Storten van baggerspecie in putdepots
|
|
- Oscar de Ruiter
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Storten van baggerspecie in putdepots Eindnota 5 november 2001 RIZA rapport AKWA rapport
2 Ministerie van Verkeer en Waterstaat jklmnopq Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling/RIZA Storten van baggerspecie in putdepots Eindnota 5 november 2001 RIZA rapport AKWA rapport Projectgroep open putdepots: D.E. van Pijkeren (AKWA/RIZA J.K. Eenhoorn (AKWA/WAU) L.M. van der Heijdt (AKWA/RIZA) G.A. van den Berg (AKWA/RIZA B.P.C. Steenkamp (AKWA/RIZA) J. Tuinstra (RIZA/IWACO) J.M. van Steenwijk (AKWA/RIZA)
3 Inhoudsopgave SAMENVATTING INLEIDING ALGEMEEN PUTDEPOTS DOELSTELLING EN OPBOUW VAN DE STUDIE LEESWIJZER BESCHRIJVING ACTIVITEITEN EN EMISSIES BEHEER VERONTREINIGINGEN EMISSIES Stortactiviteiten CONCLUSIES EMISSIES MOGELIJKE MAATREGELEN LOKATIEKEUZE INRICHTING STORTTECHNIEKEN BEOORDELINGSSCHEMA BEOORDELING LOKATIE EN OPSTELLEN RANDVOORWAARDEN EMISSIEBEPERKENDE MAATREGELEN TOETSING WATERKWALITEIT Bepalen resterende emissie Toetsing aan waterkwaliteitsdoelstellingen KWALITEITSCRITERIA MONITORING REGELGEVING WET VERONTREINIGING OPPERVLAKTEWATER WET BODEMBESCHERMING BOUWSTOFFENBESLUIT WET MILIEUBEHEER CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN CONCLUSIE AANBEVELINGEN...41 Storten van baggerspecie in putdepots 3
4 0 Samenvatting Het storten in putdepots staat al weer lange tijd in verhoogde belangstelling als een goed alternatief naast verwerking en storten in gesloten depots. Tijdens het opstellen van het Tienjarenscenario s is in veel regio s geconstateerd dat putdepots wellicht een beter alternatief zijn als wel eens gedacht werd. Dit document geeft zowel de uitvoerder als het bevoegd gezag handgrepen om grip te krijgen op de lastige afwegingen rondom putdepots. Het accent ligt op putdepots in en naast grote wateren. Hoewel kleinere regionale depots niet direct genoemd worden is de projectgroep van mening dat ook de beheerders van deze lokaties hun voordeel kunnen doen met deze informatie. Putdepots verschillen van andere bergingsopties door het directe contact van gestort materiaal met het omringende oppervlaktewater. De emissie naar bodem en grondwater van dezelfde orde als in een gesloten depot, zodat hier dezelfde aanpak van toepassing kan zijn. Uit onderzoek is gebleken dat tijdens het storten van het materiaal de meeste kans bestaat op verspreiding van verontreinigingen uit de baggerspecie. Belangrijke routes zijn: 1. Verspreiding van gestorte specie naar het oppervlaktewater; 2. Verspreiding van gestorte specie naar de omliggende waterbodem; 3. Poriewater vrijkomend tijdens het storten; 4. Uitpersen consolidatiewater. Emissiebeperkende maatregelen moeten dus allereerst gericht zijn op het minimaliseren van de deze routes. Er zijn verschillende type maatregelen mogelijk: 1. Het zoeken van een geschikte lokatie 2. Het creëren of behouden van een optimale inrichting 3. Aanpassen van de storttechniek. De aard en samenstelling van de baggerspecie hangt hiermee samen. 4. beperking in verontreinigingsgraad baggerspecie. In het onderzoek naar storttechnieken en de emissiebeperking die hiermee te behalen valt, is gekeken naar het rendement waarmee dit kan plaatsvinden. In de figuur 0-1 staat hiervan een overzicht tabel 0-1 Overzicht potentiële stortverliezen (in percentages van de totale masse drage stof) Mechanisch storten Onderlosser Stortkoker Grijper boven water Grijper onder water Hydraulisch storten Boven water, rechte pijp Onder water, rechte pijp Onder water, diffsor 1% 2% 3% 4% 5% 6% 7% 8% 9% 10% = spreiding op basis van meting = speiding op basis van schatting Storten van baggerspecie in putdepots 4
5 Gebleken is dat de berging van verontreinigde baggerspecie in putdepots kan plaatsvinden met een rendement van meer dan 99%. Belangrijkste voorwaarde is echter wel dat er netjes en zorgvuldig gewerkt wordt. Voor de initiatiefnemer en vergunningverleners is een beoordelingsschema opgesteld waarin alle stappen die nodig zijn voor een goede beoordeling zijn opgenomen. Een overzicht van deze stappen staat in figuur figuur 0-2 Overzicht beoordelingsschema 1. Beoordeling locatie open putdepot en opstellen randvoorwaarden 2. Emissiebeperkende maatregelen Formulering randvoorwaarden voor het storten van baggerspecie op basis van locatie van een open putdepot m.b.t.: vormgeving open put lokale achtergrondconcentraties in het gebied hydrodynamische condities geohydrologie functie gebied ecologische doelstelling oppervlaktewater beheersbaarheid tijdens en na storten Vaststellen emissiebeperkende maatregelen op basis van emissiebeleid (BUT/BBT) inrichting put / storttechnieken 3. Toetsing Toetsing restverontreiniging aan waterkwaliteitsdoelstellingen. 4. aanvullende maatregelen, eventueel opstellen kwaliteitscriteria Indien restverontreiniging niet voldoet aan waterkwaliteitsbeleid extra maatregelen nemen of, indien dit niet mogelijk is, formuleren eisen ten aanzien van kwaliteit te storten specie 5. Monitoring Monitoren storten. Bij constatering waterkwaliteitsproblemen aanvullende maatregelen voorschrijven. De verschillende stappen spreken voor zichzelf. De methodiek is afgeleid van het waterkwali-teitbeleid en de beoordeling van lozingen met verontreinigende stoffen. Ze bestaat uit het terugdringen van de emissie met best bestaande of best uitvoerbare technieken (stap 1 en 2) met daarna de waterkwaliteitstoets (stap 3 en 4). Een en ander wordt gecontroleerd via een goede monitoring. De waterkwaliteitstoets is geïnspireerd door de aanpak zoals deze opgesteld is door de CIW-studie Emissie-immissie (lit. 5). Kern van de voorgestelde aanpak is het beoordelen van de waterkwaliteit op de grens van het putdepot. Door modelmatige berekening wordt de water-kwaliteit berekend en getoetst aan een waterkwaliteitscriterium. In normale omstandigheden is het MTRaq daarvoor zeer bruikbaar. Indien de beoordeling dat wenst kan hiervoor ook een ander criterium aangehouden worden. De overschrijding van het vastgesteld criterium kan leiden tot het opstellen van een acceptatiebeleid voor aangeboden baggerspecie. Met de eer-dergenoemde berekening in omgekeerde volgorde kan bepaald worden wat de concentratie in het gestorte materiaal mag zijn. Dit kan dan de basis leveren voor het opstellen van een acceptatiebeleid voor het desbetreffende putdepot. Het storten van baggerspecie in een putdepot kan geregeld worden binnen bestaande kaders. De Wm, Wbb en de Wvo en hieraan gerelateerde kaders geven voldoende kader aan. Voor de beïnvloeding van bodem en grondwater kan aangesloten worden bij het beleid voor geslo-ten depots. Voor inrichtingszaken is de Wm een bekend gegeven. Voor de bewaking van de kwaliteit van het oppervlaktewater is de Wvo het geschikte kader. De hiervoor Storten van baggerspecie in putdepots 5
6 Storten van baggerspecie in putdepots 6 voorgestelde aanpak past het beste binnen het instrument van de Wvovergunning, eventueel voorafge-gaan door een MER of een milieueffecten studie op vrijwillige basis.
