OVERZICHT VAN DE HUURPRIJSBEREKENING VOOR WONINGEN VERHUURD DOOR DE VMSW OF EEN SOCIALE HUISVESTINGSMAATSCHAPPIJ IN 2017

Transcriptie

1 Agentschap Wonen-Vlaanderen Afdeling woonbeleid Koning Albert-II laan 19, bus Brussel T F juli 2016 OVERZICHT VAN DE HUURPRIJSBEREKENING VOOR WONINGEN VERHUURD DOOR DE VMSW OF EEN SOCIALE HUISVESTINGSMAATSCHAPPIJ IN 2017 Dames en heren bestuurders, Onderstaand volgt een overzicht van de noodzakelijke ingrepen om de sociale huurprijzen voor een woning, verhuurd door de VMSW of een sociale huisvestingsmaatschappij, te berekenen. Zoals eerder gemeld wordt via het wijzigingsbesluit van de Vlaamse Regering dat uitvoering zal geven aan de tijdelijke contracten, voorzien dat de geldigheidsduur van de geschatte marktwaarden met twee jaar wordt verlengd. Daarnaast zal het mogelijk zijn om onder bepaalde voorwaarden een onderbezettingsvergoeding op te leggen aan huurders met een huurovereenkomst van onbepaalde duur. De principieel goedgekeurde teksten zijn terug te vinden op de nieuwspagina van wonen- Vlaanderen : Momenteel is het wachten op het advies van de Raad van State voor een definitieve goedkeuring. De regelgeving is thematisch terug te vinden op de site van het Agentschap Wonen-Vlaanderen :

2 1. Waar vind ik de regelgeving? De berekening van de aangepaste huurprijs voor een sociale woning, verhuurd door de VMSW of een sociale huisvestingsmaatschappij 1, wordt voor 2015 geregeld in : - Artikel 1, eerste lid, 15 en 46 van het KSH (inkomen); - artikel 38 tot en met 49 van het KSH met dien verstande dat artikel 44 (de energiecorrectie) nog niet van toepassing is; - artikel 70 van het KSH (overgangsbepalingen); - artikel 7/1 van het MB algemene bepalingen KSH (actualisering marktwaarde). 2. Principe van de huurprijsberekening De huurprijs wordt berekend op basis van het inkomen, de patrimoniumkorting en het aantal personen ten laste. Dat is de voorlopig aangepaste huurprijs. Dit resultaat wordt vergeleken en desgevallend begrensd enerzijds door een minimale huurprijs als de voorlopig aangepaste huurprijs te laag is, en anderzijds door de basishuurprijs, als de voorlopig aangepaste huurprijs te hoog is. Schematisch kan de formule voor de uiteindelijke aangepaste huurprijs, zoals voorzien in artikel 46 KSH, in 2017, als volgt weergegeven worden: VAH = I/55 I PK GK, maar MHP indien MHP > VAH en BH indien BH < VAH. Het uiteindelijke resultaat is de reële huurprijs die men maandelijks dient te betalen. - VAH = voorlopig aangepaste huurprijs, op basis inkomen, gezinssamenstelling en marktwaarde - MHP = minimale huurprijs, op basis van de marktwaarde - I = geïndexeerd jaarinkomen, minstens leefloon - PK = patrimoniumkorting, op basis van de marktwaarde - GK = gezinskorting, op basis van het aantal personen ten laste - BH = basishuurprijs, gelijk aan de marktwaarde bij vastlegging in de huurovereenkomst 1 In afwachting van de inwerkingtreding van artikelen 38 tot en met 50 dienen de andere sociale woonorganisaties muv de SVK s de huurprijsberekening te hanteren, zoals bepaald in artikel 78 en 78bis KSH.

