Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet"

Transcriptie

1 Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet 23 augustus 2012 Vastgesteld

2

3 Gemeente Lansingerland Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Vastgesteld INHOUD: - TOELICHTING - PLANREGELS - VERBEELDING Identificatiecode: NL.IMRO.1621.BP0034D03H02-ONTW Werknummer: Datum: 1 november 2012 KuiperCompagnons Gemeente Lansingerland Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling

4

5 Concept Procedureoverzicht datum document Opmerkingen Voorontwerp Overleg Ontwerp Vaststelling Projectleider gemeente: Projectleider KuiperCompagnons: mr. Willemijn ten Cate mr. Rogier Begheyn

6

7 TOELICHTING

8

9 Inhoudsopgave van de toelichting Deel A: Inleiding 1 Inleiding Aanleiding en doel van het plan Bij het plan behorende stukken Ligging en begrenzing plangebied Vigerend bestemmingsplan Leeswijzer 3 Deel B: Planbeschrijving 5 2 Planbeschrijving Bestaande situatie Ruimtelijke ontwikkelingen Juridische aspecten Inleiding Planmethodiek Regels Geometrische plaatsbepaling / verbeelding 11 Deel C: Verantwoording 13 3 Beleidskader Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid Conclusies 21 4 Natuur en landschap Kader Onderzoek en conclusie 24 5 Water Kader Europees en rijksbeleid Provinciaal beleid Regionaal en gemeentelijk beleid Onderzoek Conclusie 32 6 Archeologie en cultuurhistorie Archeologie 33

10

11 6.2 Cultuurhistorie 35 7 Milieu Algemeen Bodemkwaliteit Akoestische aspecten Luchtkwaliteit Milieuzonering Externe veiligheid Overige belemmeringen Duurzaamheid 53 Deel D: Uitvoerbaarheid en procedure 59 8 Uitvoerbaarheid Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid Handhavingsaspecten 61 9 Procedure Voorbereidingsfase Ontwerpfase Vaststellingsfase 65 Bijlagen bij de toelichting Bijlage 1: Natuur-Wetenschappelijk Centrum, Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in verband met de bouw van nieuwe woningen in Berkel (gemeente Lansingerland). Referentienr. W661 p12-025, juli Bijlage 2: Vestigia BV, Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland. Ruimtelijk advies op basis van archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (karterende fase). Rapportnummer V974, definitief 2.0, 4 juni Bijlage 3: Cauberg-Huygen, Project Meerpolder, project 63 te Berkel en Rodenrijs. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Referentie , 4 mei Bijlage 4: Cauberg-Huygen, Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan 63. Referentie , 28 maart Bijlage 5: DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V., DPO-leiding gemeente Lansingerland, Kwantitatieve risicoanalyse (QRA). Rapport V R001. Status: definitief, 9 november Bijlage 6: BMA Milieu, Verkennend bodemonderzoek Project 63 - Meerweg (nabij 58) Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland. Rapportnummer NEN , definitief, 8 juni Bijlage 7: Energy Solutions, Magneetveldberekeningen Transformatorstation Meerweg, Berkel en Rodenrijs, ENSOL-RPT d.d. 24 juli 2012.

12

13 Deel A: Inleiding

14 Afbeelding 1.1: Globale ligging plangebied in de omgeving Afbeelding 1.2: Ligging plangebied

15 1 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel van het plan De gemeente Lansingerland wenst een nieuw bestemmingsplan voor het gebied ter hoogte van de Oostmeerlaan in de wijk Meerpolder te Berkel en Rodenrijs. Het stedenbouwkundig plan voorziet in de realisatie van 20 grondgebonden woningen en 40 parkeerplaatsen. Dit bestemmingsplan van de gemeente Lansingerland geeft een nieuw planologisch/juridische regeling voor de voorgenomen ontwikkeling van Het Palet. Voor het plangebied vigeert tot het moment dat dit nieuwe plan in werking treedt, het bestemmingsplan Meerpolder, dat op 22 februari 2001 is vastgesteld. Op grond van het vigerend bestemmingsplan is de voorgenomen ontwikkeling niet realiseerbaar. Daarom is een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Daarnaast wordt met de vaststelling van dit nieuwe bestemmingsplan voldaan aan de digitaliserings- en standaardiseringseisen die aan bestemmingsplannen worden gesteld. 1.2 Bij het plan behorende stukken Het bestemmingsplan Het Palet bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemming van de gronden is geometrisch bepaald 1 door middel van lijnen, coderingen en arceringen. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond. 1.3 Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied is gelegen aan de noordoostkant van de kern Berkel en Rodenrijs. Globaal wordt het plangebied begrensd door: - de Meerweg aan de noordkant; - de Noordersingel aan de oostkant; - de Oostmeerlaan aan de zuidkant, en; - de Zwarte Meerstraat aan de westkant. Afbeeldingen 1.1 en 1.2 geven de ligging van het plangebied weer. 1.4 Vigerend bestemmingsplan Met voorliggend bestemmingsplan wordt het voorgaande bestemmingsplan Meerpolder gedeeltelijk vervangen. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Berkel en Rodenrijs op 22 februari 2001 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 9 oktober Geografische coördinaten volgens het Rijksdriehoekstelsel bepalen de ligging van een bestemming. Met gebruikmaking van de coördinaten kan exact de plaats van een object in een gebied worden bepaald. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

16 2 Het bestemmingsplan Meerpolder is een globaal bestemmingsplan waarin de ontwikkeling van de wijk Meerpolder in hoofdlijnen is vastgelegd. In het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van zogenaamde uit te werken bestemmingen. Dit betekent dat, om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken, eerst een meer gedetailleerd uitwerkingsplan moet worden vastgesteld. Afbeelding 1.3 geeft een uitsnede weer van het bestemmingsplan Meerpolder. Afbeelding 1.3: Uitsnede uit het vigerende bestemmingsplan Meerpolder Strijdigheid met het bestemmingsplan Meerpolder Het gebied waarbinnen de nieuwe ontwikkeling zal plaatsvinden, heeft in het bestemmingsplan Meerpolder grotendeels de bestemming Wonen (uit te werken) en ligt in het plandeel III Meerwegzone. Deze gronden zijn bestemd voor onder andere wonen, maatschappelijke doeleinden, detailhandelsbedrijven, praktijkruimten, recreatie-inrichtingen, nutsvoorzieningen, verkeers-, verblijfsvoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishouding. Het gebied waarbinnen de nieuwe ontwikkeling zal plaatsvinden is verder aan de westzijde gedeeltelijk gelegen binnen de eindbestemming Verkeersdoeleinden. Binnen deze bestemming zijn geen woningen toegestaan. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van 20 grondgebonden woningen. Binnen plandeel III Meerwegzone zijn ten hoogste 223 woningen toegestaan. Omdat dit aantal wordt overschreden kan de ontwikkeling niet (geheel) mogelijk worden gemaakt binnen de in het vigerende plan opgenomen bestemming en dient een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

17 3 Bestemmingsplan Meerpolder 2012 Momenteel is een herziening van het vigerende bestemmingsplan Meerpolder in voorbereiding: Meerpolder De toename in woningen voor het onderhavige plangebied, wordt ook mogelijk gemaakt in het nog vast te stellen bestemmingsplan Meerpolder Leeswijzer Deze toelichting bestaat uit vier delen. Voorliggend deel, deel A, bevat een aantal algemene en inleidende planaspecten. Hierna volgt deel B. Daarin vindt de planbeschrijving plaats en wordt tevens een toelichting gegeven op de bestemmingsmethodiek. Deel C vormt de achterliggende onderbouwing voor de keuzes die in deel B worden gemaakt ten aanzien van, onder andere, ruimtelijke ordening, natuur en landschap, water, archeologie en cultuurhistorie en milieu. In deel D, tenslotte, wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan en op het overlegtraject. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

18 4 Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

19 5 Deel B: Planbeschrijving Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

20 6 Afbeelding 2.1: Het stedenbouwkundig plan (vogelvlucht) Afbeelding 2.2: Het stedenbouwkundig plan (situatie) Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

21 7 2 Planbeschrijving 2.1 Bestaande situatie Het plangebied is momenteel grotendeels braakliggend. Binnen het plangebied is een transformatorstation gelegen met daaromheen groene struiken. Daarnaast liggen er enkele zandhopen. Ten noorden van de locatie bevindt zich een woonwagenkamp en overige woonbebouwing langs de Meerweg. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan de Oostmeerlaan. 2.2 Ruimtelijke ontwikkelingen Programma De voorgestane ontwikkeling betreft de bouw van 20 grondgebonden woningen met een gooten bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter. De woningen worden gerealiseerd op het maaiveld. Daarnaast worden 40 parkeerplaatsen gerealiseerd. De ontsluiting vindt plaats via de Zwarte Meerstraat die aantakt op de Oostmeerlaan en de Meerweg (zie afbeeldingen 2.1 en 2.2) Ruimtelijke inpassing De ontwikkeling van Het Palet omvat 20 woningen op een prominente locatie binnen de wijk Meerpolder. Het Palet markeert en begeleidt de Oostmeerlaan, de entree en belangrijkste ontsluitingsweg van Meerpolder. Twee blokken met aaneengesloten woningen begeleiden de Oostmeerlaan. De blokken, ieder bestaande uit 9 woningen, bestaan uit twee bouwlagen met kap. Dit zadeldak loopt evenwijdig aan de Oostmeerlaan, waardoor een sterke horizontale lijnvoering ontstaat ter begeleiding van de route. Onderbrekingen in het dakvlak in de vorm van dwarskappen, zorgen voor meer variatie en voorkomen een te saai en symmetrisch straatbeeld. Ook dragen de dwarskappen bij aan de afleesbaarheid van het blok en komen daarmee de kwaliteit en diversiteit van de verschillende woningen ten goede. Aan de (noord)oostkant van het plangebied is een twee-onder-een-kap woning gesitueerd. De woningen vormen een front richting de aangrenzende groene ruimte en begeleiden een belangrijke doorgaande fietsroute. De woningen zijn door een tuinmuur verbonden met de woningen aan de Oostmeerlaan. Tevens is een tuinmuur aan de Zwarte Meerstraat voorzien waardoor een afgerond en meerzijdig georiënteerd bouwblok ontstaat dat inspeelt op de twee genoemde routes. Tot slot houdt het plan rekening met een reeds bestaande DPO-leiding en transformatorhuis, dat vanaf de Meerweg bereikbaar is. Hierdoor ontstaat aan de achterzijde van de woningen een ruimte met groen en parkeervoorzieningen Ontsluiting en parkeren Ontsluiting De ontsluiting van de nieuwe woningen vindt plaats vanaf de Zwarte Meerstraat. Deze ontsluiting wordt begeleid door enkele bomen die het groene karakter van de ontsluiting Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