7 Storten van baggerspecie in putdepots 7
8 1 Inleiding Algemeen Na de Slufter en het IJsseloog is realisatie van andere gesloten depots ernstig bemoeilijkt. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de maatschappelijke weerstand tegen dergelijke groot-schalige bergingsdepots, en in tweede plaats door de hoge investeringen. Tegelijkertijd is tot nu toe de grootschalige verwerking van baggerspecie niet van de grond gekomen. Door de in het algemeen hoge kosten en soms moeilijke afzet van de restproduk-ten is ook deze verwijderingsroute slecht begaanbaar. Wellicht dat door hernieuwde belang-stelling nieuwe initiatieven meer succes hebben. Een en ander blijft afhankelijk van het be-schikbare budget omdat verwerkingstechnieken -en met name meer geavanceerde verwer-kingstechnieken- meer geld kosten. Het gevolg hiervan is dat er een ernstig tekort is aan bergings- en/of verwijderingscapaciteit waardoor vele baggerwerken, waaronder enkele belangrijke onderhoudswerken, niet uitge-voerd kunnen worden. Er is simpelweg onvoldoende capaciteit om de klasse 3 en 4 bagger-specie te kunnen bergen dan wel te verwerken. Recent is het Basisdocument Tienjarenscenario gereed gekomen. Bij het totstandkomen van dit rapport is op basis van een landelijke inventarisatie van komende baggerwerken een over-zicht gemaakt van mogelijke oplossingen voor het baggerprobleem in Nederland. Boven-staande conclusie is hierin nogmaals benadrukt. Uit de conclusies van deze studie blijkt verder dat er wellicht een grote rol is weggelegd voor het storten van baggerspecie in open putde-pots. Open putdepots lijken een goed alternatief (voor een deel van de baggerspecie) ten opzichte van de maatschappelijk ongewenste grootschalige gesloten depots en eenvoudige verwerkingstechnieken. In de vierde Nota waterhuishouding staat het onderzoek naar de mogelijkheden van de ber-ging van de verontreinigde baggerspecie in putdepots aangekondigd. Hierin wordt de ver-wachting uitgesproken dat het mogelijk zal zijn grote hoeveelheden (onderhouds)baggerspecie te bergen in putdepots. In die zin is er ook een toezegging gedaan aan de Tweede Kamer dat onderzocht zal worden welke rol putdepots kunnen spelen bij het zoeken naar goede verwijderingsopties voor baggerspecie. In 1997 verscheen de nota Overal zindert bagger (lit. 7). Deze nota geeft aan dat het ge-bruik van oude zandwinlokaties wellicht een mogelijkheid is voor het bergen van verontrei-nigde baggerspecie. In opdracht van het Hoofdkantoor is daarom in 1998 door het RIZA in samenwerking met de Bouwdienst (later in AKWA-verband) gestart met het een project storten van baggerspecie in open putdepots. In 1999 is het eerste deel van de studie afgesloten met een drietal rapporten (lit. 1, 2, 3). Het gereed komen van deze studie heeft enige vertraging gehad als gevolg van een kritische houding van enige andere overheden. Na behandeling in de Stuurgroep Waterbodems is er overleg geweest met verschillende partijen. In dit overleg bleek dat uiteindelijk niemand problemen heeft met de huidige inhoud van deze studie, maar dat er wel behoefte is aan verdere Storten van baggerspecie in putdepots 8
9 beleidsontwikkeling. Geconcludeerd is dat er vervolgens geen belemmeringen waren voor het uitbrengen van de resultaten van de studie storten van verontreinigde baggerspecie in putdepots. Op direct verzoek van Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland om beleidsontwikkelingvoor putdepots is door het Hoofdkantoor Rijkswaterstaat per brief geantwoord. In deze brief is het Ministerie van Verkeer en Waterstaat van mening dat het storten van verontreinigde baggerspecie plaats kan vinden binnen bestaande beleidsmatige en juridische kaders. Het ontwikkelen van nieuw beleid is onnodig en verstoord bestaande en lopen initiatieven in de regio. Voor meer informatie voor de praktische invulling hiervan wordt verwezen naar de inhoud van de nu voorliggende studie en de onderliggende rapportages. 1.2 Putdepots Centraal in deze studie staat het bergen van verontreinigde baggerspecie in putdepots. In onderstaand kader staat de definitie van een putdepot en een half gesloten putdepot: putdepot Een open putdepot wordt gedefinieerd als een putvormige verdieping van de waterbodem welke volledig onderdeel uitmaakt van het watersysteem. Hierbij kan gedacht worden aan een overdiepte in een haven (bijv. Amerikahaven, Amsterdam), een put in een riviersysteem (Cromstrijen, Hollandsch Diep) of een put in een (groot) meer (Flevoputten, IJsselmeer). Half gesloten putdepot Een half gesloten putdepot staat via een (beperkte) opening, zoals een opening in een dijk of een gegraven toegangsgeul tot een winlocatie, direct in verbinding met het oppervlakte water. Half gesloten putdepots kunnen een gedeelte van het jaar volledig onderdeel uitmaken van het watersysteem, zoals de meeste zand- en grindwinputten langs Maas en Waal. Een voorbeeld van een half gesloten put is de Kaliwaal Half gesloten depots worden niet expliciet behandeld in onderstaande rapportage maar zijn zeker ook niet uitgesloten van de studie. In veel opzichten is deze vorm vergelijkbaar met putdepots. Daar waar belangrijke verschillen optreden zal dit met name genoemd worden. Verder is de nota met name gericht op de effecten op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Emissies naar grondwater en bodem zullen in de praktijk een belangrijke rol spelen, maar in zijn algemeenheid kan aangesloten worden bij bestaande beleidskaders. In Nederland hebben we de beschikking over een groot aantal oude zandwinputten. In principe zouden deze alle kunnen dienen als bergingslokatie. Het is op dit moment niet bekend hoe groot de potentiële bergingscapaciteit van deze lokaties is. Niet alle lokaties zijn altijd even geschikt. In hoofdstuk 4 zal aangegeven worden waar op gelet moet worden bij de selectie van een geschikte lokatie. 1.3 Doelstelling en opbouw van de studie Het doel van deze rapportage is: Storten van baggerspecie in putdepots 9
10 Aangeven of storten van baggerspecie in putdepots tot de mogelijkheden behoort, en zo ja, welke specie onder welke condities gestort kan worden. In de uitwerking hiervan kunnen de volgende afgeleide doelstellingen geformuleerd worden: 1. Het opstellen van een referentie-ontwerp van een open put met als doel het doorlopen van het ontwerpproces van een open put tot de fase van realisatie met betrekking tot civieltechnische en milieuhygiënische aspecten. 2. Het verder in kaart brengen van de verspreiding van verontreinigingen bij het storten van baggerspecie in putdepots. 3. Het inzichtelijk maken van de stikstofbelasting op het watersysteem door het storten van baggerspecie in open putdepots. 4. Het aangeven van een voorkeurswerkwijze voor het stellen van kwaliteitseisen aan te storten baggerspecie uitgaande van de momenteel operationele technieken en normstellingskaders. Tevens het aangeven van de gewenste toekomstige ontwikkelingen hierin. 5. Het opstellen van een model-monitoringsplan met daarin een meetstrategie en een inventarisatie van technische mogelijkheden. De afgeleide doelstellingen zijn stuk voor stuk uitgewerkt in 5 deelprojecten in fase 2. Samen met de deelstudies in fase 1 zijn daarmee de volgende onderbouwende rapportages beschikbaar: Een kennisinventarisatie (fase 1) Risicogrenzen voor het aquatisch ecosysteem bij open putdepots (fase 1) Referentie-ontwerp putdepots (fase 2) Verspreiding van zwevend stof en microverontreinigingen (fase 2) Verspreiding van stikstof tijdens storten van baggerspecie in putdepots (fase 2) Aanzet tot kwaliteitscriteria voor baggerspecie, afgeleid van risicogrenzen in het watersysteem (fase 2) Aanbeveling voor monitoring van open putdepots (fase 2) De covernotitie was de voorlopige samenvatting van fase 1 van dit project. Naast de rapportages over de onderbouwende studies is de voorliggende eindnota opgesteld waarin voorstellen gedaan worden voor het beleid. Deze eindnota vervangt de covernotitie. Het onderzoek naar de mogelijkheden en effecten van het storten van verontreinigde baggerspecie in putdepots beperkt zich tot het bergen en beheer van de desbetreffende lokaties. Het baggeren en transporteren van baggerspecie naar eventuele putdepots is geen onderdeel van deze studie. Dit rapport geeft antwoord op de vraag of het toepassen van putdepots voor het bergen van verontreinigde baggerspecie mogelijk is en op welke wijze vervolgens dit bergen uitgevoerd kan worden. In de wijze van beschrijven sluit de rapportage dicht aan bij de structuur van bestaande instrumenten voor de regelgeving. Vergunningverleners en initiatiefnemers kunnen hierdoor gebruik maken van deze rapportage in de dagelijkse uitvoeringspraktijk. 1.4 Leeswijzer Na de inleiding wordt in hoofdstuk 2 een overzicht gegeven van de activiteiten en de emissies naar de omgeving bij het vullen van een putdepot. Er wordt een beeld geschetst van de pro-blematiek zodat in hoofdstuk 3 aangegeven kan worden op welke wijze maatregelen getrof-fen kunnen worden om deze emissies te minimaliseren. In hoofdstuk 4 wordt aangegeven hoe de toepassing Storten van baggerspecie in putdepots 10
11 Storten van baggerspecie in putdepots 11 van een putdepot beoordeeld kan worden. Het doel van dit hoofdstuk is het structureren en uniformeren van de afwegingen die het bevoegd gezag gaat maken bij het eventueel verlenen van vergunningen. De initiatiefnemer kan hier in de Milieueffectrap-portage en zijn vergunningaanvragen rekening mee houden. In hoofdstuk 4 wordt tevens aangegeven hoe de resterende emissie vanuit een putdepot be-paald kan worden. Tevens geeft dit hoofdstuk aanwijzingen voor het opstellen van kwaliteits-criteria van baggerspecie. In hoofdstuk 5 worden een aantal juridische kaders behandeld die randvoorwaarden stellen voor wat betreft effecten van het storten in putdepots op het milieu.
