Kritische inventaris van de Belgische samenwerking op het gebied van milieu

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Kritische inventaris van de Belgische samenwerking op het gebied van milieu"

Transcriptie

1 KONINKRIJK BELGIË Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Kritische inventaris van de Belgische samenwerking op het gebied van milieu Dienst Bijzondere Evaluatie van de Internationale Samenwerking

2

3 Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Dienst Bijzondere Evaluatie van de Ontwikkelingssamenwerking Thematische evaluatie van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu Kritische inventaris Maart 2013 De Dienst Bijzondere Evaluatie heeft verzekerd dat deze studie conform is aan de referentietermen. De studie heeft ook de steun genoten van een stuurgroep in Brussel. De standpunten die in dit document worden uitgedrukt, zijn de opvattingen van de auteurs en komen niet noodzakelijk overeen met die van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

4 Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Maart 2013 Drukwerk: Drukkerij FOD Coverfoto: exploitatie van oerbossen in het district Cox's Bazar, Bangladesh, Karel Cools Evaluatie nr: S4/2012/02 Wettelijk depot: 0218/2013/006 Dit document is beschikbaar in Pdf-formaat in het Nederlands en het Frans op de website of bij de Dienst Bijzondere Evaluatie. Dit rapport zal als volgt worden geciteerd: Dienst Bijzondere Evaluatie van de Ontwikkelingssamenwerking/DBE (2013), Kritische Inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu, Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Brussel."

5 Waarschuwing Deze kritische inventaris betreft informatie uit de ODA.be database voor interventies in sectoren waarbij het milieu een directe rol speelt, die werden gefinancierd door de Belgische overheid 1 en door het DAC van de OESO zijn erkend als officiële ontwikkelingshulp. De bevindingen en lessen die eruit voortvloeien hebben alleen betrekking op de gebruikte middelen en de mogelijke gevolgen voor het milieu. Ze mogen niet worden geëxtrapoleerd naar de (al dan niet) behaalde resultaten op het terrein. 1 Federale staat, gewesten, gemeenschappen, provincies en gemeenten Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 3

6

7 Inhoudsopgave WAARSCHUWING... 3 INHOUDSOPGAVE... 5 AFKORTINGEN EN ACRONIEMEN... 9 SAMENVATTING INLEIDING METHODOLOGISCHE ASPECTEN DE INFORMATIEBRONNEN DE "BESCHIKBARE MILIEU-INFORMATIE" DE GEBRUIKTE AANPAK EN DE METHODOLOGISCHE KEUZES Het evaluatiestaal op basis van de DAC-codes De "DAC milieu-marker" Rio-markers Milieucategorieën De bepaling van de landen waar de Belgische samenwerking op het gebied van milieu het belangrijkst is BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN EVOLUTIE VAN DE ROL VAN HET MILIEU IN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Interventies waarbij het milieu een directe rol speelt, zitten in de lift, vooral sinds Specifieke dynamiek van de uitgaven in de belangrijkste sectoren waarin het milieu een grote rol speelt Sterke groei van de sectoren waarin het milieu een directe rol speelt, verbonden aan de toekenning aan globale fondsen vanaf INDELING IN MILIEUCATEGORIEËN VAN DE INTERVENTIES WAARBIJ HET MILIEU EEN DIRECTE ROL SPEELT INDELING VAN DE INTERVENTIES WAARBIJ HET MILIEU EEN DIRECTE ROL SPEELT PER SAMENWERKINGSKANAAL UITGAVEN VOOR DE SECTOR MILIEUBESCHERMING Een globaal gezien erg kleine, maar groeiende sector Sterke focus op interventies gericht op de opbouw van het politieke en administratieve beleid binnen de sector Milieubescherming...41 Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 5

8 Het multilaterale kanaal als belangrijkste interventiekanaal voor de Milieubescherming, in het bijzonder vanaf ORIËNTATIE VAN DE INTERVENTIES WAARBIJ HET MILIEU EEN DIRECTE ROL SPEELT TEN OPZICHTE VAN DE DOELSTELLINGEN VAN DE VERDRAGEN VAN RIO REGIONALE DIMENSIE VAN DE INTERVENTIES WAARBIJ HET MILIEU EEN DIRECTE ROL SPEELT Regio's Overwicht van de interventies die niet gelokaliseerd zijn en geografische concentratie op het Afrikaans continent (centraal-west-oost) Geografische spreiding van interventies waarbij het milieu een directe rol speelt voor de belangrijkste samenwerkingsregio's ANALYSE VAN DE ZES BELANGRIJKSTE LANDEN Algemeen Vietnam Peru Rwanda Senegal Tanzania CONCLUSIES BIJLAGE 1 - VERKENNEND WERK EN AANVULLENDE ANALYSES VAN DE INTERVENTIES VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING WAARBIJ HET MILIEU EEN DIRECTE ROL SPEELT VOOR DE PERIODE A1.0. INLEIDING A1.1. DE SCHATTING VAN DE POTENTIËLE IMPACT A Methodologische aspecten A De waarden van de markerds van de potentiële impact op het milieu per sector en subsector A Opmerkingen over de sectoren en verklaring van de indicatorwaarden van de potentiële impact op het milieu A Identificatie van de sectoren waarin het milieu een directe rol speelt met een sterke potentiële impact A Geografische dimensies van de veronderstelde potentiële impact A1.2. VERDERE ANALYSE VAN DE AANDACHT EN INSPANNING BESTEED AAN HET MILIEU A Milieufocus van de interventies waarbij het milieu een directe rol speelt A Milieu-uitgaven A Geografische dimensies van de milieu-uitgaven BIJLAGE 2 LIJST VAN DE SECTOREN EN ONDERSECTOREN BINNEN EN BUITEN DE SELECTIE A2.1. LIJST VAN DE SECTOREN EN ONDERSECTOREN BINNEN DE SELECTIE A2.2. LIJST VAN DE SECTOREN EN ONDERSECTOREN BUITEN DE SELECTIE

9 BIJLAGE 3 - AANTAL EN FINANCIEEL VOLUME VAN DE BELGISCHE SAMENWERKINGINTERVENTIES BUITEN DE SELECTIE MAAR MET EEN DAC MILIEU MARKER VAN 1 OF 2, BIJ SECTOR EN ONDERSECTOR BIJLAGE 4 - LIJST VAN DE INTERVENTIES BUITEN DE SELECTIE DIE ZULLEN BEZOCHT WORDEN TIJDENS DE TERREINZENDINGEN BIJLAGE 5 - UITTREKSEL VAN DE REFERENTIETERMEN DAT DE VERSCHILLENDEN PUNTEN BEPAALD TE BEHANDELEN IN DE KRITISCHE INVENTARIS Lijst van figuren Figuur 1: Indeling van de uitgaven en het aantal interventies van de Belgische Samenwerking binnen en buiten de selectie ( ) Figuur 2: Aantal interventies en uitgaven van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking per waarde van de DAC milieu-marker Figuur 3: Uitgaven van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking per jaar in miljoen euro ( ) Figuur 4 : Vergelijkende evolutie van de uitgaven van de Belgische ontwikkelingssamenwerking Figuur 5: Verdeling van de uitgaven van de selectie per sector voor de periode Figuur 6: Vergelijkende evolutie van de uitgaven van de Belgische samenwerking voor de belangrijkste sectoren waarbij het milieu een directe rol speelt Figuur 7: Indeling van de selectie per milieucategorie voor de periode Figuur 8: Evolutie van het gedeelte van de uitgaven per milieucategorie voor de interventies van sectoren waarin het milieu een directe rol speelt ( ) Figuur 9: Vergelijkende evolutie van de uitgaven voor interventies waarbij het milieu een directe rol speelt per milieucategorie Figuur 10: Indeling van de uitgaven voor interventies waarbij het milieu een directe rol speelt per samenwerkingskanaal Figuur 11: Evolutie van de uitgaven in de sectoren waarin het milieu een directe rol speelt voor de drie belangrijkste samenwerkingskanalen ( ) Figuur 12: Evolutie van het aandeel van de uitgaven per samenwerkingskanaal in de sectoren waarin het milieu een directe rol speelt (details voor multilateraal) Figuur 13: Evolutie van de uitgaven van de sector "Milieubescherming" Figuur 14: Indeling van de uitgaven van de sector "Milieubescherming" per samenwerkingskanaal ( ) Figuur 15: Evolutie van de uitgaven van de sector "Milieubescherming" voor de drie belangrijkste samenwerkingskanalen ( ) Figuur 16: Indeling van de uitgaven van de selectie in functie van de Rio-markers Figuur 17: Indeling van de uitgaven van de selectie in functie van elke Rio-marker ( ) Figuur 18: Indeling van de uitgaven toegekend aan interventies waarbij het milieu een directe rol speelt per samenwerkingsregio voor de periode Figuur 19: Vergelijkende evolutie van de uitgaven voor interventies waarbij het milieu een directe rol speelt per samenwerkingsregio Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 7

10 Figuur 20: Indeling van de uitgaven van de selectie per regio, per milieucategorie Figuur 21: Evolutie van de uitgaven van de selectie voor de Democratische Republiek Congo (DRC) en hun aandeel in de totale officiële ontwikkelingshulp aan het land ( ) Figuur 22: Uitgaven van de selectie voor de DRC per sector en milieucategorie Figuur 23: Evolutie van de uitgaven van de selectie voor Vietnam en hun aandeel in de totale officiële ontwikkelingshulp aan het land ( ) Figuur 24:Uitgaven van de selectie voor Vietnam per sector en milieucategorie Figuur 25: Evolutie van de uitgaven van de selectie voor Peru en hun aandeel in de totale officiële ontwikkelingshulp voor het land ( ) Figuur 26: Uitgaven van de selectie voor Peru per sector en milieucategorie Figuur 27: Evolutie van de uitgaven van de selectie voor Rwanda en hun aandeel in de totale officiële ontwikkelingshulp voor het land ( ) Figuur 28: Uitgaven van de selectie voor Rwanda per sector en milieucategorie Figuur 29: Evolutie van de uitgaven van de selectie voor Senegal en hun aandeel in de totale officiële ontwikkelingshulp voor het land ( ) Figuur 30: Uitgaven van de selectie voor Senegal per sector en milieucategorie Figuur 31: Evolutie van de uitgaven van de selectie voor Tanzania en hun aandeel in de totale officiële ontwikkelingshulp voor het land ( ) Figuur 32: Uitgaven van de selectie voor Tanzania per sector en milieucategorie Lijst van tabellen Tabel 1: Criteria voor het bepalen van de milieucategorieën Tabel 2: Lijst van de 30 nieuwe interventies van de selectie in 2009 met het grootste financieel belang* Tabel 3: Verdeling van de uitgaven en interventies binnen de subsectoren "Milieubescherming" in verband met "capaciteitsopbouw"

11 Afkortingen en acroniemen BB Bijzonder fonds BNI BTC CFK s DAC DG-D DRC FOD GEF GMB GMI MDG's MIP / PMI MOL-fonds N 2 O NGO's ODA ODA.be OESO POP SP UNCCD Bijzonder bestek Bijzonder fonds voor de klimaatverandering Bruto Nationaal Inkomen Belgische Technische Coöperatie Chloorfluorkoolstoffen Development Assistance Committee van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (of DAC van de OESO) Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp Democratische Republiek Congo Federale Overheidsdienst Wereldmilieufonds, VN-orgaan Gewogen milieubudget Gewogen milieu-impact Millennium-ontwikkelingsdoelen Micro-interventieprogramma / Programma voor micro-interventies Fonds voor de Minst Ontwikkelde Landen Distikstofoxide Niet-gouvernementele organisaties Officiële ontwikkelingshulp (Official Development Aid, ODA) Database officiële ontwikkelingshulp Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD in het Engels) Persistente organische polluenten Steunfonds voor het project VN-Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 9

12 UNEP UNFCCC VN WWF VN-Milieuprogramma Klimaatverdrag van de VN Verenigde Naties Worldwide Fund, Milieu NGO 10

13 Samenvatting Deze kritische inventaris evalueert de milieuoverwegingen bij projecten die worden gefinancierd door de Belgische samenwerking tussen 2002 en Het doel is om een verslag en een analyse te geven van de inspanningen en samenwerkingsmodaliteiten op het gebied van het milieu, zowel als geheel als in hun evolutie. De gebruikte gegevens komen uit de ODA.be database die informatie bevat over de officiële ontwikkelingshulp die door België wordt geboden. De analyse richt zich op een evaluatiestaal van interventies in sectoren en subsectoren waarbij milieu "een directe rol" speelt. De interventies van deze selectie zijn verdeeld in zes milieucategorieën (Categorie 1: interventies van de sector Milieubescherming die niet behoren tot categorie 2; categorie 2: interventies van de sector Milieubescherming uitgevoerd door gespecialiseerde, voornamelijk multilaterale milieuorganisaties; categorie 3: interventies met het milieu als hoofddoelstelling buiten de sector Milieubescherming; categorie 4: interventies waarbij het milieu een bijkomende doelstelling vormt buiten de sector Milieubescherming; categorie 5: interventies waarbij het milieuaspect " niet nader bepaald" is; categorie 6: interventies waarbij het milieu "geen enkele rol speelt".) Belangrijkste bevindingen: 1) De interventies waarbij milieu een directe rol speelt, kennen een grotere groei dan de groei van de Belgische officiële ontwikkelingshulp voor de periode Dit vooral vanaf 2008 als gevolg van het groeiende belang dat in die periode aan het milieu werd besteed; 2) De verschillende betrokken sectoren hebben een specifieke dynamiek: - de groei van de sectoren die traditioneel een uitdaging vormen, zoals Transport, Landbouw en Multi-sector; - de sterke toename van interventies van milieuorganisaties en van interventies op het vlak van water en sanitatie vanaf 2008; - de opkomst, sedert 2010, van de energiesector, die tot dan een kleine rol speelde. 3) De interventies van de sector Milieubescherming vormen een minderheid, maar nemen toe in vergelijking met de algemene trend van die periode, met een sterke concentratie op de opbouw van de politieke en bestuurlijke capaciteit. 4) Interventies die geen primaire of secundaire milieudoelstellingen hebben, blijven een aanzienlijk deel van de interventies vertegenwoordigen (39%). Dit betekent niet dat de milieuoverwegingen bij deze interventies geen rol spelen. Sinds 2008 zien we toch een verbeterde identificatie van de rol van de milieudimensie samen met het vrijwel verdwijnen van interventies uit categorie 5. De interventies die een zekere mainstreaming van het milieu weerspiegelen (interventies die buiten de sector van milieubescherming met primaire of secundaire milieudoelstellingen vallen) zijn vooral aan het groeien op het gebied van milieu als hoofddoelstelling (categorie 3). Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 11

14 5) Voor alle interventies waarbij milieu een directe rol speelt, wordt een aanzienlijk deel (44%) van de uitgaven voorbehouden voor ten minste een van de vier Verdragen van Rio. De aspecten biodiversiteit, woestijnvorming, klimaatmitigatie en klimaatadaptatie beslaan elk apart maar een klein gedeelte en worden vaak gecombineerd (voor 31% van het budget van de selectie), met een recente nadruk op de klimaatproblematiek. Een minderheid (ongeveer 7%) van de interventies heeft betrekking op zowel de woestijnvorming, de bescherming van de biodiversiteit, de mitigatie en adaptatie aan de gevolgen van de klimaatverandering als primaire of secundaire doelstelling. 6) De samenwerkingskanalen de overheid, de multilaterale actoren, de nietgouvernementele actoren - genieten een globale budgettaire gelijkwaardigheid. De groei van de totale Belgische officiële hulp sinds is hoofdzakelijk afkomstig van multilaterale subsidies. 7) De niet-gelokaliseerde uitgaven groeien en domineren bij de interventies waarbij het milieu een directe rol speelt, in het bijzonder vanaf 2009, als gevolg van bijdragen aan de internationale fondsen (EOF, WB, GEF, UNDP, enz.) in sectoren die voornamelijk traditionele uitdagingen ondervinden, met name Transport en opslag, Landbouw en veeteelt of Multi-sector; 8) De kosten van de Belgische samenwerking kunnen geografisch worden gelokaliseerd op het Afrikaanse continent, met name Centraal- en West-Afrika, en in mindere mate het oosten of het noorden: de regio's van Centraal- en Noord-Afrika groeien sneller dan de algemene evolutie van de uitgaven waarbij het milieu een directe rol speelt. Het tempo van deze trend wordt gevolgd door Zuid-Amerika en in mindere mate door West-Afrika. de interventies met milieuzorg als hoofddoelstelling die zijn geïdentificeerd voor potentiële milieu-mainstreaming zijn vooral aanwezig in Noord-Afrika, Zuid-Amerika en Zuidoost- Azië. Het milieu als secundaire doelstelling overheerst in Oost-, West- en Centraal-Afrika. Het milieu speelt geen rol en/of een niet nader bepaalde rol in Centraal- en Noord-Afrika en Zuidoost-Azië; 9) Op basis van een combinatie van criteria die de potentiële impact op het milieu en inspanningen voor het milieu beoordelen, zijn de zes belangrijkste landen van de Belgische samenwerking op het gebied van milieu: Democratische Republiek Congo, Vietnam, Peru, Rwanda, Senegal, Tanzania. 12

15 1. Inleiding Dit document kadert in de thematische evaluatie van de Belgische Samenwerking op het gebied van milieu, waarin het zowel de eerste stap is, als een afzonderlijk document. Deze kritische inventaris richt zich op de milieuoverwegingen bij interventies die werden gefinancierd door de Belgische ontwikkelingssamenwerking tussen 2002 en 2012, dus in het decennium volgend op de goedkeuring van de "strategienota leefmilieu". De inventaris is voornamelijk gebaseerd op informatie uit de ODA.be database. Aangezien de gegevens in dit stadium nog niet zijn onderzocht, heeft deze studie geen betrekking op de realiteit ter plaatse. Het doel van deze inventaris is om nuttige en ordelijke informatie te verstrekken op het gebied van milieu, met betrekking tot: - De grootte, de verdeling en de evolutie in de tijd van de (budgettaire) inspanningen van de Belgische samenwerking; - De aard en de interventiemodaliteiten; - De geografische spreiding van de interventies; - De aandachtspunten waarmee rekening dient te worden gehouden bij de casestudies. Als onderdeel van deze voorlopige analyse van de inventaris, hebben de consultants ook een inschatting van de potentiële effecten van interventies gemaakt op basis van indicaties. Deze werden gebaseerd op een kwalitatieve beoordeling van de mogelijke effecten 2 van interventies van de DAC-sectorcodes over 6 milieuaspecten (water, woestijnvorming/land, bossen, biodiversiteit, stedelijke omgeving, klimaat, andere). Om het statistisch karakter van deze kritische inventaris, uitsluitend gebaseerd op gegevens uit de ODA.be database, te behouden, wordt deze aanvulling ter informatie toegevoegd in de bijlagen. Voorts wordt er voor de zes landen die zijn geïdentificeerd als de belangrijkste in de milieukwestie, een achtergrond geschetst. Deze geeft de observaties, ervaringen en kennis opgedaan door de beoordelaars op het terrein en/of aan de hand van relevante documenten weer. Dit document bestaat uit drie hoofdstukken volgend op deze inleiding. Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de gegevensbronnen en verklaart de methodologische keuzes. De 2 In het bijzonder bestek werd bepaald dat de interventies moesten worden "beoordeeld op een schaal van -5 tot +5, afhankelijk van de mate van de veronderstelde negatieve of positieve invloed op het milieu". Echter, uit het onderzoek van de ODA.be database bleek al snel dat ze niet beschikt over informatie die toelaat om letterlijk te voldoen aan dit verzoek. Voor de overgrote meerderheid van de interventies, geeft ODA.be geen indicatie van schadelijke effecten, die over het algemeen onafhankelijk zijn van de doelstellingen en de sector. Een alternatieve benadering per sector en/of subsector en per milieucomponent wordt voorgesteld, zonder systematisch de interventies te onderscheiden op basis van hun positieve of negatieve milieu-effecten. Het is vooral in de andere fases van het onderzoek, met name tijdens de zendingen in het veld, dat dergelijke informatie zal worden onderzocht. De details van deze alternatieve aanpak zijn te vinden in Bijlage 1. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 13

16 belangrijkste bevindingen worden voorgesteld en geanalyseerd in hoofdstuk 3. De conclusies van de inventarisatie vindt u in hoofdstuk 4. 14

17 2. Methodologische aspecten 2.1. De informatiebronnen De gegevens die zijn gebruikt voor de uitwerking van deze inventaris zijn afkomstig uit de ODA.be database. Deze bevat informatie over de officiële ontwikkelingshulp 3 die door België wordt verleend. Het betreft hier de directe input van middelen aan ontwikkelingslanden en multilaterale instellingen, gedaan door de Belgische overheid (federale en gefedereerde autoriteiten, officiële uitvoeringsinstanties enz.) met het oog op de bevordering van de economische ontwikkeling en de verbetering van de levensomstandigheden in deze landen 4. De database verstrekt unieke en specifieke kenmerken van de interventies, zoals: - de titel; - de jaarlijkse uitgaven; - het land; - de belangrijkste sector en subsector; - de milieu-marker; - de 'Rio'-marker (biodiversiteit, woestijnvorming, adaptatie, mitigatie); - de donor; - het samenwerkingskanaal; - de houder van het budget; - de uitvoerder; - enz. Deze gegevens vormen de basis die is gebruikt in het kader van deze kritische inventaris. Er zijn echter ook beperkingen door de kwaliteit van de gegevens uit de database, namelijk: - de titels van de interventies zijn soms niet expliciet genoeg om hun werkelijke inhoud en de gevolgen ervan te begrijpen; 3 4 Het begrip "officiële ontwikkelingshulp" (ODA) is ontwikkeld met het oog op de vergelijking van de hulpverlening die door verschillende donoren wordt verstrekt en om de gedane beloften op te volgen. Dit concept dat internationaal is afgesproken, bepaalt wat wel en wat niet onder officiële ontwikkelingshulp valt. Deze internationale norm is nu algemeen aanvaard en de definitie ervan wordt beheerd door het Development Assistance Committee (DAC) van de OESO. Voor meer informatie zie: "Is it ODA?" in het dossier "International Information (DAC)" of op Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 15

18 - de mogelijkheid om twee secundaire DAC-sectorcodes tegelijk te vermelden, wordt zelden gebruikt; - er zijn invoerfouten gevonden, in het bijzonder met betrekking tot milieu- en 'RIO'- markers die onder-of overgewaardeerd zijn, verkeerde primaire sectorcodes; - de schaalwaarde voor beleidsmarkers (DAC en Rio, schaal 0, 1, 2) is erg beperkt en laat weinig nuancering toe De "beschikbare milieu-informatie" De ODA.be database geeft ook strikt milieugebonden informatie. Deze zijn: - de primaire DAC-sectorcode met twee dimensies: o o de DAC-code die expliciet verbonden is aan Milieubescherming (41000). De zeven subsectoren die erin zijn opgenomen, zijn: Biologische diversiteit, Onderwijs en opleiding, Milieubeleid en administratief beheer, Preventie en bestrijding van overstromingen, Bescherming van de biosfeer, Bescherming van waardevolle sites, Milieuonderzoek; de andere DAC-codes waarvoor er potentieel directe positieve of negatieve fysieke effecten bestaan op een of ander milieuaspect. Bijvoorbeeld, interventies onder de DAC-code Bosbouw (31200) hebben logischerwijze een potentiële impact op het aspect bossen. Deze bepaling van DAC-codes naar directe milieu-uitdagingen vormde de basis voor de selectie (paragraaf ). De potentiële milieu-impact van de sectoren die in de selectie zijn opgenomen, wordt in detail besproken in Bijlage 1. - de hoeveelheid aandacht voor het milieu ("DAC milieu-marker") (paragraaf ); - de internationale milieuverdragen (de vier "Rio-markers" over woestijnvorming, biodiversiteit en het klimaat: adaptatie en mitigatie) (paragraaf ); - de fondsen of intergouvernementele programma's en de specifieke nietgouvernementele organisaties die betrokken zijn bij het milieu (bv. UNEP, GEF, VBW, UNFCCC en NGO's die gespecialiseerd zijn op dit vlak). De informatie over deze milieuorganisaties wordt besproken in het deel dat gewijd is aan de uitvoerders van de Belgische samenwerking; - de titel van de interventie en de trefwoorden uit het milieureferentiesysteem, de sectoren en/of de relatie met duurzame ontwikkeling. Deze informatie is louter toevallig. Te onthouden: De ODA.be database waarop deze kritische inventaris is gebaseerd, bevat de volgende milieu-informatie: de belangrijkste DAC-sectorcode (zowel direct gerelateerd aan de milieubescherming als onrechtstreeks in verband staand met milieubescherming), de DAC-milieu-marker, de Rio-marker en -fondsen, de programma's en gespecialiseerde actoren op het gebied van milieu. 16

19 2. Methodologische aspecten 2.3. De gebruikte aanpak en de methodologische keuzes Het evaluatiestaal op basis van de DAC-codes Het bestudeerde evaluatiestaal bestaat uit interventies van de Belgische ontwikkelingssamenwerking die deel uitmaken van een selectie van een aantal DACsectorcodes en die het onderwerp vormen van uitgaven tussen 2002 en Deze selectie is toegespitst op sectoren en subsectoren van interventies waarbij het milieu een directe rol speelt. De voorstelling van deze selectie is gebeurd na overleg met de Dienst Klimaat, milieu en natuurlijke rijkdommen van de DG-D. In het totaal bevat de selectie 5041 interventies, met name 31% van alle interventies van de Belgische ontwikkelingssamenwerking tussen 2002 en 2011 (16018), ten bedrage van 3,225 miljard (20% van het totale budget van de Belgische ontwikkelingssamenwerking dat voor die periode 16,144 miljard bedroeg) (Figuur 1). Figuur 1: Indeling van de uitgaven en het aantal interventies van de Belgische Samenwerking binnen en buiten de selectie ( ) Uitgaven Aantal interventies 19,97% 31,47% 80,03% 68,53% Binnen de selectie Buiten de selectie Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Deze initiële keuze om de analyse te beperken tot een subset van interventies waarbij het milieu een directe rol speelt, heeft voordelen en beperkingen. Het belangrijkste voordeel is gerelateerd aan het verzamelen en de verwerking van de gegevens. Hierdoor wordt de informatie die van belang is voor dit onderzoek ook niet uitgedund. Anderzijds zijn bepaalde analyses wel minder relevant doordat niet alle interventies werden beschouwd. Een ander nadeel is dat de milieuaspecten van andere interventiesectoren niet zijn opgenomen. Het aantal en het financieel gewicht van deze interventies is niet van dien aard dat ze de bevindingen van de kritische inventaris beïnvloeden (zie 2.3.2). Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 17

