Onderwijs- en Examen Regeling Masters ACS

Transcriptie

1 Onderwijs- en Examen Regeling Masters ACS artikel X = de WHW verplicht over dit onderwerp iets te regelen en dit is een handreiking hoe dat te doen artikel X = de WHW verplicht over dit onderwerp iets te regelen en de Richtlijn Uitvoering Bachelor Master schrijft voor om dit op de volgende wijze te doen *artikel X = het is geheel facultatief om over dit onderwerp een regeling op te nemen Paragraaf 1 Algemene bepalingen art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de masteropleidingen: A) Algemene Sociale Wetenschappen: Sociale vraagstukken; interventie en beleid, hierna te noemen: de opleiding. B) Culturele Antropologie: Culturele Antropologie, multiculturalisme in vergelijkend perspectief, hierna te noemen: de opleiding. C) Algemene Sociale Wetenschappen, Culturele Antropologie, Sociologie: Vraagstukken van beleid en organisatie, hierna te noemen: de opleiding. De opleidingen worden verzorgd door het onderwijsinstituut ACS (Algemene Sociale Wetenschappen, Culturele Antropologie, Sociologie) van de faculteit Sociale Wetenschappen, hierna te noemen: het instituut. art. 1.2 begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en het afleggen van de tentamens en het examen van de opleiding; c. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; d. toets: tentamen als bedoeld in art van de wet; e. praktische oefening: het deelnemen aan een practicum of andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden, zoals: - het maken van een scriptie, - het maken van een werkstuk of een proefontwerp, - het deelnemen aan een werkgroep, - het samenwerken in groepsverband, - het uitvoeren van een onderzoekopdracht, - het deelnemen aan veldwerk of een excursie, of - het doorlopen van een stage; f. examen: het masterexamen van de opleiding; g. Universitaire Jaarkalender: de periodiek door het college van bestuur vastgestelde indeling van het academisch jaar; h. semester: gedeelte van het academisch jaar, waarvan de begin- en de einddatum zijn bepaald in de Universitaire Jaarkalender. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. art. 1.3 doel van de opleiding: A) ASW: Sociale vraagstukken; interventie en beleid Met de opleiding wordt beoogd: 1. Interdisciplinaire inhoudelijke en domeinspecifieke kennis bij te brengen op de domeinen arbeid, welzijn, (gezondheids)zorg, gezin en hulpverlening, met 2. inzichten en vaardigheden ten behoeve van beleids- en interventieonderzoek en de implementatie van interventie en beleid. Studenten die de opleiding hebben afgerond zijn in staat: 1

2 Zelfstandig en op wetenschappelijk verantwoorde wijze hedendaagse sociale vraagstukken en sociale beleids- en interventiepraktijken te analyseren, te evalueren en daarover mondeling en te communiceren. Daarbij aan verschillende disciplines ontleende theorieën en elkaar aanvullende onderzoeksstrategieën op een interdisciplinaire wijze te hanteren en deze toe te passen op een beleids- en interventiegerichte manier. Daarbij oog te hebben voor de relatie tussen 1) het bestaan en de leefwereld van individuen, 2) sociale verbanden en organisatievormen en 3) ontwikkelingen in de samenleving en de verzorgingsstaat.daarbij beleid, management en uitvoeringsniveau op elkaar te betrekken. - voor te bereiden op de beroepsuitoefening als deskundigen die praktijk- en beleidsgericht onderzoek naar sociale vraagstukken kunnen beoordelen en verrichten en die over de wetenschappelijke en professionele vaardigheden beschikken om beleids- en interventieprocessen te onderzoeken, te implementeren, te sturen en te evalueren. Studenten die de opleiding hebben afgerond beschikken over de volgende vaardigheden: Het vermogen om resultaten van een wetenschappelijke analyse op verantwoorde wijze te beschrijven of in andere vorm te presenteren. Het vermogen om theorieën en wetenschappelijke concepten te operationaliseren ten behoeve van een uitvoerbaar onderzoeksvoorstel. Het vermogen om in groepsverband onderzoek te verrichten en daaraan een herkenbare bijdrage te leveren. Het vermogen om wetenschappelijk werk van collega s te beoordelen en op wetenschappelijk verantwoorde en constructieve wijze van commentaar te voorzien. Het vermogen om in een complexe organisatorische context beleids- en interventievoorstellen te ontwikkelen en implementeren daarbij rekening houdend met de specifieke karakteristieken van de betrokken actoren. B) CA: Culturele Antropologie, multiculturalisme in vergelijkend perspectief Met de opleiding wordt beoogd: gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van: maatschappelijke verschijnselen en processen van migratie, ethnisch-cultureel conflict en in- en uitsluiting, politiek en burgerschap in multiculturele samenlevingen in vergelijkend perspectief en de toepassing van deze processen op concrete maatschappelijke velden en sectoren. voor te bereiden op de beroepsuitoefening als beleidsmedewerker of manager op academisch niveau in die velden en sectoren waarvoor de centrale thematiek van de master relevant is, zowel bij de overheid als bij non-gouvernementele organisaties in binnen- en buitenland. C) ASW/CA/Sociologie: Vraagstukken van beleid en organisatie Met de opleiding wordt beoogd: gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht bij te brengen op het gebied van: analyse van maatschappelijke problemen en beleidsprocessen, beleidsonderzoek, beleidsadvisering, sociaal-wetenschappelijke theorieën over beleidsprocessen en de toepassing van deze processen op concrete maatschappelijke velden, voor te bereiden op de beroepsuitoefening als beleidsonderzoeker/ beleidsadviseur. art. 1.4 vorm van de opleiding De opleidingen worden voltijds verzorgd. art. 1.5 taal De opleidingen worden in het Nederlands verzorgd. De opleiding ASW: Sociale vraagstukken; interventie en beleid wordt ook in het Engels aangeboden. 2