12 Storten van baggerspecie in putdepots 12
13 2 Beschrijving activiteiten en emissies Beheer In de levenscyclus van een putdepot zijn ruwweg drie fasen te onderscheiden: Aanleg/ingebruikname Vulfase Beheersfase Omdat putdepots meestal gevormd worden door oude zandwinlokaties is het in gebruik nemen van een dergelijk depot, bezien vanuit de aanleg van een dergelijk depot, geen ingrijpende zaak. Om de emissie te beperken kan het echter noodzakelijk zijn voorzieningen aan te brengen in en in de omgeving van het depot. Aanwijzingen hiervoor worden gegeven in hoofdstuk 4. De vulfase is de periode waarin het depot volgestort wordt met baggerspecie tot en met het eventueel afdekken van de specie met een schone afdeklaag. Pas nadat de eventueel noodzakelijke afdeklaag is aangebracht is er sprake van een stabiele eindsituatie. Het kan in de praktijk blijken dat een dergelijke laag niet nodig is. Vaak wordt in studies gesproken over de stortfase. Dit is de periode waarin baggerspecie in de bedoelde lokatie gestort wordt. Na het beëindigen van het storten is echter de vulfase nog niet afgerond, omdat gewacht wordt tot een bepaalde mate van consolidatie van het gestorte materiaal is opgetreden, voordat de stort afgedekt kan worden met een erosiebestendige leeflaag. De vulfase bestaat dus uit de stort- en consolidatiefase. Het beheer van een putdepot zal niet anders zijn dan bij een ringdijkdepot. Ook hierbij zal voldaan moeten worden aan voorschriften met betrekking tot monitoring van het grondwater en dergelijke. In deze rapportage wordt hier verder geen aandacht aan besteed. Uit onderzoek is gebleken dat de meeste invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater optreedt tijdens het storten van de baggerspecie. Als er eenmaal sprake is van een beheerssituatie is de emissie naar de omgeving minimaal. Afweging of deze eindsituatie acceptabel is of niet moet voor iedere lokatie afzonderlijk gemaakt worden. De risico s tijdens de vulfase kunnen veel groter zijn. Als deze niet acceptabel zijn of worden, is toepassing van een putdepot bij voorbaat niet mogelijk. In het vervolg zal daarom voornamelijk ingegaan worden op de vulfase. 2.2 Verontreinigingen Bij het bergen van baggerspecie gaat het uiteindelijk om het isoleren van de zich daarin bevindende verontreinigingen zodat deze geen schade aan het milieu kunnen aanrichten. Zonder al deze verontreinigingen uitputtend te gaan behandelen zijn er een aantal zaken die belangrijk zijn bij de afweging of er sprake is van voldoende isolatie. Belangrijke onderwerpen zijn; effecten op eutrofiëring verspreiding van micro-verontreinigingen Deze onderwerpen spelen een zo belangrijke rol in de discussies dat ze beide apart behandeld worden. Storten van baggerspecie in putdepots 13
14 Eutrofiëring Stikstof en fosfaat zijn belangrijke parameters voor wat betreft de eutrofiëring van het oppervlaktewater. Vanwege het specifieke karakter van stikstof (goed oplosbaar en daarmee zeer mobiel) is in deelproject 3 hier apart aandacht aan geschonken. Stikstof komt vaak in hoge concentraties in de baggerspecie voor. Dit kan twee mogelijke gevolgen hebben: risico s voor eutrofiëring; risico s van toxische concentraties van NH 3 als gevolg van anaërobe omstandigheden. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat de samenstelling en textuur slechts in beperkte mate verantwoordelijk zijn voor de effecten van stikstof op het watersysteem. Met name lokatiespecifieke omstandigheden zijn bepalend. De eutrofiëringsgevoeligheid van een watersysteem en de procentuele bijdrage aan de totale stikstofvracht spelen in de uiteindelijke afweging een grote rol. Verspreiding van microverontreinigingen Microverontreinigingen omvatten parameters als PAK, PCB s en zware metalen. Deze stoffen komen in relatief lage concentraties voor, maar door hun hoge bezwaarlijkheid krijgen ze in het algemeen veel aandacht bij de beoordeling van baggerspecie, en dus ook bij het storten. De microverontreinigingen zijn altijd in meer of mindere mate aan het slib gehecht, maar tegelijkertijd is er sprake van een zeker evenwicht met de waterfase. Voor baggerspecie is dit meestal het poriewater, maar het kan ook het oppervlaktewater zijn waarin het zwevend stof zich bevindt. Dit evenwicht is mede bepalend voor het beschikbaar zijn van de verontreinigingen voor waterorganismen. Verontreinigingen die gemakkelijk losraken van vaste delen kunnen daardoor beter opgenomen worden door waterorganismen. Als deze verontreinigingen ook nog toxisch zijn is er sprake van een groot risico voor het waterleven. Het directe effect op het waterleven wordt dus bepaald door de giftigheid van een stof en de mate waarin deze stof beschikbaar is. Als het water zich snel ververst zal het evenwicht zich steeds opnieuw moeten instellen. Hierdoor zal er relatief veel van de verontreinigende stof losraken van de vaste delen. Zonder dat de concentratie in het water zal stijgen komen er toch meer verontreinigingen vrij in het watersysteem. Het evenwicht is sterk stofspecifiek bepaald. In de literatuur is veel informatie over de z.g.n. evenwichtsconstanten te vinden. In deze studie worden de evenwichtsconstanten gebruikt die binnen Nederland algemeen aanvaard zijn binnen INS (Integrale Normstelling Stoffen). In deelproject 4 wordt hierover meer gezegd. Dit zijn theoretische waarden. Zij zijn voldoende bruikbaar voor een eerste screening. Er is de afgelopen jaren veel gepubliceerd over het evenwicht van de microverontreinigingen in een slib-water mengsel. Een aantal conclusies uit deze studies is bepalend voor de wijze waarop met putdepots omgegaan zal gaan worden. Deze conclusies worden, zonder verdere wetenschappelijke onderbouwing, kort weergegeven. Gebleken is dat niet alleen de chemische stof bepalend is voor het in te stellen desorptie-evenwicht, maar ook de kenmerken van het sediment waarin de verontreiniging zich bevindt. Deze zorgen ervoor dat in de praktijk grote verschillen kunnen optreden in het desorptie-evenwicht tussen verschillende locaties in Nederland. Dit heeft onder andere te maken met de samenstelling van het sediment en de aard van het organische stof. Het is gebleken dat de theoretische evenwichtsconstante vaak te laag is. Voor organische microverontreinigingen is dit gemiddeld een factor 10-30; dit betekent dat deze stoffen gemiddeld een factor slechter Storten van baggerspecie in putdepots 14
15 oplossen. Voor zware metalen kan de evenwichtsconstante een factor 10 hoger of lager zijn. Voor de bewaking van de kwaliteit van het oppervlaktewater bij het storten in putdepots is dit eigenlijk geen groot probleem omdat de in de literatuur vermelde evenwichtsconstanten uitgaan van een relatief hoge mate van desorptie. Bovendien zijn de verblijftijden in suspensie te kort voor het instellen van een volledig evenwicht met de waterfase. De hoeveelheid verontreinigingen die daadwerkelijk in het water oplossen zullen uiteindelijk vaak lager zijn als de op basis van literatuurwaarden ingeschatte hoeveelheid. Voor het aanbod van de specie kan dit wel gevolgen hebben. Een verminderde beschikbaarheid betekent immers een lager risico en dit geeft misschien extra mogelijkheden voor het bergen van verontreinigde baggerspecie in een putdepot. Milieucriteria zijn hierbij doorslaggevend. Het is met name bij grotere projecten aantrekkelijk om meer onderzoek te verrichten naar de lokale beschikbaarheid. In deelproject 4 en de covernotitie (lit. 1) wordt aan deze problematiek uitgebreid aandacht geschonken. 2.3 Emissies De compartimenten bodem en oppervlaktewater kunnen als gevolg van het storten van verontreinigde specie in putdepots verontreinigd raken. Voor de bodem geldt dat de emissies richting bodem en grondwater van dezelfde ordegrootte zullen zijn als in een gesloten of ringdijkdepot. In het kader van deze studie wordt daarom geen specifieke aandacht besteed aan de emissies naar bodem en grondwater. In het beoordelingsschema zoals dit in hoofdstuk 4 aan de orde komt zal grondwater wel een apart item zijn. Het in kaart brengen van de emissies voor lokale situaties is dus wel belangrijk, maar dit kan plaatsvinden op gelijke wijze als ook voor ringdijkdepots plaatsvindt. Uit het karakter van putdepots komt voort dat er veel aandacht moet zijn voor de belasting en de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het is in het kader van deze studie niet mogelijk generiek aan te geven wat de emissies vanuit een putdepot zullen zijn. Een en ander is sterk afhankelijk van de lokale situatie. Er is wel veel onderzoek gedaan naar de belangrijkste parameters die deze emissie beïnvloeden. Als deze parameters bekend zijn is het mogelijk hier direct op in te grijpen zodat de emissie maximaal teruggedrongen wordt. Als dit gebeurd is Figuur 2-1 Overzicht emissieroutes D 3 1 B C A 2 4 A open putdepot B stortkolom C oppervlaktewater D omliggende waterbodem Storten van baggerspecie in putdepots 15
16 dient de initiatiefnemer met het bevoegd gezag na te gaan of een putdepot onder de voorgenomen omstandigheden acceptabel is. In hoofdstuk 4 wordt een schema aangereikt met behulp waarvan nagegaan kan worden of de eigen lokale situatie voldoet of niet. Het is mogelijk het beschrijven van de emissies op verschillende wijzen te ordenen; op basis van emissieroutes of op basis van activiteiten/processen. In figuur 2-1 is een overzicht gegeven van verschillende emissieroutes. 1. Verspreiding van gestorte specie naar het oppervlaktewater Tijdens het storten gaat een deel van de specie in suspensie. Voor een groot deel bezinkt dit weer binnen de grenzen van het putdepot, het resterende deel zal buiten het depot geraken. Dit is afhankelijk van de bezinksnelheid en de stroomsnelheid in de omgeving van het depot. Door desorptie komen verontreinigingen vrij uit de in suspensie geraakte specie. Bij meerdere stortingen achter elkaar is het mogelijk dat de tussenliggende tijd niet voldoende is voor volledige bezinking van de in suspensie geraakte specie. Hierdoor wordt het watersysteem opgeladen met zwevend stof en zullen er hogere concentraties aan opgeloste verontreinigingen ontstaan. 2. Verspreiding van gestorte specie naar de omliggende waterbodem. De specie die in suspensie is gegaan en buiten de grenzen van het depot geraakt zal vroeg of laat weer bezinken. Dit kan een negatief effect hebben op de kwaliteit van de omliggende waterbodem. Daarnaast kan als gevolg van stroming, scheepvaart of wind gesedimenteerd materiaal weer opwervelen en alsnog verspreiden naar de omgeving. Uit deelrapport 2 (lit. 3) blijkt dat het niet te verwachten valt dat ten gevolge van de verspreiding van zwevend stof waarneembare effecten zullen optreden op de omliggende waterbodem. 3. Poriewater vrijkomend tijdens het storten. Door wervelingen in de baggerspecie ten gevolge van de val door de waterkolom kan poriewater uit de baggerspecie rechtstreeks vermengen met het oppervlaktewater. De hierin aanwezige verontreinigingen kunnen direct in het oppervlaktewater verspreiden. De bijdrage aan de effecten op de waterkwaliteit is via deze route verwaarloosbaar. 4. Uitpersen consolidatiewater. Als gevolg van het samenpersen van gestorte baggerspecie komt een deel van het ingesloten poriewater vrij uit de baggerspecie. Dit poriewater kan relatief hoge concentraties microverontreinigingen bevatten. De uiteindelijke bijdrage aan de kwaliteit van het oppervlaktewater is gering doordat het gaat om een gering debiet. De conclusie hieruit is dat de beoordeling van putdepots vooral gericht moet zijn op emissieroute 1, naast de al eerdergenoemde aandacht voor bodem en grondwater. Er zijn diverse activiteiten of processen te onderscheiden als gevolg waarvan emissie kan optreden. Deze activiteiten of processen hebben een directe relatie met mogelijke maatregelen zoals deze in hoofdstuk Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. beschreven worden. De volgende activiteiten of processen worden genoemd: Stortactiviteiten (zie Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.); Stroming: bij verhoogde stroming bestaat een grotere kans dat zwevend stof pas buiten de grenzen van het putdepot bezinkt. Daarnaast kan stroming aanleiding zijn voor erosie waardoor reeds gestort materiaal alsnog kan opwoelen; Scheepvaart, door de werking van de straalstroom van scheepsschroeven kan gestort materiaal opwoelen en mogelijk verspreiden; Storten van baggerspecie in putdepots 16