20 De "DAC milieu-marker" De DAC milieu-marker wordt toegekend aan elke interventie door de diensten van de DG-D, die "de wil om het milieu te verbeteren 5 " uit, of ook "als het politieke thema (hier het milieu) al dan niet doorslaggevend was voor de lancering van de actie 6 ". Aan de DAC milieu-marker kunnen de volgende waarden worden toegekend: - Waarde 0: Het milieu speelt "geen enkele rol 7 " bij de actie. - Waarde 1: het milieu is "niet het hoofdthema, maar wordt wel gerapporteerd als belangrijke bijkomende doelstelling 8 ". - Waarde 2: het milieu wordt in de interventiedocumentatie als hoofddoelstelling 9 " opgegeven. - Waarde N: geeft aan dat het belang toegekend aan het milieu niet nader bepaald is. Figuur 2 geeft de aandacht voor het milieu weer binnen en buiten de selectie volgens de indeling van de DAC milieu-marker en naar gelang hun waarde. Ze laat het sterke overwicht zien van interventies zonder vermelding van aandacht voor het milieu (marker 0 of N), die 80% van de totale Belgische samenwerking voor de periode vertegenwoordigen. De selectie bestaat uit een grote meerderheid (83%) van de interventies van de Belgische samenwerking waarbij het milieu een hoofddoelstelling is (DAC milieu-marker 2) en een meerderheid (63%) van de interventies van de Belgische samenwerking waarbij het milieu een belangrijke secundaire doelstelling is (DAC-marker 1). Deze bevinding is vrij logisch aangezien de sectoren werden geselecteerd waarin het milieu een directe rol speelt. Figuur 2: Aantal interventies en uitgaven van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking per waarde van de DAC milieu-marker Aantal binnen selectie Aantal buiten selectie 8000 Totaal aantal Waarde 0 Waarde 1 Waarde 2 Waarde N Uitgaven binnen selectie (M ) Uitgaven buiten selectie (M ) Totale ODA (M ) Waarde 0 Waarde 1 Waarde 2 Waarde N Legende bij Figuur Vademecum ODA.be Vademecum ODA.be Vademecum ODA.be Officieel document van het DAC gebruikt voor het Vademecum ODA.be Officieel document van het DAC gebruikt voor het Vademecum ODA.be 18

21 2. Methodologische aspecten Selectie Buiten selectie Totale ODA DAC milieumarker Aantal Uitgaven Gemiddelde grootte Aantal Uitgaven Gemiddelde grootte Totaal Totale ODA Gemiddelde grootte Waarde M 960 M 0, M 9080 M 1, M M 1,24 Waarde M 1162 M 0, M 723 M 0, M 1884 M 0,93 Waarde M 799 M 0, M 46 M 0, M 845 M 0,79 Waarde N 1134 M 304 M 0, M 3071 M 0, M 3375 M 0,71 Totaal 5041 M 3225 M 0, M M 1, M M 1,01 Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Wij constateren dat de interventies waarbij het milieu een hoofddoelstelling vormt bij de subsectoren buiten de selectie, beperkt zijn in aantal en waarde. De interventies buiten de selectie waarbij het milieu een hoofddoelstelling vormt (waarde van de DAC milieumarker 2) betreffen hoofdzakelijk en in dalende volgorde van de gemiddelde omvang van de projecten, de volgende sectoren: - Onderwijs (25 interventies ter waarde van 17,5 miljoen euro) - Bevolking, gezondheid en vruchtbaarheid (6 interventies voor 2,1 miljoen euro) - Humanitaire hulp (17 interventies - 5,8 miljoen euro) - Overheid en maatschappij (17 interventies - 3,2 miljoen euro) - Gezondheid (49 interventies voor 4,7 miljoen euro) Zoals al vermeld, heeft de selectie betrekking op de sectoren waarbij het milieu een directe rol speelt. De interventies in de sectoren Onderwijs, Bevolking, gezondheid en vruchtbaarheid, Humanitaire hulp, Overheid en maatschappij en Gezondheidszorg waarbij milieuzorg een primaire of secundaire doelstelling is, worden beschouwd als interventies waarbij het milieu eerder indirect een rol speelt. Deze interventies komen ook niet zo vaak voor dat ze de belangrijkste bevindingen van deze kritische inventaris beïnvloeden. Echter, sommige interventies bij de niet-geselecteerde interventies, en in het bijzonder op het gebied van Onderwijs en Bestuur, kunnen van bijzonder belang zijn in het kader van deze evaluatie. Daarom stellen wij voor om in de casestudies van de verschillende te bezoeken landen in de fase van het terreinwerk, interventies op te nemen die buiten de selectie vallen. Te onthouden: Het evaluatiestaal is gebaseerd op een logische keuze van subsectoren waarin het milieu een directe rol speelt. De frequentie van de DAC milieu -markeren in de selectie ten opzichte van het geheel, is logischerwijs veel hoger. De interventies waarbij het milieu indirect een rol speelt in de subsectoren buiten de selectie zijn beperkt in aantal en waarde. Gezien hun frequentie, zal het niet opnemen van de betrokken subsectoren geen fundamenteel verschil geven in de algemene conclusies op basis van de selectie Deze interventies kunnen wel belangrijk zijn. Wij stellen voor om in de casestudies van verschillende te bezoeken landen interventies op te nemen die buiten de selectie vallen. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 19

22 Rio-markers De diensten van de DG-D kennen in principe vier Rio-markers toe voor elke interventie van de Belgische ontwikkelingssamenwerking: - De Rio-marker Biodiversiteit: geeft de mate aan waarin de interventie is gericht op de doelstellingen van het Verdrag betreffende biologische diversiteit (VBD). - De Rio-marker Woestijnvorming: geeft de mate aan waarin de interventie is gericht op de doelstellingen van het Verdrag tegen de woestijnvorming (UNCCD). - De Rio-marker klimaatadaptatie: geeft de mate aan waarin de interventie is gericht op de adaptatie aan de klimaatveranderingen (luik adaptatie van het UNFCCC). - De Rio-marker klimaatmitigatie: geeft de mate aan waarin de interventie is gericht op de mitigatie van de klimaatveranderingen (luik mitigatie van het UNFCCC). De Rio-markers worden toegepast in paragraaf 3.4 van deze kritische inventaris. Net als bij de DAC milieu-markers, kunnen hier de volgende waarden worden toegekend: - Waarde 0: het milieuaspect speelt "geen enkele rol" bij de actie. - Waarde 1: het milieu is "niet het hoofdthema, maar wordt wel gerapporteerd als belangrijke bijkomende doelstelling". - Waarde 2: het milieuaspect is een "hoofddoelstelling"; - Waarde N: het belang van het milieuaspect is niet nader bepaald. Te onthouden: Elke interventie heeft in principe vier Rio-markers (Biodiversiteit, Woestijnvorming, Klimaat-mitigatie en Klimaat-adaptatie). De waarden van de Rio-markers vallen tussen 0 en 2, afhankelijk van het belang dat de interventie hen toekent. Een Rio-marker wordt aangeduid met N wanneer de waarde niet nader bepaald is Milieucategorieën Gebaseerd op de referentietermen van het onderzoek en naar aanleiding van de startinterviews met de informatiebronnen, worden de interventies van de selectie opgedeeld in zes categorieën die rekening houden met het milieu (ook "milieucategorieën" genoemd) 10. Deze milieucategorieën mogen niet worden verward met de milieuaspecten (met name de zes prioritaire milieuaspecten van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking - water, woestijnvorming, bossen, biodiversiteit, klimaatverandering en stedelijke ecologie). Het is ook belangrijk om de milieucategorieën te onderscheiden van de vier waarden van de DAC milieu-marker (N, 0, 1 en 2). De milieucategorieën worden bepaald op basis van de sector waartoe de interventie behoort en de waarde van de "DAC milieu-marker" en worden weergegeven in Tabel 1 hieronder. 10 Er worden twee categorieën toegevoegd aan de categorieën die oorspronkelijk zijn voorgesteld in het bijzonder bestek, om interventies weer te geven die geen rekening te houden met het milieu en interventies waarbij het belang van het milieu niet nader werd bepaald. 20

23 2. Methodologische aspecten Tabel 1: Criteria voor het bepalen van de milieucategorieën Sector "Milieubescherming" Specifieke bijdragen* DAC milieu-marker Milieucategorie Ja Nee Alle 11 1 Ja Ja Alle 12 2 Nee Ja of Nee Nee Ja of Nee Nee Ja of Nee 13 N 5 Nee Ja of Nee Categorie 1 omvat interventies van de sector Milieubescherming die niet specifiek bijdragen aan gespecialiseerde milieuorganisaties, zoals bedoeld in milieucategorie 2. Categorie 2 omvat de "specifieke bijdragen*" van de Belgische samenwerking aan milieuorganisaties en -fondsen van internationaal belang, met name de UNEP 14, de GEF 15 (inclusief het Fonds voor de minst ontwikkelde landen en het Speciaal Fonds voor Klimaatverandering), het VN-Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming (UNCCD), het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering (UNFCCC) de NGO WWF België, de NGO Groenhart en het Multilateraal Fonds voor de uitvoering van het Protocol van Montreal. Daarom worden deze specifieke bijdragen gerealiseerd via gespecialiseerde milieuorganisaties die in wezen multilateraal zijn, met uitzondering van de twee NGO's WWF België en Groenhart, die slechts een kleine minderheid van de uitgaven vertegenwoordigen van categorie 2 (respectievelijk 0,33%; 0,64 M en 0,17%; 0,24 M). De interventies van categorie 3 zijn interventies met een hoofddoelstelling buiten de sector van de milieubescherming. De interventies van categorie 4 zijn interventies met een secundaire milieudoelstelling buiten de sector van de milieubescherming. De interventies uit deze twee categorieën zorgen voor de transversale integratie van het milieu in andere sectoren en we stellen voor om ze in deze inventaris op te nemen onder het begrip van mainstreaming van het milieu. Het voordeel van deze aanpak is dat die zich vooral richt op de transversale integratie van de expliciet gedefinieerde milieudoelstellingen, zowel als primaire of secundaire doelstelling. Deze benadering is echter ook beperkt, in die mate waarin er milieuoverwegingen kunnen zijn bij interventies zonder primaire of secundaire milieudoelstellingen. Categorie 5 omvat interventies waarbij het milieuaspect "niet nader bepaald" is (DAC milieu-marker N). Tot slot worden interventies waarbij het milieu "geen enkele rol speelt" (DAC milieumarker 0) ingedeeld in categorie Waarde 2 in de overgrote meerderheid van de gevallen Idem Voor de interventies uit de selectie geldt "Nee" in de overgrote meerderheid van de gevallen VN-milieuprogramma Wereldmilieufonds (GEF) Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 21

24 Te onthouden: De interventies van de selectie zijn onderverdeeld in zes milieucategorieën: Categorie 1: interventies van de sector Milieubescherming die niet behoren tot categorie 2. Categorie 2: interventies van de sector Milieubescherming uitgevoerd door gespecialiseerde, voornamelijk multilaterale milieuorganisaties. Categorie 3: interventies waarbij het milieu een hoofddoelstelling vormt buiten de sector Milieubescherming (DAC milieu-marker 2). Categorie 4: interventies waarbij het milieu een secundaire doelstelling vormt buiten de sector Milieubescherming (DAC milieu-marker 1). Categorie 5: interventies waarbij het milieuaspect "niet nader bepaald" is (DAC milieu-marker N). Categorie 6: interventies waarbij het milieu "geen enkele rol speelt" (DAC milieumarker 0). De mainstreaming van het milieu wordt deels beschouwd bij de interventies van categorie 3 en De bepaling van de landen waar de Belgische samenwerking op het gebied van milieu het belangrijkst is De kritische inventaris biedt een meer specifieke analyse van de zes landen waar de "Belgische samenwerking op het gebied van milieu het belangrijkst is". De landen waar enerzijds (i) de intentie/milieudoelstelling en anderzijds (ii) de inspanning/het budget voor het milieu het belangrijkst is, moeten worden bepaald. Om deze zes landen te bepalen, werden twee begrippen gebruikt: het gewogen milieubudget per land en de gemiddelde milieufocus per land 16. De methodologische aspecten, de resultaten en hun rechtvaardiging zijn opgenomen in Bijlage 1, paragraaf A1.2. Verdere analyse van de aandacht en inspanning besteed aan het milieu. De combinatie van deze twee concepten laat ons toe om het relatieve belang van het land op milieuvlak in te schatten. Er zijn twee landenlijsten in dalende volgorde gemaakt, een voor het gewogen milieubudget en een voor de gemiddelde milieufocus. De eerste zes landen die, in volgorde van optreden, op beide lijsten voorkomen, zijn: 1. DRC, 2. Vietnam, 3. Peru, 4. Rwanda, 5. Senegal, 6. Tanzania. Dat zijn die landen waarvan we van mening zijn dat de Belgische samenwerking op milieuvlak er het belangrijkst is. Ter informatie, de daarop volgende landen zijn: 7. Benin, 8. Marokko, 9. Bolivia, 10. Burundi, 11. Burkina Faso. Merk op dat de lijst van de geselecteerde landen het resultaat is van de gehanteerde criteria, met name aanwijzingen gemaakt op basis van het oordeel van de evaluatoren. Andere criteria zouden hebben kunnen leiden tot een andere lijst. Bijvoorbeeld, een indeling uitsluitend gebaseerd op de financiële bedragen en op de milieucategorieën die expliciet rekening houden met het milieu zonder weging, zou hebben geleid tot de volgende lijst: 1. DRC, 2. Rwanda, 3. Marokko, 4. Vietnam, 5. Senegal, 6. Burundi, 7 Niger, 8 Benin, 9. Ghana, 10. Peru, 11. Palestijnse gebieden, 12. Burkina Faso. 16 Zie hulpmiddel bij de lectuur van de kritische inventaris 22

25 2. Methodologische aspecten Gezien de kwetsbaarheid van deze oefening, moet deze lijst worden beschouwd als illustratief voor de landen waar een zekere prioriteit is toegekend aan het milieu en haar componenten. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 23

26

27 3. Belangrijkste bevindingen 3.1. Evolutie van de rol van het milieu in de Belgische ontwikkelingssamenwerking Interventies waarbij het milieu een directe rol speelt, zitten in de lift, vooral sinds 2008 De totale uitgaven van de Belgische samenwerking zijn bijna verdubbeld (85% groei) in het besproken decennium ( ) en zijn zo in absolute termen sneller toegenomen dan het bruto nationaal inkomen (BNI) (Figuur 3). Zo werd de doelstelling om 0,7% van het BNI aan officiële ontwikkelingshulp 17 te besteden wel benaderd in maar niet bereikt. Figuur 3: Uitgaven van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking per jaar in miljoen euro ( ) 17 Deze 0,7%-doelstelling werd in oktober 1970 officieel erkend door de Algemene Vergadering van de VN. Tot op heden hebben slechts vijf donorlanden deze standaard bereikt (Denemarken, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Zweden). Het Verenigd Koninkrijk heeft aangekondigd dat het deze norm in 2013 zal bereiken. De lidstaten van de Europese Unie hebben zich ertoe verbonden om de norm in 2015 te bereiken. 18 "[In 2010] heeft België 0,64% [% ODA/BNP] bereikt - het hoogste niveau ooit - en kwam zo op de 6e plaats van de OESO-landen terecht. Dit resultaat wordt deels verklaard door de aanzienlijke kwijtschelding van schulden van de DRC "(algemene beleidsnota 23/11/2011) Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 25

28 Legende bij Figuur 3: Ontwikkelingssamenwerking (basis 100) Totaal Selectie 183 M 173 M 206 M 224 M 260 M 278 M 319 M 532 M 516 M 533 M 3225 M Buiten selectie 883 M 1431 M 979 M 1358 M 1310 M 1130 M 1329 M 1336 M 1720 M 1444 M M Totaal ODA-uitgaven 1066 M 1604 M 1185 M 1582 M 1600 M 1409 M 1648 M 1868 M 2236 M 1978 M M ODA-doelstelling (0,7% van het BNI) 1906 M 1963 M 2061 M 2138 M 2251 M 2374 M 2459 M 2371 M 2542 M 2617 M Aandeel in % van het BNI 0,39% 0,57% 0,40% 0,52% 0,49% 0,42% 0,47% 0,55% 0,62% 0,53% Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Dit gezegd zijnde, groeien de uitgaven voor interventies binnen de selectie van interventies waarbij het milieu een directe rol speelt sneller dan de totale uitgaven (Figuur 4). Deze groei is versneld sinds Figuur 4 : Vergelijkende evolutie van de uitgaven van de Belgische ontwikkelingssamenwerking Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Wat betreft het aantal interventies, is de groei zwakker dan van de uitgaven, wat duidt op een toename van het gemiddeld budget per interventie. Zoals we verder zullen zien (paragraaf 3.1.3) is de stijging van dit gemiddelde vooral te wijten aan de toename van interventies via multilaterale fondsen; de interventies via andere kanalen zagen geen significante verhoging van het budget. We merken op dat het aantal interventies binnen de selectie relatief stabiel blijft tot in 2007 en dat het in 2008 sterk is gestegen (ongeveer + 50%) om zich daarna te stabiliseren. De groei van de uitgaven voor interventies waarbij het milieu een directe rol speelt, is hoger dan de groei van de totale ODA, in het bijzonder vanaf

29 3. Belangrijkste bevindingen Specifieke dynamiek van de uitgaven in de belangrijkste sectoren waarin het milieu een grote rol speelt Figuur 5 toont de verdeling van de uitgaven per sector van de selectie. De figuur illustreert in dalende volgorde het grote aantal sectoren en subsectoren die zijn betrokken: - de "multi-sector" (23% van het budget in de selectie), waaronder de veelzijdige interventies voor rurale of stedelijke ontwikkeling vallen 19 ; - landbouw en veeteelt (22% van het budget in de selectie), bijzonder gevoelig vanuit milieuoogpunt, niet alleen vanwege de mogelijke gevolgen (positief of negatief), maar ook vanwege de kwetsbaarheid voor veranderingen in het milieu (klimatologische of andere); - water en sanitatie (12%), een sector die ook wordt beïnvloed door de mogelijke effecten op het milieu en de gevoeligheid voor veranderingen in het milieu (klimaat, watervervuiling, overexploitatie van de grondstof); - transport en opslag (10%), waar de relatie met het milieu en in het bijzonder het klimaat, ook belang heeft; - milieubescherming (8% van de selectie, wat overeenkomt met ongeveer 2% van de totale Belgische ODA voor ); - De andere, minder kritieke sectoren uit de selectie, zijn: humanitaire hulp (<7% van het budget), energie (<6%), industrie (<5%) en gezondheid (<4%); - Deze worden gevolgd door een aantal sectoren die in budgettaire termen verwaarloosbaar zijn: conflicten, vrede en veiligheid; onderwijs; sociale infrastructuur; visserij en aquacultuur; bevolking, gezondheid, vruchtbaarheid en bosbouw, die samen minder dan 5% van het totaal vormen. 19 Interventies in de Multi-sector worden gecodeerd als DAC- CRS Er zijn verschillende subsectoren die vaak geïntegreerde interventies doen. Deze kunnen omvatten: multisectorale hulp waar een interventie afhangt van een integrale visie op een aantal sectoren; stedelijke ontwikkeling wanneer het interventies betreft die gericht zijn op het urbanisme, de geïntegreerde aanpak van stedelijke/lokale ontwikkeling en de beheers- en dienstenmodaliteiten;plattelandsontwikkeling door middel van activiteiten, begeleidende maatregelen en instrumenten voor de planning, coördinatie en beheer van de regionale ontwikkeling;nietagrarische alternatieve ontwikkeling bij interventies die zijn gericht op bijvoorbeeld het verminderen van illegale gewassen; multisectoraal onderwijs en opleiding waarin met name de studiebeurzen zijn opgenomen; en ten slotte de wetenschappelijke en onderzoeksinstellingen wanneer de sector niet kan worden bepaald. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 27

30 Figuur 5: Verdeling van de uitgaven van de selectie per sector voor de periode Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Deze verdeling is relatief vergelijkbaar qua aantal interventies, maar met een groter relatief gewicht van de landbouw en de veeteelt, die de eerste sector van de selectie worden (36% van de interventies). Deze sector, waarvan de activiteiten in principe worden gespreid in de ruimte, wordt gekenmerkt door relatief kleine interventies met een potentieel verhoogde verspreiding van bepaalde milieu-effecten (positief of negatief). De sector industrie vertoont diezelfde kenmerken binnen de selectie (relatief groot aantal interventies met een relatief klein budget). Het omgekeerde doet zich voor bij de sector milieu, water en sanitatie en transport en opslag. We zien een groei van bijna alle sectoren binnen de selectie, met als voornaamste sectoren: - landbouw en veeteelt (meer dan 200 % over 10 jaar), die van de tweede naar de eerste plaats gaat in termen van budget, met een aanzienlijke groei vanaf Deze sector houdt gelijke tred met de selectie wat betreft de toename van alle middelen besteed aan interventies waarbij het milieu een directe rol speelt (Figuur 6); - transport en opslag (bijna 550 % over 10 jaar), waarbij het budget aanzienlijk gestegen is sinds 2009, om zo in 2011 op de derde plaats terecht te komen. In vergelijking is deze sector sneller geëvolueerd dan de algemene tendens (Figuur 6); - water en sanitatie (bijna 350%), die sneller groeit dan de selectie van alle interventies waarbij het milieu een directe rol speelt; - het milieu (bijna 370 % over 10 jaar), die in 2011 een vijfde plaats bezette in budgettaire termen en waarvan de opkomst sinds moet worden benadrukt; - energie, waarvan het aandeel van het budget in 2002 onbeduidend was en dat in 2011 ongeveer 50 miljoen euro bedroeg (6e plaats). - Laten we ook het belang van de generieke "multi-sector"-categorie niet vergeten, die goed is voor bijna 100 miljoen in 2011, maar die trager groeit dan de totale selectie van interventies waarbij het milieu een directe rol speelt. Bovendien is hun relatie met het milieu moeilijk om vast te stellen. 28

31 3. Belangrijkste bevindingen Figuur 6: Vergelijkende evolutie van de uitgaven van de Belgische samenwerking voor de belangrijkste sectoren waarbij het milieu een directe Basis 2002 = 100 rol speelt Algemene trends in de uitgaven voor interventies waarbij het milieu een directe rol speelt Landbouw en veeteelt Transport en opslag Water en sanitatie Milieubescherming Energie Multi-sector Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA. be Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 29

32 We constateren dat er veel sectoren zijn waarin milieu een directe rol speelt. De belangrijkste dynamiek is: - het groeiende budget voor de sectoren die geconfronteerd worden met de traditionele samenwerkingsuitdagingen, met name Transport (budget vermenigvuldigd met 5 over 10 jaar), Landbouw (budget vermenigvuldigd met 2 over 10 jaar) en Multi-sector. - de opkomst van specifieke milieugebonden interventies en interventies in de sector Water en sanitatie vanaf de doorbraak, sinds 2010, van de energiesector, die tot dan toe onbenut bleef Sterke groei van de sectoren waarin het milieu een directe rol speelt, verbonden aan de toekenning aan globale fondsen vanaf 2009 Tussen 2008 en 2009 is er een sterke groei van de Belgische ontwikkelingshulp waarneembaar. De niet-gelokaliseerde uitgaven ("universeel domein") zijn met 240% gestegen in 2009 en domineren vooral de interventies waarbij het milieu een directe rol speelt (38% in 2009). Zelfs al kunnen ze niet noodzakelijk de gehele groei verklaren van het financiële gewicht van de selectie vanaf 2009, toch trekt het evaluatiestaal van de 30 belangrijkste nieuwe interventies van 2009 onze aandacht (opgenomen in Tabel 2 hierna). Twee derden van deze interventies hebben een universeel of continentaal karakter en bedragen samen ongeveer meer dan 150 miljoen euro. Het betreft met name de bijdragen aan grote internationale fondsen en instanties (Europees Ontwikkelingsfonds ongeveer 65 miljoen euro, de Wereldbank ongeveer 45 miljoen euro, het Wereldmilieufonds ongeveer 22 miljoen euro, het UNDP meer dan 6 miljoen euro en Unicef bijna 6 miljoen euro in 2009). Zoals te zien is in Tabel 2, blijft deze tendens doorgaan voor de jaren 2010 en De belangrijkste sectoren zijn, in dalende budgettaire volgorde: transport-opslag, landbouw-veeteelt, "multi-sector" en energie. Deze interventies vallen vooral onder de milieucategorieën 4 (met het milieu als secundaire doelstelling) en 6 (het milieu speelt geen enkele rol). Deze evolutie weerspiegelt de voortvarende politieke beslissing om krediet te verlenen aan internationale organisaties door middel van core funding die geen specifieke toewijzing van de interventies toelaat. De niet-gelokaliseerde interventies overheersen (33% van de selectie) en groeien sneller dan de interventies waarbij het milieu een directe rol speelt, zodat deze tendens vanaf sterker wordt; Het betreft hier vooral bijdragen aan internationale fondsen (EOF, WB, GEF, UNDP) in sectoren met een traditionele problematiek - transport, landbouw, multi-sector; Door de toekenning van deze core funding" aan globale fondsen kunnen de interventies niet specifiek worden toegewezen. 30

33 Tabel 2: Lijst van de 30 nieuwe interventies van de selectie in 2009 met het grootste financieel belang* 3. Belangrijkste bevindingen Titel Titularis van het budget Uitvoerder Land/Regio Hoofdsector Samenwerkings kanaal Uitgaven 2009 Uitgaven 2010 Uitgaven 2011 Algemene bijdrage Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) - toegekend DG-D Europees Ontwikkelingsfonds UNIVERSEEL 1 Transport en aandeel voor ''Transport'' opslag Multilateraal Wereldmilieufonds (GEF) CORE - toegekend aandeel voor de sector Milieu DG-D Wereldmilieufonds UNIVERSEEL Milieu bescherming Multilateraal Deelname aan de 3-jaarlijkse aanvulling van de International Development Association van de Wereldbank - toegekend aandeel DG-D Wereldbank 3 Transport en UNIVERSEEL opslag voor de sector Transport & Opslag Multilateraal Deelname aan de 3-jaarlijkse aanvulling van de International Development Association van de Wereldbank - toegekend aandeel voor de sector Energie DG-D Wereldbank UNIVERSEEL Energie Multilateraal Deelname aan de 3-jaarlijkse aanvulling van de International Landbouw en Development Association van de Wereldbank - toegekend aandeel DG-D Wereldbank UNIVERSEEL veeteelt voor de sector Landbouw, Bosbouw & Visserij Multilateraal Lening van staat tot staat - financiering voor het baggeren van de haven van Douala DG-D FOD Financiën KAMEROEN Transport en opslag Categ orie Overheids samenwerking Watersaneringsproject in de steden Tinghir en Zagora DG-D BTC MAROKKO Water en sanitatie Overheids samenwerking Algemene bijdrage Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) - toegekend aandeel voor ''Water en sanitatie'' DG-D Europees Ontwikkelingsfonds UNIVERSEEL Water en sanitatie Multilateraal Deelname aan de 3-jaarlijkse aanvulling van de International Development Association van de Wereldbank - toegekend aandeel DG-D Wereldbank UNIVERSEEL Water en sanitatie Multilateraal voor de sector Water & Sanitatie Algemene bijdrage Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) - toegekend aandeel voor ''Multi-sector'' DG-D Europees Ontwikkelingsfonds UNIVERSEEL Multi-sector Multilateraal VN UNDP - Programma voor UNDP Vrijwillige onbestemde bijdrage, aandeel toegekend voor multisectoren DG-D de ontwikkeling Wederopbouwlening UNIVERSEEL Multi-sector Multilateraal Staatslening aan Kenia - financiering van de verbetering en Overheids DG-D FOD Financiën KENIA Energie uitbreiding van het landelijke elektriciteitsnet samenwerking Lening van staat tot staat - financiering voor de studie en de uitvoering van het herstel van de "Pont de l'enfance" over de Sanga rivier bij Koro UNICEF onbestemde bijdrage - bedrag toegekend aan de sector Hulp aan multi-sector Algemene bijdrage Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) - toegekend aandeel voor "Landbouw" Algemene bijdrage Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) - toegekend aandeel voor "Humanitaire hulp" (wederopbouw) Lening van staat tot staat - financiering voor een project van mediaeducatie Algemene bijdrage Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) - toegekend aandeel voor "Industrie" Deelname aan de 3-jaarlijkse aanvulling van de middelen van het Afrikaanse Ontwikkelingsfonds - Toegekend aan de sector Landbouw, Bosbouw & Visserij Deelname aan de 3-jaarlijkse aanvulling van de International Development Association van de Wereldbank - Toegekend aandeel voor Industrie, Mijnbouw & Constructie DG-D FOD Financiën KAMEROEN DG-D VN Unicef - Kinderfonds Wederopbouwlening DG-D Europees Ontwikkelingsfonds UNIVERSEEL Transport en opslag Overheids samenwerking UNIVERSEEL Multi-sector Multilateraal Landbouw en veeteelt Multilateraal DG-D Europees Ontwikkelingsfonds UNIVERSEEL Humanitaire hulp Multilateraal DG-D FOD Financiën KENIA Onderwijs Overheids samenwerking DG-D Europees Ontwikkelingsfonds UNIVERSEEL Industrie Multilateraal DG-D African Development Bank (speciale fondsen) - ADB AFRIKAANS CONTINENT 5 Landbouw en veeteelt Multilateraal DG-D Wereldbank UNIVERSEEL Industrie Multilateraal Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 31

