over de bepalingen van het wetsontwerp Potpourri V met betrekking tot het lot van de korpschefs na het einde van hun mandaat

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "over de bepalingen van het wetsontwerp Potpourri V met betrekking tot het lot van de korpschefs na het einde van hun mandaat"

Transcriptie

1 Ambtshalve advies over de bepalingen van het wetsontwerp Potpourri V met betrekking tot het lot van de korpschefs na het einde van hun mandaat Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice Januari 2017

2 Ambtshalve advies over de bepalingen van het wetsontwerp van Potpourri V met betrekking tot het lot van de korpschefs na het einde van hun mandaat Goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie op 26 januari 2017 Er bestaat ook een Franse versie van dit advies. Il existe aussi une version française de cet avis. U kunt dit document raadplegen of downloaden op de website van de Hoge Raad voor de Justitie of via onderstaande QR code: Hoge Raad voor de Justitie IJzerenkruisstraat 67 B-1000 Brussel Tel: +32 (0)

3 Inhoud INLEIDING... 1 I. DE BESTAANDE REGLEMENTERING... 1 A. De duur en de hernieuwbaarheid van het mandaat... 1 B. Evaluatie van de korpschefs De wettelijke regeling Arrest van het Grondwettelijk Hof van 1 september C. Het lot van de korpschef bij het einde van zijn mandaat... 2 D. Beoordeling van de huidige regeling... 3 II. HET WETSONTWERP... 4 A. Oplossing voorgesteld door de het ontwerp (artikel 235)... 4 B. Beoordeling door de HRJ - Bezwaren tegen de regeling voorgesteld door het ontwerp... 5 III. VOORSTEL VAN DE HRJ... 7 Inleiding... 7 A. Het ontwikkelen van een managerstraject binnen de magistratuur... 7 B. De betere verloning van de korpschef... 7 C. Het lot van de uittredende korpschef... 8 D. Evaluatie van de korpschefs... 9 IV. BESLUIT... 10

4

5 1 Inleiding In zijn advies van 17 oktober 2016 over het voorontwerp van Potpourri V 1 heeft de Hoge Raad voor de Justitie (hierna HRJ ) zich niet uitgesproken over de bepalingen van dat voorontwerp die betrekking hebben op het lot van de korpschef na het verstrijken van zijn mandaat. Er werd beslist hierover later een ambtshalve advies te verlenen. Sindsdien heeft de HRJ kennisgenomen van de wijzingen aangebracht door het wetsontwerp ingediend bij de Kamer van volksvertegenwoordigers op 27 december De HRJ heeft trouwens reeds verschillende adviezen verleend over de duur, de hernieuwbaarheid en de evaluatie van de korpschefs van rechtbanken, hoven en parketten 2. Onder punt I wordt de bestaande reglementering beschreven. Punt II bevat een voorstelling en een beoordeling van het wetsontwerp. Onder punt III stelt de HRJ een alternatief voor. I. De bestaande reglementering A. De duur en de hernieuwbaarheid van het mandaat De korpschefs van de zittende en staande magistratuur worden, op voordacht van de Hoge Raad, door de Koning aangewezen voor een mandaat van vijf jaar (art. 259quater, 1, Ger.W.). Behalve de mandaten van eerste voorzitter van het Hof van Cassatie en van procureur-generaal bij dat hof, die niet hernieuwbaar zijn, zijn de mandaten van korpschef één keer onmiddellijk hernieuwbaar in hetzelfde rechtscollege. De korpschef die een hernieuwing van zijn mandaat wenst te bekomen dient hiertoe, uiterlijk op het einde van de 52 ste maand van het eerste mandaat een verzoek te richten aan de minister van Justitie die het verlengingsdossier aan de bevoegde Benoemings- en Aanwijzingscomissie (hierna BAC ) van de Hoge Raad zendt (art. 259quater, 3bis, Ger.W.). De voordracht door de BAC neemt de vorm aan van een aanvaarding of weigering van de verlenging. Er is geen concurrentie van andere kandidaten. Indien het mandaat niet wordt verlengd, valt het open. B. Evaluatie van de korpschefs 1. De wettelijke regeling De wet voorziet in een omstandige evaluatieprocedure voor de korpschefs in twee fases (in het tweede en het vijfde jaar van het mandaat) en in de oprichting van een evaluatiecollege (art. 259novies, 9 en 10, Ger.W.). In de loop van het tweede jaar van het eerste mandaat 3 vindt er een follow-upgesprek plaats over de uitvoering van het beleidsplan met de bevoegde kamer van het evaluatiecollege (ten vroegste in de achttiende maand). Een verslag van het follow-upgesprek wordt bij het evaluatiedossier gevoegd. Het evaluatiecollege kan uiterlijk in de loop van de 24ste maand eventueel aanbevelingen formuleren ingegeven door het followupgesprek. 1 voorontwerp van wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijk recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie 2 Ambtshalve advies van 28 juni 2006 over de bepalingen inzake het mandaat en de evaluatie van de korpschefs vervat in het wetsontwerp tot wijziging van diverse bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de evaluatie van de magistraten en de mandaten van korpschef, en tot wijziging van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken; Advies van 22 februari 2006 over het voorontwerp van wet tot wijziging van de mandaten van de korpschefs; Ambtshalve advies van 25 januari 2012 over het voorontwerp van wet tot wijziging van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de mandaten van de korpschefs; Ambtshalve advies van 24 juni 2015 over het wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek i.v.m. de mandaten en de evaluatie van de korpschefs van de zittende magistratuur. 3 Indien het mandaat wordt verlengd, dan gaat het follow-upgesprek over de invoering van het functioneringsplan dat de korpschef heeft opgesteld in het vijfde jaar van zijn eerste mandaat.

6 2 De tweede fase, de eigenlijke evaluatie, begint op zijn vroegst in de loop van de 54ste maand op grondslag van: het verslag van het follow-upgesprek; het functioneringsverslag opgesteld door de korpschef; de verplichte adviezen van het DG Rechterlijke Orde, de algemene of korpsvergadering en de facultatieve adviezen; en de evaluatiegesprekken tussen de korpschef en het evaluatiecollege. Het evaluatiecollege stelt een voorlopige beoordeling op. De korpschef kan hierop opmerkingen formuleren. De definitieve met redenen omklede beoordeling wordt uiterlijk 70 dagen voor het einde van het mandaat opgesteld en meegedeeld aan de korpschef. De belangrijkste stukken van het evaluatiedossier worden tegelijkertijd meegedeeld aan de minister van Justitie. Die stukken maken deel uit van het verlengingsdossier dat de minister aan de bevoegde BAC meedeelt wanneer de korpschef de verlenging van zijn mandaat vraagt. Sinds het arrest nr. 122/2008 van 1 september 2008 (infra) worden de korpschefs van de zetel evenwel niet meer geëvalueerd. 2. Arrest van het Grondwettelijk Hof van 1 september 2008 Bij arrest nr. 122/2008 van 1 september 2008 vernietigde het Grondwettelijk Hof de door de wet van 18 december 2006 ingevoerde bepalingen inzake evaluatie in zoverre zij van toepassing zijn op de korpschefs van de hoven en rechtbanken. Het Hof was van oordeel dat de onmogelijkheid om een mandaat van korpschef van de zittende magistratuur te evalueren, voortvloeit uit artikel 151, 6, van de Grondwet en dat de wetgever die zulk een evaluatie doorvoert, een identieke behandeling invoert tussen twee categorieën van magistraten voor wie de Grondwetgever een verschillende behandeling heeft voorzien. Bovendien meende het Hof dat de bepalingen inzake de samenstelling en werking van het evaluatiecollege toelaten dat overheden die niet behoren tot de rechterlijke macht zich in de rechterlijke macht mengen. De betrokken bepalingen geven immers stemrecht aan een magistraat van het Rekenhof die wordt aangewezen door de voorzitter van dat Hof en aan een specialist HR die wordt aangewezen door de minister van Justitie op voorstel van de minister van Ambtenarenzaken. Volgens het Hof maakt dit een schending uit van de scheiding der machten die op een discriminerende wijze afbreuk doet aan de onafhankelijkheid die artikel 151, 1, van de Grondwet waarborgt. Als gevolg van dit arrest worden de korpschefs van de zetel op dit ogenblik niet meer geëvalueerd. C. Het lot van de korpschef bij het einde van zijn mandaat De paragrafen 4 en 5 van artikel 259quater Ger. W. bevatten de regeling over het lot van de korpschefs na afloop van zijn mandaat Wanneer het gaat om een korpschef die al magistraat was in het korps waar hij als korpschef werd aangewezen, bepaalt art. 259quater 4 Ger. W. dat de korpschef terugkeert naar het ambt waarin hij op het tijdstip van zijn aanwijzing was benoemd of, naar gelang van het geval, het adjunct-mandaat waarin hij was aangewezen. Wanneer het gaat om een korpschef uit een ander korps, dan bepaalt artikel 259quater, 5, Ger. W. dat hij wordt aangewezen als korpschef en daarenboven, in voorkomend geval in overtal, gelijktijdig in dat korps wordt benoemd. De uittredende korpschef kan op zijn verzoek door de Koning opnieuw benoemd worden, desnoods in overtal, in het ambt waarin hij het laatst was benoemd voor zijn aanwijzing tot korpschef. In voorkomend geval wordt tevens het adjunct-mandaat waarin hij was aangewezen weer opgenomen. Bij gebrek aan een tijdig 4 verzoek tot heropneming wordt hij gehandhaafd in het ambt waarin hij bij zijn aanwijzing als korpschef was benoemd. 4 Naargelang van het geval hetzij uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van het mandaat, hetzij binnen een maand voor het einde van het mandaat indien het mandaat niet is verlengd.