3 Paragraaf 2 Inrichting van de opleiding art. 2.1 studielast De opleidingen hebben een studielast van 60 ECTS, waarbij een ECTS gelijk staat aan 28 uur studeren. art. 2.2 programma s De opleidingen kennen de volgende programma s: A) ASW: Sociale vraagstukken: interventie en beleid; het programma bereidt voor op beroepsuitoefening voor functies in praktijk- en beleidsgericht onderzoek en voor beleidsfuncties bij overheden en professionele instellingen onder andere op de domeinen arbeid, welzijn, (gezondheids)zorg, gezin en hulpverlening. B) CA: Culturele Antropologie, multiculturalisme in vergelijkend perspectief; het programma bereidt voor op beroepsuitoefening als beleidsmedewerker of manager in die velden en sectoren waarvoor de centrale thematiek van de master relevant is. C) ASW/CA/Sociologie: Vraagstukken van beleid en organisatie; Het programma bereidt voor op beroepsuitoefening als beleidsonderzoeker/beleidsadviseur art. 2.3 samenstelling programma s Voor A) ASW: Sociale vraagstukken: interventie en beleid, 1. De programma s omvatten verplichte theoretische onderdelen met een studielast van tenminste 22,5 ECTS. 2. Daarnaast omvatten de onderscheidene programma s de volgende verplichte onderdelen met de daarbij vermelde studielast: een onderzoekopdracht en/of -stage met een studielast van tenminste 30 ECTS. Voor B) CA: Culturele Antropologie, multiculturalisme in vergelijkend perspectief 1. Het programma omvat verplichte theoretische onderdelen met een studielast van tenminste 30 ECTS. 2. Daarnaast omvat het programma s de volgende verplichte onderdelen met de daarbij vermelde studielast: een onderzoekopdracht à 30 ECTS. Voor C) ASW/CA/Sociologie: Vraagstukken van beleid en organisatie 1. Het programma omvat verplichte theoretische onderdelen met een studielast van tenminste 22,5 ECTS. 2. Daarnaast omvatten de onderscheidene programma s de volgende verplichte onderdelen met de daarbij vermelde studielast: een onderzoekopdracht of -stage met in totaal een studielast van tenminste 30 ECTS; - De onderzoeksopdracht (masterthesis) heeft een omvang van 15 à 22,5 ECTS; - De onderzoeksstage heeft een omvang van 7,5 à 15 ECTS. Voor een overzicht van de opbouw van het programma zie respectievelijk bijlage A.1, B.1 en C.1. Voor alle opleidingen: 1. In de studiegids worden de inhoud en de onderwijsvorm van de verplichte onderdelen van de onderscheidene programma s nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen. art keuzeonderdelen Dit artikel is enkel van toepassing op A) ASW: Sociale vraagstukken: interventie en beleid; en C) ACS: Vraagstukken van beleid en organisatie. Dit artikel is niet van toepassing op B) CA: Culturele Antropologie, multiculturalisme in vergelijkend perspectief. 1. De student kiest onder goedkeuring van het managementteam van de school een of meer onderdelen met een studielast van tenminste 7,5 ECTS. 2. Voor keuze komen in aanmerking de onderdelen, voor A) ASW: Sociale vraagstukken: interventie van beleid genoemd in de bijlage onder A.1; voor C) ACS: Vraagstukken van beleid en organisatie genoemd in de bijlage onder C.2. In bijzondere gevallen kan het managementteam van de school toestaan dat een of meer onderdelen van andere universitaire masterprogramma s worden gekozen. 3