34 BIO 20 - Ontwikkelingsfonds - Hohhot City Gas - China Lening van staat tot staat - ongebonden hulp - de financiering van de sanitatie van een sub-station en de levering van een mobiel onderstation Strategie voor veiligheid en stabiliteit in Oost-Congo door een gedelegeerde samenwerking voor het herstel van de hoofdwegen Deelname aan de 3-jaarlijkse aanvulling van de middelen van het Afrikaanse Ontwikkelingsfonds - Toegekend aan de sector Transport & Opslag Deelname aan de 3-jaarlijkse aanvulling van de middelen van het Afrikaanse Ontwikkelingsfonds - Toegekend aan de sector Water & Sanitatie Wereldmilieufonds (GEF) CORE - toegekend aandeel voor de sector Energie Algemene bijdrage Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) - toegekend aandeel voor "Energie" Multilaterale samenwerking - opvolging van de Topconferenties van de Francophonie DG-D Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden - BIO DG-D FOD Financiën MOZAMBIQUE Energie DG-D DG-D DG-D VN UNDP - Programma voor de ontwikkeling Wederopbouwlening African Development Bank (speciale fondsen) - ADB African Development Bank (speciale fondsen) - ADB CHINA Industrie NGA DRC AFRIKAANS CONTINENT AFRIKAANS CONTINENT Transport en opslag Transport en opslag Overheids samenwerking. Overheids samenwerking Multilateraal Water en sanitatie Multilateraal DG-D Wereldmilieufonds (GEF) UNIVERSEEL Energie Multilateraal DG-D Europees Ontwikkelingsfonds UNIVERSEEL Energie Multilateraal RW Cte WB & G NIET NADER BEPAALDE INTERNATIONALE INSTANTIES UNIVERSEEL Multi-sector Multilateraal Afghanistan Reconstruction Trust Fund DG-D Wereldbank AFGHANISTAN Humanitaire hulp Multilateraal Onderwijsplan voor 2009 Afghanistan DG-D VN Unicef - Kinderfonds Wederopbouwlening AFGHANISTAN Humanitaire hulp Multilateraal UNIVERSEEL/ LAND NIET GESPECIFICEERD/België; 2 Verplichte en vrijwillige multilaterale core en earmarked;3 Wereldbank groep: IDA International Development Association - Wederopbouwlening; 4 gouvernementele samenwerking voor microprojecten MIP/PAF inbegrepen; 5 CONTINENT AFRIKA - Regio, meerdere landen of onbepaald * de lijnen met een gekleurde achtergrond accentueren de interventies waarbij het budget ook na 2009 aanzienlijk blijft. Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be 20 BIO, de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden is een instelling van de Belgische staat. Haar opdracht bestaat uit het steunen van de privésector in ontwikkelingslanden door financiering op lange termijn te verstrekken aan KMO s en microfinancieringsinstellingen. BIO is in de ODA.be database echter opgenomen als niet-gouvernementele en/of andere actor. 32

35 3. Belangrijkste bevindingen 3.2. Indeling in milieucategorieën van de interventies waarbij het milieu een directe rol speelt De interventies waarbij het milieu een secundaire rol speelt en de interventies waarbij het milieu geen enkele rol speelt, vormen een belangrijk onderdeel van de indeling. Ter herinnering, de interventies in sectoren waarin het milieu een directe rol speelt, werden ingedeeld in zes milieucategorieën: - Categorie 1: interventies van de sector Milieubescherming die niet behoren tot categorie 2. - Categorie 2: interventies van de sector Milieubescherming uitgevoerd door gespecialiseerde, voornamelijk multilaterale milieuorganisaties. - Categorie 3: interventies met het milieu als hoofddoelstelling buiten de sector Milieubescherming (DAC milieu-marker 2). - Categorie 4: interventies waarbij het milieu een bijkomende doelstelling vormt buiten de sector Milieubescherming (DAC milieu-marker 1). - Categorie 5: interventies waarbij het milieuaspect " niet nader bepaald" is (DAC milieu-marker N). - Categorie 6: interventies waarbij het milieu "geen enkele rol speelt" (DAC milieumarker 0). De mainstreaming van het milieu valt deels onder de interventies van categorie 3 en 4. De analyse van deze milieucategorieën (Figuur 7) toont aan dat: - de interventies van de sector Milieubescherming 21 binnen de Belgische samenwerking een minderheid blijven vormen (ongeveer 2% van de totale Belgische ODA en 8% van het budget van de selectie). - de interventies met milieuzorg als hoofddoelstelling 6% vertegenwoordigen van de uitgaven besteed aan de selectie en 1,2% van de Belgische ODA voor de periode de interventies waarbij het milieu een secundaire rol speelt, het belangrijkste financieel volume vertegenwoordigen voor de sectoren waarin het milieu een directe rol speelt (36% van de selectie) de transversale integratie van het milieu (mainstreaming in andere sectoren waarbij het milieu een rol speelt) bemoedigend is en interventies betreft die 53% van het budget vertegenwoordigen. - de interventies van de selectie waarbij het milieu geen enkele rol speelt, 30% vertegenwoordigen van het budget besteed aan sectoren waarin het milieu een directe rol speelt, terwijl de interventies waarbij de rol van het milieu niet is bepaald, voor 9% van het budget van de selectie staan. Deze constatering dat er geen rekening wordt gehouden met het milieu is nog belangrijker binnen de totale ODA - we stellen vast dat categorie 6 meer dan 62%, en categorie 5 ongeveer 21% van de Belgische officiële ontwikkelingshulp vertegenwoordigt voor de periode Milieucategorieën 1 en 2 (zie paragraaf 2.4) Categorie 4 vertegenwoordigt bijna 12 % van de totale Belgische ODA bijdrage voor die periode Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 33

36 Figuur 7: Indeling van de selectie per milieucategorie voor de periode Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be 34

37 3. Belangrijkste bevindingen Figuur 8 hieronder toont de evolutie van het aandeel van de uitgaven per milieucategorie voor de interventies in sectoren waarin het milieu een directe rol speelt. Figuur 8: Evolutie van het gedeelte van de uitgaven per milieucategorie voor de interventies van sectoren waarin het milieu een directe rol speelt ( ) Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be De interventies van categorie 3 kennen een groei: de uitgaven gaan van 7,2% naar 20%, met een piek van bijna 26% in Bij meer en meer interventies die niet specifiek milieugebonden zijn, is milieuzorg één van de doelstellingen. We constateren ook dat, na verloop van tijd, het belang van de interventies waarbij de aandacht voor het milieu niet nader is bepaald 23 significant daalt op budgettair vlak en nog meer op het gebied van het aantal interventies. Dit wijst op een grotere aandacht voor het milieu bij de voorbereiding en documentatie van de interventies 24. Het is mogelijk dat deze tendens het gevolg is van een sensibilisering door de dossierbeheerders om de gegevens correcter in te voeren, of van een herziening a posteriori door de milieudienst van de Belgische samenwerking. Een andere hypothese is dat de bijdragen aan de globale of specifieke fondsen standaard worden ingevoerd als rekening houdend met het milieu, gegeven het algemene beleid van elke internationale organisatie. We stellen vast dat het multilateraal kanaal voor 2009 goed is voor bijna De interventies van categorie 1 en 2 blijven stijgen, maar zijn beperkt van 1 tot bijna 3% voor de eerste en van 5,7 tot bijna 8% voor de tweede categorie Milieucategorie 5 (zie paragraaf 2.4) Merk op dat deze daling een zekere afwijking betekent voor de andere categorieën, in de mate waarin veel "niet nader bepaalde" interventies van bij het begin van de periode, nu in andere categorieën zijn ingedeeld. Een deel van de groei aan het einde van de periode is te danken aan een betere gegevensinvoer. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 35

38 De drie onderstaande grafieken (Figuur 9) geven de vergelijkende evolutie weer per categorie van uitgaven voor interventies waarbij milieu een directe rol speelt. Bepaalde categorieën (2 en 4) groeien aan hetzelfde tempo als de totale steun, terwijl anderen een gevoelig verschillend tempo volgen: - categorie 1. Zelfs als, zoals we gezien hebben, het globale volume van de uitgaven bescheiden blijft, toch is de groei verdrievoudigd. De evolutie van categorie 2 volgt de algemene tendens, behalve op het einde van de onderzochte periode. - categorie 3. Zoals hierboven werd aangetoond, vertoont categorie 3 een sterke groei, daar waar er bij categorie 4 geen bijzondere evolutie zichtbaar is in vergelijking met de evolutie van de totale steun. - categorie 5. Ze vertoont een daling en wordt onbestaande tussen 2008 en 2009, wat te danken kan zijn aan een betere sensibilisering van de projectleiders voor de integratie van het milieu en/of aan de invoermodaliteiten van de DAC milieumarker. - categorie 6. Ze evolueert bijna tegen hetzelfde tempo als de algemene tendens, met een lichte stijging in die niet over het hoofd mag worden gezien. 36

39 3. Belangrijkste bevindingen Figuur 9: Vergelijkende evolutie van de uitgaven voor interventies waarbij het milieu een directe rol speelt per milieucategorie Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be De interventies van de sector Milieubescherming hebben een lage absolute waarde (bijna 8% van de selectie), maar vertonen een groei ten opzichte van de evolutie van de uitgaven voor interventies waarbij het milieu een directe rol speelt. De interventies met een primaire en secundaire milieudoelstelling als gevolg van een bepaalde mainstreaming van het milieu groeien, vooral die interventies waarbij milieu een primaire doelstelling is (doorslaggevend). Het milieu speelt bij 30% van de interventies van de selectie geen enkele rol. Maar nadat de interventies van categorie 5 tussen 2008 en 2009 zo goed als verdwenen zijn, wordt de rol van het milieu vaker geïdentificeerd. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 37

40 3.3. Indeling van de interventies waarbij het milieu een directe rol speelt per samenwerkingskanaal Initiële budgettaire gelijkwaardigheid tussen de samenwerkingskanalen en sterke groei van de multilaterale kanalen vanaf 2009 Over de hele periode stellen we voor de interventies in sectoren waarin milieu een directe rol speelt een relatieve budgettaire gelijkwaardigheid vast tussen de drie hoofdkanalen van de Belgische samenwerking - van overheidswege, multilateraal en de niet-gouvernementele actoren NGA (Figuur 10). Het kanaal "NGA's" nietgouvernementele actoren 25 geniet een iets kleinere steun. De belangrijkste politieke oriëntaties in deze materie worden gedeeltelijk bepaald 26 op basis van deze bevindingen. De recente evolutie (Figuur 11) toont echter een verbreking van dit evenwicht, met een belangrijke groei van het budget van de selectie toegekend aan het multilateraal kanaal in 2009, waardoor deze van de laatste naar de eerste plaats verschuift, en bijna 50% van het budget van de selectie vertegenwoordigt in 2011, ten opzichte van 30% voor de overheidssamenwerking en ongeveer 20% voor de NGA's. Figuur 10: Indeling van de uitgaven voor interventies waarbij het milieu een directe rol speelt per samenwerkingskanaal Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Aandeel in de totale ODA Overheidssamenwerking ,42% Interventies in sectoren Multilateraal ,22% waarin het milieu een NGA ,30% belangrijke rol speelt Administratieve kosten ,03% Totale ODA van de Belgische samenwerking % 25 Met inbegrip van de indirecte samenwerking via NGO's (projecten of noodhulp), aan de NGO's (programma's/beleidskaders), de bijdrage aan internationale NGO's, de bijdragen aan NGO's van SUD en de indirecte samenwerking met andere instanties dan NGO's (waaronder BIO s.a.) 26 "De regering probeert om een gelijk deel multilaterale en overheidssamenwerking te hebben, waarbij beide kanalen elk ongeveer een derde van het budget van de DG-D vertegenwoordigen. Het aandeel van de nietgouvernementele samenwerking moet nog worden gehandhaafd, zelfs al is dit aandeel het dubbele van het OESO-gemiddelde. De ontwikkelingssamenwerking erkent de toegevoegde waarde, autonomie en specificiteit van de niet-gouvernementele actoren. Ze wil ook een grotere synergie tussen deze verschillende kanalen. Het gedeelte van de humanitaire hulp moet ook worden gehandhaafd, vanwege de belangrijke noden en vele rampen. " (Algemene Beleidsnota van 23/11/2011) 38

41 3. Belangrijkste bevindingen Figuur 11: Evolutie van de uitgaven in de sectoren waarin het milieu een directe rol speelt voor de drie belangrijkste samenwerkingskanalen ( ) Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Een groot deel van deze groei wordt verklaard door de core funding. In 2009 bedroegen de verplichte bijdragen aan internationale organisaties meer dan 30% van de uitgaven van de Belgische samenwerking van dat jaar (refurnishementfenomeen) Er moet worden opgemerkt dat sommige gerichte interventies van de Belgische samenwerking ook genoteerd werden als "multilateraal." De sterke groei van de multilaterale uitgaven in 2009 was echter niet per se ten koste van de andere twee samenwerkingskanalen, maar met "nieuw geld". Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 39

42 Figuur 12: Evolutie van het aandeel van de uitgaven per samenwerkingskanaal in de sectoren waarin het milieu een directe rol speelt (details voor multilateraal) Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Ook al waren de uitgaven voor sectoren waarin milieu een directe rol speelt in het begin van de periode min of meer gelijk verdeeld over de drie belangrijkste samenwerkingskanalen, toch is de situatie vanaf 2008 veranderd, met een drastische toename voor het multilateraal kanaal. In 2011 vertegenwoordigde het bijna de helft (circa 49%) van de uitgaven De groei van het multilaterale kanaal is vooral te danken aan de bijdragen van België aan internationale organisaties, hoofdzakelijk de verplichte bijdragen waarvan het aandeel steeg van 7% naar bijna 31% van de selectie tussen 2008 en

43 3.4. Uitgaven voor de sector Milieubescherming 3. Belangrijkste bevindingen Een globaal gezien erg kleine, maar groeiende sector Het milieu vertegenwoordigt maar een klein deel van de selectie (8% van het budget), maar is aan het groeien. De uitgaven voor het milieu zijn inderdaad vrijwel vervijfvoudigd over de hele periode en zijn sneller gestegen dan de uitgaven van de selectie (+191%) en van de Belgische ODA (+85%), met een versnelling sinds 2009 (Figuur 13). De concentratie gebeurt ook sneller dan in de selectie. Zo noteren we dat de gemiddelde omvang van het interventiebudget voor de sector milieu bijna verdubbeld is tussen 2002 en Toch moet er worden opgemerkt dat het gedeelte van de Belgische ontwikkelingssamenwerking voor de sector milieu in de periode , erg klein blijft (ongeveer 2% van het budget). Figuur 13: Evolutie van de uitgaven van de sector "Milieubescherming" Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Sterke focus op interventies gericht op de opbouw van het politieke en administratieve beleid binnen de sector Milieubescherming Het gedeelte dat naar de subsectoren gaat voor capaciteitsopbouw (verbonden aan de tweede doelstelling -"noodzakelijke voorwaarden" van de strategienota leefmilieu) is aanzienlijk en vertegenwoordigt 78% van het aantal interventies en 89% van de uitgaven van de sector milieu, met een sterke prevalentie (bijna een budgettaire exclusiviteit) van de subsector "Milieubeleid en administratief beheer" (Tabel 3). Dit volgt de doelstelling van de Strategienota leefmilieu om in de partnerlanden de noodzakelijke voorwaarden te scheppen voor milieubescherming en duurzaam beleid, maar roept toch een aantal vragen op. Aangezien het grootste deel van het budget voor Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 41

44 milieu van de DG-D (en dus ook van het budget voor de subsector "Milieubeleid en administratief beheer") naar de financiering van internationale organisaties zoals UNEP, GEF enz. (waaronder core funding) gaat, is het goed zich af te vragen in welke mate en op welke manier deze organisaties dat budget gebruiken voor de ontwikkeling van de politieke en administratieve expertise. Tabel 3: Verdeling van de uitgaven en interventies binnen de subsectoren "Milieubescherming" in verband met "capaciteitsopbouw" Subsectoren van de "Milieubescherming" Aantal interventies % van alle interventies van de selectie Uitgaven Als % van de totale uitgaven van de drie subsectoren Als % van de uitgaven voor de sector Milieubescherming Als % van het totale budget van de selectie Milieubescherming - Opleiding 12 0,24% ,47% 0,42% 0,03% Bescherming van het milieu - Beleid voor het milieu en het administratief beheer 102 2,02% ,85% 86,44% 6,49% Milieubescherming - Milieuonderzoek 22 0,44% ,69% 2,40% 0,18% Totaal van de drie subsectoren 136 2,70% ,00% 89,26% 6,70% Totaal van de sector "Milieubescherming" 175 3,47% Totaal van de interventies binnen de selectie ,00% Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be 42

45 3. Belangrijkste bevindingen Het multilaterale kanaal als belangrijkste interventiekanaal voor de Milieubescherming, in het bijzonder vanaf 2008 De multilaterale uitgaven primeren in de milieusector (Figuur 14). Zoals men kan zien op Figuur 15, is het vooral de sterke groei van dit samenwerkingskanaal die werd opgetekend sinds 2009, die deze tendens verklaart. Bij de uitgaven in de sector Milieubescherming zijn het vooral de multilaterale interventies van milieuorganisaties (categorie 2) die de interventies uit categorie 1 (zie Figuur 7) domineren. Dit roept dezelfde vragen op als eerder aangehaald in de punten en 2.3, ook al weten we dat een deel van deze financiering aan multilaterale organisaties in België verplicht is uit hoofde van internationale overeenkomsten. Figuur 14: Indeling van de uitgaven van de sector "Milieubescherming" per samenwerkingskanaal ( ) NGA's 6% Overheidssamenwerking 6% Administratieve kosten 0% Multilateraal 88% Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Figuur 15: Evolutie van de uitgaven van de sector "Milieubescherming" voor de drie belangrijkste samenwerkingskanalen ( ) Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 43

46 De uitgaven binnen de sector milieubescherming: Een klein aandeel (8% van de selectie, 2% van de ODA) dat, vooral sinds 2009, sterk beginnen stijgen is tegen een hogere groeisnelheid en concentratie dan de Belgische officiële ontwikkelingshulp voor ; Sterke concentratie van interventies op capaciteitsopbouw van het beleid en de administratie (89% van de uitgaven van de sector Milieubescherming), maar het multilaterale kanaal primeert (88%), waardoor de doelstelling van de interventies onduidelijk blijft Oriëntatie van de interventies waarbij het milieu een directe rol speelt ten opzichte van de doelstellingen van de verdragen van Rio Voor veel interventies kunnen de doelstellingen van de verdragen van Rio niet expliciet worden geïdentificeerd. Ter herinnering, de diensten van de DG-D maken gebruik van vier markers die overeenstemmen met de belangrijke verdragen van Rio (Biodiversiteit, Woestijnvorming, Klimaat-mitigatie en Klimaat-adaptatie) voor elke interventie van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Er kunnen vier waarden aan worden toegekend. Net zoals aan de DAC milieu-marker, kunnen aan de Rio-markers de volgende waarden worden toegekend: 44 - Waarde 0: het betreffende milieuaspect speelt "geen enkele rol" bij de actie. - Waarde 1: het betreffende milieuaspect is "niet het hoofdthema, maar is wel een belangrijke bijkomende doelstelling" ("aandachtspunt"). - Waarde 2: het betreffende milieuaspect is een "hoofddoelstelling" ("belangrijk element"); - Waarde N: de rol van het betreffende milieuaspect is niet nader bepaald. De analyse van de uitgaven per marker bezorgt ons de volgende resultaten: - Bijna de helft (44%) van het budget toegekend aan sectoren waarin het milieu een directe rol speelt, betreft interventies die specifiek zijn gericht op ten minste één van de vier bovengenoemde verdragen (Figuur 16); - De Rio-markers worden vaak gecombineerd (voor 31% van het budget), wat betekent dat er met meer dan één verdrag rekening wordt gehouden. De nietgecombineerde marker met het grootste budget, is die van de mitigatie van de gevolgen van de klimaatverandering. het financieel belang van de milieuproblematiek (mitigatie en adaptatie) wordt hierbij geaccentueerd; - Een minderheid (ongeveer 7%) van de interventies heeft de vier markers, met name de woestijnvorming, de bescherming van de biodiversiteit, de mitigatie van en adaptatie aan de effecten van de klimaatverandering, als primaire of secundaire doelstelling. - Het gedeelte van het budget dat wordt besteed aan de sectoren waarbij het milieu een directe rol speelt en dat elk van de grote verdragen van Rio betreft, stijgt aanzienlijk over de periode, met een sterke versnelling in Het zijn de

47 3. Belangrijkste bevindingen klimaatmarkers (mitigatie en adaptatie elk afzonderlijk) die het sterkst stijgen, waarbij het budget in de loop van de periode met 11 is vermenigvuldigd. Daarop volgen woestijnvorming en biodiversiteit, met budgetten die respectievelijk vermenigvuldigd zijn met 8 en met 7. Figuur 16: Indeling van de uitgaven van de selectie in functie van de Riomarkers Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be We stellen vast dat ongeveer een kwart van het budget gewijd wordt aan interventies waarbij de Rio-markers expliciet in acht genomen werd (waarde 1 of 2) en dat meer dan de helft van het overige budget gebruikt werd voor interventies waarbij de vier milieuaspecten geen enkele rol spelen en/of waar hun rol niet expliciet werd bepaald. Alleen de adaptatie aan de klimaatverandering onderscheidt zich, doordat de toegekende middelen secundair zijn (Figuur 17). Ook de klimaatmitigatie geniet van een lagere beslissingsprioriteit (waarde 2) en secundaire prioriteit (waarde 1), waarbij het aandeel van het budget van de selectie (19% voor waarden 1 en 2) kleiner blijft dan voor de andere Rio-markers. Er moet ook worden opgemerkt dat er niet altijd een duidelijke grens is tussen adaptatie en algemene ontwikkeling, aangezien armoede als een kwetsbaarheidsfactor wordt beschouwd. Dit kan verklaren dat interventies die bijdragen aan de adaptatie aan de klimaatsverandering (op indirecte wijze) niet als dergelijk werden opgegeven, zelfs als, zoals we hebben gezien, de Rio-markers Klimaat-adaptatie het grootste budget van de selectie krijgt (zie Figuur 16 hierboven). Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 45

48 Figuur 17: Indeling van de uitgaven van de selectie in functie van elke Riomarker ( ) Woestijnvorming 14,921 % 14,819 % Biodiversiteit 6,305% 22,160 % 56,614 % N 7,021% 22,142 % 56,018 % N 4,450% 14,816 % Klimaat : mitigatie 15,001 % 65,732 % N,329% 25,033 % Klimaat : adaptatie 19,697 % 54,941 % N Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Een groot deel (44%) van de uitgaven wordt toegekend aan ten minste één van de vier Rio verdragen; De aspecten biodiversiteit, woestijnvorming, klimaat-mitigatie en klimaatadaptatie beslaan elk apart maar een klein gedeelte en worden vaak gecombineerd (voor 31% van het budget van de selectie), met een recente nadruk op de klimaatproblematiek; Een minderheid (ongeveer 7%) van de interventies heeft betrekking op zowel de woestijnvorming, de bescherming van de biodiversiteit, de mitigatie en adaptatie aan de gevolgen van de klimaatverandering als primaire of secundaire doelstelling. 46

49 3. Belangrijkste bevindingen 3.6. Regionale dimensie van de interventies waarbij het milieu een directe rol speelt Regio's Voor het onderzoek werden de landen waar de Belgische ontwikkelingssamenwerking actief is, of ze nu "prioritair" zijn of niet, gegroepeerd in regio's gebaseerd op de geografische indeling van de Verenigde Naties 27. Waar nodig zijn er aanpassingen gebeurd, met name om de geografische indeling van de Belgische samenwerking te respecteren Overwicht van de interventies die niet gelokaliseerd zijn en geografische concentratie op het Afrikaans continent (centraal-west-oost) Over de hele periode werden de uitgaven van de selectie vooral besteed aan nietgelokaliseerde interventies in het domein "universeel 28 " (33%), gevolgd door Centraal- Afrika (18%), West-Afrika (13%), Oost-Afrika (7%), Zuid-Amerika (6%), Noord-Afrika (6%) en Zuidoost-Azië (5%). (Figuur 18). Figuur 18: Indeling van de uitgaven toegekend aan interventies waarbij het milieu een directe rol speelt per samenwerkingsregio voor de periode Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Dit domein omvat de sensibiliseringsacties, de bijdragen aan algemene middelen van internationale organisaties en andere subsidies die niet per land kunnen worden uitgesplitst. Men moet niet vergeten dat de vermelde landen/regio's de landen/regio's zijn waar verondersteld wordt dat de interventie de ontwikkeling bevordert. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 47

50 Andere M Aandeel in het totaal West-Azië/Midden-Oosten 93,4 2,90% Caraïben/Antillen 76,1 2,36% Centraal-Amerika 64,4 2,00% AFRIKAANS CONTINENT 61,6 1,91% Zuid- (en Centraal-) Azië 48,1 1,49% Zuidelijk Afrika/SADC 39,5 1,22% AZIATISCH CONTINENT 11,6 0,36% Oost-Azië/het Verre Oosten 9,9 0,31% Oost-Europa/APD 4,0 0,12% Centraal-Azië 3,8 0,12% Zuid-Europa/staten van het voormalige Joegoslavië 2,2 0,07% AMERIKAANS CONTINENT 1,5 0,05% 48

