Koolzaad van zaad tot olie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Koolzaad van zaad tot olie"

Transcriptie

1 Koolzaad van zaad tot olie Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Beleidsdomein Landbouw en Visserij

2 Koolzaad van zaad tot olie Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Beleidsdomein Landbouw en Visserij

3 De brochure Koolzaad, van zaad tot olie is gebaseerd op de brochure Koolzaad, het nieuwe goud? (voorjaar 2005) van ir. Jean-Luc Lamont en Yvan Lambrechts van de afdeling Voorlichting. De auteurs stellen zich niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan door het gebruik van de vermelde gegevens. De saldoberekeningen in hoofdstuk 7 zijn gebaseerd op gemiddelde waarden en/of prijzen van De informatie uit deze uitgave mag worden overgenomen mits bronvermelding. 4 Redactie: Jean-Luc Lamont, Yvan Lambrechts, Joost Baert, Tsang Tsey Chow, Veerle Campens, Belinda Cloet, Johan De Boever, Annie Demeyere, Johan De Schryver, Paul Desimpelaere, Laurent De Temmerman, Bruno Fernagut, Koen Holmstock, Loes Lysens, Kristiaan Van Laecke, Stijn Windey Foto s: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Beleidsdomein Landbouw en Visserij, Informatiecentrum voor de Bijenteelt, Clovis-Matton nv Brussel, 2005, eerste druk 52 blz. Depotnummer: D/2005/3241/255 Beschikbaarheid: Op bestelling bij het Beleidsdomein Landbouw en Visserij Dienst Communicatie Downloadbaar in PDF-formaat Bestellingen: Beleidsdomein Landbouw en Visserij Dienst Communicatie WTC III 15/38 Simon Bolivarlaan Brussel Verantwoordelijke uitgever: N. Van Ginderachter Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap K o o l z a a d

4 INHOUD 1 Koolzaad Botanische gegevens Koolzaadrassen Areaal Teelt Koolzaad en bijenteelt Oogst Bewaring Ziekten en plagen 12 2 Teelttechniek van winterkoolzaad Rassen Zaaidichtheid, plantdichtheid, rijenafstand Zaaitijdstip Onkruidbestrijding Bemesting Groeiregulatie en versteviging Bestrijding van ziekten en plagen Slakkenbestrijding Vogelschade Oogst 17 3 Teelttechniek van zomerkoolzaad Rassen Zaaidichtheid, plantdichtheid, rijenafstand Zaaitijdstip Onkruidbestrijding Bemesting Groeiregulatie Bestrijding van ziekten en plagen Slakkenbestrijding Oogst Vergelijking winter- en zomerkoolzaad 19 4 Toepassingsmogelijkheden van koolzaad en zijn bijproducten Menselijke consumptie Veevoeding Technisch en industrieel gebruik van koolzaad 25 5 Premies bij de teelt van koolzaad Activering van gewone en braakleggings- 28 toeslagrechten met koolzaad 5.2 Verplichtingen Verwerking op het eigen bedrijf 30 6 VLIF-steun voor de bevordering van 31 investeringen in hernieuwbare energie op het land- en tuinbouwbedrijf 6.1 Voorwaarden voor de begunstigden Investeringen waarvoor steun kan verkregen worden Vorm en omvang van de steun Aanvragen van steun en bijkomende inlichtingen 31 7 Rentabiliteitsberekening van de teelt van 33 koolzaad en diverse toepassingen 7.1 Voorbeeld van berekening teeltkosten Voorbeeld van saldoberekeningen voor de teelt van 34 koolzaad met verwerking tot PPO op eigen bedrijf 7.3. Verwachte productie van koolzaad bij verschillende 40 toepassingsscenario s 8 Literatuur 44 9 Bijlagen Overzicht erkende gewasbeschermingsmiddelen in 45 de koolzaadteelt op 16 september Nuttige adressen inzake teeltechniek Nuttige adressen inzake premies bij de teelt van koolzaad Nuttige adressen inzake investeringssteun op het bedrijf Andere nuttige adressen 49 5 v a n z a a d t o t o l i 03 e

5 1 Koolzaad 1.1 Botanische gegevens Koolzaad (Brassica napus) behoort met diverse koolsoorten, raap, koolraap, mosterdsoorten, radijs, rammenas, tuinkers en nog vele andere gewassen tot de familie van de Brassicaceae (Cruciferae of Kruisbloemigen). Deze familie ontleent haar naam aan het feit dat de vier kroonbladeren van de bloem duidelijk in een kruis staan Lijnen en hybriden Koolzaad is een kruisbestuivend gewas, maar vertoont geen inteelt bij zelfbestuiving. In een gewas treedt spontaan 70 % zelfbestuiving op. De actueel aangeboden rassen zijn ofwel lijnen ofwel hybriden. Voor de land- en tuinbouw is uit deze familie het geslacht Brassica het belangrijkste. Dit geslacht omvat alle koolsoorten, koolzaad en raapzaad. 1.2 Koolzaadrassen 6 De koolzaadrassen worden ingedeeld in: - winter- en zomerkoolzaad naargelang de bloeirijpheid; - lijnen of hybriden naargelang de kweekwijze; - dubbelnulrassen of erucazuur- en glucosinolaathoudende rassen Winter- en zomerkoolzaad Winterkoolzaad (WKZ) Winterkoolzaad is een langedagplant die gaat bloeien als de dagen lengen. Voordien moet zij tijdens een seizoen van korte dagen (winter) een voldoende vegetatieve ontwikkeling kunnen krijgen. Zaaien gebeurt tussen half augustus en half september en oogsten in juli van het volgende jaar. Winterkoolzaad is een traditioneel gewas met een voldoende gekende teelttechniek. Doordat de winterbegroeiing de bodem bedekt houdt, is de teelt erosiebestrijdend. Er is echter een risico voor duivenschade, vorstschade en slakkenschade Zomerkoolzaad (ZKZ) Zomerkoolzaad heeft niet die vernalisatiebehoefte van winterkoolzaad. Het wordt gezaaid tussen half maart en half april en in hetzelfde jaar in augustus (september) geoogst. In tabel 1 wordt de zaaidichtheid en het opbrengstpotentieel van zomerkoolzaad en winterkoolzaad vergeleken. Door de geringere gewasontwikkeling is een hogere zaaidichtheid voor zomerkoolzaad vereist: 100 zaden per m² (5 kg/ha) tegenover 60 zaden per m² (3 kg/ha) voor winterkoolzaad. Het opbrengstpotentieel van winterkoolzaad bedraagt 5 ton/ha. Voor zomerkoolzaad is dit 3 ton/ha. De teeltkost van zomerkoolzaad is evenwel lager en het gebruik van dierlijke mest is mogelijk. Het areaal zomerkoolzaad beslaat minder dan 5 % van het totale koolzaadareaal in Europa. Ook in de Vlaamse akkerbouw is het een marginaal gewas met een weinig gekende teelttechniek. Tabel 1: Vergelijking zaaidichtheid en opbrengst van zomerkoolzaad en winterkoolzaad Zaaidichtheid (zaden per m 2 ) Zomerkoolzaad Winterkoolzaad Zaaidichtheid (kg per ha) Opbrengstpotentieel (ton per ha) Lijnen Lijnen zijn bekomen door zelfbestuiving en zijn fertiel. Vermeerdering gebeurt door vrije bestuiving ( open pollinated ). Vandaar dat ze ook wel OP-rassen worden genoemd Hybriden Om te profiteren van de potentiële groeikracht van hybriden werden cytoplasmatisch mannelijk steriele lijnen ontwikkeld. Deze produceren geen stuifmeel en kunnen zichzelf niet bestuiven. In combinatie met een bestuiverlijn leveren zij hybride zaden. Indien de bestuiverlijn genen bevat die de fertiliteit herstellen zijn de hybriden fertiel. Ze worden aangeduid met de naam gerestaureerde hybriden of HR. Herstelt de bestuiverlijn de fertiliteit niet dan zijn de hybriden op hun beurt mannelijk steriel (zonder eigen stuifmeelproductie) en kunnen zij geen zaad produceren door zelfbestuiving. Daarom worden bij deze hybriden zaden van bestuiverlijnen gemengd. Ze worden aangeduid als samengestelde rassen of CHL (composiet hybride lijn). Ze bestaan meestal uit 70 % hybride zaden en 30 % zaden van bestuiverlijnen, vaak 2 bestuiverlijnen van elk 15 %. De ontwikkelingskosten van hybride rassen zijn duurder dan van lijnen. De hybride rassen zijn slechts sinds halverwege de jaren 90 op de markt. In 2004 waren op de Duitse en Franse rassenlijst respectievelijk 20 en 40 % van de rassen hybride. Zowel bij lijnen als bij hybriden zijn hoogproductieve (zaad- en olie-opbrengst) rassen aanwezig, hoewel de Duitse rassenlijst een trend vertoont naar meer hoogproductieve hybride rassen. Door de snellere beginontwikkeling van hybriden is minder zaad per ha nodig. K o o l z a a d

6 1.2.3 Dubbelnulrassen of erucazuur- en glucosinolaathoudende rassen Koolzaad kan ingedeeld worden volgens de vetzuursamenstelling van de olie alsook volgens het glucosinolaatgehalte van het schroot. Koolzaad bevat 42 % olie bestaande uit een mengsel van verschillende triglyceriden (glycerol en vetzuren) waarvan ongeveer 5 % verzadigd en 95 % onverzadigd is. De vetzuren bestaan voornamelijk uit erucazuur (35 %) naast linolzuur (15 %), oliezuur (24 %), linoleenzuur (10 %) en eicoseenzuur (10 %). Na extractie van de olie uit het zaad blijft schroot over dat 35 % eiwit bevat, geschikt voor de veevoeding. Dit schroot kan glucosinolaten bevatten Dubbelnulrassen (00) Erucazuur is in de menselijke voeding niet gewenst omdat het hart- of verteringsproblemen zou kunnen veroorzaken. Via veredeling werden rassen ontwikkeld met een laag erucazuurgehalte (minder dan 2 % van het totale vetzuurgehalte), de zogenaamde enkelnulrassen. Het verlaagde erucazuurgehalte wordt gecompenseerd door een verhoogd oliezuurgehalte. Voor het gebruik als technisch smeermiddel is echter een hoog erucazuurgehalte gewenst. Erucazuurhoudende en erucazuurvrije rassen kunnen niet naast elkaar geteeld worden wegens het gevaar van contaminatie via bestuiving. De glucosinolaten, aanwezig in het schroot, zijn glucose-stikstofzwavelverbindingen. Bij splitsing komen glucose en giftige stikstofzwavelverbindingen als thiocyanaat, nitrile en goitrine vrij. Deze verbindingen geven het voeder een bittere smaak en mosterdgeur. Bij opname kunnen ze de schildklier- en leverwerking van de dieren verstoren. Door veredeling werden glucosinolaatarme variëteiten ontwikkeld met minder dan 25 µmol glucosinolaat per gram zaad. Ze zijn echter ook aantrekkelijker voor slakken. Het schroot van deze rassen is geschikt voor veevoeding. Rassen die zowel arm zijn aan erucazuur als aan glucosinolaten worden dubbelnulrassen, ook wel 00-variëteiten of 00-rassen, genoemd Erucazuur- en glucosinolaathoudende rassen Voor de productie van biodiesel mogen de rassen erucazuur en glucosinolaat bevatten. De aanwezigheid van het glucosinolaat maakt echter het schroot minder geschikt voor veevoeding. In Canada werden enkele zomerkoolzaadrassen ontwikkeld met een hoog erucazuur- en een laag glucosinolaatgehalte wat het schroot geschikt maakt voor diervoeder. Het oliegehalte van deze rassen ligt hoger dan van de actuele winterkoolzaadrassen maar de zaaden olieopbrengst is aanzienlijk lager Rassenlijst types en enkele met een speciale vetzuursamenstelling (vb. laag linoleenzuurgehalte). Naast de dubbelnul winterkoolzaadrassen is er een beperkte lijst met dubbelnul zomerkoolzaadrassen en enkelnul winterkoolzaadrassen. Voor opname op de rassenlijst worden volgende criteria beoordeeld: zaadopbrengst en oliegehalte, met als resultante de olieopbrengst; ziekteresistentie: vooral Phoma (vallers), Cylindrosporium (cylindrosporiose), Sclerotinia (rattekeutelziekte) en Alternaria (spikkelziekte); wintervastheid; weerstand tegen legering en plantlengte; vroegheid van bloei en zaadrijping; glucosinolaatgehalte en vetzuursamenstelling. Verdere ontwikkeling van hybride rassen met hogere opbrengst en ontwikkeling van rassen met gewijzigde vetzuursamenstelling is te verwachten. De ontwikkeling van GMO-koolzaad (genetisch gemodificeerd) met ingekruiste herbicide- en ziektetoleranties kan voor een non-foodteelt interessant zijn, maar deze problematiek staat momenteel nog ter discussie om ethische redenen. Bladkool is dezelfde plantensoort als koolzaad maar is veredeld voor de productie van het blad als groenvoeder. 1.3 Areaal In België met haar overwegend zachte winters wordt hoofdzakelijk winterkoolzaad verbouwd. Zomerkoolzaad wordt nagenoeg uitsluitend ingezaaid als noodgewas (vooral als winterkoolzaad uitwintert). Enkel in streken met streng winterregime zoals Canada en Scandinavië wordt de teelt van winterkoolzaad - door de kans op vorstschade - ervaren als te onzeker. In deze regio s wordt het koolzaadareaal gedomineerd door de teelt van zomerkoolzaad als hoofdgewas. 7 In België en Nederland werden de laatste 10 jaar geen officiële rassenproeven met koolzaad meer uitgevoerd. De Belgische handel biedt nu uitsluitend dubbelnul winterkoolzaadrassen aan. Op de rassenlijst van Duitsland en Frankrijk, de 2 belangrijkste koolzaadlanden van Europa met elk ruim 1 miljoen ha, is er een uitgebreid aanbod aan winterkoolzaadrassen. Er komen voortdurend nieuwe rassen bij, meestal dubbelnulrassen met een oliegehalte rond 42 % en een laag erucazuur- en glucosinolaatgehalte. Op de Franse rassenlijst staan enkele rassen aangeduid als halfdwerg - In het Europese koolzaadareaal is het aandeel van winterkoolzaad echter dermate dominant, dat men in de literatuur vaak spreekt over koolzaad als men winterkoolzaad bedoelt. v a n z a a d t o t o l i 03 e