4 Paragraaf 3 Toetsing art. 3.1 algemeen 1. De toetsing geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij de gestelde leerdoelen zal bereiken resp. heeft bereikt. Hij wordt daarbij geadviseerd over zijn verdere deelneming aan het desbetreffende programma. 2. Het oordeel over een toets is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager. Onvoldoenden worden uitsluitend in gehele getallen uitgedrukt. Voldoenden, dus cijfers 6 of hoger, kunnen ook in x,5 worden uitgedrukt. Indien een eindcijfer uit decimalen bestaat, dan geldt het volgende Onvoldoende: 0,00-0,49 = 0 0,50-1,49 = 1 1,50-2,49 = 2 2,50-3,49 = 3 3,50-4,49 = 4 4,50-5,49 = 5 Voldoende: 5,50-6,24 = 6 6,25-6,74 = 6½ 6,75-7,24 = 7 7,25-7,74 = 7½ 7,75-8,24 = 8 8,25-8,74 = 8½ 8,75-9,24 = 9 9,25-9,74 = 9½ 9,75-10 = 10 als een volgende decimaal op 5 of hoger uitkomt, dan wordt naar boven afgerond; als een volgend decimaal op 4 of lager uitkomt, dan wordt naar beneden afgerond. 3. Indien de student aan alle inspanningsverplichtingen tijdens de cursus heeft voldaan, maar hem niettemin geen voldoende is toegekend, wordt hij in de gelegenheid gesteld een aanvullende toets af te leggen. 4. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt een student die niet heeft voldaan aan de in dat lid vermelde voorwaarden op diens verzoek een aanvullende toets aangeboden, indien naar de mening van de directeur van het onderwijsinstituut ACS, sprake is van één van de volgende situaties: A. overmacht door ziekte, bijzondere familieomstandigheden, zwangerschap, handicap of chronische ziekte. B. afwijzing leidt tot een bijzonder geval van onbillijkheid van overwegende aard. *art. 3.2 verplichte volgorde onderdelen Aan de toetsing van de volgende onderdelen kan eerst worden deelgenomen nadat aan de toetsing van de daarbij vermelde onderdelen met goed gevolg is deelgenomen: Voor A) ASW: Sociale vraagstukken: interventie en beleid: Het masterproject: na behalen van één van de volgende cursorische onderdelen: Verzorgingsstaten: context en transformaties, of Onderzoeksstrategieën beleid en interventie. Voor B) CA: Culturele Antropologie, multiculturalisme in vergelijkend perspectief: Masteronderzoek I (onderzoek doen) en Masteronderzoek II (rapportage) kan alleen indien met goed gevolg is deelgenomen aan de volgende modulen: Modernisering en mondialisering in historisch perspectief De politiek van multiculturalisme: burgerschap, staat en strategie in vergelijkend perspectief Multiculturalisme en de nieuwe wereld orde. De uitdaging van nieuwe concepten Methodologische aspecten en onderzoeksopzet 4

5 Voor C) ACS: Vraagstukken van beleid en organisatie: Masterthesis : na behalen van Comparatieve theoriën van beleid, strategische beleids- en besluitvormingsanalyse, en Beleidsonderzoek en beleidsadvisering. art. 3.3 toetsing stage of onderzoekopdracht De toetsing van een stage of van een onderzoekopdracht wordt verricht door de desbetreffende begeleider en een andere deskundige. art. 3.4 toetsvorm 1. In de bijlages, respectievelijk onder A.2, B.2 en C.3, is vastgelegd of de eindbeoordeling van een onderdeel, mondeling dan wel op andere wijze plaats vindt. 2. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden het onderwijs te volgen en de toetsen af te leggen op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. 3. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een toets op een andere wijze dan krachtens het eerste lid is bepaald, wordt afgelegd. art. 3.5 mondelinge toetsen 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getoetst, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een toets is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. art. 3.6 termijn beoordeling 1. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondelinge toets het oordeel vast en reikt de student een desbetreffende e verklaring uit. 2. De examinator stelt het oordeel over een of op andere wijze afgenomen toets vast binnen 10 werkdagen na de dag waarop deze is afgenomen, en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het of elektronisch bewijsstuk van het oordeel aan de student. 3. Op de e verklaring van het oordeel over een toets wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in art en op de beroepsmogelijkheid bij het College van Beroep voor de examens. *art geldigheidsduur Voor de theoretische cursorische onderdelen is de geldigheidsduur van deeltoetsen beperkt tot het studiejaar waarin de deeltoets is behaald. De geldigheidsduur van volledig behaalde cursussen is onbeperkt. In afwijking hiervan kan de examencommissie voor een cursus waarvan de toets(en) langer dan 10 jaar geleden is (zijn) behaald, een aanvullende dan wel een vervangende toets opleggen. art. 3.8 inzagerecht 1. Gedurende tenminste dertig dagen na de bekendmaking van de uitslag van een e toets krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke student kennis nemen van vragen en opdrachten van de desbetreffende toets, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. art. 3.9 vrijstelling De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een onderdeel van het programma, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. 5