17 Invloed van wind en golven; Vrijkomen van het pers- en/of poriewater, door samendrukken van de specie wordt een deel van het ingesloten water verdrongen en worden opgeloste verontreinigingen meegenomen. Overigens kunnen veel van deze activiteiten niet los gezien worden van elkaar. Stortactiviteiten worden in de volgende paragraaf wat uitgebreider behandeld omdat deze zeer bepalend kunnen zijn voor het uiteindelijke stortverlies. Voor de overige processen wordt verwezen naar de onderliggende studies (deelrapport 1 en 2). Stratificatie Stratificatie (zoet-zout of temperatuursstratificatie) van een putdepot behoeft extra aandacht. Het is een verschijnsel wat zowel negatieve als positieve aspecten kent in relatie tot het stor-ten van baggerspecie. De spronglaag heeft een isolerende functie voor de verspreiding van zevend stof en of verontreinigingen. Indien de baggerspecie gelost wordt in de onderste waterlaag is de spronglaag een extra barrière in de verspreiding. Anderzijds kan bij lossing in de bovenlaag ophoping van zwevend stof in de spronglaag plaatsvinden. Dit resulteert in een verslechterde bezinking en daarmee een groter risico voor verspreiding. In gestratificeerde systemen verdient lossing in de onderlaag de voorkeur. Daarnaast is het in een gestratificeerde put mogelijk dat de concentratie aan ammoniak in de onderste waterlaag de toxische grenzen voor waterorganismen gaat overschrijden. Omdat in een gestratificeerde put er tevens vaak sprake is van zuurstofloze omstandigheden (met name in een diepe put, als er sprake is van een zoute tong in zoet water hoeft dit niet zo te zijn) waarbij waterleven toch niet mogelijk is, hoeft dit geen nieuw probleem te zijn. Problemen zouden wellicht kunnen optreden bij instantane opheffing van temperatuursstratificatie. Wa-terorganismen kunnen dan plotseling geconfronteerd worden met verhoogde concentraties ammoniak. Aandacht hiervoor bij voorbereidende studies in locale situaties is aan te bevelen Stortactiviteiten Voor het storten van baggerspecie zijn verschillende technieken beschikbaar. Deze kunnen hoofdzakelijk ingedeeld worden op basis van de wijze van winning en transport van de spe-cie. Zo onderscheiden we mechanische en hydraulische storttechnieken: Tabel 2-1 Overzicht stortactiviteiten mechanische storttechnieken Onderlosser Stortkoker grijper boven water grijper onder water hydraulische storttechnieken boven water, rechte pijp onder water, rechte pijp onder water, diffusor In deelproject 1; het referentie-ontwerp, worden deze storttechnieken uitvoerig behandeld. Iedere techniek heeft zo zijn eigen karakteristieken. Bepalend voor de keuze van een storttechniek in de praktijk is de stortcapaciteit (en daarmee de kosten), het verlies aan specie naar de omgeving en de relatie met de wijze van winning van de baggerspecie. In het algemeen hebben hydraulische technieken een hogere capaciteit dan mechanische technieken. Voor een onderlinge vergelijking van het verlies aan zwevend stof naar de omgeving maken we gebruik van de term potentieel stortverlies. Dit wordt gedefinieerd als het percentage van de specie dat zich als zwevend stof tijdens het storten ter plaatse van de stortlokatie (dus in of boven het putdepot) bevindt. In potentie kan dit materiaal buiten het depot terecht komen en is Storten van baggerspecie in putdepots 17
18 daarmee een potentiële bron van verontreiniging van het oppervlaktewater. Het deel van de gestorte specie dat daadwerkelijk de put verlaat is het actuele stortverlies. Daarnaast wordt de term totaal verlies gehanteerd. Dit is het totale verlies ten gevolg van stortactiviteiten en resuspensie van reeds gestort materiaal. Het potentiële verlies is afhankelijk van een groot aantal parameters en is daardoor erg moeilijk te voorspellen. De belangrijkste parameters zijn: 1) karakteristieken slibwolk 2) karakteristieken mors en slibtong Mors komt voornamelijk voor bij mechanische storttechnieken zoals een grijper. De relatief kleine kluiten kunnen wel een aanzienlijke bijdrage leveren aan de vorming van de slibwolk. De vertikale valbeweging van de gestorte specie wordt na de contactklap met de bodem voor een deel omgezet in een vertikale beweging van een dichtheidsstroom van baggerspecie. Deze dichtheidsstroom bezinkt snel als de voortbewegingsenergie verloren gaat. Deze dichtheidsstroom kan wel een aanzienlijke bijdrage leveren aan de slibwolk 3) slibkarakteristieken De belangrijkste slibkarakteristieken zijn: stortdichtheid compactheid/cohesie fractieverdeling 2.4 Conclusies emissies In een gevoeligheidsanalyse is nagegaan welke parameters voornamelijk sturend zijn op de emissie van verontreinigingen uit een putdepot. De volgende zaken zijn dan van belang: lokatie-eigenschappen (bijdrage aan advectief en diffusief transport) specie-karakteristieken storttechniek De grootte van het uitwisselingsdebiet is een belangrijke factor voor de hoogte van de emissie uit een putdepot. Locaties met een hoog uitwisselingsdebiet hebben een hoge uitgaande vracht maar een lage concentratie van het water in de put. Bij lokaties met een laag uitwisselingsdebiet is dit net andersom: een geringe uitgaande vracht maar hoge concentraties in het water van de put. Of de kwaliteit van het water binnen de lokatie daarmee een potentiële bedreiging vormt voor de waterkwaliteit buiten het putdepot is de vraag. Dit hangt af van de lokatiespecifieke omstandigheden. Het uitwisselingsdebiet is dus bepalend voor de concentratie-opbouw van verontreinigingen in een putdepot, en daarmee ook voor de concentratie aan verontreinigingen in het uittredende water. Indien er voldoende verdunning optreedt door doorstroming is het optreden van toxische concentraties niet waarschijnlijk. Voor de toetsing op de waterkwaliteit is dit belangrijk, hoewel het nooit een opzettelijke oplossing mag zijn in het emissiebeleid. Er is onderzocht onder welke omstandigheden (bij welke speciekwaliteit) geen waterkwaliteitsproblemen zullen optreden. In de covernotitie is aangegeven dat het MTR aq op de grens van het putdepot kan gelden als toetsingscriterium voor effecten op de waterkwaliteit. Uit onderzoek is duidelijk geworden dat bij een debiet van meer dan 25 m 3 /s vrijwel geen nadelige waterkwaliteitseffecten te verwachten zijn. Er zijn echter enkele zeer kritische stoffen, zoals DDD en DDE, die ook bij hogere debieten Storten van baggerspecie in putdepots 18
19 waterkwaliteitsproblemen kunnen veroorzaken. De combinatie van een lage evenwichtsconstante en een hoge toxiciteit maken dergelijke stoffen erg kritisch. Het is niet te verwachten dat stikstof een belangrijke bijdrage levert aan toxische concentraties. In gevallen met een laag uitwisselingsdebiet en in gestratificeerde omstandigheden kan ammoniak mogelijk een probleem vormen. Dit is afhankelijk van de concentraties stikstof in de baggerspecie en het optreden van instantane omwenteling van de gestratificeerde waterlagen. Verder is stikstof, samen met fosfaat, een mogelijke extra bron voor eutrofiëring. Hierbij moet dan in ieder geval wel sprake zijn van een nieuwe stikstofbron door aanvoer van gebiedsvreemde specie. Bij gebiedseigen specie zal vaker juist een verbetering optreden door het verminderd vrijkomen van stikstof en fosfaat in het watersysteem. Een ander belangrijke parameter is het potentieel stortverlies. De hoeveelheid slib die niet direct op de bodem terecht komt is afhankelijk van de toegepaste storttechniek en slibkarakteristieken. Het potentieel stortverlies is dus niet alleen afhankelijk van de storttechniek. Stortdichtheid, compactheid en fractieverdeling hebben hierin ook een belangrijke rol. Het is gebleken dat als er relatief veel slib beschikbaar is voor uitwisselingsprocessen en tevens dit slib opmengt in een groot watervolume, de emissie van verontreinigingen sterk kan toenemen. Het beperken van de slibwolk is dan ook erg belangrijk bij het storten in putdepots. Dit is mogelijk door het toepassen van goede storttechnieken en het storten onder gunstige hydrodynamische condities. In het volgende hoofdstuk zal verder ingegaan worden op de mogelijkheden hiervoor. In zijn algemeenheid geldt dat het storten van zandige specie relatief gunstig is voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en het benodigde bergingsvolume in het putdepot. Het storten van het residu van zandscheiding wordt als minder gunstig beschouwd. Directe effecten op de kwaliteit van de waterbodem in de omgeving zijn niet te verwachten, mits de ruimte rondom de put niet beperkend is. De hoeveelheid slib alsmede de grootte van het oppervlak waarop de verspreiding plaatsvindt is in grotere watersystemen dusdanig dat er ten opzichte van de achtergrondconcentraties geen waarneembare effecten zullen optreden. Bij grote putten in kleinere watersystemen kan dit anders uitpakken. Storten van baggerspecie in putdepots 19
20 Storten van baggerspecie in putdepots 20
21 3 Mogelijke maatregelen In het vorige hoofdstuk is reeds aangegeven dat de emissie van verontreinigingen uit een putdepot geen vast gegeven is. Enerzijds is dit sterk afhankelijk van lokale omstandigheden, anderzijds kan de beheerder van een putdepot maatregelen nemen om deze emissie terug te dringen. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke mogelijkheden beschikbaar zijn om de emissies maximaal te beperken. In het volgende hoofdstuk worden deze mogelijke maatregelen beleidsmatig geordend. Achtereenvolgens zijn er drie thema s te onderscheiden die emissiebeperking omvatten: 1. Locatiekeuze; 2. Inrichting; 3. Eisen aan stortmethodes. In het beoordelingsschema zoals dat in het volgende hoofdstuk aan de orde komt worden deze drie thema s ook weer teruggehaald. 3.1 Lokatiekeuze De lokatiekeuze is deels gericht op emissiebeperking, deels op de gevoeligheid en kwetsbaarheid van de omgeving. Deze combinatie is bepalend voor de waardering van de effecten op de milieukwaliteit. Hierna volgt een korte opsomming van relevante onderwerpen bij deze keuze: 1) Vormgeving open put; dit is voornamelijk van belang voor: de stroomsnelheid in het depot zelf en de uitwisseling met het omringende oppervlaktewater (zie ook lit. 6) afstand van stortlokatie tot de rand van het depot. 2) Grote van de put in relatie tot het watersysteem waarin het putdepot gelegen is; 3) Lokale achtergrondconcentraties; een depot in een verontreinigd gebied zal minder kritisch benaderd hoeven worden; 4) Hydrodynamische condities; in hoofdstuk 2 is aangegeven dat stroomsnelheid een zeer belangrijke parameter kan zijn; 5) Geohydrologie; bij voorkeur zal gezocht worden naar een situatie met een geringe stijghoogteverschil. Er zijn geen mogelijkheden beschikbaar om een situatie van inzijging om te zetten naar kwel. Dit is door middel van peilbeheer in gesloten depots wel mogelijk; 6) Functie van het gebied; Bepaalde functies stellen minder hoge eisen aan de waterkwaliteit als andere functies. Weer andere functies (scheepvaart) kunnen juist de oorzaak zijn van verhoogde emissies. 7) Ecologische doelstelling oppervlaktewater; 8) Beheersbaarheid tijdens en na het storten; Niet ieder lokatie is geschikt voor het treffen van (inrichtings-)- Storten van baggerspecie in putdepots 21
