestelde beroepen. Op de website is vermeld op welke wijze met de commissie contact kan worden opgenomen. b. De commissie heeft drie leden en drie plaatsvervangende leden, onder wie een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. c. Alle leden worden rechtstreeks door het bevoegd gezag benoemd. d. De commissie heeft recht alle voor haar noodzakelijke informatie over een beroep op te vragen en te krijgen. e. Op voorstel van de Commissie van Beroep stelt het bevoegd gezag een huishoudelijk reglement vast, waarin de werkwijze van deze commissie nader wordt geregeld. 2. Beroepsrecht f. Een leerling die rechtstreeks in zijn of haar belang is getroffen door besluiten van het personeel, de schoolleiding of het bevoegd gezag door in dit leerlingenstatuut geregelde aangelegenheden, kan hiertegen beroep aantekenen bij de Commissie van Beroep. g. Een leerling kan tevens beroep aantekenen tegen beslissingen van de schoolleiding, respectievelijk het bevoegd gezag, als bedoeld in artikel 22, indien en voor zover deze betrekking hebben op in dit leerlingenstatuut geregeld aangelegenheden. h. Het aantekenen van beroep is niet mogelijk tegen die aangelegenheden die in door de wet gegeven voorschrift reeds inhoudelijk zijn geregeld. i. Indien het in redelijkheid mogelijk is, wordt het besluit waartegen beroep is aangetekend, niet uitgevoerd, totdat de Commissie van Beroep uitspraak heeft gedaan. De leerling moet hier bij de indiening van het beroep om vragen. De Commissie van Beroep beslist hierover zo spoedig mogelijk en deelt de beslissing met vermelding van redenen aan de betrokkenen mee. 3. De instelling van een beroep j. Het beroep wordt schriftelijk en met vermelding van redenen bij de Commissie van Beroep ingediend binnen een termijn van 14 dagen, te rekenen vanaf het moment waarop het besluit is genomen. k. Alvorens het beroep daadwerkelijk in behandeling wordt genomen, onderzoekt de commissie van beroep of het mogelijk is alsnog tot een schikking te komen. De commissie doet binnen een maand na ontvangst van een beroep uitspraak. l. De betrokkenen hebben recht op inzage van stukken die betrekking hebben op het ingestelde beroep. 11

12 4. De zitting m. De Commissie van Beroep bepaalt op een zo kort mogelijke termijn de plaats en het tijdstip waarop de behandeling van het beroep zal plaatsvinden. De betrokkenen worden hiervan in kennis gesteld. n. De betrokkenen zijn verplicht te verschijnen op de zitting. De commissie kan desgewenst toestaan, dat betrokkenen ter zitting de hulp inroepen van anderen, ofwel getuigen en deskundigen ter zitting meebrengen. Een voorstel hiertoe moet uiterlijk vier dagen voor de zitting schriftelijk aan de commissie gedaan worden. o. De Commissie van Beroep kan zelf ook getuigen of deskundigen oproepen. p. Over de openbaarheid van de zitting beslist de Commissie van Beroep. 5. De uitspraak q. De uitspraak van de Commissie van Beroep is bindend voor de betrokkenen. r. De uitspraak van de Commissie van Beroep wordt, met vermelding van redenen, aan de betrokkenen schriftelijk toegezonden. In gevallen waarin de schoolleiding of het bevoegd gezag geen direct betrokkene bij het beroep is, wordt de uitspraak ook aan hen schriftelijk toegezonden. s. Het bevoegd gezag kan de uitspraak van de Commissie van Beroep onverbindend verklaren en vervangen door een ander besluit, indien deze uitspraak strijdig is met de wet dan wel strijdig is met door de wet aan het bevoegd gezag opgedragen taken en verantwoordelijkheden. Het bevoegd gezag deelt dit binnen veertien dagen na ontvangst van de uitspraak met vermelding van redenen schriftelijk aan de betrokkenen en de Commissie van Beroep mee. Voor akkoord getekend door het Bestuur van de Samenwerkingsstichting ROC West-Brabant. Aldus vastgesteld in de vergadering van de Medezeggenschapsraad 13 maart