6 art examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student voldoende bewijzen overlegt van door hem afgelegde toetsen. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student m.b.t. een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voorzover de uitslagen van de desbetreffende toetsen haar daartoe aanleiding geven. art graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad Master of Science verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Paragraaf 4 Toelating art. 4.1 toelatingseisen opleiding Voor A) ASW: Sociale vraagstukken: interventie en beleid: 1. Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs, die aantoont te beschikken over de volgende kennis, inzicht en vaardigheden: a) kennis op het gebied van en b) inzicht in: - discipline overstijgende sociaal-wetenschappelijke theorieën, hetzij de mogelijkheden en moeilijkheden van het combineren van sociaal-wetenschappelijke disciplinaire benaderingen - verschillende wetenschapstheoretische benaderingen, - sociale beleids- en interventie theorieën en de problemen van sociaal-wetenschappelijk gebaseerde interventies en de implementatie van sociaal beleid, - een sociaal vraagstuk in de hedendaagse samenleving op het niveau een bachelor in een van de sociaal-wetenschappelijke opleidingen. 2. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Algemene Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht wordt geacht te beschikken over de kennis, het inzicht en de vaardigheden, genoemd in het eerste lid, en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de opleiding. Voor B) CA: Culturele Antropologie, multiculturalisme in vergelijkend perspectief: 1. Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs, die aantoont te beschikken over de volgende kennis, inzicht en vaardigheden: a) kennis van en b) inzicht in de problematiek van multiculturalisme en/of cultureel pluralisme in vergelijkend perspectief op het niveau van de majors culturele antropologie, algemene sociale wetenschappen, sociologie, politicologie en het University College Utrecht; c) vaardigheid m.b.t. het verrichten van sociaal wetenschappelijk c.q. antropologisch onderzoek op het niveau van de major culturele antropologie, en de opleidingen algemene sociale wetenschappen, sociologie, politicologie en het University College Utrecht; 2. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding culturele antropologie van de Universiteit Utrecht, alsmede de bezitter van een diploma van een hbo-bachelor die het éénjarig premastertraject culturele antropologie van de Universiteit Utrecht afgerond heeft wordt geacht te beschikken over de kennis, het inzicht en de vaardigheden, genoemd in het eerste lid, en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de opleiding. Voor C) ACS: Vraagstukken van beleid en organisatie: 1. Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs, die aantoont te beschikken over de volgende kennis, inzicht en vaardigheden: kennis van en inzicht in de analyse van maatschappelijke problemen en beleid op het niveau van een bachelor in een van de sociaal-wetenschappelijke opleidingen. 2. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding sociologie, en algemene sociale wetenschappen van de Universiteit Utrecht, alsmede de bezitter van het diploma van een hbobachelor die het éénjarig premastertraject sociologie van de Universiteit Utrecht afgerond heeft wordt geacht te beschikken over de kennis, het inzicht en de vaardigheden, genoemd in het eerste lid, en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de opleiding. 6