22 maatregelen. Zo zal in een gebied met veel scheepvaart geen maatregel mogelijk zijn die hinder oplevert voor de doorvaart. Deze onderwerpen zijn overgenomen uit de eerste stap in het beoordelingsschema. Voor een verdere uitwerking wordt verwezen naar hoofdstuk Fout! Verwijzingsbron niet gevonden Inrichting In veel gevallen zal de vorm van een putdepot een gegeven zijn. Het betreft bijvoorbeeld een lokatie waar in het verleden zand gewonnen is; er is meestal weinig aanleiding om hier grote veranderingen in aan te brengen. Vanuit de emissiebeperking zijn er wel een aantal aandachtspunten te noemen bij de inrichting van een putdepot. Uitwisselingsdebiet In hoofdstuk 2 is al gezegd dat het uitwisselingsdebiet een belangrijke factor is voor de daadwerkelijke emissievracht naar de omgeving. In veel situaties zal dit een gegeven zijn, maar het is mogelijk door aanleg van stromingsbeïnvloedende terpen, halve dijken en dergelijke de doorstroming van een putdepot te beïnvloeden. Deze civieltechnische ingreep kan wel duur zijn, maar in vergelijking met ringdijkdepots nog altijd vele malen goedkoper. De consequentie van het verminderen van het uitwisselingsdebiet is dat de concentratie aan verontreinigingen in het depot en daarmee in het uittredende water sterk verhoogd kan worden. Deze verhoging kan een direct risico vormen voor het waterleven. Bij een groot ontvangend watersysteem hoeft dit echter geen probleem te zijn. Positioneren stortlokatie De plaats waarop gestort wordt heeft een directe relatie met de mogelijkheid dat de slibtong en/of de slibwolk buiten het depot kan geraken. De slibtong die zich na de contactklap over de bodem in de radiale richting verplaatst heeft een voorspelbare actieradius totdat bezinking optreedt. In figuur 3-1 staat schematisch aangegeven hoe een veilige afstand voor de stortpositie bepaald kan worden Figuur 3-1 Bepaling afstand stortlokatie tot de rand van het depot L stort = 25 + h h L talud < 25+h L talud L stort = L talud h L talud > 25+h L talud Storten van baggerspecie in putdepots 22
23 Figuur 3-2 Relatie stortpositie, valsnelheid van de slibdeeltjes en de stroomsnelheid in de put. Tegelijkertijd is het zoveel mogelijk stroomopwaarts storten gunstig om de verspreiding van het zwevend stof tot buiten de put te beperken. Dit wordt geïllustreerd in figuur 3-2. Dit moet in verband met een gelijkmatige vulling van het depot wel mogelijk zijn. stortpositie klein deeltje, lage valsnelheid, grote bezinklengte waterbodem grote korrel, hoge valsnelheid, kleine bezinklengte baggerspecie putbodem Beperken mogelijkheden erosie. Erosie van reeds gestort materiaal kan plaatsvinden door stroming, wind en golven, en scheepvaart. De erosie zal gering zijn bij een stroomsnelheid lager dan 0,5 m/s aan het oppervlak. Bij een stroomsnelheid van meer dan 0,5-1,0 m/s en een vulling van 5 tot 10 meter onder de rand van het depot wordt het risico van erosie snel groter. Als er eenmaal erosie optreedt zal het verlies van zwevend stof groot zijn en kunnen toenemen tot 10-30% van het gestorte ma-teriaal. Dit is mede afhankelijk van de mate van consolidatie van de bodem en de hoogte van de waterkolom. Het is mogelijk door inrichtingsmaatregelen de stroomsnelheid binnen een depot te beïnvloeden. Dit kan door stromingsgeleidende terpen, dammen en dijken. Het is echter de vraag of de lokatie van het putdepot wel gunstig genoeg is op het moment dat dergelijke maatregelen noodzakelijk zijn. Beter is te zoeken naar een locatie met stroomsnel-heden lager dan 0,5 m/s. Voor halfopen putdepots geldt dat deze beschermende maatrege-len standaard aanwezig zijn. Hierdoor is het risico voor erosie dus ook geringer. Door opwoeling door wind en windgolven kan slib zich alsnog verspreiden. Bij een waterdiep-te van meer dan 4 meter zijn de effecten echter te verwaarlozen. Scheepsbewegingen kunnen bij een vulniveau vanaf 10 meter onder de depotrand invloed uitoefenen op de specie. Met name de intensiteit van de scheepvaart is dan belangrijk. Bij minder dan scheepsbewegingen per jaar (± 14 per dag) is er geen waarneembare in-vloed gevonden op het verlies van zwevend stof. Pas bij scheepsbewegingen per jaar (±270 per dag) neemt het totale verlies toe van 0,5% naar 2%. Het is dus raadzaam een putdepot niet in een drukke scheepvaartroute te positioneren. Als dit wel het geval is moet het vulniveau beperkt worden. Vulhoogte In bovenstaande alinea s is reeds aangegeven dat er in veel gevallen een directe relatie bestaat tussen de vulhoogte in een putdepot en het totale verlies van baggerspecie. De vulhoogte heeft tegelijkertijd een directe relatie met de bergingscapaciteit van een putdepot. Bij het in gebruik nemen van het depot dient dan ook een zorgvuldige afweging gemaakt te worden tussen de vulhoogte, de hoeveelheid baggerspecie die geborgen gaat worden, de mate Storten van baggerspecie in putdepots 23
24 en snelheid van consolidatie, en een acceptabel totaal verlies uit het depot. In het algemeen zal bij een vulhoogte van 5-10 meter onder de rand van het depot het totaal verlies snel toenemen. Aanbevolen wordt niet verder dan 5 meter onder het waterbodemniveau te vullen, tenzij vanuit de lokale situatie wordt aangetoond dat dit toch mogelijk is. Afdekking Het afdekken van de specie in het putdepot met een schone, voldoende erosiebestendige leeflaag, voorkomt verdere erosie van de verontreinigde toplaag in de nazorgfase van een putdepot. De erosiebestendige leeflaag zal veelal een hogere dichtheid hebben dan de specie in het depot. Door berekeningen en eventueel proeven zal nagegaan moeten worden of de specie voldoende draagkracht heeft voor het aanbrengen van de erosiebestendige leeflaag. Het aanbrengen van een afdeklaag op vers gestorte specie is in principe altijd mogelijk, maar kan wel problemen opleveren. De draagkracht van slecht geconsolideerde specie is zo gering dat er speciale opbrengtechnieken nodig zijn om een stabiele erosiebestendige leeflaag te creëren. Een andere optie is de afdeklaag pas aan te brengen als het slib geconsolideerd is. Het kan ook mogelijk zijn dat het aanbrengen van een afdeklaag na consolidatie van de gestorte specie niet meer nodig is. De toplaag is dan zelf erosebestendig geworden. Ook heeft dan natuurlijke sedimentatie van nieuw (schoon) materiaal plaatsgevonden want de put fungeert als slibvang tot de morfologische evenwichtsligging van de bodem is bereikt. Vanwege de consolidatie blijft dit nog lang doorgaan waarbij de natuurlijke afdeklaag steeds dikker wordt. Het risico voor het waterleven van de resterende emissie is bepalend voor de keuze of gewacht kan worden met het aanbrengen van de afdeklaag. 3.3 Storttechnieken Het potentieel verlies bij het storten van baggerspecie is een belangrijke factor voor het uiteindelijke totale verlies uit een putdepot. Het minimaliseren van dit potentieel verlies is dan ook zeer belangrijk. Daarnaast zijn er, behalve bedrijfseconomische motieven, nog enkele andere parameters die bepalend zijn voor de keuze van een storttechniek. Dit zijn: afmeting en vorm van de slibwolk stortcapaciteit menging met (omgevings)water In de onderliggende studies is uitvoerig aandacht geschonken aan verschillende mogelijkheden. Op basis van literatuuronderzoek is geprobeerd inzicht te krijgen in de relatie tussen een bepaalde techniek en het potentieel verlies. De storttechniek is niet alleen bepalend voor het potentieel stortverlies. De overige parameters zoals de slibkarakteristieken zijn vaak niet voldoende gedocumenteerd bij de metingen van het stortverlies. Daardoor is er vaak een grote marge in de resultaten van het literatuuronderzoek. Wel wordt duidelijk welke technieken beter functioneren dan andere. In figuur 3-3 is een overzicht gegeven van de onderzochte technieken. Storten van baggerspecie in putdepots 24
25 Figuur 3-3 Potentieel stortverlies van storttechnieken voor baggerspecie in putdepots Mechanisch storten Onderlosser Stortkoker Grijper boven water Grijper onder water Hydraulisch storten Boven water, rechte pijp Onder water, rechte pijp Onder water, diffsor 1% 2% 3% 4% 5% 6% 7% 8% 9% 10% = spreiding op basis van meting = speiding op basis van schatting Op basis van het potentieel stortverlies wordt aanbevolen zoveel mogelijk te werken met onderlossers of een diffusor (in geval van hydraulisch aangevoerde baggerspecie). De omvang van de slibwolk heeft een grote invloed op de uitwisselingsprocessen van de verontreinigingen. Bij hydraulisch storten is de slibwolk globaal een factor twee groter zodat er voor toepassing in putdepots een voorkeur bestaat voor het mechanisch storten met onderlossers. De keuze tussen hydraulisch storten en onderlossers is niet altijd vrij. Deze heeft een duidelijke relatie met het type baggerwerk. In de voorbereiding van het in gebruik nemen van een putdepot zal bekeken moeten worden in hoeverre aanvoer van de specie met bakken en in hogere dichtheid (> 1250 kg/m 3 ) mogelijk is. Er is gezocht naar een relatie tussen specie-eigenschappen, stortparameters en het potentiëel stortverlies. Op basis van de beschikbare metingen is het niet mogelijk deze relatie vast te stellen. Wel is gebleken dat bijvoorbeeld de dichtheid van specie een belangrijke factor kan zijn. Dit hangt echter sterk samen met de keuze voor een bepaalde storttechniek en is dus niet onafhankelijk te beschouwen. Storten van baggerspecie in putdepots 25
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 5695 15 april 2010 Besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat houdende beleidsregels voor lozing op een oppervlaktewater
Nadere informatieSamenvatting van: Effecten van het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij (LOTV) op de waterkwaliteit.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling/RIZA Samenvatting van: Effecten van het Lozingenbesluit
Nadere informatieBerging in (zandwin)putten: zo gek nog niet
Berging in (zandwin)putten: zo gek nog niet De mogelijkheden en de huidige praktijk augstus 2005 AKWA-rapport: 04.011 DWW-rapport: 2004-084 .............................................................................................
