nr. 567 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 27 april 2015 aan PHILIPPE MUYTERS Activering jonge werkzoekenden - Proefproject sport (2)

Transcriptie

1 SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 567 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 27 april 2015 aan PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT Activering jonge werkzoekenden - Proefproject sport (2) Gemiddeld telden we in werkzoekende jongeren onder de 25 jaar. Jongeren vinden niet altijd makkelijk werk in de huidige conjunctuur. We zien ook dat ze vaak laaggeschoold zijn, geen diploma hebben of niet over de juiste werkattitude beschikken. Daartoe wenst de minister, binnen het activeringstraject, het attitudeprobleem aan te pakken. Bedrijven kijken veelal naar diploma s, doch worden meer en meer aangemoedigd om rekening te houden met andere competenties. Indien onze ondernemingen meer jongeren wensen aan te werven die niet altijd de vereiste diploma s hebben, kijkt men naar attitude. Naast stages en opleiding wil de minister dat die jongeren aan sport doen om de werkattitude te verbeteren. Dat sporten zal enkel kunnen in een gestructureerde sportclub. Jongeren zouden hiertoe een financieel rugzakje meekrijgen om de inschrijving en verzekering te betalen. De beleidsnota geeft aan om de rol van sport in de competentieontwikkeling van jonge werkzoekenden naar werk samen met de VDAB verder uit te diepen. Het Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport werd om een onderzoek gevraagd in verband met laaggeschoolden, sport en tewerkstelling. Het onderzoek benadrukt dat dé kortgeschoolde niet bestaat en dat er een veelheid aan problematieken zijn die enkel met sport niet zullen verdwijnen. Veder wijst het onderzoek het volgende uit: - sport kan een meerwaarde hebben; de eigenwaarde, de fysieke en mentale gezondheid verbeteren. Inzake de tewerkstelling is dit slecht een indirecte meerwaarde; - ht valoriseren van de competenties komt naar voren; - een veelheid aan settings wordt door de respondenten als positief ervaren, dat naast een sportgeoriënteerde beroepsopleiding; - er dienen voldoende voorwaarden te zijn zodat die zorgen voor sociale uitkomsten: o omkadering en ondersteuning; o innoverende financiering; o enkel als de deelnemer aan sport wil doen; o samenwerking op alle beleidsdomeinen; o statuut van deelnemers; o begeleiding van deelnemers; o doorstroming van deelnemers.

2 1. Eind 2014 werd het onderzoek en haar conclusies voorgesteld. Op welke manier zal de minister hiermee van start gaan? 2. Hoe reageert de minister op de aanbevelingen van het onderzoek? 3. Op welke manier zal er voldaan worden aan de voorwaarden welke het onderzoek stelt om voldoende sociale uitkomsten te bekomen? 4. Wat zijn de concrete afspraken met de VDAB hierover? 5. Wanneer gaat het proefproject juist van start? Voor welke duur? 6. Wat zijn de controle-instrumenten om het proefproject te evalueren? 7. Hoeveel budget werd voor dit proefproject vrijgemaakt? Hoe zal dit budget worden aangewend? 8. Hoeveel bedraagt het financiële rugzakje die de jongere zal meekrijgen om zich in te schrijven in de sportclub? 9. Op welke manier zal men de inschrijving, doch ook de aanwezigheid, van de jongere in de sportclub controleren? 10. Is er een limitatieve lijst van sporten waarvoor de werkzoekende jongere zich mag inschrijven? Op basis van welke criteria werden ze op de lijst gezet? 11. Hoelang dient de jongere ingeschreven te zijn in de sportclub om de gewenste werkattitude onder de knie te krijgen? Op welke manier kan/zal dit gecontroleerd worden? 12. Wat zijn de controle-instrumenten om de jongere te evalueren op werkattitude na het volgen van de nodige sport zoals in het proefproject staat?