13 BIJLAGE Vrijstellingsbesluit Wet bescherming Persoonsgegevens Artikel 19. Paragraaf 5. Onderwijs Artikel 19. Leerlingen, deelnemers en studenten 1. Artikel 27 van de wet is niet van toepassing op verwerkingen van instellingen voor onderwijs betreffende hun leerlingen, deelnemers of studenten, voor zover deze verwerkingen voldoen aan de in dit artikel vermelde eisen. 2. De verwerking geschiedt slechts voor: a. De organisatie of het geven van het onderwijs, de begeleiding van leerlingen, deelnemers of studenten, dan wel het geven van studie-adviezen; b. Het verstrekken of ter beschikking stellen van leermiddelen; c. Het bekend maken van informatie over de organisatie en leermiddelen als bedoeld, onder a en b, alsmede informatie over de leerlingen, deelnemers of studenten, bedoeld in het eerste lid, op de eigen website; d. Het bekendmaken van de activiteiten van de instelling of het instituut op de eigen website; e. Het berekenen, vastleggen en innen van inschrijvingsgelden, school- en lesgelden en bijdragen of vergoedingen voor leermiddelen en buitenschoolse activiteiten, waaronder begrepen het in handen van derden stellen van vorderingen; f. Het behandelen van geschillen en het doen uitoefenen van accountantscontrole; g. De uitvoering of toepassing van een andere wet. 3. Geen andere persoonsgegevens worden verwerkt dan: a. Naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, geboortedatum, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en soortgelijke voor communicatie benodigde gegevens, alsmede bank- en girorekening-nummer van de betrokkene; b. Een administratienummer dat geen andere informatie bevat dan bedoeld onder a; c. Nationaliteit en geboorteplaats; d. Gegevens als bedoeld onder a, van de ouders, voogden en verzorgers van leerlingen, deelnemers of studenten; e. Gegevens die noodzakelijk zijn met het oog op de gezondheid of het welzijn van de betrokkene; f. Gegevens betreffende de godsdienst of levensovertuiging van de betrokkene, voor zover die noodzakelijk zijn voor het onderwijs; g. Gegevens betreffende de aard en het verloop van het onderwijs, alsmede de behaalde studieresultaten; h. Gegevens met het oog op de organisatie van het onderwijs en het verstrekken of ter beschikking stellen van leermiddelen; i. Gegevens met het oog op het berekenen, vastleggen en innen van inschrijvingsgelden, school- en lesgelden en bijdragen of vergoedingen voor leermiddelen en buitenschoolse activiteiten; j. Foto s en videobeelden met of zonder geluid van activiteiten van de instelling of het instituut; k. Gegevens van docenten en begeleiders, voor zover deze gegevens van belang zijn voor de organisatie van het instituut of de instelling en het geven van onderwijs, opleidingen en trainingen; l. Andere dan de onder a tot en met k bedoelde gegevens waarvan de verwerking wordt vereist ingevolge of noodzakelijk is met oog op de toepassing van een andere wet. 4. De persoonsgegevens worden slechts verstrekt aan: a. Degenen, waaronder begrepen derden, die leiding geven aan of belast zijn met de in het tweede lid bedoelde activiteiten of die daarbij noodzakelijk zijn betrokken; b. Anderen, in de gevallen bedoeld in artikel 8, onder a, c en d, of artikel 9, derde lid, van de wet; c. Anderen, in de gevallen bedoeld artikel 8, onder e en f, van de wet, voor zover het slechts gegevens betreft als bedoeld in het derde lid, onder a, en nadat het voornemen daartoe aan de betrokkene of diens wettelijk vertegenwoordiger is medegedeeld en deze gedurende een redelijke termijn in de gelegenheid is geweest het recht als bedoeld in artikel 40 of 41 van de wet uit te oefenen. 5. Persoonsgegevens op de website van de instelling of het instituut worden slechts verstrekt aan: 13

14 a. degenen, waaronder begrepen derden, die leiding geven aan of belast zijn met de in het tweede lid bedoelde activiteiten of die daarbij noodzakelijkerwijs zijn betrokken; b. anderen, in de gevallen, bedoeld in artikel 8, onder a, c en d, of artikel 9, derde lid, van de wet, voor zover zij daartoe door het bevoegd gezag zijn geautoriseerd. 6. De persoonsgegevens worden verwijderd uiterlijk twee jaren nadat de studie is beëindigd, tenzij de persoonsgegevens noodzakelijk zijn ter voldoening aan een wettelijke bewaarplicht. 14