3 3. De vaststelling van het inkomen 2 De bovengrens in functie van het inkomen is, zoals voorzien in artikel 46 van het KSH, 1/55ste van het inkomen Het standaardinkomen Ieder jaar wordt het inkomen opnieuw vastgesteld. Standaard wordt het inkomen gehanteerd dat betrekking heeft op het referentiejaar, zijnde drie jaar voorafgaand aan de toepassing, tenzij geen van de huurders van wie het inkomen in aanmerking dient te worden genomen, in dat jaar een positief inkomen had. In dat geval neemt de verhuurder het inkomen in aanmerking van het eerstvolgende jaar waarin minstens één van de huurders van wie het inkomen in aanmerking dient te worden genomen, wel een inkomen genoot. Dit maakt dat de meeste huurders op basis van hun inkomen uit 2014 een huurprijs zullen betalen, en anderen op basis van hun inkomen uit 2015, 2016 of Om dat verschil weg te werken wordt, ongeacht de periode waarop het inkomen betrekking heeft, dat inkomen steeds geïndexeerd volgens de gezondheidsindex van de maand juni van het jaar dat aan de toepassing ervan voorafgaat en met als basis de maand juni van het jaar waarop het inkomen betrekking heeft. Als het inkomen, in voorkomend geval na indexatie, kleiner is dan het leefloon, rekening houdend met de gezinssamenstelling van de referentiepersoon, wordt het inkomen gelijkgesteld met dat leefloon, zoals het van toepassing is in de maand juni van het jaar dat aan de vaststelling van het inkomen voorafgaat. - Het inkomen uit het referentiejaar 2014 = inkomen 2014 * 125,29/121,18 - Het inkomen uit het referentiejaar 2015 = inkomen 2015 * 125,29/122,38 - Het inkomen uit het referentiejaar 2016 = inkomen Het minimaal gezinsinkomen (cfr. leefloon) Als het inkomen (punt 2.1), in voorkomend geval na indexatie, kleiner is dan het leefloon, rekening houdend met de gezinssamenstelling van de referentiepersoon, zoals het van toepassing is in de maand juni van het jaar dat aan de vaststelling van het inkomen voorafgaat, wordt het inkomen gelijkgesteld met dat leefloon. De leefloonbedragen werden laatst gewijzigd op 1 juni Op 1 juni 2016 waren dan ook de volgende leefloonbedragen van toepassing, onderverdeeld per categorie: - Categorie 1: de huurder leeft samen met één of meerdere personen waarmee deze het huishouden gemeenschappelijk regelt. Bedrag per samenwonende persoon = 6.939,19 euro - Categorie 2: de huurder leeft alleen. Bedrag als alleenstaande persoon = ,80 euro - Categorie 3: De huurder heeft een gezin ten laste met minstens één minderjarig kind. Bedrag voor het gezinshoofd = ,41 euro. Als het gezinshoofd in dit geval samenwoont met een partner, geldt dit bedrag voor beide personen samen en krijgt de partner dus geen leefloon toegekend. Leeft het gezinshoofd met een niet partner samen, dan ontvangt de niet-partner nog eens apart het bedrag van 6.939,19 euro. 2 Artikel 1, 15 en artikel 46 KSH.

4 De bepaling van het inkomen houdt geen rekening met het inkomen van de ongehuwde kinderen die vanaf hun meerderjarigheid zonder onderbreking deel uitmaken van het gezin en die minder dan 25 jaar oud zijn op het ogenblik van de referentiedatum. Het inkomen van inwonende ascendenten van de referentiehuurder of van zijn wettelijke of feitelijke partner wordt slechts voor de helft aangerekend. Het wordt niet aangerekend voor de familieleden van de eerste en de tweede graad van de referentiehuurder of van zijn wettelijke of feitelijke partner, die erkend zijn als ernstig gehandicapt of die ten minste 65 jaar oud zijn. Deze uitzonderingen dienen ook toegepast te worden bij de vaststelling van het toepasselijk leefloon. Dit maakt dat: - een alleenstaande