22 8 waarborgen. De Zwarte Meerstraat takt aan op de Oostmeerlaan en de Meerweg. Deze verkeersontsluitingswegen garanderen de bereikbaarheid van de nieuwe woningen. Parkeren Ten behoeve van de 20 grondgebonden woningen zullen 40 parkeerplaatsen worden gerealiseerd in de openbare ruimte. De parkeerplaatsen zijn gesitueerd op een parkeerhof en langs de Zwarte Meerstraat en Oostmeerlaan (zie afbeelding 2.3). De parkeernorm voor grondgebonden woningen is totaal 1,8 parkeerplaats per woning. Deze norm is gesplitst in: 1,5 parkeerplaats per woning in het openbaar gebied; 0,3 parkeerplaats per woning voor bezoekersparkeren in het openbaar gebied. Aan deze parkeernormen wordt ruim voldaan. Afbeelding 2.3: Situering parkeerplaatsen (aangegeven in het blauw) 2.3 Juridische aspecten Inleiding Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld conform de gemeentelijke standaard, met inachtneming van de bepalingen die zijn opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) en het coderingssysteem Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO). Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

23 9 In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de regels en verbeelding van voorliggend plan zijn opgebouwd Planmethodiek Bestemmingsmethodiek Het uitgangspunt van dit bestemmingsplan is het mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling van Het Palet. Voor de juridische regeling is het handboek van de gemeente Lansingerland leidend (Modelplanregels gemeente Lansingerland, versie 1.7), aangevuld met specifieke regelingen. Bij de opzet van het plan is gekozen voor eindbestemmingen. Op basis van de bepalingen van een eindbestemming kunnen direct omgevingsvergunningen worden afgegeven, indien deze passen binnen de regels die gelden bij die bestemming Regels De regels bestaan uit vier hoofdstukken: Inleidende regels (hoofdstuk 1) Bestemmingsregels (hoofdstuk 2) Algemene regels (hoofdstuk 3) Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4) Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende artikelen. Hoofdstuk 1 Inleidende regels In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard, dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "Wijze van meten opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Onder de bestemmingsomschrijving is aangegeven voor welke functies de gronden bestemd zijn. In de bouwregels zijn de bebouwingsmogelijkheden bepaald. Voor de hoofdbebouwing zijn bouwvlakken aangegeven. De hoofdbebouwing dient binnen het bouwvlak gesitueerd te zijn. Voor sommige functies is een specifieke bouwaanduiding opgenomen. Hierna volgt een toelichting per artikel. Bedrijf - Nutsvoorziening Het in het plangebied gelegen transformatorstation ten zuiden van de Meerweg is bestemd als Bedrijf - Nutsvoorziening. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

24 10 Groen De groenvoorzieningen die in het stedenbouwkundig plan zijn opgenomen en uit oogpunt van beeldkwaliteit voor de omgeving van belang zijn, zijn als zodanig bestemd. Binnen de bestemming is de aanleg van speelvoorzieningen mogelijk, maar is parkeren niet toegestaan. Tuin De gronden die in privaat eigendom zijn en die grenzen aan openbaar toegankelijk gebied, zijn voorzien van een tuinbestemming. In deze bestemming zijn zeer beperkt bouwmogelijkheden opgenomen. Met de tuinbestemming wordt een rustig en geordend straatbeeld nagestreefd omdat er nauwelijks gebouwd mag worden. Verkeer Deze bestemming wordt in Lansingerland standaard opgenomen voor openbare ruimte met een verblijfsfunctie waar autoverkeer is toegestaan. De verkeersfunctie binnen deze gebieden is beperkt tot wijk- en buurtgebonden verkeer.. De bestemming heeft een globaal karakter. Verkeer Verblijfsgebied Deze bestemming is opgenomen voor de openbare ruimte met een verblijfsfunctie waar geen autoverkeer is toegestaan. Wonen De hoofdgebouwen, oftewel de woningen zelf, mogen alleen worden gebouwd binnen een bouwvlak. Daarbuiten, op het erf, mag ook erfbebouwing worden opgericht (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen). Er geldt een standaardregeling voor aan huis verbonden beroepen. Ter plaatse van de aanduiding aanééngebouwd mogen uitsluitend drie of meer aaneengebouwde woningen worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding twee-aaneen mogen uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd. Leiding - Brandstof Voor een in het plangebied aanwezige leiding is een beschermende dubbelbestemming opgenomen. Het gaat om een brandstofleiding, die ten zuiden van de Meerweg gelegen is. De dubbelbestemming geldt primair ten opzichte van de onderliggende enkelbestemmingen en beoogt de aanwezige leiding te beschermen. Er geldt een plicht tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten. Hoofdstuk 3 Algemene regels In hoofdstuk 3 worden enkele algemene regels gegeven, zoals de anti-dubbeltelregel. Ook wordt de aanvullende werking van de Bouwverordening uitgesloten, behalve voor onderwerpen die met naam genoemd worden (waaronder parkeergelegenheid; er moet dus altijd worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid). Ook worden algemene gebruiksregels gegeven en wordt gesteld dat bestaande bouwwerken, die niet voldoen aan de regels in het plan, als toelaatbaar mogen worden beschouwd. Daarnaast worden enkele algemene afwijkings- en wijzigingsregels gegeven die de flexibiliteit van het plan vergroten. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

25 11 voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald Geometrische plaatsbepaling / verbeelding Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een GBKN-ondergrond gebruikt. Dit bestand is opgebouwd in coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, of kortweg Rijksdriehoekscoördinaten (ook wel: RD-coördinaten). Dit zijn de coördinaten die in Nederland worden gebruikt als grondslag voor onder meer geografische aanduidingen, waarbij de exacte locatie van een gebied wordt vastgelegd. In het plan is met behulp van lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven. Op een afdruk van de geometrische plaatsbepaling, de verbeelding, zijn alle bestemmingen en aanduidingen naast elkaar zichtbaar. De gegevens zijn digitaal raadpleegbaar. Via de digitale portal waarop het plan wordt gepubliceerd kan, door te klikken op een bepaalde locatie, de bijbehorende bestemmingsregeling worden opgeroepen. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

26 12 Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

27 13 Deel C: Verantwoording Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

28 14 Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

29 15 3 Beleidskader 3.1 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma s. Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio s rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio s wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet. Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als AMvB Ruimte, de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-)amvb Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds wordt het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu (SVIR). Op 31 december 2011 is het Barro voor wat betreft de eerste aspecten in werking getreden. In het Barro zijn onder meer rijksvaarwegen, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, buisleidingen, primaire waterkeringen, erfgoederen, kustfundamenten en diverse concrete nationale ruimtelijke projecten zoals het Project Mainportontwikkeling Rotterdam aangewezen als nationaal belang. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

30 16 Afbeelding 3.1: de functiekaart behorende bij de provinciale structuurvisie Afbeelding 3.2: de kwaliteitskaart behorende bij de provinciale structuurvisie Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

31 17 gebieden moeten zijn ingericht. Indien vigerende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkingtreding van het besluit zijn aangepast. Met betrekking tot het plangebied van voorliggend bestemmingsplan gelden geen nationale ruimtelijke belangen. Doorvertaling van het Barro is daarom niet van toepassing. 3.2 Provinciaal beleid Provinciale structuurvisie; Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en Rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen. Provinciale Staten stelden op 2 juli 2010 de provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte (de realisatie van de structuurvisie, zie ook hierna) en de Uitvoeringsagenda vast. Vanaf dat moment gelden de Streekplannen, inclusief eventuele partiële herzieningen, en de Nota Regels voor Ruimte niet langer als vigerend beleids- en toetsingskader. Bij de vaststelling is evenwel geconstateerd dat het voor een aantal onderwerpen en dossiers nog niet mogelijk was een passende oplossing op te nemen. Daarom is een eerste herziening van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte opgesteld welke op 23 februari 2011 werd vastgesteld door Provinciale Staten. Ook is een ontwerp-actualisering 2011 opgesteld. De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar Het accent ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit. Het beleid gaat in op verschillende provinciale belangen. Van belang voor het plan is de bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming. Verder dient kansrijke en innovatieve binnenstedelijke verdichting plaats te vinden. Ook is de opvang van de bevolkingsgroei in regionale, goed ontsloten kernen en daartoe aangewezen relatief verstedelijkte zones belangrijk. De voorgenomen ontwikkeling komt aan dit uitgangspunt tegemoet. Het plangebied is op de functiekaart (afbeelding 3.1) van de provinciale structuurvisie aangewezen als Stads- en dorpsgebied. Dit betreft een aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen. Op de kwaliteitskaart (afbeelding 3.2) is het plangebied aangewezen als Stedelijk netwerk. Dit betreft een Stads- en dorpsgebied bestaande uit samenhangende stedelijke agglomeraties en kernen die gekoppeld zijn aan het Zuidvleugelnet. De eerste herziening en de actualisering 2011 van de structuurvisie hebben geen betrekking op gronden binnen het onderhavige bestemmingsplangebied. De voorgenomen ontwikkeling past binnen de kaders die door de provinciale structuurvisie zijn gesteld. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

32 18 Provinciale Verordening Ruimte; ontwikkelen met schaarse ruimte Om het provinciale ruimtelijke belang, zoals beschreven in de provinciale structuurvisie, te kunnen uitvoeren is, onder meer, de provinciale verordening opgesteld. In de provinciale verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang. Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in het Barro ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient daarom ook rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. Bovendien moet worden voldaan aan de overige wet- en regelgeving. Het plangebied is gelegen binnen de bebouwingscontouren van Berkel en Rodenrijs (kaart 1 van de verordening). Buiten deze contouren is in principe geen verstedelijking mogelijk. Voor het overige heeft het bestemmingsplangebied geen aanduidingen op de verschillende kaarten uit de verordening. De eerste herziening en de actualisering 2011 van de verordening hebben geen betrekking op gronden binnen het onderhavige bestemmingsplangebied. 3.3 Gemeentelijk beleid Structuurvisie Lansingerland Op 18 februari 2010 is de Structuurvisie Lansingerland vastgesteld door de gemeenteraad van Lansingerland. Lansingerland wil 'aantrekkelijk wonen, werken, recreëren en leven' sturen met een eigen visie. Binnen de gemeente staat een groot aantal ontwikkelingen op stapel wat betreft woningbouw, bedrijventerreinen en maatschappelijke voorzieningen. Om deze en andere ruimtelijke ontwikkelingen en ruimtelijk beleid te verankeren, heeft de gemeente een structuurvisie opgesteld, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De gemeente voldoet hiermee aan de verplichting uit de Wro om voor haar grondgebied een structuurvisie op te stellen. De koers voor de gemeente Lansingerland is: - aantrekkelijk suburbaan wonen; - leefbaar, zorgzaam en met eigen identiteit; - ontspannen groene en recreatieve gemeente; - een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven en het verder ontwikkelen van de greenport. Duurzaamheid en een goede ontsluitingsstructuur zijn daarbij randvoorwaarden. Lansingerland is een essentieel onderdeel van de Zuidvleugel van de Randstad en bovendien centraal gelegen. De Randstad behoort tot de vijf belangrijkste stedelijke gebieden van Noordwest-Europa. Als schakel in de Zuidvleugel is de toekomst van Lansingerland sterk Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

