De invloed van internationale prestaties op de fokwaardeschatting bij sportpaarden

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De invloed van internationale prestaties op de fokwaardeschatting bij sportpaarden"

Transcriptie

1 FACULTEIT WETENSCHAPPEN Departement Biologie Afdeling Diversiteit en Systematiek van dieren De invloed van internationale prestaties op de fokwaardeschatting bij sportpaarden door Maarten Aerts Promotor: Prof. F. Volckaert Co-promotor: Prof. N. Buys Begeleider: Dr. S. Janssens Proefschrift ingediend tot het behalen van de graad van Master in de Biologie Academiejaar

2 Copyright by K.U.Leuven Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van zowel de promotor(en) als de auteur(s) is overnemen, kopiëren, gebruiken of realiseren van deze uitgave of gedeelten ervan verboden. Voor aanvragen tot of informatie i.v.m. het overnemen en/of gebruik en/of realisatie van gedeelten uit deze publicatie, wend u tot de K.U.Leuven, Faculteit Wetenschappen, Geel Huis, Kasteelpark Arenberg 11, 3001 Leuven (Heverlee), Telefoon Voorafgaande schriftelijke toestemming van de promotor(en) is eveneens vereist voor het aanwenden van de in dit afstudeerwerk beschreven (originele) methoden, producten, schakelingen en programma s voor industrieel of commercieel nut en voor de inzending van deze publicatie ter deelname aan wetenschappelijke prijzen of wedstrijden.

3 FACULTEIT WETENSCHAPPEN Departement Biologie Afdeling Diversiteit en Systematiek van dieren De invloed van internationale prestaties op de fokwaardeschatting bij sportpaarden door Maarten Aerts Promotor: Prof. F. Volckaert Co-promotor: Prof. N. Buys Begeleider: Dr. S. Janssens Proefschrift ingediend tot het behalen van de graad van Master in de Biologie Academiejaar

4 Woord vooraf Bij deze zou ik graag de mensen bedanken die hebben bijgedragen tot de realisatie van deze verhandeling. Het was een weg vol uitdagingen en probleemstellingen die ik zonder hen nooit had kunnen voltooien. In de eerste plaats zou ik Prof. Filip Volckaert willen bedanken om mij de kans te geven een genetisch onderwerp te kiezen dat buiten de traditionele biologie ligt. Zonder zijn medewerking en goedkeuring had ik dit uiterst interessante onderwerp niet verder kunnen ontdekken en uitspitten. Daarbij zou ik ook graag Prof. Nadine Buys bedanken om mij als bioloog te steunen in de keuze voor dit ingenieursonderwerp en mij de kans te geven om aan dit proefschrift te werken in haar onderzoeksgroep. De volgende persoon die m n uitdrukkelijke dank en erkentelijkheid verdient is Dr. Ir. Steven Janssens. Ik heb een jaar lang kunnen meeliften op zijn expertise en kennis van de fokkerij en kwantitatieve genetica en van z n steun naar mijn onderzoek toe. Niet alleen over de fokkerij en genetische evaluatie van paarden, maar ook over computerprogrammering heb ik dit jaar enorm veel bijgeleerd. Ik mag hierbij de andere medewerkers van de onderzoeksgroep Huisdierengenetica (in het bijzonder Machteld Brebels) niet vergeten. Ook hen ben ik dankbaar om steeds met raad klaar te staan. Bijzondere dank gaat ook uit naar Huub Van Aert, zonder wiens monnikenwerk om al de internationale prestaties bij te houden dit onderzoek niet mogelijk was geweest. Uiteraard mag ik m n ouders niet vergeten te bedanken. Niet alleen dit laatste jaar, maar ook de voorbije jaren stonden ze steeds met raad en daad klaar voor mij. Geen moeite was voor hen teveel en ik dank hen dan ook voor de kansen die ze mij gegeven hebben. Hierbij dank ik m n vader nog extra om dit werk na te lezen en te verbeteren. Als laatste, maar zeker niet minste groep mag ik m n medestudenten en vrienden niet vergeten. Zij hebben er mee voor gezorgd dat deze studententijd me altijd zal bijblijven en daar ben ik hen zeer dankbaar voor! I

5 Samenvatting Belgische paarden zijn zeer succesvol in de internationale springsport. Toch worden in België, tot op heden, internationale prestaties, die de meeste weerklank krijgen bij pers en publiek, niet meegenomen voor de berekening van fokwaardeschattingen. Momenteel worden de fokwaarden berekend op basis van resultaten van LRV- en KBRSF-wedstrijden. Het doel van dit eindwerk is om te kijken of, en hoe, internationale resultaten kunnen geïncorporeerd worden in de fokwaardeschattingen. Naast de datasets gebruikt voor de traditionele fokwaardeschattingen, wordt er gebruik gemaakt van een manueel samengestelde dataset met internationale prestaties van BWP paarden. Een eerste deel van ons onderzoek betreft het bepalen van de factoren die in de verschillende modellen beschouwd moeten worden. Het traditionele model zonder internationale prestaties is gebaseerd op het Genetisch Spring Index (GSI) model. Voor het model met internationale prestaties worden dezelfde factoren meegenomen, maar wordt er een extra kenmerk HoogteKlasse toegevoegd. HoogteKlasse is een maat voor de hoogste proef die een paard ooit gelopen heeft in z n sportcarrière, waarbij internationale prestaties worden meegenomen. De erfelijkheidsgraden, geschat voor LRV- en KBRSF-prestaties zijn voor het traditionele model 0,055 en 0,082. Deze waarden zijn lager dan degene die momenteel worden aangenomen voor de berekening van de Genetische Spring Index. In het model met internationale prestaties zijn deze erfelijkheidsgraden 0,082 en 0,090 voor LRV- en KBRSF-resultaten respectievelijk. Deze erfelijkheidsgraden komen overeen met die van vergelijkbare kenmerken in andere Europese landen. De erfelijkheidsgraad voor HoogteKlasse wordt geschat op 0,399. Deze waarde ligt hoger dan hetgeen in Nederland (het enige land met een vergelijkbaar, doch uitgebreider kenmerk) wordt aangenomen. De genetische correlaties tussen LRV-resultaten en HoogteKlasse variëren, afhankelijk van het model, tussen 0,779 en 0,795. Voor KBRSF-resultaten en HoogteKlasse variëren de genetische correlaties tussen 0,545 en 0,600. Alhoewel er een goed begin is gemaakt, blijft het verzamelen van data over internationale resultaten een aandachtspunt naar verder onderzoek toe. II

6 Summary Belgian horses are very successful in the international showjumping scene. However, until present, in Belgium, these international performances are not used for the calculations of breeding value estimations. For the moment, breeding values are calculated on results from LRV and KBRSF competitions. The aim of this thesis is to see if, and how, international results can be incorporated in the breeding value estimations. Aside from the datasets used for the traditional breeding value estimations, a manually constructed dataset with data from international results of BWP horses is used. A first part of our research focuses on determining the factors that will be used in the different models. The traditional model, without international data is based on the model of the GSI (Genetic Showjumping Index). For the model with international data, the same factors are used but an extra effect is added, namely HoogteKlasse, which is a measure for the highest competition a horse has ever competed in. In HoogteKlasse, also international data are considered. The heritability s, estimated for LRV- and KBRSF-performances for the traditional model are 0,055 and 0,082. These values are lower than the ones used in the calculations of the GSI for the moment. For the model with international data, these heritability s are 0,082 and 0,090. These values are equivalent to those of comparable effects in other European countries. The heritability for HoogteKlasse is estimated at 0,399. This value is higher then what is presumed in the Netherlands (the only country with a comparable, though more extensive feature). The genetic correlations between LRV-performances and HoogteKlasse vary, depending the model, between 0,779 and 0,795. For KBRSF-results and HoogteKlasse, genetic correlaties lie between 0,545 and 0,600. Although a good start has been taken, the collecting of data about international performances of the horses stays and important point of attention for further research. III

7 Afkortingenlijst ABP ANOVA BCP BLUP BWP CSN DB DIP DWB FEI FN Fte FTP Fw Fws GP HANN HK HLP ISH KBRSF KlCyc KNHS KWPN LRV MCMC Aufbauprüfungen für junge Pferde Analysis Of Variance Belgische Confederatie van het Paard Best Linear Unbiased Prediction Belgisch Warmbloed Paard Concours de Sauts d'obstacles National Derby Dienst Identificatie Paarden Danish WarmBlood Society Federation Equestre International Deutsche Reiterliche Vereinigung Full Time Equivalenten File Transfer Protocol Fokwaarden Fokwaardeschatting Grote Prijs Hannoveraner Verband HoogteKlasse Hengstleistungsprüfungen Irish Sport Horse Koninklijke Belgische Ruiter Sport Federatie Klassieke Cyclus Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie Koninklijk Warmbloed Paardenstamboek Nederland Landelijke RijVereniging Markov Chain Monte Carlo IV

8 ML MLE MME MTGSAM NC OLD PEV REML RHQT SBS SF SWB TRAK TSP UELN VCE VCP VLP VSC WB WBFSH WJP YHT Z ZSP Maximum Likelihood Maximum Likelihood Estimators Mixed Model Equations Multi Trait Gibbs Sampler for Animal Models Nations Cup Verband der Züchter des Oldenburger Pferde Prediction Error Variance Restricted Maximum Likelihood Riding Horse Quality Test Stamboek Belgisch Sportpaard Selle Français Swedish WarmBlood Association Trakehner Verband Turniersport Universal Equine Life Number Variance Component Estimation Vlaamse Confederatie van het Paard Vlaamse Liga Paardensport Vlaams Supercomputer Centrum Wereldbeker World Breeding Foundation for Sport Horses Wedstrijd Jonge Paarden Young Horse Test Zangersheide Zuchtstutenprüfungen V

9 Tabellenlijst Tabel 1: Overzicht van de kenmerken en bron van de data voor de fokwaardeschatting voor springaanleg in 7 Europese landen en 9 stamboeken Tabel 2: Overzicht van de gebruikte modellen, effecten, erfelijkheidsgraden en genetische correlaties voor de fokwaardeschatting voor springaanleg in 7 Europese landen en 9 stamboeken Tabel 3: Datastructuur van dataset Tabel 4: Datastructuur van dataset Tabel 5: Datastructuur FEI dataset Tabel 6: Datastructuur dataset nationale gegevens Tabel 7: Datastructuur pedigreebestand Tabel 8: Datastructuur van de gecombineerde dataset Tabel 9: Datastructuur van de uiteindelijke dataset Tabel 10: Verdeling van de kenmerken LRV en KBRSF in de uiteindelijke dataset Tabel 11: Indeling van de verschillende wedstrijden in hoogteklassen Tabel 12: Indeling van de leeftijdsklasses Tabel 13: Indeling van de geboortejaarklasses Tabel 14: Verschillende modellen voor de analyses in VCE en MTGSAM Tabel 15: Startwaarden voor de varianties en erfelijkheidsgraden voor model 2 van MTGSAM. 35 Tabel 16: Startwaarden voor de varianties voor model 1 van MTGSAM Tabel 17: Aantal wedstrijden, tijdsspanne, prestaties en paarden per jaar in de manuele internationale dataset Tabel 18: Aantal paarden per origineel stamboek per jaar in de manuele internationale dataset Tabel 19: Paarden met de meeste prestaties en hun vader in de manuele internationale dataset Tabel 20: Hengsten met meeste nakomelingen en hun aantal prestaties in de manuele internationale dataset Tabel 21: Moedersvaders met de meeste nakomelingen en hun aantal prestaties in de manuele internationale dataset Tabel 22: Aantal records per hoogteklasse in de manuele internationale dataset Tabel 23: Aantal paarden per leeftijdsklasse in de manuele internationale dataset Tabel 24: Aantal wedstrijden, tijdsspanne, prestaties en paarden per jaar in de FEI dataset Tabel 25: Paarden met de meeste prestaties in de FEI dataset Tabel 26: Aantal records en wedstrijden per jaar in de nationale dataset Tabel 27: Paarden met de meeste prestaties en hun vader in de nationale dataset Tabel 28: Hengsten met de meeste nakomelingen en hun prestaties in de nationale dataset Tabel 29: Aantal records per hoogteklasse in de nationale dataset VI

10 Tabel 30: Verdeling van de gegevens over de hoogste klasse Tabel 31: Schatting van de ratio s van de variantiecomponenten met VCE Tabel 32: Genetische correlaties geschat met VCE Tabel 33: Correlatie tussen EBV s van model 3 en Tabel 34: Beschrijvende statistiek van de EBV s gebruikt voor de correlatieberekeningen. Model 3/Model Tabel 35: Invloed van het vaste effect geslacht Tabel 36: Schatting van de erfelijkheidsgraad van Internationaal Tabel 37: Schatting van de erfelijkheidsgraden en variantiecomponenten met MTGSAM VII

11 Figurenlijst Figuur 1: Stroomdiagram voor het hercoderen en inlezen van de data Figuur 2: Aantal nakomelingenprestaties per hengst ten opzichte van het aantal hengsten in de manuele internationale dataset Figuur 3: Aantal prestaties per leeftijdsklasse in de manuele internationale dataset Figuur 4: Aantal nakomelingenprestaties per hengst ten opzichte van het aantal hengsten in de nationale dataset Figuur 5: Aantal prestaties per leeftijd in de nationale dataset Figuur 6: Correlatiediagram tussen EBV s van de hengsten in modellen 3 en Figuur 7: Correlatiediagram tussen EBV s van alle paarden in modellen 3 en Figuur 8: Schatting van vast effect geboortejaar Figuur 9: Schatting van vast effect leeftijd Figuur 10: Gemiddelde van BLUPs in functie van de geboortejaarsklasses Figuur 11: Markov Chain van variantiecomponenten voor model VIII

12 INHOUDSOPGAVE Woord vooraf... I Samenvatting... II Summary... III Afkortingenlijst... IV Tabellenlijst... VI Figurenlijst... VIII Inleiding Het paard Domesticatie van het paard Het paard in Vlaanderen Vlaamse Confederatie van het Paard Warmbloed Stamboeken Ruitersportfederaties Economisch belang van de paardensector in Vlaanderen Economisch belang van de paardensector in Europa Fokwaardeschatting Inleiding Theoretische achtergrond (Mrode, 1996) Herhaalbaarheidsmodel (Mrode, 1996) Meerkenmerkenmodel (Mrode, 1996) Schatten van variantiecomponenten REML Bayesian analyse, MCMC en Gibbs Sampling Inwegen van verschillende informatiebronnen in het model Kwaliteit van fokwaardeschattingen Fokwaardeschatting voor prestatieaanleg in de springsport Inleiding Genetische evaluatie België IX

13 3.2.2 Nederland Duitsland Frankrijk Internationale evaluatie Materiaal Manuele dataset met internationale prestaties FEI dataset met internationale prestaties Dataset met nationale prestaties Pedigreebestand Hardware Software Methoden Datasets combineren en opzuiveren Manuele internationale datasets combineren Nationale en internationale datasets combineren Voorbereiden van prestatie- en pedigreebestand voor de genetische evaluatie Kenmerken LRV en KBRSF Hoogteklasse (HK) Internationaal Effecten Vaste effecten Toevallige effecten Modellen Resultaten Inventarisatie Manuele internationale dataset FEI dataset Dataset met nationale prestaties Gecombineerde dataset X

14 6.1.5 Hoogste stand Genetische evaluatie met VCE Schatting van de variantiecomponenten Genetische correlaties tussen LRV, KBRSF en Hoogteklasse geschat met VCE Vergelijking tussen BLUP met en zonder Hoogteklasse Schatting van de vaste effecten Genetische evaluatie met MTGSAM Schatting van de variantiecomponenten voor het threshold-kenmerk Schatting van de variantiecomponenten voor het 2-kenmerken model Bespreking van de resultaten Inventarisatie Genetische evaluatie met VCE Genetische analyse met MTGSAM Threshold-model met 1 kenmerk Meer-kenmerken-model met threshold Besluit Referenties... XII XI