ouder met een co-ouderschap over een kind, 6 maand het leefloon als gezinshoofd zal krijgen en 6 maand het leefloon als alleenstaande = ,61 euro; - een alleenstaande ouder met een co-ouderschap die samenwoont, maar niet met een partner, 6 maand het leefloon als gezinshoofd zal krijgen en 6 maand het leefloon als samenwonende = ,80 euro; de persoon met wie ze samenwoont krijgt 6.939,19 euro. - voor een ouder die met een partner samenwoont, heeft het hebben van kinderen in coouderschap geen effect. Samen krijgen ze immers de helft van de tijd ieder een leefloon als samenwonende en de andere helft van de tijd wordt de ouder beschouwd als gezinshoofd en heeft de partner geen recht op een afzonderlijk leefloon = ,41 euro samen. - het leefloon dat de bejaarde en/of gehandicapte familieleden in eerste of tweede graad zouden krijgen (als samenwonend persoon) niet wordt meegeteld. Indien dit voor gevolg heeft dat er nog slechts voor een gezinshoofd een leefloon wordt meegeteld, deze als alleenstaande wordt beschouwd. - Het leefloon dat wordt toegekend aan de ascendenten slechts voor de helft wordt meegerekend. - Het leefloon dat de ongehuwde kinderen van minder dan 25 jaar oud die ononderbroken deel hebben uitgemaakt van het gezin, niet wordt meegeteld. Minderjarige kinderen hebben zelf geen recht op een leefloon, maar kunnen wel een rol spelen in de gezinslast van de huurder, met een invloed op diens leefloon. Dit effect van gezinslast wordt niet opgeheven, ook niet wanneer het een gehandicapt kind betreft. Voor de toepassing hiervan worden de kinderen van minder dan 25 jaar die ononderbroken deel hebben uitgemaakt van het gezin doorlopend beschouwd als minderjarige kinderen (om hetzelfde effect te behouden, namelijk dat de ouder aanzien wordt als gezinshoofd = ,41 euro)

5 4. De vaststelling van de gezinskorting 3 Voor ieder minderjarig kind, of kind dat geniet van een kinderbijslag of een wezentoelage, dat in de sociale huurwoning is gedomicilieerd, wordt een korting van 18 euro toegekend. Voor iedere persoon die erkend is als ernstig gehandicapt, of erkend was als ernstig gehandicapt op het ogenblik van pensionering, wordt een korting van 18 euro toegekend. Indien een minderjarig kind, of kind dat geniet van een kinderbijslag of een wezentoelage tevens erkend is als ernstig gehandicapt, dan wordt een korting toegekend van 36 euro, op voorwaarde dat het kind in de sociale woning is gedomicilieerd. Indien een minderjarig kind, of een kind dat kinderbijslag geniet, niet gedomicilieerd is in de sociale huurwoning, maar er wel op regelmatige basis verblijft, dan kan er een korting van 9 euro worden toegekend. De halve korting voor een kind die slechts deeltijds deel uitmaakt van het gezin is afhankelijk van de ondertekening door beide ouders van een verklaring, waarin de ouder waar het kind is gedomicilieerd vermeldt : 1 of hij zelf een sociale huurwoning huurt en in voorkomend geval bij welke verhuurder; 2 dat hij, als hij zelf huurder is of zal worden van een verhuurder, een kopie van de verklaring zal bezorgen aan die verhuurder; 3 dat hij, als hij verklaart zelf geen sociale huurwoning te huren, aan de verhuurder van de sociale huurwoning die de andere ouder huurt, de toestemming verleent om dat te controleren; 4 zijn inschrijvingsnummer in de sociale zekerheid, om de controle, vermeld in 3, mogelijk te maken. Indien uit de ondertekende verklaring, of uit nader onderzoek, blijkt dat het kind is gedomicilieerd in een andere sociale huurwoning, dan zal de korting daar ook maar 9 euro zijn in plaats van 18 euro. Het totaal van de bovenvermelde kortingen wordt de gezinskorting genoemd en wordt afgetrokken van de som van 1/55 ste van de in aanmerking te nemen inkomens van de huurder(s). 3 Artikel 45 KSH (opm: ook de minister kan een persoon als ten laste erkennen-> art. 1, 22 KSH)