7 Tabel 2: Verloop van de arealen koolzaadteelt (in ha) in België en buurlanden van 2000 tot België Vlaanderen Wallonië Nederland Frankrijk Duitsland Bron: Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), Statische Bundesamt, Sido/ONIOL 8 De zaadopbrengst van zomerkoolzaad (ton/ha) ligt gemiddeld op slechts 60 % van die van winterkoolzaad. Maar omdat de teeltkosten van zomerkoolzaad lager zijn dan die van winterkoolzaad valt deze teelt toch te overwegen voor een lage kosten productie van biodiesel. Tabel 2 geeft een overzicht van de arealen koolzaad in België en omringende landen. In Nederland werd in 1975 nog ha koolzaad verbouwd. In 2002 was dit areaal teruggevallen op een dieptepunt met slechts 481 ha. In 2004 kreeg koolzaad weer meer aandacht met een areaal van ha. Het zwaartepunt van de Europese koolzaadteelt situeert zich traditioneel in Duitsland en Frankrijk met elk een aanzienlijk areaal van 1,2 miljoen ha. In Duitsland is 30 % van het areaal bestemd voor biodiesel. In België situeert het koolzaadareaal zich in hoofdzaak in de Condroz, maar stelt in vergelijking met Frankrijk en Duitsland maar weinig voor. 1.4 Teelt Groeistadium Op het einde van de splitsing vormen zich verschillende individuele bloemtrossen en begint de bloei. Tot dit stadium kan een tweede stikstoffractie gegeven worden zonder risico op verlate afrijping. Koolzaad bloeit in de tros van beneden naar boven. Het ongelijkmatig bloeien van het gewas geeft de typische ongelijkmatige afrijping. Bij koolzaad in volle bloei of hauwvorming zijn de onderste bloemen in de tros reeds uitgebloeid en gaan over tot hauwvorming terwijl de bovenste bloemen nog in knop staan. De groei van koolzaad wordt in 7 stadia verdeeld: kiemlobstadium, rozetvorming, hergroei, knopvorming, splitsing, bloei en hauwvorming (zie figuur 1). Figuur 1: Verschillende groeistadia van koolzaad Winterkoolzaad: einde splitsing met vorming van verschillende individuele bloemtrossen Winterkoolzaad voor 50 % in bloei Koolzaad in bloei: vorming van individuele bloementrossen Hauwvorming K o o l z a a d

8 1.4.2 Zaaien Koolzaad heeft een penwortel en verlangt een goede waterdoorlaatbaarheid van de bodem (goede structuur), daarom is diepploegen aangeraden. Gronden met slechte afwatering en een ploegzool zijn te vermijden. Een geslaagde koolzaadteelt vraagt verder een bodem die weinig onkruidzaden en wortelonkruiden bevat. Koolzaad geeft de hoogste opbrengsten op rijke gronden met een goede structuur, zoals kleigronden en gescheurd grasland. Behalve op kleigronden kan koolzaad ook op andere grondsoorten, zoals leemgrond en goed vochthoudende zandleemgronden worden geteeld. Het gewas rijpt op deze gronden vaak vroeger af en levert dan iets fijner zaad op. Op zandgrond is er meer kans op Alternaria-aantasting. Het zaaibed dient fijn te zijn (vergelijkbaar als voor suikerbieten) met een diepte van 2 tot 6 cm. Een klassieke zaaimachine voor graan voldoet. Koolzaad wordt bij voorkeur geteeld op gronden met ph vanaf 6,5. Vanwege de gevoeligheid voor knolvoet is een goede kalktoestand van de bodem noodzakelijk Teeltrotatie: drie of vier jaren Koolzaad is een vroegruimend gewas. De teelt laat een zeer goed doorwortelde en vruchtbare bodem achter. Op knolvoetgevoelige gronden is een voldoende ruime teeltrotatie van groot belang. Hoe ruimer de teeltrotatie, hoe hoger het opbrengstpotentieel van de koolzaadteelt. Zo ligt de opbrengst van koolzaad in een vierjaarlijkse rotatie hoger dan in een driejaarlijkse vruchtwisseling Driejaarlijkse teeltrotatie In een driejaarlijkse vruchtwisseling past koolzaad uitstekend in een graanteeltplan met wintergerst en wintertarwe. Hierbij gaat de voorkeur naar wintergerst als voorvrucht voor koolzaad omwille van de vroegheid. De waarde van koolzaad als voorvrucht voor granen wordt hoog ingeschat. Een graangewas na koolzaad brengt 10 % meer op dan in een continue graanteelt. Na koolzaad kan wintertarwe wel lijden aan slakkenvraat. Om te beletten dat slakken de kiem van de tarweplant wegvreten, moeten ze vrij kort na de zaai van de tarwe worden bestreden Vierjaarlijkse teeltrotatie In een vierjaarlijkse vruchtwisseling wordt koolzaad best gepositioneerd na een tijdig ruimende voorvrucht die bij voorkeur een rijke bodem nalaat. Erwten, graszaad, klaver, luzerne en vroege aardappels behoren tot de mogelijkheden. Koolzaad in rotatie met bieten of spinazie is afgeraden omwille van de nematologische aspecten. Beide plantenfamilies (kruisbloemigen en ganzevoetachtigen) zijn gastheer voor dezelfde parasitaire aaltjespopulaties Herbicidenresiduen Bij de perceelskeuze voor de koolzaadteelt is het van belang te weten welke herbiciden er in de voorteelt werden toegepast, zeker als dit een graanteelt betreft. Sommige herbiciden kunnen immers schadelijk zijn voor koolzaad. Raadpleeg hiervoor het etiket van de middelen gebruikt in de voorgaande teelt Koolzaadopslag in het volggewas Koolzaadopslag betekent een beperking voor de teelt. Onvermijdelijke zaadverliezen (tot 50 %) kunnen nog jaren nadien zorgen voor opslag van koolzaad in de volggewassen. Een stoppelbewerking geeft het uitgevallen zaad de kans te kiemen, zodat in het volggewas minder koolzaadopslag voorkomt. Het koolzaad kiemt het snelst bij een lichte grondbewerking, die evenwel niet meer dan 2 cm mag zijn. Na de oogst voert men daarom best een lichte grondbewerking uit met een zware eg of met een rotorkopeg als de stoppel kort is, of met een cultivator die ondiep werkt. Bij zwadmaaien is de stoppel lang en komt dan alleen de ondiep werkende cultivator in aanmerking. Door herhaaldelijke grondbewerkingen met de cultivator kan men een groot deel van de opslagplanten vernietigen. Het inzetten van een stoppelploeg na de oogst brengt de zaadvoorraad naar de diepte. Deze komt dan eerst bij een volgende ploegsessie aan de oppervlakte, wat in de volgende jaren zeer hinderlijk kan zijn. Een koolzaadstoppel biedt de mogelijkheid om wortelonkruiden en grasachtigen goed te bestrijden. Percelen waar deze onkruiden voorkomen moeten niet worden bewerkt, maar met een specifiek onkruidbestrijdingsmiddel vernietigd worden. Ook hier erkent de akkerbouwer het voordeel van een graanbouwplan, waar een bestrijdingsschema naar koolzaadopslag toe vrij eenvoudig kan worden ingepast in een bestrijdingsstrategie van de totale dicotyle onkruidflora. 1.5 Koolzaad en bijenteelt 9 Gerst als voorvrucht voor koolzaad. Koolzaadvelden kunnen toeristisch zeer interessant zijn, maar vooral bij de imkers wordt een bloeiend koolzaadveld om gekende redenen voldoende naar waarde geschat. Het organiseren van reizen naar drachtvelden (koolzaadvelden, fruitboomgaarden,...) wordt door vele imkerverenigingen beschouwd als een essentiële service naar de leden toe. Per hectare koolzaadveld kan gemiddeld 150 kg honing worden verkregen. Momenteel stelt men in Vlaanderen een afname vast van het aantal imkers en een verzwakking van de bijenvolken. De imkerij veronderstelt dat de verzwakking van de bijenvolken voornamelijk het gevolg is van gebrek aan voedsel in augustus en september, net de periode waarop een volk zich klaarmaakt om te overwinteren. v a n z a a d t o t o l i 03 e

9 10 In het voorjaar zijn de bijen dan te zwak om voor nieuw broed te zorgen en de natuur is nog niet klaar om ze massaal van het nodige krachtvoer te voorzien. Precies hier kan de aanplant van grote koolzaadvelden een belangrijke rol spelen. Winterkoolzaad bloeit rond 1 mei en kan dus een belangrijke eerste bron van stuifmeelpollen zijn voor een bijenvolk in een regio waar fruitboomgaarden minder aanwezig zijn. Eén van de oorzaken van een terugval van het aantal bijenvolken is, naast ziektes en verminderd aantal imkers, de afname van drachtplanten. Het moderne landbouwareaal is op dat vlak de laatste decennia erg eenzijdig geweest. De landbouw en de overheid hadden vooral oog voor snelgroeiende, goed salderende gewassen waaraan insecten weinig hebben, met een algemene verarming van fauna en flora tot gevolg. Binnen een ecologische voedselketen kan een dergelijke evenwichtsverstoring verstrekkende gevolgen hebben. Een positieve kentering is merkbaar met de subsidiering van groenbemesters. Ook de subsidiering van koolzaad als energieteelt past binnen het plaatje van de duurzame natuurbeherende landbouw. Koolzaad speelt een belangrijke rol voor de bijen maar omgekeerd kunnen bijen ook zorgen voor een meeropbrengst van 10 % koolzaad. Dit is voor een groot deel het gevolg van de verkorting van de bloeiperiode. Koolzaad zal namelijk sneller ophouden met bloeien als er ook sneller bestoven wordt. Dit resulteert uiteindelijk in een kleiner verlies van zaadjes uit de hauwtjes, iets wat bij koolzaad gemakkelijk optreedt. Voor een optimale bestuiving zijn 3 tot 10 bijenkasten nodig. Sommige cultivars zijn echter minder aantrekkelijk voor bijen, vooral de mannelijk-steriele soorten. 1.6 Oogst Koolzaad bloeit van beneden naar boven en daardoor rijpen de hauwen ongelijktijdig af. Daar de hauwen bij volledige rijpheid van nature openspringen, is de kans op zaadverlies bij maaien van het volledig rijpe gewas zeer groot. Men zal genoodzaakt zijn iets vóór het volledig afrijpen van de hauwen of zaden te maaidorsen. In Vlaanderen vindt de oogst van koolzaad doorgaans plaats in de eerste helft van juli. Per ras treden kleine oogsttijdverschillen op. Het oliegehalte neemt met het rijpen van de zaden toe, maar niet tot de volledige rijpheid. In dat laatste stadium vertoont het oliegehalte een lichte daling. Het drogestofgehalte neemt ook toe, totdat de zaden volledig rijp zijn, zodat de totale olieopbrengst gelijk blijft. Oogstrijpheid wordt bereikt bij een maximaal vochtgehalte van de zaden van 18 %. Maaidorsen is mogelijk bij % vocht van het zaad. Te vroeg maaidorsen geeft een lagere opbrengst en kan resulteren in mindere zaadkwaliteit en in extra kosten. Bij te vroeg maaien, gevolgd door narijpen in het zwad, komen hier nog verademingsverliezen bij, waardoor de zaden kleiner worden en een lager oliegehalte krijgen dan bij afrijping op stam. Bij dorsen van een te droog gewas, korrels 6-9 % vocht, is er kans op zaadbeschadiging in de vorm van gebroken korrels. Opbrengst en oliegehalte zijn het hoogst als bijna alle hauwen geel en vrijwel alle zaden donkergekleurd zijn. De kans op zaadverlies door de maaiof maaidorsbewerking, waarbij door draaiende verdelers op de apparatuur het in elkaar hakende gewas moet worden gescheiden, is in dat stadium echter zeer groot Direct van stam In België (zoals in Frankrijk en Duitsland) is de meest gebruikelijke oogstmethode het direct van stam dorsen met de maaidorser. Bij het oogsten op stam kan het gewas iets langer doorrijpen en mogelijk een hoger oliegehalte bereiken. Bij het van stam dorsen wordt geoogst in 1 werkgang. Aangezien het maaidorsen direct van stam ca. 2 weken later plaatsvindt dan het zwadmaaien is het zaad beter uitgerijpt, dus kwalitatief beter. Het nadeel kan zaaduitval zijn. Het van stam maaidorsen kan alleen toegepast worden bij een voldoend zwaar gewas. Anders is de kans op zaadverlies te groot. De maaidorser moet aan één van de voorzijden een verticale maaibalk (kantmes) van ca. 1,25 m lang hebben om de onvermijdelijke zaadverliezen te beperken. Bij het afstellen mag de ruimte tussen dorstrommel en mantel niet te nauw worden genomen. Dit zou leiden tot vermalen van de hauwen. Wanneer niet op het juiste moment van rijpheid wordt geoogst en het gewas te lang op het veld blijft staan, kunnen tijdens het maaidorsen verliezen optreden doordat het lange koolzaadgewas moeilijk door de vijzel wordt gepakt. De haspel moet het gewas neerdrukken, omdat het anders rechtop voor de vijzel staat. De haspellatten moeten even snel achterwaarts bewegen als de machine vooruit rijdt en de tanden moeten verticaal staan. De haspel raakt het gewas dan net na het afmaaien. Door hoog stoppelen en door het toerental van de haspel juist af te stellen, kan het zaadverlies beperkt worden. Legering kan veel doorwas tot gevolg hebben. De groene delen van deze doorwas kunnen de K o o l z a a d