51 3. Belangrijkste bevindingen Figuur 19: Vergelijkende evolutie van de uitgaven voor interventies waarbij het milieu een directe rol speelt per samenwerkingsregio Basis 2002 = 100 In stippellijn de algemene trends in de uitgaven voor interventies waarbij het milieu een directe rol speelt 600,00 600,00 500,00 500,00 400,00 400,00 300,00 300,00 200,00 200,00 100,00 100,00 0, , Universeel Centraal-Afrika 600,00 600,00 500,00 500,00 400,00 400,00 300,00 300,00 200,00 200,00 100,00 100,00 0, , West-Afrika Oost-Afrika 600,00 600,00 500,00 500,00 400,00 400,00 300,00 300,00 200,00 200,00 100,00 100,00 0, , Zuid-Amerika Noord-Afrika 600,00 500,00 400,00 300,00 200,00 100,00 0, Zuidoost-Azië Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 49

52 De sterke focus op Afrika weerspiegelt de algemene oriëntatie van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking 29. Een vergelijkende analyse van de ontwikkeling van de uitgaven voor de belangrijkste regio's ten opzichte van de algemene tendens van de interventies waarbij het milieu een directe rol speelt (Figuur 19) laat zien dat: - er een grotere groei kan worden waargenomen dan de algemene tendens voor interventies in Centraal- en Noord-Afrika. De piek van de uitgaven voor Noord- Afrika doet zich voor in 2007, terwijl die van Centraal-Afrika zich voordoet in 2009; - de middelen die worden toegekend aan West- en Oost-Afrika en aan Zuidoost- Azië langzamer evolueren dan de algemene tendens, met een relatieve vertraging voor Zuidoost-Azië vanaf 2006; - het budget voor Zuid-Amerika "trouw" de algemene tendens volgt, maar een relatieve daling kent tegen het einde van de bestudeerde periode; Historisch gezien toont de selectie een plotse stijging van niet-gelokaliseerde uitgaven ("universeel domein") in 2009, die te danken is aan de beslissing om multilaterale organisaties te financieren met een core funding, zoals eerder werd vermeld. De nietgelokaliseerde uitgaven domineren in de selectie, en vertegenwoordigen voor 2011 meer dan het dubbele van de uitgaven die in datzelfde jaar werden toegekend aan Centraal- Afrika (Figuur 15). Onder de gelokaliseerde uitgaven uitgedrukt in absolute waarde, stellen we een bijna constante sterke groei vast in Centraal-Afrika, waar het budget over de hele periode bijna vervijfvoudigd is, vooral na de hervatting van de samenwerking met de DRC 30. Andere belangrijke regio's voor interventies waarbij het milieu een directe rol speelt, groeien ook op budgettair vlak, met uitzondering van Zuidoost-Azië, dat relatief stabiel blijft "De Belgische internationale samenwerking heeft lang een bijzondere aandacht besteed aan het Afrikaanse continent, vooral aan de regio van de Grote Meren. Het is de wens van België om actief steun te blijven bieden voor de ontwikkeling van de landen die het zwaarst getroffen zijn door extreme armoede". (Algemene Beleidsnota van 23/11/2011) "De bilaterale samenwerking tussen België en de Democratische Republiek Congo werd hervat in 2000, na 9 jaar van opschorting. Sindsdien zijn de samenwerkingsactiviteiten in verschillende sectoren toegenomen: infrastructuur, gezondheidszorg, institutionele steun en goed bestuur, maatschappelijke ontwikkeling, onderwijs". ( 50

53 3. Belangrijkste bevindingen Geografische spreiding van interventies waarbij het milieu een directe rol speelt voor de belangrijkste samenwerkingsregio's De financiële verdeling van de milieucategorieën per regio 31 wordt weergegeven in de volgende figuur (Figuur 20). De interventies van milieuorganisaties (categorie 2) zijn vooral multilateraal en van universele draagkracht, met uitzondering van twee NGO's (WWF België en Groenhart) die deel uitmaken van de indirecte samenwerking met de partnerlanden. Bovendien stellen we vast dat een aanzienlijk deel (meer dan 50%) van het budget van categorie 1 ook een universeel karakter heeft. Figuur 20: Indeling van de uitgaven van de selectie per regio, per milieucategorie Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Categorie 6 33,15% Universeel Categorie 1 3,32% Categorie 2 17,74% Categorie 6 37,99% Centraal-Afrika Categorie 1 1,47% Categorie 2 0,10% Categorie 3 14,26% Categorie 3 9,87% Categorie 5 2,22% Categorie 4 38,60% Categorie 4 33,70% Categorie 5 7,59% Categorie 6 29,80% Noord-Afrika Categorie 1 0,11% Categorie 3 36,77% Categorie 6 19,04% Zuidoost-Azië Categorie 1 0,92% Categorie 2 0,12% Categorie 3 27,41% Categorie 5 22,81% Categorie 5 12,03% Categorie 4 21,28% Categorie 4 29,69% Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 51

54 Centraal-Afrika vertegenwoordigt budgetten die relatief goed zijn gespreid over de categorieën (met uitzondering van categorie 2, per definitie). Oost-Afrika heeft vooral toegang tot budgetten van categorie 1, dit staat wellicht in verband met de bijdrage van de Belgische samenwerking voor het beheer van natuurlijke rijkdommen, zoals in Tanzania 32. Dit is eerder het tegendeel voor West- en Noord-Afrika, met een beperkte portefeuille in categorie 1, maar die proportioneel goed zijn bedeeld in categorie 3 voor Noord-Afrika. Dit is eveneens het geval voor Zuid-Amerika, dat ook een belangrijk budget krijgt voor categorie 3. Zuidoost-Azië heeft een atypisch profiel, met een groot budgettair gewicht voor categorie 6 (rol van het milieu als niet bestaand beschouwd), maar ook voor categorie 3 (interventies met milieuzorg als hoofddoelstelling). De regio Caraïben/Antillen wordt financieel gedomineerd door de categorieën 5 en 6, wat verrassend is, gezien de milieuproblematiek in deze regio 33. De geografische gelokaliseerde uitgaven (67% van de selectie) van de Belgische samenwerking worden vooral gedaan op het Afrikaanse continent, vooral het centrale deel (18%) en het westen (13%) en in mindere mate het oosten (7%) en ook het noorden (5%). De interventies waarbij het milieu een directe rol speelt, vertegenwoordigen voor de periode % van de uitgaven in Zuid-Amerika; De uitgaven in de regio Centraal- en Noord-Afrika stijgen sneller dan de algemene tendens van de selectie. Het ritme van deze algemene tendens wordt gevolgd door Zuid-Amerika en in mindere mate door West- en Oost-Afrika. Vanuit het standpunt van de milieucategorieën, vormen de interventies met een primaire of secundaire milieudoelstelling die een mainstreaming van het milieu vertegenwoordigen (categorie 3 en 4), de meerderheid in alle regio's. Deze mainstreaming is sterker in Noord-Afrika, Zuid-Amerika en Zuidoost-Azië waar de uitgaven het milieu als hoofddoelstelling blijven behouden. Het milieu als eerder secundaire doelstelling overheerst in de oostelijke, westelijke en centrale delen van het Afrikaans continent. In Centraal-Afrika, Noord-Afrika en Zuidoost- Azië is de rol van het milieu vooral niet nader bepaald of onbestaand. Toch zijn de interventies waarbij de rol van het milieu niet nader bepaald of onbestaand is, niet verwaarloosbaar De interventies opgenomen in de selectie voor deze regio zijn voornamelijk: - Cuba, met in dalende volgorde van budgettair belang de beoogde sectoren: Humanitaire hulp (2,6 M ), Landbouw en veeteelt (1,2 M ) en in mindere mate Sociale infrastructuur (0,6 M ) en Energie (0,5 M ); - Jamaica, enkel in de sector Water en sanitatie (2,3 M ). - Haïti, vooral op het gebied van Landbouw en veeteelt (0,8 M ). 52

55 3.7. Analyse van de zes belangrijkste landen Algemeen 3. Belangrijkste bevindingen De zes landen die voor België het belangrijkst zijn op het gebied van milieusamenwerking werden bepaald volgens het proces dat werd beschreven in paragraaf 2.8, in functie van de milieudoelstelling en de milieubegroting van deze landen. Ze behoren allen tot de achttien landen die prioriteit krijgen binnen de Belgische samenwerking. Het betreft hier, in dalende volgorde, de Democratische Republiek Congo, Vietnam, Peru, Rwanda, Senegal en Tanzania. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 53

56 54

57 Democratische Republiek Congo (DRC) 3. Belangrijkste bevindingen De DRC is van belang voor het milieu door de bossen, in het bijzonder het regenwoud (waarvan de rol voor het klimaat vaak wordt benadrukt en dat bijdraagt aan een zeer hoge biodiversiteit). Door de uitgestrektheid en de sociaal-politieke instabiele situatie, zijn er veel milieuproblemen, met inbegrip van ontbossing en bosdegradatie (met name voor brandhout rond de grote steden), bodemerosie (bergen in Kivu, steden), vervuiling door de mijnbouw en schade aan beschermde gebieden (ten gevolge van conflicten). De directe bilaterale Belgische samenwerking die gedurende negen jaar werd opgeschort, werd hervat in 2000 en heeft investeringen gedaan op het vlak van infrastructuur (wegen, veerboten), gezondheidszorg, institutionele ondersteuning en goed bestuur, maatschappelijke ontwikkeling en onderwijs, alvorens zich in 2010 op landbouw, plattelandsontwikkeling en technisch- en beroepsonderwijs te richten. Diverse indirecte actoren en multilaterale programma's vertonen meer interesse voor het milieu als sector. Figuur 21 illustreert de groei van de uitgaven van de selectie in de DRC over de beschouwde periode, met een maximum in Deze groei bedraagt 450% en draagt op belangrijke wijze bij aan de evolutie van de uitgaven van de selectie in Centraal- Afrika zoals geïllustreerd in Figuur 19 van paragraaf Figuur 21: Evolutie van de uitgaven van de selectie voor de Democratische Republiek Congo (DRC) en hun aandeel in de totale officiële ontwikkelingshulp aan het land ( ) Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 55

58 De analyse van de milieucategorieën (zie paragraaf 3.2) suggereert dat de milieusector slecht is vertegenwoordigd in de DRC (amper 2,8% van de uitgaven van de selectie in de DRC ten opzichte van 8% van de selectie als geheel - zie Figuur 7). In de sectoren transport-opslag, gezondheid, industrie en conflicten/vrede/veiligheid zijn categorie 3 en 4, waarbij rekening wordt gehouden met het milieu 34 nagenoeg onbestaand in de DRC, wat de situatie weerspiegelt die elders op de hele selectie van toepassing is. Ook al zijn de bossen belangrijk, toch zien we relatief weinig activiteiten in de bosbouwsector (hoewel het aandeel van deze sector in de selectie in Congo, 2%, hoger is dan in de hele selectie). Zoals elders in de selectie, domineren de landbouw en de "multi-sector" de uitgaven van de selectie (met een relatief beperkte milieuoverweging voor deze laatste: meer dan 50% van de uitgaven valt onder categorie 5 en 6 35 ), maar hier worden ze vergezeld door de humanitaire hulp, die goed is voor bijna 20% van de totale uitgaven van de selectie in de DRC (met milieuoverweging - ongeveer 70% van de uitgaven in categorie 3 en vooral 4 - relatief conform aan de hele selectie van deze sector). Figuur 22: Uitgaven van de selectie voor de DRC per sector en milieucategorie Nota bene: Gezien het belang van de middelen toegekend aan de DRC door de Belgische samenwerking, is de budgettaire schaal in Figuur M. Voor de 5 andere landen met belang op milieuvlak, wordt deze schaal beperkt tot 50 M om de leesbaarheid van de informatie te handhaven. Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be 34 Categorie 3: het milieu is "doorslaggevend/belangrijk" (DAC milieu-marker 2) Categorie 4: het milieu vormt een secundaire doelstelling buiten de sector Milieubescherming (DAC milieu-marker 1). 35 Categorie 5: de aandacht voor het milieu is "niet nader bepaald" (DAC milieu-marker N). Categorie 6: het milieu speelt "geen enkele rol" (DAC milieu-marker 0). 56

59 3. Belangrijkste bevindingen Vietnam Vietnam heeft een gemengde ecologie, met enerzijds een bergachtig en bosrijk achterland dat een rijke biodiversiteit herbergt die echter ernstig wordt bedreigd en anderzijds dicht bevolkte rijstvelden waarvan de watertoevoer wordt geregeld door de bosbedekking stroomopwaarts. De Mekong Delta op haar beurt is afhankelijk van een groot internationaal stroomgebied. De stedelijke en industriële ontwikkeling veroorzaakt problemen van vervuiling en van het behoud van vruchtbare grond, terwijl de variabiliteit van de waterstanden en de stijgende zeespiegel de bezorgdheid over de klimaatverandering accentueren. België heeft zijn inspanningen vanaf 2003 op één lijn gebracht met de nationale strategieën, gericht op drie gebieden: (i) water, sanitaire voorzieningen en afvalbeheer; (ii) goed bestuur en versterking van institutionele capaciteiten en (iii) onderwijs en opleiding (met de eerste sectorale steun van België). Op dit moment richt het zich in eerste instantie op governance en anderzijds op water en sanitatie in het kader van de adaptatie aan de klimaatverandering. De uitgaven van de selectie in Vietnam vertonen een gematigde groei, met een piek in 2008 (Figuur 23). Vietnam vertegenwoordigt ongeveer de helft van de uitgaven van de selectie in Zuidoost-Azië. We moeten niet vergeten dat dit de enige prioritaire partner is van de Belgische samenwerking in deze regio. Figuur 23: Evolutie van de uitgaven van de selectie voor Vietnam en hun aandeel in de totale officiële ontwikkelingshulp aan het land ( ) Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be In Vietnam is het de sector water/sanitatie die op budgettair vlak domineert in de selectie (42%), gevolgd door landbouw/veeteelt en de categorie "multi-sector" met een gelijk gewicht (ongeveer 20%). Daarna komen gezondheid, industrie en energie. De andere sectoren binnen de selectie zijn voor dit land verwaarloosbaar. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 57

60 Typisch voor Vietnam is dat de milieusector sterk in de minderheid is (minder dan 2% van de selectie voor dit land, tegen 8% elders in de selectie - zie Figuur 7), terwijl de milieufocus van de Belgische samenwerking in het land is aangetoond. Deze vaststelling lijkt het eerder vermelde feit te bevestigen dat sommige sectoren zoals water/sanitatie en energie in de praktijk interventies blijken te zijn die vergelijkbaar zijn met milieuinterventies. De analyse van de milieucategorieën (zie paragraaf 3.2) suggereert een hoge mate van aandacht voor het milieu 36 in de sectoren water/sanitatie (echter niet meer dan elders in de selectie), "multi-sector" (wel veel meer dan elders in de selectie) en landbouwveeteelt (vooral te wijten aan het grote aandeel van categorie 3 in deze sector), maar een ander belangrijk deel van de budgetten voor dezelfde gevoelige sectoren lijkt geen milieufocus te hebben 37. Binnen deze sectoren bestaat er dus een contrast 38 Zoals over het algemeen het geval is elders in de selectie, genieten de sectoren industrie, transport/opslag en gezondheidszorg weinig aandacht voor het milieu, in tegenstelling tot de energiesector. Figuur 24:Uitgaven van de selectie voor Vietnam per sector en milieucategorie Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Categorie 3: het milieu is "doorslaggevend/belangrijk" (DAC milieu-marker 2) Categorie 4: het milieu is een "belangrijke secundaire doelstelling" (DAC milieu-marker 1). Categorie 5: de aandacht voor het milieu is "niet nader bepaald" (DAC milieu-marker N). Categorie 6: het milieu speelt "geen enkele rol" (DAC milieu-marker 0). Buiten de selectie is er ook een expliciete aandacht voor de milieuopleiding in de onderwijssector, zoals blijkt uit het boek 'Dertig jaar samenwerking tussen België en Vietnam' uitgebracht in

61 3. Belangrijkste bevindingen Peru Peru is een bijzonder gediversifieerd land, met een woestijnvormige kustlijn en erg visrijke mariene wateren, de bergen van de Andes en een belangrijk stuk van het Amazonewoud. De ontbossing van de uitlopers hiervan aan de voet van de Andes gebeurt snel. De mijnbouwsector is er sterk ontwikkeld en is vaak de oorzaak van sociaal-ecologische conflicten. Het land is daarenboven erg gevoelig voor de veranderlijkheid van het klimaat of het oceaan-atmosfeersysteem (El Niño fenomeen) en voor de klimaatverandering, waarbij de watervoorziening in de steden en het droge westen en de veiligheid bij overstromingen en onweersbuien op het spel staan. Na te hebben gewerkt aan het scheppen van werkgelegenheid, de sociale basisdiensten en democratische instellingen, heeft de Belgische samenwerking zich onlangs gericht op de sectoren gezondheid (toegang tot de gezondheidszorg) en het beheer van natuurlijke rijkdommen (met inbegrip van de biodiversiteit, het beheer van overstromingsgebieden, schone technologieën, ecologische landbouw en ruimtelijke ordening). De volgende figuur geeft weer dat de uitgaven van de selectie in Peru in stijgende lijn zijn, waarbij ze meer dan verviervoudigd zijn tijdens het bestudeerde decennium, met een maximum in Figuur 25: Evolutie van de uitgaven van de selectie voor Peru en hun aandeel in de totale officiële ontwikkelingshulp voor het land ( ) Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be In Peru domineert de landbouw/veeteelt sector in de selectie van het land (36% van het budget), veel sterker dan voor de hele selectie (22% - zie Figuur 5), gevolgd door "multi-sector", met daarna, in gelijke delen, de sectoren industrie en energie, die verhoudingsgewijs meer meetellen in de selectie voor Peru (ongeveer 12% per sector) dan in de hele selectie (ongeveer 5% per sector). Daarna volgen gezondheid en Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 59

62 bosbouw, twee sectoren die proportioneel eveneens belangrijker zijn in Peru dan in de hele selectie. De andere samenwerkingssectoren zijn voor Peru eerder verwaarloosbaar, met inbegrip van het milieu, terwijl de milieufocus van de Belgische samenwerking in het land is aangetoond. Deze verrassende bevinding kan worden verklaard door het hoge aandeel van interventies van categorie 3 in dit land, misschien een teken van een "mainstreaming" (transversale integratie) van het milieu, ondanks het ontbreken van bezorgdheid voor het milieu in belangrijke sectoren zoals de industrie en in mindere mate de gezondheid. De analyse van de milieucategorieën (zie paragraaf 3.2) suggereert dat er in de meeste sectoren veel aandacht wordt geschonken aan het milieu 39, met name in de "multisector" en de humanitaire hulp; aanzienlijk meer dan in de selectie als geheel. Hetzelfde geldt voor de energiesector, eveneens in opmerkelijke mate, door het groot aantal interventies van categorie 3. De bosbouw krijgt ook veel milieuaandacht, maar dat is standaard voor de hele selectie. Maar, zoals over het algemeen elders ook het geval is, krijgen gezondheid en industrie erg weinig milieuaandacht 40. Figuur 26: Uitgaven van de selectie voor Peru per sector en milieucategorie Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Categorie 3: het milieu is "doorslaggevend/belangrijk" (DAC milieu-marker 2). Categorie 4: het milieu is een "belangrijke secundaire doelstelling" (DAC milieu-marker 1). Categorie 5: de aandacht voor het milieu is "niet nader bepaald" (DAC milieu-marker N). Categorie 6: het milieu speelt "geen enkele rol" (DAC milieu-marker 0). 60

63 Rwanda 3. Belangrijkste bevindingen Rwanda staat al vele decennia bekend vanwege de sterke druk uitgeoefend door de dichte en groeiende bevolking op de beperkte en kwetsbare natuurlijke rijkdommen (hellingen onderhevig aan erosie), een proces waarop het reageert door herbebossing, bodembehoud, intensivering van de landbouw en conversie naar een economie die minder afhankelijk is van de plaatselijke rijkdommen. België heeft interventies gedaan op het vlak van gezondheid (bouw en herstel van de infrastructuur, institutionele versterking), de versterking van de rechterlijke macht, landbouw, water, sanitatie en rurale energie en legt sedert 2011 de nadruk op gezondheid, energie en decentralisatie. De evaluatie van de Belgische samenwerking in Rwanda (2006) rapporteerde positieve milieu-effecten van een interventie in de bijenteelt. De uitgaven van de selectie in Rwanda zijn over het algemeen gestegen (vervijfvoudiging in het bestudeerde decennium), met een maximum in Figuur 27: Evolutie van de uitgaven van de selectie voor Rwanda en hun aandeel in de totale officiële ontwikkelingshulp voor het land ( ) Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be De interventies van de Belgische samenwerking in Rwanda richten zich vooral op de landbouw (32% van het budget t.o.v. 22% voor de hele selectie), en, zeer opmerkelijk, op energie en gezondheid die elk staan voor bijna 21% van het budget van de selectie in Rwanda, terwijl deze sectoren in het totale budget van de selectie minder dan 5% en 4% vertegenwoordigen (zie Figuur 5). Daarna volgen "multi-sector" en water/sanitatie. De andere sectoren uit de selectie, inclusief de bosbouw, zijn verwaarloosbaar in Rwanda. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 61

64 De analyse van de milieucategorieën (zie paragraaf 3.2) suggereert dat er veel aandacht wordt geschonken aan het milieu 41 in de meeste sectoren, met uitzondering van gezondheid, waar de aandacht voor het milieu onbestaand is 42. De budgettaire last van de milieusector als zodanig binnen de Belgische ontwikkelingssamenwerking is hier, nog meer dan voor Peru, verwaarloosbaar. In veel andere sectoren echter, wordt er wel veel rekening gehouden met het milieu, wat een teken kan zijn van mainstreaming (transversale integratie) van het milieu. Figuur 28: Uitgaven van de selectie voor Rwanda per sector en milieucategorie Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Categorie 3: het milieu is "doorslaggevend/belangrijk" (DAC milieu-marker 2). Categorie 4: het milieu is een "belangrijke secundaire doelstelling" (DAC milieu-marker 1). Categorie 5: de aandacht voor het milieu is "niet nader bepaald" (DAC milieu-marker N). Categorie 6: het milieu speelt "geen enkele rol" (DAC milieu-marker 0). 62

65 3. Belangrijkste bevindingen Senegal Senegal is een Sahelland dat onderhevig is aan woestijnvorming en ontbossing, met name door het gebruik van brandhout in de steden. Vooral het noorden, dat ingrijpend is veranderd door de bouw van grote dammen in de rivier, ondervindt als gevolg van klimatologische schommelingen en andere factoren een sterke druk op het milieu. De kustzones vallen ten prooi aan erosie, overbevissing, overexploitatie van de mangroves (zuiden), stedelijke vervuiling, onevenwicht tussen zoet en zout water in de mondingen. België richt haar inspanningen op het aardnotenbekken (bijzonder arm en kwetsbaarder door de bodemdegradatie), in de gezondheidssector en de sector water en sanitatie. De uitgaven van de selectie in Senegal fluctueerden gedurende de periode, maar zijn over het algemeen gegroeid, met een eerste maximum in 2006 en een tweede in Figuur 29: Evolutie van de uitgaven van de selectie voor Senegal en hun aandeel in de totale officiële ontwikkelingshulp voor het land ( ) Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 63

66 Binnen de selectie richt de Belgische Samenwerking in Senegal zich bijna uitsluitend op drie sectoren: water/sanitatie (39% van het budget), landbouw-veeteelt (33%) en "multi-sector" (23%). De analyse van de milieucategorieën (zie paragraaf 3.2) suggereert een redelijke mate van aandacht voor het milieu 43 op het vlak van landbouw/veeteelt (iets hoger dan de totale selectie - zie Figuur 5) en "multi-sector" (vergelijkbaar met de selectie als geheel), maar vooral in water/sanitatie, waar bijna alle interventies van de Senegalese selectie in deze sector tot de categorieën 3 en 4 behoren. Dit heeft bijgedragen tot de rangschikking van Senegal bij de zes landen die zich onderscheiden op milieuvlak, terwijl de milieusector als zodanig onbeduidend is in dit land. Figuur 30: Uitgaven van de selectie voor Senegal per sector en milieucategorie Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be 43 Categorie 3: het milieu is "doorslaggevend/belangrijk" (DAC milieu-marker 2) Categorie 4: het milieu is een "belangrijke secundaire doelstelling" (DAC milieu-marker 1). 64

67 3. Belangrijkste bevindingen Tanzania Tanzania is een groot land gedomineerd door het klimaat en de vegetatie van de savanne en dun begroeide bossen, maar waarvan de biodiversiteit wordt versterkt door een breed scala aan andere ecosystemen (bosformaties en bergvlaktes, inheemse meren, mangroves, koraalriffen...). Het land onderscheidt zich door haar fauna en beschermde natuurgebieden die, via het toerisme, een bijdrage leveren aan de economie. Toch blijft de bevolking vooral ruraal en arm, en erg afhankelijk van de natuurlijke rijkdommen. Het land kent ook de gebruikelijke problemen van vervuiling, sanitaire voorzieningen en kwetsbaarheid door de klimaatverandering. België heeft interventies gedaan in veel sectoren, waaronder de sanitaire voorzieningen en natuurbescherming. Sinds het samenwerkingsprogramma in 2009 werd ondertekend, richt het zich op het lokaal bestuur (belangrijk voor het milieu) en het beheer van de natuurlijke rijkdommen. De uitgaven van de selectie in Tanzania fluctueerden gedurende de periode, maar groeien over het algemeen, met een dip halverwege de bestudeerde periode. Figuur 31: Evolutie van de uitgaven van de selectie voor Tanzania en hun aandeel in de totale officiële ontwikkelingshulp voor het land ( ) Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Binnen de selectie domineert het budget voor landbouw-veeteelt in de Belgische samenwerking in Tanzania (47% t.o.v. 22% voor de selectie als geheel). Transport/opslag, "multi-sector" en milieu volgen, respectievelijk met een gewicht van 13%, 12% en 10% van het budget van de selectie. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 65

68 Er wordt binnen de landbouw/veeteelt behoorlijk rekening gehouden met het milieu 44 (78% van het budget van deze sector), maar dit loopt gelijk met wat is waargenomen voor de selectie als geheel. Zowel de "multi-sector" als de industriesector worden goed opgevolgd op het gebied van milieu, beter dan de selectie als geheel. Het is opmerkelijk dat een belangrijk deel van het budget voor de industriesector onder categorie 3 valt. De sector transport en opslag geniet echter geen milieuaandacht 45, zoals over algemeen het geval is binnen de selectie. Het is de dominantie van de sector landbouw/veeteelt, met veel interventies in categorie 3 en 4, in combinatie met een sterke milieusector en een categorie "multi-sector" die goed wordt opgevolgd op milieuvlak, die ervoor heeft gezorgd dat Tanzania tot onze top zes behoort. Figuur 32: Uitgaven van de selectie voor Tanzania per sector en milieucategorie Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be 44 Categorie 3: het milieu is "doorslaggevend/belangrijk" (DAC milieu-marker 2) Categorie 4: het milieu is een "belangrijke secundaire doelstelling" (DAC milieu-marker 1). 45 Categorie 5: de aandacht voor het milieu is "niet nader bepaald" (DAC milieu-marker N). Categorie 6: het milieu speelt "geen enkele rol" (DAC milieu-marker 0). 66