7 3 D. Beoordeling van de huidige regeling Sinds de invoering van de tijdelijke mandaten voor de korpschefs in 2000 (wet van 22 december 1998) werd het systeem al verschillende keren grondig gewijzigd. De keuze van de wetgever om de levenslange benoeming van de korpschefs in 2000 te vervangen door een tijdelijk mandaat was goed gemotiveerd en wordt algemeen aanvaard: Van een korpschef wordt verwacht dat hij een rechtscollege of parket optimaal doet functioneren. In het verleden heeft men te vaak moeten vaststellen dat goede rechters of parketmagistraten niet noodzakelijk goede korpschefs zijn, onder meer bij gebrek aan het vereiste organisatietalent en de nodige kennis om disfuncties aan te pakken. Door de benoeming voor het leven kan dit momenteel de werking van een rechtscollege of parket gedurende jaren hypothekeren met nefaste gevolgen voor de werksfeer, de motivatie, de behandeling van dossiers en de rechtsonderhorigen. Door de functie van korpschef een tijdelijk karakter te geven, kan dit risico worden beperkt en kan via een nieuwe functieomschrijving de aandacht maximaal op organisatorische taken komen te liggen (Kamer, /1, p. 72). In zijn advies van 25 januari heeft de HRJ een overzicht gegeven van de opeenvolgende wijzigingen van 2000 tot 2012 en de complexe juridische toestand die hierdoor ontstond. In 2014 werd de postmandaatregeling aanzienlijk verbeterd voor de korpschef die magistraat was van de zetel en korpschef werd bij het openbaar ministerie, of omgekeerd: deze moet sindsdien na zijn mandaat niet verplicht basismagistraat blijven in de rechtbank of het parket waar hij korpschef was, maar kan nu ook de functie heropnemen die hij had bij de zetel of het openbaar ministerie vóór zijn aanwijzing tot korpschef. In 2016 werden tot slot nog enkele technische aanpassingen en correcties doorgevoerd met betrekking tot het mandaat van de federale procureur en het nieuwe mandaat van voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank. De huidige wetgeving (art. 259quater, 4 en 5, Ger.W.) kan evenwel nog steeds bepaalde kandidaatkorpschefs ontmoedigen. Bovendien wordt ze door sommige gewezen korpschefs negatief ervaren. Ze laat de organisatie trouwens onvoldoende toe voordeel te trekken uit de ervaring van de gewezen korpschefs. Aangezien de functie van korpschef aanzienlijk is geëvolueerd sinds de belangrijke hervorming in 2014 is dit des te erger. De managementtaken van de korpschef zijn zeer belangrijk geworden en de grootte van de rechtbanken en parketten is gevoelig toegenomen. Hoewel deze overwegingen niet volstaan om terug te komen op het principe van de terugkeer in de functie uitgeoefend voor de aanwijzing, dient het principe wel te worden heronderzocht in het licht van de nieuwe uitdagingen van de functie van korpschef. 5 Advies van 25 januari 2012 over het voorontwerp van wet tot wijziging van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de mandaten van de korpschefs

8 4 II. Het wetsontwerp A. Oplossing voorgesteld door de het ontwerp (artikel 235) Het ontwerp wijzigt de filosofie met betrekking tot het lot van de korpschef na zijn mandaat grondig: De regels inzake de loopbaan na afloop van het mandaat die mettertijd zijn versoepeld, gaan allemaal uit van het idee dat de korpschef op het einde van zijn mandaat opnieuw een basisopdracht opneemt of in voorkomend geval een adjunct-mandaat dat hij voordien uitoefende. Die logica ruimt voortaan plaats voor een benoeming of gelijktijdige aanwijzing in een ambt of mandaat dat de betrokkene in beginsel pas zal uitoefenen wanneer zijn mandaat van vijf jaar is afgelopen en voor zover hem bij zijn eindevaluatie de beoordeling goed werd toegekend (memorie van toelichting, blz. 220). Het ontwerp voorziet bijgevolg, tegelijkertijd met de aanwijzing tot korpschef, zowel in een basis -benoeming in het gerecht of parket waar de magistraat tot korpschef wordt aangewezen (artikel 259quater, 5) als in een subsidiaire benoeming in een hogere functie die pas zal worden uitgeoefend na het verstrijken van het mandaat van korpschef (art. 259quater, 4, Ger. W.) De korpschefs zullen in het volgend ambt of adjunct-mandaat worden benoemd, respectievelijk aangewezen: Mandaat korpschef van de zetel Functie na verstrijken mandaat Eerste voorzitter van het hof van beroep Kamervoorzitter in het hof van beroep; Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg Voorzitter van de rechtbank van koophandel Voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank Raadsheer in het hof van beroep Eerste voorzitter van het arbeidshof Kamervoorzitter in het arbeidshof Voorzitter van de arbeidsrechtbank Raadsheer in het arbeidshof Mandaat korpschef van het Openbaar Ministerie Functie na verstrijken mandaat Procureur-generaal bij het hof van beroep Eerste advocaat-generaal bij het hof van beroep De procureur des Konings Substituut-procureur-generaal bij het hof van beroep Arbeidsauditeur Substituut-generaal bij het arbeidshof Federale procureur Eerste advocaat-generaal bij het hof van beroep Behoudens de adviezen die betrekking hebben op de kandidatuur als korpschef, voorziet het wetsontwerp ook in een advies van de korpschef van het gerecht of parket waar de subsidiaire benoeming voor de toekomstige functie dient te gebeuren en dit om in overeenstemming te zijn met de bepalingen van artikel 259ter, 1, Ger.W. Op het ogenblik van de kandidatuur van een magistraat voor de functie van korpschef zal er dus ook een advies worden gevraagd aan de eerste voorzitter van het hof van beroep of het arbeidshof waar de voorzitter van de rechtbank, tegelijkertijd met zijn aanwijzing als voorzitter, tot raadsheer wordt benoemd of van de procureur-generaal voor de benoemingen in een parket-generaal of auditoraat-generaal (nieuwe artikel 259quater, 2, 4-5 ). Een gelijkaardige regeling zal gelden voor de aanwijzing van de federale procureur, aangezien deze aanwijzing tegelijkertijd een benoeming met zich meebrengt tot substituut-procureur-generaal en een aanwijzing tot eerste advocaat-generaal (nieuw artikel 259quater, 2, 6 ). De memorie van toelichting (p. 221).verduidelijkt trouwens dat, om artikel 151, 4, van de Grondwet te respecteren, ook een advies zal worden gevraagd aan de algemene vergadering van het hof van beroep of arbeidshof waar de voorzitter van de rechtbank, tegelijkertijd met zijn aanwijzing als korpschef, als raadsheer wordt benoemd