Nadere informatieStorten van baggerspecie in open putdepots
Ministerie van Verkeer en Waterstaat jklmnopq Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehande- Storten van baggerspecie in open putdepots Covernotitie eerste fase RIZA-rapport: 99.053
Nadere informatie2. Het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming
Voorlopig beleidsstandpunt Wetterskip Fryslân voor het toepassen van natte baggerspecie als bouwstof in oppervlaktewater op grond van het Bouwstoffenbesluit. Het voornoemde beleidsstandpunt en de Reactienota
Nadere informatieEcologische effecten van verondieping van zandwinputten in het Gooimeer. Mike van der Linden. wat komt aan de orde
wat komt aan de orde Ecologische effecten van verondieping van zandwinputten in het Gooimeer Symposium Diepe plassen Amersfoort, 11 september 2008 Mike van der Linden enkele inleidende opmerkingen diepe
Nadere informatieDefinities. Samensteller(s): Riza. Document: Definities TJS.doc. Datum: 9 maart Versie: 2.0 Definitief
Programmering en Monitoring TienJarenScenario s Samensteller(s): Riza Document:.doc Datum: 9 maart 2006 Versie: 2.0 f s TienJarenScenario 9 maart 2006 2 van 7 INHOUD 1 Inleiding... 3 1.1 De website www.baggereninnederland.nl...
Nadere informatieZandwinputten. Baggernet Thema-ochtend over Zandwinputten. Een overzicht. Afdelingsoverleg Bodem & Water 22 juni John Maaskant.
Zandwinputten Een overzicht Afdelingsoverleg Bodem & Water 22 juni 2009 Baggernet Thema-ochtend over Zandwinputten John Maaskant Ministerie van Verkeer & Waterstaat Marc Pruijn Ministerie van Volkshuisvesting,
Nadere informatieStorten van baggerspecie in open putdepots (fase 2)
Ministerie van Verkeer en Waterstaat jklmnopq Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling/RIZA Storten van baggerspecie in open putdepots (fase 2) Deelrapport 3: Verspreiding
Nadere informatieEmissie-aanpak en biologisch goed afbreekbare (potentieel) zwarte lijst-stoffen.
Emissie-aanpak en biologisch goed afbreekbare (potentieel) zwarte lijst-stoffen. Aan: Van: Bibliotheek S.v.p.../.. keer kopieeren (^KELZIJDIG^Dt^ELZIJPTG VpQrkant/achterkant orfdlkz (W> papier daai-ria^nde-te^)/
Nadere informatieDoor te klikken op bovenstaande link komt u direct op de betreffende pagina.
Bodem en bodemverontreiniging Een voormalige stortplaats heeft een bodemprobleem maar dit betekent niet dat automatisch de bodemregelgeving van toepassing is. Dit ligt toch wat genuanceerder. Er zijn drie
Nadere informatieStorten van baggerspecie in open putdepots (fase 2)
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Storten van baggerspecie in open putdepots (fase 2) Deelrapport 3: Verspreiding van stikstof tijdens storten van baggerspecie in
Nadere informatieDatum 20 november 2009 Betreft Voortgang dossier zandwinputtenvoortgang dossier zandwinputten. Geachte Voorzitter,
> Retouradres Postbus 30945 2500 GX Den HaagPostbus 30945 2500 GX Den Haag De Voorzitter van de Tweede KamerDe Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaalder Staten-Generaal Postbus 20018Postbus
Nadere informatie2 Bruggen en andere volledige overkluizingen
2 Bruggen en andere volledige overkluizingen 2.1 Inleiding Een brug is een verbinding tussen twee percelen, die door een watergang van elkaar worden gescheiden. Een brug vormt een volledige overkluizing
Nadere informatieDeelproject 4: Aanzet tot kwaliteitscriteria voor baggerspecie, afgeleid van risicogrenzen voor stoffen in het watersysteem
Adviesbureau voor water en milieu Storten van baggerspecie in putdepots Deelproject 4: Aanzet tot kwaliteitscriteria voor baggerspecie, afgeleid van risicogrenzen voor stoffen in het watersysteem 27 November
Nadere informatieWijzigingsblad d.d. 1 januari 2019 bij de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten versie 3 september 2007
bij de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten versie 3 september 2007 De Richtlijn bodemkwaliteitskaarten versie 3 september 2007 wordt per 1 januari 2013 respectievelijk 1 januari 2014, 1 januari 2016 en 1
Nadere informatieBesluit omgevingsvergunning ingevolge artikel 2.30 en 2.31 Wabo: Ambtshalve aanpassing omgevingsvergunning. Zaaknummer:
Besluit omgevingsvergunning ingevolge artikel 2.30 en 2.31 Wabo: Ambtshalve aanpassing omgevingsvergunning Zaaknummer: 545160 Havenbedrijf Amsterdam N.V. De heer J. Blom Postbus 19406 1000 GK AMSTERDAM
Nadere informatie0 9 FEB. 2015. Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu beschikking Onderwerp 0 9 FEB. 2015 RWS-2015/4402 T Besluit op aanvraag om wijziging van de vergunning als bedoeld in artikel 6.26, tweede lid Waterwet
Nadere informatieOp woensdag 3 juli 2018 is er een onderzoeksrapport van het RIVM verschenen: Verkenning milieueffecten rubbergranulaat bij kunstgrasvelden.
Datum: 04-06-2018 Betreft: Wie: RIVM onderzoek vervuiling door SBR-infill Ewout Timmerman (beleidsadviseur sport) Op woensdag 3 juli 2018 is er een onderzoeksrapport van het RIVM verschenen: Verkenning
Nadere informatieInventarisatie stand van zaken lozingen huishoudelijk afvalwater op Rijkswateren stand van zaken medio oktober 2005
Bijlage 2 Datum huishoudelijk afvalwater op Rijkswateren stand van zaken medio oktober 2005 2 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Belangrijkste conclusies 3 2 age 4 2.1 Algemene opmerking 4 3 Stand van zaken
Nadere informatieWerkdocument Kd-waarden van zware metalen in zoetwatersediment[riza nr.96.180.x]
Ministerie van Verkeer en WalersUai Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling RIZA doorkiesnummer 0320 298498 Werkdocument Kd-waarden van
Nadere informatieVeelgestelde vragen schouw buitengewoon onderhoud
Veelgestelde vragen schouw buitengewoon onderhoud Wat is buitengewoon onderhoud? Het buitengewoon onderhoud omvat het op de juiste afmetingen (breedte, diepte en helling van taluds) houden van een watergang.
Nadere informatie2 Bruggen en andere volledige overkluizingen
2 Bruggen en andere volledige overkluizingen 2.1 Inleiding Een brug is een verbinding tussen twee percelen, die door een watergang van elkaar worden gescheiden. Een brug vormt een volledige overkluizing
Nadere informatieRWS-2017/328 M. Inhoudsopgave. 1. Aanhef 2. Besluit 3. Voorschrift 4. Overwegingen 5. Ondertekening 6. Mededelingen. 1. Aanhef
Onderwerp Maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5e van het Activiteitenbesluit milieubeheer voor RWZI Piershil, voor het lozen van fosfor op het Spui. Zaaknummer RWSZ2016-00018059 Inhoudsopgave 1.
Nadere informatieADVIES VOOR DE M.E.R.-BEOORDELING OVER DE PRODUCTIE VAN PRIMAIR ALUMINIUM BIJ ALUMINIUM DELFZIJL 28 MEI 2001 INHOUDSOPGAVE
ADVIES VOOR DE M.E.R.-BEOORDELING OVER DE PRODUCTIE VAN PRIMAIR ALUMINIUM BIJ ALUMINIUM DELFZIJL 28 MEI 2001 INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING...1 2. ADVIES VAN DE COMMISSIE OVER DE M.E.R.-BEOORDELING...2 2.1
Nadere informatieFiguur 1 Reductie van de massa te storten specie als functie van het uitgangszandgehalte en resterend zandgehalte.
Rubriek: Onderzoek Zandscheiding als middel voor depotvolumebesparing Het is duidelijk moeilijker om nieuwe depotruimte te realiseren voor de opslag van baggerspecie. Dit door gebrek aan publieke steun.
Nadere informatiebeschikking D Aanhef 2. Besluit 3. Aanvraag 4. Toetsing van de aanvraag 5. Procedure 6. Conclusie 7. Ondertekening 8.
D161083167 D161083167 Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu RWS ONGECLASSIFICEERD beschikking Eusebiusbuitensingel 66 6828 HZ Arnhem Postbus 25 6200 MA Maastricht www.rijkswaterstaat.nl
Nadere informatieGrondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken
Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Resultaten WAHYD Hoe zit het in elkaar: afkijken bij Noord-Brabant In het onderzoeksproject WAHYD (Waterkwaliteit op basis van Afkomst en HYDrologische systeemanalyse)
Nadere informatie12 Hemelwateruitlaat of riooloverstort
12 Hemelwateruitlaat of riooloverstort 12.1 Inleiding Gemeenten hebben de taak om hemelwater en afvalwater in te zamelen. Het hemelwater wordt steeds vaker opgevangen in een separaat hemelwaterriool. Vanuit
Nadere informatieHydraulische beoordeling nieuwe waterkering Alexander, Roermond. WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag
nieuwe waterkering Alexander, Roermond WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag i Datum 17 maart 2014 Status Concept, versie 0.2 Project P0056.9 Naam Paraaf Datum Auteur Drs. R.C. Agtersloot 17-03-2014
Nadere informatieRijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu RWS ONGECI.ÂSSIFICEERD beschikking 23 FEB. 2075 Nummer RWS-2015/7719 1 Onderwerp Besluit op aanvraag om wijziging van de vergunning als bedoeld in
Nadere informatieNotitie. 1 Inleiding. Techniek, Onderzoek & Projecten Onderzoek & Advies. Projectteam Ronde Hoep. 5 januari 2015. J.W. Voort
Aan Projectteam Ronde Hoep Contactpersoon J.W. Voort Onderwerp Onderzoek kwaliteit zwevend slib in de Amstel en risico interpretatie calamiteitenberging Ronde Hoep 1 Inleiding Doorkiesnummer 020 608 35
Nadere informatieRijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu RWS ONGECLASS1FICEERI beschikking 2 6 OKT. 2015 RWS-2015/45124 1 Onderwerp Besluit op aanvraag om wijziging van de vergunning als bedoeld in artikel
Nadere informatieIII.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.