6 5. Verschillende berekeningswijzen van de basishuurprijs, de minimale huurprijs en de patrimoniumkorting op basis van de vastlegging van de basishuur in de overeenkomst! Alhoewel met het kaderbesluit sociale huur een uniforme berekeningswijze van de huurprijs werd bepaald, moet er voor de individuele huurovereenkomsten steeds onderscheid gemaakt worden op basis van het moment waarop de basishuurprijs conform artikel 38 en 49 (opnieuw) in de huurovereenkomst wordt vastgelegd. Dit onderscheid bepaalt immers of : 1. de basishuurprijs, de minimale huurprijs en de patrimoniumkorting moet berekend worden volgens de geactualiseerde marktwaarde alvorens vastgelegd te worden in de huurovereenkomst conform artikel 38 en 49 KSH. Dit betreft alle nieuwe verhuringen in het jaar 2017 of de lopende verhuringen op 1 januari 2017 waarvan in de loop van 2017 de basishuurprijs dient te worden vervangen omwille van een stijging of daling van de marktwaarde, zoals voorzien in artikel 49 KSH. Deze berekeningswijze wordt behandeld onder punt 6, de berekeningswijze voor de verhuringen waarvan de basishuurprijs na 1 januari 2017 (opnieuw) moet worden vastgelegd in de huurovereenkomst. 2. de basishuurprijs, de minimale huurprijs en de patrimoniumkorting, zoals vastgelegd in de huurovereenkomst moet worden geïndexeerd volgens artikel 49 KSH. Dit betreft alle nieuwe verhuringen aangegaan sinds 1 januari 2012, of de lopende verhuringen op 1 januari 2017 waarvan sinds 1 januari 2012 de basishuurprijs werd aangepast, zoals voorzien in artikel 49 KSH. Deze berekeningswijze wordt behandeld onder punt 7, de berekeningswijze voor de verhuringen waarvan de basishuurprijs na 1 januari 2012 maar vóór 1 januari 2017 (opnieuw) werd vastgelegd in de huurovereenkomst. 3. de aangepaste huurprijs berekend wordt op basis van de overgangsbepalingen zoals voorzien in artikel 70 KSH. Dit betreft alle verhuringen die voor 1 januari 2012 werden aangegaan en waarvan de basishuurprijs sinds 1 januari 2012 niet werd aangepast, zoals voorzien in artikel 49 KSH. Deze berekeningswijze wordt behandeld onder punt 8, de berekeningswijze voor de verhuringen waarvan de (nieuwe) basishuurprijs vóór 1 januari 2012 werd vastgelegd in de huurovereenkomst. 6. De berekeningswijze voor de verhuringen waarvan de basishuurprijs na 1 januari 2017 (opnieuw) moet worden vastgelegd in de huurovereenkomst. Op het ogenblik van het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst in 2017, wordt de geactualiseerde marktwaarde voor die woning als basishuurprijs in de huurovereenkomst vastgelegd en worden de overeenkomstige patrimoniumkorting en minimale huurprijs berekend. Daarnaast is het ook mogelijk dat de basishuurprijs van een lopende huurovereenkomst dient te worden vervangen in Immers, de basishuurprijs, die in principe voor negen jaar vastligt, kan voor het aflopen van de termijn van negen jaar vervangen worden door de op dat ogenblik geldende marktwaarde, indien: de geactualiseerde marktwaarde met minimaal 5 % is gedaald ten opzichte van de geïndexeerde basishuurprijs; de marktwaarde met minimaal 10 % is gestegen ten opzichte van de basishuurprijs ten gevolge van werkzaamheden die op kosten van de verhuurder aan de woning zijn uitgevoerd, met uitzondering van de werkzaamheden die noodzakelijk waren om de woning in overeenstemming te brengen met de vereisten van artikel 5 van de Vlaamse Wooncode.