9 5 De tekst vermeldt uitdrukkelijk dat deze adviezen enkel betrekking hebben op de benoeming tot de functie die zal worden uitgeoefend na het verstrijken van het mandaat van korpschef en geen overwegingen dienen te bevatten betreffende de kandidatuur voor het mandaat van korpschef (nieuw artikel 259quater, 2, 4 tot 6 en memorie van toelichting p. 222). *** Op voorwaarde dat de korpschef zijn mandaat voleindigt en hij positief wordt geëvalueerd, hebben deze benoemingen of aanwijzingen een automatisch karakter. Op die manier wenst het ontwerp de functie van korpschef te valoriseren. De uittredende korpschef kan op zijn verzoek door de Koning opnieuw worden benoemd, desgevallend tijdelijk in overtal, in het ambt waarin hij het laatst was benoemd voor zijn aanwijzing tot korpschef. In voorkomend geval neemt hij tevens het adjunct-mandaat waarin hij was aangewezen weer op in de fase waarin hij had opgehouden het uit te oefenen, voor zover het niet gaat om een mandaat bedoeld in 5, achtste lid, of het bijzonder mandaat waarin hij was aangewezen binnen of buiten het rechtscollege of het parket waarin hij is of was benoemd in de fase waarin hij had opgehouden het uit te oefenen. De korpschef die een onvoldoende krijgt bij zijn evaluatie of die zijn mandaat niet voleindigt, is verplicht om zijn vorige functies terug op te nemen. Zijn subsidiaire benoeming wordt hem op die manier ontnomen. B. Beoordeling door de HRJ - Bezwaren tegen de regeling voorgesteld door het ontwerp In tegenstelling tot het voorontwerp, voorziet het wetsontwerp in een adviesaanvraag voor de functie die de korpschef zal kunnen uitoefenen na het verstrijken van zijn mandaat en waar hij onmiddellijk subsidiair in wordt benoemd of aangewezen. Door te eisen dat dit advies wordt gevoegd bij het dossier dat aan de bevoegde benoemings- en aanwijzingscommissie van de HRJ wordt voorgelegd, lijkt het wetsontwerp formeel in overeenstemming te zijn met artikel 259ter Ger.W. en art. 151, 3, 1 van de Grondwet dat voorziet dat de Hoge Raad voor de Justitie bevoegd is inzake de voordracht van de kandidaten voor een benoeming tot rechter, zoals bedoeld in 4, eerste lid, of tot ambtenaar van het openbaar ministerie. De HRJ zou op die manier inderdaad niet alleen tussenkomen in de aanwijzing van de kandidaat als korpschef, maar ook in de benoeming tot de functie die de toekomstige korpschef zal uitoefenen na het verstrijken van zijn mandaat. Deze oplossing, die op het eerste gezicht beantwoordt aan de grondwettelijke en wettelijk bezwaren die bestonden tegen de regeling vervat in het voorontwerp, is evenwel bekritiseerbaar. De overeenstemming met de Grondwet en het Gerechtelijk Wetboek is twijfelachtig: - Het vragen van een advies van de algemene vergadering en de eerste voorzitter van het hof of de procureur-generaal, en de tussenkomst van de benoemingscommissie lijken weinig adequaat indien ze betrekking hebben op een functie die de betrokken magistraat na het verstrijken van zijn mandaat van korpschef, vijf of tien jaar later, eventueel zal opnemen: De bekwaamheid van de betrokken magistraat kan zijn geëvolueerd tijdens deze lange periode. De korpschef die het advies heeft verleend zal waarschijnlijk niet meer de korpschef van het betrokken hof of parket-generaal zijn op het moment dat de uittredende korpschef zijn functie aldaar opneemt. De samenstelling van het hof of het parket-generaal zal ook aanzienlijk zijn veranderd. De noden van de betrokken korpsen zullen vijf of tien jaar later onvermijdelijk veranderd zijn. - De automatische benoeming in een hogere functie lijkt bovendien moeilijk verenigbaar met het grondwettelijk principe van gelijke toegang tot publieke betrekkingen (RvS, Mathieu, arrest n van 5 februari 2013).

10 6 De door het ontwerp voorgestelde oplossing dreigt bovendien een aantal ernstige moeilijkheden te veroorzaken en negatieve effecten te hebben voor het beoordelen van de kandidaturen: - Aangezien een korpschef vooral dient te beschikken over competenties op het vlak van beheer beschikt hij niet noodzakelijk over het profiel vereist om de functie uit te oefenen waarin hij na het einde van zijn mandaat benoemd zal worden op grond van het ontworpen artikel 259quater, 4, Ger.W. De voorzitter van een rechtbank van eerste aanleg, van een arbeidsrechtbank of van een rechtbank van koophandel beschikt niet noodzakelijk over de vereiste competenties, vaardigheden en attitudes om goed als raadsheer te functioneren. Deze functies zijn zeer verschillend. Het ontwerp baseert zich op het onjuiste idee van onderlinge verwisselbaarheid van de functies in de magistratuur. Het gaat in tegen de gedifferentieerde aard van de functieprofielen die door de HRJ zijn opgesteld. Het lijkt niet gerechtvaardigd om van een kandidaat-korpschef te vragen dat hij naast de vereiste managementcapaciteiten ook nog beschikt over de bekwaamheden van een raadsheer of substituutprocureur-generaal. - Zelfs indien men aanneemt dat een kandidaat op het ogenblik van zijn kandidatuur beschikt over de vereiste vaardigheden voor de toekomstige functie, dan nog is het zeer waarschijnlijk dat hij, gelet op de belangrijke beheersopdrachten die een korpschef vandaag heeft, tijdens de duur van zijn mandaat (meestal tien jaar), geen gerechtelijke taken van betekenis meer heeft uitgeoefend. Op het einde van zijn mandaat is er dus een grote kans dat hij niet meer beantwoordt aan het profiel van raadsheer of substituut-generaal. Zijn integratie in de hogere jurisdictie zal dus niet makkelijk verlopen, zeker wanneer het een magistraat betreft die oorspronkelijk komt uit een korps van een andere aard dan dat waarin hij korpschef werd. Gelet op de veralgemening van kamers met een alleenzetelende raadsheer, zou de uittredende korpschef die raadsheer wordt in een hof van beroep aanzienlijke problemen kunnen krijgen. - Welke houding dient de benoemingscommissie trouwens aan te nemen wanneer zij vaststelt dat een kandidaat-korpschef wel over de vereiste managementcapaciteiten beschikt, maar niet over deze vereist voor de gelijktijdige benoeming tot de later uit te oefenen hogere functie? De door het ontwerp voorgestelde regeling stuit bovendien ook op bezwaren van meer algemene aard: - Door te bepalen dat een korpschef die geen positieve evaluatie heeft gekregen geen recht heeft op een benoeming in het hof of in een parket-generaal en zijn vroegere functie terug moet opnemen, geeft men enerzijds de indruk dat het terug moeten uitoefenen van zijn vroegere functie een sanctie is en anderzijds dat een hogere functie uitoefenen een beloning is. - Op termijn dreigen de hoven en parketten-generaal hoofdzakelijk bemand te geraken met gewezen korpschefs. Dit is schadelijk voor de diversiteit aan profielen waar een hof of parket-generaal nood aan heeft. Het probleem zal zich vooral stellen in de hoven met een beperkte omvang. - Het ontwerp lijkt er ook geen rekening mee te houden dat ook relatief jonge magistraten tegenwoordig korpschef worden, zodat men er niet van mag uitgaan dat de gewezen korpschefs na hun mandaat nog maar enkele jaren actief zullen zijn op het hof of parket-generaal. - De magistraten van de eerste aanleg worden benadeeld aangezien zij door de benoeming in overtal van gewezen korpschefs in de hoven en parketten-generaal hun kansen op toegang tot deze korpsen zien slinken. - De automatische benoeming van de uittredende korpschefs in de hoven en parketten-generaal zal bovendien (gelet op het huidige beleid inzake vervanging) leiden tot een vermindering van het aantal magistraten in eerste aanleg indien men wettelijk zou aannemen dat deze benoeming niet leidt tot het openen van een vacante plaats in eerste aanleg. - Het ontwerp creëert trouwens een nauwelijks te rechtvaardigen discriminatie doordat de eerste voorzitter van het hof van beroep die al kamervoorzitter was voor zijn aanwijzing en de procureurgeneraal bij het hof van beroep die al eerste advocaat-generaal was, terug hun oude functie opnemen zonder opwaardering.