15 INLEIDING Met in 2006 en 2010 twee opeenvolgende Belgische wereldkampioenen jumping kunnen we zeggen dat de paardensport, en dan vooral de springsport, in België big business is. Belgische ruiters, maar vooral Belgische paarden zijn zeer succesvol in de internationale springsport. Zo waren op de springwedstrijd van de Wereldruiterspelen 2010 in Kentucky 31 van de 121 paarden die aan de start kwamen afkomstig uit een Belgisch stamboek (23 BWP, 7 Zangersheide en 1 SBS). Ook op andere internationale wedstrijden zijn Belgische paarden vaak niet uit de top weg te slaan. Zo staat het kleine stamboek van het Belgisch Warmbloed Paard op de 3 de plaats in de WBFSH ranking. Het zijn uiteraard ook deze prestaties die het meest de aandacht trekken van media en van fokkers en waarmee de stamboeken het liefst naar buiten treden. Toch worden in de huidige modellen die in België gebruikt worden voor het berekenen van fokwaardeschattingen deze internationale prestaties niet in rekening gebracht. Volgens heel wat fokkers gaat hierdoor veel kostbare informatie verloren en zouden sommige hengsten een vertekende fokwaarde kunnen krijgen. Het doel van deze studie is na te gaan of en hoe deze internationale prestaties kunnen verwerkt worden in de berekeningen van fokwaardeschattingen en wat de invloed van deze gegevens is op genetische parameters (erfelijkheidsgraden en genetische correlaties) en op de ranking van de hengsten voor prestatieaanleg in de springsport. In het eerste hoofdstuk schetsen we een algemeen beeld van het paard. Zowel het proces van domesticatie als een overzicht van het Vlaams paardenlandschap worden belicht. Vervolgens bespreken we wat fokwaardeschattingen zijn en geven we een theoretische achtergrond over hoe deze berekend worden. In het derde en laatste hoofdstuk van de literatuurstudie geven we een overzicht van fokwaardeschatting voor prestatieaanleg in de springsport zowel in België als in andere Europese landen. Voor ons onderzoek zullen gegevens opgevraagd worden bij de Federation Equestre International (FEI) en het stamboek van het Belgisch Warmbloed Paard (BWP). Deze zullen toegevoegd worden aan de gegevens die gebruikt worden voor de routinematige fokwaardeschattingen, verkregen van de Landelijke Rijvereniging (LRV) en de Koninklijke Belgische Ruitersport Federatie (KBRSF). Vervolgens worden op basis van variantieanalyse een aantal statistische modellen voorgesteld. Deze modellen bevatten de significante factoren voor prestaties van de sportpaarden (zoals geslacht, leeftijd, geboortejaar ). 1

16 In een volgende stap wordt informatie over de afstamming van de paarden toegevoegd en worden er variantiecomponenten geschat voor de modellen met behulp van specifieke Animal Breeding software. Uit deze variantiecomponenten worden de erfelijkheidsgraden en genetische correlaties berekend. Vervolgens wordt de geschiktheid van de verschillende modellen getest en vergeleken. Tenslotte worden de uiteindelijke fokwaardes berekend en vergeleken voor de verschillende modellen. 2

17 DEEL I: LITERATUURSTUDIE 1 HET PAARD 1.1 Domesticatie van het paard Het paard (Equus caballus) is lange tijd van zeer groot belang geweest voor de maatschappij. Het dier werd gebruikt als voedselbron, lastdier, transportmiddel, werkkracht en zelfs als oorlogswapen. Vandaag de dag wordt het paard vooral gebruikt voor recreatie en sport. Archeologische vondsten stellen dat het paard ongeveer 6000 jaar geleden meerdere keren gedomesticeerd werd op de Eurasische steppe (Clutton- Brock, 1999). Het paard is het recentst gedomesticeerde landbouwdier (na varken, koe, geit en schaap). Aangezien in alle onderzochte gedomesticeerde paardenpopulaties een hoge graad van mtdna diversiteit werd vastgesteld, stelde de vraag zich waar deze diversiteit vandaan kwam en wat de historische processen waren in de domesticatie van het paard. Recent hebben enkele studies hier meer duidelijkheid in kunnen scheppen. Eén van de eerste studies werd uitgevoerd door Lister et al. (1998). Zij onderzochten sequenties van de mtdna controle regio van 29 individuen, waaronder individuen van het wilde, nooit gedomesticeerde Prezwalski-ras en individuen van 14 gedomesticeerde rassen. Ze vonden een grote genetische variatie bij de gedomesticeerde rassen en slechts een geringe bij het wilde ras. Hieruit concludeerden ze dat domesticatie gebeurd moet zijn uit meerdere populaties van wilde paarden over een betrekkelijk grote geografische regio. Om een meer sluitend antwoord te bekomen onderzochten Villa et al. (2001) mtdna van zowel moderne populaties als van enkele fossielen. Op basis van het principe van clustering van matrilines concludeerden ook zij dat er meerdere domesticatiegebeurtenissen vanuit verschillende populaties moeten zijn opgetreden. Villa et al. onderzochten verder ook nucleair microsatelliet DNA. De resultaten van dit onderzoek maakten duidelijk dat maternale gene flow de genetische uitwisseling tussen rassen heeft gedomineerd en dat de effectieve populatiegrootte van merries groter is dan die van hengsten. Dit is logisch, aangezien zowel in wilde populaties als in de hedendaagse fokkerij slechts een beperkt aantal hengsten zich effectief voortplant. Op basis van een geschatte divergentie van mtdna-sequenties van 4,1 tot 8,1% per miljoen jaar schatten Villa et al. dat het moderne paard zo n 0,32 tot 0,63 miljoen jaar geleden is ontstaan. Deze tijdsspanne is voldoende opdat genoeg matrilines kunnen ontstaan voor 3

18 het tijdstip van de eerste domesticatie van het paard om de vandaag gevonden diversiteit te verklaren. Jansen et al. (2002) kwamen tot dezelfde conclusies. Zij berekenden daarbij het minimale aantal merries dat ooit gedomesticeerd moet zijn geweest. Dit berekenden ze door van aantal mtdna types (n=81), dat wereldwijd in de huidige gedomesticeerde paardenpopulatie wordt gevonden, het maximum aantal mtdna types af te trekken dat tussen nu en de eerste domesticatiegebeurtenissen ontstaan kan zijn. Uit deze berekeningen concludeerden zij dat er minstens 77 wilde merries aan de basis moeten liggen van de huidige gedomesticeerde paardenpopulatie. 1.2 Het paard in Vlaanderen Volgens schattingen zijn er momenteel zo n paarden in Vlaanderen. Dit cijfer omvat alle rassen, dus ook pony s en rassen die voor andere doeleinden dan de ruitersport worden gefokt. In wat volgt geven we een overzicht van de instanties die werkzaam zijn in de Vlaamse paardensector, zoals de VCP, de warmbloed stamboeken en de sportfederaties. Ook belichten we hier het economische belang van de paardensector in Vlaanderen Vlaamse Confederatie van het Paard De Vlaamse Confederatie van het Paard (VCP) is de Vlaamse vleugel van de Belgische Confederatie van het Paard (BCP). VCP is de koepelorganisatie van de paardensector in Vlaanderen. Bij de oprichting in 1981 was het belangrijkste doel van de VCP de promotie van de Belgische paardenfokkerij. Door de loop van de jaren is het doel van de VCP uitgebreid tot de vertegenwoordiger van de paardensector ten opzichte van de beleidsverantwoordelijken. Om een efficiënte en representatieve vertegenwoordiger te zijn werden er drie subsectoren opgesteld, namelijk fokkerij, gebruikers en beroepen en vorming. Een andere belangrijke tak van de VCP is de Dienst Identificatie Paard (DIP). Deze dienst staat in voor de registratie van de paardachtigen op Vlaams grondgebied. Sinds de invoering van de identificatie- en chippingsplicht in september 2008 moet elk paard op Belgisch grondgebied namelijk een microchip en een EU-conform paspoort hebben en geregistreerd staan in de centrale gegevensbank van de BCP. Deze identificatieplicht is een gevolg van een Koninklijk Besluit dat moet gezien worden in het kader van de voedselveiligheid. Hierbij kan de eigenaar de keuze maken om z n paard definitief uit te sluiten voor de voedselketen. 4

19 1.2.2 Warmbloed Stamboeken Vlaanderen heeft 22 erkende stamboeken. Twee daarvan zijn stamboeken voor warmbloedpaarden, met name het Belgisch Warmbloed Paard (BWP) en Zangersheide (Z). Onder de andere 20 stamboeken vinden we onder andere de Vlaamse Fokkers van het Belgisch Trekpaard en het Belgisch Stud-Book van de Shetland Pony. In Wallonië is 1 warmbloed stamboek erkend, het Stamboek Belgisch Sportpaard (SBS). Het BWP is het grootste stamboek van België. Opgericht in 1955 vertegenwoordigt dit stamboek ongeveer 6500 leden en zo n geregistreerde paarden. Jaarlijks worden er om en bij de 3700 veulens geregistreerd (Het Belgisch Warmbloedpaard vzw, 2009). Het BWP richt zich vooral op het fokken van springpaarden doch is er sinds kort ook een dressuurwerkgroep opgericht. Zangersheide is een relatief jong stamboek. Pas in 1992 opgericht heeft het zich nu reeds opgewerkt tot één van de toonaangevende stamboeken in de springsport. Beide stamboeken zijn zeer succesvol in de springsport. Op de ranglijst van de World Breeding Foundation of Sport Horses (WBFSH) staan de relatief kleine stamboeken BWP en Z op een 3 de en 10 de plaats. Deze ranking geeft een score aan sportprestaties van paarden en telt de scores van de zes beste paarden van elk stamboek op. De ranking houdt dus geen rekening met de grootte van de stamboeken en bevoordeelt dus zo onrechtstreeks de grotere stamboeken, iets wat duidelijk blijkt als we de ranglijst van dichterbij bekijken (WBFSH, 2011). In een ranking, opgesteld door het Nederlandse fokkerijmagazine Sport Horse Breeding, die wel rekening houdt met de grootte van de stamboeken komen BWP en Z op een 3 de en 1 ste plaats respectievelijk (Remijnse, 2011). Toch moeten ook deze rankings met het nodige korreltje zout worden genomen aangezien er geen rekening wordt gehouden met de herkomst van de bloedlijnen van de paarden. Zo kan bijvoorbeeld een volledig BWP gefokt paard (BWP gefokte moeder en BWP gefokte vader) als veulen ingeschreven worden in een ander stamboek en dus ook voor dat stamboek meetellen in de rankings (en andersom) Ruitersportfederaties Vlaanderen erkent en subsidieert twee ruitersportfederaties. De Landelijke Rij Vereniging (LRV) richt zich vooral op de recreatieve sporter, terwijl de Vlaamse Liga Paardensport (VLP) wedstrijden inricht voor de meer competitieve paardensport. De VLP is de Vlaamse vleugel van de Koninklijke Belgische Ruitersport Federatie (KBRSF). Samen vertegenwoordigen deze federaties ongeveer leden. LRV richt wedstrijden in voor de drie Olympische disciplines (springen, dressuur en eventing) 5

20 alsook voor mennen. Onder de werking van VLP vallen naast deze vier disciplines ook para-equestrian, horse-ball, endurance, reining en voltige Economisch belang van de paardensector in Vlaanderen In 2008 werd er in opdracht van Vlaams minister van landbouw en plattelandsbeleid Kris Peeters een studie uitgevoerd om het economisch belang van de paardenhouderij in Vlaanderen in kaart te brengen. Dit onderzoek stelde vast dat de paardensector in Vlaanderen ongeveer 3600 voltijdse banen (fte of full time equivalenten) oplevert en een omzet van 622 miljoen en een toegevoegde waarde van circa 250 miljoen vertegenwoordigt. Dit is circa 0,12% van het Bruto Binnenlands Product van Vlaanderen. De fokkerij staat hierbij in voor 410 fte en een toegevoegde waarde van 6 miljoen Economisch belang van de paardensector in Europa Het European Horse Network (EHN) is een non-profit organisatie van belanghebbenden in de Europese paardensector. Het werd opgericht na de Europese conferentie Equus Een van de doelstellingen van de organisatie is de ontwikkeling van de paardensector in Europa te ondersteunen. Uit een samenvatting van verschillende studies uitgevoerd in Europese landen in 2010 maakten zij op dat de Europese paardensector een impact heeft van 100 miljard en instaat voor fte. Ze schatten de totale paardenpopulatie in Europa op 6 miljoen paarden, waarvoor 6 miljoen hectare permanent grasland wordt gebruikt. Ze vonden ook dat de Europese paardensector een groeiende sector is. Zo groeit het aantal ruiters met 5% elk jaar (European Horse Network, 2010). 6

21 2 FOKWAARDESCHATTING 2.1 Inleiding Het doel van fokkers en fokprogramma s is de huidige populatie te verbeteren. De basis van genetische vooruitgang in een populatie bestaat uit selectie; het selecteren van de beste ouderdieren om de volgende generatie te creëren. Welke de beste ouderdieren zijn is afhankelijk van het fokdoel dat het fokprogramma aanhoudt. Een objectieve waarde om de beste ouderdieren te selecteren zijn fokwaardeschattingen. Vroeger werd voor het schatten van fokwaarden gebruikt gemaakt van het principe van de selectieindex. Deze methode geeft de best mogelijke lineaire schatting van een individuele fokwaarde. Het combineert alle informatie die beschikbaar is van het dier en z n verwanten. Hierbij wordt er eerst een gewicht gegeven aan verschillende fenotypes. Dit zijn eigenschappen zoals grootte, gewicht, melkgift, snelheid etc. De fenotypes van het dier en z n verwanten worden vervolgens zo gecombineerd en ingewogen dat ze een nauwkeurige schatting geven voor de echte fokwaarde. Deze berekeningen zijn rekenkundig eenvoudig en algemeen toepasbaar. Er moet echter aan enkele veronderstellingen voldaan worden die in de realiteit niet haalbaar zijn. Zo gaat men er van uit dat het populatiegemiddelde constant blijft doorheen de volgende generaties, iets wat met selectie uiteraard niet het geval (en al helemaal niet het doel) is, en dat de hoeveelheid van de informatie voor elk dier identiek is, iets wat meestal niet het geval is. In 1949 ontwikkelde C. R. Henderson een nauwkeurigere methode voor het schatten van fokwaarden, de Best Linear Unbiased Prediction (of BLUP) methode. Met BLUP kunnen zowel de vaste omgevingsfactoren als de random factoren (de fokwaarden) tegelijkertijd berekend worden. Wegens de rekentechnische moeilijkheid en dus een bepaalde vereiste aan computercapaciteit wordt deze methode pas sinds 1990 algemeen toegepast. De eigenschappen van de methode zijn vergelijkbaar met deze van de selectie-index methode en zijn af te leiden uit de naam (Mrode, 1996): - Best: de correlatie tussen de echte (a) en de voorspelde (â) fokwaarden wordt gemaximaliseerd of de voorspellingsfout variantie (PEV, Prediction Error Variance) wordt geminimaliseerd (var(a-â)) - Linear: schatters zijn lineaire functies van de observaties - Unbiased: de schatting van random variabelen (de fokwaarden), zijn onvertekend (E(a â=â)) - Prediction: de echte fokwaarden worden voorspeld 7