7 Als de basishuurprijs in 2017 wordt vervangen, dan wordt tevens de patrimoniumkorting en de minimale huurprijs opnieuw berekend volgens de formules in artikel 42 en 43. Zodoende zijn de elementen die afhankelijk zijn van de marktwaarde van de woning in overeenstemming met de nieuwe marktwaarde. Hierna volgt een bespreking van de wijze waarop de basishuurprijs, minimale huurprijs en patrimoniumkorting dient te worden berekend in 2017, indien de basishuurprijs (op)nieuw wordt vastgelegd in de huurovereenkomst: Op het ogenblik van het aangaan van een huurovereenkomst wordt de marktwaarde van de woning, zoals die op dat ogenblik van kracht is, vastgelegd in de huurovereenkomst. Die waarde wordt de basishuurprijs genoemd. Voor de bepaling van de marktwaarde werd de marktwaarde van een representatief staal van sociale huurwoningen geschat door een notaris. Ook nieuwe schattingen worden aan dit staal toegevoegd. Telkens op 1 januari worden de geschatte marktwaarden geactualiseerd. De actualisering gebeurt door de geschatte marktwaarden aan te passen aan de evolutie van de gezondheidsindex (basis 2004), naar het gezondheidsindexcijfer van de maand juni van het voorgaande jaar en met als basis het gezondheidsindexcijfer van juni van het jaar voorafgaand waarin de schatting plaatsvond. Er is één uitzondering, met name de schattingen uit het jaar Zij hebben als basis het gezondheidsindexcijfer van juni van het jaar waarin de schatting plaatsvond. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende natuurlijke getal. Dat geeft volgend resultaat: - Indien marktwaarde geschat is in 2008 = marktwaarde 2008 * 125,29/110,62 - Indien marktwaarde geschat is in 2009 = marktwaarde 2009 * 125,29/110,62 - Indien marktwaarde geschat is in 2010 = marktwaarde 2010 * 125,29/110,5 - Indien marktwaarde geschat is in 2011 = marktwaarde 2011 * 125,29/112,74 - Indien marktwaarde geschat is in 2012 = marktwaarde 2012 * 125,29/116,43 - Indien marktwaarde geschat is in 2013 = marktwaarde 2013 * 125,29/119 - Indien marktwaarde geschat is in 2014 = marktwaarde 2014 * 125,29/121,01 - Indien marktwaarde geschat is in 2015 = marktwaarde 2015 * 125,29/121,18 - Indien marktwaarde geschat is in 2016 = marktwaarde 2016 * 125,29/122,38 De marktwaarde van de woningen die niet tot het representatief staal behoren, wordt jaarlijks op 1 januari vastgesteld door de verhuurder. Die marktwaarde moet in redelijke verhouding staan tot de geschatte marktwaarde van de woningen in het representatief staal. Overeenkomstig iedere geactualiseerde marktwaarde wordt een minimale huurprijs vastgesteld. Voor een woning met marktwaarde lager dan of gelijk aan 270 euro is de minimale huurprijs gelijk aan 120 euro. Voor een woning met marktwaarde hoger dan of gelijk aan 700 euro is de minimale huurprijs gelijk aan 240 euro. Voor woningen met andere marktwaarden varieert de minimale huurprijs recht evenredig met de marktwaarde en is de minimale huurprijs gelijk aan het resultaat van de volgende formule, afgerond naar het dichtstbijzijnde gehele getal: minimale huurprijs = 120 euro + ((marktwaarde euro)/(700 euro euro) x 120euro).