33 19 vervlochten met die van de Randstad. Lansingerland is duidelijk onderdeel van een groter geheel. In de structuurvisie wordt het plangebied aangemerkt als Kwaliteitsverbetering bestaand stedelijk gebied (zie afbeelding 3.3). Beheer en kwaliteitsverbetering van het suburbane woonen leefklimaat in de bestaande woongebieden staat voorop. Met 'zorgzame wijken' wil Lansingerland wijken bieden met een passend aanbod van woningen, voorzieningen, activiteiten en diensten die erop gericht zijn ervoor te zorgen dat iedereen zo lang mogelijk zelfstandig in een eigen huis of leefomgeving kan blijven wonen. Een compleet aanbod van goed bereikbare voorzieningen is hierbij uitgangspunt. Kwaliteitsverbetering van openbaar groen met voldoende speelplaatsen en voldoende parkeerplaatsen verdient ook extra aandacht. Binnen het stedelijk gebied wordt de komende jaren een aantal woningbouwlocaties afgerond. Daarnaast is incidenteel herstructurering van verouderde delen van de woningvoorraad aan de orde. Waar mogelijk worden kansen benut voor het uitplaatsen van (milieu)hinderlijke bedrijven en functies (die qua schaal en of activiteit niet meer passen in de stedenbouwkundige structuur) uit de kernen. Bij inbreiding wordt gewaakt voor teveel verdichting, om het landelijke groene (suburbane) karakter van de gemeente te behouden. De opgaven voor wonen uit de visie zijn de volgende: - De woningvoorraad sluit aan op de bevolkingssamenstelling. - Het woningaanbod is voldoende gedifferentieerd. - Er zijn voldoende levensloopbestendige woningen. - Werken en wonen zijn waar mogelijk beter gemengd. - Na 2025 is de bebouwde kom niet verder uitgebreid. - Vanaf 2020 ligt de nadruk meer op herstructurering van oudere woonwijken. - Duurzaamheid in de woonwijken is verbeterd. - Leefbaarheid in de wijken is verbeterd door kwaliteitsverbetering van openbaar (gebruiks)groen. - Veiligheid in de woonwijken is gewaarborgd en waar nodig verbeterd. - Lokale voorzieningen zijn uitgebreid. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

34 20 Afbeelding 3.3: uitsnede kaart Structuurvisie Lansingerland De voorgenomen ontwikkeling past binnen deze uitgangspunten. Hiermee vormt de structuurvisie geen belemmering voor de haalbaarheid van dit plan. Woonvisie Op 17 december 2009 heeft de gemeenteraad van Lansingerland de woonvisie vastgesteld, getiteld Samen bouwen aan een groen en duurzaam Lansingerland. Hoofddoel van Lansingerland is de aantrekkelijke mix van de drie kernen voor de toekomst veilig te stellen. Deze missie is vertaald naar drie beleidsdoelen: het vergroten van keuzevrijheid en een gevarieerd woningaanbod; het bieden van gevarieerde en veilige woonmilieus en het versterken van een duurzame woon- en leefomgeving. Binnen het doel vergroten van de keuzevrijheid en een gevarieerd woningaanbod is het de bedoeling extra aandacht te creëren voor ouderen, (koop)starters, huishoudens met een laag inkomen en bijzondere doelgroepen. Enkele relevante uitvoeringsmaatregelen zijn het laten voldoen van zoveel mogelijk nieuwe woningen aan de WoonKeur en het aangeven in nieuwe bestemmingsplannen met woningbouwlocaties hoeveel sociale huur- en/of koopwoningen en/of kavels voor particulier opdrachtgeverschap bedoeld zijn. In dit bestemmingsplan wordt nieuwe woningbouw mogelijk gemaakt. Er gelden geen specifieke regels voor sociale woningbouw. Binnen het doel bieden van gevarieerde en veilige woonmilieus is het de bedoeling om levensloopbestendige, leefbare, veilige, bereikbare en groene woonmilieus te realiseren. Er moeten woonservicezones worden gerealiseerd en bij de uitwerking van bouwplannen binnen Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

35 21 de bebouwde kom moet ervoor worden gezorgd dat de openbare ruimte is afgestemd op het gebruik door ouderen en dat wordt voldaan aan de veiligheidseisen. De ingezette verbetering van de bereikbaarheid van bushaltes en versterking van het OV moet worden voortgezet en er moet worden geïnventariseerd in welke wijken zich parkeerproblemen voordoen. Er moet wijkgericht worden gewerkt en er moet worden gedefinieerd aan welke groeneisen nieuwe woningbouwplannen moeten voldoen. Dergelijke uitvoeringsmaatregelen worden niet geregeld in het voorliggende bestemmingsplan. 3.4 Conclusies Het ontwikkelingsplan voor Het Palet in Berkel en Rodenrijs draagt bij aan de nationale en provinciale opgave om aan groene woonwensen tegemoet te komen en zuinig ruimtegebruik toe te passen. Daarnaast past de ontwikkeling binnen de gemeentelijke structuurvisie en de woonvisie. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

36 22 Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

37 23 4 Natuur en landschap 4.1 Kader Soortenbescherming De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen zijn alleen Huismuis, Bruine en Zwarte rat niet beschermd. Van de vissen, ongewervelde dieren (zoals vlinders, libellen en sprinkhanen) en planten zijn alleen de in de wet genoemde soorten beschermd. De Ffw gaat uit van het nee, tenzij -principe. Dit betekent dat alleen onder bepaalde (zeer stringente) voorwaarden een inbreuk mag worden gemaakt op de bescherming van soorten en hun leefomgeving. Daarnaast beschermt de wet niet alleen soorten in het algemeen, maar ook individuen van soorten. Voor ruimtelijke ingrepen die gevolgen hebben voor een beschermde soort en/of zijn leefgebied moet een ontheffing op grond van de Ffw worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een bestemmingsplan voortvloeien, dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen. De wettelijk beschermde soorten zijn ingedeeld in de volgende vier categorieën. Meer algemene soorten (tabel 1 Ffw): voor deze soorten is een algemene vrijstellingsregeling van kracht in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Andere, niet algemeen voorkomende soorten (tabel 2 Ffw), met uitzondering van beschermde inheemse vogels: ontheffing is alleen mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Er is echter geen ontheffing nodig indien gewerkt wordt volgens een gedragscode. Deze code dient door een sector of ondernemer zelf opgesteld te worden en dient vervolgens goedgekeurd te zijn door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Strikt beschermde soorten (tabel 3 Ffw): voor deze soorten dient in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling altijd ontheffing te worden aangevraagd van de Ffw. Ontheffing wordt alleen verleend indien er geen alternatief is en geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor soorten in tabel 3 die ook op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (HR) voorkomen, wordt ontheffing echter alleen nog maar verleend indien er daarnaast een dwingende reden van groot openbaar belang is; dit is het gevolg van een uitspraak van de Raad van State 2. Beschermde inheemse vogels: deze vallen onder de Europese Vogelrichtlijn (VR). Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en dwingende redenen van groot openbaar belang zijn volgens een uitspraak van de Raad van State 3 geen reden om ontheffing te verlenen. 2 Zie ABRS 21 januari 2009, zaak nr /1 3 zie ABRS 13 mei 2009, zaak nr /1 Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

38 24 Ontheffing is uitsluitend toegestaan op basis van de ontheffingsgronden die in de VR zijn genoemd. Overigens is het, indien geen ontheffing nodig is, volgens de huidige interpretatie van de wet wel verplicht rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Voor sommige vogelsoorten met vaste verblijfplaatsen geldt dat deze vaste verblijfplaatsen en het essentiële leefgebied jaarrond beschermd zijn. Overigens geldt voor alle in het wild levende planten- en diersoorten de zogenaamde zorgplicht. Dit houdt in dat voldoende zorg in acht moet worden genomen voor alle planten en dieren en hun leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Gebiedsbescherming Het voormalige ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV) heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. Bescherming van (natuur)gebieden heeft daarnaast ook plaats middels de Natuurbeschermingswet. Daaronder vallen de volgende typen gebieden: Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden); Beschermde Natuurmonumenten; Wetlands. Binnen beschermde natuurgebieden gelden (strenge) restricties voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. 4.2 Onderzoek en conclusie In het kader van onderhavig bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek 4 uitgevoerd (zie bijlage 1). De resultaten van dit onderzoek zijn hieronder opgenomen. Vaatplanten Het plangebied is op 10 mei 2012 gebiedsdekkend onderzocht op de aanwezigheid van beschermde vaatplanten. Tijdens dit onderzoek zijn in het plangebied geen zwaarder beschermde vaatplanten aangetroffen. Op 12 juni 2012 en 27 juni 2012 is aanvullend onderzoek verricht naar het voorkomen van de rugstreeppad. Tijdens dit onderzoek zijn in het plangebied wederom geen zwaarder beschermde vaatplanten aangetroffen. Amfibieën Gezien de verspreidingsgegevens en de biotoopeisen van de Rugstreeppad kan deze soort in het plangebied verwacht worden. Het plangebied is daarom op 10 mei 2012 grond onderzocht op de aanwezigheid van de Rugstreeppad middels landinventarisatie. Op koele, vochtige, 4 Natuur-Wetenschappelijk Centrum, Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in verband met de bouw van nieuwe woningen in Berkel (gemeente Lansingerland). Referentienr. W661 p12-025, juli Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

39 25 donkere plekken (onder stenen, stukken hout e.d.) is specifiek naar amfibieën gezocht. Aanvullend is het plangebied op 12 juni 2012 en 27 juni 2012 bezocht om de aanwezigheid van de Rugstreeppad te onderzoeken. Voor dit onderzoek zijn zwoele avonden geselecteerd, omdat de padden tijdens deze avonden het meest luidruchtig/actief zijn. Het onderzoek is gedaan door middel van een paarroepinventarisatie. Met een cassetterecorder is het geluid van de Rugstreeppad afgespeeld, wat de dieren stimuleert om ook te gaan roepen. Tijdens deze 3 bezoeken is de Rugstreeppad niet in het plangebied aangetroffen. Ook zijn geen andere zwaarder beschermde soorten amfibieën in het plangebied aangetroffen. Wel is in het plangebied sprake van de groene kikker (Rana esculenta complex). Deze soort wordt echter niet beschermd door de Flora- en faunawet. (Broed)vogels Er zijn geen vogels met vaste verblijfplaats in het plangebied aangetroffen. Voor vogels is een ontheffing voor het overtreden van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet niet nodig. Wel functioneert de aanwezige beplanting mogelijk als broedplaats voor algemeen beschermde vogelsoorten. Om het broeden succesvol te doen zijn, is het verboden broedende vogels, hun nesten, eieren of jongen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Deze verbodsbepaling geldt slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt (zie bijlage 1). Aanbevolen wordt verstorende werkzaamheden, zoals het slopen van gebouwen, kappen van bomen en rooien van onderbegroeiing, buiten de broedtijd van vogels (globaal van half maart t/m half juli) uit te voeren. Indien werkzaamheden toch gedurende het broedseizoen uitgevoerd zullen worden, dient vóór aanvang van de werkzaamheden door een deskundige aangetoond te worden dat er geen sprake is van broedende vogels die verstoord kunnen worden. Vleermuizen Binnen het plangebied bevindt zich een transformatorstation. Deze is ongeschikt voor vleermuizen. Mogelijk wordt het gebied wel gebruikt om te foerageren. Er blijft echter voldoende foerageergebied in de omgeving beschikbaar. Een ontheffing voor het overtreden van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet is daarom ook niet nodig. Zorgplicht Tenslotte geldt altijd de in artikel 2 voorgeschreven zorgplicht: deze houdt in dat alle mogelijke nadelige gevolgen voor (alle) planten en dieren zoveel mogelijk vermeden moeten worden (voor zover redelijk), bijvoorbeeld door een egel die zich op een werkterrein bevindt te verplaatsen voordat gestart wordt met bepaalde werkzaamheden (hiervoor is eerst een inspectie te voet van het werkterrein nodig). Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

