HOF VAN CASSATIE ARRESTEN VAN HET JAARGANG 2009 / NR. 10 MET DE CONCLUSIES EN ANNOTATIES VAN HET OPENBAAR MINISTERIE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "HOF VAN CASSATIE ARRESTEN VAN HET JAARGANG 2009 / NR. 10 MET DE CONCLUSIES EN ANNOTATIES VAN HET OPENBAAR MINISTERIE"

Transcriptie

1 ARRESTEN VAN HET HOF VAN CASSATIE JAARGANG 2009 / NR. 10 MET DE CONCLUSIES EN ANNOTATIES VAN HET OPENBAAR MINISTERIE BEZORGD DOOR DE LEDEN VAN HET HOF VAN CASSATIE ARRESTEN OKTOBER 2009 NRS 539 TOT 632

2 Nr HOF VAN CASSATIE 2155 Nr KAMER - 1 oktober º WETTEN. DECRETEN. ORDONNANTIES. BESLUITEN WERKING IN DE TIJD EN IN DE RUIMTE - WERKING IN DE TIJD - NIEUWE WET 2º FAILLISSEMENT, FAILLISSEMENTSAKKOORD EN GERECHTELIJK AKKOORD BEGRIP. VEREISTEN VAN HET FAILLISSEMENT - STAKING VAN BETALING - TIJDSTIP - RECHTSPERSOON - NIEUWE WET - GEVOLG 3º VENNOOTSCHAPPEN HANDELSVENNOOTSCHAPPEN ALGEMEEN - FAILLISSEMENT - STAKING VAN BETALING - TIJDSTIP - NIEUWE WET - GEVOLG 4º WETTEN. DECRETEN. ORDONNANTIES. BESLUITEN WERKING IN DE TIJD EN IN DE RUIMTE - WERKING IN DE TIJD - FAILLISSEMENT - RECHTSPERSOON - STAKING VAN BETALING - TIJDSTIP - NIEUWE WET - GEVOLG 1º Een nieuwe wet is in de regel niet enkel van toepassing op toestanden die na haar inwerkingtreding ontstaan, maar ook op de toekomstige gevolgen van de onder de vroegere wet ontstane toestanden die zich voordoen of die voortduren onder vigeur van de nieuwe wet, voor zover die toepassing geen afbreuk doet aan reeds onherroepelijk vastgestelde rechten 1. (Art. 2, B.W.) 2º, 3 en 4 Het feit dat de oude Faillissementswet niet in de mogelijkheid voorziet om, in geval van faillissement van een rechtspersoon, het tijdstip van staking van betaling vast te stellen op meer dan zes maanden voor de faillietverklaring, heeft tot gevolg dat de rechter die onder vigeur van de nieuwe wet een rechtspersoon failliet verklaart, dit tijdstip overeenkomstig de nieuwe wet niet kan bepalen op een tijdstip van meer dan zes maanden voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet; er anders over oordelen zou tot gevolg hebben dat de rechten van derden aangetast worden door een retroactieve werking van de nieuwe wet 2. (Art. 12, zesde lid, Faillissementswet 1997) (V. R. e.a. T. BELGISCHE STAAT e.a.) ARREST (AR C N) I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, volgend op een arrest van het Hof van 19 januari 2006, op 18 september 2007 gewezen door het hof van beroep te Brussel. Raadsheer Eric Dirix heeft verslag uitgebracht. 1 Cass., 15 sept. 2005, AR C N, AC, 2005, nr Zie Cass., 19 jan. 2006, AR C N, AC, 2006, nr. 43, met concl. O.M. Het O.M. was thans van mening dat de beperking van het tijdstip van de staking van betaling volgens de oude wet geen verkregen recht deed ontstaan en dat de memorie van antwoord terecht stelde dat het feit dat bepaalde handelingen niet tegenwerpbaar zouden kunnen worden verklaard aan de boedel slechts een secundair gevolg is van de nieuwe wet, alsook dat de eisers zich beriepen op een loutere verwachting volgens de oude wet, zonder enige concrete aanduiding van enig verworven recht. De stelling van de eisers dat onder het oude recht de ontbinding niet meer kon worden aangevochten was een loutere hypothese. Het nieuwe artikel 12, van openbare orde, beoogt de schuldeisers te beschermen tegen frauduleuze faillissementen.

3 2156 HOF VAN CASSATIE Nr. 539 Advocaat-generaal Guy Dubrulle heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDEL De eisers voeren in hun verzoekschrift een middel aan. Geschonden bepalingen en algemene rechtsbeginselen - de artikelen 10, 11 en 159 van de gecoördineerde Grondwet van 17 februari 1994; - artikel 26, 1 en 2, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof; - artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek; - de artikelen 5, 1068 en 1138, 3, van het Gerechtelijk Wetboek; - artikel 442, derde lid, van de wet van 18 april 1851, houdende boek III van het Wetboek van Koophandel, getiteld faillissement, bankbreuk en uitstel van betaling, zoals van toepassing voor haar opheffing bij wet van 8 augustus 1997; - artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 november 1997 tot uitvoering van artikel 150, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1997 op het faillissement; - algemeen rechtsbeginsel krachtens hetwelk het de taak van de rechter is op de hem voorgelegde feiten de juiste rechtsregel toe te passen en desnoods ambtshalve de door partijen aangevoerde rechtsgronden aan te vullen, zoals onder meer afgeleid uit artikel 1138, 3, van het Gerechtelijk Wetboek. Aangevochten beslissing Bij arrest van 18 september 2007 verklaart het hof van beroep te Brussel het hoger beroep van de Belgische Staat en het incidenteel beroep van de curator ontvankelijk en gegrond, verklaart de vrijwillige tussenkomst van de eisers ontvankelijk doch ongegrond, vernietigt het bestreden vonnis, behoudens in zoverre het de kosten ten laste gelegd heeft van de boedel, stelt de datum van staking van betaling van de nv Top Star International in vereffening vast op 1 januari 1997, beveelt dat het arrest binnen de vijf dagen door de griffier bij het hof van beroep te Brussel bij uittreksel zal worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en door de curator binnen dezelfde termijn in twee dagbladen, veroordeelt eisers in hun eigen kosten en legt alle andere kosten ten laste van de failliete boedel. Deze beslissing is onder meer gestoeld op volgende overwegingen: "15. In graad van beroep wordt het hof gevraagd na te gaan of er reeds veel vroeger een feitelijke vereffening van de vennootschap is geweest en waarvoor er aanwijzingen zijn dat deze is bewerkstelligd met de bedoeling nadeel toe te brengen aan de schuldeisers. In dat geval kan de datum van staking van betaling op het moment van de feitelijke vereffening worden geplaatst. Dit betreft de toepassing van artikel 12, laatste lid Faillissementswet dat behoort tot de openbare orde. Het (hof van beroep) dient de voorwaarden voor toepassing van dit artikel ambtshalve na te gaan. 25. Het (hof van beroep) dient zich niet uit te spreken over het al dan niet frauduleus of gesimuleerd karakter van de rechtshandelingen en de eventuele rol daarin van de vrijwillig tussenkomende partijen. Dit debat is in voorliggend geding niet aan de orde. Het (hof van beroep) dient enkel vast te stellen of er aanwijzingen zijn dat de feitelijke vereffening werd bewerkstelligd met de bedoeling om de schuldeisers te benadelen. Op basis van de overwegingen in de voorgaande randnummers komt het (hof van beroep) tot het besluit dat die er zijn. 26. In dat geval kan het tijdstip van staking van betaling worden vastgesteld op de dag van de feitelijke in vereffeningstelling. De grens van zes maanden die algemeen geldt voor het terugstellen van deze datum van staking van betaling speelt dan niet. De vrijwillig tussenkomende partijen voeren nog aan dat het tijdstip enkel kan worden

4 Nr HOF VAN CASSATIE 2157 teruggebracht tot de dag van de feitelijke invereffeningstelling indien er op die dag staking van betaling is, d.w.z. indien de rechter vaststelt dat op die dag de koopman op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en zijn krediet is geschokt. Naar hun mening was dit niet het geval voor de nv Top Star International omdat de belastingschulden waarover het gaat niet op 1 januari 1997 maar pas veel later werden ingekohierd. Op datum van 1 januari 1997 waren er geen opeisbare belastingschulden zodat er ook geen sprake kan zijn van staking van betaling op dat moment. 27. Artikel 12 Faillissementswet bepaalt als algemene regel dat de gefailleerde wordt geacht op te houden te betalen vanaf het vonnis van faillietverklaring. Bij wijze van uitzondering mag de rechtbank dit tijdstip van staking van betaling vervroegen. Daartoe is vereist dat ernstige en objectieve omstandigheden ondubbelzinnig aangeven dat de betalingen voor het vonnis hebben opgehouden. Dat er staking van betaling was vóór het faillissementsvonnis wordt door de vrijwillig tussenkomende partijen erkend aangezien zij een bevestiging van het beroepen vonnis vragen waarin deze datum werd vastgesteld op 18 januari Voor ontbonden vennootschappen geldt dan een bijzondere regel in die zin dat de rechtbank de verdachte periode kan laten ingaan meer dan zes maanden voor het vonnis van faillietverklaring. Als voorwaarde geldt dat er aanwijzingen zijn dat de vereffening is of wordt uitgevoerd met de bedoeling nadeel te berokkenen aan de schuldeisers. De bedoeling van de wetgever ligt hierin dat inzake handelingen die worden gesteld in het kader van verdachte vereffeningen de door de wet bepaalde niet-tegenwerpbaarheden zouden kunnen worden ingeroepen. Voor dit type van vereffeningen geldt een uitzonderingsregel op de algemene bepalingen van staking van betaling. Indien er indicaties zijn van het voornemen de schuldeisers te benadelen, houdt dit precies in dat door de vereffening beoogd wordt dat de schuldeisers of bepaalde onder hen niet zullen worden betaald. Van enig vertrouwen in hoofde van de schuldeisers in de vereffening kan dan ook geen sprake zijn. De vrijwillig tussenkomende partijen kunnen moeilijk voorhouden dat de nv Top Star International nog het vertrouwen van de fiscus genoot, wanneer er aanwijzingen zijn dat met de vereffening de bedoeling voorlag de fiscus te verhinderen nog enige belastingschuld te kunnen innen. De vordering van (de eerste en de tweede verweerders) en van de curator is gegrond". Grieven Eerste onderdeel 1. Naar luid van artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek beschikt een wet alleen voor het toekomende; zij heeft geen terugwerkende kracht. Uit deze bepaling volgt dat een nieuwe wet in beginsel van toepassing is, niet alleen op toestanden die na haar inwerkingtreding ontstaan, maar ook op de toekomstige gevolgen van de onder de vroegere wet ontstane toestanden die zich voordoen of voortduren onder de gelding van de nieuwe wet, voor zover die toepassing geen afbreuk doet aan reeds onherroepelijk vastgestelde rechten. Zij geldt evenwel niet ten aanzien van toestanden die definitief zijn vastgelegd onder de gelding van de oude wet, op straffe van het verlenen van terugwerkende kracht aan deze wet. 2. Bij artikel 149 van de wet van 8 augustus 1997 op het faillissement werd de wet van 18 april 1851 op het faillissement, de bankbreuk en de opschorting van betaling opgeheven. Artikel 150 van deze wet bepaalt voorts dat de bepalingen van deze wet in werking treden op de datum die de Koning bepaalt en uiterlijk zes maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