22 BLUP werd oorspronkelijk ontwikkeld en gebruikt voor het berekenen van fokwaarden van melkveestieren. Het eerste model dat gebruikt werd was het sire- of vadermodel. Hierbij wordt op basis van de prestaties (melkgift) van de dochters de fokwaarde van de stier berekend. Het vader-model gaat uit van enkele veronderstellingen die in de praktijk meestal niet correct zijn. Zo is het gemiddeld genetisch niveau van de moeders waarmee de stieren gepaard worden niet altijd gelijk (assortative mating), alhoewel het model er van uit gaat dat dit wel zo is. Doorgaans gebruikt men nu een verbeterd model, het dier-model. Hierin wordt voor elk dier een fokwaardeschatting berekend, niet enkel voor de vaderdieren. Alle genetische verwantschappen tussen de dieren wordt in rekening gebracht. Hierdoor is het mogelijk om voor dieren zonder eigen prestaties toch fokwaardes te schatten aan de hand van prestaties van z n verwanten. BLUP wordt, dankzij de enorm toegenomen computercapaciteit, dezer dagen algemeen gebruikt voor alle mogelijke fokwaardeschattingen. Dus niet alleen voor melkvee, maar ook voor paarden, pluimvee, varkens, etc. 2.2 Theoretische achtergrond (Mrode, 1996) Het diermodel in zijn eenvoudigste vorm is een gemengd lineair model. Een gemengd lineair model bevat zowel vaste als random effecten. De random effecten zijn meestal normaal verdeeld. De algemene vergelijking voor een gemengd lineair model is als volgt: Hierbij is: - y = [n x 1] vector met de observaties - b = [p x 1] vector met de vaste effecten - a = [q x 1] vector met de random effecten - e = [n x 1] vector met de random residuele effecten - X = [n x p] incidentiematrix die voor elke observatie de vaste effecten aanduidt - Z = [n x q] incidentiematrix die voor elke observatie de random effecten (de fokwaardeschattingen) aanduidt - n = aantal observaties - p = aantal niveaus vaste effecten - q = aantal niveaus random effecten (het aantal dieren waarvoor een fokwaarde moet geschat worden) 8

23 Er wordt aangenomen dat de verwachtingen (E) van de variabelen E(y) = Xb en E(a) = E(e) = 0 en dat de residuele effecten onafhankelijk verdeeld zijn met variantie. Hierdoor is var(e) = I = R en var(a) = A = G. Gezien de random verdeling van de residuele effecten (random omgevingseffecten en niet-additief genetische effecten) is var(y) = var (Za + e). De vectoren a en b uit de algemene vergelijking moeten geschat worden. Als we gebruik maken van de kleinste kwadraten methode en deze transformeren in de door Henderson ontwikkelde Mixed-Model Equations (MME) bekomen we: = Met: - R = [n x n] variantie-covariantie matrix van e - G = [q x q] variantie-covariantie matrix van a. Aangezien var(e) = I en var(a) = A en er geen covarianties bestaan tussen de vaste en de randomeffecten kan deze vergelijking vereenvoudigd worden. Aangezien R -1 een eenheidsmatrix is kan de vergelijking aan beide zijden gefactoriseerd en herleid worden tot: = Hierbij is: - A = de verwantschapsmatrix die alle dieren bevat. Als er geen verwante dieren zijn is A -1 = I - α = = (h² = erfelijkheidsgraad, zie lager) - X y = de vector met de som van de waarnemingen per vast effect - Z y = de vector met de som van de waarnemingen per random effect - X X = het aantal observaties per combinatie van vaste effecten - X Z = het aantal observaties per combinatie van vaste en random effecten - Z Z = het aantal observaties per combinatie van random effecten. Meestal is het enige random effect dat in beschouwing wordt genomen de fokwaardeschatting. De Z Z matrix wordt dan een diagonaalmatrix. 9

24 Bovenstaande één-kenmerk diermodel is het eenvoudigste BLUP model, met 1 vergelijking voor elk dier waarvoor er een observatie is en met enkel het additief genetisch effect (de fws) als random effect. De erfelijkheidsgraad wordt gedefinieerd als de proportie van de genetische variantie over de fenotypische variantie: 2.3 Herhaalbaarheidsmodel (Mrode, 1996) In bepaalde omstandigheden hebben omgevingsfactoren een belangrijke invloed op de covariantie tussen de waarnemingen van een individu, waardoor deze covariantie niet meer puur genetisch is. Deze permanente omgevingsfactoren hebben een constante invloed op de prestaties en zijn niet overerfbaar. De gebruikte modellen moeten deze factoren mee in beschouwing nemen. Wanneer meerdere observaties per dier beschikbaar zijn wordt een herhaalbaarheidsmodel toegepast. De fenotypische variantie voor drie observaties van een welbepaald individu kan als volgt geschreven worden: var Hierbij is: - = de tijdelijke omgevingsvariantie voor observatie i (i = 1,2,3) - = de variantie door de permanente omgevingseffecten - = de genetische variantie. De herhaalbaarheid wordt gedefinieerd als de verhouding tussen de variantie veroorzaakt door diereffecten en de totale variantie. De herhaalbaarheid meet de correlatie tussen de observaties van een bepaald individu. De correlatie tussen verschillende observaties van één paard wordt gegeven door: 10

25 Het herhaalbaarheidsmodel kan geschreven worden als: Hierbij is: - y = vector van de observaties - b = vector van de vaste effecten - a = vector van de random diereffecten - pe = vector van de random permanente omgevingseffecten en niet-additieve genetische effecten - e = vector van de random residuele effecten - X, Z en W zijn incidentiematrices die de observaties correleren aan respectievelijk de vaste effecten, random diereffecten en random permanente omgevingseffecten. De Mixed Model Equations voor dit model schrijven we als volgt: = Met en. De erfelijkheidsgraad voor een kenmerk met herhaalde is van de vorm: Een kernmerk als de som van n metingen zal daarom een hogere h² hebben dan wanneer de afzonderlijke metingen worden beschouwd. 2.4 Meerkenmerkenmodel (Mrode, 1996) Selectie in een fokprogramma is meestal gebaseerd op meerdere kenmerken van de dieren. Als twee of meerdere kenmerken onderling gecorreleerd zijn kunnen we een meerkenmerkenmodel (of multivariaat model) toepassen om fokwaarden te berekenen. 11

26 Bij correlaties tussen kenmerken kunnen door metingen van het ene kenmerk fokwaarden voorspeld worden voor het andere. Zo kunnen bijvoorbeeld resultaten van stationtesten gebruikt worden om de fokwaarden voor latere sportprestaties te schatten. Henderson en Quaas (1976) waren de eersten die een multivariate analyse toepasten. Het grote voordeel van een multivariaat model is de toegenomen nauwkeurigheid van de fokwaardeschattingen. Nadelen zijn een hoge computing-kost en het feit dat er betrouwbare schattingen van genetische en fenotypische correlaties tussen de kenmerken nodig zijn en dat deze niet altijd beschikbaar zijn. We gaan uit van het volgende twee-kenmerken model: Als we dit uitschrijven in matrices krijgen we: = + + Hierbij is: - yi = de vector met observaties voor kenmerk i - bi = de vector van de vaste effecten voor kenmerk i - ai = de vector van de random diereffecten voor kenmerk i - ei = de vector van de random residuele effecten voor kenmerk i - Xi en Zi zijn incidentiematrices die de observaties van kenmerk i relateren aan respectievelijk de vaste effecten en de random diereffecten. Er wordt aangenomen dat: = Met: - gij de elementen van G, de additief genetische variantie en covariantiematrix voor diereffecten, waarbij de elementen als volgt zijn gedefinieerd: 12

27 - g11 = additief genetische variantie voor kenmerk 1 - g12 = g21 = additief genetische covariantie tussen beide kenmerken - g22 = additief genetische variantie voor kenmerk 2 - rij de elementen van R, de variantie en covariantie matrix voor residuele effecten. De MME vergelijkingen zijn dan: Met: X =, Z =,,, en y =. Als we voor elk kenmerk in het meerkenmerken model de vergelijking uitschrijven bekomen we volgende MME: = met g ij elementen van G Schatten van variantiecomponenten Om bovenstaande MME op te lossen zijn varianties en covarianties nodig. Deze zijn in realiteit niet gekend en moeten dus geschat worden. Hiervoor zijn verschillende technieken, waarvan we REML en Bayesian toepassen REML Het schatten van de variantiecomponenten werd lange tijd toegepast met behulp van ANOVA (Analysis Of Variance). In 1922 werkte R.A. Fisher de Maximum Likelihood Estimation uit. Deze leidt in de meeste gevallen tot een betere schatting van de 13

28 populatieparameters. Vooral bij ongebalanceerde datasets krijgt de ML methode de voorkeur. Voor een bepaalde dataset en model berekent de ML methode die populatieparameters die het meest waarschijnlijk tot de geobserveerde data hebben geleid. Met andere woorden, die parameters (Maximum Likelihood schatters of MLE) waarvoor de likelihood functie maximaal is. Als de data het gevolg zijn van een normaal proces wordt de likelihood functie als volgt geschreven: } Met: - y = de vector met observaties - X = de incidentiematrix voor de vaste effecten - b = de schattersvector voor de vaste effecten - V = de variantie van y - n = aantal waarnemingen. Het maximaliseren van de functie gebeurt als volgt: Deze uitdrukking geeft dus de likelihood voor de parameters b en V, gegeven X en y. De ML methode heeft echter enkele nadelen. Zo wordt geen rekening gehouden met het verlies van vrijheidsgraden resulterend uit de schatting van de vaste effecten van het model. Daarom bedachten Patterson en Thompson in 1971 de Restricted Maximum Likelihood Estimation of REML. Bij deze methode worden de variantiecomponenten geschat nadat de data voor de vaste effecten in het model gecorrigeerd worden met de methode van de kleinste kwadraten. REML schat de vector van de vaste effecten niet, zodat er ook geen vrijheidsgraden verloren gaan. Zo kunnen dieren waarvoor bepaalde kenmerken ontbreken toch opgenomen worden in de berekeningen. De vergelijking voor REML is als volgt: met p = aantal niveaus vaste effecten (Kutner et al., 2005) Bayesian analyse, MCMC en Gibbs Sampling In de laatste twee decennia werd Bayesian inference geïntroduceerd voor genetische analyse in de fokkerij van dieren. Bayesian inference is een methode waarbij observaties 14

29 gebruikt worden om de waarschijnlijkheid van een bepaalde hypothese te berekenen. De methode steunt op het Bayes Theorema: P(A C) =. Dit theorema beschrijft hoe de prior kennis verandert wanneer data accumuleren. De prior aanname van gebeurtenis A wordt uitgedrukt als de prior waarschijnlijkheid P(A). P(C) is de waarschijnlijkheid dat gebeurtenis C optreedt. P(A C) staat voor de waarschijnlijkheid dat A optreedt, gegeven C en wordt ook wel de posterior distributie genoemd. In heel wat gevallen is het quasi onmogelijk om de posterior distributie analytisch af te leiden. Een van de oplossingen is het schatten van de posterior distributie aan de hand van Markov Chain Monte Carlo (MCMC) sampling. Geschikte Markov Chains hebben de eigenschap dat ze steeds convergeren naar een evenwicht, ongeacht het startpunt van de analyses. Om een Markov Chain op te zetten zijn verschillende methoden voor handen. De belangrijkste methode is de Metropolis-Hastings sampling. Het centrale idee hierachter is om steeds kleine random veranderingen aan te brengen aan de parameterwaarden en deze dan te accepteren of te verwerpen op basis van hun waarschijnlijkheid. Zo wordt een Markov Chain opgebouwd van verschillende waarden van parameters en hun waarschijnlijkheid. Gibbs Sampling is een specifieke MCMC methode en kan gezien worden als een speciaal geval van het Metropolis-Hastings algoritme. Bij Gibbs Sampling worden nieuwe waarden in de Markov Chain altijd geaccepteerd. Gibbs Sampling zal ook steeds slechts één random variabele aanpassen en de andere variabelen constant houden. Dergelijke univariate distributies zijn veel makkelijker te simuleren. 2.6 Inwegen van verschillende informatiebronnen in het model Voor het schatten van fw met behulp van een diermodel wordt informatie gebruikt uit drie verschillende bronnen. Zowel informatie gemeten aan de ouders van het paard en alle familieleden, informatie gemeten aan het paard zelf en informatie gemeten aan de nakomelingen van het dier. Voor paarden jonger dan 3 jaar is er meestal enkel informatie van de ouders aanwezig. De fokwaarden die voor deze dieren geschat worden noemt men de verwachtingswaarden. De fokwaarden in de echte betekenis worden geschat bij paarden waarvoor informatie van hun nakomelingen beschikbaar is. De verwachtingswaarden moetenliefst zo goed mogelijk overeenkomen met de later geschatte echte fw. In een diermodel wordt de additief genetische waarde (â) gegeven 15

30 door een gewogen gemiddelde van eigen prestaties (DAT), pedigree-info (Parent Average) en prestaties van de nakomelingen (Progeny Contribution) (Schaeffer, 2000): Met: - w1 = n, - w2 =, - w3 =, - k =, - n = aantal observaties, - m = aantal onbekende ouders, - p = aantal nakomelingen, - DAT = gemiddelde van (y-alle andere factoren in het model), - PA = (fws moeder + fws vader), - PC = gemiddelde van (2 x fws nakomelingen) (fws vader of moeder). 2.7 Kwaliteit van fokwaardeschattingen De kwaliteit van de fws hangt af van enerzijds de nauwkeurigheid van de schattingen en anderzijds van de afwezigheid van vertekening of bias. De nauwkeurigheid is grotendeels afhankelijk van de hoeveelheid en de aard van de ingesloten effecten. Hoe meer data, hoe hoger de nauwkeurigheid zal zijn, maar het verzamelen van meer data is logistiek niet altijd even makkelijk of haalbaar. Als de erfelijkheidsgraden hoger zijn, zal de nauwkeurigheid ook toenemen. Deze erfelijkheidsgraden kunnen verhoogd worden door de observaties te maken in sterk gecontroleerde en gestandaardiseerde omgevingen, zoals in stationtesten. Ricard et al. (2000) vonden voor stationtesten erfelijkheidsgraden van 0,40 0,60. Doch dient hierbij opgemerkt dat het gebruik van enkel gegevens uit stationtesten leidt tot een daling van de genetische respons (Dubois et al., 2008). Vertekening of bias kan verschillende oorzaken hebben. Zo stellen Ricard et al. (2000) dat het niet opnemen van niet-deelnemers, een preferentiële behandeling van bepaalde 16

31 hengsten en de ruiter een vertekenend effect kunnen hebben op de fws. Volgens Thorén Hellsten et al. (2006) kunnen wedstrijdgegevens van paarden die ingezet worden in slechts één sporttak, maar uit een basispopulatie met een multidisciplinair fokdoel komen, een incompleet en vertekend beeld geven. Nicking, het fenomeen waarbij bepaalde paringen betere resultaten geven dan men uit de pedigree-informatie zou verwachten, kan volgens Burnside en Tempelman (1989) ook een invloed hebben op de nauwkeurigheid van de schattingen. Bagnato en Lohuis (1998) vonden dan weer dat overschatting van de oudergemiddelden en een onnauwkeurige fws van de merries een bijkomende bron van bias kan zijn. Een belangrijke bron van vertekening is de oorsprong van de data. Prestaties van paarden komen uit drie verschillende bronnen, namelijk stationtesten, veldtesten en competitiegegevens. Stationtesten worden gebruikt om de prestaties van jonge paarden te meten. Vooral hengsten, maar ook merries worden gestald op een teststation en gedurende enkele dagen tot weken (gaande van 8 tot 100 dagen) getest. Op deze wijze krijgt men weinig en dure, maar zeer betrouwbare gegevens met hoge erfelijkheidsgraden. Veldtesten, gehouden op één dag zijn eveneens in gebruik voor het testen van jonge hengsten en merries. Een groot voordeel van deze testen is hun grote testcapaciteit. Vergeleken met gegevens uit stationtesten zijn deze gegevens echter minder betrouwbaar omwille van de korte testperiode en meer bias door voorafgaande training. Dit wordt gecompenseerd door de lagere mate van preselectie voor paarden die deelnemen aan veldtesten. Ricard et al. (2000) vonden voor veldtesten een erfelijkheidgraad tussen 0,10 en 0,30. Wedstrijdgegevens geven informatie over paarden van alle leeftijden en de beide geslachten (inclusief ruinen). Wedstrijden geven veel en goedkope gegevens. Enkele nadelen zijn de mogelijke preselectie van wedstrijdpaarden en het feit dat gegevens van hogere wedstrijdniveau s pas op latere leeftijd kunnen verzameld worden. Voor wedstrijdgegevens werden erfelijkheidsgraden geschat in dezelfde grootte orde als voor veldtesten (Ricard et al., 2000; Koenen en Aldridge, 2002). Zoals hierboven al aangehaald ondergaan paarden dikwijls een preselectie. Hengsten die worden getest in stationtesten worden door de hengstenhouders extra voorbereid. Ze zullen onder andere gereden worden door de betere ruiters. Veel paarden zullen ook nooit in de sport lopen. Deze dieren worden dan ook niet meegenomen in de berekeningen en dit geeft een extra bron van vertekening. Dit kan echter opgelost worden door het implementeren van binaire kenmerken, waarbij paarden die wel in de sport lopen een 1 en andere een 0 krijgen. Zo bespreekt Arnason (1999) een systeem bij dravers waar het binaire kenmerk race-status wordt geïmplementeerd. 17