69 4. Conclusies 1) De interventies waarbij het milieu een directe rol speelt, kennen een grotere groei dan de Belgische officiële ontwikkelingshulp voor de periode Dit vooral vanaf 2008 als gevolg van het groeiende belang dat sinds die periode aan het milieu wordt geschonken. 2) De verschillende betrokken sectoren hebben een specifieke dynamiek: - de groei van de sectoren die traditioneel een uitdaging vormen, zoals Transport, Landbouw en Multi-sector; - de sterke toename van interventies van milieuorganisaties en van interventies op het vlak van water en sanitatie vanaf 2008; - de opkomst, sedert 2010, van de energiesector, die tot dan een kleine rol speelde. 3) De interventies van de sector Milieubescherming vormen een minderheid, maar nemen toe in vergelijking met de algemene trend van die periode, met een sterke concentratie op de opbouw van de politieke en bestuurlijke capaciteit. 4) Interventies die geen primaire of secundaire milieudoelstellingen hebben, blijven een belangrijk deel vertegenwoordigen van de interventies (39%). Dit betekent niet dat het milieu geen rol speelt bij deze interventies. Sinds 2008 zien we toch een verbeterde identificatie van de rol van de milieudimensie samen met het vrijwel verdwijnen van interventies uit categorie 5. De interventies die een zekere mainstreaming van het milieu weerspiegelen (interventies die buiten de sector van Milieubescherming met primaire of secundaire milieudoelstellingen vallen) zijn vooral aan het groeien op het gebied van milieu als hoofddoelstelling (categorie 3). 5) Voor alle interventies waarbij het milieu een directe rol speelt, wordt een aanzienlijk deel (44%) van de uitgaven voorbehouden voor ten minste een van de vier Verdragen van Rio. De aspecten biodiversiteit, woestijnvorming, klimaatmitigatie en klimaat-adaptatie beslaan elk apart maar een klein gedeelte en worden vaak gecombineerd (31% van het budget van de selectie), met een recente nadruk op de klimaatproblematiek. Een minderheid (ongeveer 7%) van de interventies heeft betrekking op zowel de woestijnvorming, de bescherming van de biodiversiteit, de mitigatie en adaptatie aan de gevolgen van de klimaatverandering als primaire of secundaire doelstelling. 6) De verschillende samenwerkingskanalen bilaterale, multilaterale, indirecte beschikken over een vergelijkbaar totaal budget. De groei van de totale Belgische officiële hulp sinds is hoofdzakelijk afkomstig van multilaterale subsidies. 7) De niet-gelokaliseerde uitgaven groeien en domineren bij de interventies waarbij het milieu een directe rol speelt, in het bijzonder vanaf 2009 als gevolg van Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 67

70 bijdragen aan de internationale fondsen (EOF, WB, GEF, UNDP, enz.) in sectoren die voornamelijk traditionele uitdagingen ondervinden, met name Transport en opslag, Landbouw en veeteelt of Multi-sector; 8) De uitgaven van de Belgische samenwerking kunnen geografisch worden gelokaliseerd op het Afrikaanse continent, met name Centraal- en West-Afrika, en in mindere mate het oosten of het noorden: - de regio's van Centraal- en Noord-Afrika groeien sneller dan de algemene evolutie van de uitgaven waarbij het milieu een directe rol speelt. Het tempo van deze trend wordt gevolgd door Zuid-Amerika en in mindere mate door West-Afrika. - de interventies met milieuzorg als hoofddoelstelling die zijn geïdentificeerd voor potentiële milieu-mainstreaming zijn vooral aanwezig in Noord-Afrika, Zuid-Amerika en Zuidoost-Azië. Het milieu als secundaire doelstelling primeert in Oost-, West- en Centraal-Afrika. In Centraal-Afrika, Noord-Afrika en Zuidoost-Azië is de rol van het milieu meestal niet nader bepaald of onbestaand. 9) Op basis van een combinatie van criteria die de potentiële impact op het milieu en inspanningen voor het milieu beoordelen, zijn de zes belangrijkste landen van de Belgische samenwerking op het gebied van milieu: Democratische Republiek Congo, Vietnam, Peru, Rwanda, Senegal, Tanzania. Ze werden geselecteerd volgens de budgettaire tendensen en de milieucategorieën van de interventies die er zijn uitgevoerd. Deze bevindingen gelden binnen de beperkingen van de kritische inventaris. Er moet worden opgemerkt dat bij het werken met de ODA.be database het evaluatieteam werd geconfronteerd met de vraag of de opgegeven niet-financiële informatie betrouwbaar was. Naast eenvoudige invoerfouten, stond de betrouwbaarheid op ten minste drie vlakken op het spel: 1. de keuze van de DAC-sectorcode die overeenkomt met het doel van de interventies; 2. de waarde van de DAC milieu-marker; 3. de keuze en de waarde van de 4 Rio-markers. De gevonden fouten zijn niet van dien aard dat ze een fundamentele invloed zullen hebben op de grote evoluties die in de huidige kritische inventaris worden voorgesteld. De groeiende aandacht voor het milieu op de verschillende interventieniveau's van de Belgische samenwerking is reëel, maar wordt in deze kritische inventaris wellicht overschat. De terreinzendingen zullen toelaten om voor een aantal interventies meer in detail na te gaan in welke mate de intenties zoals die in de ODA.be gegevensbank werden weergegeven, in de praktijk zijn omgezet. 68

71 Bijlagen Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 69

72

73 Bijlage 1 - Verkennend werk en aanvullende analyses van de interventies van de Belgische ontwikkelingssamenwerking waarbij het milieu een directe rol speelt voor de periode A1.0. Inleiding Met de gegevens uit de ODA.be database kunnen aanvullende bewerkingen worden gedaan. Deze bewerkingen kunnen van bijzonder belang zijn, vooral voor het onderzoek van ten minste drie belangrijke gebieden: - een inschatting van de potentiële impact van interventies van de Belgische samenwerking in sectoren waarin het milieu een directe rol speelt. Dit vestigt de aandacht op punten waarmee rekening dient te worden gehouden bij de voorbereiding en het uitvoeren van het terreinwerk dat zal plaatsvinden in de meeste partnerlanden die belangrijk zijn op milieuvlak; - de milieufocus, dat wil zeggen, het belang dat aan het milieu wordt gehecht; - de gewogen milieubegroting (GMB), die kan worden beschouwd als het deel van het budget dat voor het milieu is voorbehouden Deze verkennende elementen draaien rond drie aspecten: - de definitie van de methodologische aspecten; - de motivering van de keuzes; - de analyse van de resultaten. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 71

74 A1.1. De schatting van de potentiële impact A Methodologische aspecten Het bijzonder bestek (BB) bepaalde dat de interventies moesten worden "ingedeeld op een schaal van -5 tot +5, afhankelijk van de mate van hun veronderstelde positieve of negatieve invloed op het milieu." Echter, uit het onderzoek van de ODA.be database bleek al snel dat ze niet beschikt over informatie die toelaat om letterlijk te voldoen aan dit verzoek. Het is belangrijk op te merken dat het begrip impact (met betrekking tot resultaten) verschilt van de milieucategorieën die verwijzen naar de doelstellingen van de interventies (intenties). Voor een groot aantal interventies geeft de ODA.be database geen enkele indicatie van de negatieve impact, die over het algemeen onafhankelijk is van de doelstellingen en de sector (omdat het zelfs voor een sector waarvan wordt verondersteld dat hij een negatieve milieu-impact heeft, onmogelijk is om vooraf in te schatten in welke mate hij deze impact zal vermeerderen of verminderen). Voor een aantal interventies (categorie 1 tot 4), is er zeker informatie over de aanwezigheid van een milieudoelstelling of - bezorgdheid, waardoor ze kunnen worden ingedeeld volgens hun "milieufocus", maar is er geen enkele indicatie van de effectiviteit bij het bereiken van die doelstelling of van de externe impact op het milieu. Bijgevolg is de indeling zoals die werd gevraagd, onmogelijk. Daarom stellen we hieronder een alternatieve benadering voor, waarbij we niet proberen om de interventies systematisch te onderscheiden op basis van hun positieve of negatieve milieu-effecten. Dergelijke informatie zal vooral tijdens de andere fases van het onderzoek, met name het terreinwerk, worden onderzocht. De alternatieve benadering die we voorstellen, bestaat erin om de aanpak van de "milieufocus" aan te vullen met een benadering volgens een indeling van de "potentiële impact op het milieu": de eerste geeft informatie over de mate van bezorgdheid over het milieu (d.w.z. intenties), de tweede over de potentiële impact en de noodzaak tot bezorgdheid, vooral wanneer deze impact vreemd is aan het doel van de interventie. Deze aanpak is voornamelijk gebaseerd op de volgende overwegingen: - De differentiatie van potentiële effecten per sector (of subsector); - De noodzaak om de diverse elementen van het milieu ("aspecten" in de strategische nota) te onderscheiden, zonder er a priori rekening mee te houden dat ze allemaal samen en in dezelfde richting worden beïnvloed; - De onmogelijkheid, in de meeste gevallen, om aan de hand van de database te beoordelen of de impact positief of negatief zal zijn, zoals hierboven aangegeven; Door de onmogelijkheid om redelijkerwijs meer dan 4 verschillende categorieën te onderscheiden, geven wij de voorkeur aan een indeling van 0 tot 3. De markers van de potentiële impact op het milieu van de sectoren en subsectoren van de bestudeerde selectie (uit de database ODA.be) werden ingeschat volgens het milieu aspect. Hierbij werden de zes prioritaire milieuaspecten van de strategische nota van de Belgische samenwerking behouden (water, woestijnvorming, bossen, biodiversiteit, klimaatverandering, stedelijke omgeving) en aangevuld met het meer generieke 72

75 Bijlage 1 milieuaspect genaamd "andere 46 ". De waarden die aan de potentiële impact op het milieu kunnen worden toegekend, zijn: - marker van de potentiële impact op het milieu 0 : verwaarloosbare potentiële impact. - marker van de potentiële impact op het milieu 1 : gemiddelde potentiële impact. - marker van de potentiële impact op het milieu 2 : sterke potentiële impact. - marker van de potentiële impact op het milieu 3 : uiterst sterke potentiële impact 47 We hebben eerst een score toegekend aan het aspect en aan de sector in het algemeen, om daarna geval per geval te evalueren hoe deze scores kunnen voor elke afzonderlijk subsector kunnen verschillen; om dan uiteindelijk, indien nodig, correcties aan te brengen, zodat voor elk aspect van het milieu, de score (marker) van de sector niet te veel afwijkt van de gemiddelde score van zijn subsectoren 48. Het is van belang om te onthouden dat deze markers niets anders meten dan de potentiële (en dus niet daadwerkelijke) impact: hun rol is eerder om de mate van aandacht te meten die het milieu verdient, of het nu is om het risico op negatieve effecten te verzachten of om de mogelijkheid op positieve effecten te ondersteunen. 46 Het milieuaspect "andere" omvat bijvoorbeeld luchtvervuiling zonder de broeikasgassen en buiten de stedelijke omgeving, afvalbeheer op het platteland (met inbegrip van de opkomende kwestie van bijzondere afvalstoffen, namelijk de elektronica) en aspecten verbonden met de zee. We stellen vast dat de "prioritaire aspecten" van de Belgische samenwerking vrijwel alle bezorgdheden voor het milieu omvatten, ook al is het moeilijk om zaken zoals consumptiepatronen, de verstoring van de stikstofcyclus, de overdracht van persistente polluenten (POP, zware metalen) die de categorieën overschrijden, in te delen Waarde 3 wordt zelden toegekend. Deze bijsturing is aangepast volgens de representativiteit van de subsectoren binnen hun sector; in het geval van sectoren waar een minderheid van subsectoren deel uitmaakt van de selectie, zoeken we niet per se naar een overeenkomst tussen de scores van de sector en de gemiddelden van de geselecteerde subsectoren, omdat deze niet geacht worden representatief te zijn voor de sector. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 73

76 Water Verwoest./ land Bossen Biodiversiteit Stedelijke omg. Klimaat Andere A De waarden van de markerds van de potentiële impact op het milieu per sector en subsector De volgende tabel geeft de waarden weer die zijn toegekend aan elke sector en subsector waarin het milieu een directe rol speelt. Deze waarden zijn toegekend in functie van een redenering die is toegelicht en gemotiveerd in paragraaf A De resultaten hiervan waren het gevolg van een samenhang van kennis en ervaring en vormen daarom een consensuele werkbasis. Aspecten van het milieu die mogelijk getroffen worden Sectorcode Sector/subsector Onderwijs Onderwijs - Uitrusting van de scholen en opleiding Gezondheid Gezondheid - Medische diensten Gezondheid - Basisgezondheidszorg - Infrastructuur voor de basisgezondheidszorg Gezondheid - Basisgezondheidszorg - Strijd tegen malaria Bevolking, gezondheid en vruchtbaarheid - familieplanning Water en sanitatie Water en sanitatie - Watervoorradenbeleid en administratief beheer Water en sanitatie - Bescherming van de watervoorraden Water en sanitatie - Watervoorziening en sanitatie - systemen op grote schaal Water en sanitatie - Watervoorziening - systemen op grote schaal Water en sanitatie - Sanitatie - systemen op grote schaal Water en sanitatie Basisvoorzieningen Water en sanitatie - Waterdistributie - basisvoorzieningen Water en sanitatie - Sanitatie basisvoorzieningen Water en sanitatie - Aanleg van stroomgebieden Water en sanitatie Afvalwaterbehandeling Water en sanitatie - Opleiding/onderwijs over waterdistributie en sanitatie Conflicten, vrede en veiligheid - Verwijdering van landmijnen en niet-geëxplodeerde oorlogsmunitie

77 Water Verwoest./ land Bossen Biodiversiteit Stedelijke omg. Klimaat Andere Bijlage 1 Aspecten van het milieu die mogelijk getroffen worden Sectorcode Sector/subsector Sociale infrastructuur Sociale Infrastructuur - Huisvesting en administratief beheer Sociale Infrastructuur - Low-cost woningbouw Transport en opslag Transport en opslag - Transportbeleid en administratief beheer Transport en opslag - Vervoer over de weg Transport en opslag Treinvervoer Transport en opslag - Vervoer over de binnenwateren Transport en opslag Luchtvervoer Transport en opslag - Onderwijs/opleiding over transport en opslag Energie Energie - Energiebeleid en administratief beheer Energie - Energieproductie (niet-hernieuwbaar) Energie - Energieproductie (hernieuwbaar) Energie - Transmissie en distributie van elektriciteit Energie - Distributie van gas Energie - Olie-gestookte energiecentrales Energie Kerncentrales Energie - Hydro-elektrische centrales en dammen Energie - Geothermische energie Energie - Zonne-energie Energie Windenergie Energie Biomassa Energie Research Landbouw en veeteelt Landbouw en veeteelt - Landbouwbeleid en administratief beheer Landbouw en veeteelt - Landbouwontwikkeling Landbouw en veeteelt - Bewerkbare gronden Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 75

78 Water Verwoest./ land Bossen Biodiversiteit Stedelijke omg. Klimaat Andere Aspecten van het milieu die mogelijk getroffen worden Sectorcode Sector/subsector Landbouw en veeteelt - Watervoorraden voor gebruik in de landbouw Landbouw en veeteelt - Producten voor landbouwkundig gebruik Landbouw en veeteelt Landbouwopbrengsten Landbouw en veeteelt - Industriële gewassen/teelten voor de export Landbouw en veeteelt Vee Landbouw en veeteelt Landhervorming Landbouw en veeteelt - Alternatieve ontwikkeling van de landbouw Landbouw en veeteelt - Popularisering van de landbouw Landbouw en veeteelt - Onderwijs en Opleiding Landbouw en veeteelt - Research in de landbouw Landbouw en veeteelt - Landbouwkundige diensten Landbouw en veeteelt - Bescherming van planten en gewassen, strijd tegen de sprinkhanen Landbouw en veeteelt - Financiële diensten voor de landbouw Landbouw en veeteelt Landbouwcoöperatieven Landbouw en veeteelt - Veterinaire Diensten (vee) Bosbouw Bosbouw - Bosbouwbeleid en beheer Bosbouw Ontwikkeling Bosbouw - Herbebossing (brandhout en houtskool) Bosbouw - Onderwijs en opleiding Bosbouw Research Bosbouw Diensten Visserij en aquacultuur Visserij en aquacultuur - Beleid en beheer van de visserij Visserij en aquacultuur - Ontwikkeling van de visserij Visserij en aquacultuur - Onderwijs en opleiding Visserij en aquacultuur Research Visserij en aquacultuur Diensten

79 Water Verwoest./ land Bossen Biodiversiteit Stedelijke omg. Klimaat Andere Bijlage 1 Aspecten van het milieu die mogelijk getroffen worden Sectorcode Sector/subsector Industrie Industrie - Beleid en administratief beheer Industrie - Industriële ontwikkeling Industrie - Ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) Industrie Ambachten Industrie - Agro-industrie Industrie Bosbouw Industrie - Textiel, leer en aanverwante producten Industrie Chemie Industrie - Cement, kalk en gips Industrie - Farmaceutische producten Industrie Basismetallurgie Industrie - Mechanische en elektrische constructie Industrie Transportmateriaal Industrie - Onderzoek en technologische ontwikkeling Industrie - Mijnbouw - Beleid en administratief beheer Industrie - Mijnbouw - Prospectie en exploratie van mineralen Industrie - Mijnbouw - Olie en Gas Industrie - Mijnbouw - Non-ferrometalen Bouw - Beleid en administratief beheer Toerisme - Beleid en administratief beheer Milieubescherming Milieubescherming - Milieubeleid en administratief beheer Milieubescherming - Bescherming van de biosfeer Milieubescherming Biodiversiteit Milieubescherming - Bescherming van de sites Milieubescherming - Preventie en bestrijding van overstromingen Milieubescherming Opleiding Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 77

80 Water Verwoest./ land Bossen Biodiversiteit Stedelijke omg. Klimaat Andere Aspecten van het milieu die mogelijk getroffen worden Sectorcode Sector/subsector Milieubescherming Milieuonderzoek Multi-sector Multi-sector - Multisectorale steun Multi-sector - Stedelijke ontwikkeling en beheer Multi-sector Plattelandsontwikkeling Multi-sector - Niet-agrarische alternatieve ontwikkeling Multi-sector - Multisectoraal onderwijs en opleiding Multi-sector - Onderzoeks- en wetenschappelijke instellingen Humanitaire hulp Humanitaire hulp - Steun voor wederopbouw en herstel Humanitaire hulp - Preventie van rampen en paraatheid daarvoor A Opmerkingen over de sectoren en verklaring van de indicatorwaarden van de potentiële impact op het milieu Hoewel ze incidenteel de kwetsbaarheid van de sectoren voor de klimaatverandering en veranderingen in het milieu kunnen oproepen, abstraheren de volgende opmerkingen zich grotendeels en concentreren ze zich op de omgekeerde relatie (impact van de sector op het milieu), die als enige is betrokken bij de indicator van de potentiële impact. Deze analyse is van algemene strekking, ze is niet aangepast aan mogelijke bijzonderheden van de interventies van de selectie of van de Belgische samenwerking Onderwijs - uitrusting van de scholen en opleiding Vooral wanneer het onderwijs van hoge kwaliteit en gericht is, is het een krachtig hulpmiddel voor een goed milieubeheer, evenals voor de overgang van een economie gericht op het directe gebruik van de natuurlijke rijkdommen naar een economie met een beter ontwikkelde secundaire en tertiaire sector. De aanwezigheid op school zelf staat vaak in contrast met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen, vooral bij de meisjes. De schoolfaciliteiten (inclusief de gebouwen) oefenen daarnaast een directe druk uit op het milieu in verband met het verbruik van grondstoffen (met een mogelijke impact van ontbossing, bijvoorbeeld) en de productie van afval. Interventies op dit gebied kunnen vragen om aandacht voor bepaalde lokale kwesties in verband met ruimtelijke ordening, verkeer en verstoring voor de buurt. Onderwijs krijgt een 1 op transversale manier (a priori op alle aspecten van het milieu) als gevolg van de positieve algemene effecten (gerelateerd aan algemeen onderwijs of de milieu-educatie zelf) en de druk op het milieu Gezondheid De belangrijkste onmiddellijke druk die voortkomt van de activiteiten in de gezondheidszorg is afkomstig van de productie van gevaarlijk biomedisch afval of de 78

81 Bijlage 1 behandeling ervan (zoals verbranding die dioxines kan vrijgeven). Medische voorzieningen (zoals ziekenhuizen) brengen ook de gebruikelijke invloed mee die verbonden is aan menselijke nederzettingen (zoals verstedelijking, vervoer, huishoudelijk afval, het gebruik van energie en materialen). De exploitatie van planten en dieren met (bewezen of veronderstelde) medische krachten, hebben ook hun weerslag. Dit kan enerzijds een bedreiging vormen voor de biodiversiteit (en indirect ook voor de duurzaamheid van deze distributiekanalen), vooral als ze zeldzame en bedreigde soorten viseren (wat vaak het geval is in Azië), maar dit kan anderzijds ook hun bescherming aanmoedigen. De preventieve strategieën kunnen grotendeels gebaseerd worden op de toestand van het milieu en vragen om interventies in de sector van water en sanitatie of ook (in het geval van gezonde voeding) van de landbouw, waardoor de effecten vergelijkbaar zijn aan de effecten die voor deze sectoren werden geïdentificeerd. Ze kunnen echter ook negatieve externe omstandigheden veroorzaken, zoals in het geval van vectorbestrijding (tegen malaria bijvoorbeeld), met directe impact (eliminatie van vochtige gebieden, toepassing van pesticiden met het risico op escalatie door een aangekweekte resistentie) of indirecte impact (bijvoorbeeld het gebruik van geïmpregneerde muskietennetten voor de visvangst). Over het algemeen wordt geschat dat de impact op het milieu van de gezondheidszorg vooral te maken heeft met de biodiversiteit (score 1) en de "stedelijke omgeving" (score 2). Er wordt vermoed dat de directe impact eerder negatief is Bevolking, gezondheid en vruchtbaarheid - familieplanning Reproductieve gezondheid en gezinsplanning spelen een belangrijke indirecte 49 rol, en a priori een eerder positieve rol, op de druk op het milieu via de demografie. De directe druk van de sector is echter relatief laag, ook al kan men met recht bezorgd zijn over de watervervuiling (althans zoals waargenomen in de ontwikkelde landen) door contraceptiva met een blijvend organisch vervuilend karakter en de effecten op de geslachtsverhouding bij de aquatische fauna Water en sanitatie Watervoorziening is op zich een prioritair milieuthema binnen de Belgische samenwerking. De steun aan de sectoren "water en sanitatie" heeft dus a priori een positieve invloed op het milieu ten aanzien van haar doelstellingen, met name door de inspanningen om de waterverontreiniging te verminderen. Toch bestaat het risico op een negatieve impact, omdat het gebruik van water tegenstrijdig kan zijn (bijvoorbeeld, een interventie om drinkwater op te vangen en te verdelen, kan het debiet van een rivier verlagen, ten koste van haar biodiversiteit en van de gebruikers stroomafwaarts). Bijgevolg, doordat de watersector voorziet in de menselijke behoeften, kunnen we aannemen dat dit gebruik de biodiversiteit in het gedrang brengt (wat de score 1 verklaart voor dit milieuaspect). Het beroep op de watervoorraden kan ook risico's inhouden voor de duurzaamheid ervan, wanneer moeilijk hernieuwbare voorraden worden geëxploiteerd. Sanitatie vormt meer indirect een onderdeel van de prioritaire milieuthema's van de Belgische samenwerking, met inbegrip van het stedelijk milieu (klasse 2). Opnieuw sluit het a priori positieve effect de kans op negatieve bijwerkingen hier niet uit. Het beheer van gebruikt water kan bij voorbeeld beginnen door de vervuiling buiten de stad te brengen en controleert meestal de lozing van nitraten niet, wat belangrijke implicaties 49 Het is van belang om in dit verband te wijzen op de internationale debatten over de Noord-Zuid verdeling van de verantwoordelijkheden in de mondiale achteruitgang van het milieu die hun argumentatie zoeken in de verschillen van de druk (ecologische voetafdruk, uitstoot van broeikasgassen,.. ) die gemiddeld per inwoner wordt gecreëerd. Vaak wordt hierbij geen rekening gehouden met de verschillen op het vlak van het aantal inwoners. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 79

82 inhoudt voor de gebieden stroomafwaarts van de meest bevolkte steden. Het beheer van huishoudelijk afval kan ook beperkt blijven tot het verminderen van het ongemak door het te verplaatsen. Bij vuilnisbelten of stortplaatsen wordt toch nog dikwijls het grondwater vervuild door insijpeling of wordt er bijdragen aan de verandering van het klimaat door de productie van methaan. Een ecologisch afvalbeheer kan echter een vorm van landbouw bevorderen die minder afhankelijk is van externe productiemiddelen (compostering). De sector heeft dus een aantal moeilijk te voorspellen en indirecte gevolgen via haar sociaal-economische effecten Conflicten, vrede en veiligheid - Verwijdering van landmijnen en nietgeëxplodeerde oorlogsmunitie Het plaatsen van landmijnen en de aanwezigheid van explosieven kunnen op zich als een vorm van vervuiling worden gezien. Toch kan de aanwezigheid van landmijnen ervoor zorgen dat er geen nadelige menselijke invloed komt op die plaatsen. Bijgevolg kan ontmijning kan in bepaalde gevallen een negatief effect hebben op de natuurlijke rijkdommen en de biodiversiteit Sociale infrastructuur De opbouw van de sociale infrastructuur (met inbegrip van betaalbare huisvesting voor de armsten) is een onderdeel van de verbetering (score 2) van het stedelijk milieu (breed gedefinieerd) en vormt een van de prioritaire milieuaspecten in de Belgische samenwerking. De sector levert ook een positieve bijdrage aan de millenniumdoelstellingen om het deel van de bevolking dat in sloppenwijken leeft, te verminderen (dit is enigszins arbitrair gemarkeerd als onderdeel van het milieuaspect, maar met een positief effect op onder andere water en sanitatie). De sector is ook, zoals bijna al de andere, een bron van druk op het milieu buiten haar doelstellingen, in het bijzonder op het vlak van grondstoffenverbruik en de uitstoot van broeikasgassen. Daarom zal het voordelig zijn als deze (eerder negatieve) druk wordt erkend Transport en opslag De transportsector is een bron van meervoudige druk op het milieu, met name door de aanleg van infrastructuur (met hun gevolgen voor waterstromen, erosie, biodiversiteit als ecologische barrière - scores 1 voor "bos" en voor "biodiversiteit"), het energieverbruik van voertuigen (uitstoot van broeikasgassen en andere vervuilende stoffen: fijn stof, vluchtige organische stoffen, stikstofoxiden... - score 2 voor "klimaat") en in het bijzonder de toegenomen toegankelijkheid tot natuurlijke rijkdommen (met inbegrip van grond en bossen). Wegenbouw in het regenwoud is een bekende oorzaak van ontbossing (hoewel het effect ook een kanalisering van de druk kan zijn of de intensivering van de landbouw die juist gunstig is voor de bossen). Deze sector speelt ook een belangrijke rol in de verspreiding van soorten buiten hun natuurlijke verspreidingsgebied (een van de grootste bedreigingen voor de biodiversiteit), evenals incidentele verontreiniging (olievlekken, giftige lozingen...). Meer indirecte gevolgen zijn afgeleid van de algemene heropleving van de economie (inherent aan de ontwikkelingsdoelstelling), met verschillende soorten druk, maar ook met nieuwe kansen voor een schone ontwikkeling. De effecten van de sector worden gedifferentieerd volgens het soort transport (bv. het spoor wordt algemeen als minder schadelijk beschouwd dan de weg), en kunnen ook variëren binnen dezelfde soort. Op deze manier kunnen interventies de impact verminderen door een verontreinigende transportwijze te vervangen door een minder vervuilende of betere transportwijze (bv. een weg asfalteren vermindert het brandstofverbruik en de vervuiling, evenals de overlast door stof). We moeten opmerken dat bovenop de absolute druk (bijvoorbeeld de uitstoot van broeikasgassen in T equ.co2/jaar), het relevant is om de relatieve druk (bv. T equ. CO2/T.km van vervoerde goederen) te overwegen met het oog op de verhoging van de milieu- en energieefficiëntie van het transport. 80