5 2158 HOF VAN CASSATIE Nr. 539 Bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 november 1997 werd de datum van inwerkingtreding bepaald op 1 januari Uit deze bepalingen volgt dat de Faillissementswet van 8 augustus 1997 van toepassing werd op alle toestanden die zouden ontstaan na 1 januari 1998 evenals op de toekomstige gevolgen van onder de vroegere wet ontstane toestanden die voortduren onder de nieuwe wet, zonder dat de bepalingen van deze nieuwe wet evenwel afbreuk konden doen aan reeds onherroepelijk vastgestelde rechten. 3. Blijkens artikel 12, eerste lid, van de Faillissementswet van 8 augustus 1997, in werking getreden op 1 januari 1998, wordt de gefailleerde geacht op te houden te betalen vanaf het vonnis van faillietverklaring of vanaf de dag van zijn overlijden wanneer de faillietverklaring nadien is uitgesproken. Dat tijdstip kan desnoods worden vervroegd wanneer objectieve en ernstige omstandigheden ondubbelzinnig aangeven dat de betalingen op een vroeger tijdstip werden gestaakt. Het terugbrengen van het tijdstip van staking van betaling op een vroeger tijdstip heeft tot gevolg dat de handelingen die werden verricht in de periode begrepen tussen dat tijdstip en het vonnis van faillietverklaring, bij toepassing van de artikelen 17 tot 21 van de Faillissementswet van 8 augustus 1997 niet tegenwerpbaar zullen kunnen worden verklaard aan de boedel. Blijkens het zesde lid van voornoemd artikel 12 van de Faillissementswet mag het vonnis het tijdstip van staking van betaling niet vaststellen op meer dan zes maanden vóór het vonnis van faillietverklaring, tenzij dit vonnis het faillissement betreft van een meer dan zes maanden vóór de faillietverklaring ontbonden rechtspersoon waarvan de vereffening al dan niet werd afgesloten, en waarvoor aanwijzingen bestaan dat deze is of wordt bewerkstelligd met de bedoeling nadeel te berokkenen aan de schuldeisers. In dat geval kan het tijdstip van de staking van betaling worden vastgesteld op de dag van het ontbindingsbesluit, met als gevolg dat de sindsdien gestelde handelingen bij toepassing van de artikelen 17 e.v. van de Faillissementswet niet tegenwerpbaar aan de boedel zullen kunnen worden verklaard. 4. Op straffe van het verlenen van terugwerkende kracht aan voornoemde bepaling kan zij niet worden toegepast om de datum van staking van betaling terug te brengen op meer dan zes maanden vóór datum van inwerkingtreding van de Faillissementswet van 8 augustus Immers, onder de gelding van de oude Faillissementswet van 18 april 1851 kon blijkens artikel 442, derde lid, het tijdstip van staking van betaling nooit worden bepaald op een tijdstip dat het vonnis van faillietverklaring meer dan zes maanden voorafging, met als gevolg dat handelingen die meer dan zes maanden vóór het vonnis van faillietverklaring werden gesteld, aan de boedel niet niet-tegenwerpbaar konden worden verklaard bij toepassing van de artikelen 445 e.v., de hypothese van artikel 448 van de oude Faillissementswet buiten beschouwing gelaten, indien er sinds het verrichten van deze handelingen reeds meer dan zes maanden waren verlopen. Het terugbrengen van het tijdstip van staking van betaling met toepassing van artikel 12, zesde lid, van de Faillissementswet van 8 augustus 1997 tot meer dan zes maanden vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wet zou dan ook tot gevolg hebben dat handelingen, die onder de gelding van de oude Faillissementswet van 18 april 1851 niet meer aanvechtbaar waren omdat er meer dan zes maanden waren verstreken sinds hun totstandkoming, niettemin niet tegenwerpbaar zouden kunnen worden verklaard aan de boedel bij toepassing van de nieuwe Faillissementswet. Aldus zou weliswaar afbreuk worden gedaan aan toestanden die onder de gelding van de vorige Faillissementswet ingevolge het verstrijken van een termijn van zes maanden sinds het ogenblik waarop de kwestieuze handelingen werden gesteld, definitief waren

6 Nr HOF VAN CASSATIE 2159 voltrokken. 5. Op straffe van miskenning van de niet-terugwerkende kracht van de nieuwe wet kan dan ook het tijdstip van staking van betaling niet worden teruggebracht op een tijdstip dat zich situeert meer dan zes maanden vóór de inwerkingtreding van de nieuwe Faillissementswet. Besluit Waar het hof van beroep bij het bestreden arrest het tijdstip van staking van betaling met toepassing van artikel 12, zesde lid, van de Faillissementswet van 8 augustus 1997 terugbrengt tot op 1 januari 1997, hetzij één jaar vóór de datum van inwerkingtreding van de Faillissementswet van 8 augustus 1997, en derhalve tot op een ogenblik waarop volgens de destijds geldende regeling de datum van staking van betaling maximaal zes maanden kon worden teruggebracht, verleent het hof van beroep aan deze bepaling terugwerkende kracht en verantwoordt het derhalve zijn beslissing niet naar recht (schending van de artikelen 2 van het Burgerlijk Wetboek, 12, zesde lid, 149, 150 van de Faillissementswet van 8 augustus 1997, 1 van het koninklijk besluit van 25 november 1997 tot uitvoering van artikel 150, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1997 op het faillissement, 442, derde lid, van de wet van 18 april 1851, houdende boek III van het Wetboek van Koophandel, getiteld faillissement, bankbreuk en uitstel van betaling, zoals van toepassing vóór haar opheffing bij wet van 8 augustus 1997). Minstens is het hof van beroep, dat nagelaten heeft ambtshalve de niet-toepasselijkheid van artikel 12, zesde lid, van de Faillissementswet op te werpen in zoverre de curator en de Belgische Staat de vaststelling van het tijdstip van staking van betaling op meer dan zes maanden vóór de inwerkingtreding van de Faillissementswet van 8 augustus 1997 nastreefden, tekortgekomen aan zijn verplichting om op de hem voorgelegde feiten de juiste rechtsregel toe te passen en desnoods ambtshalve de door partijen aangevoerde rechtsgronden tot afwijzing van de vordering aan te vullen (schending van artikelen 5, 1068, 1138, 3 van het Gerechtelijk Wetboek, evenals het algemeen rechtsbeginsel dat de rechter op de hem voorgelegde feiten de juiste rechtsregel dient toe te passen en desnoods ambtshalve de door partijen aangevoerde rechtsgronden dient aan te vullen, zoals onder meer afgeleid uit artikel 1138, 3 van het Gerechtelijk Wetboek). Tweede onderdeel 1. Naar luid van artikel 12, eerste lid, van de Faillissementswet van 8 augustus 1997 wordt de gefailleerde geacht op te houden te betalen vanaf het vonnis van faillietverklaring of vanaf de dag van zijn overlijden wanneer de faillietverklaring nadien is uitgesproken. Blijkens het tweede lid van voornoemde wetsbepaling kan dat tijdstip weliswaar worden vervroegd wanneer ernstige en objectieve omstandigheden ondubbelzinnig aangeven dat de betalingen vóór het vonnis hebben opgehouden. De uitdrukking "dat de betalingen voor het vonnis hebben opgehouden", gehanteerd in dat tweede lid, verwijst naar de faillissementsvoorwaarden, vermeld in artikel 2, eerste lid, van dezelfde wet, waarvan de kern hierin bestaat dat de koopman definitief heeft opgehouden te betalen, wat meteen noodzakelijk inhoudt dat hij over geen krediet meer beschikt. Dat betekent dat het tijdstip van staking van betaling enkel kan worden vervroegd wanneer de rechter vaststelt dat de koopman op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en dat zijn krediet is geschokt op het tijdstip waarop de rechtbank de staking van betaling vaststelt. 2. Blijkens het zesde lid van voornoemd artikel 12 van de Faillissementswet kan het vonnis het tijdstip van staking van betaling niet vaststellen op meer dan zes maanden vóór het vonnis van faillietverklaring, tenzij dit vonnis het faillissement betreft van een meer