7 3. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding culturele antropologie en het University College/Social Sciences van de Universiteit Utrecht, alsmede de bezitter van een hbo-bachelor die het éénjarig pre-mastertraject culturele antropologie aan de Universiteit Utrecht heeft afgerond, wordt geacht te beschikken over de kennis en het inzicht als genoemd in het eerste lid, indien in het bachelordiploma aantoonbaar voor tenminste 15 ECTS aandacht is besteed aan de analyse van beleidsprocessen. Uit dien hoofde kan de bezitter van één van deze diploma s worden toegelaten tot de opleiding. art Nederlandse taal voor studenten met een buitenlandse vooropleiding De student moet de taal waarin het onderwijs gegeven wordt beheersen. Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van *het staatsexamen Nederlands als tweede taal dan wel *de afsluitende toets van de cursus Nederlands als tweede taal van het James Boswell Instituut. Deficiënties in de vooropleiding in de Engelse taal worden aangevuld door het afleggen van de Toefltoets Engels van het James Boswell Instituut (te behalen score: computer based: minimaal 237 en paper: minimaal 580). Vooropleiding: Toefl-toets Engels ja/nee: - Diploma VWO met profielen-inrichting (= diploma behaald vanaf het studiejaar ) - Diploma Gymnasium en HBS oude stijl (= diploma behaald vóór het studiejaar ) - Universitair diploma van het afsluitend of doctoraal examen - Universitair propedeusediploma - Diploma Gymnasium, Atheneum, VWO nieuwe stijl (= diploma behaald vóór het studiejaar ) en internationaal Baccalaureaat - Diploma buitenlands VWO - Propedeusediploma HBO - Diploma afsluitend examen HBO - Geen aanvullende toets - Geen aanvullende toets - Als Engels deel heeft uitgemaakt van het examen, dan geen aanvullende toets. - Als Engels deel heeft uitgemaakt van het examen op minimaal HAVO-niveau, dan geen aanvullende toets - Buitenlands diploma - Als Engels deel heeft uitgemaakt van het examen, dan geen aanvullende toets art. 4.3 toelatingscommissie 1. De toelating tot de opleiding alsmede de toelating tot de onderscheidene programma s is opgedragen aan de toelatingscommissie van de opleiding. Deze wordt gevormd door: een lid, tevens voorzitter, aangewezen uit de hoogleraren die met onderwijs in de opleiding zijn belast; maximaal 3 leden aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. 2. *Als adviserend lid, tevens secretaris, wordt een facultaire medewerker aangewezen voor de opleiding. 3. De aanwijzing geschiedt door de decaan op voordracht van het bestuur van het instituut. art. 4.4 toelatingsonderzoek: criteria 1. Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in art. 4.1, eerste lid, stelt de toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op e bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis, inzicht en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit. 2. Met het oog op de toelating tot een programma van de opleiding onderzoekt de toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in art. 4.2 gestelde voorwaarden. De commissie betrekt bij haar onderzoek de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. het desbetreffende programma, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. 7

8 art. 4.5 toelatingsonderzoek: tijdstippen, toelatingsbewijs 1. Het toelatingsonderzoek bedoeld in art. 4.4 vindt eenmaal per jaar plaats m.b.t. het begin van de opleiding respectievelijk in het tweede semester zoals bepaald in de Universitaire Jaarkalender. 2. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding en een bepaald programma wordt voor 15 mei ingediend bij de toelatingscommissie. 3. In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na de in het tweede lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen. 4. De toelatingscommissie beslist voor 15 juni op het verzoek. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in art. 4.4 bedoelde eisen t.a.v. kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde opleidingen. 5. De kandidaat ontvangt een bewijsstuk van de beslissing waarbij hij wordt toegelaten tot de opleiding en een bepaald programma. *art. 4.6 numerieke beperking 1 1. De decaan doet tenminste twee maanden voor de in art. 4.5, tweede lid, genoemde sluitingsdatum een met redenen omkleed voorstel aan het college van bestuur voor het hoogste aantal studenten, dat zal worden toegelaten in de desbetreffende toelatingsprocedure tot de opleiding en de onderscheidene programma s. De decaan hoort het bestuur van de school alvorens zijn voorstel te doen. 2. De toelatingscommissie brengt een rangorde aan tussen de ingediende verzoeken die niet beschikken over het getuigschrift als bedoeld in art. 4.1, tweede lid, op basis van de kennis en vaardigheden van de verzoekers. 3. A) ASW: Sociale vraagstukken: interventie en beleid: De toelatingscommissie willigt de verzoeken in volgens de door haar vastgestelde rangorde,met dien verstande dat eerst de verzoeken van de bezitters van het in art. 4.1, tweede lid genoemde bachelordiploma worden ingewilligd. B) CA: Culturele Antropologie, multiculturalisme in vergelijkend perspectief: De toelatingscommissie willigt de verzoeken in volgens de door haar vastgestelde rangorde, met dien verstande dat eerst de verzoeken van de bezitters van het in art. 4.1, tweede lid genoemde bachelordiploma worden ingewilligd. C) ACS: Vraagstukken van beleid en organisatie: De toelatingscommissie willigt de verzoeken in volgens de door haar vastgestelde rangorde, met dien verstande dat eerst de verzoeken van de bezitters van het in art. 4.1, tweede en derde lid genoemde bachelordiploma worden ingewilligd. Paragraaf 5 Studievoortgang en -begeleiding art. 5.1 studievoortgangsadministratie 1. De school registreert de individuele studieresultaten van de studenten. 2. De afdeling Onderwijs- en Studentzaken van de faculteit verschaft elke student tenminste eenmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten. Via OSIRIS-Online kunnen studenten informatie over hun studievoortgang opvragen, uiteraard geldt daarbij dat daarin uitsluitend de tot dan toe door de administratie verwerkte studieresultaten zijn opgenomen. art. 5.2 studiebegeleiding 1. Uitsluitend geldend voor C) ASC: Vraagstukken van beleid en organisatie: In het kader van de toelatingsprocedure maakt de programmaleider een afspraak met de student over de individuele inrichting van het door hem te volgen programma. 2. Geldend voor alle opleidingen: Het managementteam van de school draagt zorg voor een inwerkprogramma van de student bij de aanvang van zijn opleiding. 3. Geldend voor alle opleidingen: Het managementteam van de school draagt zorg voor voldoende begeleiding van de student tijdens zijn opleiding, en schenkt daarbij in het bijzonder aandacht aan mogelijke aanpassingen in het belang van de aansluiting van het gekozen programma op een eventuele onderzoekersopleiding of de beroepsuitoefening buiten de universiteit. 1 Bij een numerus fixus wordt altijd periodiek (jaarlijks of per semester) toegelaten. 8