40 26 Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

41 27 5 Water 5.1 Kader Er is een groot aantal beleidsstukken dat betrekking heeft op de waterhuishouding. Hieronder wordt één en ander uiteengezet Europees en rijksbeleid Nationaal Waterplan Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en is opgesteld voor de planperiode Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door de ministerraad vastgesteld. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening. Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan is gedetailleerder dan de SVIR en blijft als uitwerking van de SVIR bestaan. Specifiek gaat het over de gebieden die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Hiervoor geldt de AMvB Ruimte. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor wordt een afzonderlijke AMvB opgesteld. Waterwet In de Waterwet zijn acht oude waterwetten samengebracht: de Wet op de waterhuishouding, de Wet op de waterkering, de Grondwaterwet, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet verontreiniging zeewater, de Wet droogmakerijen en indijkingen (Wet van 14 juli 1904), de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (het zogenaamde 'natte gedeelte'), de Waterstaatswet 1900 en de Waterbodemparagraaf uit de Wet bodembescherming. De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

42 28 De waterschappen krijgen een nieuwe bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van onttrekkingen voor drinkwater, koude en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van meer dan m3/jaar. Gemeenten krijgen verdergaande taken en bevoegdheden in het kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en voor hemelwater en grondwater. Nationaal Bestuursakkoord Water (actueel) In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen. In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit nieuwe instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985) en is overgenomen in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, met name op het gebied van wateroverlast en watertekort. Kaderrichtlijn water Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht geworden. De KRW geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. Zo dienen alle waterlichamen in 2015 een goede ecologische toestand (GET) te hebben bereikt en dienen sterk veranderende c.q. kunstmatige wateren in 2015 een goed ecologisch potentieel (GEP) te hebben bereikt. De chemische toestand dient in 2015 voor alle wateren (natuurlijk en kunstmatig) goed te zijn. Waterbeheer 21 e eeuw (WB21) In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw advies uitgebracht over het toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatsvinden. Berging moet binnen het stroomgebied plaatsvinden. Dit betekent onder andere het aanwijzen en instandhouden van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd Provinciaal beleid Provinciaal Waterplan Op 1 januari 2010 is het Provinciaal Waterplan in werking getreden. Dit plan vervangt het provinciale Waterhuishoudingplan, dat was opgenomen in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu en in het Grondwaterplan In het Provinciaal Water- Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

43 29 plan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen wat de provincie in de periode tot 2015 samen met haar waterpartners wil bereiken. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven: 1. waarborgen waterveiligheid; 2. zorgen voor mooi en schoon water; 3. ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening; 4. realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem. In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema s én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit heeft geleid tot een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad. In de Verordening Ruimte (2010) is regelgeving opgenomen voor de regionale en primaire waterkeringen. Voor bestemmingsplannen zijn randvoorwaarden opgenomen die een onbelemmerde werking, instandhouding en het onderhoud van de primaire en regionale waterkeringen mogelijk maken, Dit geldt voor de beschermingszone en de kernzone die hoort bij de waterkeringen zoals opgenomen in de vastgestelde leggers van de waterschappen Regionaal en gemeentelijk beleid Hoogheemraadschap van Delfland Op 20 november 2009 is het Waterbeheerplan vastgesteld. Het plan beschrijft de strategische keuzes van het Hoogheemraadschap van Delfland, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het Hoogheemraadschap spreidt de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied. Keurvergunning Op 15 december 2009 heeft het Hoogheemraadschap de gemeente een keurvergunning verleend voor het herinrichten van de waterhuishoudkundige structuur op de woningbouwlocatie Meerpolder. Met deze vergunning zijn alle aangelegde (waterstaats-)werken opgenomen in één vergunning. Daarnaast zijn gemaakte afspraken vastgelegd en de voorschriften met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden beschreven. Waterplan Lansingerland Op 29 april 2010 is het visiedeel van het Waterplan vastgesteld. Het doel van het Waterplan is het maken van afspraken, waarmee een robuust, veilig en duurzaam watersysteem gerealiseerd kan worden. Dit watersysteem moet voldoen aan landelijke en Europese normen en moet gebaseerd zijn op een gezamenlijke visie van gemeente en hoogheemraadschappen. Onderdelen hiervan zijn: een samenhangende beschouwing van de ambities, ruimtelijke ontwikkelingen en (water)problemen; een integrale (ruimtelijke) visie op het grondwater, oppervlaktewater en de riolering; een concreet maatregelenpakket voor de realisatie van maatregelen. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

44 30 De doelgroep van het stedelijk Waterplan bestaat uit bestuurders (van de gemeente en de hoogheemraadschappen), bewoners, beleidsmakers en beheerders. Het Waterplan heeft geen wettelijke status, maar fungeert als koepelplan en integraal kader voor afspraken over water maatregelen tussen gemeente en hoogheemraadschappen. Het maatregelenprogramma tot 2015 is vastgesteld in de eindrapportage van het Waterplan die op 30 juni 2011 is vastgesteld. Gemeentelijk rioleringsplan In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), dat op 6 november 2008 is vastgesteld, staat beschreven hoe de gemeente omgaat met afvalwater, hemelwater en grondwater. In het GRP zijn niet alleen maatregelen opgenomen voor het voorkomen van water op straat, maar ook om emissie vanuit de riolering naar het oppervlaktewater te reduceren. Daarnaast heeft de gemeente aanvullende maatregelen opgenomen ter verbetering van de waterkwaliteit (het waterkwaliteitsspoor ). De gemeente is voornemens in de planperiode een afkoppelplan op te stellen. De gemeente stelt in de komende planperiode van het GRP een meetplan op voor de monitoring van de riolering en voert deze monitoring ook uit. De intentie van het GRP is gericht op samenwerking en afstemming binnen de (afval) waterketen tussen gemeente en de twee hoogheemraadschappen. De maatregelen uit het GRP die leiden tot verbetering van waterkwaliteit maken ook integraal onderdeel uit van het maatregelenprogramma uit de eindrapportage van het Waterplan die op 30 juni 2011 is vastgesteld. 5.2 Onderzoek Planbeschrijving Als onderdeel van de ontwikkeling van het woongebied Meerpolder worden in het plangebied van bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet 20 woningen ontwikkeld. Ten behoeve van deze ontwikkeling in Meerpolder is reeds rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen en het hierbij behorende watersysteem. De ontwikkeling in het kader van dit bestemmingsplan betreft de ontwikkeling van 20 grondgebonden woningen op een momenteel onverhard terrein. Tevens worden parkeerplaatsen voorzien. Hoewel Het Palet feitelijk geen uitwerking is van het vigerende bestemmingsplan Meerpolder is voor onderhavige ontwikkeling wel rekening gehouden met het Waterplan (2005) dat opgesteld is voor Meerpolder. Waterberging In het plangebied voor Meerpolder zijn grootschalige voorzieningen opgenomen voor waterberging. De Berkelse plas, het water langs de Klapwijkseweg, alsmede de watergangen in het gebied ten zuiden van het sportpark zijn alle noodzakelijk voor de waterberging. Bij het bepalen van de benodigde waterberging voor de wijk Meerpolder zijn ontwikkelingen als Het Palet meegenomen. Hierdoor wordt voor het gehele woongebied, inclusief onderhavige ontwikkeling, voldaan aan de norm van het Hoogheemraadschap van Delfland met betrekking tot de benodigde waterberging. Deze norm is bepaald op ten minste 325 m 3 waterberging per ha per waterstaatkundige eenheid. Deze inhoudsnorm wordt vertaald in een minimum oppervlak aan te realiseren waterberging. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

45 31 De waterbergingscapaciteit dient mede voor de (tijdelijke) retentie van water binnen het gebied, ook in tijden van extreme of langdurige neerslag. Bij de toetsing van het te realiseren oppervlaktewater aan de ABC-bergingsnormen van Delfland kan de volgende opstelling worden gemaakt. Tabel 5.1 Overzicht waterberging in Meerpolder h(m) A (ha) Inhoud per oppervlakte (m³/ha) Bruto oppervlak Meerpolder 156 Bergingsnorm HHD 325 Oppervlaktewater Meerpolder 17,8 456 Toegestane peilsteiging 0,4 Bergingsoppervlakte naar bergingseis HHD 12,7 Verschil (overcapaciteit) 5,2 131 Na realisatie van de wijk (na 2012) zal circa 18 ha aan oppervlakte water zijn gecreëerd, hetgeen overeenkomt met een berging van circa 450 m 3 per hectare. Uit bovenstaande blijkt dat voor het woongebied Meerpolder, waar Het Palet onderdeel van uitmaakt, het gerealiseerde/te realiseren oppervlaktewater ruim voldoet aan de geldende norm. Watersysteem Het watersysteem in het plangebied van Het Palet is onderdeel van het watersysteem van het woongebied Meerpolder waarin een nieuwe watergang wordt gerealiseerd parallel aan de Noordeindseweg en ten westen van de ontsluitingsweg en langs de Noordeindse Vaart. De watergang wordt via een duiker onder de Oudelandselaan aangesloten op de watergangen in het zuidelijk deel van Meerpolder. De watergangen in het gebied worden aangesloten op het gemaal in de hoek Meerweg/Klapwijkseweg. Veiligheid Het plangebied van Het Palet is niet binnen de beschermings- of kernzones van waterkeringen gelegen. Riolering Afvalwater zal worden afgevoerd via het gemeentelijk riool (droogweerafvoer; DWA). Hemelwater dat op daken, parkeerverharding en opritten valt, moet worden afgekoppeld van het DWA en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Hemelwater dat op wegen valt, dient via bodempassages te worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Volksgezondheid Door het afkoppelen van hemelwater van de DWA worden vuilwateroverstorten (in de omgeving) tegengegaan. De risico s van watergerelateerde ziekten en plagen worden hierdoor geminimaliseerd. Waterkwaliteit Het toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen voorkomt dat het hemelwater, dat wordt afgekoppeld naar het oppervlaktewater, wordt vervuild. In verband hiermee worden eisen gesteld aan de bij de daken, goten en leidingen te gebruiken materialen. Er mogen geen (sterk) uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink, teerhoudende dakbedekking of geïmpregneerde Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

46 32 beschoeiingen gebruikt worden op delen die met hemelwater in contact komen, zoals de dakbedekking, goten en pijpen of er moet voorkomen worden dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben). Afkoppeling van hemelwater zorgt ervoor dat het aantal riooloverstorten laag is. Ook dit komt de waterkwaliteit (in de omgeving) ten goede. Beheer en onderhoud Het beheer en onderhoud van het inzamelings- en transportstelsel van afvalwater, kortom de riolering, ligt bij de gemeente. Het Hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor de zuivering van het aangeleverde afvalwater. 5.3 Conclusie Het aspect water vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan. In het kader van het wettelijk vooroverleg wordt dit bestemmingsplan aan het Hoogheemraadschap voorgelegd. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