7 2160 HOF VAN CASSATIE Nr. 539 dan zes maanden vóór de faillietverklaring ontbonden rechtspersoon waarvan de vereffening al dan niet werd afgesloten en waarvoor aanwijzingen bestaan dat deze is of wordt bewerkstelligd met de bedoeling nadeel te berokkenen aan de schuldeisers. In dat laatste geval kan het tijdstip van de staking van betaling worden vastgesteld op de datum van het ontbindingsbesluit. Bij dat lid wordt zodoende het tijdstip gepreciseerd waarop het tijdstip van staking van betaling ten vroegste kan worden teruggebracht. 3. Uit de samenlezing van beide leden volgt aldus dat de curator of de schuldeiser die het tijdstip van staking van betaling wenst te doen vervroegen, het bewijs zal moeten leveren én van ernstige en objectieve omstandigheden die ondubbelzinnig aangeven dat de betalingen vóór het vonnis hebben opgehouden, én van aanwijzingen dat de in vereffeningstelling was of werd bewerkstelligd met de bedoeling om de schuldeisers te benadelen, met dien verstande dat de rechter het tijdstip van staking van betaling ten vroegste zal kunnen vaststellen op een ogenblik waarop aan beide voorwaarden gelijktijdig is voldaan. Er zal, m.a.w., op datum van het ontbindingsbesluit moeten voldaan zijn aan de voorwaarden gesteld in het tweede lid van voornoemd artikel 12 van de Faillissementswet opdat, bij toepassing van het zesde lid van diezelfde wetsbepaling, het tijdstip van staking van betaling op dat ogenblik zou kunnen worden bepaald. Het zesde lid wijkt immers niet af van het bepaalde van het tweede lid. Uit dat lid volgt enkel dat in geval van aanwijzingen van bedrieglijke in vereffeningstelling het tijdstip van staking van betaling 'kan' worden teruggebracht tot meer dan zes maanden vóór het vonnis van faillietverklaring. 4. Het komt derhalve aan de rechter, die het tijdstip van staking van betaling wenst te vervroegen, toe vast te stellen dat op dat welbepaalde tijdstip de gefailleerde zijn betalingen reeds op duurzame wijze had gestaakt en dat het vertrouwen van de schuldeisers reeds aan het wankelen was. Noch het feit dat er sprake zou zijn van een feitelijke vereffening, noch het feit dat de in vereffeningstelling zou zijn gebeurd met de bedoeling om de schuldeisers te benadelen, impliceren weliswaar dat beide faillissementsvoorwaarden op datum van het ontbindingsbesluit reeds voorhanden waren. De vennootschap kan immers op de realisatie van beide voorwaarden geanticipeerd hebben. Besluit Waar het hof van beroep oordeelt dat het tijdstip van staking van betaling moet worden bepaald op 1 januari 1997, datum waarop een aanvang werd genomen met het uithollen van de vennootschap, om de enkele reden dat er aanwijzingen bestaan van een bedrieglijke in vereffeningstelling, zonder dat tevens moet vaststaan dat op dat tijdstip de gefailleerde zijn betalingen reeds op duurzame wijze had gestaakt en dat zijn krediet reeds op dat tijdstip aan het wankelen was, verantwoordt het hof van beroep zijn beslissing niet naar recht (schending van artikelen 2 en 12, eerste, tweede en zesde lid, van de Faillissementswet van 8 augustus 1997). In ieder geval verantwoordt het hof van beroep zijn beslissing niet naar recht waar het meent dat het wankelen van het krediet volgt uit de enkele omstandigheid dat de vereffening gebeurde met de bedrieglijke benadeling van de rechten van schuldeisers (schending van artikelen 2 en 12, zesde lid, van de Faillissementswet van 8 augustus 1997). Derde onderdeel Naar luid van artikel 12, eerste lid, van de Faillissementswet van 8 augustus 1997 wordt de gefailleerde geacht op te houden te betalen vanaf het vonnis van faillietverklaring of

8 Nr HOF VAN CASSATIE 2161 vanaf de dag van zijn overlijden wanneer de faillietverklaring nadien is uitgesproken. Uit het tweede lid van dat artikel volgt dat dit tijdstip weliswaar kan worden vervroegd wanneer ernstige en objectieve omstandigheden ondubbelzinnig aangeven dat de betalingen voor het vonnis hebben opgehouden. Blijkens het zesde lid van voornoemd artikel 12 van de Faillissementswet kan het vonnis het tijdstip van staking van betaling niet vaststellen op meer dan zes maanden vóór het vonnis van faillietverklaring, tenzij dit vonnis het faillissement betreft van een meer dan zes maanden vóór de faillietverklaring ontbonden rechtspersoon waarvan de vereffening al dan niet werd afgesloten en waarvoor aanwijzingen bestaan dat deze is of wordt bewerkstelligd met de bedoeling nadeel te berokkenen aan de schuldeisers. Bedoeld worden hiermee de rechtspersonen waarvan sprake in het laatste lid van artikel 2 van de Faillissementswet. Luidens deze bepaling kan de ontbonden rechtspersoon failliet worden verklaard tot zes maanden na de sluiting van de vereffening. Uit artikel 12, zesde lid, van de Faillissementswet volgt dat deze mogelijkheid om het tijdstip tot meer dan zes maanden terug te brengen enkel bestaat in hoofde van rechtspersonen die formeel werden ontbonden, en dit tenminste zes maanden vóór het vonnis van faillietverklaring. Wanneer een rechtspersoon sinds meer dan zes maanden werd ontbonden, kan aldus het tijdstip van staking van betaling onbeperkt worden teruggebracht tot op het ogenblik van het ontbindingsbesluit, waarvan bovendien wordt aangenomen dat het niet noodzakelijk de vorm van een formeel ontbindingsbesluit moet aannemen, maar kan samenvallen met de feitelijke in vereffeningstelling van de vennootschap, meer dan drie en een half jaar voor haar formele ontbinding en meer dan vijf en een half jaar voor haar faillietverklaring. Wanneer het faillissement een niet ontbonden rechtspersoon betreft dan wel een rechtspersoon die sinds minder dan zes maanden werd ontbonden, zal het tijdstip van staking van betaling nooit kunnen worden vastgesteld op meer dan zes maanden vóór het vonnis van faillietverklaring, en dit zelfs zo zou blijken dat voor dit tijdstip de vereffening van de ontbonden vennootschap werd bewerkstelligd met de bedoeling om de schuldeisers te benadelen of dat meer dan zes maanden voor het faillissement van de niet ontbonden rechtspersoon bepaalde handelingen werden gesteld die het actief van deze rechtspersoon volledig uitholden zonder dat zij evenwel gevolgd werden door de ontbinding van de rechtspersoon. Voor deze onderscheiden behandeling van rechtspersonen bestaat er weliswaar geen enkele objectieve en redelijke verantwoording, nu aan het faillissement van een sinds minder dan zes maanden ontbonden rechtspersoon evenzeer handelingen die wijzen op een frauduleuze vereffening kunnen voorafgaan, net zoals dat ook het geval kan zijn met een vennootschap die niet werd ontbonden voor haar faillietverklaring. Aldus wordt er een duidelijke ongelijkheid gecreëerd tussen rechtspersonen zonder dat hiervoor een redelijke verantwoording voorhanden is. Besluit Waar het hof van beroep met toepassing van artikel 12, zesde lid, van de Faillissementswet oordeelt het tijdstip van staking van betaling te kunnen terugbrengen tot op 1 januari 1997, zijnde het tijdstip waarop naar het oordeel van het (hof van beroep) de vennootschap feitelijk in vereffening werd gesteld, hetzij meer dan vijf jaar vóór de datum van faillietverklaring en meer dan drie jaar voor haar formele ontbinding, bepaling die enkel geldt ten aanzien van meer dan zes maanden voor de faillietverklaring ontbonden rechtspersonen, met uitsluiting van andere rechtspersonen die ook worden failliet verklaard, doch zonder voorafgaandelijk te zijn ontbonden dan wel sinds minder dan zes maanden te zijn ontbonden, zonder dat voor deze onderscheiden behandeling een objec-

9 2162 HOF VAN CASSATIE Nr. 539 tieve en redelijke verantwoording voorhanden is, maakt het hof van beroep toepassing van een bepaling die strijdig is met het gelijkheidsbeginsel (schending van artikelen 10, 11 en 159 van de gecoördineerde Grondwet van 17 februari 1994) en kon het derhalve niet wettig beslissen bij toepassing van artikel 12, zesde lid, van de Faillissementswet van 8 augustus 1997 het tijdstip van staking van betaling terug te brengen op 1 januari 1997 (schending van artikel 12, zesde lid, van de Faillissementswet van 8 augustus 1997). Derhalve verzoekt de eiseres het Hof alvorens over dit onderdeel uitspraak te doen bij toepassing van artikel 26, 1 en 2, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, aan het Grondwettelijk Hof volgende prejudiciële vraag voor te leggen: "Schendt artikel 12, zesde lid, van de Faillissementswet van 8 augustus 1997 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre uit deze bepaling volgt dat in geval van faillietverklaring van een meer dan zes maanden voor de faillietverklaring ontbonden rechtspersoon de datum van staking van betaling onbeperkt in de tijd kan worden teruggebracht tot op het tijdstip van het ontbindingsbesluit, dat in de stelling van het hof van beroep aan het formele ontbindingsbesluit kan voorafgaan en zich situeren op het tijdstip waarop deze vennootschap feitelijk in vereffening werd gesteld, zonder dat er op het terugbrengen van dat tijdstip enige beperking in de tijd bestaat, daar waar in geval van een faillietverklaring van een niet ontbonden rechtspersoon of van een rechtspersoon die minder dan zes maanden voor het vonnis van faillietverklaring werd ontbonden het tijdstip ten hoogste op zes maanden voor de datum van dat vonnis van faillietverklaring kan worden bepaald, ofschoon ook aan dat faillissement meer dan zes maanden voor het faillissementsvonnis een feitelijke in vereffeningstelling kan zijn voorafgegaan". III. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste onderdeel 1. De wet beschikt alleen voor het toekomende en heeft geen terugwerkende kracht. Een nieuwe wet is in de regel niet enkel van toepassing op toestanden die na haar inwerkingtreding ontstaan, maar ook op de toekomstige gevolgen van de onder de vroegere wet ontstane toestanden die zich voordoen of die voortduren onder vigeur van de nieuwe wet, voor zover die toepassing geen afbreuk doet aan reeds onherroepelijk vastgestelde rechten. 2. Het feit dat de oude Faillissementswet niet in de mogelijkheid voorziet om, in geval van faillissement van een rechtspersoon, het tijdstip van staking van betaling vast te stellen op meer dan zes maanden voor de faillietverklaring, heeft tot gevolg dat de rechter die onder vigeur van de nieuwe wet een rechtspersoon failliet verklaart, dit tijdstip overeenkomstig de nieuwe wet niet kan bepalen op een tijdstip van meer dan zes maanden voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet. Er anders over oordelen zou tot gevolg hebben dat de rechten van derden aangetast worden door een retroactieve werking van de nieuwe wet. Het onderdeel is gegrond. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest.