83 Bijlage 1 De opslag genereert altijd minder druk, terwijl ze toch deel uitmaakt van dezelfde ontwikkeling; haar druk is gerelateerd aan de verpakking en opslag van gevaarlijke en giftige stoffen, het gebruik van ruimte en energie, de koeling met mogelijke uitgifte van CFK's (beschouwd in de rubriek "andere" milieuaspecten); het verbeteren van de opslagvoorwaarden maakt ook een betere bewaring mogelijk, dus komt er minder druk op de rijkdommen en is er minder afval. Over het algemeen is de balans minder negatief dan voor transport, zelfs eerder positief Energie De sector van de energieproductie genereert significante effecten (inclusief de indirecte), die moeten worden gedifferentieerd volgens de omstandigheden, de energiebron en de mate waarin deze andere vervoegt of vervangt. De milieuaspecten die het meest een rechtstreekse invloed ondervinden, zijn voornamelijk het klimaat en de luchtkwaliteit, die in het bijzonder last ondervinden van de emissie van ozonprecursoren (dit valt onder de rubrieken "stedelijke omgeving" en "andere"). Een belangrijke uitdaging voor de ontwikkeling is om de energieproductie los te koppelen van haar druk op het milieu: net als bij de transportsector, kan een interventie waardoor de sector evolueert naar een grotere milieu-efficiëntie (en aldus de voordelen van de ontwikkeling loskoppelt van zijn negatieve milieudruk) worden beschouwd als positief, ook al heeft het een zekere negatieve druk op het milieu. In de armste landen is de belangrijkste energiebron hout (gebruikt als brandhout en voor houtskool) voor huishoudelijk gebruik (koken, verwarmen). Het gebruik ervan kan duurzaam zijn, maar in het geval van excessieve ontginning veroorzaakt het ontbossing en heeft het diverse gevolgen voor de bodem, het water, de woestijnvorming, de bossen, de biodiversiteit en de koolstofbalans (dus op de klimaatverandering). Houtverbruik draagt bij tot een hoge incidentie van ademhalingsziekten, vooral wanneer de rookgassen thuis niet correct worden afgevoerd (de incidentie van deze ziekten is vergelijkbaar met die van malaria in Afrika). De effecten van het gebruik van hout vormen de basis van de MDG-indicator voor het verminderen van het gebruik van "solide" energiebronnen. Vanuit dit oogpunt zijn de ontwikkelingsactiviteiten van de energiesector over het algemeen positief door het aanbod van alternatieve binnenlandse energiebronnen, of in sommige gevallen door een verbetering binnen de houtindustrie (een optie die echter niet wordt aangemoedigd door de MDG-indicator). Meestal tracht men bij de ontwikkeling van de sector om veeleer drijvende kracht te produceren die de ontwikkeling van andere sectoren ondersteunt (transport, industrie, landbouw), zodat, ongeacht de energiebron, de (positieve of negatieve) milieudruk van deze sectoren wordt verveelvoudigd, met inbegrip van andere effecten dan die welke rechtstreeks verband houden met het energieverbruik. De energiebron is ook bepalend voor de effecten van de sector. De hoofdzakelijk industriële ontwikkelingswijze is voornamelijk gebaseerd op het gebruik van fossiele brandstoffen (olie en steenkool 50 ), die inherent schadelijk zijn voor het klimaat. Daarnaast doen ze vragen oprijzen over de duurzaamheid van de rijkdommen, hebben ze een impact op de winning en het transport en dragen ze bij aan luchtvervuiling, vooral in grote steden. De opwekking van hydro-energie is klimaatneutraal (behalve in de fase van de bouw van de dammen en de gevolgen van de vernietiging van bossen), maar zal wellicht significante effecten hebben op de aquatische ecosystemen, evenals op de beschikbaarheid van water voor andere toepassingen, vooral stroomafwaarts. Agrobrandstoffen zijn het onderwerp geweest van een bekende polemiek omdat hun impact op het milieu vooral verbonden is met een druk op de bodem en een toenemende druk afkomstig van de landbouw. Zachte energieën zoals zonne- en windenergie oefenen ook een druk uit op het milieu (bij de vervaardiging van de apparatuur, het mogelijk genereren van afval en een potentiële verstoring van de natuur), maar de balans is grotendeels positief wanneer ze fossiele brandstoffen vervangen. 50 Een belangrijke bron in partnerlanden zoals Vietnam en Zuid-Afrika. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 81

84 Landbouw en veeteelt Landbouw (inclusief veeteelt) vormt een belangrijk raakvlak tussen de maatschappij en het milieu. De wederzijdse invloeden zijn sterk en veelvuldig, omdat de sector zowel druk uitoefent op het milieu als invloeden ondervindt van veranderingen in het milieu (zoals de klimaatverandering, wijziging van de watervoorraden, woestijnvorming en het verlies aan biodiversiteit). De sector oefent onder meer druk uit door: het waterverbruik en de bijbehorende hydraulische installaties (irrigatie is de grootste waterverbruiker), de verstoring van de stikstofkringloop en eutrofiëring, de uitstoot van broeikasgassen (N2O uit kunstmest, CH4 uitgestoten door herkauwers en rijstvelden), de aantasting van de bodem (zoals erosie of verzilting als gevolg van irrigatie), de woestijnvorming (veeteelt in dorre gebieden) de clearing van bossen (evenals het risico op brand), het verlies van biodiversiteit (wilde en gekweekte), de besmetting van voedselketens met bestrijdingsmiddelen (met inbegrip van POP's, persistente organische verontreinigende stoffen, een aspect ingedeeld onder "andere"). De landbouw oefent niet enkel een negatieve druk uit, doordat ze landschappen en bepaalde vormen van biodiversiteit vormgeeft. Vaak hebben interventies in de landbouwsector een verlichting van de druk als gevolg. Het effect is erg afhankelijk van de landbouwvorm, zodat de overgang van de ene vorm naar de andere soms negatief en soms positief kan zijn. Als antwoord op de bevolkingsgroei en de stijgende marktvraag, vertoont de sector een stijging van de productie, die zich uit in twee elementen: de uitbreiding (in oppervlakte) en de intensivering. Het eerste element, dat situaties kenmerkt waar er nog bewerkbare braakliggende grond is, draagt sterk bij aan de vernietiging van natuurlijke ecosystemen en bossen, aan de kolonisatie van steile en marginale gronden die gevoelig zijn voor erosie of degradatie, of ook aan de dalende productie door vermindering van de rustperiode. Daarom geniet de andere optie, indien mogelijk, de voorkeur. Het tweede element, dat situaties kenmerkt waarbij de ruimte verzadigd is, gaat meestal gepaard met een verhoogde druk op het vlak van verbruik van water, brandstof, kunstmest en pesticiden. Als gevolg van deze twee tendensen en door de schaalvoordelen en de open markt (door de ontwikkeling van het transport), hebben kleine bedrijven met weinig kapitaal de neiging om te worden gemarginaliseerd ten voordele van grote, gemechaniseerde en gespecialiseerde bedrijven die vaak niet bevorderlijk zijn voor de biodiversiteit, afvloeiingen bevorderen (erosie, overstromingen) en afhankelijk zijn van productiemiddelen (eventueel met gebruik van GGO's). Het indirecte effect van de marginalisering van arme boeren is soms enerzijds de toenemende druk op de vrij beschikbare natuurlijke rijkdommen (bossen en andere vegetatie, visbestanden) en anderzijds een plattelandsvlucht (met de effecten ervan in termen van slechte huisvesting en gebrek aan sanitaire voorzieningen). Over het algemeen dragen de ontwikkelingsinterventies meer bij aan de intensivering dan aan de uitbreiding, wat de impact van de ontbossing vermindert (het lijkt erop dat dit vooral het geval is bij de Belgische Samenwerking). Daarom hebben ze de neiging om de druk gerelateerd aan het verbruik van productiemiddelen (water, meststoffen, bestrijdingsmiddelen) te versterken, tenzij ze hebben gekozen voor de nieuwe manieren van ecologische intensivering (de zogenaamde duurzame vormen van landbouw, biologische landbouw of landbouw die weinig productiemiddelen gebruikt): in dit geval is er over het algemeen een positief effect door het vervangen van andere vormen van landbouw, of het nu een landbouwvorm is die de grond uitput of een vorm die intensief gebruik maakt van productiemiddelen. Daarnaast zijn bepaalde interventies in de sector openlijk gericht op het handhaven van een milieuvriendelijke productie (duurzaam waterbeheer, bodembescherming, behoud van agro-biodiversiteit) en hebben ze vanuit dit oogpunt een positief effect. Dus ook al oefenen landbouw en veeteelt een grote druk uit op het milieu, toch hebben veel interventies in de sector een positieve impact Bosbouw Bosbouw staat direct in verbinding met de natuur en heeft daarom noodzakelijkerwijs een impact. Over het algemeen is het de bedoeling om de dynamiek van het bos ten gunste van duurzame productie en diensten af te buigen, een gegeven dat op zich 82

85 Bijlage 1 positief is. Maar bosbouwkundige interventies die gericht zijn op de economische productie of sekwestratie van koolstof (vooral indien gebaseerd op exotische soorten) kunnen schadelijk zijn voor de biodiversiteit, tenzij ze helpen om de druk op de natuurlijke omgeving te verlichten. Ook de intensivering van de bosbouw in spontaan ontstane bossen is vaak vrij schadelijk voor de biodiversiteit (het verwijderen van concurrerende soorten en lianen, exploitatie op te jonge bossen). Dit aspect met betrekking tot de biodiversiteit vormt het belangrijkste verschil met de interventies voor het behoud van bosgebieden die worden ingedeeld in de milieusector. Over het algemeen wordt echter aangenomen dat bosbouwkundige interventies toch eerder een positief effect hebben op het bosareaal en de ecologische diensten van bossen (in relatie tot water, biodiversiteit, broeikaseffect...), in de mate waarin de activiteiten van deze sector proberen om de houtkap te reguleren door plannen voor het beheer ervan of voor duurzame ontwikkeling. Als dit niet gebeurt, bestaat het risico dat de exploitatie inderdaad puur extractief en destructief is, of het nu de commerciële exploitatie van dichte bossen (skimming door overexploitatie van waardevolle bomen, schade door exploitatie, openen van wegen waardoor landbouwkundige ontginning mogelijk wordt, stroperij die daarmee gepaard gaat) betreft, of brandhout kappen om in het levensonderhoud te voorzien (vooral schadelijk rond steden en in minder bosrijke gebieden) of de winning van niet-houtproducten van bijzondere waarde Visserij en aquacultuur Net zoals bij bossen en kreupelhout, is ook de exploitatie van watervoorraden zelden goed geregeld. Meestal staan de verschillende gebruikers in concurrentie met elkaar en streven ze een individuele optimale consumptie na, zonder het lange termijn belang van de hele groep gebruikers in overweging te nemen. Het is duidelijk dat eigen belang boven de bescherming van een gemeenschappelijk goed gaat. Bijgevolg oefent de visserij een aanzienlijke druk uit op de visbestanden, tot op het punt waar overbevissing is uitgegroeid tot een wijdverspreid fenomeen. Maar daarnaast zorgt de visserij ook voor veel directe of indirecte schade aan de soorten waar niet op wordt gevist en op de mariene biotopen. Interventies die gericht zijn op het uitrusten van de vissers kunnen bijdragen aan de versterking van deze tendens, hoewel ze ook kunnen helpen om de visserij te verplaatsen naar gebieden die tot dan toe onderbevist waren. Waar vis wordt gerookt, wordt de visserij ook geassocieerd aan destructieve houtkap, vooral in de mangrovebossen. Aquacultuur is een antwoord op de gevolgen van de overbevissing en kan helpen om dit te reduceren, maar het genereert ook een druk, soms zelfs op de visserij, om voeding te voorzien voor de viskwekerijen. De druk van de aquacultuur bestaat ook uit de vernietiging van mangroves door de installatie van garnalenvijvers en vervuiling als gevolg van het gebruik van biociden of medicatie. De impact op het klimaat mag niet worden geminimaliseerd omdat de visserij een activiteit is met een hoog energieverbruik (de overbevissing reduceert trouwens de energie-efficiëntie) door de motorboten en de koudeketens Industrie De industrie verbruikt veel rijkdommen (grondstoffen, energie, ruimte) en produceert veel afval (vast afval, met inbegrip van chemische en gevaarlijke afvalstoffen, afvalwater, gasvormige emissies, met inbegrip van broeikasgassen). De industriële ontwikkeling heeft de neiging om in het algemeen de druk van deze stromen te verhogen, ook al zijn, door de mondialisering van de handel, de milieueffecten maar voelbaar op lange afstand. De industriële ontwikkeling heeft ook de neiging om de invloed van andere sectoren te verhogen door de economische effecten (energie, transport, handel, landbouw, effecten van de ene industriesector op de andere). Ontwikkelingsinterventies kunnen echter een verbetering van de milieuprestaties van de industrie bewerkstelligen door het bevorderen van moderne technologieën, die schoon en efficiënt zijn (in termen van opbrengst in het transformatieproces) en van strategieën van "industriële ecologie", die erin bestaan om productie-eenheden zo in te delen dat de ene de producten en bijproducten van de Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 83

86 andere gebruikt als grondstof, met een verminderd gebruik van rijkdommen en minder afval tot gevolg. Sommige industrieën (of een aantal subsectoren van de industrie) hebben uiteraard een specifieke impact: de uitstoot van broeikasgassen door de cement- en kalkindustrie (die natuurlijke carbonaten exploiteren), de dynamisering van de bosexploitatie door de houtindustrie (vooral als deze oversized is ten opzichte van de toestand van het bos en haar regressieve dynamiek), druk eigen aan de mijnbouw (emissie van zware metalen bijvoorbeeld, schade aan de wateren, vernietiging van bossen en natuurlijke milieus) Toerisme - Beleid en administratief beheer De toeristische sector is sterk afhankelijk van het milieu en erg geschikt om de milieubescherming (ecotoerisme in het bijzonder) te ondersteunen, maar het is ook een bron van verschillende soorten druk: de uitstoot van broeikasgassen (reizen, klimaatregeling), het verbruik van schaarse lokale rijkdommen (verbruik van water voor douches, zwembaden, golfbanen en tuinen), de productie van afval en afvalwater, de urbanisatie van de kuststreken, de vervuiling als gevolg van de toestroom van bezoekers op bepaalde natuurlijke sites, of een directe druk op bepaalde soorten (souvenirs, jachttoerisme). Het toerisme kan ook leiden tot indirecte effecten gerelateerd aan veranderingen van de levensstijl (diffusie van een consumptiemodel met een grote milieudruk) en aan werkgelegenheid die wordt gegenereerd (een positief voorbeeld is de transformatie van stropers tot ecogidsen). Het administratief beheer van de sector is geschikt om deze druk in de ene of de andere richting te sturen Milieubescherming Per definitie is de sector milieubescherming gericht op en gunstig voor de bescherming van het milieu (in de mate waarin de maatregelen doeltreffend zijn). Het is echter duidelijk dat de impact afhangt van de subsector en de specifieke activiteiten, zodat niet alle sectorinterventies een aanzienlijke en gelijke invloed uitoefenen op alle milieuaspecten. Een interventie gericht op een bepaalde milieu-impact kan zelfs een negatief effect hebben op andere milieuparameters, ook al is dit zelden het geval (een beschermd gebied kan bijvoorbeeld de druk op beperkte ruimtes met een effect van overexploitatie van de plaatselijke rijkdommen bedwingen). Maar er kan ook worden gezegd dat er een positieve en relatief uniforme impact bestaat van de transversale subsectoren van de beleidscapaciteiten Multi-sector De effecten van de categorie "multi-sector" zijn a priori gevarieerd en zeer onbepaald van aard, in het bijzonder voor de subcategorie "multisectorale steun" (code 43010). Dit rechtvaardigt het weglaten van de veronderstelde effecten in deze analyse (maar zou kunnen leiden tot een standaard afwijking van 1 op elke milieurubriek). Enige differentiatie van de waarschijnlijke effecten is nog steeds mogelijk bij de subcategorieën met betrekking tot plattelandsontwikkeling en stedelijke ontwikkeling (score 0 voor de milieurubrieken die weinig of geen effect ondervinden) Humanitaire hulp - Preventie van rampen en paraatheid daarvoor De milieu-impact van de activiteiten ter voorbereiding van een ramp is afhankelijk van hoe het zich voordoen van de rampen wordt beheerst (stapels afval, schade aan ecologische sites enz.). A Identificatie van de sectoren waarin het milieu een directe rol speelt met een sterke potentiële impact De gewogen index van de potentiële impact van een interventie op een milieuaspect is de mate van de impact van de subsector op dit milieuaspect, gewogen op basis van het budget van de interventie. Om dit te doen, kennen we eerst aan elke interventie en voor elk van haar zeven milieuaspecten een waarde toe van de potentiële impact van de 84

87 Bijlage 1 subsector waartoe de interventie behoort. Deze waarden (ter herinnering: tussen 0 en 3) worden elk vermenigvuldigd met het budget van de interventie. Zo verkrijgen we voor elke interventie zeven waarden van de gewogen potentiële impact. Dat drukt dan het gewicht uit (dat positief of negatief kan zijn) van een interventie op de milieuaspecten in functie van de grootte van het budget. Door voor één milieuaspect de gewogen potentiële impact van de interventies van een evaluatiestaal (bijvoorbeeld één land of één sector)op te tellen, verkrijgen we de gewogen potentiële impact van dit evaluatiestaal van interventies op het beschouwde milieuaspect. Zo kunnen we de gewogen potentiële impact vergelijken van verschillende interventies of evaluatiestalen (bijvoorbeeld de gewogen potentiële impact van verschillende sectoren van de selectie), hetzij als zodanig, hetzij door ze te delen door een gemene deler om de schaalverdeling en het begrip van de figuren te bevorderen. Dit hebben we gedaan in deze kritische inventaris, voor de selectie als geheel 51 en voor de zes landen waar de Belgische samenwerking op het milieuvlak het belangrijkste is 52 Gezien hun financiële gewicht in de selectie en de mogelijke milieu-impact van hun subsectoren, zijn het de categorieën "multi-sector", "landbouw-veeteelt", "milieu" en "transport-opslag" waarvan de impact binnen de selectie verondersteld wordt het grootst te zijn, zoals te zien is op Figuur A1. Met uitzondering van het milieu, betreft het sectoren waarin het moeilijk is om de positieve of negatieve richting van deze invloed te voorspellen. In absolute waarden hebben de sectoren bevolking/gezondheid, visserij en aquacultuur, sociale infrastructuur en conflicten/vrede/veiligheid een verwaarloosbare potentiële milieu-impact binnen de selectie. De verdeling van de potentiële milieu-impact van de verschillende sectoren is over het algemeen vergelijkbaar met hun reëel financieel belang binnen de selectie, met uitzondering van de milieusector die ongeveer 17% van de totale potentiële milieuimpact van de selectie vertegenwoordigt, ten opzichte van 8% van zijn reëel budget. Aangezien de impact van de milieusector in principe positief is, begrijpt men dat het behoud van dergelijke specifieke interventies in een samenwerkingsportefeuille een compenserende waarde kan hebben ten opzichte van de negatieve effecten die elders in dezelfde portefeuille worden veroorzaakt. Figuur A 1 Gewogen potentiële impact van de selectie op de verschillende milieuaspecten per milieusector ( ) Voor de selectie als geheel werd de gewogen potentiële impact verdeeld door het totale budget van de selectie voor de hele periode (3225 miljoen ). Daaruit kan worden afgeleid dat in de figuren 30, 31, 33 en 34 de maximum gewogen potentiële impact voor elk milieuaspect 3 is en bijgevolg is de maximum gewogen potentiële impact van de hele selectie dus 3x 7 milieuaspecten =21. In het geval van de landen, wordt de gewogen potentiële impact gedeeld door het totale budget van de Belgische samenwerking in dat land gedurende de hele periode. Hieruit kan worden afgeleid dat op de figuren 38, 42, 46, 50, 54 en 58 de maximum gewogen potentiële impact voor elk milieuaspect 3 is en bijgevolg is de maximum gewogen potentiële impact van de Belgische samenwerking voor het land 3 x 7 milieuaspecten = 21. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 85

88 Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Als we per sector een vergelijking maken van de gewogen potentiële impact (Figuur A1 hierboven) met de milieucategorieën 3 en 4 van Figuur 7, paragraaf 3.2 van de kritische inventaris (die worden verondersteld om a priori het belang voor het milieu van de interventies te vertegenwoordigen), dan zien we dat vrijwel alle belangrijke sectoren van de selectie een potentiële impact hebben op het milieu, waarvan het belang over het algemeen a priori lijkt te worden onderschat in de database. Dit is uiterst belangrijk en daarom bijzonder zorgwekkend voor transport/opslag en industrie, waarvoor de milieuimpact bijna systematisch als onbestaand wordt beschouwd. Twee sectoren uit de selectie lijken een uitzondering te vormen op de regel, namelijk water/sanitatie en energie, waar in de praktijk vaak interventies worden gedaan die kunnen worden gelijkgesteld aan milieu-interventies. Bij de interventies van deze sectoren wordt milieuzorg inderdaad vaak als "doorslaggevend/belangrijk" (categorie 3) beschouwd. 86

89 Bijlage 1 Tabel A1- Vergelijking van de gewogen potentiële milieu-impact met de kosten van de interventies van milieucategorieën 3 en 4 binnen de selectie Sector Aandeel van de gewogen potentiële impact van de sector op de hele selectie (Figuur A1) Aandeel van de uitgaven van milieucategorie 3 en 4 53 op de hele selectie (Figuur 7, paragraaf 3.2 van de kritische inventaris) Landbouw/veeteelt 20% 17% Multi-sector 21% 14% Water en sanitatie 9% 11% Transport en opslag 11% 0,7% Milieubescherming 17% 8,5% Humanitaire hulp 6% 4% Industrie 4% 0,1% Energie 4% 4,8% Figuur A2 hieronder is een eenvoudige transpositie van Figuur A1. Ze laat zien dat alle milieuaspecten een potentiële impact ondervinden van de selectie. Het is echter de biodiversiteit die globaal gezien de meeste impact kan ondervinden (18% van de totale potentiële impact van de selectie), gevolgd door het klimaat, het water en de bossen, milieuaspecten met een vergelijkbare globale potentiële impact van de selectie (ongeveer 15%). De portefeuille van interventies van de selectie lijkt echter een lagere potentiële impact te hebben op andere milieuaspecten, met inbegrip van woestijnvorming (11%). 53 Met uitzondering van de milieusector, waar per definitie categorie 1 en 2 van toepassing zijn. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 87

90 Figuur A 2 Gewogen potentiële impact van de selectie op de verschillende milieuaspecten per sector - getransponeerd ( ) Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Vanwege haar financiële gewicht in de selectie, heeft de sector landbouw/veeteelt een belangrijke potentiële impact op de meeste milieuaspecten (met name biodiversiteit en bossen). De potentiële impact van de sector water/sanitatie van de interventies van de selectie betreft voornamelijk de stedelijke omgeving, de biodiversiteit en natuurlijk het water. De interventies van transport en opslag in de selectie hebben een globale potentiële impact die belangrijker is op het klimaat, de biodiversiteit en de bossen, en minder op het water of de woestijnvorming. De industrie op haar beurt heeft een impact op alle milieuaspecten, met uitzondering van de bossen en de woestijnvorming. De energiesector wordt gekenmerkt door interventies die een potentiële impact hebben op de stedelijke omgeving, het klimaat en de luchtvervuiling. Figuur A3 hieronder geeft een verdeling van de waarden van de potentiële impact per milieuaspect uit de selectie. Om te bevestigen wat voorafging, lijkt het erop dat de woestijnvorming het milieuaspect is dat het minst impact ondervindt van de interventies uit de selectie (slechts 8% van het budget toegekend aan interventies met een hoge impact voor deze sector en 34% van het budget met een verwaarloosbare impact - 0). De biodiversiteit lijkt anderzijds het milieuaspect dat het meest potentiële impact ondervindt van de selectie (25% van het budget toegekend aan interventies met een hoge impact voor deze sector en 67% van het budget met een gemiddelde impact -1). 88

91 Figuur A 3 Verdeling van de uitgaven van de selectie volgens de potentiële impact per milieuaspect Bijlage 1 Water Woestijnvorming/land 21% 1% 21% 8% 0% 0 34% % 57% Bossen Biodiversiteit 22% 1% 25% 0 25% 2% 6% % 67% Stedelijke omgeving Klimaat 21% 1% 29% 0 26% 0% 22% % 52% Andere 8% 0% 26% Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be 66% Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 89

92 Tabel A2 hieronder vergelijkt het budgettair gewicht van de Rio-markers met het budgettair gewicht van de potentiële impact van de interventies uit de selectie. Voor de aspecten "klimaat" (mitigatie), "biodiversiteit" en "woestijnvorming/land", geeft de tabel hogere budgetten weer met een potentiële impact op het milieu dan met een milieudoelstelling (twee maal meer voor woestijnvorming, vier maal meer voor klimaat). Dit geeft opnieuw een mogelijke onderschatting weer van de potentiële impact op het milieu van de samenwerkingsinterventies volgens hun identificatie, formulering en beheer, zelfs al is het opmerkelijk dat in absolute waarden, grote delen van het budget zijn gewijd aan interventies die expliciet rekening houden met de Rio-conventies (29% voor Biodiversiteit, 28% voor Woestijnvorming en 19% voor Klimaat-Mitigatie). Tabel A2- Vergelijking van de uitgaven van de selectie op basis van Riomarkers met de potentiële impact op de verschillende milieuaspecten Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Milieuaspect Verdeling van het budget van de selectie in functie van de betrokken Rio-markers Verdeling van het budget van de selectie in functie van de potentiële impact op het betrokken milieuaspect Biodiversiteit «0» : 56% van het budget «1» : 22% van het budget «2» : 7% van het budget «0» : 6% van het budget «1» : 67% van het budget «2» : 25% van het budget Woestijnvorming «0» : 57% van het budget «1» : 22% van het budget «2» : 6% van het budget «0» : 34% van het budget «1» : 58% van het budget «2» : 8% van het budget Klimaat 54 «0» : 66% van het budget «1» : 15% van het budget «2» : 4% van het budget «0» : 22% van het budget «1» : 52% van het budget «2» : 26% van het budget 54 Om de potentiële impact van de interventies op het klimaat beter te kunnen vergelijken, werken we met de Rio-marker Mitigatie, omdat het wel in de zin van mitigatie is (die als een positief effect kan worden beschouwd) en niet in de zin van adaptatie, dat de waarden voor de potentiële impact werden toegekend. 90