47 33 6 Archeologie en cultuurhistorie 6.1 Archeologie Kader Wet op de archeologische monumentenzorg In de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: de veroorzaker betaalt. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief in situ (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Gemeentelijk archeologiebeleid De gemeente Lansingerland beschikt over eigen (concept) archeologiebeleid. Op basis van dit archeologiebeleid kan worden bepaald wat de verwachtingswaarde van een bepaald gebied is. Afbeelding 6.1: Uitsnede archeologische beleidskaart Lansingerland (concept, versie 6 december 2011) Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

48 34 De gemeente beschikt over een concept archeologische beleidskaart 5. Deze kaart wordt naar verwachting voor de zomer 2012 door het College vastgesteld, maar heeft momenteel nog geen status. Volgens de beleidsadvieskaart ligt het plangebied in een zone met een middelhoge archeologische verwachting (Zone IV), waarvoor bij een oppervlakte van meer dan 500 m² en een voorgenomen verstoringsdiepte van minimaal 0,3 m onder maaiveld archeologisch vooronderzoek uitgevoerd dient te worden (zie afbeelding 6.1) Onderzoek en conclusie In het kader van dit bestemmingsplan is een archeologisch bureauonderzoek 6 uitgevoerd (zie bijlage 2). Het bureauonderzoek heeft tot doel na te gaan of er reeds archeologische vondsten of waarnemingen in het plangebied bekend zijn en om een gespecificeerde archeologische verwachting te bepalen. Binnen het plangebied zijn geen archeologische vondsten of waarnemingen geregistreerd. Op de concept archeologische beleidskaart van december 2011 heeft het plangebied een middelhoge archeologische verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit het Mesolithicum tot en met het Neolithicum. Deze verhoogde verwachting houdt verband met de relatief hoge ligging van het plangebied op een getij-inversierug, ontstaan vanaf 4000 v.chr. Archeologische vondsten en sporen uit deze periode kunnen in theorie worden aangetroffen vanaf het maaiveld tot enkele meters daaronder. Aanwijzingen voor bebouwing vanaf de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd zijn op basis van de cartografische gegevens niet gevonden. Uit het onderzoek blijkt dat ter plekke van het plangebied wadafzettingen van het Laagpakket van Wormer zijn aangetroffen. Deze afzettingen bestaan uit sterk siltige en zandige klei. Het plangebied is tot minstens een meter onder maaiveld opgebracht en zeer sterk omgewerkt. Ook de bovenkant van de natuurlijke afzettingen is niet meer intact. In de boringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Op basis van de onderzoeksresultaten adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie geen nader archeologisch onderzoek en ziet geen bezwaar in de voortgang van de bouwplannen. Gezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een toevalsvondst wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In zeer uitzonderlijke gevallen kan de Minister, indien noodzakelijk, het werk voor enige tijd stilleggen zodat onderzoek verricht kan worden. Schade toegebracht door de vertraging zal naar redelijkheid worden vergoed (Monumentenwet 1988; Wamz 2007, artikel 53, 56-8). 5 Concept archeologische beleidskaart gemeente Lansingerland, 6 december Vestigia BV, Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland. Ruimtelijk advies op basis van archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (karterende fase). Rapportnummer V974, definitief 2.0, 4 juni Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

49 Cultuurhistorie Beleid Visie erfgoed en ruimte Kiezen voor karakter In de Visie erfgoed en ruimte 'Kiezen voor karakter' (juni 2011) zet het Rijk uiteen hoe cultureel erfgoed wordt geborgd in de ruimtelijke ordening voor de periode De moderne monumentenzorg is ontwikkelings- en gebiedsgericht. Bovendien vindt het Kabinet samenwerking met publieke en private partijen van belang. In de Visie wordt het karakter van Nederland gevat in vier kenmerkende eigenschappen: waterland, stedenland, kavelland en vrij land. De gebiedsgerichte omgang met erfgoed vergt dat deze karakteristieken worden verbonden met opgaven uit andere sectoren en dat de economische, sociaal-culturele en ecologische kracht van het erfgoed beter wordt uitgebaat. Veranderingen in de monumentenzorg en de ruimtelijke ordening geven burgers en bedrijven meer ruimte en geven decentrale overheden meer vrijheden en verantwoordelijkheden. Iedere overheidslaag staat voor de taak zijn belangen zo veel mogelijk vooraf kenbaar te maken en waar nodig met regels te borgen. Het rijk is daarnaast verantwoordelijk voor een goed functionerend stelsel. Provincies krijgen een centrale rol in de gebiedsgerichte belangenafweging en gemeenten verbinden gevolgen aan een gebiedsgerichte analyse van erfgoedwaarden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Het Rijk heeft gekozen voor vijf prioriteiten van het gebiedsgerichte erfgoedbeleid in de komende jaren: 1. werelderfgoed: de samenhang borgen en de uitstraling vergroten; 2. eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren; 3. herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: met focus op groei en krimp; 4. levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie en ecologie; 5. en wederopbouw: het tonen van een tijdperk. Regioprofielen Cultuurhistorie De provincie Zuid-Holland wil waardevolle cultuurhistorische elementen behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit richting te geven, zijn Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld. De zestien regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Ze zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de provinciale Structuurvisie. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

50 36 Afbeelding 6.2: Uitsnede van de provinciale culturele verwachtingskaart Nota Cultuurhistorie Plus - Lansingerland De gemeente Lansingerland heeft de ambitie om uit te groeien tot een aantrekkelijke parkstad waarin het goed wonen, werken en recreëren is. Om die ambitie te verwezenlijken voert de gemeente een uitgesproken ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Als onderdeel van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid is de Nota Cultuurhistorie Plus (vastgesteld d.d. 26 april 2012) opgesteld. In het plangebied komen geen monumenten en/of cultuurhistorisch waardevolle objecten voor. Met de realisatie van Het Palet worden geen cultuurhistorische waarden aangetast en een vertaling in een bestemmingsplanregeling is derhalve niet benodigd. Welstandsnota Het welstandsbeleid dat in de welstandsnota (vastgesteld d.d. 26 april 2012) wordt uiteengezet, is bedoeld om de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente Lansingerland te behouden en te stimuleren. Elk bouwplan moet, zowel op zichzelf, als in relatie tot zijn omgeving voldoen aan de redelijke eisen van welstand, volgens criteria die zijn vastgesteld in de gemeentelijke welstandsnota. Bovendien mogen bestaande bouwwerken niet in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand, ook weer volgens de criteria in de welstandsnota. Alleen als de gemeenteraad een gebied of een object als welstandsvrij aanwijst, vervalt de preventieve welstandsbepaling. In Lansingerland wil de gemeente echter bij een deel van de vrije gebieden een vangnet behouden in de vorm van een paar summiere criteria om excessen te voorkomen. Gesproken wordt daarom van vrij met excessenregeling. Het welstandsbeleid van Lansingerland is uitgewerkt op basis van vier welstandsniveaus: welstandsvrij; vrij met excessenregeling; licht; Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

51 37 bijzonder. Welstandsvrij Voor de welstandsvrije gebieden zijn geen redelijke eisen van welstand van toepassing. Het betekent dat er in deze gebieden geen welstandstoezicht wordt uitgeoefend. Bij aanvragen voor nieuwe bouwwerken vindt preventieve welstandsbeoordeling plaats en repressief toezicht op excessen bij bestaande bouwwerken is in deze gebieden niet mogelijk. Dit welstandsniveau is toegekend aan de meeste woon- en werklinten in het glastuinbouwgebied en een deel van het agrarisch gebied. Vrij met excessenregeling Bij dit welstandsniveau zijn enkele minimale welstandscriteria van toepassing. In tegenstelling tot de geheel vrije gebieden acht de gemeente het in deze gebieden van belang om minimaal toezicht uit te oefenen, gericht op het voorkomen van uitwassen. Dit welstandsniveau is toegekend aan enkele historische polderlinten, een aantal bedrijventerreinen, een deel van het agrarisch gebied, de recreatie- en sportgebieden en twee woonbuurten. Licht Bij dit welstandsniveau is de preventieve welstandsbeoordeling primair gericht op het bewaren van de stedenbouwkundige en architectonische samenhang. Dit welstandsniveau is toegekend aan veel woonwijken buiten de kernen. In deze gebieden worden de openbaarheid en de publieke ruimte vooral beleefd door de mensen die er wonen of werken. Het zijn rustige gebieden waar de leefbaarheid van groot belang is omdat mensen er langdurig (moeten) verblijven. Bijzonder Bij dit welstandsniveau is de welstandsbeoordeling gericht op het stimuleren van de beeldkwaliteit, in alle facetten. De gemeente wil hier duidelijke regie voeren op de ruimtelijke kwaliteit. Dit welstandsniveau is toegekend aan de kernen met hun voorzieningen- en winkelgebieden, de infrastructuur en daarbij behorende civieltechnische objecten (kunstwerken), en de gebieden die de kwalificatie bijzonder hebben gekregen, zoals de linten Noordeindseweg en Rottekade. Het onderhavig plangebied valt binnen het gebiedstype woongebieden na Voor de Woongebieden na 1985 geldt een licht welstandsniveau (zie afbeelding 6.3). Welstandseisen zijn vooral gericht op de samenhang tussen bebouwing en openbare ruime. Verder zijn ze bedoeld om het op niet passende manier veranderen van de vaak opvallende architectuur te voorkomen, omdat dit een nadelige invloed kan hebben op het straatbeeld als geheel. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

52 38 Afbeelding 6.3: welstandsniveaus gemeente Lansingerland met globale ligging plangebied Onderzoek en conclusie Cultuurhistorische waarden in het plangebied Binnen het plangebied is geen sprake van cultuurhistorische waarden (zie afbeelding 6.2). Cultuurhistorische waarden zijn enkel gelegen ten noorden en oosten van het plangebied: de Noordeindseweg is gewaardeerd als een redelijk hoge waarde in verband met een zone met kazematten en maakt onderdeel uit van de stelling van het Hollandsch Diep. Deze waarde wordt met de realisatie van Het Palet niet aangetast en een vertaling in een bestemmingsplanregeling is derhalve niet benodigd. Conclusie Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van het plan. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