32 3 FOKWAARDESCHATTING VOOR PRESTATIEAANLEG IN DE SPRINGSPORT 3.1 Inleiding Elk stamboek stelt z n eigen fokdoel op. Bijna alle stamboeken zetten een combinatie van conformatie, prestatie en gezondheid voorop maar geven een verschillend gewicht aan deze kenmerken (Koenen et al.,2004). Dit weerspiegelt zich ook in de parameters en modellen gebruikt voor de fokwaardeschattingen. BLUP wordt algemeen toegepast, maar de gebruikte kenmerken en modellen zijn verschillend tussen stamboeken en/of landen. De meeste modellen nemen de niet-genetische effecten van leeftijd en geslacht op aangezien de prestaties in de sport stijgen met de leeftijd (tot jaar) en hengsten en ruinen gemiddeld beter scoren dan merries. Ook met de effecten van de ruiter, testlocatie en permanente omgeving wordt in sommige modellen rekening gehouden. De data die worden gebruikt voor de fws zijn voor bijna alle stamboeken en/of landen verschillend. Zo gebruiken België, Frankrijk en Ierland uitsluitend competitieresultaten, Denemarken en Zweden enkel testresultaten en Duitsland en Nederland een combinatie van beiden (Koenen en Aldridge, 2002). De publicatie van de fws zijn meestal vrij gelijklopend. Aangezien het doel van fws is om de genetische aanleg van een paard te vergelijken met het gemiddelde van de populatie, worden de fokwaarden herrekend naar een gemiddelde van 100 met een standaardafwijking van Genetische evaluatie In wat volgt geven we een overzicht van de modellen, kenmerken en data gebruikt door de belangrijkste fokkerijlanden in Europa (België, Nederland, Duitsland en Frankrijk). In Tabellen 1 en 2 wordt voor de hierboven vermelde landen en voor Denemarken, Zweden en Ierland extra informatie, zoals erfelijkheidsgraden en correlatiecoëfficiënten, getoond België In België (Vlaanderen) wordt de fokwaarde voor hengsten, goedgekeurd door het BWP, berekend en gepubliceerd door de onderzoeksgroep Huisdierengenetica van het Departement Biosystemen KULeuven in opdracht van het Vlaams Fokkerij Centrum vzw. De paarden die opgenomen worden in de berekeningen zijn die BWP paarden die de 18

33 laatste 20 jaar actief zijn geweest op nationale (KBRSF, KlCyc en WJP) of regionale (LRV) wedstrijden en al hun verwanten. Er worden dus 2 kenmerken bekeken, prestaties op de nationale wedstrijden en prestaties op regionale wedstrijden. De genetische correlatie tussen deze twee kenmerken bedraagt 0,63. De erfelijkheidsgraden van deze kenmerken zijn 0,10 en 0,11 respectievelijk. De ranking op deze wedstrijden wordt omgezet in een genormaliseerde score. Er wordt gebruikt gemaakt van een bivariaat BLUP diermodel met herhaalbaarheid. Als referentiepopulatie worden die paarden genomen die 7 tot 18 jaar voor de fokwaardeschatting geboren zijn en in de sport actief zijn of geweest zijn. Dit venster van 12 opeenvolgende geboortejaren schuift bijgevolg dus elk jaar op. De gemiddelde fokwaarde voor deze referentiepopulatie wordt vastgesteld op 100 met een standaarddeviatie van 20. De gepubliceerde lijst bevat enkel fokwaardeschattingen van hengsten geboren in de laatste 30 jaar, met een betrouwbaarheid van minstens 0,75 en tenminste 5 nakomelingen actief in de sport (Janssens et al., 2007a, 2007b) Nederland In Nederland worden sinds 1987 fokwaardes geschat door het KWPN (Koninklijk Warmbloed Paardenstamboek Nederland). Ook hier wordt gebruikt gemaakt van een bivariaat BLUP diermodel. Het eerste kenmerk is de wortelgetransformeerde sportprestatie. Deze sportprestatie is de hoogste stand ooit behaald door het paard in competitie en is een cumulatief kenmerk (hoe hoger de klasse, hoe hoger de waarde van het kenmerk). KWPN is hierbij tot op heden de enige instantie die ook internationale sportprestaties beschouwt. Voor de sportprestaties wordt een erfelijkheidsgraad geschat van 0,15. Er werden geen correlaties geschat tussen prestaties in de nationale en internationale sport. Het tweede kenmerk zijn resultaten van aanlegtesten (stationtesten voor hengsten en ééndagstesten). Hierbij wordt gekeken naar springaanleg in het algemeen. De genetische correlatie tussen sportprestaties en aanlegtesten wordt geschat op 0,80. De data van beide kenmerken worden ter beschikking gesteld door de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS). De referentiepopulatie bevat elk paard waarvoor een fokwaarde geschat is. Niet alleen voor hengsten, maar ook voor merries worden de fokwaarden gepubliceerd. Voor hengsten betreft dit de fokwaardeschattingen met een betrouwbaarheid boven 30%. Voor merries worden de 500 beste merries met een betrouwbaarheid boven 30% gepubliceerd. Er worden verschillende lijsten gepubliceerd voor merries met en merries zonder nakomelingen in de competitie (Huizinga et al., 1989 en van Veldhuizen, 1997). 19

34 3.2.3 Duitsland In Duitsland wordt de berekening van de fws uitgevoerd door het FN (Deutsche Reiterliche Vereinigung). Anders dan in Nederland en België zijn hier paarden van meerdere (Duitse) stamboeken betrokken bij de genetische evaluatie. Het gebruikte model is een multi-trait BLUP diermodel met herhaalbaarheid. De data zijn afkomstig uit competitieresultaten waarvan de ranking wordt genormaliseerd en uit resultaten van leistungsprüfungen (aanlegtesten). In de aanlegtesten worden zowel de gangen als de springaanleg en rijdbaarheid van de paarden gescoord. Al deze kenmerken worden ingewogen in het gebruikte model. De referentiepopulatie bestaat enkel uit hengsten die een hengstleistungsprüfung hebben doorlopen of minstens 5 nakomelingen hebben. Fokwaarden voor hengsten met een betrouwbaarheid boven de 75% en met minstens 5 nakomelingen actief in de sport worden gepubliceerd Frankrijk De genetische evaluatie in Frankrijk wordt uitgevoerd door het Frans Nationaal Instituut voor Landbouw Onderzoek (INRA). In Frankrijk wordt er eveneens gebruik gemaakt van een bivariaat BLUP diermodel. Het eerste kenmerk is de ranking van het paard in een welbepaalde wedstrijd in verhouding tot het aantal deelnemers. Het tweede kenmerk is het logaritme van het jaarlijkse prijzengeld. Dit kenmerk brengt zowel de ranking van het paard in de wedstrijd als het niveau van de wedstrijd in rekening aangezien enkel de best geklasseerden prijzengeld ontvangen en het prijzengeld hoger ligt bij een hoger niveau. Aangezien er talrijke problemen opduiken in verband met het 2 de kenmerk, zoals een groot verschil in prijzengeld over verschillende wedstrijden van hetzelfde niveau en het niet meetellen van paarden zonder winstsom, wordt sinds kort dit kenmerk vervangen door een puntensysteem. Hierbij worden aan het paard punten toegekend op basis van z n klassering en van de hoogte van de wedstrijd waarbij elk paard in de wedstrijd punten krijgt (Les Haras Nationaux, 2010). De basispopulatie bestaat uit de paarden die 5 jaar oud zijn op het tijdstip van de genetische evaluatie. De publicatie van de fokwaardeschattingen gebeurt met een gemiddelde van 0. De waarden worden zo herschaald dat de beste 2% van de populatie steeds een fokwaarde van 20 krijgen. 20

35 Tabel 1: Overzicht van de kenmerken en bron van de data voor de fokwaardeschatting voor springaanleg in 7 Europese landen en 9 stamboeken Land (Stamboek) België (BWP) Competitie kenmerken Test kenmerken Bron data - Ranking omgezet in normale score Kenmerk 1: wedstrijdresultaten op nationaal niveau Kenmerk 1: KBRSF (Klassieke Cyclus, WJP, Nationale proeven) Kenmerk 2: LRV (L, M, Z) Kenmerk 2: Wedstrijdresultaten op Vlaams niveau Denemarken (DWB) - Vrijspringen: techniek, vermogen - Springen onder ruiter: techniek, vermogen - Stationtesten voor hengsten - Veldtesten voor 4-jarige paarden - Veldtesten voor merries Duitsland (HANN, OLD, TRAK) - Ranking omgezet in normale score Stap, draf, galop, rijdbaarheid, vrij springen - Competitieresultaten, TSP, ABP - ZSP (merries), HLP (hengsten) Frankrijk (SF) - Ranking - Logaritme van prijzengeld - Competitieresultaten Ierland (ISH) - Ranking op hoog niveau in competitie - Competitieresultaten Nederland (KWPN) - Hoogste niveau ooit behaald in de sport - Competitieresultaten Galop, reflexen, techniek, rijdbaarheid en springvermogen - Stationtesten voor hengsten - Eéndagstesten Zweden (SWB) - Ranking Techniek en vermogen Temperament en potentieel - Competitieresultaten - Veldtesten voor merries, ruinen en hengsten (RHQT, YHT) Interstallion (2003a,b); Interstallion (2004a,b,c); Interstallion (2005); Interstallion (2006); Interstallion (2007); Interstallion (2008); Koenen en Aldridge (2002), Thorén Hellsten et al. (2006). 21

36 Tabel 2: Overzicht van de gebruikte modellen, effecten, erfelijkheidsgraden en genetische correlaties voor de fokwaardeschatting voor springaanleg in 7 Europese landen en 9 stamboeken Land (Stamboek) België (BWP) Denemarken (DWB) Duitsland (HANN, OLD, TRAK) Frankrijk (SF) Ierland (ISH) Nederland (KWPN) Zweden (SWB) Model Effecten Erfelijkheidsgraden Bivariaat BLUP diermodel BLUP diermodel met 1 kenmerk BLUP diermodel met herhaalbaarheid Bivariaat BLUP diermodel met herhaalbaarheid Trivariaat BLUP diermodel met herhaalbaarheid Bivariaat BLUP diermodel BLUP diermodel met meerdere kenmerken Wedstrijd Leeftijd Geslacht Permanente omgeving Jaar Locatie Dier Leeftijd x geslacht Niveau ruiter Competitie Testgroep Aandeel volbloed Geslacht Leeftijd Materneel effect Permanente omgeving Geslacht Leeftijd Competitieniveau Permanente omgeving Competitie: leeftijd en geslacht Stationtest: dag x locatie en aandeel volbloed Ééndagsveldtest: dag x locatie en leeftijd Jaar en plaats Geslacht Leeftijd Dier Kenmerk 1: 0,11 Kenmerk 2: 0,10 TSP: 0,10 ABP: 0,18 Log(prijzengeld): 0,27 Ranking: 0,16 Laag niveau: 0,08 Midden niveau: 0,05 Hoog niveau: 0,03 Competitie: 0,15 Stationtest: 0,50 Ééndagsveldtest: 0,50 Genetische correlatie 0,63 0,90 Laag-Midden: 0,97 Laag-Hoog: 0,66 Midden-Hoog: 0,79 0,80 Interstallion (2003a,b); Interstallion (2004a,b,c); Interstallion (2005); Interstallion (2006); Interstallion (2007); Interstallion (2008) 22

37 3.3 Internationale evaluatie Het vergelijken van fws over landsgrenzen is momenteel niet zinvol. Zoals blijkt uit Tabel 1 en 2 zijn er grote verschillen tussen de gebruikte data en schattingsmethoden in verschillende landen. Een bijkomend groot probleem is het correct identificeren van paarden. Ondanks het UELN-systeem (Universal Equine Life Number) kloppen deze identificatienummers niet altijd, worden ze verkeerd gebruikt of worden ze veranderd als een paard wordt ingeschreven in een ander stamboek (Thorén Hellsten et al., 2005). Hierdoor is het schatten van fokwaarden op een internationale schaal voor de fokker weinig transparant. Om deze en andere problemen op te lossen werd in 1998 de werkgroep Interstallion opgericht. De hoofddoelstellingen van deze werkgroep zijn: fokdoelen, testprocedures en genetische evaluatiemethoden beschrijven, aanbevelingen maken voor de verbetering van nationale genetische evaluatie systemen en het zoeken naar methodes voor het harmoniseren en vergelijken van fws tussen landen (Koenen en Aldridge, 2002). 23

38 DEEL II: EXPERIMENTEEL WERK 4. MATERIAAL 4.1 Manuele dataset met internationale prestaties Voor ons onderzoek werd gebruik gemaakt van gegevens van internationale sportprestaties uit de seizoenen 2008 en 2010-begin De gegevens werden bekomen via contacten bij het BWP-stamboek in de vorm van twee aparte en verschillend opgebouwde Excel-bestanden. De dataset van 2008 werd manueel geherstructureerd. Zo werden onder andere de uitslagen in verschillende rijen opgedeeld en opgesplitst in verschillende kolommen, namelijk uitslagen, hoogte, plaats en datum. In Tabellen 3 en 4 wordt een overzicht gegeven van de opbouw van de gegevens. Tabel 3: Datastructuur van dataset 2008 Veldnaam Datum Fokker Hoogte Naam Nummer Plaats Ruiter Uitslagen Moeders vader Vader Omschrijving Datum van de wedstrijd Naam van de fokker van het paard Hoogte van de wedstrijd Naam van het paard Nummer van het paard Plaatsnaam van de wedstrijd Naam van de ruiter Eindstand van de combinatie in de desbetreffende wedstrijd Naam van de vader van de moeder van het paard Naam van de vader van het paard Tabel 4: Datastructuur van dataset Veldnaam Datum Fokker Geslacht Hoogte Klassering Moeders vader Naam Ruiter Ras Omschrijving Datum van de wedstrijd Naam van de fokker van het paard Geslacht van het paard Hoogte van de wedstrijd Eindstand van de combinatie in de desbetreffende wedstrijd Naam van de vader van de moeder van het paard Naam van de ruiter Stamboek waarin het paard origineel 24

39 ingeschreven is Register Stamboekregister waarin het paard ingeschreven is Rubriek Naam van de wedstrijd Stamboek naam Naam waarmee het paard ingeschreven is in het stamboek UELN nummer Universal Equine Life Number, registratiecode van het paard Vader Naam van de vader van het paard Wedstrijd Plaats Plaatsnaam van de wedstrijd Wedstrijdnaam Naam van het paard op wedstrijden Voor het opnemen van de gegevens werden volgende criteria aangehouden: - Minimum hoogte van de wedstrijd is 1m40. - Het aantal deelnemers in de rubriek moet gekend zijn. - Het paard moet een UELN nummer hebben, geregistreerd in de BWP databank. 4.2 FEI dataset met internationale prestaties Ook via het FEI werden gegevens opgevraagd en bekomen. Deze gegevens werden eveneens verkregen in de vorm van een excel-file. De dataset resulteert uit een query in de database van het FEI en bevat informatie over alle paarden die internationaal presteerden tussen 2006 en 2010 en in België geboren zijn of in België hun internationale FEI licentie verkregen hebben. Naast BWP paarden komen er dus ook paarden uit andere stamboeken voor. Deze data werden geleverd voor zowel springen, dressuur als eventing. In Tabel 5 wordt een overzicht gegeven van de opbouw van de dataset. Tabel 5: Datastructuur FEI dataset Veldnaam Administrated by Born in Competition Title Event type Horse FEI ID HR Horse Name Ind/Team Individual prize Rank Score Show name Year Omschrijving Land waar paard is ingeschreven Land waar het paard geboren is Naam van de proef Type Wedstrijd FEI nummer van het paard Wedstrijdnaam van het paard Individuele of teamwedstrijd Prijzengeld verdiend in de wedstrijd Eindstand van de combinatie in de desbetreffende wedstrijd Behaald resultaat van de combinatie in de desbetreffende wedstrijd Naam van het concours Jaar van de wedstrijd 25