III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10. is opgenomen III.2. Waterkwaliteit De meetpunten van het chemische meetnet liggen
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 26 401 Vierde Nota Waterhuishouding Nr. 27 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTE- LIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER Aan de Voorzitter
Nadere informatieRijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu RWS ONGECLASSIFICEERD beschikking 1 0 AUS. 2075 Nummer Onderwerp Besluit op aanvraag om wijziging van de vergunning als bedoeld in artikel 6.26,
Nadere informatieBELEIDSREGEL DEMPEN SLOTEN WATERSCHAP HUNZE EN AA S
BELEIDSREGEL DEMPEN SLOTEN WATERSCHAP HUNZE EN AA S Algemeen Bestuur: 17 september 2003 Beleidsregels in de zin van de Algemene wet bestuursrecht De Algemene wet bestuursrecht geeft aan wat onder beleidsregels
Nadere informatieHerinrichten van diepe plassen door hergebruik baggerspecie: Voor en nadelen voor de visstand. Joke Nijburg
Herinrichten van diepe plassen door hergebruik baggerspecie: Joke Nijburg 1 Inhoud: Aanleiding Beleid Uitvoeringsmethodieken Voor- en nadelen visstand Praktijkvoorbeelden Conclusies 2 Aanleiding Waterkwaliteit
Nadere informatieDe voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG
> Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Rijnstraat 8 2515 XP Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag T 070-456 0000
Nadere informatie26 Aanbrengen van grond bij een waterkering
26 Aanbrengen van grond bij een waterkering 26.1 Inleiding In dit hoofdstuk staat het aanbrengen van grond bij waterkeringen centraal. Onder deze handeling wordt verstaan: - opvullen van gaten en kuilen;
Nadere informatie2 9 JUNI Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu RWS ONGECLASSIFICEERD beschikking 2 9 JUNI 2075 Nummer Onderwerp Besluit op aanvraag om wijziging van de vergunning als bedoeld in artikel 6.26,
Nadere informatieDeelrapport Luchtkwaliteit Aanvulling
Deelrapport Luchtkwaliteit Aanvulling Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie Postbus 299-4600 AG Bergen op Zoom + 31 (0)164 212 800 nieuwesluisterneuzen@vnsc.eu www.nieuwesluisterneuzen.eu Rapport Vlaams
Nadere informatieDatum Referentie Uw referentie Behandeld door 12 februari 2014 20102687-06v3 M. Blankvoort
Wilhelm Röntgenstraat 4 8013 NE Zwolle Postbus 1590 8001 BN Zwolle T +31 (0)38-4221411 F +31 (0)38-4223197 E Zwolle@chri.nl www.chri.nl Notitie 20102687-06v3 Clarissenhof te Vianen Beoordeling luchtkwaliteitseisen
Nadere informatieOntwikkelingsplan Hogewegzone Amersfoort
Ontwikkelingsplan Hogewegzone Amersfoort Voorlopig toetsingsadvies over het milieueffectrapport 7april 2011 / rapportnummer 2281 61-1- 1. Voorlopig oordeel over het MER De gemeente Amersfoort en woningcorporatie
Nadere informatieBodemverontreiniging en grondwaterbeheerssysteem Chemours, Baanhoekweg Dordrecht.
Memo Dossier Zaaknummer 200433 Kenmerk D-16-1539473 Datum 17 maart 2016 Onderwerp Bodemverontreiniging en grondwaterbeheerssysteem Chemours, Baanhoekweg Dordrecht. Inleiding In deze memo wordt uitleg gegeven
Nadere informatieBaggerproblematiek in Nederland
Indicator 3 augustus 2005 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Nederland is een deltagebied:
Nadere informatieDe Waterwet en waterbodems De Waterwet. en waterbodems
De Waterwet en waterbodems De Waterwet en waterbodems Waterbodembeheer Waterbodembeheer onderdeel onderdeel watersysteembeheer watersysteembeheer Een nieuwe, integrale Een nieuwe, integrale Waterwet Waterwet
Nadere informatiebeschikking Rijkswaterstaat Ministerie van Inftastructuur en Waterstaat
Rijkswaterstaat Ministerie van Inftastructuur en Waterstaat beschikking Postbus Rijkswaterstaat Zee en 2232 3500 GE Utrecht T 070 336 66 00 www, riikswatertsa t. ni Nummer RWS-2018/26253 Datum 3juli2018
Nadere informatieSamenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T
A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven Postbus 1 3720 BA Bilthoven www.rivm.nl KvK Utrecht 30276683 T 030 274 91 11 F 030 274 29 71 info@rivm.nl Samenvatting Dit document geeft een toelichting op de
Nadere informatiewindenergie beter te vertegenwoordigen in de structuurvisie dan nu het geval is.
... Datum: Pagina: 1 van 15 INHOUDSOPGAVE...... 1 Inleiding 3 2 Uitgangspunten 4 2.1 Afstand tot woningen 4 2.2 Ontwerp Ruimtelijk Plan van de Structuurvisie Hoeksche Waard 4 2.3 Nota
Nadere informatieWelkom! Info-avond: Resultaten onderzoek Stortplaats Padbroek. Cuijk, Padbroek 15 december 2011
Welkom! Info-avond: Resultaten onderzoek Stortplaats Padbroek Cuijk, Padbroek 15 december 2011 Programma 19.30; Opening door G. Stoffels 19.40; Intro op de avond 19.50; Resultaten onderzoek Vuilstort 20.30;
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 26 401 Vierde Nota Waterhuishouding Nr. 28 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATER- STAAT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der
Nadere informatieMILIEUBELEIDSPLAN. ONDERDEEL BODEM visiedocument. Terneuzen gaat een schone toekomst tegemoet Koning Willem III
MILIEUBELEIDSPLAN ONDERDEEL BODEM visiedocument Terneuzen gaat een schone toekomst tegemoet Koning Willem III Visie* De bodem van de gemeente Terneuzen is in 2030 van zodanige kwaliteit dat maximale mogelijkheden
Nadere informatiebaggerspecie van 60% en meer wordt als reinigbare
November 2001 De Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) voor baggerspecie Vanaf 1 januari 2002 moet belasting worden betaald voor het storten van reinigbare baggerspecie* Dit staat in de Wet belastingen
Nadere informatieOOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.
NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. 29 september 2010 Inhoud 1 Tekstdelen uit van 5 varianten naar 2 alternatieven 3 1.1 Referentiesituatie 3 1.2 Effecten waterkwaliteit KRW 5 2 Nieuw tekstdeel 7 ARCADIS
Nadere informatieAanpak van de vormvrije m.e.r.-beoordeling
Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu beoordeling De vormvrije m.e.r.-beoordeling is een nieuw fenomeen, waarvoor geen vereisten van vorm, maar wel voor de inhoud bestaan. Omdat de beoordeling
Nadere informatieAanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten
MEMO datum 18-3-211 van Ir Yves Plancke yves.plancke@mow.vlaanderen.be Ir. Marco Schrijver marco.schrijver@rws.nl titel Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten
Nadere informatieAanleg parallelweg N248
Aanleg parallelweg N248 Onderzoek luchtkwaliteit Definitief Provincie Noord-Holland Grontmij Nederland B.V. De Bilt, 14 juli 2014 Verantwoording Titel : Aanleg parallelweg N248 Subtitel : Onderzoek luchtkwaliteit
Nadere informatieDoel van deze presentatie. 23 juni 2015. Beoordelen en verbeteren van de waterbodemkwaliteit : een rondwandeling in de geschiedenis en de kenniswereld
Beoordelen en verbeteren van de waterbodemkwaliteit : een rondwandeling in de geschiedenis en de kenniswereld Tommy Bolleboom & Leonard Osté Doel van deze presentatie Geeft een overzicht - waar we vandaan
Nadere informatieGeachte heer/mevrouw,
> Retouradres BEVOEGD GEZAG WBB Leefomgevingskwaliteit Contactpersoon co.molenaar@minvrom.nl Datum Betreft Wijziging Circulaire Bodemsanering Geachte heer/mevrouw, VROM verandert en krijgt een nieuwe huisstijl.
Nadere informatieMEMO. 1. Aanleiding. Datum: 22-oktober Aan: Joep de Koning (WSK) Van: Martijn Tilma en Mia Süss (B&O-WH)
MEMO Aan: Joep de Koning (WSK) Van: Martijn Tilma en Mia Süss (B&O-WH) Datum: 22-oktober 2015 Onderwerp: Capaciteit duikers Wilhelminapark, Plaspoel- en Schaapweipolder 1. Aanleiding Het Wilhelminapark
Nadere informatieWatertoets De Cuyp, Enkhuizen
Watertoets De Cuyp, Enkhuizen Definitief Bouwfonds Ontwikkeling Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 6 april 2009 Verantwoording Titel : Watertoets De Cuyp, Enkhuizen Subtitel : Projectnummer : 275039 Referentienummer
Nadere informatieVolkskrant 11 maart 2009: Publiciteit rond zandwinputten. Jasper Griffioen Deltares
Volkskrant 11 maart 2009: Publiciteit rond zandwinputten Jasper Griffioen Deltares De Volkskrant kopt op 11 maart 2009 Wat ging vooraf: kamervragen onderzoek. onrust omwonenden... Wat kwam: commissie Verheijen.