11 7 III. Voorstel van de HRJ Inleiding De hertekening van het gerechtelijk landschap in 2014 en de hervormingen in het kader van de stapsgewijze verzelfstandiging van de rechterlijke orde hebben de nood aan bekwame korpschefs nog doen toenemen. Het is daarom nu nog belangrijker geworden om gekwalificeerde en gemotiveerde kandidaten aan te trekken. Al te vaak stelt de HRJ vast dat er slechts weinig kandidaten zijn voor de functie van korpschef. Het komt vaak voor dat er maar één kandidaat is voor een vacante plaats 6. De beperkte aantrekkingskracht voor een functie die cruciaal is geworden voor de goede werking van een korps is een verontrustend teken. Een gepast antwoord dient hierop te worden gegeven. Dit veronderstelt een goed statuut en een aantrekkelijke loopbaan van de korpschef. Een goede regeling bij het einde van het mandaat is daarvan slechts één, weliswaar belangrijk, onderdeel. Daartoe dienen bijgevolg enerzijds een aantal belangrijke belemmeringen te worden weggewerkt die eventuele kandidaten kunnen ontmoedigen en anderzijds een aantal positieve maatregelen te worden genomen die de functie aantrekkelijker maken en valoriseren. A. Het ontwikkelen van een managerstraject binnen de magistratuur De beheerstaken en verantwoordelijkheden van de korpschefs van de hoven en rechtbanken en van de parketten nemen gestaag toe. Daarnaast neemt ook het aantal andere personen toe die worden ingeschakeld in het beheer (afdelingsvoorzitters en procureurs, ondervoorzitters, leden van de directiecomités). De HRJ blijft van oordeel dat het beheer van de verschillende korpsen in handen moet blijven van magistraten, maar meent dat moet verzekerd worden dat de tot korpschef aangewezen magistraten beschikken over de vereiste managementcapaciteiten. De HRJ herhaalt daarom zijn idee van de ontwikkeling van een managementtraject binnen de loopbaan van magistraat. Door een specifiek opleidingstraject, een grondige selectie en een ernstige evaluatie kunnen de managementcapaciteiten binnen de rechterlijke organisatie worden vergroot. B. De betere verloning van de korpschef Hoewel dit voorstel buiten het kader valt van het vraagstuk van het lot van de korpschef na het verstrijken van zijn mandaat, pleit de Hoge Raad pleit voor een opwaardering van het mandaat van korpschef door te voorzien in een betere verloning tijdens het mandaat 7. Het verschil in wedde tussen de basisfunctie binnen het korps en die van korpschef staat niet in verhouding tot de verschillende verantwoordelijkheden en specifieke opdrachten van deze laatste. De functie wordt zo financieel aantrekkelijker. Het aantal competente kandidaten zal dan stijgen, wat het selecteren van de meest bekwame kandidaten zal bevorderen. 6 Aantal kandidaten per vacante plaats van korpschef gepubliceerd tussen 23 december 2013 en 31 januari 2014: Nederlandstalige Benoemings- en aanwijzingscommissie: 8 vacante plaatsen met telkens 1 kandidaat, 8 met telkens 2 kandidaten en 4 met 3 kandidaten. In totaal dus 20 vacante plaatsen en 36 kandidaten. Franstalige Benoemings- en aanwijzingscommissie: 8 vacante plaatsen met telkens 1 kandidaat, 10 met telkens 2 kandidaten, 1 met 3 kandidaten en 2 met telkens 5 kandidaten. In totaal dus 21 vacante plaatsen en 41 kandidaten. 7 De HRJ onderschrijft wat dat betreft de aanbevelingen van GRECO aan België (rapport de conformité, nr. 50, p. 9)

12 8 C. Het lot van de uittredende korpschef Vooreerst dient eraan te worden herinnerd dat het principe van het heropnemen van de vroegere functie een logisch gevolg is van de tijdelijkheid van het mandaat en, bijvoorbeeld, ook geldt voor de mandaten van korpschef bij de Raad van State 8. De HRJ meent echter dat bijkomende maatregelen dienen te worden genomen die enerzijds garanderen dat het heropnemen van de gewezen korpschef van een basisfunctie op een harmonieuze wijze gebeurt en anderzijds ervoor zorgen dat hun ervaring en kennis inzake management niet verloren gaan voor de organisatie. Als garanties, in de hypothese dat de oud-korpschef zijn vroegere functie heropneemt, kan gedacht worden aan volgende maatregelen: - In plaats van het heropnemen van het voorheen uitgeoefende ambt zou de uittredende korpschef in het korps van oorsprong een adjunct-mandaat opnemen. Om de perspectieven van de andere magistraten in dit korps niet te schaden, zou deze benoeming ten persoonlijken titel moeten gebeuren. Dit zou ook moeten gelden voor de uittredende korpschef die niet wenst terug te keren naar het korps van oorsprong, maar verkiest in het korps te blijven waar hij korpschef werd. Op dit ogenblik kan hij daar enkel het basisambt opnemen waartoe hij gelijktijdig benoemd werd met zijn aanwijzing tot korpschef. - Een tijdelijke behoud van de wedde van korpschef na het verstrijken van het mandaat. Oorspronkelijk bepaalde de wet trouwens dat de gewezen korpschef gedurende twee jaar na het einde van zijn mandaat de wedde van korpschef behield. Dit behoud van wedde werd afgeschaft bij de invoering van het eenmaal hernieuwbare mandaat van 5 jaar door de wet van Een vergelijkbare regeling bestaat nog steeds bij het einde van het mandaat van korpschef bij de Raad van State 9. Om de oud-korpschef perspectieven te geven, kan geacht worden aan volgende maatregelen: - Een korpschef waarvan het mandaat afloopt, en wiens mandaat niet meer onmiddellijk kan hernieuwd worden in het betrokken korps, heeft nog steeds de mogelijkheid om te postuleren voor een vacante plaats van korpschef in een andere korps. De wetgever vond een benoeming voor het leven als korpschef in één en hetzelfde korps niet wenselijk, maar zag geen graten in het feit dat een gewezen korpschef zijn kennis en ervaring opnieuw zou inzetten voor het leiden van een ander korps. Het gebruik van deze mogelijkheid dient te worden aangemoedigd door te zorgen voor een coördinatie van het tijdstip van het openvallen van de mandaten van korpschef. - Art. 324 Ger.W., (hersteld bij W /37, art. 9, 145; Inwerkingtreding : ) voorziet bovendien in de mogelijkheid voor de uittredende korpschef om, na afloop van zijn mandaat door de Minister van Justitie met een bijzondere opdracht binnen of buiten de rechterlijke orde te worden belast. Met de invoering van dit artikel wenst de regering aan de minister van Justitie de mogelijkheid geven om opdrachten toe te vertrouwen aan de voormalige korpschefs die niet willen of kunnen dingen naar een nieuw leidinggevend mandaat bij een rechtscollege. De korpschefs hebben een grondige ervaring en kennis verworven waarbij de Belgische rechterlijke orde, een Belgische of buitenlandse instelling, of nog een federaal departement baat kan hebben. Het zou derhalve jammer zijn geen beroep te kunnen doen op deze expertise binnen het zeer soepele kader van een opdracht. De formulering «bijzondere opdracht» is voldoende ruim om de vraag naar expertise in de verschillende domeinen op te vangen. Het kan bijvoorbeeld gaan om opdrachten ter ondersteuning van de nieuwe korpschefs, beroepsopleiding, steun aan organen zoals het college van procureurs-generaal, of nog de raad van procureurs des Konings of de raad van arbeidsauditeurs. Aan de gewezen korpschefs kan eveneens voorgesteld worden nieuwe verantwoordelijkheden op te nemen of nieuwe initiatieven op te starten binnen de 8 Artikel 74/3, 3, lid 3, Gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State: Bij niet-hernieuwing van het mandaat van korpschef neemt de betrokkene bij het verstrijken van zijn mandaat het ambt of het mandaat weer op waarin hij het laatst werd benoemd of aangewezen. In voorkomend geval geschiedt dit in overtal. Indien betrokkene niet is benoemd in het terug opgenomen mandaat, dan geldt deze heropneming als een aanwijzing voor de gehele termijn waarvoor het mandaat is verleend. 9 Artikel 74/3, 3, lid 5, Gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State: Indien de mandaathouder tweemaal opeenvolgend het zelfde mandaat van korpschef heeft uitgeoefend, geniet hij gedurende de twee jaren volgend op de beëindiging van de tweede mandaattermijn de overeenkomstige wedde van korpschef met de daaraan verbonden verhogingen en voordelen, tenzij hij een mandaat van korpschef opneemt waaraan een hogere wedde is verbonden.