40 4. 3 Dataset met nationale prestaties Deze dataset bevat alle prestaties van BWP paarden op Belgische wedstrijden georganiseerd door LRV en KBRSF voor de periode Het zijn deze gegevens die gebruikt werden voor de berekening van de GSI2009. Tabel 6 geeft een overzicht van de belangrijkste velden in deze dataset. Tabel 6: Datastructuur dataset nationale gegevens Veldnaam Omschrijving Num_id Nummer van het paard in de database Chgs_id Aangepast nummer van het paard Chgs_s Aangepast nummer voor de vader van het paard Organ Organiserende federatie van de desbetreffende wedstrijd Wedid Gecodeerd nummer voor de wedstrijd Sexe Geslacht van het paard (1=hengst/ruin, 2= merrie) Byear Geboortejaar van het paard Plaats Plaats in de eindstand van de combinatie in de desbetreffende wedstrijd 4.4 Pedigreebestand Het pedigreebestand is gebaseerd op informatie van het BWP en SBS stamboek. De data bevatten informatie over paarden. Hoe deze dataset is gestructureerd wordt weergegeven in Tabel 7. Tabel 7: Datastructuur pedigreebestand Veldnaam Paardnummer Vadernummer Moedernummer Geboortejaar Geslacht Omschrijving Nummer van het paard Nummer van de vader van het paard Nummer van de moeder van het paard Geboortejaar van het paard Geslacht van het paard (0=onbekend, 1=mannelijk, 2=vrouwelijk) 4.5 Hardware Het grootste deel van het werk werd gedaan op de persoonlijke laptop (Toshiba L650-1K2). Omdat er veel rekencapaciteit nodig is voor de verwerking van de data werd er daarenboven een account aangevraagd op de cluster van het Vlaams Supercomputer 26

41 Centrum. De VIC3-cluster biedt een uitgebreid rekenplatform en maakt uitgebreide modelberekeningen mogelijk. Het besturingssysteem van de VIC3-cluster is Linux. 4.6 Software Aangezien de datasets in.xls formaat werden verkregen werd het opslaan en openen ervan uitgevoerd met Microsoft Excel. Vervolgens werden de datasets ingelezen in het analytische programma SAS 9.2. Dit softwarepakket werd in eerste instantie gebruikt voor datamanagement. Ook de inventarisatie en voorbereiding op volgende analyses van de hierboven beschreven datasets werd met behulp van SAS 9.2 uitgevoerd. Variance Component Estimation 4 (VCE4) is een programma dat gebruikt wordt om diermodellen te berekenen door een schatting van de covariantiematrices (Groeneveld, 1998). Onder andere genetische correlaties en fokwaardeschattingen zijn het resultaat van deze berekeningen. Multiple Trait Gibbs Sampler for Animal Models (MTGSAM) is een set van FORTRANprogramma s dat gebruikt wordt om Gibss Sampling toe te passen op diermodellen voor schatting van variantiecomponenten. In dit onderzoek wordt het toegepast om een thresholdmodel toe te passen op de data (Van Tassel et. al., 1995). De transfer van gegevens tussen de persoonlijke laptop en de VIC3-cluster werd mogelijk gemaakt door het File Transfer Protocol (FTP) programma WinSCP

42 5. METHODEN 5.1 Datasets combineren en opzuiveren Manuele internationale datasets combineren De twee manuele datasets werden gecombineerd en geherstructureerd om zo één volledige dataset te verkrijgen. Missende informatie in de ene dataset, zoals geslacht, levensnummer of stamboek, werd met informatie uit de andere aangevuld om een zo volledig mogelijke dataset te verkrijgen. De kolom hoogte werd opgesplitst in hoogte en geen hoogte aangezien zoals eerder vermeld niet van elke prestatie de exacte hoogte geweten is maar er wel een aanduiding is van het type van de proef. In Tabel 8 wordt een overzicht gegeven van de opbouw van de uiteindelijke dataset. Tabel 8: Datastructuur van de gecombineerde dataset Veldnaam Datum Fokker Geen hoogte Geslacht Hoogte Hoogteklasse Klassering Moeders vader Naam Ruiter Ras Register Stamboeknaam UELN nummer Vader Wedstrijd Plaats Wedstrijdnaam Omschrijving Datum van de wedstrijd Naam van de fokker van het paard Afkorting van type rubriek indien er geen hoogte geweten is Geslacht van het paard (merrie, ruin, hengst) Hoogte van de wedstrijd Gehercodeerde hoogte van de wedstrijd Eindstand van de combinatie in de desbetreffende wedstrijd Naam van de vader van de moeder van het paard Naam van de ruiter Stamboek waarin het paard origineel ingeschreven is Stamboekregister waarin het paard ingeschreven is Naam waarmee het paard ingeschreven is in het stamboek Universal Equine Life Number, registratiecode van het paard Naam van de vader van het paard Plaatsnaam van de wedstrijd Naam van het paard op wedstrijden Nationale en internationale datasets combineren In een volgende stap worden de nationale en de manuele internationale datasets gecombineerd. Paarden die geen hoogteklasse toebedeeld kregen (te weinig info in de 28

43 dataset) en waarvan de geboortedatum ontbrak werden verwijderd uit de dataset. De structuur van deze dataset wordt gegeven in Tabel 9. Tabel 9: Datastructuur van de uiteindelijke dataset Veldnaam Omschrijving Num_id Nummer van het paard in de database Chgs_id Aangepast nummer van het paard Chgs_s Aangepast nummer voor de vader van het paard Organ Organiserende federatie van de desbetreffende wedstrijd Wedid Gecodeerde nummer voor de wedstrijd Sexe Geslacht van het paard (1=hengst/ruin, 2= merrie) Byear Geboortejaar van het paard lft Leeftijd van het paard Hoogteklasse Gehercodeerde hoogte van de wedstrijd Ranking Ranking in de proef Van deze dataset werd vervolgens van elk paard de hoogste stand bijgehouden, met name die record waarop het paard de jongste leeftijd heeft in de hoogste hoogtklasse die het ooit gelopen heeft. Deze hoogste stand werd voor zowel de nationale gegevens alleen als voor de gecombineerde dataset bijgehouden Voorbereiden van prestatie- en pedigreebestand voor de genetische evaluatie De programma s VCE4 en MTGSAM hebben beiden een gecodeerd prestatie- en pedigreebestand nodig. Er wordt vertrokken vanuit het bestand met de sportprestaties en vanuit het bestand met de volledige pedigree-informatie. Deze worden in een SASprogramma, afgeleid van c_bel_horse.f geladen. Dit programma heeft als output wederom twee bestanden: sportprestaties van paarden met gekende pedigree en een minimale pedigreefile, met alleen pedigree-informatie over paarden in het prestatiebestand en hun voorouders. Deze bestanden worden op hun beurt weer in een afgeleide van de SAS-programma s recode_for_vce.sas en sp.code_for_mtgsam.sas ingeladen. Deze twee programma s geven elk als output een gecodeerd prestatie- en pedigreebestand. Deze bestanden zijn gecodeerd voor gebruik in de programma s VCE4 en MTGSAM respectievelijk. Het hercoderen houdt in dat de levels van elke factor worden omgezet naar gehele getallen van 1 tot k, met k het aantal levels van de factor. Deze gecodeerde bestanden worden in VCE4 of MTGSAM ingelezen door middel van een parameterfile. In deze parameterfile worden de locatie van de bestanden en de gewenste modellen gespecificeerd. Figuur 1 toont een stroomdiagram van bovenstaande stappen. 29

44 Figuur 1: Stroomdiagram voor het hercoderen en inlezen van de data 5.2 Kenmerken LRV en KBRSF De kenmerken LRV en KBRSF zijn de BLOM-getransformeerde ranking in de desbetreffende wedstrijd (Reilly et al., 1998). Het zijn deze kenmerken die gebruikt worden voor de berekening van de Genetische Spring Index (GSI). Het kenmerk LRV betreft de uitslagen van wedstrijden ingericht door de wedstrijdfederatie LRV en dus van de meer recreatieve sport. KBRSF betreft de uitslagen van wedstrijden ingericht door de KBRSF (CSN s), met daarbij uitslagen van de Klassieke Cyclus en de Wedstrijden Jonge Paarden. Dit laatste kenmerk sluit het best aan bij het fokdoel van het BWP en daarom worden de uiteindelijke fokwaardeschattingen voornamelijk gebaseerd op de KBRSF uitslagen. De verdeling van de kenmerken wordt weergegeven in Tabel 10. Voor model 2 van MTGSAM hebben we het kenmerk LRV-KBRSF gebruikt, waarbij de twee kenmerken samen als één kenmerk worden beschouwd. Tabel 10: Verdeling van de kenmerken LRV en KBRSF in de uiteindelijke dataset Kenmerk Minimum Maximum Gemiddelde Standaarddeviatie LRV 2,34 7,76 5,00 0,94 KBRSF 2,16 8,04 5,00 0,94 30

45 5.2.2 Hoogteklasse (HK) Het kenmerk Hoogteklasse betreft de hoogste prestatie die elk paard ooit geleverd heeft in z n sportcarrière. Voor het vinden van de hoogste prestaties van elk paard delen we de verschillende wedstrijden op in hoogteklassen, op basis van de gemiddelde hoogte van de proef. In Tabel 11 wordt een overzicht gegeven van de hoogteklassen. Voor de nationale gegevens, verkregen van LRV, kunnen we uit het wedstrijd-id de hoogte afleiden. Ook voor de gegevens van WJP en KlCyc is dit mogelijk, aangezien deze wedstrijden voor de verschillende leeftijden een bepaalde hoogte hebben, vastgelegd in het wedstrijdreglement van de desbetreffende wedstrijden. Omdat de wedstrijd-id voor de nationale wedstrijden van KBRSF deze informatie over de hoogte niet bevat stellen we een gemiddelde hoogte van 135cm vast, aangezien de hoogte van deze wedstrijden varieert tussen 120 en 150cm (KBRSF, 2011). Ook voor de internationale data hebben we niet voor alle gegevens de hoogte. In de data van 2008 ontbreken enkele hoogtes maar hebben we wel een indicatie voor het type van de proef. Deze stellen we ook gelijk aan de gemiddelde hoogte van dit type proef (FEI, 2011). Tabel 11: Indeling van de verschillende wedstrijden in hoogteklassen Hoogteklasse Hoogte(cm) LRV WJP KlCyc KBRSF Internationaal B L M Z X NC + GP + DB WB Internationaal Het kenmerk Internationaal is een threshold-kenmerk. Het is een binomiaal kenmerk met waarde 1 voor paarden die voorkomen in de internationale datasets en waarde 0 voor paarden die enkel voorkomen in de nationale datasets. Dit kenmerk wordt gebruikt in de analyses met MTGSAM. 31

46 5.3 Effecten De effecten die meegenomen worden in de verschillende modellen worden opgedeeld in vaste en toevallige effecten. Welke effecten nu vast of toevallig zijn is ietwat arbitrair. Als stelregel wordt genomen dat vaste effecten een beperkt aantal levels zonder onderliggende verdeling hebben, terwijl de toevallige effecten over een hoger aantal levels met een onderliggende verdeling verspreid zijn. In wat volgt geven we een kort overzicht over de verschillende effecten Vaste effecten Leeftijd (Lft) De paarden worden in 10 leeftijdsklasses ingedeeld. De groepen worden zo gekozen dat ze ongeveer even veel paarden bevatten. Een bijkomende reden om paarden van 13 en ouder samen te groeperen is dat de invloed van de leeftijd hier een minder grote rol zal spelen dan bij jongere paarden. Tabel 12 geeft de leeftijdsklassen en hun respectievelijke leeftijdscategoriën weer. Tabel 12: Indeling van de leeftijdsklasses Klasse Leeftijd (jaar) en ouder Geslacht (Sx) De paarden worden in twee geslachten opgedeeld, namelijk mannelijk en vrouwelijk. In feite zijn ruinen niet hetzelfde als hengsten en worden ze best in verschillende klassen opgedeeld (Reinhardt, 1997). Deze informatie is echter niet altijd aanwezig in onze datasets Geboortejaar (Gj) Om een genetische trend over de geboortejaren (een genetische vooruitgang, het doel van selectie) te onderzoeken wordt ook geboortejaar als een vast effect meegenomen. 32

47 Ook hier worden de verschillende geboortejaren in klasses opgedeeld zodat de groepen ongeveer even groot zijn. Tabel 13: Indeling van de geboortejaarklasses Klasse Geboortejaar Toevallige effecten Wedstrijdeffect (W) De resultaten zijn opgetekend op 940 verschillende wedstrijden met elk hun specifieke omstandigheden. Doordat paarden aan meerdere wedstrijden meedoen en meerdere paarden aan één wedstrijd meedoen kan het wedstrijdeffect geschat worden. Het wedstrijdeffect is een combinatie van externe factoren (zoals weer, bodem, sfeer ) die invloed hebben op de prestaties van elk paard in de desbetreffende wedstrijd of proef Permanent milieu effect (M) De prestaties van elk paard zijn gelijk aan de som van z n genetische aanleg en van milieu-invloeden. Indien er meerdere metingen zijn per paard kunnen we een deel van de milieu-variatie schatten, eigen aan elk paard. Het permanent milieu effect beïnvloedt elke prestatie van een paard gelijk en is verschillend voor elk paard Additief genetisch effect (Ag) Dit is het aandeel van de genetische aanleg van het paard op z n prestaties. Met andere woorden, het additief genetisch effect van het paard is z n fokwaarde. 33

48 5.4 Modellen De in ons onderzoek gebruikte modellen in het programma VCE zijn meer-kenmerk modellen met herhaalde metingen. Ze verschillen in de combinaties van kenmerken en van effecten die worden meegenomen in de analyses. In het programma MTGSAM hebben we 2 verschillende modellen gebruikt. Het eerste is een thresholdmodel met enkel het threshold-kenmerk Internationaal. Het tweede model is een meerkenmerkenmodel waarbij een van de kenmerken eveneens het threshold-kenmerk Internationaal is. In Tabel 14 geven we een overzicht voor welke modellen variantiecomponenten geschat zijn. De kenmerken en effecten zijn hierboven besproken. Tabel 14: Verschillende modellen voor de analyses in VCE en MTGSAM Nr Kenmerken Vaste Effecten Toevallige Effecten VCE 1 LRV + KBRSF geboortejaar + leeftijd + geslacht additief genetisch 2 LRV + KBRSF geboortejaar + leeftijd + geslacht additief genetisch + wedstrijd 3 LRV + KBRSF geboortejaar + leeftijd + geslacht additief genetisch + permanent milieu 4 LRV + KBRSF geboortejaar + leeftijd + geslacht additief genetisch + wedstrijd + permanent milieu 5 LRV + HK geboortejaar + leeftijd + geslacht additief genetisch 6 LRV + HK geboortejaar + leeftijd + geslacht additief genetisch + wedstrijd 7 LRV + HK geboortejaar + leeftijd + geslacht additief genetisch + permanent milieu 8 LRV + HK geboortejaar + leeftijd + geslacht additief genetisch + wedstrijd + permanent milieu 9 KBRSF + HK geboortejaar + leeftijd + geslacht additief genetisch 10 KBRSF + HK geboortejaar + leeftijd + geslacht additief genetisch + wedstrijd 11 KBRSF + HK geboortejaar + leeftijd + geslacht additief genetisch + permanent milieu 12 KBRSF + HK geboortejaar + leeftijd + geslacht additief genetisch + wedstrijd + permanent milieu 13 LRV + KBRSF + HK geboortejaar + leeftijd + geslacht additief genetisch 14 LRV + KBRSF + HK geboortejaar + leeftijd + geslacht additief genetisch + permanent milieu 15 HK geboortejaar + leeftijd + geslacht additief genetisch MTGSAM 1 Internationaal geboortejaar + geslacht additief genetisch + permanent milieu 2 LRV-KBRSF + Internationaal geboortejaar + geslacht additief genetisch + permanent milieu er Voor de schatting van de genetische varianties met MTGSAM vereist het programma een plausibele startwaarde van deze varianties. Om deze startwaarden te berekenen, gaan we uit van schattingen voor de erfelijkheidsgraden van, en de genetische 34