10 Nr HOF VAN CASSATIE 2163 Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Gent. 1 oktober kamer Voorzitter: de h. Verougstraete, voorzitter Verslaggever: de h. Dirix Andersluidende conclusie van de h. Dubrulle, advocaat-generaal Advocaten: mrs. Geinger en Claeys Boúúaert. Nr KAMER - 1 oktober º BESLAG ALLERLEI - BESLAG INZAKE NAMAAK - BESCHIKKING - DESKUNDIG VERSLAG - GEEN DAGVAARDING TEN GRONDE - DERDE - TEGENSTELBAARHEID 2º BRIEVEN - - KENNISNAME - VOORWAARDE 3º BRIEVEN - - KENNISNAME - GEBRUIK - VERBAND 1º De bepaling dat de beschikking van de beslagrechter, verleend overeenkomstig artikel 1481 van het Gerechtelijk Wetboek, van rechtswege ophoudt gevolg te hebben, indien binnen een maand na de verzending van het deskundig verslag, de beschrijving niet wordt gevolgd door een dagvaarding ten gronde, houdt onder meer in dat het verslag niet kan worden ingeroepen tegen een derde, geen partij in de beslagprocedure inzake namaak, aan wie, op grond van het verslag, namaak wordt verweten, in geval die derde niet binnen de maand na de verzending van het deskundig verslag voor de rechtbank betreffende de zaak zelf wordt gedagvaard 1. (Art. 1488, Ger.W.) 2º De opzettelijke kennisname van het bestaan van een , alsook het gebruik van die kennis of van de informatie die zodoende met of zonder opzet werd verkregen, is uitgesloten voor wie niet vooraf de nodige toestemmingen heeft gekregen. (Art. 124, 1 en 4, Wet 13 juni 2005) 3º Kennisname en gebruik van de inhoud van een zijn gebonden aan de kennisname en gebruik van het bestaan ervan. (Art. 124, 1 en 4, Wet 13 juni 2005) (SCHEPENS nv T. VAN RAAK CHEMICALS nv) ARREST (AR C N) I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 6 september 2007 gewezen door het hof van beroep te Antwerpen. 1 Art Ger. W., voor zijn opheffing bij art. 33 W. 10 mei 2007, toen van kracht en dat het middel dus als geschonden kon aanwijzen (zie Cass., 20 dec. 2007, AR C F, AC, 2007, nr Zie E. DIRIX & K. BROECKX, Beslag, APR, Story-Scientia, 2001, 309, nr. 491; M.-C. JANSSENS, Drie wetten inzake handhaving van intellectuele rechten openen nieuwe horizonten in de strijd tegen namaak en piraterij, RW, , 930 (938).

11 2164 HOF VAN CASSATIE Nr. 540 Voorzitter Ivan Verougstraete heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Guy Dubrulle heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDELEN De eiseres voert in haar verzoekschrift twee middelen aan. Eerste middel Geschonden wettelijke bepalingen - artikel 1488 van het Gerechtelijk Wetboek. Aangevochten beslissingen Het bestreden arrest: "Verklaart het hoger beroep gegrond, het incidenteel beroep ongegrond. weert uit het debat het verslag Savelkoul en de hieruit geputte stukken evenals de stukken 5,6,7 en 16 uit het bundel van (de eiseres). Wijzigt het bestreden vonnis en opnieuw wijzende, verklaart de stakingsvordering zoals uitgebreid ongegrond. Verwijst (de eiseres) in de kosten van beide aanleggen, (...)." op grond van de motieven op p. 5-6: "- verslag Savelkoul: Krachtens artikel 1488 van het Gerechtelijk Wetboek moet ingeval van beschrijvend beslag inzake namaak de bodemprocedure ingeleid worden binnen de maand na verzending van het verslag aan de procespartijen bij gebreke waaraan de beschikking van rechtswege ophoudt gevolg te hebben en de verzoeker (de eiseres) kan geen gebruik maken van de inhoud of deze openbaar maken. Dit verslag werd in casu aan partijen verzonden op 24 april 2006 terwijl de bodemprocedure werd ingeleid op 9 juni 2006 derhalve laattijdig. Het verbod tot gebruik is algemeen geformuleerd en niet beperkt tot de bodemprocedure inzake de namaak zoals (de eiseres) stelt zodat het in geen enkele andere procedure mag gebruikt worden en er geen enkele ruchtbaarheid aan mag gegeven worden. Onterecht stelt (de eiseres) dat deze termijn van één maand slechts begon te lopen na 6 juni 2006 omdat de deskundige toen een brief richtte aan de rechtbank teneinde, op verzoek van de raadsman van (de eiseres), een CD aan zijn verslag toe te voegen. Deze brief die ruim één maand na neerlegging en verzending van het verslag is opgesteld, vat verder gewoonweg de bevindingen van het op 28 april 2006 neergelegd verslag samen zonder verdere uitleg omtrent deze wel eigenaardige handelswijze (deze brief werd kennelijk niet aan de procespartij V. verzonden). De eerste rechter heeft dan ook terecht dit verslag uit het debat geweerd". en op p. 7: "(De eiseres) legt tevens een stuk 16 neer dat kennelijk een schrijven is van de heer V. (of een weergave daarvan) aan (de verweerster). Uit de conclusies van (de eiseres) blijkt dat dit stuk deel uitmaakt van het verslag Savelkoul dat buiten het beraad moet gehouden worden". Grieven Artikel 1488 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de beschikking van de rechter, verleend overeenkomstig artikel 1481 van hetzelfde wetboek, van rechtswege ophoudt gevolg te hebben, indien binnen een maand na de verzending, bepaald volgens de poststempel van de in artikel 1487 van hetzelfde wetboek voorziene per post aangetekende verzending van het verslag, de beschrijving van de namaak niet wordt gevolgd door een dagvaarding betreffende de zaak zelf voor de rechtbank. In dat geval kan de verzoeker van het beslag inzake namaak geen gebruik maken van de inhoud van het verslag of deze openbaar maken. Dit verbod viseert niet het gebruik in een procedure ten aanzien van derden, die geen

12 Nr HOF VAN CASSATIE 2165 partij zijn bij de beslagprocedure inzake namaak. Hieruit volgt dat het bestreden arrest onwettig het verslag Savelkoul en het stuk 16 van de eiseres uit het debat weert in de stakingsprocedure tussen de eiseres en de verweerster, omdat de eiseres in geen enkele procedure van geen van beide gebruik mag maken of ruchtbaarheid eraan geven, terwijl de verweerster geen partij was in de beslagprocedure inzake namaak en het verbod daarvoor niet geldt (schending van artikel 1488 van het Gerechtelijk Wetboek). Tweede middel Geschonden wettelijke bepalingen - artikel 149 van de gecoördineerde Grondwet; - de artikelen 124 en 125 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie; - artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek. Aangevochten beslissingen Het bestreden arrest: "Verklaart het hoger beroep gegrond, het incidenteel beroep ongegrond. Weert uit het debat het verslag Savelkoul en de hieruit geputte stukken evenals de stukken 5,6,7 en 16 uit het bundel van (de eiseres). Wijzigt het bestreden vonnis en opnieuw wijzende, verklaart de stakingsvordering zoals uitgebreid ongegrond. Verwijst (de eiseres) in de kosten van beide aanleggen, (...)" op grond van de motieven op p. 6-7: " s (De eiseres) wenst zich te beroepen op twee mails (stukken 14 en 15) die de heer V. aan een zekere D. verzond, op een mail door V. verstuurd aan een zekere O. (stuk 5) en op twee mails die hij zichzelf verstuurde in maart 2006 (stukken 6 en 7). Anders dan (de eiseres) lijkt te suggereren is de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie wel degelijk van toepassing op verkeer; de eerste rechter heeft het bewijsmateriaal ook in het licht van deze wet beoordeeld en (de eiseres) stelt in conclusies overigens uitdrukkelijk dat zij voor een deel der betrokken mails die in het beraad werden betrokken, de motivering van de eerste rechter bijtreedt. Artikel 124 van de wet van 13 juni 2005 bepaalt dat zonder toestemming van alle andere, direct of indirect betrokken personen, niemand: - kennis mag nemen van het bestaan van informatie van alle aard die via elektronische weg is verstuurd en niet persoonlijk voor hem bestemd is (1 lid); - de informatie, identificatie of gegevens die met of zonder opzet werden verkregen, wijzigen, schrappen, kenbaar maken, opslaan of er enig gebruik van maken (4 lid). Niet betwist is dat de mails gericht aan D. door deze laatste aan (de eiseres) werden overgemaakt; D. kon als bestemmeling vrij beschikken over deze mails die op rechtmatige wijze in het bezit zijn gekomen van (de eiseres) die er zoals door de eerste rechter beslist gebruik van mag maken. De overige mails door V. verstuurd zaten in zijn mailbox bij (de eiseres) voor wie zij uiteraard niet bedoeld waren zodat deze bij gebreke aan toestemming vanwege de afzender en bestemmeling niet mogen gebruikt worden. De eerste rechter oordeelde dat nu deze mails dateren van na de beëindiging der consultancyopdracht van V., hij informatie ontvreemdde waarop hij geen recht had, hij hierdoor een strafbare daad stelde zodat (de eiseres) terecht de regel 'nemo auditur' kon inroepen en zich minstens mag beroepen op het feit dat de heer V. essentiële informatie over haar werking heeft meegenomen. Deze mails werden door de eerste rechter in het beraad betrokken. De vraag naar het rechtmatig gebruik van deze mails kan evenwel niet afhan-