10 zeven verstoppen, waardoor het zaad niet goed wordt uitgedorst en er verliezen optreden. Verstoppingen van de zeven kunnen ook voorkomen als er laag gesneden wordt, zodat groene stengeldelen in de zeven komen. Door beide oorzaken wordt het vochtgehalte van het zaad sterk verhoogd, wat ongewenst is Zwadmaaien In Nederland is de meest gebruikelijke oogstmethode het zwadmaaien, 1 tot 2 weken later gevolgd door het opraapdorsen. Bij zwadmaaien is het juiste tijdstip van groot belang. Wordt te vroeg gemaaid dan rijpt het zaad onvoldoende af wat de extractie van het zaad en de raffinage van de olie bemoeilijkt. Het in het zwad maaien gebeurt zo n 6 weken na het einde van de bloei op het moment dat de middelste hauwen geel tot grijs-beige van kleur zijn. Van de hauwen aan de top zijn de zaden groen tot groen-bruin, in het midden groen tot bruin en bij de laagste hauwen zijn ze donkerbruin. Het zwadmaaien gebeurt meestal met een zelfrijdende zwadmaaier. 11 Gemiddeld ligt de capaciteit op 1 ha of meer per uur. Er wordt gemaaid op een lange stoppel van ca cm om het zwad vrij van de grond te laten liggen. Hierdoor wordt het gelijkmatig drogen en afrijpen sterk bevorderd en op deze manier wordt ook voorkomen, dat er hauwen op de grond liggen, die bij de oogst verloren kunnen gaan. Bij zwadmaaien moet bovendien de rijenafstand beperkt zijn, zodat het zwad tijdens het drogen voldoende door de stoppel wordt ondersteund. Bij de methode zwadmaaien-opraapdorsen kunnen er verliezen optreden bij het maaien. Deze zijn meestal zeer gering. Indien het zwad te lang op het veld blijft liggen, kan er ook wat verlies optreden door het openspringen van de hauwen aan de bovenzijde van het zwad. Ernstig zaadverlies treedt op wanneer tijdens het in het zwad liggen een langere periode van slecht weer optreedt. In een zwad is de zaaduitval ten gevolge van wind beperkt. Wel kan de zaadkwaliteit onder vochtige omstandigheden snel teruglopen. Na ca. 10 dagen wordt het zwad gedorst. Hiervoor wordt een maaidorser gebruikt, die voorzien is van een opraapinrichting om zaadverlies tijdens het oprapen zoveel mogelijk te voorkomen. Te snel of te langzaam lopen van de opraper bij het opraapdorsen kan eveneens een bron zijn van zaadverlies. Voorwaarden voor zwadmaaien: - rechtopstaande, lange gewassen: stoppel moet minstens cm zijn; - niet bij gelegerde of korte gewassen; - stoppel moet lang genoeg zijn bij vochtige bodem; - het gewas moet grotendeels onkruidvrij zijn. 1.7 Bewaring Een grondige reiniging van de opslagruimte is noodzakelijk vooraleer deze te vullen met koolzaad. Verschillende insecten kunnen voorkomen in de opslag. Daarnaast kunnen mijten zich snel vermenigvuldigen en het zaad aantasten (uithollen). Het drogen (tot 7,5 % vocht) en eventueel koelen van het zaad is een goede methode om aantasting in de hoop te voorkomen. Drogen tot lager dan 6 % vocht wordt afgeraden daar het zaad anders te broos wordt. Gebroken zaden leiden tot een lagere oliekwaliteit (meer vrije vetzuren). Aangezien koolzaad heel klein is, vereist dit een aanpassing van het bewaarsysteem. De korrels zitten dichter op elkaar gepakt waardoor de luchtstroom moeilijker doorheen de hoop kan. Ten opzichte van granen biedt een hoop koolzaad twee tot drie keer meer weerstand aan de luchtstroom. Oplossingen hiervoor zijn het verkleinen van de bewaarhoogte (2 tot 3 keer) of het verhogen van de druk van de luchtstroom. Een lage kiemkracht kan te wijten zijn aan de aanwezigheid van veel gebroken of beschadigde zaden, mogelijks als gevolg van te vroeg dorsen, dorsen van een te droog gewas en ook wel van onjuiste afstelling van de dorsmachine. Schokdrogen (vb. te snelle opvoering van de temperatuur van de droge lucht) kan de kiemkracht van het zaad aanzienlijk doen afnemen. Al deze oorzaken van een lage kiemkracht resulteren ook in een toename van het percentage ongewenste vrije vetzuren en de vorming van oxidatieproducten, die de olie ranzig maken en daardoor de smaak en dus de kwaliteit ongunstig beïnvloeden. Na de oogst wordt de temperatuur afgekoeld tot 20 C. Ventilatie na de oogst is aangeraden. Goede ventilatie (drainagebuizen in de hoop) vermijdt ongewenste opwarming. +Opwarming leidt tot een vermeerdering van de aanwezige micro-organismen en verzuring van de zaadinhoud. Licht, en zeker rechtstreeks zonlicht, is zoveel mogelijk te weren. Langdurige bewaring van koolzaad kan slechts veilig gebeuren wanneer het zaad na de oogst kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van ca. 7 %. In Vlaanderen schommelt het vochtgehalte van het koolzaad na het dorsen doorgaans tussen 10 en 23 %, meestal tussen 14 en 18 %. Ook voor een bewaring van kortere duur moet het zaad vrijwel steeds eerst gedroogd worden. Om een juiste droging te kunnen uitvoeren, wordt het vochtgehalte zo snel mogelijk na het dorsen bepaald. Droging kan met koude of verwarmde droge buitenlucht. Bij droging met verwarmde lucht begint men met een niet te hoge temperatuur, vb C. Dit is vooral belangrijk bij een hoog vochtgehalte. v a n z a a d t o t o l i 03 e

11 12 Pas wanneer het vochtgehalte voldoende is gedaald, mag men de temperatuur voorzichtig opvoeren. Afhankelijk van het vochtgehalte is drogen en/of ventilatie noodzakelijk om bederf tegen te gaan (zie tabel 3). Tabel 3: Maatregelen tegen bederf volgens vochtgehalte Vochtgehalte Maatregel 9 11 % Ventileren % Ventileren + drogen > 16 % Drogen met warme lucht Droging van vochtig zaad bij een hogere temperatuur dan 40 C kan het zaad doden, en een lage kiemkracht veroorzaken, wat een ongunstige invloed heeft bij de zaadbewaring. Indien drogingsapparatuur voor graan aanwezig is, wordt koolzaad veelal op het eigen bedrijf gedroogd. Meestal zijn dit schachtdrogers of droogvloeren. De capaciteit van de ventilator is, gezien de luchthoeveelheid, daarbij van groot belang. Bij het gebruik van droogvloeren wordt gewoonlijk met verwarmde lucht gewerkt, waarbij de opwarming van de lucht met eenvoudige verhitters tot stand komt. In de meeste gevallen wordt het koolzaad vóór het begin van de graanoogst naar de handel afgevoerd, zodat drogers en silo s opnieuw beschikbaar zijn voor het graan. Een klein gedeelte wordt al rechtstreeks na de oogst afgevoerd naar de handel, waarna eerst wordt gedroogd voordat de partij wordt opgeslagen. Bij levering wordt een vochtgehalte van 9 % en 2 % onzuiverheden aanvaard. 1.8 Ziekten en plagen Schimmelziekten Meeldauw of witziekte (Peronospora parasitica) Voornamelijk kiemblaadjes worden aangetast in warme en vochtige periodes. Bij vroege aantasting raakt het kiemplantje bedekt met een witte vilten laag. De kiemblaadjes sterven af en soms gaat het totale plantje verloren. Meeldauw op grotere planten veroorzaakt weinig schade. Het is van belang het winterkoolzaad voldoende vroeg te zaaien zodanig dat het gewas voldoende ontwikkeld is bij de eerste meeldauwaantasting. In meeldauwgevoelige regio s kan een zaadbehandeling noodzakelijk zijn. Phoma (Phoma lingam) Jonge plantjes vertonen een kraagvernauwing met grijs-zwarte necrose. Kiemplantjes sterven af. Men spreekt in dit verband vaak van vallers. Op de bladeren en de stengel van oudere planten zijn witte vlekken aanwezig met daarin zwarte stippen, de zogenaamde pycnidiën of vruchtlichaampjes van de bodemschimmel. Preventief te bestrijden door rassenkeuze, ruime vruchtwisseling en opruimen van het aangetaste stro. Schoffelen vermijden omdat de infectie vooral optreedt bij beschadigde planten Cylindrosporiose (Cylindrosporium concentricum) In de herfst vertoont het gewas vuilwitte vlekken, vaak omringd door witte stippen. In de lente verandert het ziektebeeld en zijn het lange bruine vlekken, omgeven door een donkere rand en een korst met overlangse barstjes. Sclerotiënziekte of rattekeutelziekte (Sclerotinia sclerotiorum) Rattekeutelachtige vruchtlichamen worden gevormd in de stengel en belemmeren de sapstroom. De besmetting begint met de vorming van een wit mycelium op de bladschijf waar afgevallen bloemblaadjes blijven plakken. Van daaruit worden bladsteel en stengel aangetast. De stengels vertonen witte vlekken die de bladoksels omringen. Later worden de stengels zwart. De hauwen gaan bij aantasting witte vlekken vertonen. Op aangetaste velden komen, verspreid over het perceel, gele planten voor. De kans op infectie is vooral reëel bij beschadigde planten en onder vochtige weersomstandigheden. Op risicopercelen (vroegere besmettingen) is een preventieve behandeling zeker aangewezen bij het verschijnen van de eerste bloemen. Bladvlekkenziekte (Pseudocercosporella brassicola) De schimmel kan optreden vanaf het eerste blad. Kleine, ronde, witte spots zijn omringd met een donkere band. Later krijgen de stengels lange zwarte vlekken met bleek centrum. De hauwen vertonen zwarte vlekken met een heldere deuk naar de oogst toe. Spikkelziekte (Alternaria brassicae Alternaria brassicicola) Op de bladeren zijn de kleine concentrische zwarte vlekjes met kringen van afwisselend heldere en donkere zones zichtbaar. Vanuit deze bladvlekken gaat de besmetting over naar de stengels en de hauwen. Op de stengel zitten kleine zwarte vlekken van enkele mm lang. Op de hauwen worden eveneens ronde, zwarte vlekjes gevormd. Nadien zijn het meer onregelmatige tot streepvormige vlekken. De aantasting reageert zeer snel op de weersomstandigheden: afwisseling van warm, zonnig weer en regen bevordert de infectie, meestal eind juni, begin juli. Bij vroege aantasting verschrompelen de zaden in de hauwen en het gewas wordt noodrijp Insecten Insecten in het najaar Koolvlieg (Delia radicum) Gelijkt op de gewone huisvlieg, met typische witte en pootloze larven (maden). De vlieg legt direct na de opkomst haar eitjes rond de kraag van het koolzaad. De maden komen na enkele dagen uit en graven gangen in de wortel. Bij ernstige aantasting kleuren de planten rood-violet. Door de gebrekkige vochtopname vanuit de wortel verwelken de planten zeer vlug bij zonneschijn. Aardvlo (Phyllotreta sp.) Is een zwart-metallisch-blauw kevertje van 3 tot 5 mm groot. De aardvlo vreet kleine gaatjes in de kiemplantjes en de jonge bladeren waardoor de groei van de plant wordt afgeremd. De witte larven hebben 3 paar poten en mineren de bladstengels. Van hieruit tasten zij eveneens de eindknop aan. K o o l z a a d

12 Koolzaadaardvlo (Psylliodes chrysocephala) Is 4 mm lang en kan als larve door vraat het koolzaad bij en kort na opkomst en in het vroege voorjaar ernstig beschadigen. De kever legt de eitjes in de grond in de buurt van koolzaadplanten. De larven boren zich in de bladstelen. In de herfst worden deze bladstelen uitgevreten, waardoor de bladeren geel kleuren, verwelken en afvallen. In het voorjaar kruipen de larven naar de stengels en kunnen dan ook het groeipunt aantasten. In ernstige gevallen kan de plant dan afsterven. Minder zwaar aangetaste planten vertakken sterk, waardoor de bloei van het gewas onregelmatig wordt. De bestrijding moet plaatsvinden in de herfst. Deze is vooral op de kevers gericht, omdat de larven moeilijk te bereiken zijn. Bij onvoldoende bestrijding van de volwassen insecten, kunnen later in de herfst en in het vroege voorjaar de larven van de aardvlo ernstige schade aanrichten door vraat in de bladstelen en stengels. De aangevreten planten zijn zeer gevoelig voor schimmelinfecties en winteren gemakkelijk uit. Eindknopsnuitkever (Ceuthorhynchus picitarsis Gyll.) Is een zwartblinkende kever met witachtige rugvlek. De eitjes worden in de bladstelen gelegd, vanwaar de larven de plant binnendringen en de eindknop vernietigen. Hierdoor komen in de lente enkel de zijscheuten tot ontwikkeling. De pootloze larven zijn wit met een geelbruine kop Insecten in het voorjaar Stengelboorsnuitkever (Ceuthorynchus quadridens) Is een asgrijze snuitkever met op de schilden 3 haarlijntjes. De eitjes worden gelegd in de stengel vlak onder de eindknop. De plant reageert op de infectie met weefselmisvormingen, o.a. openbarsten van de stengel. De larven zijn wit met een zwarte kop. Bestrijding is aangeraden van zodra men deze kever waarneemt in het gewas. Koolzaadglanskever (Meligethes aeneus) Is 2 mm lang, eivormig en metallisch-blauw van kleur. De eitjes worden gelegd aan de basis van de bloemknoppen. De larven zijn wit met zwarte vlekken en voorzien van 3 paar poten. De volwassen kevers veroorzaken schade wanneer zij erg vroeg massaal optreden en de bloemknoppen vernielen vóórdat zij opengaan. Ze scheuren de bloemknoppen om zich te voeden met het stuifmeel. Kleine bloemknoppen worden geheel of gedeeltelijk weggevreten. In de grotere bloemknoppen vreten de kevers zich naar binnen en vernietigen de meeldraden en de stamper. Wanneer de bloemen eenmaal open zijn, doen de kevers geen schade meer. Ze vreten dan alleen maar wat stuifmeel en dat is meer dan voldoende aanwezig. De schade zal dus vooral optreden wanneer de bloei een traag verloop heeft. De mate van schade is echter afhankelijk van het aantal kevers. Een bestrijding zal vaak slechts nodig zijn wanneer het koolzaad nog in het knopstadium is en er ca. 2 kevers per plant aanwezig zijn. Ook het weer speelt een rol. Bij warm zonnig weer zijn de kevers actiever en doen meer schade dan bij koud weer. Wanneer bestrijding noodzakelijk is, vindt deze bij voorkeur bij zonnig warm weer plaats. Koolzaadsnuitkever (Ceuthorhynchus assimilis) Is 2-3 mm lang, is een blinkend zwarte kever met dorsale groeven. Ze voeden zich met de bloemknoppen en leggen hun eitjes in de jonge hauwen. De larven zijn wit, lang en pootloos. Doorgaans komt één larve per hauw voor. Het gaatje groeit spoedig dicht. De larven vreten aan de zaden, boren een gaatje in de hauwwand en verpoppen in de grond. In juli-augustus verschijnen de kevers, die overwinteren onder ruigten (vb. langs wegen). Van eind maart tot mei komen de kevers uit hun winterkwartier te voorschijn en begeven zich naar koolzaadvelden, vooral bij warm weer (temperatuur boven 16 C) en zeer weinig wind. Samen met de koolzaadsnuitkever kunnen de kleine witte maden van de koolzaadgalmug (Dasyneura brassicae) schade in de hauwen veroorzaken. Dit mugje heeft niet het vermogen om zelf de hauw te doorboren en haar eieren aan de binnenkant af te zetten. Daarom worden vooral de beschadigde hauwen aangetast. Vaak worden de eieren gelegd door het gaatje dat gemaakt is door de koolzaadsnuitkever. Door de koolzaadsnuitkever te bestrijden wordt meestal ook een groot deel van de schade door de koolzaadgalmug voorkomen. De koolzaadsnuitkevers moeten worden bestreden vóór ze eieren hebben kunnen leggen, dus tijdens de bloei van het gewas. Het verdient dus sterk de voorkeur een middel te gebruiken dat ongevaarlijk is voor bijen. Bestrijding van de koolzaadsnuitkever is gewenst wanneer er meer dan 1 à 2 kevers per plant aanwezig zijn. De weersomstandigheden hebben echter veel invloed op de mate van aantasting. Bij koud weer zijn de kevers niet actief. De kever voelt zich het best bij temperaturen van 15 C en hoger. Bestrijding dus uitvoeren bij zonnig, warm weer. Melige koolluis (Brevicoryne brassicae) Komt sporadisch voor. Kolonies hebben vaak een grauw poederig uitzicht door de groei van roetdauwschimmel op de witte secretie van de luizen. De kolonies zuigen plantensap en veroorzaken een groeistilstand en afsterven van de bloemknoppen. De bladeren vertonen geelwitte vlekken en krullen samen. De plaag begint vaak vanuit de perceelsranden naar binnen toe Nematoden Net zoals bieten worden ook kruisbloemige gewassen aangetast door een reeks nematoden. De belangrijkste parasiet is het bietencystenaaltje (Heterodera schachtii). Bij winterkoolzaad is aantasting en cystenvorming in het najaar al mogelijk. Meestal ontstaat geen opvallende schade aan het koolzaad, maar wel is er een belangrijke vermeerdering van de aaltjespopulatie. Dit beperkt de mogelijkheden van een geslaagde bietenteelt als volggewas. 13 v a n z a a d t o t o l i 03 e