3 PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT ANTWOORD op vraag nr. 567 van 27 april 2015 van ROBRECHT BOTHUYNE Ik heb de studie van het Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport met belangstelling doorgenomen, en neem de aanbevelingen die er uit voortkomen mee in verdere beleidsontwikkelingen rond sport en tewerkstelling. Ik heb ervoor geopteerd om een pilootproject Sport op te starten als één van de mogelijke acties binnen een WIJ!-traject (WerkInleving voor Jongeren!), waarbij ongekwalificeerde, werkloze jongeren georiënteerd en begeleid worden naar de arbeidsmarkt. Dit initiatief kadert binnen doelstelling 5.6 van mijn beleidsnota Sport : Laaggeschoolden door de opbouw van competenties en arbeidsattitudes via sport verhoogde kansen bieden voor een betere doorstroom naar de arbeidsmarkt. Het Europees Sociaal Fonds (ESF) Vlaanderen wil met de oproep WIJ! (WerkInleving voor Jongeren!) aan ongekwalificeerde jongeren (18-25j) met een afstand tot de arbeidsmarkt in Vlaanderen extra kansen en handvaten bieden om de weg naar de arbeidsmarkt te vinden. Concreet bestaat een WIJ!-traject uit een sterke oriëntering met opmaak van een actieplan, waarbij de jongere op basis hiervan verdere begeleiding aangeboden wordt. De sportcomponent kan hierbij worden opgenomen via diverse acties. Het nieuwe WIJ!-project loopt over 3 jaar. Goedgekeurde projecten gaan van start op 1 juni De projecten hebben een looptijd van 36 maanden. Een volledig oriënteringsen begeleidingstraject van een jongere duurt 1 jaar. De uitvoerders gaan dus een jaar met die jongere aan de slag. Een van de acties binnen het WIJ!-traject zal zijn dat jongeren de mogelijkheid krijgen om op regelmatige basis te sporten in een kwaliteitsvolle, lokale sportsetting. Dit kan bijdragen tot de versterking van competenties en het vormen van attitudes die nuttig zijn richting arbeidsmarkt. Gelijktijdig wordt een duurzame, lokale samenwerking tussen sport- en tewerkstellingsactoren bevordert. Dit vertaalt zich in de volgende doelstellingen vanuit het sportbeleid ten aanzien van deze sportcomponent binnen het ganse WIJ!-project: 1. Jongeren kansen geven om positieve sportervaringen te beleven in kwaliteitsvolle sportsettings; 2. De ontwikkeling van een gezonde en actieve levensstijl en fysieke fitheid bevorderen; 3. Het aanzetten tot een zinvolle vrijetijdsbesteding en het bieden van structuur door het vast inbouwen van een sportactiviteit in de week/weekendplanning; 4. Versterken van arbeidsgerichte competenties en attitudes, in eerste instantie via het sporten, op latere termijn eventueel via andere taken binnen de sportcontext; 5. Het uitbouwen van een structureel, duurzaam, lokaal netwerk van partners tussen o.a. tewerkstellings-, sport- of vrijetijdsactoren, met het oog op een gecoördineerde afstemming en continuering van werking en acties eenmaal het WIJ-project afgelopen is. Jongeren kunnen in een WIJ!-traject starten door toeleiding vanuit VDAB of na vindplaatsgerichte acties door de promotor (via activiteiten, evenementen en infosessies

4 van de promotor, partners of overige organisaties waarmee men samenwerkt). Dit betekent dat de deelnemende sportsettings ook een mogelijke vindplaats voor jongeren kunnen zijn. Er wordt een WerkInleving voor Jongeren! aangeboden in twee delen: 1. Oriëntering met actieplan De eerste actie van de begeleiding van de jongeren bestaat uit een sterke oriëntering. Enerzijds krijgen jongeren zicht op hun eigen competenties, hun mogelijkheden op de arbeidsmarkt en hun belemmeringen tot de arbeidsmarkt. Anderzijds krijgen ze een verbeterde kennis over alle aspecten van de arbeidsmarkt: mogelijke jobs, sectoren, arbeidsmarktactoren en hoe deze te gebruiken tijdens het zoeken naar werk. Jongeren leren ook werken met Mijn Loopbaan. Deze oriëntering staat in functie van een verder intensief traject naar werk en competentieversterking. In deze fase zal door de VDAB of de promotor bij de jongere gepeild moeten worden naar de interesse, de goesting om te sporten. Of misschien is de jongere reeds actief in sport? Er zal dan ook benoemd moeten worden welke competenties of attitudes via sport voor de desbetreffende jongere versterkt kunnen worden. In deze fase zal er gezocht moeten worden naar een passende sportsetting: kennismaking, laten proeven van (verschillende) sport(en), initiaties, zoeken naar een setting die past in functie van het actieplan voor de jongere Met de jongere moet gekeken worden hoe zijn of haar WIJ-traject via sport aantrekkelijker gemaakt kan worden, hoe sport een motiverende en versterkende component voor de jongere kan zijn, met steeds de finaliteit van competentieversterking en attitudevorming voor ogen. De sportactie is echter géén verplichting! Maatwerk is voor elke jongere vereist (soort sport, recreatiever versus competitiever, solo- versus teamsport, binnensport versus buitensport, mate van zelfstandigheid of begeleiding, culturele verschillen, gender ), en uiteraard gebeurt dit in samenspraak met de jongere. 2. Begeleiding In de begeleiding worden de randvoorwaarden geremedieerd en de noden tot kwalificering via kortere opleidingen, opleidingsstages, jobhunting, sollicitatieondersteuning en overige acties aangeboden. De promotor voorziet in begeleiding op maat. Er wordt gewerkt aan arbeidsmarktgerichte competentieversterking en er wordt bemiddeld naar werk. Waar mogelijk wordt een attestering opgemaakt bij gevolgde opleidingen (VDAB, CVO, Syntra). De sportcomponent is slechts één, kleine en beperkte actie in het brede scala aan maatregelen die in het WIJ-actieplan (het werken aan arbeidsmarktgerichte competentieversterking en bemiddeling naar werk) van de jongere opgenomen kunnen worden. Het WIJ-traject wordt vanuit sport m.a.w. een klein stukje mee ingekleurd met een actieve sportcomponent, waarbij we het potentieel van een aantal lokale, kwalitatieve sportsettings willen aanboren. De sportactie moet er dan in bestaan dat de jongere, op basis van de oriënteringsfase, toegeleid wordt en komt tot een regelmatige sportdeelname in een kwaliteitsvolle, lokale sportsetting die oog heeft voor die sociaalmaatschappelijke rol, en die rol samen met de promotor kan waar maken, waarbij de jongere bewust en onbewust in een aantal competenties en attitudes versterkt kan worden. Hier wordt van de promotor een zekere mate van begeleiding en monitoring verwacht. Niet elke doorsnee sportclub is hiertoe in staat en niet elk sportgebeuren is hiervoor geschikt. Dit betekent dat de promotor een weloverwogen en uitgebalanceerd netwerk van sportactoren in zijn regio moet betrekken, ook in functie van duurzaamheid en continuering van de samenwerking op langere termijn. Hoe elke promotor met zijn partners en zijn netwerk tewerk gaat, zal verschillend zijn tussen de pilootprojecten. Dit hangt immers af van de methodiek of werkwijzen die elke