13 2166 HOF VAN CASSATIE Nr. 540 kelijk gesteld worden van de inhoud van deze mails evenmin als van het tijdstip van verzending. De stukken 5, 6 en 7 dienen dan ook uit het debat geweerd te worden". Grieven Eerste onderdeel Volgens artikel 124 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie mag niemand, indien hij daartoe geen toestemming heeft gekregen van alle andere, direct of indirect betrokken personen: "1 met opzet kennis nemen van het bestaan van informatie van alle aard die via elektronische weg is verstuurd en die niet persoonlijk voor hem bestemd is; 2 met opzet de personen identificeren die bij de overzending van de informatie en de inhoud ervan betrokken zijn; 3 onverminderd de toepassing van de artikelen 122 en 123, met opzet kennis nemen van gegevens inzake elektronische communicatie en met betrekking tot een andere persoon; 4 de informatie, identificatie of gegevens die met of zonder opzet werden verkregen, wijzigen, schrappen, kenbaar maken, opslaan of er enig gebruik van maken". Deze bepaling viseert, blijkens zijn bewoordingen en de voorbereidende werken, samengevat het kennisnemen van het bestaan van met telecommunicatie overgebrachte gegevens, meer bepaald het loutere feit van de overdracht, zoals de registratie van de naam van de correspondenten, het tijdstip, de duur. De inhoud van een telecommunicatie wordt daarentegen beschermd door de artikelen 259bis en 314bis van het Strafwetboek. Aldus is de inhoud, nl. de eigenlijke substantie van een , niet beschermd door voormeld artikel 124 van de wet van 13 juni 2005 en kan bijgevolg deze bepaling niet ingeroepen worden om zich tegen het gebruik van de inhoud van een te verzetten. Hieruit volgt dat het bestreden arrest zijn beslissing, - de stukken 5, 6 en 7 uit het bundel van eiseres uit het debat te weren, omdat het rechtmatig gebruik van deze mails niet afhankelijk kan worden gesteld van de inhoud ervan en die inhoud niet mag gebruikt worden gezien het voormeld artikel 124, 4, zich tegen dat gebruik verzet, niet naar recht verantwoordt, gezien het voormeld artikel 124, 4, enkel het gebruik uitsluit van de kennis van het bestaan de zoals bedoeld in hetzelfde artikel 124, 1, en niet het gebruik van de inhoud van een uitsluit (schending van artikel 124 van de aangehaalde wet van 13 juni 2005, inzonderheid het 1ste en 4de) Tweede onderdeel Volgens artikel 125, 1, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie zijn de bepalingen van artikel 124 van dezelfde wet niet van toepassing wanneer de wet het stellen van bedoelde handelingen toestaat of oplegt. Artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek laat toe zijn eigendom te beschermen na de ontvreemding ervan. De eiseres in haar synthese-beroepsconclusies voerde aan: "De stukken 6 en 7 bevatten (...) geen eigen informatie van Dhr. V. aan derden, doch is louter het zichzelf doormailen van computerbestanden die eigendom zijn van (de eiseres)". Hieruit volgt dat het bestreden arrest niet naar genoegen van recht gemotiveerd is doordat de appelrechters niet hebben geantwoord op de aanvoering dat eiseres zich verweerde tegen de ontvreemding van haar eigendom (schending van artikel 149 van de gecoördineerde Grondwet), minstens onwettig de stukken 5, 6 en 7 van het bundel van de eiseres uit het debat weert op grond van de bepalingen van artikel 124 van de voormelde wet van 13 juni 2005, die evenwel niet van toepassing zijn nu de wet met artikel 544 van

14 Nr HOF VAN CASSATIE 2167 het Burgerlijk Wetboek toelaat van het bestaan van die s kennis te nemen (Schending van de artikelen 124 en 125 van de aangehaalde wet van 13 juni 2005 en artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek). III. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste middel 1. Krachtens het te dezen toepasselijk artikel 1488 van het Gerechtelijk Wetboek, houdt de beschikking van de beslagrechter, verleend overeenkomstig artikel 1481 van dit wetboek, van rechtswege op gevolg te hebben, indien binnen een maand na de verzending van het deskundig verslag, de beschrijving niet wordt gevolgd door een dagvaarding ten gronde. De verzoeker kan van de inhoud van het deskundig verslag geen gebruik maken of het openbaar maken. 2. Deze bepaling houdt onder meer in dat het verslag niet kan worden ingeroepen tegen een derde, geen partij in de beslagprocedure inzake namaak, aan wie, op grond van het verslag, namaak wordt verweten, in geval die derde niet binnen de maand na de verzending van het deskundig verslag voor de rechtbank betreffende de zaak zelf wordt gedagvaard. 3. Het middel dat van het tegendeel uitgaat, faalt naar recht. Tweede middel Eerste onderdeel 4. Krachtens artikel 124, 1 en 4, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie mag niemand, indien hij daartoe geen toestemming heeft gekregen van alle andere, direct of indirect betrokken personen, met opzet kennis nemen van het bestaan van informatie van alle aard die via elektronische weg is verstuurd en die niet persoonlijk voor hem is bestemd, noch van de informatie die met of zonder opzet werd verkregen, enig gebruik maken. Bovengenoemd artikel sluit dus onder meer de opzettelijke kennisname van het bestaan van een uit, alsook het gebruik van die kennis of van de informatie die zodoende met of zonder opzet werd verkregen, door wie niet vooraf de nodige toestemmingen heeft gekregen. 5. Wie kennis neemt van de inhoud van een , kan dit niet doen zonder tegelijk kennis te nemen van het bestaan ervan. Kennisname en gebruik van de inhoud van een zijn gebonden aan de kennisname en gebruik van het bestaan van deze Het onderdeel dat ervan uitgaat dat artikel 124, 1 en 4, van de wet van 13 juni 2005 enkel slaat op externe elementen en niet kan slaan op het bericht in zijn geheel met inbegrip van de inhoud, faalt naar recht. Tweede onderdeel 7. De appelrechters stellen vast dat de in het onderdeel bedoelde mails dateren van na de beëindiging van de consultancyopdracht van de heer V. en dat de eerste rechter hieruit besloot dat de mails informatie bevatten die de heer V. ontvreemdde en waarop hij geen recht had. 8. Door te overwegen dat de vraag naar het rechtmatig gebruik van de mails

15 2168 HOF VAN CASSATIE Nr. 540 niet kan afhankelijk gesteld worden van de inhoud ervan, evenmin als van het tijdstip ervan, en door hiermee het oordeel van de eerste rechter te hervormen, in die zin dat de mails, ongeacht hun inhoud, worden geweerd, beantwoorden en verwerpen de appelrechters het middel waarbij de eiseres wijst op de inhoud van de mail, m.n. op het feit dat deze inhoud eigendom zou zijn van de eiseres en zodoende de toepassing van artikel 125 van de wet van 13 juni 2005 zou uitsluiten. 9. Verder gaat het onderdeel ervan uit dat werd vastgesteld dat de in het onderdeel vermelde mails bestanden bevatten die eigendom waren van de eiseres. Het bestreden arrest stelt dit niet vast. 10. Het onderdeel berust op een verkeerde lezing van het bestreden arrest en mist feitelijke grondslag. Dictum Het Hof, Verwerpt het cassatieberoep. Veroordeelt de eiseres in de kosten. 1 oktober kamer Voorzitter en Verslaggever: de h. Verougstraete, voorzitter Gelijkluidende conclusie van de h. Dubrulle, advocaat-generaal Advocaten: mrs. Wouters en van Eeckhoutte. Nr KAMER - 1 oktober 2009 OVERHEIDSOPDRACHTEN (WERKEN. LEVERINGEN. DIENSTEN) - NIETIGE INSCHRIJVING - VERPLICHTING VAN HET BESTUUR - VERZOEK TOT VERANTWOORDING - VOORWAARDE Wanneer de inschrijving wegens afwijking van de essentiële besteksbepalingen, zoals prijzen, termijnen en technische specificaties, nietig is, moet het bestuur die inschrijving als onregelmatig en derhalve als niet bestaande beschouwen en is het, slechts bij afwijzing van de inschrijving wegens het blijkbaar abnormaal karakter van de prijs, ertoe gehouden, vooraleer hiertoe over te gaan, de inschrijver te verzoeken een verantwoording te verstrekken en de aldus gegeven uitleg te onderzoeken. (Art. 12, 1, Wet 14 juli 1976 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten; Artt. 14, eerste en tweede lid, en 25, 1 en 2, K.B. 22 april 1977) (STOCKMAN INGENIEURSBUREAU nv T. KATHOLIEK ONDERWIJS GENT-AGGLOMERATIE vzw) ARREST (AR C N) I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 11 april 2007 gewezen door het hof van beroep te Gent. Raadsheer Alain Smetryns heeft verslag uitgebracht.