8 Overeenkomstig iedere geactualiseerde marktwaarde wordt een patrimoniumkorting vastgesteld. Voor een woning met marktwaarde lager dan of gelijk aan 270 euro is de patrimoniumkorting gelijk aan 137 euro. Voor een woning met marktwaarde hoger dan of gelijk aan 700 euro is de patrimoniumkorting gelijk aan 0 euro. Voor woningen met andere marktwaarden varieert de patrimoniumkorting omgekeerd evenredig met de marktwaarde en is de patrimoniumkorting gelijk aan het resultaat van de volgende formule, afgerond naar het dichtstbijzijnde gehele getal : patrimoniumkorting = 137 euro x (700 euro - marktwaarde)/(700 euro euro). 7. De berekeningswijze voor de verhuringen waarvan de basishuurprijs na 1 januari 2012 maar vóór 1 januari 2017 (opnieuw) werd vastgelegd in de huurovereenkomst Zoals in punt 6 uitgelegd, wordt bij aanvang van de huurovereenkomst of wanneer de basishuurprijs in de huurovereenkomst werd vervangen door de op dat ogenblik geldende marktwaarde van de woning, de geactualiseerde marktwaarde als basishuur in de huurovereenkomst vastgelegd, samen met de, overeenkomstig de geactualiseerde marktwaarde berekenende, patrimoniumkorting en minimale huurprijs. Voor de berekening van de reële huurprijs worden die bedragen vanaf dan jaarlijks op 1 januari geïndexeerd volgens de gezondheidsindex. Als referenties worden daarvoor de indexcijfers gebruikt van de maand juni van het jaar voorafgaand aan het moment waarop de basishuurprijs in de huurovereenkomst werd vastgelegd en de maand juni die aan de huurprijsaanpassing voorafgaat. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende natuurlijke getal. Dit maakt dat voor verhuringen waarvan de basishuurprijs (op)nieuw werd vastgelegd in de huurovereenkomst in de loop van 2012, 2013, 2014, 2015 of 2016 de basishuurprijs, de minimale huurprijs en de patrimoniumkorting voor toepassing in 2017 als volgt dienen te worden geïndexeerd: Vastlegging basishuurprijs in 2012 De basishuurprijs, de minimale huurprijs en de patrimoniumkorting, zoals (op)nieuw berekend en vastgelegd in de huurovereenkomst in 2012 worden naar 2017 geïndexeerd door de bedragen te vermenigvuldigen met 125,29/116,43. Vastlegging basishuurprijs in 2013 De basishuurprijs, de minimale huurprijs en de patrimoniumkorting, zoals (op)nieuw berekend en vastgelegd in de huurovereenkomst in 2013 worden naar 2017 geïndexeerd door de bedragen te vermenigvuldigen met 125,29/119 Vastlegging basishuurprijs in 2014 De basishuurprijs, de minimale huurprijs en de patrimoniumkorting, zoals (op)nieuw berekend en vastgelegd in de huurovereenkomst in 2014 worden naar 2017 geïndexeerd door de bedragen te vermenigvuldigen met 125,29/121,01

9 Vastlegging basishuurprijs in 2015 De basishuurprijs, de minimale huurprijs en de patrimoniumkorting, zoals (op)nieuw berekend en vastgelegd in de huurovereenkomst in 2015 worden naar 2017 geïndexeerd door de bedragen te vermenigvuldigen met 125,29/121,18 Vastlegging basishuurprijs in 2016 De basishuurprijs, de minimale huurprijs en de patrimoniumkorting, zoals (op)nieuw berekend en vastgelegd in de huurovereenkomst in 2015 worden naar 2017 geïndexeerd door de bedragen te vermenigvuldigen met 125,29/122,38 8. De berekeningswijze voor de verhuringen waarvan de (nieuwe) basishuurprijs vóór 1 januari 2012 werd vastgelegd in de huurovereenkomst. De berekeningswijze zoals beschreven in punt 6 en 7 vormen een minderheid van de verhuringen. Het merendeel van de verhuringen beslaan de lopende huurovereenkomsten op 1 januari 2012 waarvan in de loop van 2012, 2013, 2014, 2015 of 2016 de basishuurprijs niet werd vervangen. In principe geldt voor deze verhuringen dezelfde werkwijze als vastgesteld in punt 7, namelijk enkel een indexatie van de vastgestelde basishuurprijs, de minimale huurprijs en de patrimoniumkorting naar Er moet echter rekening gehouden worden met het feit dat deze verhuringen onderhevig zijn aan de overgangsmaatregelen zoals voorzien in artikel 70 van het KSH. Hierna volgt een bespreking van op welke wijze de basishuurprijs, minimale huurprijs en patrimoniumkorting dienen te worden berekend voor toepassing vanaf 1 januari 2017, indien de verhuring onderhevig is aan deze overgangsmaatregelen. De basishuurprijzen werden als definitief vastgelegd beschouwd in De basishuurprijs dient bijgevolg te worden geïndexeerd naar 2017 met als referenties de indexcijfers van de maand juni van het jaar voorafgaand aan het moment waarop de basishuurprijs in de huurovereenkomst werd vastgelegd en de maand juni die aan de huurprijsaanpassing voorafgaat. Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende natuurlijke getal. Dit geeft volgend resultaat wat betreft de basishuurprijs: - Basishuurprijs vastgelegd in de huurovereenkomst in 2009 = basishuur 2009 * 125,29/110,5; - Basishuurprijs vastgelegd in de huurovereenkomst in 2010 = basishuur 2010 * 125,29/110,5; - Basishuurprijs vastgelegd in de huurovereenkomst in 2011 = basishuur 2011 * 125,29/112,74 - (indien de basishuurprijs in de loop van 2012, 2013, 2014, 2015 of 2016 (opnieuw) werd vastgelegd, dan is er geen (vervalt de) overgangsregeling en volgt de berekeningswijze van de basishuurprijs, alsook de patrimoniumkorting en de minimale huurprijs, de werkwijze zoals vermeld in punt 7, namelijk integrale toepassing artikel 49 KSH) 4 Artikel 70, eerste lid KSH, zoals gewijzigd door het BVR van 4 oktober 2013.