5 promotor hanteert. Hier leg ik geen bepaalde werkwijze op. Dit is net het innoverende en vernieuwende dat ik via deze pilootprojecten wil stimuleren. Er wordt over de volgende 3 jaar in een totaal van een WIJ-begeleidingen voorzien. Er is hiertoe een budget voorzien van ,75 euro voor deze periode van drie jaar. Er wordt 40% subsidiëring vrijgemaakt uit het Europees Sociaal Fonds. De overige 60% wordt aangeleverd uit het Vlaams cofinancieringsfonds (dit fonds bevat geen sportmiddelen). Een oriëntering met actieplan telt voor maximaal 600 euro subsidiëring. Een begeleiding met als resultaat duurzaam werk, de opstart in een kwalificerende opleiding (beroepsopleiding of onderwijs) of de volledige uitvoering van de minimaal vooropgestelde activiteiten telt voor maximaal euro subsidiëring. Onder voorbehoud van het advies van de Inspectie van Financiën, wil ik u al de volgende timing en krachtlijnen van de bijkomende financiering vanuit het Sportbeleid meedelen. De pilootprojecten zullen starten op 1 september 2015 in functie van de start van de meeste sportseizoenen en sportwerkingen. Vanuit het Sportbeleid zal voor de eerste twee projectjaren een financiële stimulans voorzien worden als opstartkost, om de eerder geschetste doelstellingen vanuit het sportbeleid te stimuleren. Voor het derde WIJ-projectjaar wordt geen verdere financiële ondersteuning vooropgesteld. De ondersteuning is mede een impulssubsidie om de overbrugging te faciliteren tot een structurele werking tussen sport en tewerkstelling. Vanuit het Sportbeleid zal, onder voorbehoud dus van het advies van Inspectie van Financiën, voor die eerste twee WIJ!-projectjaren een maximaal budget van euro worden uitgetrokken. De promotor zou de hem toegekende subsidie-enveloppe dan zelf kunnen invullen afhankelijk van de noden die hij heeft en de samenwerkingen die hij ontplooit. Een belangrijk verantwoordingselement zal het aantonen zijn dat er een methodiek ontwikkeld is, of een draaiboek hieromtrent, en de structurele verderzetting van het lokale netwerk tussen tewerkstellings-, sport- en vrijetijdsactoren. De promotor zou loonkost en tijdsinzet voor methodiekontwikkeling en de opstart van het netwerk kunnen inbrengen, of werkingsmiddelen inzetten om kosten van de desbetreffende sportsetting te vergoeden of financiële drempels voor bepaalde jongeren enigszins te verlagen, indien nodig. Per jongere die effectief sport in een duurzame sportsetting wordt een budget van 100 voorzien. Vanuit het Sportbeleid zal verder mee geïnvesteerd worden in de inhoudelijke ontwikkeling van de sportcomponent, zoals het faciliteren van samenwerkingsverbanden met de sportsector. Het Departement Sport, ESF Vlaanderen en de geselecteerde promotoren zullen deze samenwerking verder uitwerken en concretiseren. Vanuit het Vlaamse sportbeleid zal ook flankerend onderzoek en begeleiding rond die competentieversterkende en attitudevormende rol van sport opgezet kan worden.