16 Nr HOF VAN CASSATIE 2169 Advocaat-generaal Guy Dubrulle heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDEL De eiseres voert in haar verzoekschrift een middel aan. Het verzoekschrift is aan dit arrest gehecht en maakt er deel van uit. III. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste onderdeel 1. Krachtens artikel 12, 1, van de wet van 14 juli 1976 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, zoals te dezen van toepassing, moet, wanneer de bevoegde overheid beslist de opdracht te gunnen, deze worden toevertrouwd aan de inschrijver die de laagste regelmatige inschrijving heeft ingediend op straffe van schadeloosstelling vastgesteld op 10 pct. van het bedrag van deze inschrijving. Krachtens artikel 14, eerste lid, van het koninklijk besluit van 22 april 1977 betreffende de overheidsopdrachten voor aannemingen van werken, leveringen en diensten, zoals te dezen van toepassing, wordt de inschrijving overeenkomstig het bij het bestek behorende model opgemaakt en wordt ze door de inschrijver of zijn gemachtigde ondertekend. Krachtens artikel 14, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, moeten doorhalingen, overschrijvingen, aanvullingen of wijzigingen, zowel in de inschrijving als in de bijlagen, die de essentiële voorwaarden van de opdracht zoals prijzen, termijnen, technische specificaties kunnen beïnvloeden, eveneens door de inschrijver of zijn gemachtigde worden ondertekend. Krachtens artikel 25, 1, van dit koninklijk besluit, kan het bestuur, onverminderd de nietigheid van elke inschrijving wegens afwijking van de essentiële besteksbepalingen, zoals die van artikel 14, tweede lid, de inschrijvingen als onregelmatig en derhalve als niet bestaande beschouwen, indien zij niet overeenstemmen met de bepalingen van afdeling 2, enig voorbehoud inhouden of bestanddelen bevatten die niet met de werkelijkheid overeenstemmen. Krachtens artikel 25, 2, van voormeld koninklijk besluit, moet het bestuur evenwel, vooraleer het een inschrijving afwijst inzonderheid met verwijzing naar artikel 20, 5, wegens haar blijkbaar abnormaal hoge of abnormaal lage eenheidsprijzen of totale prijzen, de betrokken inschrijver per aangetekende brief verzoeken hierover, binnen een termijn van 12 kalenderdagen, de noodzakelijke verantwoordingen te verstrekken en laat het bestuur, na onderzoek van de gegeven uitleg, de inschrijver weten welke prijzen nog als abnormaal worden beschouwd. 2. Uit deze bepalingen volgt dat het bestuur, wanneer de inschrijving wegens afwijking van de essentiële besteksbepalingen, zoals prijzen, termijnen en technische specificaties, nietig is, die inschrijving als onregelmatig en derhalve als niet bestaande moet beschouwen en dat het, slechts bij afwijzing van de inschrijving wegens het blijkbaar abnormaal karakter van de prijs, ertoe gehouden is, vooraleer hiertoe over te gaan, de inschrijver te verzoeken een verantwoording te verstrekken en de aldus gegeven uitleg te onderzoeken.

17 2170 HOF VAN CASSATIE Nr Het hof van beroep stelt op derdenverzet vast dat: - de eiseres al na een eerste analyse van de inschrijvingen, ervan uitging dat de inschrijving van de tweede verweerster onregelmatig was en daarom geweigerd diende te worden; - de eerste verweerster in haar in de aanvankelijke procedure voor de eerste rechter neergelegde conclusie stelde dat de bijlage van de offerte van de tweede verweerster op zichzelf voldoende was om de inschrijving te weigeren, daar het duidelijk was dat de inschrijving niet conform was, daar ze geen overwerkschakelaars voorzag zoals door het bestek bepaald; - de eiseres in een brief van 9 januari 2001 uiteenzette dat die overwerkschakelaars met soepele, instelbare tijdsuren, een essentieel onderdeel van de installatie zijn; - uit dit alles blijkt dat de eiseres ervan uitging dat de inschrijving van de tweede verweerster manifest onregelmatig was; - de eiseres de tweede verweerster niettemin verzocht een aantal concrete verduidelijkingen te verschaffen; - niet blijkt dat de eiseres bij het voorstel tot toewijzing rekening hield met de, ingevolge dit verzoek, door de tweede verweerster gegeven antwoorden en toelichtingen. Verder oordeelt het hof op derdenverzet dat de passieve houding van de eiseres, na ontvangst van het uitvoerig antwoord van de tweede verweerster, op zijn minst bevreemdend en niet in overeenstemming is met haar rol als ontwerper, dat het hof van beroep bij de aanvankelijke beoordeling van het geschil tussen de eerste en de tweede verweerster dan ook op goede gronden vermocht te besluiten dat er sprake was van een "bizarre gang van zaken waarover geen redelijke en/of aannemelijke uitleg werd gegeven" en dat de eiseres, in het kader van haar derdenverzet, op haar beurt niet aantoont hoe zij in dergelijke omstandigheden in redelijkheid tot de conclusie is kunnen komen dat de inschrijving van de tweede verweerster als onregelmatig diende te worden gehandhaafd. 4. Het hof op derdenverzet dat zonder uit te sluiten dat de inschrijving van de tweede verweerster, zoals door de eiseres aangevoerd, afweek van essentiële technische specificaties van het bestek, aldus oordeelt dat de inschrijving van de tweede verweerster door het bestuur niet als onregelmatig mocht worden beschouwd, om de enkele reden dat hierbij geen rekening werd gehouden met het door de tweede verweerster op verzoek van de eiseres verstrekte uitleg, verantwoordt zijn beslissing niet naar recht. Het onderdeel is gegrond. Omvang van de cassatie 5. De vernietiging op grond van het eerste onderdeel van de beslissing die het derdenverzet afwijst om reden van de beweerde onzorgvuldigheid van de eiseres, strekt zich uit tot de beslissing over de uitbreiding van de vordering van de eiseres in verband met de schadevergoeding die de eerste verweerster aan de tweede verweerster moest betalen gezien de nauwe band die er bestaat tussen deze beslissingen.

18 Nr HOF VAN CASSATIE 2171 Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Brussel. 1 oktober kamer Voorzitter: de h. Verougstraete, voorzitter Verslaggever: de h. Smetryns Gelijkluidende conclusie van de h. Dubrulle, advocaat-generaal Advocaten: mrs. Geinger en Maes. Nr KAMER - 1 oktober º ECHTSCHEIDING EN SCHEIDING VAN TAFEL EN BED ECHTSCHEIDINGSPROCEDURE ECHTSCHEIDING OP GROND VAN BEPAALDE FEITEN - BEWIJS - GETUIGEN - BLOEDVERWANTEN IN DE NEDERDALENDE LIJN - VERBOD - BEGRIP - GRENZEN 2º BEWIJS BURGERLIJKE ZAKEN GETUIGEN - ECHTSCHEIDINGSPROCEDURE - ECHTSCHEIDING OP GROND VAN BEPAALDE FEITEN - BLOEDVERWANTEN IN DE NEDERDALENDE LIJN - VERBOD - BEGRIP - GRENZEN 1º en 2 Het verbod om bloedverwanten in nederdalende lijn te horen in zaken waarin hun bloedverwanten in opgaande lijn tegengestelde belangen hebben steunt op de overweging dat het niet past dat bloedverwanten in nederdalende lijn stelling nemen in conflicten tussen hun ouders; dit verbod moet begrepen worden in die zin dat geen enkele verklaring van de bloedverwanten in nederdalende lijn, ongeacht de vorm waarin ze is verkregen, tijdens een geding tussen hun ouders, in rechte mag worden overgelegd, behalve de verklaringen betreffende feiten waarvan ze persoonlijk het slachtoffer zouden zijn geweest 1. (Art. 931, tweede lid, Ger.W.) (B. T. D.) ARREST (AR C N) I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 5 maart 2008 gewezen door het hof van beroep te Antwerpen. 1 Cass., 27 april 1984, AR 4320, AC., , nr Dat precedent, zoals Cass., 27 sept. 1974, AC, 1975, 127 en Cass., 11 okt. 1979, AC., , nr. 105, waarnaar het verwijst, heeft betrekking op een echtscheidingsprocedure. Dit is thans ook het geval maar blijkt niet expliciet uit het arrest, waaraan het verzoekschrift slechts gehecht is. Het verantwoordt de publicatie ook onder het trefwoord "Echtscheiding".

19 2172 HOF VAN CASSATIE Nr. 542 Raadsheer Beatrijs Deconinck heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Guy Dubrulle heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDELEN De eiseres voert in haar verzoekschrift twee middelen aan. Het verzoekschrift is aan dit arrest gehecht en maakt er deel van uit. III. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste middel 1. Artikel 931, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat bloedverwanten in nederdalende lijn niet mogen worden gehoord in zaken waarin hun bloedverwanten in opgaande lijn tegengestelde belangen hebben. Deze wetsbepaling steunt op de overweging dat het niet past dat bloedverwanten in nederdalende lijn stelling nemen in conflicten tussen hun ouders. Dit verbod moet begrepen worden in die zin dat geen enkele verklaring van de bloedverwanten in nederdalende lijn, ongeacht de vorm waarin ze is verkregen, tijdens een geding tussen hun ouders, in rechte mag worden overgelegd, behalve de verklaringen betreffende feiten waarvan ze persoonlijk het slachtoffer zouden zijn geweest. 2. De appelrechters gronden hun beslissing dat voormeld artikel geen toepassing vindt op de volgende vaststellingen en redenen: - de eiseres steunt zich op het volledig strafdossier dat door de verweerder lastens haar werd uitgelokt; - voor zover het overgelegde volledige strafdossier ten laste van de eiseres ook de verklaringen van de 3 kinderen bevat, die gehoord zijn in verband met de niet correcte uitoefening van het bezoekrecht stelt zich geen enkel probleem; - anders zou het zijn, mochten de kinderen gehoord zijn of verklaringen hebben afgelegd over andere feiten die partijen elkaar verwijten, maar die de kinderen niet betreffen. Door aldus te oordelen geven de appelrechters te kennen dat de verklaringen van de kinderen enkel slaan op feiten die hen betreffen. Zodoende verantwoorden zij hun beslissing naar recht. 3. Het middel is voor het overige afgeleid uit de vergeefs aangevoerde schending van artikel 931, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. Het middel kan niet worden aangenomen. (...) Dictum Het Hof, Verwerpt het cassatieberoep. Veroordeelt de eiseres in de kosten. 1 oktober kamer Voorzitter: de h. Verougstraete, voorzitter Verslaggever: mevr. Deconinck Gelijkluidende conclusie van de h. Dubrulle, advocaat-generaal