10 De minimale huurprijs en de patrimoniumkorting 5 voor de lopende huurovereenkomsten op 31 december 2011 werden voor het eerst conform artikel 42 en 43 KSH bepaald op 1 januari 2012 en mee opgenomen in de huurovereenkomst. Het moment van vastlegging in de huurovereenkomst van de minimale huurprijs en de patrimoniumkorting wijkt dus af van de vastlegging van de basishuurprijs in de huurovereenkomst. Om ongewenste effecten op te vangen, werd voorzien in een overgangsregeling. Dit betekent dat voor 2017 de in 2012 berekende minimale huurprijs en patrimoniumkorting aangepast worden aan de evolutie van de gezondheidsindex (basis 2004) naar het gezondheidsindexcijfer van de maand juni van 2016 (125,29) en met als basis het gezondheidsindexcijfer van juni 2011 (116,43). Het resultaat wordt afgerond naar het eerstvolgende natuurlijke getal. Dit maakt dat de minimale huurprijs en patrimoniumkorting voor 2017 als volgt moet berekend worden: - De minimale huurprijs 2012 * 125,29/116,43 - De patrimoniumkorting 2012 * 125,29/116,43 5 Artikel 70, tweede lid KSH.

11 9. Samenvatting De huurprijs wordt berekend op basis van het inkomen, de waarde van de woning (patrimoniumkorting) en het aantal personen ten laste (gezinskorting). Dat is de voorlopig aangepaste huurprijs. Dit resultaat wordt vergeleken en desgevallend begrensd enerzijds door een minimale huurprijs als de voorlopig aangepaste huurprijs te laag is, en anderzijds door de basishuurprijs, als de voorlopig aangepaste huurprijs te hoog is. De vaststelling van het toe te passen inkomen en gezinskorting is eenvoudig. Voor de vaststelling van de toe te passen patrimoniumkorting, minimale huurprijs en basishuurprijs moet er rekening gehouden worden met enkele aandachtspunten. De berekeningswijze is immers afhankelijk van het moment waarop de basishuur in (de lopende) huurovereenkomst werd (wordt) vastgelegd Vaststelling van het inkomen (art. 1, eerste lid, 15 en 46, derde lid KSH) - Het inkomen uit het jaar 2014 = inkomen 2014 * 125,29/121,18 - Het inkomen uit het jaar 2015 = inkomen 2015 * 125,29/122,38 - Het inkomen uit het jaar 2016 = inkomen Leefloon per samenwonende = 6.939,19 euro - Leefloon als alleenstaande = ,80, euro - Leefloon als gezinshoofd = ,41 euro. - Leefloon als alleenstaande ouder met een co-ouderschap over een kind = ,61 euro; - Leefloon als samenwonende ouder met co-ouderschap, zonder partner = ,80; - Leefloon als samenwonende ouder met co-ouderschap, met partner = ,41 euro; - Hou tevens rekening met de uitzonderingen op het in aanmerking te nemen (minimale) inkomen! 9.2. Vaststelling gezinskorting (artikel 1, 22 en 45 KSH) - Per persoon ten laste 18 euro. - Per kind ten laste die er niet gedomicilieerd is, maar wel regelmatig verblijft 9 euro Vaststelling basishuurprijs De basishuurprijs werd vóór 1 januari 2011 vastgesteld (art. 70 en 49 KSH) - Basishuurprijs 2009 * 125,29/110,5; - Basishuurprijs 2010 * 125,29/110,5; De basishuurprijs werd (opnieuw) vastgesteld in de loop van 2011 (art. 49 KSH) - Basishuurprijs 2011 * 125,29/112,74; De basishuurprijs werd (opnieuw) vastgesteld in de loop van 2012 (art. 49 KSH) - Basishuurprijs 2012 * 125,29/116, De basishuurprijs werd (opnieuw) vastgesteld in de loop van 2013 (art. 49 KSH) - Basishuurprijs 2013 * 125,29/119.