13 2 Teelttechniek van winterkoolzaad De lijst van erkende handelsproducten dd. 16 september 2005, is te vinden in hoofdstuk Rassen Bij het rassenaanbod winterkoolzaad wordt momenteel geen onderscheid gemaakt naar gebruiksdoel (food/non-food). Voor beide verwerkingsopties wordt een 00-variëteit gevraagd zodat ook in de non-foodsector het koolzaadschroot of de koek kan worden gevaloriseerd in de veevoeding. 2.2 Zaaidichtheid, plantdichtheid, rijenafstand Voor de winter streeft men een plantenbestand van planten per m² na. Dit levert planten op met een 10 tot 12-tal gezonde bladeren. Het koolzaadveld gaat dan de winter in met een ideale gewashoogte van 15 tot 20 cm en een egale plantenverdeling. Afhankelijk van het duizendkorrelgewicht is er ongeveer 4 tot 5 kg zaaizaad nodig per ha. Bij minder goede bodem- en weersomstandigheden, wordt de dosis verhoogd. Hybriderassen zijn krachtige begingroeiers en vragen een dunnere standdichtheid van 45 planten/m². Bij goede standdichtheid is het gewas na de winter voldoende concurrentieel met het onkruid Er kan op 12,5 cm gezaaid worden (ipv. 25 cm) waardoor het gewas gelijkmatiger bloeit en afrijpt. Een nog nauwere rijenafstand kan een te vochtig microklimaat scheppen dat gunstig is voor schimmels zoals Phoma lingam. 2.3 Zaaitijdstip Het zaaitijdstip situeert zich tussen 20 augustus en 15 september. Te vroege zaai geeft een vorstgevoelig gewas. Een latere zaaidatum (tot 15 september) verhoogt het oliegehalte. Zaaien na 15 september verhoogt het risico op uitwinteren en geeft bovendien een gevoelige daling van de zaadopbrengst. Duurdere hybriden echter maken een latere zaai, midden eind september, mogelijk. 2.4 Onkruidbestrijding In het voorjaar worden kleine onkruiden gemakkelijk door het snel groeiende gewas onderdrukt zodat onkruidbestrijding plaats vindt in de herfst. Verschillende erkende gewasbeschermingsmiddelen kunnen zowel kort na zaaien als na opkomst van het gewas worden toegepast. Eenjarige grassen en graanopslag kunnen algemeen goed worden bestreden. Eenjarige dicotyle onkruiden worden bestreden vlak na de zaai en/of in het tweeblad-stadium. Tweezaadlobbige wortelonkruiden kunnen in koolzaad moeilijk worden bestreden. Meest voorkomende onkruiden in koolzaad zijn: - breedbladigen zoals muur, ereprijssoorten, paarse dovenetel, klaproos, kamille, herik, knopkruid, kleefkruid, herderstasje en duivekervel; - grassen zoals duist, straatgras, kweek, wilde haver, raaigrassen en graanopslag. De mogelijke schema s ter bestrijding van de breedbladigen en grassen zijn weergegeven in tabellen 4 en 5. Voor de meest recente informatie dient u zich te wenden tot Onvoldoende standdichtheid geeft onkruidproblemen in het voorjaar K o o l z a a d

14 Tabel 4: Bodemherbiciden ter bestrijding van éénjarige één- en tweezaadlobbigen Kort vóór zaaien Actieve stof (dosis per ha) Handelsproduct (dosis per ha) Opmerkingen trifluralin ( 0,7 5-1 kg) Treflan, Fluralex (1,5 kg) Oppervlakkig inwerken (2-5 cm) napropamide (0,900-1,125 kg) Naproguard (2,0 l) Devrinol (1,5 l) Eénjarige onkruidgrassen en graanopslag; goede nevenwerking tegen klaproos, dovenetel en kamille Kort na zaaien clomazon (0,12 kg) Centium 36 CS (0,33 l) Enkel in winterkoolzaad. Tegen kleefkruid, muur en herderstasje metazachloor (0,500-0,875 kg) Diverse producten Slechts 1 toepassing metazachloor + quinmerac (0, ,125 kg) Butisan Plus (1,25 l) Bij fractionering 15 metazachloor + quinmerac (0,8-1,2 + 0,2 0,3 kg) Butisan Plus (2,0 3,0 l) Laagste dosis op lichte, humusarme bodem Na opkomst 1 2 bladstadium (vóór winter) metazachloor + quinmerac (0,32 + 0,08 kg) Butisan Plus (0,8 l) Bij fractionering metazachloor + quinmerac (0,8 1,0 kg + 0,20-0,25 kg) Butisan Plus (2,0 2,5 l) Op weinig ontwikkelde onkruiden metazachloor + quinmerac ( 1, ,375 kg) Butisan Plus (3,75 l) Op zwaardere bodems of meer ontwikkelde onkruiden Na opkomst 2 3 bladstadium (vóór winter) metazachloor (1,0-1,5 kg) Diverse producten Eén toepassing Na opkomst 3 4 bladstadium (vóór winter) metazachloor (1,0 1,5 kg) metazachloor + quinmerac (1,2-1,5 kg + 0,300-0,375 kg) Diverse producten Butisan Plus (3,00 3,75 l) propyzamide (0,50-0,75 kg) Kerb 50 (1,0-1,5 kg) Ploegen noodzakelijk waar wintergraan volgt korrelkalkstikstof (300 kg) Op einde van vorstperiode over droog gewas als noodmaatregel tegen muur Volg MAP-reglementering v a n z a a d t o t o l i 03 e

15 Tabel 5: Contactherbiciden ter bestrijding van éénjarige één- en tweezaadlobbigen Vóór de winter Actieve stof (dosis per ha) Handelsproduct (dosis per ha) Opmerkingen fluazifop-p-butyl ( g) Fusilade (1,5 2,0 l) haloxyfop-r-methyl ( g) Eloge (0,5 1,0 l) tepraloxydim (50 g) Aramo (1,0 l) Tegen graanopslag, duist, Na de winter cycloxydime (200 g) Focus Plus (2,0 l) Tegen graanopslag, duist, pemen propaquizafop ( g) Agil (0,75 1,0 l) 16 quizalofop-ethyl-d (75 g) Targa Prestige (1,5 l) Tegen duist, hanepoot, windhalm, wilde haver, graanopslag quizalofop-ethyl-d (2 x 75 g) Targa Prestige (2 x 1,5 l) Tegen pemen clopyralid (150 g) Diverse producten Tegen composieten, akkerdistel Na hernemen van de groei tot begin bloei clopyralid (150 g) Diverse producten Tegen akker(melk)distel (20-30 cm) 2.5 Bemesting Stikstof Algemeen wordt aangenomen dat een stikstofbemesting van kg N/ha voldoende is. In het najaar is een stikstofgift niet nodig. Bij tijdige zaai en goede temperaturen volstaat de natuurlijke mineralisatie in de bodem om te voldoen aan de stikstofbehoeften van het gewas. Bij latere uitzaai (september) en lagere temperaturen kan een startgift van 30 tot 60 kg N/ha gegeven worden. In ieder geval is te vermijden de winter in te gaan met een te weelderig gewas, daar dit het risico op uitwinteren aanzienlijk vergroot. Een toenemende stikstofgift verlaagt bovendien het oliegehalte. Daarom is een gift van kg N/ha in het voorjaar voldoende, vanaf het begin van hergroei en stengelstrekking. Koolzaad is efficiënter in het benutten van kunstmeststikstof dan stikstof uit drijfmest. Vooral een najaarstoepassing leidt tot stikstofverliezen. In het voorjaar kan 15 m³ runderdrijfmest per ha (75-80 kg N) worden toegediend Fosfaat, kalium, calcium Winterkoolzaad heeft een belangrijke behoefte aan fosfaat, kalium, en calcium. Bij vier ton zaad per ha komt dit neer op respectievelijk kg P 2 O 5, kg K 2 O. Calcium behoefte wordt bepaald na ph analyse van de bodem ( kg CaO per ha). In teeltrotatie met granen is er meestal geen tekort aan fosfaat en kalium. De correcte bepaling van de onderhoudsbemesting is een bodemanalyse op basis van representatieve grondstalen Zwavel Koolzaad heeft een uitgesproken behoefte aan zwavel voor een goede ontwikkeling. Zwavel speelt een essentiële rol bij de fotosynthese. Zwaveltekort remt de groei en vermindert de opbrengst. Omwille van de teruggedrongen zwaveluitstoot dient de laatste jaren de nodige aandacht te worden besteed aan de zwavelbemesting. In de bodem is zwavel grotendeels aanwezig in organische vorm zoals humus. Het sulfaat opgelost in het bodemvocht, is voor de planten opneembaar. Sulfaten zijn echter gevoelig voor uitspoeling. Op zand- en lichte zandleemgronden mogen dan ook de eerste zwaveltekorten verwacht worden. Dikwijls wordt in het voorjaar 40 tot 60 kg S/ha bijgemest in de vorm van sulfaathoudende stikstofmeststof, vooral op lichtere gronden. Zwavel heeft een positieve invloed op het glucosinolaatgehalte (minder gevoelig voor slakkenvraat). Zwavelgebrek uit zich in een vergeling van het bladmoes van de jongste bladeren terwijl de nerven groen blijven. Later worden de bladeren roodachtig en broos. Bij acuut zwavelgebrek einde winter kan bij de hergroei een bladbehandeling van 8 kg S/ha worden toegepast Boor, molybdeen Gebrek aan boor toont zich in een verdikking van penwortel en kraag. Maar erger is dat de bloemknoppen wegkwijnen. Een boortekort kan worden vermeden door een bladbespuiting van 400 g boor/ha op het einde van de winter bij de hergroei. Een tekort aan molybdeen uit zich vooral op de bladeren. Deze zijn krom, eenlobbig en met gespitste bladtop. De bloemen zijn vergroeid. Molybdeengebrek doet zich snel voor op zure gronden. K o o l z a a d