53 39 7 Milieu 7.1 Algemeen In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke (on)mogelijkheden vanuit diverse milieuaspecten inzichtelijk gemaakt. Waar nodig moet een vertaling plaatsvinden naar de juridische regeling. Het uitgangspunt hierbij is dat de juridische regeling zowel de ruimtelijke kwaliteit als de milieukwaliteit voldoende dient te borgen. 7.2 Bodemkwaliteit Kader Wet bodembescherming De Wet bodembescherming (Wbb) voorziet in maatregelen indien sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (landof water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd. Besluit bodemkwaliteit Het doel van het Besluit bodemkwaliteit (2008) is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren. Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Relatie Wabo, Wbb en Woningwet (Wonw) De inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo, 1 oktober 2010) heeft effect op de Wbb en de Woningwet (Ww): in de Wabo is aangegeven dat in de plaats van de aanhoudingsgrond (uit de Ww) een afstemmingsregeling wordt opgesteld waarbij de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning wordt afgestemd op de acties ten aanzien van de bodemverontreiniging. Voorts geldt ten aanzien van de bodem dat de Woningwet gemeenten verplicht in hun bouwverordening voorschriften omtrent het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem op te nemen. Die voorschriften dienen in elk geval betrekking te hebben op het verrichten van onderzoek naar aard en mate van verontreiniging van de bodem, op de aard en omvang van dat onderzoek en op inrichting van het op te stellen onderzoeksrapport. Gemeentelijk bodembeleid De gemeentelijke Bodemkwaliteitskaart geeft een beeld van de diffuse bodemkwaliteit (ook wel Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

54 40 achtergrondkwaliteit genoemd) van de gemeente. In het daaraan gekoppelde Bodembeheerplan is aangegeven welke regels gelden met betrekking tot grondverzet binnen de gemeente. Ook moet in dat kader rekening worden gehouden met de door gemeente Lansingerland vastgestelde bodembeleidsnotitie, als het gaat om grensoverschrijdend grondverzet Onderzoek en conclusie De gemeentelijke bodemkwaliteitskaart geeft een beeld van de diffuse bodemkwaliteit van de gemeente Lansingerland. In het daaraan gekoppelde Bodembeheerplan is aangegeven welke regels gelden met betrekking tot grondverzet. Afbeelding 7.1: Uitsnede van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart Afbeelding 7.1 betreft een uitsnede van de bodemkwaliteitskaart. Hierin zijn de ondergrondse bodemkwaliteitszones weergegeven. Voor het plangebied zijn twee verschillende bodemkwaliteitszones geconstateerd, te weten bebouwing en bebouwing vanaf 1970-hedentoekomst. Uit gegevens van het bodemloket blijkt dat de locatie niet eerder onderzocht is op bodemkwaliteit. Een historisch en verkennend bodemonderzoek 7 (NEN 5725 en 5740) is daarom uitgevoerd (zie bijlage 6). Tijdens de uitvoering van het veldwerk is op het gronddepot één asbestplaatje waargenomen. Naar aanleiding van het aangetroffen asbesthoudende plaatmateriaal ter plaatse van een gronddepot is verkennend onderzoek naar asbest uitgevoerd. Het totaal gewogen gehalte aan asbest bedraagt 0,5 mg/kg ds. De grond overschrijdt niet de norm van 100 mg/kg ds. totaal gewogen gehalte aan asbest. Er hoeft geen nader onderzoek, dan wel sanerende werkzaamheden, plaats te vinden. De grond is geschikt voor nieuwbouw van de woningen. Op basis van de stoffen uit het basispakket (NEN 5740) vormen de resultaten van het onderzoek milieuhygiënisch gezien geen knelpunt voor de voorgenomen nieuwbouw op de locatie. De beslissing voor het afgeven van vergunningen wordt genomen door het bevoegd gezag. De mogelijk bij bouwactiviteiten vrijkomende of aan te voeren grond is voor hergebruik onderhevig aan wettelijke bepalingen (Besluit Bodemkwaliteit). De gemeente waar de grond wordt toegepast is in dergelijke gevallen het bevoegd gezag. 7 BMA Milieu, Verkennend bodemonderzoek (asbest) Project 63 - Meerweg (nabij 58) Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland. Rapportnummer NEN , definitief, 8 juni Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

55 Akoestische aspecten Kader In het kader van de bestemmingsplanprocedure is het noodzakelijk om bij de realisatie van geluidgevoelige bestemmingen de optredende geluidbelastingen ten gevolge van de geluidbronnen te toetsen aan de in de Wet geluidhinder gestelde grenswaarden en bepalingen uit het gemeentelijk geluidbeleid. Daarnaast is in meer algemene zin voor een goede ruimtelijke onderbouwing inzicht nodig in de akoestische situatie. Normstelling Wgh In het geval een nieuw woning wordt gerealiseerd binnen een zone van een weg, dan mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan de voorkeurswaarde. Indien de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde moeten er maatregelen worden getroffen om hieraan alsnog te kunnen voldoen. Blijkt dat niet mogelijk te zijn of op zwaarwegende bezwaren te stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard dan is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland (het college van Lansingerland) bevoegd tot het vaststellen van hogere waarden. In tabel 7.1 is aangegeven wat de voorkeurswaarde en de maximale ontheffingswaarde is voor nieuwe woningen in stedelijk gebied door wegverkeerslawaai. Tabel 7.1: Normenstelling wegverkeerslawaai Bron Voorkeurswaarde Maximale ontheffingswaarde Nieuwe woning 48 db (art. 82, lid 1 Wgh) 63 db (art. 83, lid 2 Wgh) Hogere waardebeleid gemeente Lansingerland De gemeente Lansingerland heeft nadere criteria en voorwaarden gesteld bij het verlenen van hogere waarden. Deze criteria/voorwaarden zijn vastgelegd in de Beleidsnota Hogere Waarden, versie 3 van mei In de beleidsnota is beschreven dat met een hogere waarde-procedure voor nieuwe woningen alleen kan worden gestart als aan minimaal één van de volgende criteria kan worden voldaan: - de nieuwe woningen verspreid worden gesitueerd; - de nieuwe woningen zijn opgenomen in een dorps- of stadsvernieuwingsplan; - de nieuwe woningen vervullen een akoestische afschermende functie; - de nieuwe woningen noodzakelijk zijn vanwege grond- of bedrijfsgebondenheid; - de nieuwe woningen een open plaats opvullen tussen aanwezige bebouwing; - de nieuwe woningen dienen ter vervanging van bestaande bebouwing. Voor woningen met een geluidsbelasting van 53 db of hoger als gevolg van wegverkeer dient, op grond van de beleidsnota, ten minste één geluidsluwe zijde aanwezig te zijn. Bij voorkeur dient aan deze zijde een buitenverblijfsruimte te worden gesitueerd. Onder een geluidsluwe gevel wordt verstaan die zijde van de woning, waarbij de geluidsbelasting per weg afzonderlijk niet hoger is dan de voorkeurswaarde. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

56 42 Als er geen buitenruimte aanwezig is, wordt met de aanwezigheid van minimaal één geluidluwe gevel voldoende kwaliteit gerealiseerd. De geluidsbelasting ter plaatse van de buitenruimte mag in principe niet meer dan 5 db hoger zijn dan bij de geluidluwe zijde. Voor woningen met een geluidsbelasting van 53 db en hoger gelden vanuit het gemeentelijk hogere waarde de volgende eisen. geen situering van verblijfsruimte aan hoogst belaste gevel tenzij er overwegende bezwaren zijn van stedenbouw of volkshuisvesting; aanwezigheid geluidsluwe gevel en dito buitenverblijfsruimte, tenzij dit niet haalbaar is: dan dient de buitenruimte afsluitbaar te zijn. Bij het vaststellen van een hogere waarde wordt op grond van artikel 110a Wgh rekening gehouden met cumulatie van geluid. In het beleid is aangegeven dat de cumulatieve geluidsbelasting per aanvraag wordt beoordeeld Onderzoek en conclusie De geplande nieuwbouw is gelegen binnen de geluidzones zone van de volgende wegen: - Oostmeerlaan. - Noordeindseweg. - Planetenweg. De Zwarte Meerstraat, de Meerweg en de Noordersingel zijn ingericht als 30 km/uur zone waardoor toetsing aan wettelijke grenswaarden op grond van de Wet geluidhinder niet vereist is. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting als gevolg van de Meerweg en Noordersingel ruim onder de voorkeursgrenswaarde van 48 db ligt. De maximaal optredende geluidbelasting van de Oostmeerlaan en de Zwarte Meerstraat (30 km/h weg) bedraagt voor beide wegen 54 db. De maximaal optredende gecumuleerde geluidbelasting bedraagt (L CUM ) 61 db (zonder aftrek) op de westgevel van het plan. De gemeente Lansingerland zet in op het streven naar het behalen van de voorkeursgrenswaarde. Wanneer dit akoestisch of financieel niet doelmatig blijkt kan een hogere waarde worden vastgesteld. Bij het vaststellen van een hogere waarde geldt als eis dat de woningen beschikken over een geluidluwe gevel en een geluidluwe buitenruimte. Uit het uitgevoerde onderzoek 8 blijkt dat bronmaatregelen op de Oostmeerlaan in de vorm van stil asfalt reeds getroffen zijn (zie bijlage 3). Het oprichten van schermen of wallen tussen de woningen en de betreffende wegen ontmoet bezwaren van stedenbouwkundige en verkeerskundige aard. Voor het plan is een ontheffingscriterium aanwezig door een open gat tussen de aanwezige bebouwing wordt opgevuld. De gecumuleerde geluidbelasting is niet onaanvaardbaar hoog, mits er met gevelmaatregelen aan de Bouwbesluit eisen inzake bescherming tegen geluid van buiten kan worden voldaan. Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek blijkt dat het merendeel van de woningen de beschikking hebben over een geluidluwe gevel waaraan de buitenruimte is gesitueerd. Dit 8 Cauberg-Huygen, Project Meerpolder, project 63 te Berkel en Rodenrijs. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Referentie , 4 mei Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

57 43 wordt, naast een verhoogde geluidwering van de gevel conform de eisen van het Bouwbesluit, als toereikende maatregel voor de optredende geluidbelasting beoordeeld. Een tweetal woningen voldoet niet aan de eis van een geluidluwe gevel per woning. Dit wordt vooral bepaald door geluid dat afkomstig is van de Zwarte Meerstraat. Met een maximumsnelheid van 30 km/h is verkeerskundig al een bronmaatregel getroffen. Het toepassen van stil asfalt in plaats van klinkers op deze weg is vanwege de bereikbaar van rioleringen en leidingen echter niet wenselijk. Stedenbouwkundig zijn er geen mogelijkheden om een grotere afstand tot deze weg aan te houden. Voor de woningen zijn echter voldoende compenserende factoren aanwezig, onder meer de aanwezigheid van veel groen in de directe omgeving alsook een geluidluwe buitenruimte. Voor het plan zullen daarom de volgende hogere waarden door B&W worden vastgesteld. Tabel 7.2 Vast te stellen hogere waarden Aantal Hogere waarde Oostmeerlaan 8 54 db db Transformatorstation In het kader van de Wet ruimtelijke ordening is onderzocht of ter plaatse van de te projecteren woningen een goed akoestisch woon- en leefklimaat is gewaarborgd als gevolg van de activiteiten van het transformatorstation. In het onderzoek is de systematiek van de VNGpublicatie Bedrijven en milieuzonering gehanteerd. Daarin wordt onderzocht of enerzijds de bedrijfsvoering van het transformatorstation door de te projecteren woningen niet wordt beperkt en anderzijds of de geluidhinder ter plaatse van de te projecteren woningen tot een aanvaardbaar niveau wordt beperkt. De afstand van het transformatorstation (gemeten vanaf de terreingrens) tot de gevels van de meest nabijgelegen te projecteren woningen bedraagt circa 28 meter. De omgeving van het transformatorstation is getypeerd als een rustige woonwijk waarvoor een richtafstand geldt van 50 m. Vanwege de afstand tussen woningen en transformatorstation is nader onderzoek verricht. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de nieuw te bouwen woningen maximaal 50 db(a) bedraagt. Deze waarde is hoger dan de 45 db(a) die nagestreefd wordt voor een rustige woonwijk. Het transformatorstation heeft geen relevante verkeersaantrekkende werking en is van continue aard, zodat geen sprake is van pieken in de geluidbelasting. Uit het onderzoek blijkt dat voor wat betreft het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ter plaatse van de nieuw te projecteren woningen in de nachtperiode niet voldaan wordt aan de grenswaarde van 45 db(a) etmaalwaarde (stap 2 uit de VNG publicatie). Wel wordt voldaan aan de grenswaarde van 50 db(a) etmaalwaarde, zoals beschreven onder stap 3 van de publicatie. De geluiduitstraling van het transformatorstation kan worden aangemerkt als industrielawaai. In het gemeentelijk geluidbeleid van de gemeente Lansingerland wordt een gevel - voor wat betreft de geluidbron industrielawaai - als geluidluw aangemerkt, indien de geluidbelasting niet hoger is dan 50 db(a) etmaalwaarde. Op grond van het vastgestelde gemeentelijk geluidbeleid wordt deze belasting toelaatbaar geacht. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