49 correlaties tussen beide kenmerken, gebaseerd op eerdere schattingen. Tabel 15 geeft, voor model 2, de startwaarden van de varianties en de erfelijkheidsgraden waarop deze gebaseerd zijn. Tabel 15: Startwaarden voor de varianties en erfelijkheidsgraden voor model 2 van MTGSAM Model h² Internationaal h² LRV-KBRSF r g σ² g Internationaal σ² g LRV- KBRSF cov 1.1 0,1 0,15 0,5 0,111 0,176 0, ,1 0,15 0 0,111 0,176 0, ,1 0,15-0,5 0,111 0,176 0, ,5 0,15 0,5 1,000 0,176 0, ,5 0,15 0 1,000 0,176 0, ,5 0,15-0,5 1,000 0,176 0,210 Met: - h² = erfelijkheidsgraad - rg = genetische correlatie tussen de twee kenmerken - σ²g = genetische variantie = (h² σ²e) / (1-h²) - σ²e = genetische errorvariantie = 1 - cov = covariantie tussen de twee kenmerken = rg * (σ²gi σ²glk) We testen dus zowel er van uitgaande dat er een positieve, negatieve of geen genetische correlatie is de twee kenmerken. Ook starten we met twee verschillende erfelijkheidsgraden voor het threshold-kenmerk. Voor model 1 zijn we eveneens uitgegaan van verschillende startwaarden voor de σ²g van het kenmerk Internationaal. Tabel 16: Startwaarden voor de varianties voor model 1 van MTGSAM Model σ² g Internationaal 1.1 0, , ,800 35

50 6. RESULTATEN 6.1 Inventarisatie Manuele internationale dataset Hieronder geven we een inventarisatie van de gecombineerde en opgezuiverde manuele internationale dataset. Deze dataset bevat prestatiegegevens van 1352 verschillende paarden. In Tabel 17 geven we een overzicht van de tijdsspanne, aantal prestaties en aantal paarden per jaar. We zien dat we voor 2010 met ongeveer het dubbel van de paarden bijna vier maal meer prestaties hebben ten opzichte van Tabel 17: Aantal wedstrijden, tijdsspanne, prestaties en paarden per jaar in de manuele internationale dataset Jaar Tijdsspanne Prestaties Paarden /01 14/ /01 30/ /01 09/ We zien dat volgens de gegevens in de dataset het merendeel van de paarden bij hun geboorte BWP ingeschreven zijn (Tabel 18). Ook paarden die bij de geboorte in een ander stamboek geregistreerd zij en nadien BWP geregistreerd werden, worden in de fokwaardeschattingen opgenomen. Tabel 18: Aantal paarden per origineel stamboek per jaar in de manuele internationale dataset Stamboek AES BWP HANN HOLST KWPN NRPS OLD RHEIN SBS SF Z Onbekend

51 In Tabel 19 geven we een overzicht van de 11 meest voorkomende paarden en hun vader in onze data. Vervolgens beschouwen we in Tabel 20 de 10 vaders met de meeste nakomelingen en het totaal aantal prestaties van hun nakomelingen en in Tabel 21 de 10 moedersvaders met de meeste nakomelingen en het aantal prestaties van de nakomelingen. Tabel 19: Paarden met de meeste prestaties en hun vader in de manuele internationale dataset Paard Aantal prestaties Vader Vonka-A 69 Darco Amai 64 Non Stop Abberuail Van het Dingeshof 61 Non Stop Torinto Van de Middelstede 59 Remondo Barbarossa Van Paemel 57 Darco Bridgit 56 Kannan Je t Aime Flamenco 55 Flamenco de Semilly Ulysse X 55 Non Stop Asteria Van de Dorpshoeve 53 Calvados Ukinda 53 Emilion Socrates Van de Padenborre 53 Darco Tabel 20: Hengsten met meeste nakomelingen en hun aantal prestaties in de manuele internationale dataset Hengst Aantal nakomelingen Aantal prestaties Darco Heartbreaker Nabab de Rêve Clinton Kannan Toulon Kashmir van t Schuttershof Skippy II Thunder Van de Zuuthoeve Non Stop Het gemiddeld aantal nakomelingen per hengst is 4,

52 Tabel 21: Moedersvaders met de meeste nakomelingen en hun aantal prestaties in de manuele internationale dataset Hengst Aantal nakomelingen Aantal prestaties Darco Lys De Darmen Heartbreaker Skippy II Major de la Cour Feinschnitt I vd Richter Nabab de Rêve Pachat II Chin Chin Latano Het gemiddeld aantal nakomelingen per moedersvader is 3,197. Figuur 2 toont de verdeling van nakomelingenprestaties per hengst. Figuur 2: Aantal nakomelingenprestaties per hengst ten opzichte van het aantal hengsten in de manuele internationale dataset Bij het toekennen van de hoogteklasses aan de prestaties krijgen we volgende verdeling (Tabel 22). Zoals beschreven in Tabel 11 komen voor de internationale prestaties enkel hoogteklasses 4 tot en met 10 terug. 38

53 Tabel 22: Aantal records per hoogteklasse in de manuele internationale dataset Klasse 1 / 2 / 3 / Aantal records Als we de leeftijdsverdeling bekijken krijgen we de volgende verdeling (Tabel 23 en Figuur 3). Tabel 23: Aantal paarden per leeftijdsklasse in de manuele internationale dataset Leeftijdsklasse Leeftijd Aantal records 1 4 / 2 5 / Figuur 3: Aantal prestaties per leeftijdsklasse in de manuele internationale dataset 39

54 6.1.2 FEI dataset Hieronder volgt een korte beschrijving van de belangrijkste zaken in de FEI dataset. Aangezien deze dataset anders is opgebouwd dan de vorige kunnen we geen even uitgebreide beschrijving geven (bv geen vader of moedersvader). In totaal zijn er voor springpaarden prestaties van 2240 paarden beschikbaar. In Tabel 24 wordt een overzicht gegeven van de tijdsspanne, het aantal wedstrijden, event types, prestaties en paarden per jaar. Tabel 24: Aantal wedstrijden, tijdsspanne, prestaties en paarden per jaar in de FEI dataset Jaar Tijdsspanne Wedstrijden Event types Prestaties Paarden /07 03/ /07 12/ /08 26/ /01 26/ /01-26/ /01 14/ Tabel 25 toont de 10 paarden met de meeste prestaties in de FEI dataset. Tabel 25: Paarden met de meeste prestaties in de FEI dataset Naam van het paard Ulysse 121 Torinto Van de Middelstede 118 L Espoir 114 Nabab s Son 103 Wonami Van de Aard 99 Amaryllis 99 Celena Z 98 Withney Van de Dwerse Hagen 97 Wisconsin Wonderboy III 95 Aantal prestaties Van veel paarden is de UELN niet ingevuld in de dataset. Zo hebben we slechts van 1193 van de 2240 paarden in de dataset de UELN. Dit komt overeen met records waarvan geen UELN aanwezig is in de data. Hierdoor is verdere analyse van deze gegevens zeer moeilijk tot zelfs onmogelijk aangezien we geen link kunnen leggen met het pedigree- en andere bestanden. Ook blijkt dat enkele paarden die in de manuele 40

55 dataset voorkomen niet aanwezig zijn in de FEI dataset. Zo komt het paard dat het meest aanwezig is in de manuele dataset (Vonka-A) helemaal niet voor in de FEI dataset. Daarenboven zijn veel van de paarden aanwezig in de FEI-dataset niet ingeschreven in het BWP en dus niet van nut in onze analyse. Omwille van voorgaande redenen werd beslist om enkel verder te gaan met de manuele internationale datasets Dataset met nationale prestaties In de opgezuiverde dataset (paarden zonder geboortedatum of zonder hoogteklasse werden verwijderd) vinden we prestaties van paarden. In Tabel 26 geven we een overzicht van het aantal records en aantal wedstrijden per jaar. Tabel 26: Aantal records en wedstrijden per jaar in de nationale dataset Jaar Aantal records Aantal wedstrijden Tabel 27 toont de 10 paarden met de meeste records in de data en hun vader. In Tabel 28 tonen we de 10 vaders met de meeste nakomelingen en het totaal aantal prestaties van die nakomelingen. 41

56 Tabel 27: Paarden met de meeste prestaties en hun vader in de nationale dataset Paard Aantal prestaties Vader Lothario 263 Codexco Tamara de Reve 233 Nabab de Reve Puckinia vd Wildernis 225 Lys De Darmen Nick 224 Codexco Odessa v/h Geinsteinde 215 Skippy II Lester 200 Pachat II Ritoch van de Pereboom 199 Sioux de Baugy Quick Chin vd Elsendam 199 Chin Chin Picasso van de Rozebaan 199 Venu du Theil Irco-Polo v/h Blokenhof 197 Bacara Tabel 28: Hengsten met de meeste nakomelingen en hun prestaties in de nationale dataset Hengst Aantal nakomelingen Aantal nakomelingprestaties Darco Lys de Darmen Skippy II Heartbreaker Major de la Cour Nabab de Reve Non Stop Saygon Pachat II Mio de Baugy Figuur 4 toont de verdeling van de data over het aantal hengsten. Figuur 4: Aantal nakomelingenprestaties per hengst ten opzichte van het aantal hengsten in de nationale dataset 42

57 Figuur 5 toont de verdeling van de leeftijd van de paarden in de dataset. Herinner dat in de analyses de leeftijden zijn gegroepeerd in klasses en dat paarden van 13 jaar en ouder in 1 klasse zijn gegroepeerd (Tabel 12). Figuur 5: Aantal prestaties per leeftijd in de nationale dataset Tabel 29 toont de verdeling van de prestaties over de verschillende hoogteklasses. De nationale prestaties werden in de hoogteklasses 1 tot en met 6 opgedeeld (Tabel 11). Tabel 29: Aantal records per hoogteklasse in de nationale dataset Klasse Aantal records / 8 / 9 / 10 / 43

Genetische analyse van de gevoeligheid voor zomereczeem bij Belgische warmbloed paarden

Genetische analyse van de gevoeligheid voor zomereczeem bij Belgische warmbloed paarden 3 de Vlaamse fokkerijdag 26 oktober 2011 Genetische analyse van de gevoeligheid voor zomereczeem bij Belgische warmbloed paarden LIESBET PEETERS Onderzoeksgroep Huisdierengenetica Departement Biosystemen

Nadere informatie

Kengetallen E-23 Fokwaarde levensvatbaarheid bij geboorte Fokwaarde levensvatbaarheid bij afkalven

Kengetallen E-23 Fokwaarde levensvatbaarheid bij geboorte Fokwaarde levensvatbaarheid bij afkalven Kengetallen E-23 Fokwaarde levensvatbaarheid bij geboorte Fokwaarde levensvatbaarheid bij afkalven Inleiding Sinds 1989 wordt op basis van geboortegegevens van koeien de index geboortegemak berekend. Deze

Nadere informatie

Inteelt en genetische diversiteit van de Cavalier King Charles Spaniel op basis van afstammingsgegevens

Inteelt en genetische diversiteit van de Cavalier King Charles Spaniel op basis van afstammingsgegevens Inteelt en genetische diversiteit van de Cavalier King Charles Spaniel op basis van afstammingsgegevens // dr. Steven Janssens, lic. Katrien Wijnrocx en prof. Nadine Buys Livestock Genetics, KULeuven Data

Nadere informatie

De genetische basis van zomereczeem of insect bite hypersensitivity Liesbet M. Peeters

De genetische basis van zomereczeem of insect bite hypersensitivity Liesbet M. Peeters De genetische basis van zomereczeem of insect bite hypersensitivity Liesbet M. Peeters Onderzoeksgroep Huisdierengenetica Promotoren prof. Nadine Buys, prof. Bruno Goddeeris, dr. Steven Janssens Zomereczeem

Nadere informatie

Genetische index voor springen - GSIn2007

Genetische index voor springen - GSIn2007 Genetische index voor springen - GSIn2007 Steven Janssens, Maité Rustin en Nadine Buys, Afd. Gentechnologie, Departement Biosystemen, KULeuven. De Genetische Spring Index 2007 voor sportpaarden werd vrijgegeven.

Nadere informatie

Genetische diversiteit in de Gelderse paarden populatie

Genetische diversiteit in de Gelderse paarden populatie Genetische diversiteit in de Gelderse paarden populatie Bart Ducro 1,, Anouk Schurink 1, Sipke-Joost Hiemstra 1,2, Kor Oldenbroek 2 Juli, 2011 1) Animal Breeding and Genomics Centre, Wageningen UR 2) Centrum

Nadere informatie

Kengetallen E-40 Fokwaarde voeropname

Kengetallen E-40 Fokwaarde voeropname Kengetallen E-40 Fokwaarde voeropname Inleiding Melkkoeien gebruiken voer om melk te produceren, voor onderhoud en om te groeien. De hoeveelheid voer die een koe opneemt is afhankelijk van de geproduceerde

Nadere informatie

Non Diffuse Point Based Global Illumination

Non Diffuse Point Based Global Illumination Non Diffuse Point Based Global Illumination Karsten Daemen Thesis voorgedragen tot het behalen van de graad van Master of Science in de ingenieurswetenschappen: computerwetenschappen Promotor: Prof. dr.