16 Deze zijn hierom, en om de slechte kalkhuishouding (knolvoet), ongeschikt voor de teelt van koolzaad. Het tekort aan molybdeen wordt behandeld met een bladbemesting van 100 g molybdeen/ha. 2.6 Groeiregulatie en versteviging Sommige teeltfactoren verhogen de kans op legering: - variëteiten met hogere legergevoeligheid; - te hoge plantdichtheid; - hoge stikstofgift. Bepaalde triazolen (vb. tebuconazol) hebben naast een fungicidewerking op blad- en stengelziektes ook een invloed op de plantstructuur. Bij een vroege najaarstoepassing, wanneer de temperaturen nog voldoende hoog zijn, geven ze een compactere plant met een stevigere wortel. Dit vermindert de uitwintering en versterkt de voorjaarsgroei. Voor een daadwerkelijke verkorting van de plant, met als doel een beperking van de legering, is een voorjaarsbehandeling noodzakelijk. De effecten verschillen sterk per teeltseizoen en zijn niet eenduidig. Tabel 6 geeft een overzicht van de gebruikte producten. 2.7 Bestrijding van ziekten en plagen Een goede ziektebestrijding begint met de keuze van ziektetolerante koolzaadvariëteiten. Vooral daar in de bestrijding van schimmelziekten in de koolzaadteelt enkel producten erkend zijn naar Sclerotinia toe. Een overzicht van de behandeling van verschillende ziekten en plagen is weergegeven in tabel 7. Raadpleeg ook met de lijst van erkende producten. Bespuiting met insecticiden gebeurt s avonds wanneer de bijen niet actief zijn. Bijen zijn noodzakelijk voor de bestuiving en dienen dus gespaard te worden. 2.8 Slakkenbestrijding Koolzaad heeft door de aanwezigheid van glucosinolaat een natuurlijke afweer tegen slakkenvraat. Door de doorgedreven selectie naar 00-koolzaadrassen met laag glucosinolaatgehalte is deze natuurlijke bescherming grotendeels verloren gegaan. Vooral de jonge kiemplantjes blijken zeer door slakken gegeerd. Door de introductie van extensieve teelttechnieken zoals zaaien zonder ploegen, gebruik van groenbemesters, vormen slakkenpopulaties in veel koolzaadvelden een ernstig probleem. Het probleem stelt zich vooral op zwaardere gronden waar het niet evident is een fijn zaaibed te bereiden en waar slakken voldoende schuilgelegenheid wordt geboden in de grond. Slakkenbestrijding in de voorvrucht (afrijpend graangewas) is van het grootste belang. Dit kan met slakkenkorrels op basis van methiocarb, thiodicarb of van methaldehyde (zie tabel 7). Deze laatste actieve stof verdient de voorkeur daar deze de loopkever Pterostichus melanarius spaart, welke een natuurlijke vijand van de slakken is maar heeft als nadeel dat de werking minder goed is bij veel neerslag. Middelen ter bestrijding van slakken hebben een korte werkingsperiode (5 tot 6 dagen). 2.9 Vogelschade Vooral in streken met marginaal koolzaadareaal blijkt een eenzaam winterkoolzaadveld een zeer gegeerde bron van wintergroen voor houtduiven. De hardnekkigheid van een duivenplaag overtreft meestal het recuperatievermogen van een aangepikt koolzaadgewas Oogst Opbrengstpotentieel van winterkoolzaad bedraagt 4 tot 6 ton. Het oogsttijdstip gebeurt vóór wintertarwe (juli). Een verlating van oogsttijdstip verhoogt het oliegehalte. Een lange afrijpingsperiode (door overdreven N-bemesting en/of te late fungicidebehandeling) verhoogt het glucosinolaatgehalte. 17 Tabel 6: Overzicht van de producten gebruikt voor groeiregulatie en versteviging Actieve stof (dosis per ha) Handelsproduct (dosis per ha) Opmerkingen trinexapac-ethyl (300 g) Moddus (1,2 l) Bij heldere weersomstandigheden Niet toepassen op vermeerderingsvelden wegens de soms heterogene verkorting die selectiecriteria maskeert. ethefon (144 g) Diverse producten v a n z a a d t o t o l i e 03

17 Tabel 7: Behandeling (actieve stof, dosis, tijdstip) van ziekten, plagen en slakken in koolzaad Naam Actieve stof (dosis per ha) Handelsproduct (dosis per ha) Opmerking Schimmel Meeldauw (witziekte) geen erkende producten Phoma geen erkende producten Cylindrosporiose geen erkende producten Sclerotiënziekte vinclozolin (500 g) Ronilan SC (1 l) Bij bloei (vallen van carbendazim + flutriafol ( g) Impact R (1 l) de eerste blaadjes) procymidone (500 g) Sumisclex SC (1 l) Coniothyrium minitans Contans WG (2 kg) Bodembehandeling Spikkelziekte tebuconazol (125 g) Horizon 250 (0,5 l) Bij bloei 18 Insecten Koolvlieg opletten in regio s met kolen in de rotatie in de buurt Aardvlo fosalone ( g) Zolone Flo (2-2,5 l) Tot en met 3-blad Koolzaadaardvlo Kiembladeren 3 bladeren: cyfluthrin (15 g) bifenthrin (7,5 g) deltamethrin (5 g) alpha-cypermethrin (5 g) zetacypermethrine (7,5 g) fosalone ( g) Baythroid EC 050 (0,3 l) Bistar (95 ml) Talstar 8 SC (95 ml) Talstar10 EC (75 ml) Diverse producten Fastac (0,1 l) Fury 100 EW (75 ml) Zolone Flo (2-2,5 l) Max. 1 toepassing Vanaf het verschijnen van de eerste insecten Koolzaadglanskever Koolzaadsnuitkever Kiembladeren - 3 bladeren: cyfluthrin (15 g) deltamethrin (5 g) alpha-cypermethrin (7,5 g) zetacypermethrine (7,5 g) Meeste bloemknoppen nog gesloten: alpha-cypermethrin (7,5 g) bifenthrin (10,0 g) cyfluthrin (15,0 g) deltamethrin (5,0 g) esfenvaleraat (7,5 g) lambda-cyhalothrin (6,25 g) zetacypermethrin (7,5 g) fosalone (1500 g) Baythroid EC 050 (0,3 l) Diverse producten Fastac (0,15 l) Fury 100 EW (75 ml) Fastac (0,15 l) Talstar 10 EC (0,1 l) Talstar 8 SC (0,13 l) Bistar (0,125 l) Baythroid EC 050 (0,3 l) Diverse producten Sumi Alpha (0,30 l) Karate (0,062 l) Fury 100 EW (0,075 l) Zolone Flo (2,5 l) Max.1 toepassing Max. 2 toepassingen tijdens volledige teelt. 1 toepassing Ontwikkeling van hauwtjes: cyfluthrin (15,0 g) Baythroid EC 050 (0,3 l) Max. 2 toepassingen tijdens volledige teelt Melige koolluizen Slakken methiocarb (120 g) thiodicarb (200 g) methaldehyde ( g) Mesurol (0,24 l) Skipper Diverse Via nevenwerking van insecticiden tegen kever Methaldehyde spaart de loopkever maar is neerslaggevoelig K o o l z a a d

18 3 Teelttechniek van zomerkoolzaad 3.1 Rassen De verschillen in zaadopbrengst, oliegehalte en olieopbrengst van de variëteiten zijn vrij beperkt. In Canada worden enkele zomerkoolzaadrassen aangeboden met hoog oliegehalte (48 %), hoog erucazuurgehalte doch laag glucosinolaatgehalte waardoor het schroot toch bruikbaar is in de diervoeding. De zaadopbrengst van deze Canadese zomerkoolzaadrassen ligt echter 50 % lager dan winterkoolzaad. 3.2 Zaaidichtheid, plantdichtheid, rijenafstand De zaaidichtheid bedraagt 5 tot 7 kg/ha. Naargelang de bodem- en weersomstandigheden minder goed zijn, dient de dosis verhoogd te worden. Er wordt tamelijk ondiep gezaaid, namelijk 2 cm in fijne grond. De plantdichtheid bedraagt 80 tot 120 planten/m 2 (max. 150 planten/m 2 ). Bij de klassieke zaaimachines is de rijenafstand tweemaal de rijenafstand als bij granen door om beurt een zaaipijp af te sluiten. 3.3 Zaaitijdstip Inzaai gebeurt van half maart tot half april. De ideale bodemtemperatuur bedraagt 8 C. Zomerkoolzaad is in het kiemlobstadium gevoelig voor temperaturen beneden de 3 C. 3.4 Onkruidbestrijding Door haar snelle ontwikkeling is het zomerkoolzaad zeer concurrentieel met het onkruid. Hierdoor kan een onkruidbestrijding soms achterwege worden gelaten. 3.5 Bemesting Het belang van de nutriënten is beschreven bij de bemesting van winterkoolzaad Stikstof Voor zomerkoolzaad is een bemesting van kg N/ha bij zaai voldoende. Deze kan voor de inzaai in de vorm van organische mest worden toegediend. Bij zomerkoolzaad kan in het voorjaar zonder gevaar voor gewasschade 15 m 3 runderdrijfmest per ha (75 80 kg N) worden toegediend Fosfaat, kalium en calcium Naast stikstof heeft zomerkoolzaad een belangrijke behoefte aan fosfaat, kalium en calcium. De behoeften zijn lager dan van winterkoolzaad. Bij drie ton zaad per ha komt dit neer op kg P 2 O 5 /ha en kg K 2 O/ha. De calciumbehoefte wordt bepaald na ph analyse van de bodem. De correcte bepaling van de onderhoudsbemesting is een bodemanalyse op basis van representatieve grondstalen Zwavel Om de zwavelbehoefte te dekken worden kg S/ha toegediend in de vorm van zwavelhoudende stikstofmeststoffen. Bij acuut zwavelgebrek kan een bladbehandeling worden toegepast met 8 kg S/ha Boor, molybdeen Acute gebrekverschijnselen aan boor en molybdeen worden behandeld met een bladbemesting van respectievelijk maximaal 400 g boor en 100 g molybdeen/ha. 3.6 Groeiregulatie Normaal is er geen groeiregulatie nodig bij zomerkoolzaad. Kies voor een legervaste variëteit. 3.7 Bestrijding van ziekten en plagen Een eventuele ziektebestrijding gebeurt in juni. Zomerkoolzaad is echter veel minder gevoelig voor ziekten dan winterkoolzaad. Aan het begin van de bloei is aantasting door Sclerotinia (rattekeutelziekte) en/of Cylindrosporium (cylindrosporiose) mogelijk, op het einde van de bloei door Alternaria (spikkelziekte). Een insectenbestrijding tegen de koolzaadaardvlo en koolzaadglanskever kan nodig zijn. (zie tabel 7) 3.8 Slakkenbestrijding Als stro wordt gehakseld komt meer organische stof in de grond terecht. In het volggewas neemt echter de kans op slakkenvraat toe. Preventief naar het volggewas toe kan het stro worden geperst en afgevoerd. Om slakkenschade tegen te gaan kan een kluiterig zaaibed gerold worden. Bestrijding van slakken met slakkenkorrels is nodig zodra schade wordt vastgesteld (zie tabel 7). 3.9 Oogst Het opbrengstpotentieel van zomerkoolzaad is lager dan winterkoolzaad en bedraagt 3-3,5 ton per ha. De oogst van zomerkoolzaad vangt aan eind augustus, begin september (na wintertarwe) Vergelijking winter- en zomerkoolzaad De verschillen en gelijkenissen in de teelt van zomerkoolzaad en winterkoolzaad zijn weergegeven in tabel 8. De bodembehoeften aan stikstof, fosfaat en kalium zijn hoger voor winterkoolzaad zoals weergegeven in tabel v a n z a a d t o t o l i e 03

19 Tabel 8: Vergelijking van de teelttechniek van winter- en zomerkoolzaad Winterkoolzaad Zomerkoolzaad Voorvrucht best na wintergraan best na wintergraan Rotatie 3 tot 4 jaar 3 tot 4 jaar Zaaidatum half augustus half september half maart half april Zaaidichtheid Rijafstand 4 tot 5 kg per ha (40 tot 60 planten/m²) 12,5 of 25 cm 5 tot 7 kg per ha (80 tot 120 planten/m²) graanzaaimachine, om beurt zaaipijp dicht (25 cm) Oogstdatum juli (voor wintertarwe) eind augustus (na wintertarwe) Opbrengst per ha 4 5 ton (tot 6 ton) 3 3,5 ton 20 Tabel 9: Bodembehoeften voor winter- en zomerkoolzaad Winterkoolzaad Zomerkoolzaad ph vanaf 6,5 - kalkminnend (knolvoet) vanaf 6,5 - kalkminnend (knolvoet) Stikstof (per ha) kg N/ha voor de winter, alleen in koude omstandigheden 15 ton runderdrijfmest of 120 E tot 140 E in 2 fracties: 30 % eerste fractie = startfractie in functie van bodemvoorraad (analyse); 70 % tweede fractie Fosfaat (per ha) 100 tot 140 eenheden 70 tot 90 eenheden Kalium (per ha) 160 tot 240 eenheden 120 tot 140 eenheden Calcium (per ha) afhankelijk van ph afhankelijk van ph Magnesium (per ha) 80 eenheden kieseriet 80 eenheden kieseriet Zwavel (per ha) 75 eenheden sulfaat (150 kg kieseriet) 75 eenheden sulfaat (150 kg kieseriet) K o o l z a a d