Nadere informatie1 Inleiding en projectinformatie
Project: Groenhorst College te Velp Onderwerp: hemelwater infiltratieonderzoek Datum: 9 november 2011 Referentie: 25.515/61341/LH 1 Inleiding en projectinformatie Het Groenhorst College, gelegen aan de
Nadere informatiebestemmingsplan Ambachtsezoom e.o. BIJLAGE 7 Onderzoek Luchtkwaliteit OD 205 SL stedenbouw + landschap 103
bestemmingsplan Ambachtsezoom e.o. BIJLAGE 7 Onderzoek Luchtkwaliteit OD 205 SL stedenbouw + landschap 103 Rapport Dossier 22793 Zaaknummer 0109847 Kenmerk 2013002405 / CHK Opsteller mevrouw A. Celik-Ozbek
Nadere informatieOude Tempel Soesterberg Milieukundige onderzoeken luchtkwaliteit en bedrijven en milieuzonering
Notitie Project: Oude Tempel Soesterberg Onderwerp: Milieukundige onderzoeken luchtkwaliteit en bedrijven en milieuzonering Referentie: 16M8024 Datum: 18 juli 2016 Auteur: Mevrouw ing. N.J.W. Pirovano
Nadere informatieWaarom zijn er normen en waarom deze presentatie? Normen en waarden voor nutriënten (Van Liere en Jonkers, 2002) Niels Evers
Waarom zijn er normen en waarom deze presentatie? Normen en waarden voor nutriënten (Van Liere en Jonkers, 2002) Normen om te weten of iets goed is of niet Wetenschap én politiek Er zit altijd ontwikkeling
Nadere informatieVragen & Antwoorden over bodemverontreiniging
Vragen & Antwoorden over bodemverontreiniging Hieronder staan veel gestelde vragen en antwoorden over bodemverontreiniging en spoedlocaties. Het gaat om algemene vragen en vragen over de specifieke Rotterdamse
Nadere informatieHerinrichten diepe plassen
Herinrichten diepe plassen Verantwoord hergebruik is mogelijk 13 april 2011 Tommy Bolleboom, Bodem+ Inhoud Handreiking in notendop Focus op RWS Implementatie tot nu toe 2 Kader handreiking Wat is een diepe
Nadere informatieActiviteitenbesluit milieubeheer
Activiteitenbesluit milieubeheer Beschikking met maatwerkvoorschriften van toepassing op de grondwaterlozing ten behoeve van Mts. Bavar lozingsadres: Hopweg 46 Rutten Waterschap Zuiderzeeland Team Waterprocedures
Nadere informatieDe vergunninghouder. Watervergunning. voor het plaatsen van een aanlegsteiger met meerpalen nabij Dijksgracht 23 in Amsterdam. Datum 25 juli 2018
De vergunninghouder Datum 25 juli 2018 Kenmerk DMS2018-0030860 Zaaknummer WN2018-004141 Watervergunning voor het plaatsen van een aanlegsteiger met meerpalen nabij Dijksgracht 23 in Amsterdam. Uw kenmerk/projectcode:
Nadere informatieMemo. ing. L. Dielen. ldielen@breijn.nl. Datum 1 juli 2011 Onderwerp Aanleg forellenvijver te Boerdonk Ons kenmerk 2411034. Van
Memo Datum 1 juli 2011 Onderwerp Aanleg forellenvijver te Boerdonk Van ing. L. Dielen Telefoon +31 (0)73 658 22 51 Fax +31 (0)73 658 22 99 E-mail ldielen@breijn.nl Aan de heer C. Stelling, Planomar de
Nadere informatieVoorbeeld kaartvervaardiging: kreekruginfiltratie De volgende 5 factoren zijn gebruikt voor het bepalen van de geschiktheid voor kreekruginfiltratie:
Verkennen van grootschalige potentie van kleinschalige maatregelen Binnen Kennis voor Klimaat worden kleinschalige maatregelen ontwikkeld om de zoetwatervoorziening te verbeteren. In deze studie worden
Nadere informatieHandreiking waterbodemkwaliteitskaart Delfland
Handreiking waterbodemkwaliteitskaart Delfland Inleiding Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft op 19 februari 2015 een waterbodemkwaliteitskaart (WBKK) vastgesteld. De WBKK van Delfland is een belangrijk
Nadere informatie2 3 FEB, 2075. Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu RWS ONGECLASSIFICEERD beschikking Nummer Onderwerp 2 3 FEB, 2075 Maatwerkvoorschrift op grond van artikel 2.1, vierde lid van het Besluit lozen buiten
Nadere informatie1. Algemene gegevens van de toepasser (eigenaar of opdrachtgever) Naam Straat Nummer Toevoeging
Bouwstof hertoepassing Meldingsformulier Besluit Bodemkwaliteit Meldingsnummer: Hier hoeft u niets in te vullen, dit nummer wordt gegenereerd door het meldsysteem. 1. Algemene gegevens van de toepasser
Nadere informatiePrognose voor de ontwikkeling van de slibbalans in de Beneden Zeeschelde. van de slibverwijdering bij Kallo. Advies hoe nu verder te gaan.
Ministerie van Verkeer en waterstaat Di rectoraat -Generaal Rij kswaterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ Prognose voor de ontwikkeling van de slibbalans in de Beneden Zeeschelde bij continuering
Nadere informatieRapport bodeminformatie
Rapport bodeminformatie Rapport bodeminformatie Percelen Perceelnummers Geselecteerd gebied Locatiegegevens Locatienaam Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) middelpunt: x 258014.8 y 492124.2
Nadere informatieNotitie. Milieu Drielanden-West
Notitie Contactpersoon Martijn Gerritsen Datum 20 januari 2011 Kenmerk N001-4748116EMG-evp-V01-NL Inleiding Deze notitie beschrijft de wijze waarop milieu onderdeel uit kan maken van de nota van uitgangspunten
Nadere informatie3. Een norm voor valide examenproducten norm voor valide examenproducten cesuur exameninstrumentarium
Dit document is een onderdeel uit het advies Drie routes naar een valide examenproduct van mei 2016. De uitwerking van het advies vindt plaats vanaf augustus 2016 door de hiervoor aangestelde kwartiermaker
Nadere informatieREACTIENOTA zienswijzen Peilbesluit De Onlanden
REACTIENOTA zienswijzen Peilbesluit De Onlanden 1. Familie Willems, Roderwolde Functies beekdal Hoger peil toename kwel rand effecten (onkruid / vliegen) Grenzen peilbesluit komen overeen met de vastgestelde
Nadere informatiesectorplan 27 Industrieel afvalwater
sectorplan Industrieel afvalwater 1 Achtergrondgegevens 1. Belangrijkste afvalstoffen Industriële afvalwaterstromen (niet reinigbaar in biologische afvalwaterzuiveringsinstallaties) 2. Belangrijkste bronnen
Nadere informatieMaatregelverkenning. Economie en Ecologie in balans. Petra Dankers 08 november 2013
Maatregelverkenning Economie en Ecologie in balans Petra Dankers 08 november 2013 Kader Eerste bijeenkomst Programma Rijke Waddenzee in juni veel maatregelen geidentificeerd Royal HaskoningDHV heeft in
Nadere informatieRapportage Sanscrit.nl
Rapportage Sanscrit.nl Instrument ter bepaling van spoedeisendheid van saneren V. Sanscrit 2.5.4 V. rapport 2.16 Algemeen Naam dossier: Waalbanddijk Nijmegen GROND Code: 20165144 Beoordelaar: buist@bioclear.nl
Nadere informatieBesluit van. tot intrekking Asbestbesluit milieubeheer
Besluit van tot intrekking Asbestbesluit milieubeheer Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van, nr. MJZ, Directie Juridische Zaken, Afdeling
Nadere informatieLuchtkwaliteit Maarsbergen Haarbosch
Luchtkwaliteit Maarsbergen Haarbosch Luchtkwaliteit Maarsbergen Haarbosch 19 april 2011 Projectnummer 264.14.50.00.00 Overzichtskaart Gemeente Utrechtse Heuvelrug, bron: Topografische Dienst I n h o
Nadere informatieTijdelijke opslag van 1 partij grond op 1 locatie
Tijdelijke opslag van 1 partij grond op 1 locatie onderdeel van tijdelijke uitname BBK? Zorgplicht Opslaan > 6 maanden? Is de kwaliteit Kwaliteit grond/bagger > Interventiewaarde én > LMW nota bodembeheer?
Nadere informatieActiviteitenbesluit milieubeheer
Activiteitenbesluit milieubeheer Beschikking met maatwerkvoorschriften van toepassing op de grondwaterlozing ten behoeve van Tennet TSO BV lozingsadres: Ramsweg 8A Ens Waterschap Zuiderzeeland Team Waterprocedures
Nadere informatieSamenhang tussen het toelatingsbeleid en de KRW
27858 Gewasbeschermingsbeleid 27625 Waterbeleid Nr. 326 Brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 15 oktober 2015 In
Nadere informatieDe ecologische behoeften van het IJsselmeer en de Waddenzee. Peter M.J. Herman Waddenacademie, NIOZ
De ecologische behoeften van het IJsselmeer en de Waddenzee Peter M.J. Herman Waddenacademie, NIOZ Een blik over de dijk Wat zijn grote trends in ecologie IJsselmeergebied? Wat drijft deze trends? Hoe
Nadere informatieBijlage: Protocol voorwaarden voor flexibel storten Kwaliteitsparameters
Bijlage: Protocol voorwaarden voor flexibel storten Kwaliteitsparameters Inleiding Met het Tracébesluit is de verruiming van de vaargeul voor de getij-onafhankelijke vaart tot een diepgang 13,10 meter
Nadere informatieOntwerpbesluit inzake de Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Ontwerpbesluit inzake de Wet verontreiniging oppervlaktewateren Nummer : 2009.09833V Venlo, Bijlage(n) : Het Dagelijks Bestuur heeft op 12 augustus 2009 een aanvraag om vergunning op grond van de Wet verontreiniging
Nadere informatieAnnechien Coopmans. Annechien Coopmans Verzonden: donderdag 30 mei :38 Aan: Van: Annechien Coopmans. Onderwerp: RE: Zorgplicht artikel 7 Bbk
Annechien Coopmans Van: Annechien Coopmans Verzonden: donderdag 30 mei 2013 11:38 Aan: Annechien Coopmans Onderwerp: RE: Zorgplicht artikel 7 Bbk Van: Buijsman, Nico [mailto:] Verzonden: donderdag 2 mei
Nadere informatieRapportage Sanscrit.nl
Rapportage Sanscrit.nl Instrument ter bepaling van spoedeisendheid van saneren V. Sanscrit 2.5.4 V. rapport 2.16 Algemeen Naam dossier: Waalbanddijk Nijmegen GRONDWATER Code: 20165144 Beoordelaar: buist@bioclear.nl
Nadere informatieWaterkwaliteit verbeteren!
Waterkwaliteit verbeteren! Erwin Rebergen Beheerder grond- en oppervlaktewater 6 juni 2013 1 Onderwerpen Waarom spant zich in om de waterkwaliteit te verbeteren? Wat willen we bereiken? Hoe willen we een
Nadere informatieBijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling
Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling........................................................................................ H. Mulder, RIKZ, juni
Nadere informatieInspectiekader Risico's van onvoorziene lozingen
1 Datum Inspectiekader Risico's van onvoorziene lozingen 2 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Inspectiekader 4 2.1 Doelstelling 4 2.2 Reikwijdte 4 3 Criteria voor de uitvoering 5 3.1 Algemeen 5 3.2 BRZO-bedrijven
Nadere informatieMinimum VerwerkingsStandaard (MVS) voor baggerspecie
Minimum VerwerkingsStandaard (MVS) voor baggerspecie Handreiking voor vastlegging in vergunningen Wet milieubeheer 29 juli 2004 sikb/stukken/04.3392 1 Inleiding De MVS voor baggerspecie houdt in dat baggerspecie
Nadere informatieProvinciaal blad van Noord-Brabant
Provinciaal blad van Noord-Brabant ISSN: 0920-1408 Onderwerp Beleidsregel verontreinigde waterbodems de Kempen Noord-Brabant Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant; Gelet op artikel 28,37, 38, 39 en 63d
Nadere informatie