58 Luchtkwaliteit Kader Wet luchtkwaliteit De kern van de Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit in belangrijke mate verslechteren. Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen. Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO 2 ) en fijn stof (PM 10 ) de belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO 2 en PM 10 jaargemiddelde grenswaarde is voor beide stoffen 40 µg/m 3. Daarnaast mag de PM uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m 3 maximaal 35 keer per jaar worden overschreden. Met het van kracht worden van het NSL zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO 2 en PM 10 aangepast. Voor PM 10 is dat 11 juni 2011 en 1 januari 2015 voor NO 2. Naast de introductie van het NSL is het begrip niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO 2 en PM 10 jaargemiddelde concentraties niet meer toeneemt dan 1,2 µg/m 3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen. Een ruimtelijke ontwikkeling vindt volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang als ten minste aan één van de volgende voorwaarden is voldaan: - de ontwikkeling is opgenomen in het NSL; - de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-project; - de gestelde grenswaarden in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden; - projectsaldering kan worden toegepast. Voor zover de ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen in het NSL of de ontwikkeling kan worden aangemerkt als NIBM-project is toetsing aan de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit niet nodig Onderzoek Het onderhavige plan is onderdeel van een groter nieuw woongebied, te weten Meerpolder. Voor dat woongebied is recent in het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan Meerpolder 2012 een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. Doordat dit plan een onderdeel hiervan is, zijn de resultaten uit dat onderzoek representatief voor dit plan. Het onderzoek naar luchtkwaliteit voor het bestemmingsplan Meerpolder 2012 is opgenomen in het Milieuonderzoek, Bestemmingsplan Meerpolder 2012 van 16 september 2012 van KuiperCompagnons. In dat onderzoek zijn de jaargemiddelde concentraties NO 2 en PM 10 berekend langs onder andere de Oostmeerlaan, de Klapwijkseweg en de Provincialeweg N471. De maximaal berekende jaargemiddelde concentratie NO 2 en PM 10 is respectievelijk 37 µg/m 3 Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

59 45 en 21 µg/m 3 en bevindt zich langs de Provincialeweg N471. De PM uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m 3 wordt maximaal 12 keer per jaar overschreden. Het plangebied is gelegen langs het noordelijke deel van de Oostmeerlaan. Ter plaatse van het plangebied bedraagt de maximaal berekende jaargemiddelde concentraties NO 2 en PM 10 respectievelijk 27 µg/m 3 en 19 µg/m 3. Tevens wordt de PM uurgemiddelde grenswaarde maximaal 9 keer per jaar overschreden. Kortom, de grenswaarden voor NO 2 en PM 10 worden niet overschreden. Het aspect luchtkwaliteit leidt niet tot belemmeringen voor dit plan (artikel 5.16, lid 1 onder aanhef en onder a Wm) Conclusie Voor dit plan is het aspect luchtkwaliteit beoordeeld. Uit de beoordeling blijkt dat de gestelde grenswaarden voor NO 2 en PM 10 uit bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden. Daardoor bestaat vanuit het aspect luchtkwaliteit geen bezwaar tegen dit plan. 7.5 Milieuzonering Kader Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken Onderzoek Bedrijven en inrichtingen In tabel 7.1 is weergegeven welke relevante inrichtingen zich in of nabij het plangebied bevinden en wat het maatgevende aspect (geur, geluid of stof) is. Tabel 7.1: overzicht relevante inrichtingen nabij het plangebied SBI-Code Adres Omschrijving VNG Categorie Richtafstand (in m) Maatgevende aspect - Meerweg (ongenummerd) Trafostation MVA Geluid In het plangebied bevindt zich één inrichting. Het betreft het transformatorstation aan de Meerweg (tegenover Meerweg 69). Het gaat om een transformatorstation met een vermogen van 13 MVA. Hiervoor geldt milieucategorie 3.1. De richtafstanden zijn 50 meter voor geluid en 30 meter voor gevaar. Voor geur en stof zijn geen richtafstanden. De afstand tussen het transformatorstation en de dichtstbijzijnde gevel bedraagt 32 meter. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

60 46 Geluid Door adviesbureau Cauberg-Huygen is een onderzoek 9 uitgevoerd naar de geluidsuitstraling van het transformatorstation (zie bijlage 4). Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de nieuw te bouwen woningen maximaal 50 db(a) bedraagt. Deze waarde is hoger dan de 45 db(a) die nagestreefd wordt voor een rustige woonwijk. Het transformatorstation heeft geen relevante verkeersaantrekkende werking en de geluiduitstraling is van continue aard, zodat geen sprake is van pieken in de geluidbelasting. Uit het onderzoek blijkt dat voor wat betreft het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ter plaatse van de nieuw te projecteren woningen in de nachtperiode niet voldaan wordt aan de grenswaarde van 45 db(a) etmaalwaarde (stap 2 uit de VNG publicatie). Wel wordt voldaan aan de grenswaarde van 50 db(a) etmaalwaarde, zoals beschreven onder stap 3 van de publicatie. De geluiduitstraling van het transformatorstation kan worden aangemerkt als industrielawaai. In het gemeentelijk geluidbeleid van de gemeente Lansingerland wordt een gevel - voor wat betreft de geluidbron industrielawaai - als geluidluw aangemerkt, indien de geluidbelasting niet hoger is dan 50 db(a) etmaalwaarde. Op grond van het vastgestelde gemeentelijk geluidbeleid wordt deze belasting toelaatbaar geacht. Veiligheid Een transformatorstation is geen risicobron in de zin van het Register risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS). Ook het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is niet van toepassing. Het transformatorstation heeft dan ook geen relevante plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6 ), waarmee rekening moet worden gehouden. Wel moet rekening worden gehouden met de elektromagnetische velden rondom transformatorstations. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt er een statistisch verband te bestaan tussen het optreden van leukemie bij kinderen en het wonen in de nabijheid van hoogspanningslijnen. Alhoewel er onduidelijkheid is over de aard van dit verband, wordt geadviseerd situaties te voorkomen waarbij kinderen worden blootgesteld aan elektromagnetische velden van meer dan 0,4 μt te vermijden. Over het algemeen zijn transformatorstations in Nederland dusdanig opgebouwd dat het elektromagnetisch veld rondom het station laag is. In tegenstelling tot bijvoorbeeld hoogspanningslijnen, geldt bovendien dat van de velden rondom een trafostation de veldsterkte snel afneemt. Over het algemeen zijn deze op een afstand van 10 meter niet meer meetbaar 10. Ondanks dat aan de VNG-richtafstand wordt voldaan en de verwachting is dat sprake is van een verwaarloosbaar laag elektromagnetisch veld, heeft de gemeente uit voorzorg een meting 9 Cauberg-Huygen, Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan 63. Referentie , 28 maart Bron: kennisplatform elektromagnetische velden (RIVM, TNO, Kema) Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

61 47 laten uitvoeren naar de sterkte van het elektromagnetisch veld 11. Hieruit is gebleken dat het elektromagnetisch veld geen gevolgen heeft voor de volksgezondheid. Daarmee gelden er geen belemmeringen vanuit het trafostation. Een goed woon- en leefklimaat kan gegarandeerd worden. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen andere inrichtingen of bedrijven Conclusie Het transformatorstation binnen het plangebied leidt niet tot belemmeringen voor het woon- en leefklimaat van de geprojecteerde woningen. Ook is er geen sprake van een aantasting van bestaande rechten van de inrichting. 7.6 Externe veiligheid Kader Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico s, transportrisico s en risico s die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden. In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden. Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet overschreden mag worden. Voor kwetsbare objecten wordt in zowel bestaande als nieuwe situaties het niveau van 10-6 per jaar als grenswaarde gehanteerd. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn alleen toegestaan onder een gewichtige motivering. Bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan binnen de PR 10-6 contour. Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal 10 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te worden verantwoord. 11 Magneetveldberekeningen, Transformatorstation, 25 kv/10 kv Transformatorstation, Berekening magneetveldzone, Meerweg Berkel en Rodenrijs, ENSOL-RPT d.d. 24 juli Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

62 48 Besluit externe veiligheid inrichtingen Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) uit 2004 legt veiligheidsnormen op aan overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij (beperkt) kwetsbare objecten waaronder woningen, ziekenhuizen, scholen, winkels, horecagelegenheden en sporthallen. Hierdoor ontstaan risico s voor mensen die in de buurt ervan wonen of werken. Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor de activiteit milieu en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen. Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoor De regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over openbare wegen, water en spoorwegen is neergelegd in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (crnvgs). Deze circulaire kan worden beschouwd als voorloper van een eventuele wettelijke verankering van de risiconormen en is geldig tot uiterlijk 31 juli In 2012 treedt het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking. Hierin staan regels op het gebied van externe veiligheid voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen en spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Btev zijn de Basisnetten Weg en Water als bijlage bij de crnvgs opgenomen. Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarmee zijn nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour niet toegestaan. Ook is vastgesteld dat wanneer binnen het invloedsgebied van een buisleiding een ruimtelijk besluit wordt genomen, de verantwoordingsplicht van toepassing is. Het Bevb gaat uit van een belemmerde strook van 4 of 5 meter, afhankelijk van de werkdruk. Voor deze strook geldt een bouwverbod en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden. Net als bij het Bevi worden de risicoafstanden en rekenmethodiek die volgen uit het Bevb opgenomen in een regeling, de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) Onderzoek In het plangebied worden kwetsbare objecten, namelijk woningen mogelijk gemaakt. In de omgeving en binnen het plangebied bevinden zich meerdere risicobronnen. Het gaat om: het tankstation van de IJssel; Rotterdam The Hague Airport; Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