20 4 Toepassingsmogelijkheden van koolzaad en zijn bijproducten Op basis van het braakareaal in 2003 (10 % verplichte braak voor grote producenten) kan men stellen dat op korte termijn Vlaanderen ha bouwland in productie kan nemen. Deze oppervlakte garandeert een koolzaadproductie van tot ton. Koolzaad wordt geteeld voor de zaadolie (oliegehalte %) en voor het eiwitrijke restproduct dat overblijft na winning van de olie. Dit restproduct kan, afhankelijk van de marktprijzen voor olie en meel, 20 tot 40 % van de totale geldwaarde vertegenwoordigen. De olie kan op verschillende manieren worden gewonnen. Een oude methode is persen met een hydraulische pers. Later ging men over op schroefvormige wringers, waarmee continu gewerkt kan worden. Ondanks de toepassing onder zeer hoge druk, lukt het toch niet de olie geheel te verwijderen (9 % restolie) en het vetgehalte blijft relatief hoog. Persing is mogelijk met en zonder extra warmtetoevoer respectievelijk warme en koude persing genoemd. Bij koude persing loopt de temperatuur in de pers op tot maximum C. Het restproduct, de koolzaadkoek of perskoek, bevat 11 tot 20 % vet (zie tabel 10). Er is momenteel een heel gamma aan kleine, zelfvoedende persen op de markt met capaciteiten van 50 tot ton koolzaad per jaar, goed voor tot liter pure plantaardige olie (PPO) per jaar. Bij warme persing wordt het koolzaad vooraf verhit tot C. Er blijven koolzaadschilfers achter met een vetgehalte van 6 tot 10 % (zie tabel 10). Naast het kleinschalige persen van koolzaadolie is er ook de industriële toepassing. Hierbij ondergaat het koolzaad, al dan niet na een warme persing tot een restoliegehalte van ca. 18 %, een extractie met een oplosmiddel zoals hexaan. Voor de productie van biodiesel is de extractie een verestering met methanol, met als eindproduct biodiesel en glycerine. Na het roosteren (toasting) van het restproduct blijft er dan koolzaadschroot over met 1-4 % vet. Bij koolzaadschroot kan het vetgehalte variëren door het al of niet toevoegen van gommen. 4.1 Menselijke consumptie Het grootste deel van de jaarlijkse wereldproductie van koolzaadolie (ca 7 miljoen ton) is voor menselijke consumptie. In landen als China, India en Pakistan wordt vrijwel de gehele productie als spijsolie gebruikt. De gezuiverde (geraffineerde) olie wordt in Europa voor het grootste deel gebruikt als grondstof voor margarine. Verder wordt het gebruikt als bak- en als spijsolie. Het procentuele aandeel van koolzaadolie in de totale consumptie van plantaardige vetten kan zeer hoog zijn, tot 40 % in Canada. De laatste jaren is koolzaadolie aan een duidelijke heropstanding bezig als bereidingsmiddel in de Europese keuken, naast het gebruik van koudgeperste olijfolie met haar ontegensprekelijk ruim aanbod van smaken, geuren en kleuren en de meer uniforme ingevolge het raffinageproces - plantaardige oliën zoals zonnebloemolie, lijnzaadolie, aardnotenolie, sojaolie, maïskiemolie, palmpitolie, katoenzaadolie. De vernieuwde aandacht is voornamelijk toe te schrijven aan de polyonverzadigde vetzuren omega-3 en omega-6. Deze vetzuren werken cholesterolverlagend en beperken het risico op cardiovasculaire aandoeningen. Het zijn essentiële vetzuren en kunnen niet door de mens zelf aangemaakt worden. Ze moeten bijgevolg opgenomen worden via de voeding. Niet alleen de verhouding polyonverzadigde vetzuren/verzadigde vetzuren telt, ook de verhouding aan omega-6/omega-3 vetzuren is belangrijk en die ligt in westerse diëten meestal te hoog. De aanbevolen verhouding is 4. Zoals figuur 2 aantoont bevat koolzaadolie evenveel linoleenzuur (omega-3) als sojaolie maar door het lager gehalte aan linolzuur (omega-6), heeft koolzaadolie een betere omega-6/omega-3 verhouding dan sojaolie. 21 Koolzaadkoek, restproduct na koude persing van koolzaad Tabel 10: Overzicht van de bijproducten die ontstaan na diverse toepassingen Toepassing Bijproduct Vetgehalte (%) Koude persing Koolzaadkoek Warme persing Koolzaadschilfers 6 10 Verestering Koolzaadschroot 1 4 v a n z a a d t o t o l i e 03

Koolzaad, het nieuwe goud?

Koolzaad, het nieuwe goud? MINISTERIE van de VLAAMSE GEMEENSCHAP Administratie Beheer en Kwaliteit Landbouwproductie (ABKL) Afdeling Voorlichting Granen, Eiwitrijke en Oliehoudende Gewassen Koolzaad, het nieuwe goud? 2 Koolzaad

Nadere informatie

Teelt van Koolzaad. H.L.Bernelot Moens en J.E. Wolfert

Teelt van Koolzaad. H.L.Bernelot Moens en J.E. Wolfert Teelt van Koolzaad H.L.Bernelot Moens en J.E. Wolfert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector AGV mei 2003 2003 Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets

Nadere informatie

Reken af met duist in stappen

Reken af met duist in stappen Reken af met duist in stappen Zo blijft resistente duist beheersbaar Duist is een lastig onkruid in wintertarwe. Dat komt met name doordat het een directe concurrent is voor het gewas. Het ontneemt voedsel

Nadere informatie

Koolzaadbericht nr 03 mei 2013 Koolzaadsnuitkever -Sclerotinia

Koolzaadbericht nr 03 mei 2013 Koolzaadsnuitkever -Sclerotinia Koolzaadbericht nr 03 mei 2013 Koolzaadsnuitkever -Sclerotinia 1. Stand van het gewas (observatie 7mei) Op vandaag zijn alle percelen volop in bloei. Op de percelen met een egale gewasstand, behalen we

Nadere informatie

24/03/2017. Teeltechniek kleine teelten Francis Jans, Inagro

24/03/2017. Teeltechniek kleine teelten Francis Jans, Inagro 24/03/2017 Teeltechniek kleine teelten Francis Jans, Inagro 1) Paksoi 2) Knolvenkel 3) Rapen 4) Rabarber Paksoi Brassica campestris var. Chinensis Fam.: koolachtigen 3 Plantkenmerken - koolachtigen typische

Nadere informatie

Programma voor vandaag: Bespreking toets Graanteelt deel 1 Ziekten in wintergranen Plagen en legering Werkopdracht Ziekten, plagen en legering

Programma voor vandaag: Bespreking toets Graanteelt deel 1 Ziekten in wintergranen Plagen en legering Werkopdracht Ziekten, plagen en legering Plantenteelt Graan Programma voor vandaag: Bespreking toets Graanteelt deel 1 Ziekten in wintergranen Plagen en legering Werkopdracht Ziekten, plagen en legering Huiswerk Werkopdracht Ziekten, plagen en

Nadere informatie

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17 landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17 variant a Naam kandidaat Kandidaatnummer Meerkeuzevragen Omcirkel het goede antwoord (voorbeeld 1). Geef

Nadere informatie

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw Vergelijking van de efficiëntie van fungiciden tegen valse meeldauw in groene erwt - eigen onderzoek 1 Efficiëntie van middelen tegen valse

Nadere informatie

IMinisterie van de Vlaamse Gemeenschap. n, Beleidsdomein Landbouw en Visserij

IMinisterie van de Vlaamse Gemeenschap. n, Beleidsdomein Landbouw en Visserij r~ n, Beleidsdomein Landbouw en Visserij IMinisterie van de Vlaamse Gemeenschap Koolzaad van zaad tot olie ~~IMinisterie va n de Vlaamse Gemeenscha p ~ Beleidsdomein Landbouw en Visserij De brochure "Koolzaad,

Nadere informatie

Wintergranen : actueel hoge N-reserves

Wintergranen : actueel hoge N-reserves Wintergranen : actueel hoge N-reserves Jan Bries, Davy Vandervelpen, Bodemkundige Dienst van België Na de vorstperiode halfweg januari is op de Bodemkundige Dienst de staalnamecampagne voor de bepaling

Nadere informatie

Groenbemester als vervanging vals zaaibed

Groenbemester als vervanging vals zaaibed Groenbemester als vervanging vals zaaibed Onkruidonderdrukking door groenbemesters 24 januari 2019, Wiepie Haagsma Onkruidbeheersing in de praktijk Vruchtwisseling en gewaskeuze Hoofdgrondbewerking Teeltwijze

Nadere informatie

Rassenkeuze erwten en veldbonen in combinatie met triticale

Rassenkeuze erwten en veldbonen in combinatie met triticale Rassenkeuze erwten en veldbonen in combinatie met triticale Annelies Beeckman, Karel Dewaele, Lieven Delanote In de zoektocht naar een hogere bedrijfseigen eiwitproductie voert Inagro reeds enkele jaren

Nadere informatie

Teelthandleiding koolzaad

Teelthandleiding koolzaad Teelthandleiding koolzaad Maart 2008 Martin Weusthuis INHOUDSOPGAVE INLEIDING 3 HOOFDSTUK 1 TAXONOMIE VAN DE KOOLZAADPLANT 4 HOOFDSTUK 2 MORFOLOGIE VAN DE KOOLZAADPLANT 6 HOOFDSTUK 3 ONTWIKKELING VAN DE

Nadere informatie

KENNISBUNDEL. Biologische aardappelen. Mei 2013 ZIEKTEN EN PLAGEN / INSECTEN. www.dlvplant.nl TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN

KENNISBUNDEL. Biologische aardappelen. Mei 2013 ZIEKTEN EN PLAGEN / INSECTEN. www.dlvplant.nl TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN KENNISBUNDEL Biologische aardappelen Mei 2013 TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN ZIEKTEN EN PLAGEN / VIRUSZIEKTEN ZIEKTEN EN PLAGEN / PHYTOPHTHORA INFESTANS ZIEKTEN EN PLAGEN / RHIZOCTONIA SOLANI DE SMAAK

Nadere informatie

2 BEMESTING WINTERTARWE

2 BEMESTING WINTERTARWE 2 BEMESTING WINTERTARWE 2.1 Bekalking, basisbemesting en stikstofbemesting in wintertarwe W. Odeurs 1, J. Bries 1 Een beredeneerde bemesting is een belangrijke teelttechnische factor voor het bekomen van

Nadere informatie

BLADZIEKTEN IN DE BIET IN EEN IPM PERSPECTIEF

BLADZIEKTEN IN DE BIET IN EEN IPM PERSPECTIEF BLADZIEKTEN IN DE BIET IN EEN IPM PERSPECTIEF Juni 2016 Barbara Manderyck & Françoise Vancutsem - KBIVB IPM= 3 basisprincipes 2 PREVENTIE of schade vermijden MONITORING = WAARNEMINGEN INTERVENTIE= BESTRIJDING

Nadere informatie

Teelthandleiding. 1.3.schietergevoeligheid

Teelthandleiding. 1.3.schietergevoeligheid Teelthandleiding 1.3.Schietergevoeligheid... 1 2 1.3.Schietergevoeligheid versie: november 2018 Een suikerbiet is een tweejarige plant. In het eerste jaar verkeert zij in de vegetatieve fase en vormt reservevoedsel

Nadere informatie

MAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN!

MAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN! MAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN! In deze editie aandacht voor: Vernietigen en verkleinen vanggewas ph Organische stof: compost Kali bemesting Onderzaai Raskeuze Organisatie maisteelt Een plant groeit

Nadere informatie

Koolzaadbericht Opbrengst rassen in proef 2012

Koolzaadbericht Opbrengst rassen in proef 2012 Koolzaadbericht Opbrengst rassen in proef 2012 1. Resultaten oogst 2012 1.A. De oogst In de week van 23juli liet de zon zich eindelijk zien en werden er al snel hier en daar vochtmetingen uitgevoerd. We

Nadere informatie

GIDS KOOLZAADTEELT VOOR STARTERS

GIDS KOOLZAADTEELT VOOR STARTERS GIDS KOOLZAADTEELT VOOR STARTERS Ann-Sophie Vandevoorde anne-sophie.vandevoorde@inagro.b e +00 32 (0)51 27 33 98 Alain Vandaele alain.vandaele@inagro.be +00 32 (0)51 27 32 45 Gids koolzaadteelt voor starters

Nadere informatie

TEELT VAN VEZELVLAS 1. Perceelskeuze Vezelvlas groeit goed op gronden van 15 35% afslipbaar.op zeer zware gronden kan de gewaslengte in droge jaren tegenvallen. Voor vlas is een goede vochthoudende grond

Nadere informatie

Workshop Voorjaarsproblemen

Workshop Voorjaarsproblemen Workshop Voorjaarsproblemen Hoe stel ik de juiste diagnose? Bram Hanse, Peter Wilting, Ellen van Oorschot en Marco Bom Valthermond, 24 juni 2015 Workshop Korte uitleg: hoe stel ik de juiste diagnose? Aan

Nadere informatie

Groenbemesters 2015-2016. Een vruchtbare investering

Groenbemesters 2015-2016. Een vruchtbare investering Groenbemesters 2015-2016 Een vruchtbare investering Beste akkerbouwer, Gezondheid, structuur en een goed bodemleven van de bodem verbeteren de opbrengst van teeltgewassen en hiermee ook uw bedrijfsresultaat.

Nadere informatie

Vanggewas. na maïs. Informatie en productenoverzicht. Lid van :

Vanggewas. na maïs. Informatie en productenoverzicht. Lid van : Vanggewas na maïs Informatie en productenoverzicht Lid van : 2 Vanggewas na maïs Een vanggewas is een groenbemestingsgewas dat na een hoofdgewas geteeld wordt met de bedoeling uitspoeling van meststoffen,

Nadere informatie

Gallant 2000TM. voor een betrouwbare bestrijding van grassen.

Gallant 2000TM. voor een betrouwbare bestrijding van grassen. Gallant 2000TM voor een betrouwbare bestrijding van grassen www.dowagro.nl INHOUD 1 - DE WERKINGSWIJZE VAN GALLANT Een sterk systemisch bladherbicide 2 - TOELATING VAN GALLANT Bij bieten, uien, wortelen,

Nadere informatie

Mengteelt wintergraan met voedererwt of veldbonen bevestigt goede resultaten

Mengteelt wintergraan met voedererwt of veldbonen bevestigt goede resultaten Mengteelt wintergraan met voedererwt of veldbonen bevestigt goede resultaten Situering mengteelten Bij een mengteelt (erwten-graan, veldbonen-graan, ) worden de voordelen van twee gewassen met elkaar gecombineerd.

Nadere informatie

400 g/l pendimethalin

400 g/l pendimethalin Stomp 400 SC Toelatingsnummer 10766 N W.14 Productgroep: herbicide Formulering: suspensie concentraat Werkzame stof: 400 g/l pendimethalin N: Milieugevaarlijk Waarschuwingszinnen: 50/53 Zeer vergiftig

Nadere informatie

Bestuivingsinformatie

Bestuivingsinformatie Bestuivingsinformatie Aardbei Fragaria vesca Familie Ode: Rosales Familie: Rozenfamilie, Rosace. Geslacht: Frigaria Biotoop en bodem: De aardbei prefereert een zonnige standplaats op vochtige vruchtbare

Nadere informatie

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw Vergelijking van de efficiëntie van fungiciden tegen valse meeldauw in groene erwt - eigen onderzoek 1 Efficiëntie van middelen tegen valse

Nadere informatie

Gewasbeschermingsplan 2011

Gewasbeschermingsplan 2011 Preventie Gewas: Logboek 1. Grondgebonden ziekten / plagen. 2. Goed uitgangsmateriaal. 3. Rassenkeuze. 4. Bedrijfshygiëne Afdekken afvalhopen Reinigen machines 5. Aaltjes beheersstrategie. 6. Vrucht- en

Nadere informatie

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 29 nateelt groenbemesters Nederlands Limburg Onderdeel: Werkgroep 3 Document: Rapport Tijdstip: januari 21 Versie: 1 Status: definitief Opgesteld door: Praktijkonderzoek

Nadere informatie

De heerser van het veld

De heerser van het veld De heerser van het veld Krachtig! Regenvast! Compleet! Snel! ONGEËVENAARD STERK TEGEN ALLE ONKRUIDEN Kyleo is een combinatie van glyfosaat met 2,4-D en heeft door zijn unieke formulering een uitstekende

Nadere informatie

Teelthandleiding wintertarwe - zaaien

Teelthandleiding wintertarwe - zaaien Gepubliceerd op Kennisakker.nl (http://www.kennisakker.nl) Home > Inhoud Door A. Darwinkel - PPO-agv Aangemaakt 15/03/1997-06:00 kenniscentrum Kennisdocument Uitgangsmateriaal Grondbewerking Tarwe Teelthandleiding

Nadere informatie

Teamsamenstelling: Jan Reinder Smeenge, Harry Koonstra, David van der Schans (PPO-WUR)

Teamsamenstelling: Jan Reinder Smeenge, Harry Koonstra, David van der Schans (PPO-WUR) Rapportage Satellietbedrijf Smeenge Zeegse -2015 Teamsamenstelling: Jan Reinder Smeenge, Harry Koonstra, David van der Schans (PPO-WUR) Vlnr. Harry Koonstra, Jan Reinder Smeenge In mei 2015 met het team

Nadere informatie

De biologische biet. Ontwikkelingsmogelijkheden. Technische dagen KBIVB 2019 Antoons K., Vandergeten JP.