Nadere informatie

Kengetallen E-39 Fokwaarde Leeftijd van afkalven bij vaarzen

Kengetallen E-39 Fokwaarde Leeftijd van afkalven bij vaarzen Leeftijd bij afkalven (dagen) Kengetallen E-39 Fokwaarde Leeftijd van afkalven bij vaarzen Inleiding Het opfokken van jongvee vormt een aanzienlijke kostenpost op een melkveebedrijf. Streefwaardes voor

Nadere informatie

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE 1 DOEL VAN REGRESSIE ANALYSE De relatie te bestuderen tussen een response variabele en een verzameling verklarende variabelen 1. LINEAIRE REGRESSIE Veronderstel dat gegevens

Nadere informatie

Genetische variatie en inteelt : basisconcepten. Steven Janssens Nadine Buys

Genetische variatie en inteelt : basisconcepten. Steven Janssens Nadine Buys Genetische variatie en inteelt : basisconcepten Steven Janssens Nadine Buys Inteelt Inteelt treedt op voor dieren waarvan de ouderdieren met elkaar verwant zijn (dit betekent dat in de afstamming van vader

Nadere informatie

KARKASFOKWAARDEN EEN VERSCHIL AAN DE HAAK

KARKASFOKWAARDEN EEN VERSCHIL AAN DE HAAK DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ Artikel KARKASFOKWAARDEN EEN VERSCHIL AAN DE HAAK 6.05.2019 www.vlaanderen.be Colofon Samenstelling Departement Landbouw en Visserij Auteurs Andries Colman, Laurence Hubrecht

Nadere informatie

Inteelt in kleine populaties. Bart Ducro Animal Breeding and Genomics Centre

Inteelt in kleine populaties. Bart Ducro Animal Breeding and Genomics Centre Inteelt in kleine populaties Bart Ducro Animal Breeding and Genomics Centre Inhoud Inteelt Populatiegrootte Fokbeleid Wat is inteelt? Inteelt: paren van verwanten samenbrengen van genetisch identiek materiaal

Nadere informatie

Genomic selection. Spervital Hengstenhouderij Dag februari Mario Calus, Wageningen U & R, Animal Breeding & Genomics

Genomic selection. Spervital Hengstenhouderij Dag februari Mario Calus, Wageningen U & R, Animal Breeding & Genomics Genomic selection Spervital Hengstenhouderij Dag 2017-14 februari 2017 Mario Calus, Wageningen U & R, Animal Breeding & Genomics Betrokken personen (Genomic selection) Rianne van Binsbergen Claudia Sevillano

Nadere informatie

Fokwaardenschatting bij varkens: principes en actualisatie. 7 november 2012, Steven Janssens & Lien Vandebroeck

Fokwaardenschatting bij varkens: principes en actualisatie. 7 november 2012, Steven Janssens & Lien Vandebroeck Fokwaardenschatting bij varkens: principes en actualisatie 7 november 2012, Steven Janssens & Lien Vandebroeck Overzicht van de presentatie Principe van fokwaardeschatting Voorbeeld Selectie Mesterij Index

Nadere informatie

CENTRA VOORTPLANTINGS TECHNIEKEN PAARD

CENTRA VOORTPLANTINGS TECHNIEKEN PAARD Jaarrapport 2012 CENTRA VOORTPLANTINGS TECHNIEKEN PAARD Jaarrapport 2012 Vlaamse overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij CENTRA VOORTPLANTINGSTECHNIEKEN PAARD JAARRAPPORT 2012 Entiteit: Departement

Nadere informatie

Kengetallen E-32 Fokwaarde Kalvervitaliteit

Kengetallen E-32 Fokwaarde Kalvervitaliteit Kengetallen E-32 Fokwaarde Kalvervitaliteit Inleiding Een duurzame en welzijnsvriendelijke melkveehouderij vraagt om vitale kalveren. Uitval van kalveren tijdens de opfok levert niet alleen economische

Nadere informatie

Examen Statistische Modellen en Data-analyse. Derde Bachelor Wiskunde. 14 januari 2008

Examen Statistische Modellen en Data-analyse. Derde Bachelor Wiskunde. 14 januari 2008 Examen Statistische Modellen en Data-analyse Derde Bachelor Wiskunde 14 januari 2008 Vraag 1 1. Stel dat ɛ N 3 (0, σ 2 I 3 ) en dat Y 0 N(0, σ 2 0) onafhankelijk is van ɛ = (ɛ 1, ɛ 2, ɛ 3 ). Definieer

Nadere informatie

Basisprincipes fokkerij en inteelt

Basisprincipes fokkerij en inteelt Basisprincipes fokkerij en inteelt Krista A. Engelsma Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) Introductie Fokkerij ras Dieren met bepaalde eigenschappen Genetische vooruitgang Selectie Open/gesloten

Nadere informatie

Kengetallen E-35 Fokwaarde AMS kenmerken

Kengetallen E-35 Fokwaarde AMS kenmerken Kengetallen E-35 Fokwaarde AMS kenmerken Inleiding In Nederland en Vlaanderen neemt het aantal koeien dat gemolken wordt door een Automatisch Melk Systeem (AMS) toe. Van iedere melkstal die momenteel wordt

Nadere informatie

Fokprogramma Vereniging Barock Pinto Studbook

Fokprogramma Vereniging Barock Pinto Studbook Fokprogramma Vereniging Barock Pinto Studbook Fok programma BPS: Het fokprogramma beschrijft de strategie om het geformuleerde fokdoel te realiseren. Een fokprogramma bestaat uit de volgende componenten:

Nadere informatie

CENTRA VOORTPLANTINGS TECHNIEKEN PAARD

CENTRA VOORTPLANTINGS TECHNIEKEN PAARD Jaarrapport 2011 CENTRA VOORTPLANTINGS TECHNIEKEN PAARD Jaarrapport 2011 Vlaamse overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij CENTRA VOORPLANTINGSTECHNIEKEN PAARD JAARRAPPORT 2011 Entiteit: Departement

Nadere informatie

Jaarrapport 2010 CENTRA VOORTPLANTINGS- TECHNIEKEN PAARD. Vlaamse overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij

Jaarrapport 2010 CENTRA VOORTPLANTINGS- TECHNIEKEN PAARD. Vlaamse overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij Jaarrapport 2010 CENTRA VOORTPLANTINGS- TECHNIEKEN PAARD Jaarrapport 2010 Vlaamse overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij Dit rapport wordt u aangeboden door: Vlaamse overheid Departement Landbouw

Nadere informatie

Genetische diversiteit in de Nederlandse Trekpaardenpopulatie

Genetische diversiteit in de Nederlandse Trekpaardenpopulatie Genetische diversiteit in de Nederlandse Trekpaardenpopulatie Door: Myrthe Maurice Van Eijndhoven Centrum voor Genetische Bronnen Nederland Animal Breeding and Genetische diversiteit in de Nederlandse

Nadere informatie

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

Genetische achtergrond van staart- en maneneczeem in pony s en paarden

Genetische achtergrond van staart- en maneneczeem in pony s en paarden Genetische achtergrond van staart- en maneneczeem in pony s en paarden Anouk Schurink Bart Ducro Nijkerk, 11 november 2011 Informatie- en discussiebijeenkomst NSIJP Introductie Ervaring met IJslandse paarden

Nadere informatie

Conclusies in overleg met de Vlaamse en Waalse regionale overheiden voor wat de zoötechnische aspecten betreft.

Conclusies in overleg met de Vlaamse en Waalse regionale overheiden voor wat de zoötechnische aspecten betreft. Interpretatie van Verordening 504/2008 wat betreft de identificatie van paardachtigen Conclusies in overleg met de Vlaamse en Waalse regionale overheiden voor wat de zoötechnische aspecten betreft. 1/

Nadere informatie

Paard en Genomisch onderzoek

Paard en Genomisch onderzoek Paard en Genomisch onderzoek Bart Ducro Animal Breeding and Genomics Centre Vlaamse Fokkerijdag, 18 nov 2015 Inhoud Kenmerken in de paardenfokkerij Geschikt voor genomics? Genomics middelen Genomics toegepast

Nadere informatie

Wat heeft de veehouder aan Genomics

Wat heeft de veehouder aan Genomics 2/1/21 Wat heeft de veehouder aan Genomics Mario Calus en Johan van Arendonk Wageningen UR Livestock Research en Wageningen University Wat wil de veehouder? Een goed inkomen halen van het bedrijf door

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Erfelijkheidsleer 9 1.1 Erfelijke verandering 9 1.2 Ontdekking van de erfelijkheidsleer (genetica) 12 1.3 De chromosomen 13 1.4 Kwalitatieve eigenschappen 17 1.5 De monogene

Nadere informatie

Werkgroep kleine herkauwers. bepaald sjabloon. U kan deze website zelf gebruiken op

Werkgroep kleine herkauwers. bepaald sjabloon. U kan deze website zelf gebruiken op vzw Steunpunt Levend Erfgoed 29 Werkgroep kleine herkauwers Genetische diversiteit van Vlaamse en Kempense geit vraagt gezamenlijke actie Wat heel wat fokkers van deze twee oude geitenrassen al vermoedden

Nadere informatie

PROJECT Duurzaam fokken van Cavalier King Charles Spaniels

PROJECT Duurzaam fokken van Cavalier King Charles Spaniels PROJECT Duurzaam fokken van Cavalier King Charles Spaniels Arnold Jacques @2013 Na de uitzending (2008) Zal de Kynologie nooit meer dezelfde zijn! Het gevolg van de uitzending was PANIEK De gevolgen van

Nadere informatie

Kengetallen E-18. Fokwaarde Celgetal met testdagmodel

Kengetallen E-18. Fokwaarde Celgetal met testdagmodel Kengetallen E-18 Fokwaarde Celgetal met testdagmodel Inleiding Mastitis is een van de belangrijkste bedrijfsgebonden ziekten in de Nederlandse rundveehouderij. Mastitis resulteert in hoge economische verliezen

Nadere informatie

Genetische verbetering van honden: feiten en fictie van lijnenteelt

Genetische verbetering van honden: feiten en fictie van lijnenteelt Genetische verbetering van honden: feiten en fictie van lijnenteelt Johan van Arendonk Animal Breeding and Genomics Centre Wageningen Universiteit Hilvarenbeek, zaterdag 18 april Bij hond denk ik aan:

Nadere informatie

Kengetallen E-18. Fokwaarde Celgetal met testdagmodel

Kengetallen E-18. Fokwaarde Celgetal met testdagmodel Kengetallen E-18 Fokwaarde Celgetal met testdagmodel Inleiding Mastitis is een van de belangrijkste bedrijfsgebonden ziekten in de Nederlandse rundveehouderij. Mastitis resulteert in hoge economische verliezen

Nadere informatie

Het YOUNG BULL systeem. Veeverbetering gebaseerd op jonge stieren. Dr Maurice Bichard

Het YOUNG BULL systeem. Veeverbetering gebaseerd op jonge stieren. Dr Maurice Bichard Het YOUNG BULL systeem Veeverbetering gebaseerd op jonge stieren Dr Maurice Bichard Dr Maurice Bichard Born: Guernsey, Channel Islands Education: Guernsey, Universities of Reading, Newcastle, Minnesota

Nadere informatie

Algemene voorwaarden Genoomfokwaarden. Definities

Algemene voorwaarden Genoomfokwaarden. Definities Algemene voorwaarden Genoomfokwaarden Definities 1. KWPN: Koninklijk Warmbloed Paardenstamboek Nederland te Ermelo aan de Beek 119, verder te noemen KWPN. 2. Opdrachtgever: de natuurlijke- of rechtspersoon

Nadere informatie

1. Statistiek gebruiken 1

1. Statistiek gebruiken 1 Hoofdstuk 0 Inhoudsopgave 1. Statistiek gebruiken 1 2. Gegevens beschrijven 3 2.1 Verschillende soorten gegevens......................................... 3 2.2 Staafdiagrammen en histogrammen....................................

Nadere informatie

Fokkerijkansen voor de geit

Fokkerijkansen voor de geit Fokkerijkansen voor de geit Kor Oldenbroek Symposium duurzame toekomst geitenrassen 12 november 2016, Putten Centrum voor Genetische Bronnen, Nederland (CGN) CV Kor Oldenbroek IVO in Zeist/ASG Lelystad

Nadere informatie

Hoe zeldzaam zijn zeldzame rassen?

Hoe zeldzaam zijn zeldzame rassen? Hoe zeldzaam zijn zeldzame rassen? Over het monitoren van populaties Rita Hoving, Centrum voor Genetische Bronnen, Nederland 25 augustus 2012, familiedag SZH Centre for Genetic Resources, the Netherlands

Nadere informatie

Domesticeren, fokken, winnen en verliezen

Domesticeren, fokken, winnen en verliezen Domesticeren, fokken, winnen en verliezen Natuurlijke en kunstmatige selectie Kor Oldenbroek Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (WUR) De Vereniging Het Nederlandsch Natuur en Geneeskundig Congres

Nadere informatie

Kengetallen E-15 Fokwaarde melksnelheid

Kengetallen E-15 Fokwaarde melksnelheid Kengetallen E-15 Fokwaarde melksnelheid Inleiding Het is van belang om te weten hoe snel dochters van een bepaalde stier melken. Immers, te snel melkende koeien hebben een grotere kans op mastitis en kunnen

Nadere informatie

Inteelt en verwantschapsbeheer

Inteelt en verwantschapsbeheer Inteelt en verwantschapsbeheer mogelijkheden nieuwe software Jack Windig, Wageningen UR Laura Roest, Raad van Beheer Lelystad 21 januari 2014 Genetisch management Inteelt beheersen kan je alleen samen

Nadere informatie

11. Multipele Regressie en Correlatie

11. Multipele Regressie en Correlatie 11. Multipele Regressie en Correlatie Meervoudig regressie model Nu gaan we kijken naar een relatie tussen een responsvariabele en meerdere verklarende variabelen. Een bivariate regressielijn ziet er in

Nadere informatie

Centra voor spermawinning, inseminatie en embryotransplantatie bij paarden - Overzicht

Centra voor spermawinning, inseminatie en embryotransplantatie bij paarden - Overzicht Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Centra voor spermawinning, inseminatie en embryotransplantatie bij paarden - Overzicht 2009 - Inleiding Het winnen, behandelen en/of

Nadere informatie

De impact van genomics (toepassing DNAtechnieken)

De impact van genomics (toepassing DNAtechnieken) De impact van genomics (toepassing DNAtechnieken) op dierlijke genenbanken Gebaseerd op een boek dat begin 2017 verschijnt: Genomic management of animal genetic diversity Kor Oldenbroek, CGN Doelstelling

Nadere informatie

Koninklijke Belgische Ruitersportfederatie KBRSF VZW HUISHOUDELIJK REGLEMENT

Koninklijke Belgische Ruitersportfederatie KBRSF VZW HUISHOUDELIJK REGLEMENT Koninklijke Belgische Ruitersportfederatie KBRSF VZW HUISHOUDELIJK REGLEMENT Goedgekeurd door de Algemene Vergadering op 26 mei 2015 HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN DE KONINKLIJKE BELGISCHE RUITERSPORTFEDERATIE

Nadere informatie

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum Kengetallen E-2 Fokwaarde Ureum Inleiding Op 1 januari 2006 is het nieuwe mestbeleid van start gegaan met strengere normen. Dit nieuwe beleid was nodig omdat het Europees hof het oude (Minas)beleid onvoldoende

Nadere informatie

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum Inleiding Op 1 januari 2006 is het nieuwe mestbeleid van start gegaan met strengere normen. Dit nieuwe beleid was nodig omdat het Europees hof het oude (Minas)beleid onvoldoende

Nadere informatie

Nieuwe vruchtbaarheidsindexen voor schapen

Nieuwe vruchtbaarheidsindexen voor schapen Nieuwe vruchtbaarheidsindexen voor schapen S. Janssens, mei Onderzoeksgroep huisdierengenetica, departement Biosystemen, KU Leuven www.huisdierengenetica.be Gegevens De Vruchtbaarheids voor schapen werd

Nadere informatie

Kengetallen E-34 Fokwaarde Ketose

Kengetallen E-34 Fokwaarde Ketose Kengetallen E-34 Fokwaarde Ketose Inleiding Aan het begin van de lactatie is ketose een van de meest voorkomende aandoeningen bij melkvee. In de periode tot 60 dagen na afkalven hebben melkkoeien veelal

Nadere informatie

REGLEMENT TOT HET BEHALEN VAN DE LABELS EN HET PREDIKAAT VOOR WARMBLOEDMERRIES

REGLEMENT TOT HET BEHALEN VAN DE LABELS EN HET PREDIKAAT VOOR WARMBLOEDMERRIES REGLEMENT TOT HET BEHALEN VAN DE LABELS EN HET PREDIKAAT VOOR WARMBLOEDMERRIES 1. SITUERING De fokkersvereniging Het Belgisch Warmbloedpaard v.z.w. - B.W.P. stelt zich het fokken van een paard tot doel

Nadere informatie

Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven

Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven America First! Wat is het potentiële banenverlies voor België en Europa? VIVES discussion paper

Nadere informatie

Kengetallen E-26 Publicatieregels stierindexen

Kengetallen E-26 Publicatieregels stierindexen Kengetallen E-26 Publicatieregels stierindexen Inleiding De fokwaardeschatting voor stieren valt onder regelgeving van de overheid. De GES (Genetische Evaluatie Stieren) is verantwoordelijk voor de publicatie

Nadere informatie

Gegevensverwerving en verwerking

Gegevensverwerving en verwerking Gegevensverwerving en verwerking Staalname - aantal stalen/replicaten - grootte staal - apparatuur Experimentele setup Bibliotheek Statistiek - beschrijvend - variantie-analyse - correlatie - regressie

Nadere informatie

Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische

Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische Nederlandse samenvatting Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische farmacokinetische modellen Algemene inleiding Klinisch onderzoek

Nadere informatie

Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) ingeschreven personen, nietgecoördineerd.

Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) ingeschreven personen, nietgecoördineerd. Documentatie Persoonskenmerken van alle in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) ingeschreven personen, niet-gecoördineerd (VRLGBAPERSOONTAB) Datum:31 januari 2018 Bronvermelding Publicatie

Nadere informatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie 9. Lineaire Regressie en Correlatie Lineaire verbanden In dit hoofdstuk worden methoden gepresenteerd waarmee je kwantitatieve respons variabelen (afhankelijk) en verklarende variabelen (onafhankelijk)

Nadere informatie

REGLEMENT TOT HET BEHALEN VAN DE LABELS EN HET PREDIKAAT VOOR WARMBLOEDMERRIES

REGLEMENT TOT HET BEHALEN VAN DE LABELS EN HET PREDIKAAT VOOR WARMBLOEDMERRIES REGLEMENT TOT HET BEHALEN VAN DE LABELS EN HET PREDIKAAT VOOR WARMBLOEDMERRIES 1. SITUERING De fokkersvereniging Belgian Wamblood BWP stelt zich het fokken van een paard tot doel dat beantwoordt aan de

Nadere informatie

Vruchtbaarheidsindex 2008 voor schapen

Vruchtbaarheidsindex 2008 voor schapen Vruchtbaarheidsindex 008 voor schapen S. Janssens, 0/0/009 Onderzoeksgroep Huisdierengenetica, departement Biosystemen, K.U.Leuven Inleiding De index voor vruchtbaarheid, afgekort als, wordt berekend na

Nadere informatie

STAMBOEK GEOCHELONE DENTICULATA (woudschildpad) Rapport European Studbook Foundation (E.S.F.) R. Govers, stamboek houder

STAMBOEK GEOCHELONE DENTICULATA (woudschildpad) Rapport European Studbook Foundation (E.S.F.) R. Govers, stamboek houder STAMBOEK GEOCHELONE DENTICULATA (woudschildpad) Rapport 2003 European Studbook Foundation (E.S.F.) R. Govers, stamboek houder Inhoud: 1. Inleiding 2. Het doel en het waarom van het G. denticulata stamboek

Nadere informatie

Resultaten: Enquête BWP

Resultaten: Enquête BWP 2014 Resultaten: Enquête BWP Resultaten enquête Demografie...2 Administratie en lidmaatschap...5 Communicatie... 10 Activiteiten... 14 Overzicht opmerkingen... 22 1 Resultaten enquête Demografie Gemiddelde

Nadere informatie

1. Reductie van error variantie en dus verhogen van power op F-test

1. Reductie van error variantie en dus verhogen van power op F-test Werkboek 2013-2014 ANCOVA Covariantie analyse bestaat uit regressieanalyse en variantieanalyse. Er wordt een afhankelijke variabele (intervalniveau) voorspeld uit meerdere onafhankelijke variabelen. De

Nadere informatie

Kengetallen E-23 Index levensvatbaarheid bij geboorte Index levensvatbaarheid bij afkalven

Kengetallen E-23 Index levensvatbaarheid bij geboorte Index levensvatbaarheid bij afkalven Kengetallen E-23 Index levensvatbaarheid bij geboorte Index levensvatbaarheid bij afkalven Inleiding Sinds 1989 wordt op basis van geboortegegevens van koeien de index geboortegemak berekend. Deze index

Nadere informatie

De New Forest pony. Blz 1

De New Forest pony. Blz 1 De New Forest pony Blz 1 Inhoudsopgave De new forest pony (voorkant) Blz 1 Inhoudsopgave Blz 2 Voorwoord Blz 3 De inleiding Blz 4 Geschiedenis Blz 5 Waar worden de new forest pony s voor gebruikt? Blz

Nadere informatie

BRACHYCEFALE HONDENRASSEN

BRACHYCEFALE HONDENRASSEN PARINGSADVIES voor BRACHYCEFALE HONDENRASSEN in Vlaanderen 1 Inhoud Inleiding... 3 Wat is het probleem met de Brachycefale rassen?... 4 Wie kan een BOAS certificaat uitschrijven?... 5 Wie kan een certificaat

Nadere informatie

Veel gestelde vragen (FAQ) Identificatie van paarden

Veel gestelde vragen (FAQ) Identificatie van paarden Veel gestelde vragen (FAQ) Identificatie van paarden 1/ In welke mate gelden de identificatievoorschriften uit het koninklijk besluit van 16 juni 2005 voor uit het buitenland afkomstige paarden? Wat wordt

Nadere informatie

Genomic revolution : betekenis voor

Genomic revolution : betekenis voor Genomic revolution : betekenis voor karakterisering, behoud en fokkerij van zeldzame rassen? Jack Windig Centre of Genetic Resources, The Netherlands (CGN) Genomic revolution Genoom Het hele DNA Alle chromosomen

Nadere informatie

Nieuwe modellen voor het schatten van genotype-milieu interactie

Nieuwe modellen voor het schatten van genotype-milieu interactie Nieuwe modellen voor het schatten van genotype-milieu interactie Mario Calus Roel Veerkamp Divisie Dier en Omgeving Animal Sciences Group (ASG) - Lelystad Wageningen UR Wat is genotype-milieu interactie?

Nadere informatie

Hoofdstuk 5 Een populatie: parametrische toetsen

Hoofdstuk 5 Een populatie: parametrische toetsen Hoofdstuk 5 Een populatie: parametrische toetsen 5.1 Gemiddelde, variantie, standaardafwijking: De variantie is als het ware de gemiddelde gekwadrateerde afwijking van het gemiddelde. Hoe groter de variantie

Nadere informatie

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work. De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work Merijn Daerden Studentnummer: 850225144 Werkstuk: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

VPF onderzoekt genetische diversiteit Piétrain

VPF onderzoekt genetische diversiteit Piétrain VPF onderzoekt genetische diversiteit Piétrain De Piétrain is de bodybuilder onder de varkensrassen en alle huidige Piétrains vinden hun oorsprong in België. Het waren voornamelijk mensen met een niet-landbouwersprofiel

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands

Samenvatting Nederlands Samenvatting Nederlands 178 Samenvatting Mis het niet! Incomplete data kan waardevolle informatie bevatten In epidemiologisch onderzoek wordt veel gebruik gemaakt van vragenlijsten om data te verzamelen.

Nadere informatie

Programma: SPONSORS. Ontwikkelingen GES 2015. GES organisatie. Agenda. Quotum eraf, fosfaat erop? Apeldoorn 4 november 2015

Programma: SPONSORS. Ontwikkelingen GES 2015. GES organisatie. Agenda. Quotum eraf, fosfaat erop? Apeldoorn 4 november 2015 10.00 - Geart Benedictus: Welkom Programma: Quotum eraf, fosfaat erop? Toekomst fokkerij? Apeldoorn 4 november 2015 10.05 - Jan Huitema (melkveehouder en Europarlementariër) 10.35 - Bonny van Ranst (melkveehouder

Nadere informatie

De betekenis van fokwaarden Cijfers als objectief hulpmiddel bij selectie

De betekenis van fokwaarden Cijfers als objectief hulpmiddel bij selectie De betekenis van fokwaarden Cijfers als objectief hulpmiddel bij selectie Steeds meer fokkers maken bij de hengstkeuze voor hun merrie gebruik van objectieve foktechnische informatie. Deze wordt weergegeven

Nadere informatie

Meten en experimenteren

Meten en experimenteren Meten en experimenteren Statistische verwerking van gegevens Een korte inleiding 3 oktober 006 Deel I Toevallige veranderlijken Steekproef Beschrijving van gegevens Histogram Gemiddelde en standaarddeviatie

Nadere informatie

Europese Verordening Fokkerij

Europese Verordening Fokkerij Europese Verordening Fokkerij welke veranderingen zijn er op til Fokkerijdag 18 november 2015 Leen Versmissen/ Hanne Geenen oude wijn in een nieuwe zak? Verordening Fokkerij = omzetting van 9 richtlijnen

Nadere informatie

Duurzaam fokken met de Bonte Bentheimer

Duurzaam fokken met de Bonte Bentheimer Duurzaam fokken met de Bonte Bentheimer Jan ten Napel Inleiding Kleine en jonge rasvereniging Hoe bereik je vanuit die situatie een duurzame fokkerij van Bonte Bentheimers? Studie HAS-kennistransfer Den

Nadere informatie

Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als. Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties

Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als. Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties Test-taker Attitudes of Job Applicants: Test Anxiety and Belief in Tests as Antecedents of

Nadere informatie

mlw stroom 2.2 Biostatistiek en Epidemiologie College 9: Herhaalde metingen (2) Syllabus Afhankelijke Data Hoofdstuk 4, 5.1, 5.2

mlw stroom 2.2 Biostatistiek en Epidemiologie College 9: Herhaalde metingen (2) Syllabus Afhankelijke Data Hoofdstuk 4, 5.1, 5.2 mlw stroom 2.2 Biostatistiek en Epidemiologie College 9: Herhaalde metingen (2) Syllabus Afhankelijke Data Hoofdstuk 4, 5.1, 5.2 Bjorn Winkens Methodologie en Statistiek Universiteit Maastricht 21 maart

Nadere informatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:

Nadere informatie

Kengetallen E-26 Publicatieregels stierindexen

Kengetallen E-26 Publicatieregels stierindexen Kengetallen E-26 Publicatieregels stierindexen Inleiding De fokwaardeschatting voor stieren valt onder regelgeving van de overheid. De Coöperatie CRV is verantwoordelijk voor de publicatie van fokwaarden

Nadere informatie

ANOVA in SPSS. Hugo Quené. opleiding Taalwetenschap Universiteit Utrecht Trans 10, 3512 JK Utrecht 12 maart 2003

ANOVA in SPSS. Hugo Quené. opleiding Taalwetenschap Universiteit Utrecht Trans 10, 3512 JK Utrecht 12 maart 2003 ANOVA in SPSS Hugo Quené hugo.quene@let.uu.nl opleiding Taalwetenschap Universiteit Utrecht Trans 10, 3512 JK Utrecht 12 maart 2003 1 vooraf In dit voorbeeld gebruik ik fictieve gegevens, ontleend aan

Nadere informatie

Bij herhaalde metingen ANOVA komt het effect van het experiment naar voren bij de variantie binnen participanten. Bij de gewone ANOVA is dit de SS R

Bij herhaalde metingen ANOVA komt het effect van het experiment naar voren bij de variantie binnen participanten. Bij de gewone ANOVA is dit de SS R 14. Herhaalde metingen Introductie Bij herhaalde metingen worden er bij verschillende condities in een experiment dezelfde proefpersonen gebruikt of waarbij dezelfde proefpersonen op verschillende momenten

Nadere informatie

KEURINGS- EN PREDICATENREGLEMENT Nederlands Rijpaarden- en Ponystamboek

KEURINGS- EN PREDICATENREGLEMENT Nederlands Rijpaarden- en Ponystamboek KEURINGS- EN PREDICATENREGLEMENT Nederlands Rijpaarden- en Ponystamboek Inhoudsopgave: Artikel 1 -Algemeen Artikel 2 -Fokdoel Artikel 3 -Keuringen Algemeen Artikel 4 -Inschrijven en aanmelden voor keuringen

Nadere informatie

Deelrapport populatie-analyse collie korthaar

Deelrapport populatie-analyse collie korthaar Deelrapport populatie-analyse collie korthaar De genetische analyse van de stamboomgegevens van de Britse populatie van de korthaar Collie door de Britse Kennel Club is uitgevoerd met het uitgangspunt

Nadere informatie

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary

Nadere informatie

STAMBOEKREGLEMENT Nederlands Rijpaarden en Pony Stamboek

STAMBOEKREGLEMENT Nederlands Rijpaarden en Pony Stamboek STAMBOEKREGLEMENT Nederlands Rijpaarden en Pony Stamboek Inhoudspogave: Artikel 1 -Algemeen Artikel 2 -Het NRPS Veulenboek Artikel 3 -Het NRPS Register A Artikel 4 -Het NRPS Register B Artikel 5 -Het NRPS

Nadere informatie

Nieuwe Vruchtbaarheidsindexen voor schapen

Nieuwe Vruchtbaarheidsindexen voor schapen Nieuwe Vruchtbaarheidsindexen voor schapen S. Janssens, november Onderzoeksgroep Huisdierengenetica, departement Biosystemen, KU Leuven www.huisdierengenetica.be Gegevens De meest recente Vruchtbaarheids

Nadere informatie

G0N11a Statistiek en data-analyse: project Eerste zittijd Modeloplossing

G0N11a Statistiek en data-analyse: project Eerste zittijd Modeloplossing G0N11a Statistiek en data-analyse: project Eerste zittijd 2007-2008 Modeloplossing Opmerking vooraf: Deze modeloplossing is een heel volledig antwoord op de gestelde vragen. Om de maximumscore op een vraag

Nadere informatie

Documentatierapport Persoonskenmerken van alle in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) ingeschreven personen (GBAPERSOONTAB)

Documentatierapport Persoonskenmerken van alle in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) ingeschreven personen (GBAPERSOONTAB) Centrum voor Beleidsstatistiek en Microdata Services Documentatierapport Persoonskenmerken van alle in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) ingeschreven personen (GBAPERSOONTAB) Datum: 29 juli 2015

Nadere informatie

OCBS Vereniging zonder winstoogmerk Ravensteinstraat 4 B 1000 BRUSSEL TRA 418 TOEPASSINGSREGLEMENT HERZIENING 1.

OCBS Vereniging zonder winstoogmerk Ravensteinstraat 4 B 1000 BRUSSEL   TRA 418 TOEPASSINGSREGLEMENT HERZIENING 1. OCBS Vereniging zonder winstoogmerk Ravensteinstraat 4 B 1000 BRUSSEL www.ocab-ocbs.com TOEPASSINGSREGLEMENT TRA 418 Herz. 1 1997/1 TRA 418/1 1997 TOEPASSINGSREGLEMENT VAN HET BENOR-MERK IN DE SECTOR VAN

Nadere informatie

UW PAARD CORRECT IDENTIFICEREN: In 5 eenvoudige stappen

UW PAARD CORRECT IDENTIFICEREN: In 5 eenvoudige stappen 1 UW PAARD CORRECT IDENTIFICEREN IN 5 EENVOUDIGE STAPPEN! EEN KLEINE MOEITE OM ONPRETTIGE GEVOLGEN TE VERMIJDEN Op het terrein wordt vastgesteld dat tot op vandaag lang niet alle paarden, pony s en ezels

Nadere informatie

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum Kengetallen E-2 Fokwaarde Ureum Inleiding Op 1 januari 2006 is het nieuwe mestbeleid van start gegaan met strengere normen. Dit nieuwe beleid was nodig omdat het Europees hof het oude (Minas)beleid onvoldoende

Nadere informatie

Inteelt en genetische diversiteit van hondenrassen in België

Inteelt en genetische diversiteit van hondenrassen in België Inteelt en genetische diversiteit van hondenrassen in België 23 februari 2012 Prof. Nadine Buys, Dr. Steven Janssens en lic. Katrien Wijnrocx Onderzoeksgroep Huisdierengenetica, K.U.Leuven Overzicht Achtergrond:

Nadere informatie

Genetische diversiteit in de Shetland Pony populatie

Genetische diversiteit in de Shetland Pony populatie Genetische diversiteit in de Shetland Pony populatie Lezing door Ir. Anouk Schurink, onderzoeker bij Wageningen Universiteit, tijdens ALV van het NSPS op 23 november 2013 Er is door Wageningen Universiteit

Nadere informatie

Administratie (GBA) ingeschreven personen, niet gecoördineerd.

Administratie (GBA) ingeschreven personen, niet gecoördineerd. Documentatierapport Geboortegemeente van alle in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) ingeschreven personen, niet gecoördineerd (VRLGBAGEBOORTEGEMEENTETAB) Datum:24 april 2017 Bronvermelding Publicatie

Nadere informatie

Implementations of Tests on the Exogeneity of Selected Variables and Their Performance in Practice M. Pleus

Implementations of Tests on the Exogeneity of Selected Variables and Their Performance in Practice M. Pleus Implementations of Tests on the Exogeneity of Selected Variables and Their Performance in Practice M. Pleus Dat economie in essentie geen experimentele wetenschap is maakt de econometrie tot een onmisbaar

Nadere informatie

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven Neuropsychologische Behandeling en Sociaal Emotioneel Welzijn bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie Neuropsychological Treatment and Social Emotional Well-being of Children with a Severe Form

Nadere informatie