12 De basishuurprijs werd (opnieuw) vastgesteld in de loop van 2014 (art. 49 KSH) - Basishuurprijs 2014 * 125,29/121, De basishuurprijs werd (opnieuw) vastgesteld in de loop van 2015 (art. 49 KSH) - Basishuurprijs 2015 * 125,29/121, De basishuurprijs werd (opnieuw) vastgesteld in de loop van 2016 (art. 49 KSH) - Basishuurprijs 2016 * 125,29/122, Nieuwe vaststelling op basis geactualiseerde marktwaarde in de loop van 2017 (art KSH) - marktwaarde 2008 * 125,29/110,62 - marktwaarde 2009 * 125,29/110,62 - marktwaarde 2010 * 125,29/110,5 - marktwaarde 2011 * 125,29/112,74 - marktwaarde 2012 * 125,29/116,43 - marktwaarde 2013 * 125,29/119 - marktwaarde 2014 * 125,29/121,01 - marktwaarde 2015 * 125,29/121,18 - marktwaarde 2016 * 125,29/122,38 - De niet geschatte woningen worden geëxtrapoleerd 9.4. Vaststelling patrimoniumkorting De patrimoniumkorting werd vastgesteld in de loop van 2012 (art. 70 en 49 KSH) - Patrimoniumkorting 2012 * 125,29/116, De patrimoniumkorting werd vastgesteld in de loop van 2013 (art. 49 KSH) - Patrimoniumkorting 2013 * 125,29/ De patrimoniumkorting werd vastgesteld in de loop van 2014 (art. 49 KSH) - Patrimoniumkorting 2014 * 125,29/121, De patrimoniumkorting werd vastgesteld in de loop van 2015 (art. 49 KSH) - Patrimoniumkorting 2015 * 125,29/121, De patrimoniumkorting werd vastgesteld in de loop van 2016 (art. 49 KSH) - Patrimoniumkorting 2016 * 125,29/122,38

13 Nieuwe vaststelling op basis geactualiseerde marktwaarde in de loop van 2017 (art. 43 KSH) - Patrimoniumkorting 2017 = 137 euro x (700 euro - marktwaarde)/(700 euro euro) Vaststelling minimale huurprijs De minimale huurprijs werd vastgelegd in de loop van 2012 (art. 70 en 49 KSH) - Minimale huurprijs 2012 * 125,29/116, De minimale huurprijs werd vastgelegd in de loop van 2013 (art. 49 KSH) - Minimale huurprijs 2013 * 125,29/ De minimale huurprijs werd vastgelegd in de loop van 2014 (art. 49 KSH) - Minimale huurprijs 2014 * 125,29/121, De minimale huurprijs werd vastgelegd in de loop van 2015 (art. 49 KSH) - Minimale huurprijs 2015 * 125,29/121, De minimale huurprijs werd vastgelegd in de loop van 2016 (art. 49 KSH) - Minimale huurprijs 2016 * 125,29/122, Nieuwe vaststelling op basis geactualiseerde marktwaarde in de loop van 2017 (art. 42 KSH) - Minimale huurprijs 2017 = 120 euro + ((marktwaarde euro)/(700 euro euro) x 120 euro).