13 9 ministeriële departementen, te investeren in internationale opdrachten of nog onderzoek te doen ten behoeve van het departement Justitie. Die mogelijkheid wordt gegeven aan de minister van Justitie die rekening zal moeten houden met de budgettaire impact van de beslissing. Deze opdracht kan enkel worden toegekend met instemming van de uittredende korpschef. (Senaat, /1, p. 13) Om de gewezen korpschef een perspectief te bieden, zou de mogelijkheid om gewezen korpschefs te belasten met een opdracht binnen de rechterlijke orde meer moeten worden aangewend, zodat hun ervaring en bekwaamheden optimaal worden benut. Daarbij kan gedacht worden aan opdrachten bij de steundiensten van het College van de Hoven en Rechtbanken, het College van het openbaar ministerie, de gemeenschappelijke steundienst van deze colleges, het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding, directiecomités, enz. Of een oud-korpschef met een opdracht wordt belast en wat de aard van die opdracht zal zijn, zou niet mogen afhangen van de discretionaire bevoegdheid van de minister van Justitie. Om de objectiviteit van de toekenning van deze opdrachten en het nut van de opdrachten voor de organisatie te verzekeren, dient de toekenning te gebeuren door de HRJ, een onafhankelijk orgaan, en op basis van vooraf bepaalde criteria. Dit is één van de verschillende manieren om de verworven ervaring als korpschef te valoriseren, maar het mag zeker niet de enige zijn. - Tot slot zou er kunnen worden overwogen om de uittredende korpschef een re-integratieverlof toe te kennen om hem toe te laten zich juridisch bij te scholen. D. Evaluatie van de korpschefs Welke oplossingen ook zouden worden gekozen om gewezen korpschefs garanties en perspectieven te bieden, en zo hun functie te valoriseren, de Hoge Raad wenst eraan te herinneren eraan dat er dringend werk moet gemaakt worden van de (her)invoering van de evaluatie van de korpschefs van de zetel 10 en het professionaliseren van de evaluatie van magistraten in het algemeen en de korpschefs in het bijzonder. De Hoge Raad meent dat het onderscheid dat de Grondwet met betrekking tot de evaluatie van de korpschefs maakt tussen de zetel en het openbaar ministerie niet (meer) verantwoord is in het kader van een modern management. De recente hervormingen hebben de reeds bestaande verantwoordelijkheden en opdrachten van de korpschefs van de zetel op het vlak van management nog aanzienlijk uitgebreid, zodat het belang van een evaluatie van hun beleid voor de goede werking van Justitie nog is toegenomen. Afgezien van het feit dat deze evaluatie onontbeerlijk is in het kader van een eventuele hernieuwing van het mandaat, is zij ook van belang in geval de betrokkene later kandidaat zou zijn voor een mandaat van korpschef in een ander korps of wanneer hij een opdracht zou krijgen binnen de rechterlijke orde. De Hoge Raad herhaalt daarom zijn voorstel uit : In plaats van de evaluatie af te schaffen zou het nodige moeten gedaan worden om de evaluatie van de korpschefs van de zetel in overeenstemming te brengen met de Grondwet. Dit kan door deze evaluatie expliciet te voorzien in art. 151, 6, van de Grondwet en door de bepalingen van het gerechtelijk wetboek inzake de samenstelling en werking van het evaluatiecollege aan te passen aan de bezwaren geuit door het Grondwettelijk Hof. De Hoge Raad meent bovendien dat het evaluatiesysteem dient te worden verbeterd: De evaluatie dient ernstiger en professioneler te gebeuren. Er moet vermeden worden dat de evaluatie een routineuze en obligate oefening wordt. Op dit moment is enkel een eindbeoordeling goed of onvoldoende mogelijk. De eindbeoordeling zou meer gedifferentieerd moeten kunnen zijn. Onder die voorwaarden kunnen er ook betekenisvolle gevolgen aan de evaluatie worden toegekend in het kader van de hernieuwing van het mandaat. Bij een eindbeoordeling zeer goed zou het huidige systeem kunnen worden behouden, waarbij het verlengingsdossier van de korpschef, zonder concurrentie van andere kandidaten, voor aanvaarding of weigering wordt overgemaakt aan de bevoegde BAC. Bij 10 Ook in het 4 de evaluatierapport van de GRECO wordt hierop aangedrongen. 11 Ambtshalve advies van 25 januari 2012 over het voorontwerp van wet tot wijziging van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de mandaten van de korpschefs

14 10 een eindbeoordeling goed zou de plaats vacant worden verklaard en zou de uittredende korpschef die de hernieuwing van zijn mandaat vraagt in concurrentie komen met andere kandidaten. In deze twee gevallen dient de betrokken korpschef een geactualiseerd beleidsplan voor te leggen. Bij een eindbeoordeling onvoldoende zou de plaats vacant worden verklaard zonder dat de korpschef nog kan postuleren voor de betrokken plaats, verbod eventueel uit te breiden tot andere plaatsen van korpschef gedurende een bepaalde periode. IV. Besluit De HRJ is geen voorstander van de wijziging van artikel 259quater van het Gerechtelijk Wetboek zoals wordt voorgesteld door artikel 235 van het wetsontwerp en vraagt deze bepaling van het wetsontwerp in te trekken *** - - -

Wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek i.v.m. de mandaten en de evaluatie van de korpschefs van de zittende magistratuur.

Wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek i.v.m. de mandaten en de evaluatie van de korpschefs van de zittende magistratuur. Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice Juni 2015 Ambtshalve advies Wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek i.v.m. de mandaten en de evaluatie van de korpschefs van de

Nadere informatie

GERECHTELIJK WETBOEK

GERECHTELIJK WETBOEK Bron: Belgische wetgeving - FOD Justitie GERECHTELIJK WETBOEK HOOFDSTUK Vquinquies De evaluatie van magistraten Afdeling I Algemene

Nadere informatie

Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK Vter. Benoemings- en aanwijzingsprocedure

Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK Vter. Benoemings- en aanwijzingsprocedure Bron: Belgische wetgeving - FOD Justitie Gerechtelijk Wetboek HOOFDSTUK Vter Benoemings- en aanwijzingsprocedure Afdeling I Benoemingen.

Nadere informatie

HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE CONSEIL SUPERIEUR DE LA JUSTICE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE

HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE CONSEIL SUPERIEUR DE LA JUSTICE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE INLEIDING De HRJ heeft een drievoudige opdracht die sinds 2 augustus 2000 effectief uitgeoefend wordt: Een bepalende rol spelen in het benoemingsbeleid bij de magistratuur, op

Nadere informatie

Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK Vter. Benoemings- en aanwijzingsprocedure

Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK Vter. Benoemings- en aanwijzingsprocedure Bron: Belgische wetgeving - FOD Justitie Gerechtelijk Wetboek HOOFDSTUK Vter Benoemings- en aanwijzingsprocedure Afdeling I Benoemingen Art. 259ter.

Nadere informatie

Gerechtelijk Wetboek

Gerechtelijk Wetboek Bron: Belgische wetgeving - FOD Justitie Gerechtelijk Wetboek HOOFDSTUK Vter Benoemings- en aanwijzingsprocedure Afdeling I Benoemingen Art. 259ter.

Nadere informatie

Krokusplan. Projectenplan van de Hoge Raad voor de Justitie. Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice

Krokusplan. Projectenplan van de Hoge Raad voor de Justitie. Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice Krokusplan Projectenplan 2017 2020 van de Hoge Raad voor de Justitie Goedgekeurd door de Algemene Vergadering op 26 januari 2017 Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice Januari 2017

Nadere informatie

I. Mobiliteit binnen de rechterlijke macht.

I. Mobiliteit binnen de rechterlijke macht. BIJLAGE BIJ HET ADVIES VAN DE ADVIESRAAD VAN DE MAGISTRATUUR GOEDGEKEURD TIJDENS DE ALGEMENE VERGADERING VAN 26 OKTOBER 2009 I. Mobiliteit binnen de rechterlijke macht. Krachtens artikel 151 4, van de

Nadere informatie

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,

Nadere informatie

Gerechtelijk Wetboek

Gerechtelijk Wetboek Bron: Belgische wetgeving - FOD Justitie Gerechtelijk Wetboek HOOFDSTUK Vquater De gerechtelijke stage Art. 259octies. 1. De Koning

Nadere informatie

Hoge Raad voor de Justitie. Conseil Supérieur de la Justice. Handleiding voor de evaluatie van magistraten

Hoge Raad voor de Justitie. Conseil Supérieur de la Justice. Handleiding voor de evaluatie van magistraten Hoge Raad voor de Justitie Conseil Supérieur de la Justice Hoge Raad voor de Justitie Handleiding voor de evaluatie van magistraten 1 Inhoudstafel Hoofdstuk 1: Ter inleiding Hoofdstuk 2: Wettelijk kader

Nadere informatie

Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK Vquater. De gerechtelijke stage

Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK Vquater. De gerechtelijke stage Bron: Belgische wetgeving - FOD Justitie Gerechtelijk Wetboek HOOFDSTUK Vquater De gerechtelijke stage Art. 259octies. [1 1. De kandidaten die zich voor het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke

Nadere informatie

(4-606) 1. Huidige benoemingsregeling voor de referendarissen bij het Hof van Cassatie en mogelijke overstap naar de magistratuur

(4-606) 1. Huidige benoemingsregeling voor de referendarissen bij het Hof van Cassatie en mogelijke overstap naar de magistratuur Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 187bis, 191bis en 194bis Ger. W. met betrekking tot het statuut van de referendarissen bij het Hof van Cassatie (4-606) Inleiding Het wetsvoorstel tot wijziging

Nadere informatie

NOTA STUDIEDIENST (mevrouw Y. Güner) (27/07/2016)

NOTA STUDIEDIENST (mevrouw Y. Güner) (27/07/2016) NOTA STUDIEDIENST (mevrouw Y. Güner) 2016-1 (27/07/2016) Potpourri IV - Wetsontwerp van 15 juli 2016 tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, KONINKRIJK BELGIE 1000 Brussel, Postadres : Ministerie van Justitie Waterloolaan 115 Kantoren : Regentschapsstraat 61 Tel. : 02 / 542.72.00 Fax : 02 / 542.72.12 COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE

Nadere informatie

Rechterlijke Orde. - Vacante betrekkingen

Rechterlijke Orde. - Vacante betrekkingen Rechterlijke Orde. - Vacante betrekkingen Omschrijving van het advocatenkantoor, het bedrijf, de juridische dienst of het notariskantoor: FOD Justitie. Functie Antwerpen : 4. Deze plaatsen vervangen deze