De biologische biet. Ontwikkelingsmogelijkheden. Technische dagen KBIVB 2019 Antoons K., Vandergeten JP. De biologische biet. Ontwikkelingsmogelijkheden Technische dagen KBIVB 2019 Antoons K., Vandergeten JP. 2 Bio bieten : een nieuwe teelt? Vruchtwisseling Rassenkeuze Zaai Bemesting Bestrijding tegen plaaginsecten

Nadere informatie

Productie van biobrandstof uit koolzaad

Productie van biobrandstof uit koolzaad Productie van biobrandstof uit koolzaad Stijn Windey Inhoud Koolzaad als brandstof KOBRA: ALT demonstratieproject koolzaadbrandstoffen Energiekenniscentrum 2 Inhoud Koolzaad als brandstof KOBRA: ALT demonstratieproject

Nadere informatie

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Teeltoptimalisatie winterkoolzaad

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Teeltoptimalisatie winterkoolzaad Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw Teeltoptimalisatie winterkoolzaad 2012-2013 Teeltoptimalisatie winterkoolzaad 2012-2013 Opdrachtgever: Auteur: Kennisnetwerk Koolzaad Jaap van t Westeinde

Nadere informatie

Bestrijding van slakken in graszaad, 2004

Bestrijding van slakken in graszaad, 2004 Bestrijding van slakken in graszaad, 2004 Zaadbehandeling van Engels raaigraszaad met pesticiden ter bescherming tegen slakken Albert Ester & Hilfred Huiting Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector

Nadere informatie

landbouw en natuurlijke omgeving 2010 plantenteelt open teelten CSPE BB

landbouw en natuurlijke omgeving 2010 plantenteelt open teelten CSPE BB landbouw en natuurlijke omgeving 2010 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 5 variant a Naam kandidaat Kandidaatnummer Meerkeuzevragen Omcirkel het goede antwoord (voorbeeld 1). Geef

Nadere informatie

Groenbemester: noodzakelijk voor een goede conditie van je grond. Groenbemesters. Aanbreng organische stof. Daling nitraatresidu

Groenbemester: noodzakelijk voor een goede conditie van je grond. Groenbemesters. Aanbreng organische stof. Daling nitraatresidu Groenbemesters Groenbemester: noodzakelijk voor een goede conditie van je grond Om je grond in goede conditie te houden is de teelt van een groenbemester noodzakelijk. Het zaaien van een groenbemester

Nadere informatie

Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe biologische teelt

Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe biologische teelt Interprovinciaal Proefcentrum voor de Biologische Teelt (P.C.B.T.) v.z.w. Ieperseweg 87 8800 RUMBEKE Tel. : 051/26 14 00, Fax. : 051/24 00 20 Verslag BT03ZTA_RAS01 Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe

Nadere informatie

Het begint met ons. www.kws.com

Het begint met ons. www.kws.com www.kws.com KWS Benelux BV Einsteinstraat 33 3281 NJ Numansdorp tel.: 0186-657506 fax: 0186-657507 E-mail J. Buis@kws.de www.kws.com Het begint met ons. Inleiding Inhoudsopgave Bladgezondheid is een belangrijk

Nadere informatie

Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven

Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven V. De Blauwer (Inagro), W. Odeurs (BDB), M. Goeminne (PCA) Samenvatting Het is moeilijk voor een teler om het nitraatresidu na de teelt

Nadere informatie

Wintergranen Resultaten, ras- en zaaiadviezen

Wintergranen Resultaten, ras- en zaaiadviezen Wintergranen 2017-2018 Resultaten, ras- en zaaiadviezen Raseigenschappen wintertarwe gemiddelde resultaten over de jaren 2014 t/m 2017* * Een hoog cijfer duidt op een gunstige waardering van de betrokken

Nadere informatie

Workshop Najaarsproblemen bieten en cichorei. Hoe stel ik de juiste diagnose?

Workshop Najaarsproblemen bieten en cichorei. Hoe stel ik de juiste diagnose? Workshop Najaarsproblemen bieten en cichorei Hoe stel ik de juiste diagnose? Elma Raaijmakers, Bram Hanse, Peter Wilting, Ellen van Oorschot en Marco Bom Bergen op Zoom, 15 oktober 2015 Workshop Korte

Nadere informatie

Groenbedekkers houden grond en mineralen op het perceel en uit de beek

Groenbedekkers houden grond en mineralen op het perceel en uit de beek Groenbedekkers houden grond en mineralen op het perceel en uit de beek Bram Van Nevel Bram.van.nevel@inagro.be 051/27.33.47 Waarom groenbedekkers? 1. Restnitraat 2. Verhogen bodemvruchtbaarheid 3. Verlagen

Nadere informatie

SPNA SPNA. Laboratorium. Directzaai. Directzaai 12-1-2011. Minimale grondbewerking in het Oldambt Ervaringen SPNA 2003 2010

SPNA SPNA. Laboratorium. Directzaai. Directzaai 12-1-2011. Minimale grondbewerking in het Oldambt Ervaringen SPNA 2003 2010 12-1-211 SPNA Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw: 12-1-211 Minimale grondbewerking in het Oldambt Ervaringen SPNA 23 21 Masterclass Niet-Kerende Grondbewerking Jaap van t Westeinde www.spna.nl

Nadere informatie

Programma Programma /02/2010

Programma Programma /02/2010 Programma 2009-2010 4 oktober: asperge 24 januari: sla en ajuin 14 februari: kruiden, kiemplanten en groenbemesters 7 maart: meloen, pompoen en courgettes 30 mei: selder en wortelen Witloof Kolen Aardappelen

Nadere informatie

Workshop Najaarsproblemen bieten en cichorei

Workshop Najaarsproblemen bieten en cichorei Workshop Najaarsproblemen bieten en cichorei Hoe stel ik de juiste diagnose? Elma Raaijmakers, Peter Wilting, Ellen van Oorschot, Bram Hanse en Marco Bom Rolde, 2 september 2014 Workshop Korte uitleg:

Nadere informatie

8 Onkruidbestrijding. 8.1 Preventie

8 Onkruidbestrijding. 8.1 Preventie 8 Onkruidbestrijding Maïs heeft een vrij trage beginontwikkeling. De perioden tussen zaaien en een volledige grondbedekking is gemiddeld 8 weken. Onkruiden vormen dan een bedreiging voor het gewas door

Nadere informatie

7 Zaaien. Begin met goed zaad

7 Zaaien. Begin met goed zaad 7 Zaaien 7.1 Zaadkwaliteit... 95 7.2 Zaadbehandeling... 96 7.3 Zaaitijd... 97 7.4 Zaaidiepte... 97 7.5 Standdichtheid en zaaizaadhoeveelheid... 98 7.6 Zaaimethoden... 99 94 7 Zaaien De zaadkwaliteit, zaaimethode

Nadere informatie

Genetisch gewijzigde aardappelen ter bestrijding van de aardappelziekte. met de medewerking van

Genetisch gewijzigde aardappelen ter bestrijding van de aardappelziekte. met de medewerking van Genetisch gewijzigde aardappelen ter bestrijding van de aardappelziekte met de medewerking van De aardappelziekte De aardappelziekte wordt veroorzaakt door Phytophthora infestans, een schimmelachtig organisme.

Nadere informatie

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009) - 1 - BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit ) Let wel: de proeven aangelegd door het LCG in 2009 werden uitgevoerd conform de bemestingsnormen die van kracht waren in 2009. Deze bemestingsnormen van 2009 zijn

Nadere informatie

Grasgids voor. Belgisch Witblauw. Méér vlees uit gras. Groot in Gras. Waar koopt u? Voor verkoopadressen kijk op www.barenbrug.be of bel 03 219 19 47

Grasgids voor. Belgisch Witblauw. Méér vlees uit gras. Groot in Gras. Waar koopt u? Voor verkoopadressen kijk op www.barenbrug.be of bel 03 219 19 47 BB-082011 Grasgids voor Waar koopt u? Voor verkoopadressen kijk op www.barenbrug.be of bel 03 219 19 47 Belgisch Witblauw Groot in Gras Barenbrug Belgium NV Hogenakkerhoekstraat 19 9150 Kruibeke E-mail:

Nadere informatie

Meer en beter gras van Eigen land met onze nieuwe graslandverzorgingsmachine

Meer en beter gras van Eigen land met onze nieuwe graslandverzorgingsmachine Nieuwsbrief nr.1 maart 2015 Technieken en wetgeving veranderen continu. Middels de nieuwsbrief gaan we proberen u een aantal keer per jaar op de hoogte te houden van de actualiteiten en nieuwe ontwikkelingen

Nadere informatie

Bestrijding van blad- en aarziekten in wintertarwe. EH 859 Door: ing.h.w.g.floot

Bestrijding van blad- en aarziekten in wintertarwe. EH 859 Door: ing.h.w.g.floot Bestrijding van blad- en aarziekten in wintertarwe EH 859 Door: ing.h.w.g.floot Inleiding In de tarweteelt is de bestrijding van blad- en aarziekten eigenlijk ieder jaar nodig om een maximale financiële

Nadere informatie

Rassengids

Rassengids Rassengids 2016-2017 Wintertarwe Benchmark Nieuw Benchmark is een nieuw ras dat in september 2015 is opgenomen op de Nederlandse Aanbevelende Rassenlijst. Benchmark is de nieuwe standaard in opbrengst.

Nadere informatie

KOOLZAAD ALS ENERGIETEELT? STUDIENAMIDDAG ENERGIETEELTEN VLAAMSE OVERHEID. Vandaele Alain Inagro

KOOLZAAD ALS ENERGIETEELT? STUDIENAMIDDAG ENERGIETEELTEN VLAAMSE OVERHEID. Vandaele Alain Inagro KOOLZAAD ALS ENERGIETEELT? STUDIENAMIDDAG ENERGIETEELTEN VLAAMSE OVERHEID Vandaele Alain Inagro Koolzaad als energieteelt? 1. Koolzaad als energieteelt? Verleden Heden 2. Toepassingen op vandaag 3. De

Nadere informatie

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Marleen Plomp en Gerjan Hilhorst (Wageningen Livestock Research) Maart 217 Inhoud 1. Inleiding... 2 2. Dataset...

Nadere informatie

Basiscursus Ecologische Moestuin. Onkruid

Basiscursus Ecologische Moestuin. Onkruid Basiscursus Ecologische Moestuin Onkruid Onkruid: veel werk! Onkruid vergaat niet Het komt telkens terug Het groeit harder dan de groenten Wieden helpt maar tijdelijk Herbiciden: nee! Bijen (enz) sterven

Nadere informatie

WERK VAN DEN AKKER Afdeling Herentals PELARGONIUM EN GERANIUM.

WERK VAN DEN AKKER Afdeling Herentals PELARGONIUM EN GERANIUM. WERK VAN DEN AKKER Afdeling Herentals PELARGONIUM EN GERANIUM. Lesgever: Bart Peers 29-01 - 2012 Verslag: Michel Peeters 1. PELARGONIUM. 1.1 Inleiding Pelargonium ofwel in de volksmond geranium is een

Nadere informatie

Rassenproef biologische quinoa 2018

Rassenproef biologische quinoa 2018 Rassenproef biologische quinoa 2018 Karel Dewaele, Lieven Delanote, Brecht Vandenbroucke, Inagro Context Quinoa is door zijn unieke eigenschappen een gewas met een brede waaier aan toepassingsmogelijkheden,

Nadere informatie

Boxer WG en aanbevelingen, 10701 N W.10 bij etiketinstructie versie 10

Boxer WG en aanbevelingen, 10701 N W.10 bij etiketinstructie versie 10 Boxer WG en aanbevelingen, 10701 N W.10 bij etiketinstructie versie 10 Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel in de volgende sgebieden

Nadere informatie

Vanggewas na mais ook goed voor de boer

Vanggewas na mais ook goed voor de boer Vanggewas na mais ook goed voor de boer Gaat u meer aandacht aan uw groenbemester besteden? Janjo de Haan 12 februari 2015 Verschil tussen vanggewas en groenbemester (Stikstof)vanggewas Onbemest 1e doel

Nadere informatie

Diepte (cm) Stikstofanalyse totaal Kort voor aanleg 16/06/ Bij aanleg proef 03/07/

Diepte (cm) Stikstofanalyse totaal Kort voor aanleg 16/06/ Bij aanleg proef 03/07/ STAMSLABOON 2014 Proef N-bemesting stamslaboon 1. Doel Nagaan of de huidige N-bemestingsadviezen van het labo van Inagro voor de teelt van stamslaboon optimaal zijn om een hoge opbrengst te combineren

Nadere informatie

Interactie Moddus en Actirob

Interactie Moddus en Actirob Interactie Moddus en Actirob Effect op zaadopbrengst Engels raaigras 2011 Expertisecentrum graszaad en graszoden Proefboerderij Rusthoeve en DLV Plant p/a Noordlangeweg 42 4486PR Colijnsplaat C Sam de

Nadere informatie

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Rassenonderzoek winterkoolzaad 2011

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Rassenonderzoek winterkoolzaad 2011 Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw Rassenonderzoek winterkoolzaad 2011 Rassenonderzoek winterkoolzaad 2011 Opdrachtgever: Euro Grass: T.a.v. dhr. B. Bles Monsanto: T.a.v. dhr. H. Braatz Syngenta

Nadere informatie

DACOM WAARNEMINGSTABELLEN ZIEKTEMANAGEMENT - ALLE BESCHIKBARE GEWASSEN

DACOM WAARNEMINGSTABELLEN ZIEKTEMANAGEMENT - ALLE BESCHIKBARE GEWASSEN DACOM STABELLEN ZIEKTEMANAGEMENT - ALLE BESCHIKBARE GEWASSEN 1 INHOUDSOPGAVE INTRODUCTIE 3 AARDAPPEL -6 AARDBEI -8 BIET DRUIF..1-11 KOOL 1-13 LELIE 1 PEEN..1-16 PREI.1 SELDERIJ 18 TOMAAT..1 TULP. UI 1-

Nadere informatie

Handboek snijmaïs. 1 Inleiding 1.1 Herkomst en introductie maïs... 7 1.2 Arealen... 7 1.3 Rasontwikkelingen... 8 1.4 Gebruiksvormen van maïs...