93 Bijlage 1 A Geografische dimensies van de veronderstelde potentiële impact A Samenwerkingsregio's Zowel Figuur A4 als A5 hieronder illustreren de potentiële impact op het milieu van het budget van de selectie in functie van de regio's. Allereerst moet worden opgemerkt dat de regio "universeel" (niet-gelokaliseerde uitgaven) primeert, goed voor bijna 40% van de potentiële impact op het milieu van de hele selectie 55, waarbij het de vraag is of ze specifiek zijn gericht op interventies waarbij milieu een directe rol speelt. Daarna volgen Centraal-Afrika, West-Afrika, Oost-Afrika, Noord-Afrika, Zuid-Amerika en Zuidoost-Azië, in een globale dalende lijn die gelijk loopt met die van het effectieve budget van de selectie. Figuur A 4 Gewogen potentiële impact van de selectie op de milieuaspecten per regio Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be 55 Met andere woorden meer dan zijn belang - 33% - in het effectieve budget van de selectie - zie Figuur 5. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 91

94 Figuur A 5 Gewogen potentiële impact van de selectie op de milieuaspecten per regio - getransponeerd Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be De potentiële impact werd ook ingeschat voor de zes landen die voor de Belgische samenwerking het belangrijkst zijn op milieuvlak. De resultaten worden hierna voorgesteld. 92

95 Bijlage 1 A Democratische Republiek Congo De potentiële impact op het milieu van de selectie in de Democratische Republiek Congo (Figuur A6) is verdeeld over verschillende milieuaspecten met een dominantie van biodiversiteit en bossen, twee ecologisch kwetsbare domeinen in Congo. Water is er in overvloed in de Democratische Republiek Congo en lijkt verhoudingsgewijs minder een probleem te zijn dan elders in de selectie (zie Figuur A5). De belangrijkste sectoren van potentiële impact zijn "multi-sector", humanitaire hulp, transport-opslag en landbouwveeteelt, die relatief goed zijn verdeeld over alle milieuaspecten. Ten slotte moet ook het belang van de energiesector worden aangehaald op de potentiële impact in de sector water, die verbonden is aan de budgetten voor de hydro-elektrische subsector 56. Figuur A 6 Gewogen potentiële impact van de selectie voor de DRC op de milieuaspecten per sector Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be 56 Hydro-elektrische centrales en dammen: Steun aan de elektriciteitsdistributie aan Kisangani ( ) Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 93

96 A Vietnam De impact van de Belgische ontwikkelingssamenwerking in Vietnam is belangrijk voor de aspecten "water" en "ecologisch beheer van steden" die aanzienlijk hoger is dan algemeen in de selectie wordt gevonden (zie Figuur A1). Dit is voornamelijk zo voor interventies in de sector water-sanitatie die, zoals we hebben gezien, sterk ontwikkeld is in Vietnam, waarbij expliciet wordt gezocht naar interventies met een positieve impact. In tegenstelling tot de selectie als geheel, worden de andere milieuaspecten minder beïnvloed in Vietnam, wat logisch is, gezien de hoge concentratie van inspanningen op aspecten zoals water in stedelijke of dichtbevolkte gebieden, met andere woorden, buiten de gebieden met een rijke biodiversiteit in de bossen (de bergen van het achterland). Figuur A 7 Gewogen potentiële impact van de selectie voor Vietnam op de milieuaspecten per sector Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be 94

97 Bijlage 1 A Peru Het is met name de biodiversiteit en de bossen die een potentiële impact ondervinden van de interventies uit de selectie in Peru. Stedelijke gebieden en woestijnvorming ondervinden het minste impact. Er dient te worden opgemerkt dat de industriesector met steun van de Belgische Samenwerking in Peru potentieel een grotere impact heeft dan in de vijf andere landen. Figuur A 8 Gewogen potentiële impact van de selectie voor Peru op de milieuaspecten per sector Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 95

98 A Rwanda De geschatte potentiële impact van de selectie interventies in Rwanda op de diverse milieuaspecten zijn verdeeld zoals aangegeven op Figuur A9 hieronder. De dominantie van de potentiële impact op de biodiversiteit kan worden overschat, gezien de toch al slechte toestand van de biodiversiteit in Rwanda buiten de beschermde gebieden. De geschatte impact op het land, de laagste van de verschillende bestudeerde milieuaspecten, is duidelijk beperkt, maar kan zijn onderschat omdat bodembescherming een belangrijk milieuprobleem is in deze zeer gecultiveerde hooglanden. Hoe dan ook, landbouw, water/sanitatie, energie, "multi-sector" en gezondheid leveren de belangrijkste bijdrage aan de potentiële impact van de geselecteerde interventies op het milieu in Rwanda. Dit weerspiegelt goed het gewicht van deze sectoren in het reële budget van de Rwandese selectie. Figuur A 9 Gewogen potentiële impact van de selectie voor Rwanda op de milieuaspecten per sector Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be 96

99 Bijlage 1 A Senegal De potentiële impact op het milieu van de selectie in Senegal is verdeeld over de verschillende milieuaspecten, zoals getoond in Figuur A10. Hieruit blijkt dat de sector water en sanitatie vooral een invloed heeft op het water en de stedelijke omgeving, maar ook op de biodiversiteit. De potentiële impact van landbouw/veeteelt is vrij gelijkmatig verdeeld over de verschillende milieuaspecten. Hetzelfde geldt voor energie. Water is het milieuaspect dat potentieel het meest invloed ondervindt van de selectie van interventies van de Belgische samenwerking in Senegal (vanwege de sterke dominantie van initiatieven op dit gebied), gevolgd door de stedelijke omgeving en de biodiversiteit, die evenredig worden beïnvloed. Daarna volgen de andere milieuaspecten, in mindere mate. Deze verdeling is relatief ongebruikelijk in vergelijking met de volledige selectie (zie Figuur A1) en is voornamelijk het gevolg van de concentratie van de samenwerking op drie sectoren binnen de selectie van dit land. De schijnbaar lage potentiële impact van de interventies die zijn geselecteerd op het vlak van woestijnvorming, een uitdaging voor Senegal, dient te worden opgemerkt. Figuur A 10 Gewogen potentiële impact van de selectie voor Senegal op de milieuaspecten per sector Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 97

100 A Tanzania Uiteraard overheerst in Tanzania de sector landbouw/veeteelt voor de bijdrage aan de potentiële impact van de geselecteerde interventies van de Belgische samenwerking op milieuvlak (Figuur A11 hieronder). De potentiële impact op het milieu is vooral merkbaar op de vlakken van biodiversiteit, klimaat en bossen. Wellicht wordt de geschatte impact van de milieusector op het vlak van biodiversiteit echter onderschat gezien de aard van de interventies in Tanzania. We zien ook een relatief lage potentiële impact van de selectie op de stedelijke omgeving, een gevolg van de concentratie van de geselecteerde interventies op landbouw/veeteelt in Tanzania. Figuur A 11 Gewogen potentiële impact van de selectie voor Tanzania op de milieuaspecten per sector Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be 98

101 Bijlage 1 A1.2. Verdere analyse van de aandacht en inspanning besteed aan het milieu A Milieufocus van de interventies waarbij het milieu een directe rol speelt A Methodologische aspecten Er werd aan de milieucategorieën die hierboven werden gedefinieerd een numerieke waarde toegekend, de "milieufocus", met een schaal van 0-1, om de gegevensverwerking te kunnen uitbreiden. De overeenkomst tussen de waarden van de milieufocus en de milieucategorieën is als volgt: - Categorie 1 Milieufocus: 1 - Categorie 2 Milieufocus: 1 - Categorie 3 Milieufocus: 0,5 - Categorie 4 Milieufocus 0, Categorie 5 Milieufocus: "Niet nader bepaald 58 - Categorie 6 Milieufocus: 0 We begrijpen dat de milieufocus een maat is voor het belang dat aan het milieu wordt gehecht. Van interventies uit categorie 1 en 2 wordt verwacht dat zij zich primair richten op het milieu. De interventies uit categorie 3 hebben het milieu als hoofddoelstelling en er wordt dus aangenomen dat een groot deel van elk van deze interventies zich richt op het milieu. De interventies uit categorie 4 hebben het milieu als secundaire doelstelling en gebruiken dus een kleiner deel van de middelen voor de milieubescherming. Het feit dat categorie 5 en 6 zich niet (ten dele) richten op het milieu en/of dat er niet geweten is of ze zich (ten dele) richten op het milieu, laat toe om geen waarde en/of een waarde 0 toe te kennen. De milieufocus van een interventie is gelijk aan de milieufocus van de categorie waartoe ze behoort. De gemiddelde milieufocus van een evaluatiestaal van interventies is gelijk aan de gemiddelde milieufocus van de interventies van dat evaluatiestaal. A Resultaten De volgende figuur (Figuur A12) toont de evolutie van de gemiddelde jaarlijkse milieufocus van de selectie, exclusief de analyse van de interventies met een DAC milieumarkers "niet nader bepaald" (N). Meer precies toont Figuur A12 de evolutie in de tijd van het belang dat gemiddeld is geschonken aan het milieu per interventie van de selectie. We constateren tijdens die periode geen significante vooruitgang van de gemiddelde milieufocus, waarbij de gemiddelde interventie van de selectie dicht bij het equivalent van categorie 4 59 blijft, met het milieu als "secundaire doelstelling". We 57 Deze waarden kunnen variëren tussen 0,1 en 0,9, maar de informatie in ODA.be laat een dergelijke precisie niet toe. De gemiddelde waarden 0,5 en 0,2 werden ingesteld om een elektronische verwerking van de gegevens mogelijk te maken. De behaalde resultaten zijn geldig binnen deze limiet Of "0" wanneer dit wordt gespecificeerd. Hetzij 0,2 op de schaal van de milieufocus. Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 99

102 Focus concluderen dat deze relatieve stabiliteit overeenkomt met de realiteit als de niet nader bepaalde categorie vergelijkbaar is met de andere categorieën samen. Figuur A 12 Evolutie van de gemiddelde jaarlijkse milieufocus binnen de selectie voor de periode (N uitgesloten) 1,000 0,900 0,800 0,700 0,600 0,500 0,400 0,300 0,200 0,205 0,223 0,229 0,227 0,234 0,225 0,216 0,233 0,223 0,215 0,100 0, Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Figuur A13 toont de evolutie van de gemiddelde jaarlijkse milieufocus uitgaande van de hypothese dat waar de DAC-milieucode niet nader bepaald (N) is, dit overeenkomt met een afwezigheid van milieuoverwegingen (gelijkgesteld met een DAC milieu-marker 0). We stellen bij deze hypothese een aanzienlijke verbetering vast van de gemiddelde jaarlijkse milieufocus, vooral in het begin van de periode. We kunnen dus concluderen dat deze verbetering overeenstemt met de realiteit als de niet nader bepaalde categorie effectief kan worden gelijkgesteld met de categorie 0). Ook al kan dit niet worden geverifieerd, het is erg waarschijnlijk dat de realiteit zich ergens tussen deze twee scenario's bevindt. Gemiddeld bestaat er effectief meer kans dat een besluiteloosheid die tot een indeling bij N heeft geleid zich voordoet wanneer de link met het milieu klein is (0), dan wanneer het milieu een centrale doelstelling vormt. Deze redenering suggereert sterk dat we ons tussen de twee curves bevinden, dus dat we te maken hebben met een verbetering. 100

103 Figuur A 13 Evolutie van de gemiddelde jaarlijkse milieufocus binnen de selectie voor de periode (N gelijkgesteld met 0) 01,000 Bijlage 1 00,900 00,800 00,700 00,600 00,500 00,400 00,300 00,200 00,100 00,000 00,216 00,232 00,215 00,206 00,173 00,175 00,119 00,128 00,139 00, Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 101

104 Miljoenen A Milieu-uitgaven A Methodologische aspecten Het "gewogen milieubudget" (GMB) van een interventie of een betaling is het bedrag van deze interventie (binnen de periode ) of de betaling vermenigvuldigd met de milieufocus van de betreffende interventie. Het gewogen milieubudget kan worden beschouwd als het gedeelte van het budget dat aan het milieu is besteed. Het GMB van een evaluatiestaal van interventies is de som van het GMB van deze interventies. A Resultaten Het "gewogen milieubudget" is een schatting van het gedeelte van het budget van de selectie dat is toegekend aan het milieu op basis van de DAC milieu-marker van de interventies. Het maakt deel uit van onderstaande figuur (Figuur A14) die een belangrijke groei laat zien (vooral tussen 2008 en 2009) die neerkomt op een vervijfvoudiging over de hele periode. Figuur A 14 Evolutie van het "gewogen milieubudget" binnen de selectie ( ) Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Als we dit in verhouding plaatsen met het totale budget van de selectie, dat zelf ook is gestegen, blijkt dat het gewogen milieubudget geen even sterke groei kent. Dus varieert het deel van het budget dat wordt toegekend aan het milieu jaarlijks tussen 15% en 30%, met een toename in "zaagtand" vorm in de loop van de tijd. 102

105 Bijlage 1 Figuur A 15 Evolutie van het gedeelte van het "Gewogen milieubudget" in de uitgaven van de selectie ( ) Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be De analyse per budgethouder (Figuur A16 hieronder) laat zien dat de DG-D het grootste deel (91%) van het gewogen milieubudget uitgeeft, in een verhouding die vergelijkbaar is met zijn bijdrage aan het totale budget van de selectie (87% - zie Figuur 9 van paragraaf 3.2.4). We stellen vast dat Buitenlandse Zaken buiten de DG-D, het Waals Gewest en de Brussels-Waalse en Duitstalige Gemeenschappen binnen de selectie uitgaven doen die weinig gericht zijn op het milieu, in tegenstelling tot de FOD Financiën. Figuur A 16 Verdeling van het "Gewogen milieubudget" van de selectie volgens budgethouder ( ) Vlaams Gewest en Vlaamse Gemeenschap 2,7% Waals Gewest, Waalse, Brusselse en Duitstalige Gemeenschap 1,0% FOD Financiën 3,0% Buitenlandse zaken buiten DG-D Andere 1,2% gedecentraliseerde overheden (gemeentes en provincies) 0,2% Andere FOD 0,5% DG-D 91,3% Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Wat betreft het samenwerkingskanaal, merken we dat de budgettaire inspanning ten gunste van het milieu binnen de selectie duidelijker is voor het multilaterale samenwerkingskanaal (52% van het totale gewogen milieubudget) en uitgesproken voor de NGO's (18%), terwijl hun respectief aandeel in het totale budget van de selectie dichter bij elkaar ligt (respectievelijk 36% en 27%). Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 103

106 Figuur A 17 Verdeling van het "Gewogen milieubudget" van de selectie tussen de samenwerkingskanalen ( ) Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be De evolutie van het gewogen milieubudget 60 in functie van de Rio-markers (dat wil zeggen het deel van het budget van de selectie dat kan worden beschouwd als toegewezen aan de vier grote problemen aangehaald in de conventies van Rio, zie Figuur A18) toont een aanzienlijke algemene vooruitgang, met name vanaf 2009, en dat voor elke marker. Deze vooruitgang is gedeeltelijk te danken aan een verbetering van de invoer door de diensten van de DG-D, wiens personeel meer gesensibiliseerd was. Aangezien het klimaat in twee dimensies (mitigatie en adaptatie 61 ) is opgedeeld, staat het voor het grootste deel van het gewogen milieubudget van de interventies in de sectoren waarbij het milieu een directe rol speelt. Haar aanzienlijke groei over het decennium (budget maal 11) is groter dan die van de twee andere thema's (budget maal bijna 8 voor woestijnvorming en budget maal bijna 7 voor de biodiversiteit). De adaptatie aan de klimaatsverandering had slechts tijdelijk de bovenhand (vooral in ) op mitigatie, maar de twee luiken onderscheiden zich niet voor de bestudeerde periode wat betreft het toegewezen budget. Dit ondanks de aanbevelingen van het verslag over de klimaatverandering en de Belgische ontwikkelingssamenwerking 62 uit Deze tendensen komen overeen met de algemeen groeiende aandacht voor het klimaat in de loop van het bestudeerde decennium. Het belang toegekend aan het klimaat heeft trouwens niets afgedaan aan andere aspecten Gedefinieerd in paragraaf 2.5. We kunnen ook opmerken dat dezelfde dualiteit kan worden toegepast op andere milieukwesties. Dit verslag werd in 2008 geschreven door Jean-Pascal van Ypersele en had als titel "Klimaatverandering en het Belgische beleid inzake ontwikkelingssamenwerking" (eerste secundaire doel van de evaluatie). 104

107 Bijlage 1 Figuur A 18 Evolutie van het gewogen budget per Rio-marker voor de selectie ( ) Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 105

108 A Geografische dimensies van de milieuuitgaven A Democratische Republiek Congo (DRC) De gewogen milieu-uitgaven (vergelijkbaar met het aandeel van het totale budget besteed aan het milieu) groeien in de Democratische Republiek Congo en bereiken een maximum in 2009 met 20% van de totale uitgaven van de selectie voor het land. Dit blijft echter globaal gezien lager dan de waarden die betrekking hebben op de selectie als geheel, die gemiddeld hoger liggen dan 20% (zie Figuur A15). Figuur A 19 Evolutie van het gedeelte van het "Gewogen milieubudget" in de uitgaven van de selectie voor de DRC ( ) A Vietnam De gewogen milieu-uitgaven (vergelijkbaar met het aandeel van het totale budget besteed aan het milieu) laten in Vietnam een bijna constante stijging zien van de totale uitgaven voor de selectie van het land, tot bijna 40% van het totaal in 2011, een groei en waarden die verhoudingsgewijs hoger zijn dan in de rest van de selectie (zie Figuur A15). Figuur A 20 Evolutie van het gedeelte van het "Gewogen milieubudget" in de uitgaven van de selectie voor Vietnam ( ) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be 0% Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be 106

109 Bijlage 1 A Peru De gewogen milieu-uitgaven (vergelijkbaar met het aandeel van het totale budget besteed aan het milieu) stegen onregelmatig maar sterk in Peru, tot bijna 40% van de selectie in het land in 2011, een groei en waarden die verhoudingsgewijs hoger zijn dan in de rest van de selectie (zie Figuur A15). Figuur A 21 Evolutie van het gedeelte van het "Gewogen milieubudget" in de uitgaven van de selectie voor Peru ( ) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% A Rwanda De gewogen milieu-uitgaven (vergelijkbaar met het aandeel van het totale budget besteed aan het milieu) vertoonden in Rwanda een duidelijke piek in 2008 en een globale en sterke vooruitgang over de periode, om zo een verhouding te bereiken van bijna 30% van het totale budget van de selectie van het land, equivalent aan het budget van de volledige selectie (zie Figuur A15). Figuur A 22 Evolutie van het gedeelte van het "Gewogen milieubudget" in de uitgaven van de selectie voor Rwanda ( ) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 0% Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be 10% 0% Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Kritische inventaris van de Belgische Samenwerking op het gebied van Milieu 107

110 A Senegal De gewogen milieu-uitgaven (vergelijkbaar met het aandeel van het totale budget besteed aan het milieu) stijgen globaal in verhouding met het totale budget van de selectie van interventies in het land, om tot 20% te bereiken vanaf Deze evoluties volgen niet noodzakelijk de schommelingen van het totale budget van de selectie voor Senegal. Hoe het ook zij, de verhouding van het gewogen nationale milieubudget blijft globaal gezien lager dan van de selectie als geheel (zie Figuur A15). Figuur A 23 Evolutie van het gedeelte van het "Gewogen milieubudget" in de uitgaven van de selectie voor Senegal ( ) A Tanzania De gewogen milieu-uitgaven van Tanzania (vergelijkbaar met het aandeel van het totale budget voor het milieu) zijn fors gestegen tot een piek van bijna 50% in 2008, alvorens zich te stabiliseren tussen 20 en 30% daarna. Dit profiel is eerder atypisch. Figuur A 24 Evolutie van het gedeelte van het "Gewogen milieubudget" in de uitgaven van de selectie voor Tanzania ( ) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be Bron: ADE op basis van (een selectie uit) ODA.be 108

Hoe groen is onze ontwikkelingshulp?

Hoe groen is onze ontwikkelingshulp? KONINKRIJK BELGIË Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Hoe groen is onze ontwikkelingshulp? Thematische evaluatie van de Belgische ontwikkelingssamenwerking

Nadere informatie

Onderwijssector in de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Hans De Greve, Plan België 28/05/2015

Onderwijssector in de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Hans De Greve, Plan België 28/05/2015 Onderwijssector in de Belgische Ontwikkelingssamenwerking Hans De Greve, Plan België 28/05/2015 Wat vooraf ging Onderzoek Plan België naar de onderwijssector in de Belgische OS (2013) gevolgd door de conferentie

Nadere informatie

Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (DGD) DGD EN DE ONTWIKKELINGSACTOREN

Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (DGD) DGD EN DE ONTWIKKELINGSACTOREN Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (DGD) DGD EN DE ONTWIKKELINGSACTOREN STRUCTUUR VAN DE PRESENTATIE: 1. DIVERSITEIT EN DIFFERENTIATIE VAN DE ONTWIKKELINGSACTOREN Actoren van

Nadere informatie

Vlaams Fonds voor Tropisch Bos

Vlaams Fonds voor Tropisch Bos Vlaams Fonds voor Tropisch Bos Projectoproep 2019 Beoordelingsmemorandum (BEMO) Fase 1 Conceptnota Algemene gegevens Code Titel 1. Projectgegevens: Uitvoerder/ Aanvrager Land, plaats Algemene doelstelling

Nadere informatie

Sinds 2004 telt de Belgische gouvernementele samenwerking 18 partnerlanden (KB van 26 januari 2004), verspreid over verschillende regio s:

Sinds 2004 telt de Belgische gouvernementele samenwerking 18 partnerlanden (KB van 26 januari 2004), verspreid over verschillende regio s: VASTLEGGING VAN DE 14 PARTNERLANDEN VAN DE GOUVERNEMENTELE SAMENWERKING: TOELICHTING BIJ DE BESLISSING VAN DE MINISTERRAAD OP 21 MEI 2015 De volgende landen worden geselecteerd als partnerlanden van de

Nadere informatie

Belangrijke informatie: de Gemeenschappelijke Prioriteit met het Frans-Engelse Kanaal programma

Belangrijke informatie: de Gemeenschappelijke Prioriteit met het Frans-Engelse Kanaal programma Belangrijke informatie: de Gemeenschappelijke Prioriteit met het Frans-Engelse Kanaal programma 1. Uittreksel uit het 2 Zeeën Operationeel Programma, Prioriteit 4 : Gemeenschappelijke Prioriteit met het

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING. Vlaamse bijdragen voor ontwikkelingssamenwerking (ODA) en internationale klimaatfinanciering in 2018.

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING. Vlaamse bijdragen voor ontwikkelingssamenwerking (ODA) en internationale klimaatfinanciering in 2018. DE MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Vlaamse bijdragen voor ontwikkelingssamenwerking (ODA)

Nadere informatie

Een analyse van de federale uitgaven voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv in 2013. Datum: November 2014.

Een analyse van de federale uitgaven voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv in 2013. Datum: November 2014. Een analyse van de federale uitgaven voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv in 2013 Datum: November 2014 Inhoudsopgave: Inleiding Samenvatting Aanbevelingen Bijlage: methodologie en

Nadere informatie

POLITIEKE NOTA - NOVEMBER Belgische overheidssteun voor landbouw en voedselzekerheid

POLITIEKE NOTA - NOVEMBER Belgische overheidssteun voor landbouw en voedselzekerheid Belgische overheidssteun voor landbouw en voedselzekerheid Belgische overheidssteun voor landbouw en voedselzekerheid // 3 Belgische overheidssteun voor landbouw en voedselzekerheid Na de crisis van de

Nadere informatie

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ADVIES (BRUGEL-ADVIES-201801205-275) Betreffende het Federaal ontwikkelingsplan van Elia voor de periode 2020-2030 en het bijbehorende

Nadere informatie

BIJLAGEN. Voortgangsrapportage Watersector 2004

BIJLAGEN. Voortgangsrapportage Watersector 2004 BIJLAGEN Voortgangsrapportage Watersector 2004 BIJLAGE 1 In de hierna volgende tabellen zijn input en output gegevens opgenomen m.b.t. uitgaven over 2004. De tabellen zijn samengesteld uit gegevens verkregen

Nadere informatie

Adviescomité SEA. Brussel, 11 april 2008

Adviescomité SEA. Brussel, 11 april 2008 Directoraat-generaal: Leefmilieu EUROSTATION Blok II 2 de verdieping Victor Hortaplein, 40 bus 10 B 1060 BRUSSEL www.environment.fgov.be Secretariaat van het SEA Adviescomité : Sabine WALLENS t : + 32

Nadere informatie

HGIS Vraag 20 : Wat zijn de uitgaven per partnerland per thema in 2008 en 2009? Opsteller : Joke van Hagen 5936. Versnelde MDG-realisatie

HGIS Vraag 20 : Wat zijn de uitgaven per partnerland per thema in 2008 en 2009? Opsteller : Joke van Hagen 5936. Versnelde MDG-realisatie HGIS Vraag 20 : Wat zijn de uitgaven per partnerland per thema in 2008 en 2009? Opsteller : Joke van Hagen 5936 ODA UITGAVEN PARTNERLANDEN 2008 Versnelde MDG-realisatie Bangladesh Kenia 2.07 Goed bestuur

Nadere informatie

12950/17 van/asd/dp 1 DG B 2B

12950/17 van/asd/dp 1 DG B 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 9 oktober 2017 (OR. en) 12950/17 AGRI 530 FAO 41 RESULTAAT BESPREKINGEN van: d.d.: 9 oktober 2017 aan: het secretariaat-generaal van de Raad de delegaties nr. vorig doc.:

Nadere informatie

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Inleiding Lorette Ford De economische ontwikkeling van een land kan door middel van drie belangrijke economische indicatoren

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 april 2007 (17.04) (OR. en) 8340/07 DEVGEN 51 RELEX 232 FIN 173 WTO 67

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 april 2007 (17.04) (OR. en) 8340/07 DEVGEN 51 RELEX 232 FIN 173 WTO 67 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 april 2007 (17.04) (OR. en) 8340/07 DEVGEN 51 RELEX 232 FIN 173 WTO 67 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal

Nadere informatie

Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel ONTWERPVERSLAG

Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel ONTWERPVERSLAG PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING ACS-EU Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel ACP-UE/101.868/B 19.3.2015 ONTWERPVERSLAG over de financiering van de investeringen en de handel, met

Nadere informatie

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE. van

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 11.3.2014 C(2014) 1410 final GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE van 11.3.2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement

Nadere informatie

nr. 571 van LYDIA PEETERS datum: 18 april 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE Appel- en perenteelt - Interventievergoedingen

nr. 571 van LYDIA PEETERS datum: 18 april 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE Appel- en perenteelt - Interventievergoedingen SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 571 van LYDIA PEETERS datum: 18 april 2017 aan JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW Appel- en perenteelt - Interventievergoedingen Ten gevolge van de

Nadere informatie

Geeft u liever uw mening via of per post?