20 Nr HOF VAN CASSATIE 2173 Advocaten: mrs. Wouters en De Gryse. Nr KAMER - 1 oktober 2009 ONTEIGENING TEN ALGEMENEN NUTTE - RECHTSPLEGING BIJ HOOGDRINGENDE OMSTANDIGHEDEN - STREKKING - RENTEVOET - ONTEIGENINGSVERGOEDING - VERMINDERING - TERUGBETALING - DEPOSITO- EN CONSIGNATIEKAS - INTEREST - BEREKENING De regeling van artikel 21 Onteigeningswet strekt ertoe een zeer lage rentevoet te bepalen voor de bedragen die de onteigende onverschuldigd heeft ontvangen en legt hem aldus niet de bewijslast op dat de rente die hij heeft gewonnen op de opgenomen bedragen lager lag dan de wettelijke rentevoet of marktrentevoet 1 ; hieruit volgt dat op de terug te betalen onteigeningsvergoeding interest verschuldigd is en dat die interest voor de periode vanaf de afhaling der gelden bij de Deposito- en Consignatiekas tot de dag van de terugbetaling berekend wordt aan de rentevoet van de basisherfinancieringstransacties van de Europese Centrale Bank; in afwijking hiervan is voor de periode voorafgaand aan 1 januari 1999 op deze vergoedingen voor de periode vanaf de afhaling van de Deposito- en Consignatiekas tot de terugbetaling ervan, een interest verschuldigd van 3 pct. (Art. 21, Onteigeningswet Autosnelwegen) (ROYAL HERAKLES HOCKEY CLUB vzw e.a. T. NMBS HOLDING nv van publiek recht e.a.) ARREST (AR C N) I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 21 september 2004 gewezen door het hof van beroep te Antwerpen. Raadsheer Eric Stassijns heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Guy Dubrulle heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDEL De eiseressen voeren in hun verzoekschrift een middel aan. Geschonden wettelijke bepalingen - artikel 149 van de gecoördineerde Grondwet; - artikel 21, - zoals gewijzigd door de wet van 6 april , van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemene nutte; - artikel 4 van de wet van 6 april 2000 tot wijziging, wat de interesten op het terug te betalen gedeelte van de onteigeningsvergoeding betreft, van artikel 18 van de wet van 17 april 1835 op de onteigening ten algemene nutte en artikel 21 van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemene nutte; - artikel 2 van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest; - de artikelen 1147 en 1153 van het Burgerlijk Wetboek. 1 Cass., 11 feb. 2005, AR C N, AC, 2005, nr. 87

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 OKTOBER 2009 C.08.0064.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.08.0064.N SCHEPENS, naamloze vennootschap, met zetel te 3560 Lummen, Kanaalstraat 9, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 FEBRUARI 2012 C.11.0463.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.11.0463.F BELGISCHE STAAT, minister van Financiën, Mr. François T Kint, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. C. G., 2. F.S.,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 MEI 2015 C.13.0615.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.13.0615.N Ch. V., eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 2000 Antwerpen,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 DECEMBER 2006 F.05.0019.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.05.0019.N 1. S.W., en zijn echtgenote, 2. O.W., eisers, vertegenwoordigd door mr. Pierre van Ommeslaghe, advocaat bij het Hof van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JANUARI 2006 C.04.0201.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0201.N V. A., Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen D. P. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 6 SEPTEMBER 2013 C.12.0386.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0386.F EOS AREMAS BELGIUM nv, Mr. Jacqueline Oosterbosch, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. D. B. en 2. L. M. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 MEI 2011 C.10.0197.N-C.10.0205.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest I Nr. C.10.0197.N CID LINES nv, met zetel te 8900 Ieper, Waterpoortstraat 2, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 MEI 2011 C.10.0407.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.10.0407.F A. T., Mr. Simone Nudelholc, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen AXA BELGIUM nv, Mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 OKTOBER 2015 C.15.0030.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.15.0030.N RIJKSDIENST VOOR SOCIALE ZEKERHEID, openbare instelling, met zetel te 1060 Sint-Gillis, Victor Hortaplein 11, eiser, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 MAART 2010 C.08.0324.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.08.0324.N ALGEMENE ONDERNEMINGEN AERTS, naamloze vennootschap, met zetel te 2500 Lier, Paaiestraat 9, eiseres, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 JANUARI 2006 C.04.0184.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0184.N FIAT AUTO BELGIO, naamloze vennootschap, met zetel te 1140 Brussel, Genèvestraat 175, eiseres, vertegenwoordigd door mr.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 SEPTEMBER 2014 C.13.0453.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.13.0453.N CRELAN nv, met zetel te 1070 Anderlecht, Sylvain Dupuislaan 251, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 JUNI 2006 C.04.0290.N-C.04.0359.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest I Nr. C.04.0290.N W.J., in zijn hoedanigheid van curator van de NV Daniël Van Ceulebroeck, eiser, vertegenwoordigd door mr. Bruno

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0224.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0224.N L S P V H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, tegen 1. L F, burgerlijke

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 OKTOBER 2011 C.10.0503.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.10.0503.N KBC BANK nv, met zetel te 1080 Sint-Jans-Molenbeek, Havenlaan 2, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 18 SEPTEMBER 2008 C.07.0098.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.07.0098.F 1. D. J., 2. D. S., 3. D. L., Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen BROUWERIJEN ALKEN-MAES, naamloze

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 JANUARI 2015 C.14.0195.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0195.F 1. S. D., 2. R. D., 3. J. D., Mr. Paul Alain Foriers, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen BROUWERIJ HAACHT nv, Mr.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 20 SEPTEMBER 2010 S.09.0039.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.09.0039.N D.A., eiser, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1000 Brussel,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 NOVEMBER 2014 C.14.0122.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0122.N 1. M. H., 2. A. D. K., eisers, toegelaten tot de rechtsbijstand bij beslissing van 6 januari 2014 (nr. G.13.0163.N) vertegenwoordigd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 JUNI 2008 C.07.0236.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.07.0236.N 1. D.K.L, en, 2. K.R., eisers, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 JANUARI 2012 C.10.0683.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.10.0683.N CITY MOTORS GROUP nv, met zetel te 2030 Antwerpen, Noorderlaan 89, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Faillissement. Faillissementsakkoord en gerechtelijk akkoord. Rechtspleging. Derdenverzet van zaakvoerders en vennoten. Datum 9 februari 2007 Copyright and disclaimer

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 JANUARI 2007 D.05.0027.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. D.05.0027.N S.H., eiser, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1060 Brussel,

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Hof van Cassatie Onderwerp Faillissement. Curator. Vorderingsrecht. Vennootschap onder firma. Uittredende vennoten. Gedifferentieerde gehoudenheid Datum 7 november 2013 Copyright and disclaimer

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JANUARI 2017 C.11.0724.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.11.0724.F 1. BELGOLAISE nv, 2. BANQUE CENTRALE DU CONGO, Mr. Pierre Van Ommeslaghe, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen MEL ZAÏRE,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 JANUARI 2011 C.09.0446.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.09.0446.N 1. INOX CONSTRUCT, naamloze vennootschap, met zetel te 8650 Houthulst, Poelkapellestraat 52, 2. V.M., eisers, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 8 JUNI 2012 C.11.0735.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.11.0735.N BELGISCHE STAAT, minister van Binnenlandse Zaken, Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen A. D. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 NOVEMBER 2011 C.11.0210.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.11.0210.N J B, eiseres, aan wie rechtsbijstand werd verleend bij beslissing van 24 maart 2011 (G.11.0013.N), vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 SEPTEMBER 2007 S.07.0003.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.07.0003.F A. T., Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN VAN LUIK.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 JUNI 2015 C.14.0568.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0568.N EEG SLACHTHUIS VERBIST IZEGEM nv, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 OKTOBER 2013 C.12.0614.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0614.F INTERNATIONAL HOTELS WORLDWIDE Inc., vennootschap naar het recht van de Britse Maagdeneilanden, Mr. Paul Alain Foriers, advocaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 8 MEI 2008 C.07.0472.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.07.0472.N PHLIPPO SHOWLIGHTS, naamloze vennootschap, met zetel te 2500 Lier, Antwerpsesteenweg 334, eiseres, vertegenwoordigd door mr.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 DECEMBER 2013 C.13.0041.N-C.13.0067.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest I Nr. C.13.0041.N T.P., eiser, vertegenwoordigd door mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 JANUARI 2006 C.05.0190.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.05.0190.N B.J., eiser, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1050 Brussel,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 NOVEMBER 2013 C.12.0570.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0570.N Jean de CHAFFOY de COURCELLES, advocaat, met kantoor te 1000 Brussel, Kunstlaan 24, bus 9 A, in zijn hoedanigheid van curator

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 APRIL 2009 C.07.0604.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.07.0604.F HOPITAL DE BRAINE-L ALLEUD WATERLOO, vzw, Mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. C. G. en 2. P. J. I.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 8 OKTOBER 2015 C.14.0504.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0504.N ROQUETTE FRÈRES, vennootschap naar Frans recht, met zetel te 62136 Lestrem (Frankrijk), rue de la Haute Loge 1, eiseres,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 20 JANUARI 2015 P.14.1276.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1276.N E R H C, beklaagde, eiser, tegen C V D C, burgerlijke partij, verweerder. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 28 FEBRUARI 2013 C.12.0066.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0066.F M. H., Mr. Jacqueline Oosterbosch, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen C. B., Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 MAART 2015 C.14.0415.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0415.N ENGEL AUSTRIA GmbH, met zetel te Oostenrijk, A-4311 Schwertberg, Ludwig-Engel-Strasse 1, eiseres, vertegenwoordigd door mr.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 20 FEBRUARI 2009 C.07.0641.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.07.0641.N L.V., wonende eiser, toegelaten tot het voordeel van de kosteloze rechtspleging bij beslissing van het bureau voor rechtsbijstand