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, KONINKRIJK BELGIE 1000 Brussel, Postadres : Ministerie van Justitie Waterloolaan 115 Kantoren : Regentschapsstraat 61 Tel. : 02 / 542.72.00 Fax : 02 / 542.72.12 COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE

Nadere informatie

DE LARCIER WETBOEKEN. Deel I. Burgerlijk en Gerechtelijk Recht

DE LARCIER WETBOEKEN. Deel I. Burgerlijk en Gerechtelijk Recht DE LARCIER WETBOEKEN Deel I Burgerlijk en Gerechtelijk Recht Gerechtelijk Wetboek Ger. W. p. 226 GERECHTELIJK WETBOEK p. 210 Ger. W. Art. 40 volledig vervangen Art. 40. Ten aanzien van hen die in België

Nadere informatie

betreffende een belangenconflict

betreffende een belangenconflict stuk ingediend op 1704 (2011-2012) Nr. 1 5 juli 2012 (2011-2012) Motie van de heren Joris Van Hauthem en Wim Van Dijck betreffende een belangenconflict verzendcode: IED 2 Stuk 1704 (2011-2012) Nr. 1 TOELICHTING

Nadere informatie

PERSMEDEDELING VAN HET KONINKLIJK VERBOND VAN VREDE- EN POLITIERECHTERS

PERSMEDEDELING VAN HET KONINKLIJK VERBOND VAN VREDE- EN POLITIERECHTERS PERSMEDEDELING VAN HET KONINKLIJK VERBOND VAN VREDE- EN POLITIERECHTERS Aansluitend op zijn persmededeling dd. 24 november 2017, neemt de raad van bestuur van het Koninklijk Verbond van Vrede- en Politierechters

Nadere informatie

21 MEI Koninklijk besluit houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen.

21 MEI Koninklijk besluit houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen. 21 MEI 1965. - Koninklijk besluit houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen. HOOFDSTUK II. - Toezicht Afdeling 1. - Algemene bepaling

Nadere informatie

RAAD VAN STATE TITEL II. - BEVOEGDHEID VAN DE AFDELING WETGEVING

RAAD VAN STATE TITEL II. - BEVOEGDHEID VAN DE AFDELING WETGEVING RAAD VAN STATE Art. 2 TITEL II. - BEVOEGDHEID VAN DE AFDELING WETGEVING 1. De afdeling wetgeving dient van beredeneerd advies over de tekst van alle ontwerpen of voorstellen van wet, van decreet en van

Nadere informatie

GERECHTELIJK WETBOEK TITEL VI

GERECHTELIJK WETBOEK TITEL VI Bron: Belgische wetgeving - FOD Justitie GERECHTELIJK WETBOEK TITEL VI Benoemingsvoorwaarden en loopbaan van magistraten en het gerechtspersoneel

Nadere informatie

Hoofdstuk IV. De gemeenschappen en de gewesten Afdeling I. De organen. Afdeling III. De bevoegdheden

Hoofdstuk IV. De gemeenschappen en de gewesten Afdeling I. De organen. Afdeling III. De bevoegdheden Afdeling III. De bevoegdheden Art. 105. De Koning heeft geen andere macht dan die welke de Grondwet en de bijzondere wetten, krachtens de Grondwet zelf uitgevaardigd, hem uitdrukkelijk toekennen. Art.

Nadere informatie

Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice. Parketjurist. Parketjurist bij de parketten van de rechtbanken van eerste aanleg.

Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice. Parketjurist. Parketjurist bij de parketten van de rechtbanken van eerste aanleg. Parketjurist Een enthousiast beginnend jurist met een analytisch en synthetisch denkvermogen en goede redactionele capaciteiten. Hij/zij werkt resultaatgericht, zowel zelfstandig als in team, en heeft

Nadere informatie

DEONTOLOGIE TITEL 1. ALGEMENE BEPALING. Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. TITEL 2.

DEONTOLOGIE TITEL 1. ALGEMENE BEPALING. Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. TITEL 2. DEONTOLOGIE Wet van 6 januari 2014 houdende oprichting van een Federale Deontologische Commissie en houdende de Deontologische Code voor de openbare mandatarissen 1 TITEL 1. ALGEMENE BEPALING Artikel 1

Nadere informatie

Parketjurist. Parketjurist bij de parketten van de rechtbanken van eerste aanleg.

Parketjurist. Parketjurist bij de parketten van de rechtbanken van eerste aanleg. Parketjurist Een enthousiast beginnend jurist met een analytisch en synthetisch denkvermogen en goede redactionele capaciteiten. Hij/zij werkt resultaatgericht, zowel zelfstandig als in team, en heeft

Nadere informatie

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 39 / 2006 van 27 september 2006

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 39 / 2006 van 27 september 2006 KONINKRIJK BELGIE Brussel, Adres : Hoogstraat, 139, B-1000 Brussel Tel.: +32(0)2/213.85.40 E-mail : commission@privacycommission.be Fax.: +32(0)2/213.85.65 http://www.privacycommission.be COMMISSIE VOOR

Nadere informatie

DEONTOLOGIE. Wet van 6 januari 2014 houdende oprichting van een Federale Deontologische Commissie 1 TITEL 1. ALGEMENE BEPALING.

DEONTOLOGIE. Wet van 6 januari 2014 houdende oprichting van een Federale Deontologische Commissie 1 TITEL 1. ALGEMENE BEPALING. DEONTOLOGIE Wet van 6 januari 2014 houdende oprichting van een Federale Deontologische Commissie 1 TITEL 1. ALGEMENE BEPALING Artikel 1 Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

RAAD VAN STATE. Gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State (artikelen 2, 3, 3bis, 4, 6bis, 84, 85, 85bis)

RAAD VAN STATE. Gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State (artikelen 2, 3, 3bis, 4, 6bis, 84, 85, 85bis) RAAD VAN STATE Gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State (artikelen 2, 3, 3bis, 4, 6bis, 84, 85, 85bis) TITEL II. BEVOEGDHEID VAN DE AFDELING WETGEVING Art. 2 1. De afdeling wetgeving

Nadere informatie

Artikel 7 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 januari 2003, wordt vervangen door wat volgt:

Artikel 7 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 januari 2003, wordt vervangen door wat volgt: Uittreksel van decreet van 6 juli 2005 houdende de wijziging van diverse decreten, wat het statuut van de mandaathouders in de aan het Vlaams Parlement verbonden instellingen betreft [ ] HOOFDSTUK III

Nadere informatie

OMZENDBRIEF Nr. 161 (rev. 1)

OMZENDBRIEF Nr. 161 (rev. 1) 1000 Brussel, 7 november 2011 Waterloolaan, 115 Tel. : 02/ 552.25.42 Fax : 02 / 552.27.63 Federale Overheidsdienst Justitie --- Directoraat-generaal rechterlijke organisatie --- Dienst personeelszaken

Nadere informatie

Hoge Raad voor de Justitie. Conseil Supérieur de la Justice

Hoge Raad voor de Justitie. Conseil Supérieur de la Justice Hoge Raad voor de Justitie Conseil Supérieur de la Justice Wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzake de benoemingsprocedure van magistraten (Parl. St. Kamer 2002-2003, nr. 50/2248/001)

Nadere informatie

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter R. Henneuse en de rechters-verslaggevers F. Daoût en A. Alen, bijgestaan door de griffier F.

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter R. Henneuse en de rechters-verslaggevers F. Daoût en A. Alen, bijgestaan door de griffier F. Rolnummer 5489 Arrest nr. 155/2012 van 20 december 2012 A R R E S T In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 15 van de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving VR 2019 1502 DOC.0182/3 RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 65.066/3 van 21 januari 2019 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de subsidiëring van initiatieven die voorzien

Nadere informatie

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin J U S T E L - Geconsolideerde wetgeving Einde Eerste woord Laatste woord Aanhef Inhoudstafel Franstalige versie Raad van State belgiëlex. be - Kruispuntbank Wetgeving Titel 9 MAART 2001. - Koninklijk besluit

Nadere informatie

MANDATENLIJST EN VERMOGENSAANGIFTE

MANDATENLIJST EN VERMOGENSAANGIFTE MANDATENLIJST EN VERMOGENSAANGIFTE Wet van 26 juni 2004 tot uitvoering en aanvulling van de wet van 2 mei 1995 betreffende de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte

Nadere informatie

ceit Jus la de r ueirépuls isen Co etiit Jus de voor da Hoge

ceit Jus la de r ueirépuls isen Co etiit Jus de voor da Hoge Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice Juni 2017 Advies Advies over het voorontwerp van wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de

Nadere informatie

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. Officieuze coördinatie van de wet van 26 juni 2004 tot uitvoering en aanvulling van de wet van 2 mei 1995 betreffende de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte

Nadere informatie

De reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag: aanpassing van de regelgeving noodzakelijk?

De reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag: aanpassing van de regelgeving noodzakelijk? De reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag: aanpassing van de regelgeving noodzakelijk? De zaak Plessers (C-509/17) We work for people, not clients Duurzaam samenwerken Excellent juridisch

Nadere informatie

GERECHTELIJK WETBOEK TITEL VI

GERECHTELIJK WETBOEK TITEL VI Bron: Belgische wetgeving - FOD Justitie GERECHTELIJK WETBOEK TITEL VI Benoemingsvoorwaarden en loopbaan van magistraten en het gerechtspersoneel

Nadere informatie

Rolnummer 1361. Arrest nr. 83/99 van 15 juli 1999 A R R E S T

Rolnummer 1361. Arrest nr. 83/99 van 15 juli 1999 A R R E S T Rolnummer 1361 Arrest nr. 83/99 van 15 juli 1999 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 21, 1, tweede lid, van de wet van 18 juli 1991 tot wijziging van de voorschriften van het

Nadere informatie

GERECHTELIJK WETBOEK TITEL VI

GERECHTELIJK WETBOEK TITEL VI Bron: Belgische wetgeving - FOD Justitie GERECHTELIJK WETBOEK TITEL VI Benoemingsvoorwaarden en loopbaan van magistraten en het gerechtspersoneel

Nadere informatie

(plaats & XX XX XXXX datum) De vrederechter van het kanton XXX

(plaats & XX XX XXXX datum) De vrederechter van het kanton XXX (plaats & XX XX X datum) De vrederechter van het kanton Geachte vrederechter, Betreft: voorlopig bewind Het is u bekend dat ik bij vonnis van als voorlopig bewindvoerder aangesteld werd voor De beschermde

Nadere informatie

Rolnummer 4499. Arrest nr. 106/2009 van 9 juli 2009 A R R E S T

Rolnummer 4499. Arrest nr. 106/2009 van 9 juli 2009 A R R E S T Rolnummer 4499 Arrest nr. 106/2009 van 9 juli 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 14, 1, eerste lid, 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals dat artikel

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 MAART 2015 P.14.1796.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1796.F PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE LUIK, tegen A. S., Mr. Simone Nudelholc, advocaat bij het Hof van Cassatie. I.

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 29 / 95 van 27 oktober 1995 ------------------------------------------- O. ref. : 10 / A / 95 / 029 BETREFT : Ontwerp van koninklijk

Nadere informatie

GECOÖRDINEERDE STATUTEN PER 8 JUNI 2018

GECOÖRDINEERDE STATUTEN PER 8 JUNI 2018 GECOÖRDINEERDE STATUTEN PER 8 JUNI 2018 Deze statuten werden opgesteld op 15 februari 1974 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 11 april 1974, werden gewijzigd ingevolge een beslissing van de

Nadere informatie

De boekhoudkundige ruling. Congres IEC - IAB 5 oktober 2017

De boekhoudkundige ruling. Congres IEC - IAB 5 oktober 2017 De boekhoudkundige ruling Congres IEC - IAB 5 oktober 2017 1 Audio = kanaal: 1 I. De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) 3 De CBN - 1/3 1. De CBN is een autonome instelling met rechtspersoonlijkheid

Nadere informatie

Advies van de Executive Board van het Europees Netwerk van Raden voor de. Justitie (ENRJ) over de aanvraag van de Krajowa Rada Sądownictwa uit Polen.

Advies van de Executive Board van het Europees Netwerk van Raden voor de. Justitie (ENRJ) over de aanvraag van de Krajowa Rada Sądownictwa uit Polen. Advies van de Executive Board van het Europees Netwerk van Raden voor de Justitie (ENRJ) over de aanvraag van de Krajowa Rada Sądownictwa uit Polen. Het ENRJ heeft een verzoek tot samenwerking ontvangen

Nadere informatie

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ADVIES (BRUGEL-ADVIES-20140620-191) betreffende de Klantendienst in de nabijheid van de afnemers - Implementatie Opgesteld op basis

Nadere informatie

HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN HOOFDSTUK II - DE HOGE RAAD VOOR DE OPLEIDING VOOR DE OPENBARE BRANDWEERDIENSTEN

HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN HOOFDSTUK II - DE HOGE RAAD VOOR DE OPLEIDING VOOR DE OPENBARE BRANDWEERDIENSTEN KONINKLIJK BESLUIT VAN 4 APRIL 2003 TOT INSTELLING VAN EEN HOGE RAAD VOOR DE OPLEIDING VOOR DE OPENBARE BRAND-WEERDIENSTEN EN TWEE SUPRA-PROVINCIALE OPLEIDINGSRADEN VOOR DE OPENBARE BRANDWEERDIENSTEN.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 22 OKTOBER 2012 S.12.0031.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.12.0031.F 1. P. G., 2. I-A. G., Mr Michèle Grégoire, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK

Nadere informatie

Publicatie : Numac :

Publicatie : Numac : pagina 1 van 5 NL einde FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE Publicatie : 2017-01-30 Numac : 2017010289 Rechtbank van eerste aanleg Leuven. - Kabinet van de voorzitter Beschikking tot vaststelling van het

Nadere informatie

Verkiezing van de leden van de. Adviesraad van de magistratuur

Verkiezing van de leden van de. Adviesraad van de magistratuur Verkiezing van de leden van de Adviesraad van de magistratuur 2 februari 2018 DEEL 1 : DE HUIDIGE ADVIESRAAD VAN DE MAGISTRATUUR I. Inleiding De Adviesraad van de magistratuur werd bij wet van 8 maart

Nadere informatie

[Artikel 1. [ 1. De wedden van de ambtsdragers bij de Raad van State worden vastgesteld als volgt (in euro):

[Artikel 1. [ 1. De wedden van de ambtsdragers bij de Raad van State worden vastgesteld als volgt (in euro): [Wet van 5 april 1955 inzake de wedden van de ambtsdragers bij de Raad van State en de magistraten en leden van de griffie van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen] 1 (B.S. 23-4-1955) Historisch overzicht

Nadere informatie

Verzet, verstek en hoger beroep na Potpourri V

Verzet, verstek en hoger beroep na Potpourri V Verzet, verstek en hoger beroep na Potpourri V FORUM ADVOCATEN BVBA Nassaustraat 37-41 2000 Antwerpen T 03 369 95 65 F 03 369 95 66 E info@forumadvocaten.be W www.forumadvocaten.be 1 Inhoud Wetgeving Begrip

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 28 JANUARI 2016 C.14.0237.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0237.N PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE GENT, met kantoor te 9000 Gent, Savaanstraat 11/101, eiser, tegen V. S., verweerster,

Nadere informatie

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen.

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen. Excellentie, Met uw brief van 23 april 2008 hebt u ons ter consultatie toegezonden het conceptwetsvoorstel Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie. Het conceptwetsvoorstel geeft ons aanleiding

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING. - Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B - Definitieve goedkeuring

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING. - Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B - Definitieve goedkeuring DE VLAAMSE MINISTER VAN MOBILITEIT, OPENBARE WERKEN, VLAAMSE RAND, TOERISME EN DIERENWELZIJN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: - Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de

Nadere informatie

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Beslissing BESLISSING-2009I2I8-06 Tot afsluiting van de administratieve sanctieprocedure gericht tegen Lampiris S.A. Toepassing van

Nadere informatie

A A N B E V E L I N G Nr AANBEVELING AAN DE PARITAIRE COMITES OVER DE INVOERING VAN

A A N B E V E L I N G Nr AANBEVELING AAN DE PARITAIRE COMITES OVER DE INVOERING VAN A A N B E V E L I N G Nr. 23 ----------------------------------------- AANBEVELING AAN DE PARITAIRE COMITES OVER DE INVOERING VAN SPECIFIEKE CRITERIA OM DE AARD VAN EEN ARBEIDSRELATIE IN SOMMIGE RISICOSECTOREN

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 7 mei 2018 ADVIES 2018-41 met betrekking tot de toegang tot informatie die in een databank aanwezig

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving VR 2016 1612 DOC.1426/3 RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 59.621/3 van 20 juli 2016 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de erkenningsvoorwaarden voor organisatoren van

Nadere informatie

JUSTITIEPLAN EEN EFFICIËNTE JUSTITIE VOOR MEER

JUSTITIEPLAN EEN EFFICIËNTE JUSTITIE VOOR MEER JUSTITIEPLAN EEN EFFICIËNTE JUSTITIE VOOR MEER RECHTVAARDIGHEID Wetsontwerp Burgerlijk procesrecht Koen Geens Minister van Justitie 8 mei 2015 Plan-methode op maat van uitdaging» 9 december 2014 (budget

Nadere informatie

KONINKLIJK BESLUIT 26 MAART 2005 :