Geeft u liever uw mening via  of per post? Geeft u liever uw mening via e-mail of per post? U kan ook: - de vragenlijst op papier invullen. In dat geval drukt u de vragenlijst (hieronder) af en stuurt u hem naar ons terug via e-mail of per post.

Nadere informatie

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT ACP 105 COAFR 81 CODEC 816

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT ACP 105 COAFR 81 CODEC 816 EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT DE RAAD Straatsburg, 27 oktober 2004 (OR. en) 2003/0245 (COD) LEX 583 PE-CONS 3673/1/04 REV 1 ACP 105 COAFR 81 CODEC 816 VERORDENING (EG) Nr..../2004 VAN HET EUROPEES

Nadere informatie

Kunstlaan 47-49, 1000 BRUSSEL Eric AERDEN Vooruitgangsstraat 56, 1210 BRUSSEL T GSM Persbericht

Kunstlaan 47-49, 1000 BRUSSEL Eric AERDEN Vooruitgangsstraat 56, 1210 BRUSSEL T GSM Persbericht Cel Externe Communicatie Kunstlaan 47-49, 1000 BRUSSEL Eric AERDEN Vooruitgangsstraat 56, 1210 BRUSSEL T. 02-2773408 GSM 0473-916424 Persbericht Datum: 26 november 2007 Betreft: Bijna 200 indicatoren geven

Nadere informatie

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Verschillende factoren bepalen het aantal arbeidsongevallen. Sommige van die factoren zijn meetbaar. Denken we daarbij

Nadere informatie

STATISTISCH OVERZICHT

STATISTISCH OVERZICHT STATISTISCH OVERZICHT ZENDINGEN 1973-2015 Leopold III-Fonds voor Natuuronderzoek en Natuurbehoud december 2016 Inhoudstafel blz. blz. blz. blz. blz. 3 4 5 7 8 Inleiding Jaarlijkse evolutie Geografische

Nadere informatie

REGLEMENT PRIJS BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 2010 Biodiversiteit en milieu voor een beter leven

REGLEMENT PRIJS BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 2010 Biodiversiteit en milieu voor een beter leven REGLEMENT PRIJS BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 2010 Biodiversiteit en milieu voor een beter leven Artikel 1 De organisatie en de coördinatie van de Prijs Belgische Ontwikkelingssamenwerking worden

Nadere informatie

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2007 tot en met 2011

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2007 tot en met 2011 Ministerie van Veiligheid en Justitie ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 27 tot en met 211 Maart 212 Overzicht van het aantal verstrekte beginseltoestemmingen

Nadere informatie

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2013 tot en met 2017

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2013 tot en met 2017 Ministerie van Justitie en Veiligheid ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 213 tot en met 217 Februari 218 Overzicht van het aantal verstrekte beginseltoestemmingen

Nadere informatie

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2012 tot en met 2016

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2012 tot en met 2016 Ministerie van Veiligheid en Justitie ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 212 tot en met 216 Maart 217 Overzicht van het aantal verstrekte beginseltoestemmingen

Nadere informatie

Zoals gezegd kent de monetaire manier van armoedemeting conceptuele en methodologische bezwaren en is de ontwikkeling van multidimensionele

Zoals gezegd kent de monetaire manier van armoedemeting conceptuele en methodologische bezwaren en is de ontwikkeling van multidimensionele 1 Samenvatting Kinderarmoede is een ongewenst, en voor velen, onaanvaardbaar fenomeen. De redenen hiervoor zijn enerzijds gerelateerd aan het intrinsieke belang van welzijn voor kinderen in het hier en

Nadere informatie

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2009 tot en met 2013

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2009 tot en met 2013 Ministerie van Veiligheid en Justitie ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 29 tot en met 213 Maart 214 Overzicht van het aantal verstrekte beginseltoestemmingen

Nadere informatie

Dossier erkenning NGO

Dossier erkenning NGO Dossier erkenning NGO A)Voorstelling van de organisatie : - Naam, afkorting, juridisch statuut, ondernemingsnr., adres van maatschappelijke zetel en indien verschillend van de administratieve diensten

Nadere informatie

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2008 tot en met 2012

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2008 tot en met 2012 Ministerie van Veiligheid en Justitie ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 28 tot en met 212 Maart 213 Overzicht van het aantal verstrekte beginseltoestemmingen

Nadere informatie

Huishoudens in schuldbemiddeling: profielen en regionale verschillen

Huishoudens in schuldbemiddeling: profielen en regionale verschillen PERSONEN IN FINANCIËL E MOEILIJKHEDEN : PROFIELEN? Colloquium van het Observatorium Krediet en Schuldenlast, 5 december 2013, Brussel Huishoudens in schuldbemiddeling: profielen en regionale verschillen

Nadere informatie

REGLEMENT. Sociale determinanten van gezondheid

REGLEMENT. Sociale determinanten van gezondheid REGLEMENT PRIJS BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 2012 Sociale determinanten van gezondheid Artikel 1 De organisatie en de coördinatie van de Prijs Belgische Ontwikkelingssamenwerking worden toevertrouwd

Nadere informatie

REISBEURZEN 2014. Studenten reizen naar het Zuiden

REISBEURZEN 2014. Studenten reizen naar het Zuiden REISBEURZEN 2014 Studenten reizen naar het Zuiden Wat? Wie? Waarom? Hoe? Ik? Duurzaam beheer van land en water in Tanzania Duurzame landbouw in Ecuador Toepassingen met niet-metallische materialen in Ecuador

Nadere informatie

Zuid-Azie zag in deze periode zijn scholingsgraad in het basisonderwijs stijgen van 78 naar 93%. Bron: www.un.org

Zuid-Azie zag in deze periode zijn scholingsgraad in het basisonderwijs stijgen van 78 naar 93%. Bron: www.un.org Quiz 1. Hoeveel jongeren wereldwijd tussen 15 en 24 jaar kunnen niet lezen en schrijven? 4 miljoen 123 miljoen 850 miljoen 61% van hen zijn jonge vrouwen. Bron: www.un.org 2. Over de hele wereld is het

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

Internationale handel visproducten

Internationale handel visproducten Internationale handel visproducten Marktmonitor ontwikkelingen 27-211 en prognose voor 212 Januari 213 Belangrijkste trends 27-211 Ontwikkelingen export De Nederlandse visverwerkende industrie speelt een

Nadere informatie

Publiek Private Partnerschap faciliteit. Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid (FDOV) Aad de Koning 26 april 2012

Publiek Private Partnerschap faciliteit. Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid (FDOV) Aad de Koning 26 april 2012 Publiek Private Partnerschap faciliteit Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid (FDOV) Aad de Koning 26 april 2012 Onderwerpen in de presentatie Thema's en sub-thema's Drempelcriteria Procedures

Nadere informatie

Broederlijk Delen vzw. Doelstelling. Activiteiten. In het Zuiden. In Vlaanderen. Thema's. Huidevettersstraat 165

Broederlijk Delen vzw. Doelstelling. Activiteiten. In het Zuiden. In Vlaanderen. Thema's. Huidevettersstraat 165 Broederlijk Delen is een niet-gouvernementele organisatie gespecialiseerd in ontwikkelingssamenwerking. Gevolgd door Donorinfo sinds: 2005 02/502 57 00 info@broederlijkdelen.be www.broederlijkdelen.be

Nadere informatie

DE KLOOF TUSSEN DE TOTALE ONTVANGSTEN EN DE RIJKSMIDDELEN: EEN ANALYSE VAN DE PERIODE

DE KLOOF TUSSEN DE TOTALE ONTVANGSTEN EN DE RIJKSMIDDELEN: EEN ANALYSE VAN DE PERIODE DE KLOOF TUSSEN DE TOTALE ONTVANGSTEN EN DE RIJKSMIDDELEN: EEN ANALYSE VAN DE PERIODE 2000-2006 EVELIEN VANALME Adviseur van Financiën 1 1. Algemeen besluit In deze studie staat de toenemende kloof tussen

Nadere informatie

Subsidiereglement Internationale Solidariteit

Subsidiereglement Internationale Solidariteit Subsidiereglement Internationale Solidariteit 1. Algemeen kader De cel Internationale Solidariteit van de gemeente Anderlecht streeft ernaar projecten inzake internationale solidariteit te ontwikkelen,

Nadere informatie

Nieuwe thema-analyse van Belfius Research. Vergrijzing van de bevolking : impact op de gemeentelijke aanvullende personenbelasting

Nieuwe thema-analyse van Belfius Research. Vergrijzing van de bevolking : impact op de gemeentelijke aanvullende personenbelasting Brussel, 21 juni 2017 Nieuwe thema-analyse van Belfius Research Vergrijzing van de bevolking : impact op de gemeentelijke aanvullende personenbelasting Het is voldoende bekend dat de vergrijzing een grote

Nadere informatie

EIR 2019: Selectie van de belangrijkste feiten over de stand van de uitvoering van de milieuwetgeving in Europa

EIR 2019: Selectie van de belangrijkste feiten over de stand van de uitvoering van de milieuwetgeving in Europa EIR 2019: Selectie van de belangrijkste feiten over de stand van de uitvoering van de milieuwetgeving in Europa DEFINITIE, DOELSTELLINGEN EN VOORDELEN VAN EIR De Evaluatie uitvoering milieubeleid (EIR)

Nadere informatie

BELGIË IN DE VEILIGHEIDSRAAD

BELGIË IN DE VEILIGHEIDSRAAD BELGIË IN DE VEILIGHEIDSRAAD Inhoud België in de VN Veiligheidsraad Verenigde Naties VN Veiligheidsraad België in de VN Veiligheidsraad Achtergrond bij de Vredesweek 2019 Vlaamse Vredesweek Bouwen aan

Nadere informatie

De Belgische Ontwikkelingssamenwerking op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

De Belgische Ontwikkelingssamenwerking op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten De Belgische Ontwikkelingssamenwerking op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten UNICEF De situatie in de wereld Jaarlijks 1 sterven naar schatting 290.000 vrouwen tijdens hun zwangerschap,

Nadere informatie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie Raad van de Europese Unie Brussel, 17 december 2015 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2015/0314 (NLE) 15405/15 ASIM 176 BEGELEIDENDE NOTA van: ingekomen: 16 december 2015 aan: Nr. Comdoc.: Betreft:

Nadere informatie

Activiteitenverslag van de directie Steun aan Ondernemingen

Activiteitenverslag van de directie Steun aan Ondernemingen Activiteitenverslag van de directie Steun aan Ondernemingen Gegevens betreffende 2015 1. Voorstelling van de directie 2 2. Overzicht van het aantal ingediende dossiers met een beslissing 3 3. Organieke

Nadere informatie

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2014 tot en met 2018

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2014 tot en met 2018 Ministerie van Justitie en Veiligheid ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 214 tot en met 218 Maart219 Overzicht van het aantal verstrekte beginseltoestemmingen

Nadere informatie

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 21.9.2018 COM(2018) 651 final ANNEX BIJLAGE bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de werking van Richtlijn 2011/24/EU betreffende de toepassing

Nadere informatie

Sluitingsdatum : maandag 17 september uur

Sluitingsdatum : maandag 17 september uur PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID Wetenschapsstraat 8 B-1000 BRUSSEL Tel. 02 238 34 11 Fax 02 230 59 12 www.belspo.be Onderzoeksprogramma "Wetenschap voor een duurzame ontwikkeling"

Nadere informatie

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 1.6.2012 COM(2012) 255 final Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot verlening van een machtiging om onderhandelingen te openen over aanpassing van de volgende overeenkomsten

Nadere informatie

VAN REYBROUCK, Geert. De Belgische fiscaliteit en parafiscaliteit in een Europees kader

VAN REYBROUCK, Geert. De Belgische fiscaliteit en parafiscaliteit in een Europees kader VAN REYBROUCK, Geert. De Belgische fiscaliteit en parafiscaliteit in een Europees kader Documentatieblad, Brussel, FOD Financiën, LXe jaargang, nr. 5, juli-augustus 2000, pp.39-238 Samenvatting In deel

Nadere informatie

UITDAGINGEN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING. Arnout Justaert Directeur ngo-federatie

UITDAGINGEN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING. Arnout Justaert Directeur ngo-federatie UITDAGINGEN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Arnout Justaert Directeur ngo-federatie INHOUD 1. Een internationale agenda: aangepast aan de uitdagingen van vandaag? 2. Een hedendaagse Belgische ontwikkelingssamenwerking?

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 23 november 2006 (OR. en) 12131/6/06 REV 6 ADD 1. Interinstitutioneel Dossier: 2006/0005 (COD) ENV 429 CODEC 826

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 23 november 2006 (OR. en) 12131/6/06 REV 6 ADD 1. Interinstitutioneel Dossier: 2006/0005 (COD) ENV 429 CODEC 826 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 23 november 2006 (OR. en) Interinstitutioneel Dossier: 2006/0005 (COD) 12131/6/06 REV 6 ADD 1 ENV 429 CODEC 826 MOTIVERING VAN DE RAAD Betreft: Gemeenschappelijk standpunt

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 2.4.2003 COM(2003) 158 definitief 2003/0060 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 96/16/EG

Nadere informatie

Sociale en politieke aspecten van een verdeelde wereld

Sociale en politieke aspecten van een verdeelde wereld Sociale politieke aspect van e verdeelde wereld Beleid Deze colleges: Inhoud (zie hiernaast) Acct: Beleid Icon Vier badering Functie Vier vrag Beleid Beleid Vier badering Functie Vier vrag Baderingswijz

Nadere informatie

T Binnenhof 4

T Binnenhof 4 Algemene Rekenkamer BEZORGEN Lange Voorhout 8 Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20015 2500 EA Den Haag T 070-342 43 44 Binnenhof 4 E voorlichting@rekenkamer.nl DEN HAAG w www.rekenkamer.ni

Nadere informatie

ADOPTIE Trends en Analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2011 tot en met 2015

ADOPTIE Trends en Analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2011 tot en met 2015 Ministerie van Veiligheid en Justitie ADOPTIE Trends en Analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 211 tot en met 215 Februari 216 Overzicht van het aantal verleende beginseltoestemmingen

Nadere informatie

ADOPTIE Trends en analyse

ADOPTIE Trends en analyse Ministerie van Veiligheid en Justitie ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 21 tot en met 214 Februari 215 Overzicht van het aantal verstrekte beginseltoestemmingen

Nadere informatie

Kritisch kijken op verschillende schaalniveaus

Kritisch kijken op verschillende schaalniveaus Kritisch kijken op verschillende schaalniveaus Inleiding In het eerste jaar van Geogenie ben je begonnen vanuit België naar de wereld te kijken. In het tweede jaar heb je veel geleerd over Europa en in

Nadere informatie

STUDIE (F)050908-CDC-455

STUDIE (F)050908-CDC-455 Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas Nijverheidsstraat 26-38 1040 Brussel Tel. : 02/289.76.11 Fax : 02/289.76.09 COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS STUDIE

Nadere informatie

Projectoproep voor de lancering van een Belgisch platform «Digitalisering voor ontwikkeling» (Digital for Development, D4D)

Projectoproep voor de lancering van een Belgisch platform «Digitalisering voor ontwikkeling» (Digital for Development, D4D) Projectoproep voor de lancering van een Belgisch platform «Digitalisering voor ontwikkeling» (Digital for Development, D4D) 1 Inleiding Meer dan ooit is onze toekomst digitaal. Op Europees niveau speelt

Nadere informatie

Aanvraagformulier IMVO vouchers

Aanvraagformulier IMVO vouchers Aanvraagformulier IMVO vouchers Versie 2016 Met dit aanvraagformulier kunt u een IMVO voucher aanvragen bij MVO Nederland. IMVO staat voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Met de

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

EUROPEES PARLEMENT Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid 2014/2204(INI) 5.1.2015 ONTWERPADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid aan de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 123 V Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2010 Nr. 79 BRIEF VAN DE MINISTER VAN

Nadere informatie

Gegevens met betrekking tot Brussel Economie en Werkgelegenheid Directie Steun aan Ondernemingen Kruidtuinlaan 20 BRUSSEL

Gegevens met betrekking tot Brussel Economie en Werkgelegenheid Directie Steun aan Ondernemingen Kruidtuinlaan 20 BRUSSEL JAARVERSLAG 2014 over de toepassing van de organieke ordonnantie van 13 december 2007 betreffende de steun voor de bevordering van de economische expansie (BS van 10/01/2008) Gegevens met betrekking tot

Nadere informatie

(4) Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn gebonden door Verordening (EU) nr. 514/2014 en zijn bijgevolg gebonden door deze verordening.

(4) Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn gebonden door Verordening (EU) nr. 514/2014 en zijn bijgevolg gebonden door deze verordening. L 219/4 25.7.2014 UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 799/2014 VAN DE COMMISSIE van 24 juli 2014 tot vaststelling van modellen voor jaarverslagen en eindverslagen over de uitvoering overeenkomstig Verordening

Nadere informatie

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België 2018 Samenvatting en kernboodschappen September 2018 ANNEX 6 : NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING EN KERNBOODSCHAPPEN VAN DE ANALYSE

Nadere informatie

OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN EAC/S20/2019. Sport als instrument voor integratie en sociale inclusie van vluchtelingen

OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN EAC/S20/2019. Sport als instrument voor integratie en sociale inclusie van vluchtelingen OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN EAC/S20/2019 Sport als instrument voor integratie en sociale inclusie van vluchtelingen Deze oproep tot het indienen van voorstellen past in de uitvoering van het

Nadere informatie

EVALUATIE VAN DE AANGENOMEN PARTNERSCHAPSOVEREENKOMSTEN

EVALUATIE VAN DE AANGENOMEN PARTNERSCHAPSOVEREENKOMSTEN DIRECTORAAT-GENERAAL INTERN BELEID BELEIDSONDERSTEUNENDE AFDELING B: STRUCTUURBELEID EN COHESIE REGIONALE ONTWIKKELING EVALUATIE VAN DE AANGENOMEN PARTNERSCHAPSOVEREENKOMSTEN SAMENVATTING Inhoud Deze studie

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2007 Nr. 218

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2007 Nr. 218 57 (2000) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2007 Nr. 218 A. TITEL Internationale Koffıeovereenkomst 2001; (met Bijlage) Londen, 28 september 2000 B. TEKST De Engelse en de

Nadere informatie

Hoofdstuk 18: Ontwikkelingssamenwerking

Hoofdstuk 18: Ontwikkelingssamenwerking Ontwikkelingssamenwerking 497 Betrokken dienst: Hoofdstuk 18: Ontwikkelingssamenwerking FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (FOD BZ), Directoraat generaal Ontwikkelingssamenwerking

Nadere informatie

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten,

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten, PERSCOMMUNIQUÉ 2014-07-18 Links BelgoStat On-line Algemene informatie Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten, 1995-2011. De drie Gewesten en de Nationale Bank van

Nadere informatie

Maatschappelijke uitdagingen

Maatschappelijke uitdagingen Bijlage 4: Reactie op de motie van Het lid Van Tongeren inzake het duurzaamheidsaandeel van de innovatie-instrumenten Op 16 oktober 2014 is door Het lid Van Tongeren een motie ingediend, en na stemming

Nadere informatie

Hoeveel manieren worden er gebruikt bij aardrijkskunde om de welvaart in een land te meten?

Hoeveel manieren worden er gebruikt bij aardrijkskunde om de welvaart in een land te meten? Samenvatting door L. 815 woorden 10 december 2013 4,7 74 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand Hoeveel manieren worden er gebruikt bij aardrijkskunde om de welvaart in een land te meten?

Nadere informatie

12722/01 HD/nj DG G NL

12722/01 HD/nj DG G NL RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 29 oktober 2001 (OR. en) 12722/01 Interinstitutioneel dossier: 2001/0121 (CNS) ECOFIN 264 ENV 490 NIS 73 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Besluit van

Nadere informatie

VLIR-UOS REISBEURZEN 2017

VLIR-UOS REISBEURZEN 2017 VLIR-UOS REISBEURZEN 2017 Opgelet: dit is slechts een beknopte presentatie lees de uitgebreide info grondig na op www.ugent.be/ontwikkelingssamenwerking (kijk verder bij Wat is een reisbeurs? ) Wat is

Nadere informatie

Sustainable development goals

Sustainable development goals Sustainable development goals The road to dignity by 2030 Ending Poverty, Transforming all Lives and Protecting the Planet = De weg naar waardigheid, Armoede beëindigen, alle levens veranderen en de aarde

Nadere informatie

Vragen & antwoorden: de Europese Vredesfaciliteit

Vragen & antwoorden: de Europese Vredesfaciliteit 13/06/2018-10:55 FAQS Vragen & antwoorden: de Europese Vredesfaciliteit Vandaag stelt hoge vertegenwoordiger Federica Mogherini, met de steun van de Commissie, een Europese Vredesfaciliteit (EVF) voor.

Nadere informatie

Noodhulp in de Hoorn van. Jeroen Jurriens, Disaster Management Unit ICCO & Kerk in Actie

Noodhulp in de Hoorn van. Jeroen Jurriens, Disaster Management Unit ICCO & Kerk in Actie Noodhulp in de Hoorn van Afrika Jeroen Jurriens, Disaster Management Unit ICCO & Kerk in Actie Wat is er aan de hand? Hoe komt dat? Wat kunnen we er aan doen? Een paar praktijkvoorbeelden Opbouw presentatie

Nadere informatie

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie Die publieke opinie in de Europese Unie Opiniepeiling besteld en gecoördineerd door de Europese Commissie, Directoraat-generaal Communicatie. Dit werd opgesteld voor de Vertegenwoordiging van de Europese

Nadere informatie

VR MED.0081/1

VR MED.0081/1 VR 2017 1702 MED.0081/1 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW MEDEDELING AAN DE LEDEN VAN VLAAMSE REGERING Betreft: Voortgangsrapport van Vlaams mitigatieplan 2013-2020 met Broeikasgasinventaris

Nadere informatie

Technische nota 4 - Benadering van de financiële controles van de ANGS

Technische nota 4 - Benadering van de financiële controles van de ANGS Technische nota 4 - Benadering van de financiële controles van de ANGS Datum 11/05/2017 Onderwerp Benadering van de financiële controles van de ANGS Bespreking tijdens vergadering - 6 maart 2017 Schriftelijk

Nadere informatie

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2004 tot en met Datum 30 maart 2009

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2004 tot en met Datum 30 maart 2009 ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 24 tot en met 28 Datum 3 maart 29 Overzicht van het aantal verstrekte beginseltoestemmingen over de jaren 24-28 1.1.

Nadere informatie

Aandachtspunten bij de ontwerpbegroting 2019 (hoofdstuk XVII) van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Aandachtspunten bij de ontwerpbegroting 2019 (hoofdstuk XVII) van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking BEZORGEN Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Lange Voorhout 8 Postbus 20015 2500 EA Den Haag T [070] 342 43 44 E voorlichting@rekenkamer.nl W www.rekenkamer.nl

Nadere informatie

ADOPTIE. Trendsen analyse. Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2007 tot en met Maart 201 2

ADOPTIE. Trendsen analyse. Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2007 tot en met Maart 201 2 Ministerie van Veiligheid en Justitie ADOPTIE Trendsen analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 007 tot en met 0 Maart 0 Ministerie van Veiligheid en Justitie ADOPTIE Trends

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 10.2.2016 COM(2016) 80 final 2016/0045 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD inzake de tijdelijke opschorting van de herplaatsing van 30 % van de verzoekers

Nadere informatie

Overzicht. Bevoegdheden inzake milieu. Internationaal: België:

Overzicht. Bevoegdheden inzake milieu. Internationaal: België: Overzicht An Cliquet Vakgroep Internationaal publiekrecht, Universiteit Gent Brussel, 18 oktober 2011 Internationaal: Bevoegdheden inzake milieu Evolutie van internationaal milieurecht Internationale rechtsregels

Nadere informatie

Bijlage Indicatieve streefcijfers voor de lidstaten

Bijlage Indicatieve streefcijfers voor de lidstaten bron : Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen PB C 311 E van 31/10/2000 Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevordering van elektriciteit uit hernieuwbare

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 485 XVII Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2016 (wijziging samenhangende

Nadere informatie

11263/08 ADD 1 mak/gar/hd 1 DG I - 2 B

11263/08 ADD 1 mak/gar/hd 1 DG I - 2 B RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 13 oktober 2008 (21.10) (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2007/0163 (COD) 11263/08 ADD 1 EDUC 173 MED 39 SOC 385 PECOS 16 CODEC 895 O TWERP-MOTIVERI G VA DE RAAD Betreft:

Nadere informatie

ADVIES. Ontwerp van ordonnantie tot wijziging van de ordonnantie van 5 maart 2009 betreffende het beheer en de sanering van verontreinigde bodems

ADVIES. Ontwerp van ordonnantie tot wijziging van de ordonnantie van 5 maart 2009 betreffende het beheer en de sanering van verontreinigde bodems ADVIES Ontwerp van ordonnantie tot wijziging van de ordonnantie van 5 maart 2009 betreffende het beheer en de sanering van verontreinigde bodems 15 september 2016 Economische en Sociale Raad voor het Brussels

Nadere informatie

betreffende onderwijs in ontwikkelingssamenwerking

betreffende onderwijs in ontwikkelingssamenwerking ingediend op 439 (2014-2015) Nr. 1 16 juli 2015 (2014-2015) Voorstel van resolutie van Ingeborg De Meulemeester, Sabine de Bethune, Herman De Croo, Tine Soens en Wouter Vanbesien betreffende onderwijs

Nadere informatie

De buitenlandse handel van België

De buitenlandse handel van België De buitenlandse handel van België 1 ste kwartaal 2010 1 De buitenlandse handel van België na het eerste kwartaal van 2010 (Bron: NBB communautair concept*) Analyse van de cijfers van het eerste kwartaal

Nadere informatie

Belgisch Biodiversiteits Platforum

Belgisch Biodiversiteits Platforum Belgisch Biodiversiteits Platforum Sonia Vanderhoeven Etienne Branquart [HET HARMONIA INFORMATIESYSTEEM EN HET ISEIA PROTOCOL] Verklarend document voor het Life + Project AlterIAS Oktober 2010 Algemene

Nadere informatie

COHESIEBELEID 2014-2020

COHESIEBELEID 2014-2020 GEÏNTEGREERDE TERRITORIALE INVESTERING COHESIEBELEID 2014-2020 De nieuwe wet- en regelgeving voor de volgende investeringsronde van het EU-cohesiebeleid voor 2014-2020 is in december 2013 formeel goedgekeurd

Nadere informatie

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking Brussel, 5 juli 2006 050706_Advies_kaderdecreet_Vlaamse_ontwikkelingssamenwerking Advies over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking 1. Inleiding Op 24 mei 2006 heeft Vlaams minister

Nadere informatie

BIJLAGE DERDE EDITIE ECONOMISCH GEWICHT VAN DE IZW S IN BELGIE

BIJLAGE DERDE EDITIE ECONOMISCH GEWICHT VAN DE IZW S IN BELGIE BIJLAGE DERDE EDITIE ECONOMISCH GEWICHT VAN DE IZW S IN BELGIE Bijdrage tot de welvaart België telt tienduizenden vzw s, stichtingen, sociale economiebedrijven en feitelijke verenigingen. 18.847 daarvan

Nadere informatie