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 3 APRIL 2009 C.07.0455.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.07.0455.N B. M., eiseres, vertegenwoordigd door mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 MAART 2015 F.14.0086.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.14.0086.N BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor wie optreedt

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 MAART 2006 C.05.0061.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.05.0061.N V.S. in zijn hoedanigheid van curator van het faillissement BVBA A.A. Renovatiewerken, eiser, vertegenwoordigd door mr. Johan

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Hof van Cassatie Onderwerp Veroordeling tot betaling van een uitkering tot onderhoud. Voorwaarde. Voorafgaande ingebrekestelling van de schuldenaar Datum 3 november 2009 Copyright and disclaimer

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 MEI 2016 C.14.0561.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0561.N BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, met kabinet te 1000 Brussel, Kruidtuinlaan

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 17 OKTOBER 2013 F.12.0086.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.12.0086.N BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor wie optreedt

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 DECEMBER 2015 D.14.0010.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. D.14.0010.N F. S., eiser, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 2000 Antwerpen,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 17 MAART 2011 C.08.0477.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.08.0477.F WAALS GEWEST, Mr. Paul Alain Foriers, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. a) Roland PARYS, en, b) Jos MOMBAERS Jos,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 JUNI 2015 C.14.0463.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0463.N M.M., eiseres, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen F.D., verweerder, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 9 NOVEMBER 2012 C.12.0051.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0051.N R.C., eiser, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Brederodestraat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 SEPTEMBER 2013 C.12.0476.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0476.N K., eiser, vertegenwoordigd door mr. Willy van Eeckhoutte, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 9051 Gent,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 21 MAART 2014 C.13.0477.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.13.0477.F J. B., Mr. Antoine De Bruyn, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen G. B., Mr. Simone Nudelholc, advocaat bij het Hof van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 SEPTEMBER 2014 C.13.0232.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.13.0232.N SYRAL BELGIUM nv, met zetel te 9300 Aalst, Burchtstraat 10, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Caroline De Baets, advocaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 9 MEI 2016 C.14.0442.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0442.N MOBISTAR nv, met zetel te 1140 Evere, Bourgetlaan 3, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 18 MAART 2011 C.10.0015.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.10.0015.N C.B.S. IMMO II nv, met zetel te 2018 Antwerpen, Schupstraat 1, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Michel Mahieu, advocaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 MAART 2015 C.13.0358.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.13.0358.F MAATSCHAPPIJ VOOR HET INTERCOMMUNAAL VERVOER TE BRUSSEL, Mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen M. S.,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 6 DECEMBER 2012 C.11.0654.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.11.0654.F A. V., advocaat, handelend in de hoedanigheid van curator van het faillissement van de coöperatieve vennootschap met onbeperkte

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 DECEMBER 2017 C.16.0296.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.16.0296.N 1. ALFA nv, met zetel te 3700 Tongeren, Maastrichterstraat 31, 2. F. R., 3. A.-M. H., 4. F. R., eisers, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 MEI 2019 C.18.0564.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.18.0564.N KBC BANK nv, met zetel te 1080 Sint-Jans-Molenbeek, Havenlaan 2, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 FEBRUARI 2012 C.11.0093.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.11.0093.N 1. G.M., 2. C.V., eisers, aan wie rechtsbijstand werd verleend op 23 december 2010 onder nummer G.10.0201.N, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 NOVEMBER 2013 C.12.0095.N- C.12.0110.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest I. Nr. C.12.0095.N 1. J V D H, 2. A V L, 3. H V D H, 4. E V D H, 5. L V D H, allen in hun hoedanigheid van erfgenamen van wijlen

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 JUNI 2015 P.15.0622.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0622.N M A H, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 DECEMBER 2012 C.12.0018.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0018.N JACKY AUSSEMS nv, met zetel te 3740 Bilzen, Natveld 11, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Caroline De Baets, advocaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 17 FEBRUARI 2011 C.09.0548.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.09.0548.F R. T., Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen B. C., Mr. Pierre Van Ommeslaghe, advocaat bij het Hof

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 MAART 2008 C.06.0173.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.06.0173.N 1. P.M., en zijn echtgenote 2. S.H., 3. M & H, besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, met zetel te 2811 Mechelen-Leest,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 JANUARI 2011 C.09.0635.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.09.0635.N S.J., eiser, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Brederodestraat

Nadere informatie

Hof van Cassatie 14/11/ Nr. C N

Hof van Cassatie 14/11/ Nr. C N Hof van Cassatie 14/11/2008 - Nr. C.07.0417.N (bron: http://jure.juridat.just.fgov.be/ ) H. A., eiser, vertegenwoordigd door mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1050

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 25 MAART 2005 C.04.0126.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0126.N ABI IMTECH, naamloze vennootschap, met zetel te 9140 Temse, Luxemburgstraat 1, ingeschreven in het handelsregister te Sint

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 APRIL 2015 C.14.0466.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0466.F R. T., Mr. Paul Alain Foriers, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen P. R. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Faillissement, Faillissementsakkoord en gerechtelijk akkoord - Gevolgen (personen, goederen, verbintenissen) - Verbintenissen - Schuldvordering - Aangifte Gevolg -

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 DECEMBER 2008 C.07.0281.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.07.0281.N LAUREYS Anne-Marie, advocaat, met kantoor te 9160 Lokeren, Roomstraat 40, als curator van het faillissement van de gewone

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België F.11.0114.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.11.0106.F BELGISCHE STAAT, minister van Financiën, tegen LA CHARMILLE vzw, Mr. Hugues Michel, advocaat bij de balie van Charleroi. Nr. F.11.0114.F

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 NOVEMBER 2010 S.09.0062.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.09.0062.F REPUBLIEK ZUID-AFRIKA, eiseres, Mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen G. N., verweerster. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 DECEMBER 2014 F.13.0134.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.13.0134.N R.S., eiser, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 3000 Leuven, Koning

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 6 JUNI 2014 C.10.0482.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.10.0482.F M.-M.-K., Mr. Paul Alain Foriers, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 NOVEMBER 2013 P.12.1784.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1784.N R A C, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Henry Van Burm, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 SEPTEMBER 2008 C.07.0394.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.07.0394.N L. J.-P., eiser, vertegenwoordigd door mr. Lucien Simont, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1050

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 JUNI 2015 F.13.0146.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.13.0146.N BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor wie optreedt

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 21 JANUARI 2011 C.08.0364.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.08.0364.N C.B., eiseres, vertegenwoordigd door mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1050 Brussel,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 21 NOVEMBER 2016 S.16.0001.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.16.0001.N BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12, in de persoon

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 NOVEMBER 2017 C.17.0389.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.17.0389.N 1. VAN OECKEL, landbouwvennootschap, met zetel te 2460 Kasterlee, Grootrees 60, 2. P. V. O., 3. H. V. D. B., eisers, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 8 MEI 2015 C.14.0248.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0248.N M. D., eiser, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 2000 Antwerpen, Amerikalei

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Hof van Cassatie Onderwerp Verlies maatschappelijk kapitaal N.V. Opdrachten openbaar ministerie Datum 17 oktober 2014 Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 3 OKTOBER 2014 C.13.0164.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.13.0164.N BESTLEASE bvba, met zetel te 8670 Koksijde, Goudbloemstraat 8, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 8 OKTOBER 2009 C.08.0316.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.08.0316.N E.H., eiser, vertegenwoordigd door mr. Willy van Eeckhoutte, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 9051 Gent,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 MEI 2015 C.13.0390.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.13.0390.N 1. IMMOVA INTERNATIONAL nv, met zetel te 9031 Drongen, Klaverdries 28, 2. A. C., eisers, vertegenwoordigd door mr. Caroline

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 FEBRUARI 2011 C.10.0412.N1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.10.0412.N O. K., aan wie rechtsbijstand is verleend bij beslissing van het bureau voor rechtsbijstand op 24 juni 2010 (G.09.0231.N),

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 SEPTEMBER 2011 C.10.0278.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.10.0278.N H. S., eiser, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Central

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 28 JANUARI 2016 C.14.0237.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0237.N PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE GENT, met kantoor te 9000 Gent, Savaanstraat 11/101, eiser, tegen V. S., verweerster,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 OKTOBER 2009 C.08.0448.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.08.0448.N 1. ARGENTA SPAARBANK, naamloze vennootschap, met zetel te 2018 Antwerpen, Belgiëlei 49-53, 2. ARGENTA ASSURANTIES, naamloze

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 FEBRUARI 2006 C.04.0454.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0454.F M. M., Mr. Isabelle Heenen, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen T. M. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 JANUARI 2010 C.08.0349.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.08.0349.F A. S., Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen D. A. M., Mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 9 SEPTEMBER 2011 F.10.0119.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.10.0119.F BELGISCHE STAAT, minister van Financiën, tegen 1. G. M. en 2. M. G. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 22 MEI 2014 F.12.0188.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.12.0188.N BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor wie optreedt

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 JANUARI 2007 C.05.0406.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.05.0406.F H. J.-J., Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen H. A. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 september 2005 C.04.0513.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0513.F.- GB RETAIL ASSOCIATES, naamloze vennootschap, Mr. Ludovic De Gryse, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen G. J.-M.,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 18 NOVEMBER 2013 C.12.0442.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0442.F G. V., Mr. Kirkpatrick, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. M. D. e.a. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 DECEMBER 2016 P.16.1066.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.1066.N I A A, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Louis De Groote, advocaat bij de balie te Gent. II J-C P D, beklaagde, eiser,

Nadere informatie