2. Motor\Motorstuursysteem T... Storingzoeken, symptomen - Sl...

Transcriptie

1 Slechte rijeigenschappen, verslechterde prestaties, ongelijkmatig stationair toerental Storingssympto(o)m(en) Slechte rijeigenschappen Verslechterde prestaties De motor loopt ongelijkmatig bij stationair toerental of heeft een te laag stationair toerental Schokkende bewegingen of inhouden bij gas meerderen Voorwaarde(n) De auto kan bepaalde storingssymptomen vertonen zonder dat er een storingcode is gevormd. Dit kan het gevolg zijn van een luchtlek in het inlaatsysteem. Bij het optreden van storingcodes moeten in eerste instantie de respectievelijke procedures voor storingzoeken worden toegepast. De onderstaande methode is een aanvulling indien de storing niet via de gebruikelijke wijze van storingzoeken kan worden gelokaliseerd. De methode omvat controle van de afdichting van het inlaatsysteem en een brandstofadaptieprocédé van het motorstuursysteem. Maatregel 1. Kopieer de checklist in dit document 2 maal. Vul een van de kopieën in met waarden van Tech2 alvorens maatregelen te nemen. 2. Demonteer de bovenste motordekplaat. 9-3 (9440)

2 3. Sluit Laaddrukmeter via een T-buis aan op de slang tussen de brandstofdrukregelaar en het inlaatspruitstuk. 4. Neem de klem van de carterventilatieslang bij het kleppendeksel los met Slangklemtang en blokkeer deze met een M12-bout of een andere geschikte plug. 9-3 (9440)

3 N.B. Sluit het gat in het klepdeksel niet met een plug af. De lucht die onder de testdruk voorbij de zuigers in het carter lekt, moet door dit gat kunnen worden afgevoerd. 5. Vervang de bestaande plug in set Plugset door plug Eventueel moet er een nieuwe slangklem worden gebruikt om de slang op plug te houden. 6. Neem de inlaatslang los bij de luchtfilterhouder. Plaats plug in de slang en sluit daarop de drukregelaar aan op een externe persluchtaansluiting. N.B. Draai de drukregelaar dicht, voordat u deze op de persluchtaansluiting aansluit. 9-3 (9440)

4 7. Zet het inlaatsysteem onder druk door de drukregelaar voorzichtig te draaien totdat er maximaal 0,6 bar overdruk is bereikt. Lees de druk af op Laaddrukmeter. 8. Het gehele inlaatsysteem staat daarmee onder druk en lekken kunnen gelokaliseerd worden met behulp van lekkagespray of zeepwater, die rondom een lek zullen gaan borrelen en schuimen. Controleer alle componenten, slangen en aansluitingen en verhelp eventuele hoorbare en zichtbare lekken. 9-3 (9440)

5 8.1. Terugslagklep, carterventilatie 8.2. Luchtfilter 8.3. Luchtmassameter (205) 8.4. Turbo 8.5. Intercooler 8.6. Omloopklep 8.7. Magneetklep, omloop turbo (605) 8.8. Stelelement, smoorklephuis (604) 8.9. Temperatuursensor, inlaatlucht (407) Druksensor, inlaatspruitstuk (431) Motor Carterventilatie, olievanger Terugslagkleppen Ontluchtingsklep (purge) (321) 9-3 (9440)

6 8.15. Koolstoffilterhuis Wastegateklep Laadluchtregelaar Magneetklep, laadlucht (179a) Zuurstofsensoren (592, 593) Katalysator Uitlaatgastemperatuursensor (602) Voorste uitlaatdemper Achterste uitlaatdemper Vacuümpomp Rembekrachtiging Terugslagklep Brandstofdrukregelaar Druksensor, atmosferische druk (539) N.B. Alleen grote lekken beïnvloeden de werking van het motorstuursysteem. Bij gebruik van lekkagespray of zeepsop worden er ook kleine lekken ontdekt. Meerdere kleine lekken kunnen in feite samen een groot lek vormen. Sporadische zeer kleine lekken hoeven niet te worden verholpen. 9. Demonteer plug van de inlaatslang. Sluit de slang aan op de luchtfilterhouder. 10. Demonteer de slang van de carterventilatieslang. Sluit de slang aan op het kleppendeksel. 11. Neem de laaddrukmeter weg. Sluit de slang aan op de brandstofdrukregelaar. 12. Monteer de bovenste motordekplaat. 13. Lees de softwareversie van de stuur-unit (Software Module Identifier #1) uit in Tech2. Als er een latere softwareversie is in TIS2000, moet deze in de stuur-unit 9-3 (9440)

7 geprogrammeerd worden. N.B. Als er geen software in de regeleenheid van de motor is geprogrammeerd, moeten de brandstofaanpassingen gereset worden alvorens punt 12 wordt uitgevoerd. 14. Voer de brandstofadaptatie uit en controleer deze als volgt met behulp van Tech2: Schakel de A/C of de ACC uit Voor het uitvoeren van de brandstofadaptatie moet de motortemperatuur hoger zijn dan 80 C en de motor moet minstens 3,5 min. hebben gelopen Rijd in de 5de of 4de versnelling over een egaal weggedeelte en laat de motor omw/min maken. Houd het gaspedaal bij voorkeur ca. 3 minuten lang in dezelfde stand Zet de auto stil en laat de motor ca. 3 minuten stationair draaien Lees de waarde voor de multiplicatieve adaptatie af op Tech Lees de waarde voor de "additieve adaptatie" af op Tech2. Als de adaptaties niet gewijzigd zijn (op 0 zijn blijven staan), moet u de motor uitzetten, opnieuw starten en de punten herhalen. 15. Vul de tweede kopie van de checklist in. 16. Koppel Tech 2 los. 17. Als de problemen niet zijn verholpen, moet u contact opnemen met de afdeling voor technische support van de importeur. Houd de ingevulde checklists bij de hand. Checklist 1. Beschrijf de storingssymptomen Sluit Tech 2 aan. 3. Schakel de A/C of de ACC uit en laat de motor stationair lopen. De koelvloeistoftemperatuur moet hoger zijn dan 80 C. Opmerking 9-3 (9440)

8 Eventuele storingcodes mag u niet wissen. 4. Lees eventuele storingcodes af en noteer deze: Selecteer op Tech 2 achtereenvolgens Motor, Motorstuursysteem, Lees waarden/activeren. Lees de volgende waarden af en noteer ze: Eenheid Contact ON Stationair toerental Gewenste waarde Motortoerental omw/min Brandstofmassa/verbranding mg/c Luchtmassa/verbranding ** mg/c Gewenste luchtmassa/verbranding ** mg/c Luchtmassameter V 0,85-1,15 Koelvloeistoftemperatuur C Olietemperatuur motor C Brandstoftemperatuur C 0-80 Temperatuur van de inlaatlucht C Atmosfeer, absolute drukwaarde kpa Laadlucht, absolute drukwaarde kpa Inlaatspruitstuk, absolute druk kpa Additieve adaptatie mg/c ±1,5 Multiplicatieve adaptatie % ± (9440)

9 Chassisnummer (verplicht) Softwaremodule-ID nr. 1 of softwareversie (verplicht) Programmeerdatum (verplicht) 9-3 (9440)