9 Paragraaf 6 Overgangs- en slotbepalingen art. 6.1 overstap oude stijl > nieuwe stijl 1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 4.1 en 4.2 kan degene die het propedeutisch examen en respectievelijk de in bijlage A.3, B.3 en C.4 genoemde onderdelen van respectievelijk de opleidingen Algemene Sociale Wetenschappen, Culturele Antropologie en Sociologie & Algemene Sociale Wetenschappen heeft behaald, na aanvraag van het bachelordiploma, verzoeken te worden toegelaten tot een bepaald programma van de opleiding. 2. Indien de toelatingscommissie het verzoek inwilligt, kan zij in haar besluit onderdelen aanwijzen, waarvan de student is vrijgesteld. art. 6.2 wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling worden door de decaan, gehoord het bestuur van de school en na verkregen instemming van de faculteitsraad of opleidingsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: een goedkeuring die krachtens art. 2.3 is verleend; enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. art. 6.3 bekendmaking 1. De decaan draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken, onder meer door opneming in het Opleidingsstatuut. 2. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. art. 6.4 inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2004, met dien verstande dat het bepaalde in paragraaf 4 voor de eerste maal toepassing vindt m.b.t. het academisch jaar 2004/5. o o o 9

10 Bijlage A) ASW: Sociale vraagstukken: interventie en beleid 1. Opbouw opleiding (artikel 2.3 A en artikel 2.4.2) Onderwijsonderdelen Studiepunten semester Verzorgingsstaten: context en 7,5 ECTS 1A transformatieprocessen Onderzoeksstrategieën beleid en 7,5 ECTS 1A interventie Vraagstukken van organisatie, sturing en 7,5 ECTS 2 A communicatie Sociale vraagstukken, keuze uit: Arbeid, ziekte en gezondheid 7,5 ECTS 1 B Morele aanspraken in sociaal beleid en sociale interventie Migration and ethnic minorities (onder voorbehoud) Masterproject Sociale vraagstukken: 30 ECTS 1B/2A en 2B interventies en beleid 2. Wijze van eindbeoordeling van een onderwijsonderdeel (artikel 3.4.1) Onderdeel Verzorgingsstaten: context en transformatieprocessen Onderzoeksstrategieën beleid en interventie Arbeid, ziekte en gezondheid Migration and ethnic minorities (onder voorbehoud) Vraagstukken van organisatie, sturing en communicatie Morele aanspraken in sociaal beleid en sociale interventie Masterproject Sociale vraagstukken: interventies en beleid toetsvorm 3. Toelating doctoraalstudenten tot master (Artikel 6.1.1) Doctoraalstudenten Algemene Sociale Wetenschappen die opteren voor toelating tot de master sociale vraagstukken; beleid en interventie dienen te beschikken over een bachelordiploma. Om een bachelordiploma te behalen moeten studenten voldoen aan de volgende eisen en zich vóór aanvraag van het bachelordiploma over laten schrijven naar de bachelorfase: 10