KONINKLIJK BESLUIT 26 MAART 2005 : KONINKLIJK BESLUIT 26 MAART 2005 : REGELING VAN DE STRUCTURELE DETACHERINGEN VAN PERSONEELSLEDEN VAN DE POLITIEDIENSTEN EN VAN SOORTGELIJKE TOESTANDEN EN TOT INVOERING VAN DE VERSCHILLENDE MAATREGELEN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 218 Wijziging van de Faillissementswet in verband met de aanwijzing door de rechtbank van een beoogd curator ter bevordering van de afwikkeling

Nadere informatie

Rolnummer 5633. Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T

Rolnummer 5633. Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T Rolnummer 5633 Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 4 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 «houdende invoering van een sociale

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 6 MAART 2015 F.14.0021.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.14.0021.N RENT AND VENDING nv, met zetel te 9930 Zomergem, Oude Staatsbaan 10/A, eiseres, met als raadsman mr. Bart Coopman, advocaat

Nadere informatie

Blauwdruk van de justitiehervorming definitief vastgelegd

Blauwdruk van de justitiehervorming definitief vastgelegd Blauwdruk van de justitiehervorming definitief vastgelegd Recht zal worden gesproken in 12 arrondissementen met meer autonomie Meer dan twintig jaar wordt er gesproken over de justitiehervorming. Sinds

Nadere informatie

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n C o m m i s s i e v a n B e r o e p N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 16 december 2016 In de zaak 0467/2013/(

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, KONINKRIJK BELGIE 1000 Brussel, Zetel : Ministerie van Justitie Poelaertplein 3 Tel. : 02/504.66.21 tot 23 Fax : 02/504.70.00 COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER O. ref. : 10

Nadere informatie

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen GERECHTELIJK WETBOEK - Deel IV : BURGERLIJKE RECHTSPLEGING. HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen Afdeling II. Echtscheiding door onderlinge toestemming. Art.

Nadere informatie

Huishoudelijk reglement van de Federale Deontologische Commissie aangenomen op 8 september 2016

Huishoudelijk reglement van de Federale Deontologische Commissie aangenomen op 8 september 2016 Huishoudelijk reglement van de Federale Deontologische Commissie aangenomen op 8 september 2016 Artikel 1 Dit huishoudelijk reglement bepaalt de werking en de nadere regels volgens dewelke de Federale

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING

MEMORIE VAN TOELICHTING VOORONTWERP VAN DECREET HOUDENDE DE INSTEMMING MET HET SAMENWERKINGSAKKOORD VAN TOT WIJZIGING VAN HET SAMENWERKINGSAKKOORD VAN 12 SEPTEMBER 2005 TUSSEN DE FEDERALE STAAT, DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, DE FRANSE

Nadere informatie

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ADVIES (BRUGEL-ADVIES-20150424-204) betreffende het voorontwerp van besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893 RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK IXe KAMER A R R E S T nr. 199.862 van 25 januari 2010 in de zaak A. 187.639/IX-5893 In zake : Dennis X. bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Karel S.

Nadere informatie

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T Rolnummer 4045 Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 468, 3, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 21

Nadere informatie

Advies van de Verenigde Benoemingscommissies voor het Notariaat

Advies van de Verenigde Benoemingscommissies voor het Notariaat Advies van de Verenigde Benoemingscommissies voor het Notariaat over het aantal in 2015 te benoemen kandidaat-notarissen, per taalrol DE VERENIGDE BENOEMINGSCOMMISSIE VOOR HET NOTARIAAT, werden bij brief

Nadere informatie

REGLEMENT BETREFFENDE DE SAMENSTELLING VAN HET BUREAU VAN DE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE

REGLEMENT BETREFFENDE DE SAMENSTELLING VAN HET BUREAU VAN DE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE REGLEMENT BETREFFENDE DE SAMENSTELLING VAN HET BUREAU VAN DE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE 1. INLEIDING Het bureau van de Hoge Raad voor de Justitie (hierna «Raad» genoemd) wordt stapsgewijs opgericht in

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 JANUARI 2015 C.14.0195.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0195.F 1. S. D., 2. R. D., 3. J. D., Mr. Paul Alain Foriers, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen BROUWERIJ HAACHT nv, Mr.

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2016

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 SEPTEMBER 2014 P.14.1380.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1380.N O D B, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadslieden mr. Alain Vergauwen en mr. Pierre Monville, advocaten

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 353 Wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam

Nadere informatie

ADVIES. 17 april 2013

ADVIES. 17 april 2013 ADVIES Voorontwerp van besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de erkenning van de EPB-adviseurs en houdende wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van

Nadere informatie

Vacature van het adjunct-mandaat van stafdirecteur personeel en organisatie bij de Raad van State

Vacature van het adjunct-mandaat van stafdirecteur personeel en organisatie bij de Raad van State Vacature van het adjunct-mandaat van stafdirecteur personeel en organisatie bij de Raad van State De belanghebbende personen worden ervan op de hoogte gebracht dat de betrekking van stafdirecteur personeel

Nadere informatie

Rolnummer 618. Arrest nr. 65/94 van 14 juli 1994 A R R E S T

Rolnummer 618. Arrest nr. 65/94 van 14 juli 1994 A R R E S T Rolnummer 618 Arrest nr. 65/94 van 14 juli 1994 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 335, 3, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de rechtbank van eerste aanleg

Nadere informatie

Omzendbrief nr. COL 3/2004 van het College van Procureursgeneraal bij de Hoven van Beroep

Omzendbrief nr. COL 3/2004 van het College van Procureursgeneraal bij de Hoven van Beroep COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL Brussel, le 27 février 2004. Omzendbrief nr. COL 3/2004 van het College van Procureursgeneraal bij de Hoven van Beroep Mijnheer/Mevrouw de Procureur-generaal, Mijnheer de

Nadere informatie

CONTROLE OP DE VERKIEZINGSUITGAVEN EN DE BOEKHOUDING VAN DE POLITIEKE PARTIJEN. Statuten van de commissie 1. Artikel 1

CONTROLE OP DE VERKIEZINGSUITGAVEN EN DE BOEKHOUDING VAN DE POLITIEKE PARTIJEN. Statuten van de commissie 1. Artikel 1 CONTROLE OP DE VERKIEZINGSUITGAVEN EN DE BOEKHOUDING VAN DE POLITIEKE PARTIJEN Statuten van de commissie 1 Artikel 1 Voor de toepassing van deze statuten moet worden verstaan onder: 1 de wet: de wet van

Nadere informatie

(B.S ) Historisch overzicht van de nog geldende wetten tot wijziging van de wet van 5 april 1955

(B.S ) Historisch overzicht van de nog geldende wetten tot wijziging van de wet van 5 april 1955 [Wet van 5 april 1955 inzake de wedden van de ambtsdragers bij de Raad van State en de magistraten en leden van de griffie van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen] 1 (B.S. 23-4-1955) Historisch overzicht

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 29 april

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 29 april A D V I E S Nr. 1.905 ------------------------------ Zitting van dinsdag 29 april 2014 ----------------------------------------------- Systeem van de werkgeversgroepering Koninklijk besluit tot uitvoering

Nadere informatie

Rolnummer Arrest nr. 86/2004 van 12 mei 2004 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 86/2004 van 12 mei 2004 A R R E S T Rolnummer 2881 Arrest nr. 86/2004 van 12 mei 2004 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 1, eerste lid, a), van de wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring van schuldvorderingen

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 28 april 2003 S.01.0184.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.01.0184.F.- CORA, Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen M.C. I. Bestreden beslissing Het cassatieberoep is gericht

Nadere informatie

ADVIES Nr 10 / 2001 van 25 APRIL 2001

ADVIES Nr 10 / 2001 van 25 APRIL 2001 ADVIES Nr 10 / 2001 van 25 APRIL 2001 O. Ref. : 10 / A / 2001 / 10 BETREFT : Ontwerp van koninklijk besluit waarbij de V.Z.W. Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat gemachtigd wordt om toegang

Nadere informatie

HOOFDSTUK I. Definities. Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

HOOFDSTUK I. Definities. Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : Koninklijk besluit van 15 februari 2005 betreffende de uitoefening van het beroep van erkend boekhouder en erkend boekhouder-fiscalist in het kader van een rechtspersoon Bron : Koninklijk besluit van 15

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beoefenaars van paramedische beroepen

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beoefenaars van paramedische beroepen Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beoefenaars van paramedische beroepen DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd

Nadere informatie

Organisatie van de rechtspraak - België

Organisatie van de rechtspraak - België Organisatie van de rechtspraak - België c) Nadere bijzonderheden over de rechterlijke instanties 1. Vredegerecht De vrederechter is de rechter die het dichtst bij de burgers staat. Hij wordt overeenkomstig

Nadere informatie

Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt Provincie Oost-Vlaanderen

Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt Provincie Oost-Vlaanderen Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt Provincie Oost-Vlaanderen REGLEMENT VAN INWENDIGE ORDE BETREFFENDE DE BIJSTANDSREGELING Art. 1. Het VSOA - Politie, hierna de organisatie genoemd, verdedigt de belangen

Nadere informatie