Handboek snijmaïs. 1 Inleiding 1.1 Herkomst en introductie maïs... 7 1.2 Arealen... 7 1.3 Rasontwikkelingen... 8 1.4 Gebruiksvormen van maïs... 1 Inleiding 1.1 Herkomst en introductie maïs... 7 1.2 Arealen... 7 1.3 Rasontwikkelingen... 8 1.4 Gebruiksvormen van maïs... 10 6 1 Inleiding Na gras is snijmaïs het belangrijkste gewas voor de melkveehouderij.

Nadere informatie

Wintertarwe Zuid-Nederland

Wintertarwe Zuid-Nederland Rassenadvies Wintertarwe Zuid-Nederland 2013 Rasadvies Raseigenschappen Opbrengstgegevens Teeltmaatregelen groei door kennis Rassenkeuze Om een goede financiële opbrengst te realiseren is het goed om een

Nadere informatie

Plantenteelt maïs. Docent: Muhtezan Brkić

Plantenteelt maïs. Docent: Muhtezan Brkić Plantenteelt maïs Docent: Muhtezan Brkić Programma Ziekten plagen en beschadigingen in snijmaïs Werkopdrachten PowerPoint presentatie snijmaïs Ma. 10 april 2 de toets Plantenteelt Granen Do. 20 april -

Nadere informatie

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN?

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN? BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN? Ronald Euben Wat vraagt de biet? 2 Bij de zaai Enkele (kleine) kluiten bovenaan (dichtslaan, erosie) Verkruimelde, aangedrukte laag (contact zaad bodem) Vaste,

Nadere informatie

Groeistoffen in Weiland. Een onmisbare en betrouwbare partner! Basisonkruidbestrijding. goedkope en rendabele investering

Groeistoffen in Weiland. Een onmisbare en betrouwbare partner! Basisonkruidbestrijding. goedkope en rendabele investering Basisonkruidbestrijding = goedkope en rendabele investering Behandel elke weide minstens 1 keer om de 2 jaar Groeistoffen in Weiland Een onmisbare en betrouwbare partner! De onkruidbestrijding in grasland

Nadere informatie

Programma voor vandaag:

Programma voor vandaag: Aardappelteelt Programma voor vandaag: Standdichtheid en benodigde hoeveelheid pootgoed Bemesting van aardappelen Opdrachten no.2 Pauze 10:30 10:45 PowerPoint presentatie / werk in groepen Opdrachten no.

Nadere informatie

KOOLZAAD. opstap naar duurzame landbouw

KOOLZAAD. opstap naar duurzame landbouw KOOLZAAD opstap naar duurzame landbouw De teelt van (winter)koolzaad kan een opstap zijn naar duurzame landbouw. Koolzaad zal de enorme socioecologische problemen niet uit de wereld helpen die samengaan

Nadere informatie

Eiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen

Eiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen Eiwitgewassen Eiwitrijke gewassen Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja Voordelen luzerne Nadelen luzerne Positief effect op bodemstructuur Droogteresistent door diepe beworteling Nalevering N: 60

Nadere informatie

Bemestingsstrategie voor de teeltcombinatie gras-maïs

Bemestingsstrategie voor de teeltcombinatie gras-maïs Bemestingsstrategie voor de teeltcombinatie gras-maïs Auteurs Gert Van de Ven, An Schellekens Wendy Odeurs Joos Latré 14/03/2014 www.lcvvzw.be 2 / 8 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 4 Adviezen...

Nadere informatie

klaver melkveebedrijf Groene van motor De groene motor van het melkveebedrijf

klaver melkveebedrijf Groene van motor De groene motor van het melkveebedrijf De groene motor van het melkveebedrijf Door Minas neemt het gebruik van kunstmeststikstof af en komt het gebruik van klaver als groene motor achter de Gras & graslandproductie steeds meer in beeld. Deze

Nadere informatie

van harte welkom Koolstof Kringlopen

van harte welkom Koolstof Kringlopen van harte welkom Koolstof Kringlopen 1 Programma 13:30 Opening met lezing 14:00 Instructie geleide rondgang 14:15 Geleide rondgang 16:45 Actieve demonstratie machines Afsluiting met drankje & snack Koolstof

Nadere informatie

Soja telen in Vlaanderen?! Rassenkeuze en teelttechnisch onderzoek. Joke Pannecoucque Studiedag 23/11/2017 ILVO ILVO

Soja telen in Vlaanderen?! Rassenkeuze en teelttechnisch onderzoek. Joke Pannecoucque Studiedag 23/11/2017 ILVO ILVO Soja telen in Vlaanderen?! Rassenkeuze en teelttechnisch onderzoek Joke Pannecoucque Studiedag 23/11/2017 ILVO Soja telen in Vlaanderen Wat is soja? Eénjarige peulvrucht Glycine max Oorsprong: centraal

Nadere informatie

Jonge planten lijken op paardebloem.

Jonge planten lijken op paardebloem. witlof De witlofteelt is minder ingewikkeld dan je geneigd bent te denken. In het kort komt het er op neer dat je eerst een dikke wortel gaat telen, net zoals je zou doen met winterpeen of pastinaak. Dan

Nadere informatie

Amerikaanse pinda s. European Marketing Director Tel: +44 20 7828 0838 lmckerchar@peanutsusa.org.uk

Amerikaanse pinda s. European Marketing Director Tel: +44 20 7828 0838 lmckerchar@peanutsusa.org.uk Amerikaanse pinda s Contact: Louise McKerchar European Marketing Director Tel: +44 20 7828 0838 lmckerchar@peanutsusa.org.uk Amerikaanse pinda s worden gepland na de laatste vorst in april of mei als de

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 6208 28 maart 2012 Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 21 maart 2012, nr.

Nadere informatie

Stikstofinhoud van groenbemesters. van. Bij een lager (kunst)mestgebruik neemt het belang van een goede inschatting

Stikstofinhoud van groenbemesters. van. Bij een lager (kunst)mestgebruik neemt het belang van een goede inschatting Stikstofinhoud van groenbemesters van de stikstofvoorziening Stikstofinhoud van toe. Groenbemesters hebben een functie als Bij een lager (kunst)mestgebruik neemt het belang van een goede inschatting stikstofleverancier.

Nadere informatie

Onkruidbestrijding in grasland in het najaar

Onkruidbestrijding in grasland in het najaar Onkruidbestrijding in grasland in het najaar Inhoud Pag. 3 Pag. 10 Pag. 14 Pag. 15 Veel en goed ruwvoer Voordelen van een onkruidbestrijding in het najaar Middelen voor een onkruidbestrijding in het najaar

Nadere informatie

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Rassenonderzoek winterkoolzaad 2012

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Rassenonderzoek winterkoolzaad 2012 Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw Rassenonderzoek winterkoolzaad 2012 Rassenonderzoek winterkoolzaad 2012 Opdrachtgever: Euro Grass: T.a.v. dhr. B. Bles Monsanto: T.a.v. dhr. H. Braatz Syngenta

Nadere informatie

Bruikbare herbiciden in potchrysant

Bruikbare herbiciden in potchrysant Bruikbare herbiciden in potchrysant - Alle teelten 1, Sierplanten 1,1, sierbomen en -heesters 1,1,1, coniferen (sierbomen) open lucht incl. boom- en struikenkwekerijen Kerstsparren onder bescherming open

Nadere informatie

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Teeltoptimalisatie winterkoolzaad

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Teeltoptimalisatie winterkoolzaad Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw Teeltoptimalisatie winterkoolzaad 2013-2014 Teeltoptimalisatie winterkoolzaad 2013-2014 Opdrachtgever: Kennisnetwerk Koolzaad Auteur: Jaap van t Westeinde

Nadere informatie

Wintergranen Resultaten, ras- en zaaiadviezen

Wintergranen Resultaten, ras- en zaaiadviezen Wintergranen 2016-2017 Resultaten, ras- en zaaiadviezen Raseigenschappen wintertarwe gemiddelde resultaten over de jaren 2013 t/m 2016* * Een hoog cijfer duidt op een gunstige waardering van de betrokken

Nadere informatie

Gewasbeschermingsplan kerstbomenteelt

Gewasbeschermingsplan kerstbomenteelt Gewasbeschermingsplan kerstbomenteelt Hans Smeets Adviseur DLV plant BV Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland. Het Ministerie van Economische Zaken,

Nadere informatie

SUIKERBIETEN. Wereld productie suiker? Wereldproductie van suiker. Productie: ton 20% uit Riet 80% uit Suikerbieten

SUIKERBIETEN. Wereld productie suiker? Wereldproductie van suiker. Productie: ton 20% uit Riet 80% uit Suikerbieten SUIKERBIETEN Wereld productie suiker? Wereldproductie van suiker Productie: 180.000.000 ton 20% uit Riet 80% uit Suikerbieten 1 Waar komt de suiker vandaan? Arealen Europa Waar komt de suiker vandaan?

Nadere informatie

Stikstofbemesting en stikstofbehoefte van granen: hoe op elkaar afstemmen?

Stikstofbemesting en stikstofbehoefte van granen: hoe op elkaar afstemmen? Stikstofbemesting en stikstofbehoefte van granen: hoe op elkaar afstemmen? Piet Ver Elst, Jan Bries, Bodemkundige Dienst van België De Bodemkundige Dienst van België voert jaarlijks een groot aantal analyses

Nadere informatie

Slide 1. Hybride rassen. Voor- en nadelen. Clemens van de Wiel, Jan Schaart & Bert Lotz

Slide 1. Hybride rassen. Voor- en nadelen. Clemens van de Wiel, Jan Schaart & Bert Lotz Slide 1 Hybride rassen Voor- en nadelen Clemens van de Wiel, Jan Schaart & Bert Lotz Slide 2 Hybride rassen Hybride (F1) rassen standaard in tal van gewassen Akkerbouw: maïs, suikerbiet, koolzaad Groenten:

Nadere informatie

22a Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0623 Door: ing.h.w.g. Floot

22a Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0623 Door: ing.h.w.g. Floot 22a Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0623 Door: ing.h.w.g. Floot Inleiding In de tarweteelt is de grondbewerking een belangrijke kostenpost. Vooral bij monocultuur wintertarwe komt

Nadere informatie

Bodemmonster Bodemmonster

Bodemmonster Bodemmonster Evenwicht in de volkstuin? Evenwichtige bemesting Bodemmonster Bodemmonster Belangrijk om te weten: Fosfaat laag: voldoende bemesten Kali laag: voldoende bemesten of bijsturen Magnesium laag: bijsturen

Nadere informatie

INFO 152 MAART Dé herbiciden in bieten: Fiesta, Pyramin DF en Frontier Optima. Fiesta. Pyramin DF. Frontier Optima

INFO 152 MAART Dé herbiciden in bieten: Fiesta, Pyramin DF en Frontier Optima. Fiesta. Pyramin DF. Frontier Optima 152 MAART 2010 INFO MAART 2013 Dé herbiciden in bieten: Fiesta, Pyramin DF en Frontier Optima BASF biedt de bietenteler een breed scala aan middelen om het maximale uit de bietenteelt te halen. Naast fungiciden

Nadere informatie

EAG COVERMENGSELS TIJDELIJKE WEIDEMENGSELS

EAG COVERMENGSELS TIJDELIJKE WEIDEMENGSELS EAG COVERMENGSELS EN TIJDELIJKE WEIDEMENGSELS 2015 VOORDELEN COVERMENGSELS Principe : Het samenvoegen van soorten groenbedekkers met de bedoeling er landbouwkundige voordelen uit te halen zoals : Voldoen

Nadere informatie

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009) BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009) Let wel: de proeven aangelegd door het LCG in 2009 werden uitgevoerd conform de bemestingsnormen die van kracht waren in 2009. Deze bemestingsnormen

Nadere informatie

inagro Code van goede praktijk bodembescherming advies organische koolstofgehalte en zuurtegraad ONDERZOEK & ADVIES IN LAND- & TUINBOUW

inagro Code van goede praktijk bodembescherming advies organische koolstofgehalte en zuurtegraad ONDERZOEK & ADVIES IN LAND- & TUINBOUW inagro ONDERZOEK & ADVIES IN LAND- & TUINBOUW Code van goede praktijk bodembescherming advies gehalte en zuurtegraad 2 Toelichting resultaten MTR_versie 2011 ORGANISCHE KOOLSTOF Organische stof en in de

Nadere informatie

TOLALG14SPZ_BM07: (Blad)bemestingsproef in najaarsspinazie voor industriële verwerking met voorteelt erwt.

TOLALG14SPZ_BM07: (Blad)bemestingsproef in najaarsspinazie voor industriële verwerking met voorteelt erwt. TOLALG14SPZ_BM07: (Blad)bemestingsproef in najaarsspinazie voor industriële verwerking met voorteelt erwt. Doel Rekening houdende met N-vrijstelling/immobilisatie uit oogstresten van de voorteelt gedeeltelijk

Nadere informatie