11 126 studiepunten behaald, bestaande uit: propedeusebul ASW (42 sp) 84 sp uit het doctoraal, bestaande uit: 56 sp disciplinaire vakken, keuze uit: interventies in leefsituaties (7 sp) perspectief en argument (14 sp) praktijkstroom 1: oriëntatie en onderwerpkeuze (5 sp) inleiding organisatie, beleid en management (7 sp) de Nederlandse verzorgingsstaat in perspectief (7 sp) organisaties en hun actoren (7 sp) sturing van organisatie en organisatieverandering (7 sp) beleid in een veranderende maatschappelijke context (7 sp) culturen en leefwerelden (7 sp) overheidsbeleid en zorgarrangementen (7 sp) sociale interventies (7 sp) communicatie, media en cultuur (7 sp) communicatiemanagement: theorie en praktijk (7 sp) identiteit in culturele context (7 sp) moraal, media en communicatie (7 sp) cultuurvergelijking: theorie en onderzoek (7 sp) migratie en minderheden in Europa (7 sp) etnische vooroordelen en nationalisme (7 sp) cursussen methoden van onderzoek (3,5 of 7 sp) andere cursorische onderdelen uit een tracé ASW leeronderzoek (13 SP)/of Praktijkstroom 2: Het leeronderzoek (12 sp) Statistiek D1 + Gecontextualiseerde statistiek en methoden of gecontextualiseerde kwalitatieve methoden (4 sp)/ OF analyse van kwalitatieve gegevens (2sp) én analyse van kwantitatieve gegevens (2sp) De ontbrekende 12 of 13 studiepunten aanvullen met vrije keuzevakken Verklaring van studieloopbaanbegeleider of opleidingsmanager dat de kandidaat een individueel eindgesprek heeft gevoerd met de studieloopbaanbegeleider of opleidingsmanager. Eventuele overige tekortpunten in het doctoraal kunnen aangevuld worden door het afronden van cursussen uit de major van de bachelor ASW. B) CA: Culturele Antropologie, multiculturalisme in vergelijkend perspectief 1. Opbouw opleiding (Artikel 2.3 B) Verplichte theoretische onderdelen zijn: Modernisering en mondialisering in historisch perspectief (7,5 ECTS) De politiek van multiculturalisme: burgerschap, staat en strategie in vergelijkend perspectief (7,5 ECTS) Multiculturalisme en de nieuwe wereld orde. De uitdaging van nieuwe concepten. (7,5 ECTS) Theoretisch-methodologische analyse en schrijven onderzoeksopzet in tutorial groepjes (7,5 ECTS) Verplichte onderdelen master thesis: Masteronderzoek I (onderzoek) (22,5 ECTS) Masteronderzoek II (rapportage) (7,5 ECTS) 11

12 2. Wijze van eindbeoordeling van een onderwijsonderdeel (artikel 3.4.1) Onderwijsonderdeel Modernisering en mondialisering in historisch perspectief De politiek van multiculturalisme: burgerschap, staat en strategie in vergelijkend perspectief Multiculturalisme en de nieuwe wereld orde. De uitdaging van nieuwe concepten. Methodologische aspecten en onderzoeksopzet Master onderzoek Master onderzoek: rapportage Toetsvorm Schriftelijk tentamen, paper, participatie/presentatie Schriftelijk tentamen, paper, participatie/presentatie Schriftelijk tentamen, paper, participatie/presentatie Schriftelijk tentamen, participatie/presentatie en onderzoeksopzet Schriftelijk verslag van veldwerkperiode Masterscriptie 3. Toelating doctoraalstudenten tot master (artikel 6.1.1) Doctoraalstudenten die opteren voor toelating tot de master Culturele Antropologie, i.h.b. de studie van multiculturalisme in vergelijkend perspectief moeten beschikken over een bachelordiploma. Om een bachelordiploma te halen moeten studenten voldoen aan de volgende eisen en zich vóór aanvraag van het bachelordiploma over laten schrijven naar de bachelorfase: 126 studiepunten, bestaande uit: propedeusebul CA (42 sp) 84 sp uit het doctoraal, bestaande uit: 56 studiepunten disciplinaire vakken: methoden van antropologisch onderzoek (7 sp) disciplinaire vervolginleiding CA 1 (7 sp) disciplinaire vervolginleiding CA 2 (7 sp) disciplinaire vervolginleiding CA 3 (7 sp.) disciplinaire vervolginleiding voor de verkorte opleiding (7 sp) thema overleven en identiteit (5 sp) thema etniciteit en nationalisme (5 sp) thema identiteit en organisatie (5 sp) tutorial taalvoorbereiding Guatemala (2 sp) derdejaars seminar CA (7 sp) specialisatie armoede, informalisering en sociale uitsluiting (7 sp) specialisatie organisatie antropologie (7 sp) specialisatie milieu antropologie (7 sp) specialisatie multiculturalisme (7 sp) andere cursorische onderdelen uit een tracé CA 13 studiepunten leeronderzoek 1 studiepunt studiebegeleiding D1 14 studiepunten vrije keuzevakken het leeronderzoek mag vervangen worden door: het opzetten van een kwalitatief onderzoek + antropologisch veldwerk I + het schrijven van een antropologisch artikel eventuele overige tekortpunten in het doctoraal kunnen aangevuld worden door het afronden van cursussen uit de major van de bachelor CA. 12

13 C) ASW/CA/Sociologie: Vraagstukken van beleid en organisatie 1. Opbouw opleiding (Artikel 2.3 C) Onderwijsonderdeel studiepunten semester Drie institutionele theorieën van beleid en 7,5 ECTS 1 organisatie vergeleken Strategische Beleids- en 7,5 ECTS 1 besluitvormingsanalyse Bevindingen van beleidsonderzoek en 7,5 ECTS 1 beleidsadvisering Keuzecursus 7,5 ECTS 1 Stage 7,5 á 15 ECTS 2 Masterthesis 15 á 22,5 ECTS 2 2. Keuze onderdelen (Artikel 2.4.2) Voor keuze komen in aanmerking: Uit de masteropleiding Sociale vraagstukken: interventie en beleid, één cursus uit: Migration and minorities (7,5 ECTS) Arbeid ziekte en gezondheid (7,5 ECTS) Morele aanspraken in sociaal beleid en sociale interventie (7,5 ECTS) Uit de masteropleiding Culturele antropologie; in het bijzonder de studie van multiculturalisme in vergelijkend perspectief, de cursus: Multiculturalisme en de nieuwe wereldorde (7,5 ECTS) 3. Wijze van eindbeoordeling van een onderwijsonderdeel (Artikel 3.4.1) Onderwijsonderdeel Drie institutionele theorieën van beleid en organisatie vergeleken Strategische Beleids- en besluitvormingsanalyse Bevindingen van beleidsonderzoek en beleidsadvisering stage Masterthesis Toetsvorm 4. Toelating doctoraalstudenten tot master (Artikel 6.1.1) Doctoraalstudenten die opteren voor toelating tot de master vraagstukken van beleid en organisatie moeten beschikken over een bachelordiploma. Om een bachelordiploma te halen moeten studenten voldoen aan de volgende eisen en zich vóór aanvraag van het bachelordiploma over laten schrijven naar de bachelorfase: A. Doctoraalopleiding Sociologie Doctoraalstudenten sociologie die opteren voor een bachelordiploma moeten voldoen aan de volgende eisen: 13

14 126 studiepunten, bestaande uit: propedeusebul sociologie (42 sp) 84 sp uit het doctoraal, bestaande uit: 56 studiepunten disciplinaire vakken, keuze uit: sociologisch basisseminar 1 (7 sp) sociologisch basisseminar 2 (7 sp) sociologisch basisseminar 3 (7 sp) sociologisch basisseminar 4 (7 sp) leeronderzoek D1 (10 sp) practicum evaluatieonderzoek (4 sp) models of measurement in Sociological Research (4 sp ) advanced sociological theories and models (7 sp) practicum beleids- en besluitvormingsanalyse (7 sp) practicum dynamische analyse (7 sp) andere cursorische onderdelen uit een tracé sociologie 14 studiepunten literatuurscriptie en/of stage of afstudeeronderzoek 14 studiepunten vrije keuzevakken Verklaring van studieloopbaanbegeleider of opleidingsmanager dat de kandidaat een individueel eindgesprek heeft gevoerd met de studieloopbaanbegeleider of opleidingsmanager. de literatuurscriptie/stage/afstudeeronderzoek mag vervangen worden door de bachelorthesis. eventuele overige tekortpunten in het doctoraal kunnen aangevuld worden door het afronden van cursussen uit de major van de bachelor sociologie. B.Doctoraal opleiding Algemene Sociale Wetenschappen Doctoraalstudenten algemene sociale wetenschappen die opteren voor een bachelordiploma moeten voldoen aan de volgende eisen: 126 studiepunten behaald, bestaande uit: propedeusebul ASW (42 sp) 84 sp uit het doctoraal, bestaande uit: 56 studiepunten disciplinaire vakken, keuze uit: interventies in leefsituaties (7 sp) perspectief en argument (14 sp) inleiding organisatie, beleid en management (7 sp) de Nederlandse verzorgingsstaat in perspectief (7 sp) organisaties en hun actoren (7 sp) sturing van organisatie en organisatieverandering (7 sp) beleid in een veranderende maatschappelijke context (7 sp) culturen en leefwerelden (7 sp) overheidsbeleid en zorgarrangementen (7 sp) sociale interventies (7 sp) communicatie, media en cultuur (7 sp) communicatiemanagement: theorie en praktijk (7 sp) identiteit in culturele context (7 sp) moraal, media en communicatie (7 sp) cultuurvergelijking: theorie en onderzoek (7 sp) migratie en minderheden in Europa (7 sp) etnische vooroordelen en nationalisme (7 sp) cursussen methoden van onderzoek (3,5 of 7 sp) andere cursorische onderdelen uit een tracé ASW leeronderzoek (14 SP) 14 studiepunten vrije keuzevakken Verklaring van studieloopbaanbegeleider of opleidingsmanager dat de kandidaat een individueel eindgesprek heeft gevoerd met de studieloopbaanbegeleider of opleidingsmanager. Eventuele overige tekortpunten in het doctoraal kunnen aangevuld worden door het afronden van cursussen uit de major van de bachelor ASW. 14