63 49 de DPO-leiding P31. De N472 (Klapwijkseweg) is weliswaar een route voor gevaarlijke stoffen, maar is op grote afstand van het plangebied gelegen (meer dan meter). Daarmee vormt de N472 geen belemmering voor de haalbaarheid van het plan. Een beoordeling aan de hand van risicoatlas sen en adviezen van de DCMR milieudienst Rijnmond met betrekking tot transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het water, het spoor, de lucht en door buisleidingen, levert de conclusie op dat er in de directe omgeving van het plangebied geen overige transportroutes zijn die vanwege aard en omvang relevant zijn. Tankstation van de IJssel Dit tankstation, dat gevestigd is aan de Wilgenlaan 3, is een risicovolle inrichting vanwege de opslag en levering van brandbare vloeistoffen en brandbare gassen (LPG). Tankstations met LPG vallen onder het Bevi. De vergunde jaardoorzet LPG is beperkt tot 999 m 3. Daarom geldt vanaf het vulpunt een PR 10-6 contour van 45 meter en een invloedsgebied van 150 meter. Beide contouren overlappen het plangebied niet. Vanuit deze risicobron gelden daarom geen belemmeringen voor de ontwikkeling van woningen. Rotterdam The Hague Airport Het plangebied is buiten de relevante risicocontouren en het verantwoordingsgebied van Rotterdam The Hague Airport gelegen (zie afbeelding 7.2). Vanuit deze risicobron gelden daarmee geen belemmeringen voor het plan. Een verantwoording is niet benodigd. Afbeelding 7.2: PR-contouren Rotterdam The Hague Airport en globale ligging plangebied Het Palet DPO Leiding (P31) Door het plangebied is een leiding gelegen, die in beheer is van Defensie (Defensie Pijpleiding Organisatie). Het betreft een leiding met een diameter van 12,75 inch en een maximale werkdruk van 80 bar. De DPO-leiding is oorspronkelijk een K1-leiding (licht ontvlambare Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

64 50 vloeistoffen), maar door het Ministerie van Defensie is bevestigd dat sinds juni 2011 louter K2- brandstoffen (ontvlambare vloeistoffen) vervoerd worden. In een QRA 12, die is opgesteld voor het bestemmingsplan Meerpolder 2012, is de PR 10-6 contour en het groepsrisico bepaald (zie bijlage 5). Het bestemmingsplan Meerpolder 2012 omvat een groot gebied, waar Het Palet tevens onder valt. In deze QRA is dus de ontwikkeling die met onderhavig bestemmingsplan voor Het Palet wordt mogelijk gemaakt, meegenomen. In het rapport valt Het Palet onder de naam W-U7. In het onderzoek is rekening gehouden met de realisatie van 60 woningen. In totaal worden er 20 woningen gerealiseerd, waardoor het berekende groepsrisico mogelijk een hoge afspiegeling is van het daadwerkelijke groepsrisico. De leiding heeft geen PR 10-6 contour. Een belemmeringenstrook van 5 meter is op de verbeelding opgenomen. Voor deze strook geldt een bouwverbod en de verplichting om bij werkzaamheden een omgevingsvergunning aan te vragen. Groepsrisico Beoordeling van het groepsrisico vindt ten eerste plaats door de planontwikkeling te vergelijken met de oriëntatiewaarde. Daarnaast wordt de stijging van het groepsrisico beoordeeld door de vergelijking van het groepsrisico bij de autonome ontwikkeling (zonder plan) en de planontwikkeling. Uit de berekeningen van het groepsrisico volgt dat het geprognosticeerd groepsrisico voor de planontwikkeling aan de oostzijde van Meerpolder (nabij plangebied) circa maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bedraagt. De maatgevende kilometer is gelegen ten westen van het plangebied, waardoor het risico ter plaatse van het plangebied lager zal liggen. Er is daarmee sprake van een zeer laag groepsrisico, wat gangbaar is bij K2-leidingen. Het in de Handleiding risicoberekeningen Bevb gevraagde FN-datapunt ligt bij tien slachtoffers. Uit afbeelding 7.3 blijkt dat het groepsrisico in relatieve zin stijgt als gevolg van het plan. Deze stijging treedt alleen op bij minder dan 10 slachtoffers en is daarom niet met de oriëntatiewaarde te vergelijken. Het met de oriëntatiewaarde vergelijkbaar groepsrisico stijgt niet als gevolg van de ontwikkeling in Meerpolder. 12 DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V., DPO-leiding gemeente Lansingerland, Kwantitatieve risicoanalyse (QRA). Rapport V R001. Status: definitief, 9 november Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

65 51 Afbeelding 7.3: Groepsrisico voor de autonome- en de planontwikkeling voor de kilometers met het verwachte hoogste groepsrisico. Bron: QRA DGMR. In het kader van het bestemmingsplan Meerpolder 2012 is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR). Uit het advies blijkt dat de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening in het bestemmingsplan voldoen aan de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Op 11 april 2012 heeft de VRR een advies opgesteld voor Het Palet. De VRR constateert geen relevante veiligheidsaspecten omdat de DPO leiding niet als een relevante risicobron wordt beschouwd Conclusie Het plangebied ligt nabij drie risicobronnen, te weten de DPO leiding P31, het tankstation van de IJssel en Rotterdam The Hague Airport. De DPO-leiding heeft geen PR 10-6 contour en heeft een belemmeringenstrook van 5 meter. Binnen deze belemmeringenstrook is geen bebouwing geprojecteerd. Het invloedsgebied overlapt het plangebied. Voor het bestemmingsplan Meerpolder 2012, waar Het Palet deel van uitmaakt, is een QRA uitgevoerd en is het groepsrisico in beeld gebracht. Het groepsrisico bedraagt minder dan 0,01 x de oriëntatiewaarde. De toename als gevolg van het totale ontwikkelingsplan is niet vergelijkbaar met de oriëntatiewaarde. Daarmee is aangetoond dat sprake is van een zeer laag groepsrisico in de oorspronkelijke en nieuwe situatie. De VRR is geconsulteerd in het kader van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid en constateert geen relevante externe veiligheidsaspecten. Het invloedsgebied van het tankstation van de IJssel aan de Wilgenlaan 3, overlapt het plangebied niet. De PR 10-7 contour van Rotterdam The Hague Airport reikt eveneens niet tot het plangebied. Vanuit deze risicobronnen gelden eveneens geen belemmeringen voor de ontwikkeling van 20 woningen. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

66 Overige belemmeringen Naast de hiervoor beschreven milieuaspecten kunnen er nog andere belemmeringen in of nabij het plangebied aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op de planvorming. Het gaat bijvoorbeeld om de aanwezigheid van straalpaden, planologisch relevante kabels en leidingen (zoals waterleidingen of rioleringsleidingen), beschermingszones en dergelijke. Luchthaven Rotterdam - The Hague Airport Radarnavigatiesysteem Ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging van de luchthaven Rotterdam - The Hague Airport zijn technische installaties en systemen op en in de omgeving van het luchtvaartterrein aanwezig. Deze zogenaamde Communicatie, Navigatie en Surveillance (CNS)-infrastructuur maakt gebruik van radiogolven die uitgezonden en/of ontvangen worden door antennesystemen. Obstakels, zowel vast (gebouwen, windmolens, et cetera) als mobiel (bouwkranen, heistellingen, et cetera) vormen in potentie een bedreiging voor de goede werking van de apparatuur omdat ze de uitgezonden radiosignalen kunnen verstoren. Verstoring van de apparatuur maakt de CNS-apparatuur minder betrouwbaar of zelfs geheel onbruikbaar waardoor direct de veiligheid van het luchtverkeer wordt beïnvloed. Het is daarom in het belang van de veiligheid van de luchtvaart alles in het werk te stellen om de diverse systemen tegen verstorende obstakels te beschermen. Aan de hand van de internationale burgerluchtvaartcriteria dient beoordeeld te worden of de voorgenomen bouwplannen en werktuigen van invloed zijn op de correcte werking van CNS hulpmiddelen. Het plangebied bevindt zich binnen een toetsingsvlak van de CNS-apparatuur (zie afbeelding 7.4), namelijk in die van 50 tot 60 meter ten opzichte van NAP. In het bestemmingsplan worden echter geen gebouwen en bouwwerken van die hoogtes mogelijk gemaakt. Het is daarom niet noodzakelijk dat er voor de radartoetsingsvlakken een beschermende regeling in het plan wordt opgenomen. Akoestiek Bij de luchthaven Rotterdam - The Hague Airport speelt ook het aspect akoestiek een rol. De maatgevende contour, waarbinnen geen geluidgevoelige bebouwing (zoals woningen) mogen worden gerealiseerd, is weergegeven middels de zogenaamde 35 Ke-contour. Deze 35 Kecontour valt niet over het onderhavige bestemmingsplangebied en levert derhalve geen beperkingen op. Invliegfunnel Bij de luchthaven Rotterdam - The Hague Airport hoort een aanvliegroute (invliegfunnel). In verband met de vliegveiligheid geldt er binnen de aanvliegroute een hoogtebeperking voor gebouwen en andere bouwwerken. Het plangebied ligt binnen de 95 meter-zone van de aanvliegroute van Rotterdam The Hague Airport, zoals blijkt uit afbeelding 7.5. Deze hoogte moet worden gerelateerd aan de referentiehoogte van de luchthaven: -4,40 m NAP. In verband met de vliegveiligheid geldt er binnen de aanvliegroute een hoogtebeperking voor gebouwen en andere bouwwerken tot de aangegeven hoogtes. In het bestemmingsplan worden echter geen gebouwen van die hoogte mogelijk gemaakt. Het is daarom niet noodzakelijk dat er voor de invliegfunnel een beschermende regeling in het plan wordt opgenomen. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

67 Duurzaamheid Kader Nationaal klimaatbeleid Teneinde de Kyotodoelstellingen te realiseren, is landelijk klimaatbeleid geformuleerd. De korte termijn doelstelling voor Nederland is de uitstoot van de belangrijkste broeikasgassen in de periode van met 6% terug te dringen ten opzichte van Op de lange termijn wil de overheid de overgang naar een duurzame energiehuishouding bereiken (een aandeel van twintig procent duurzame energie in 2020) en verdere beperking van de CO 2 -uitstoot realiseren (30% in 2020 ten opzichte van 1990). Dit is verwoord in het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4). De Nederlandse overheid wil de helft van de nodige emissiereductie behalen met binnenlandse maatregelen en de andere helft uit het buitenland met behulp van de flexibele instrumenten uit het Kyotoprotocol. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

68 54 Afbeelding 7.4: Uitsnede kaart toetsingsvlakken ILS 24 met globale ligging plangebied Afbeelding 7.5: Uitsnede kaart invliegfunnel met globale ligging plangebied Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

69 55 Duurzaam bouwen Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu zodat kan worden voorzien in de behoefte van de huidige generatie zonder dat voor toekomstige generaties de mogelijkheid wordt ontnomen om ook in hun behoeften te kunnen voorzien. Duurzaam bouwen is daarmee onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Gemeentelijk beleid De gemeente Lansingerland heeft de ambitie vastgesteld om in 2025 een klimaatneutrale gemeente te zijn. Duurzaamheid maakt bij de gemeente Lansingerland onderdeel uit van de ambities uit het collegeprogramma en wordt gehanteerd als leidend principe, of het nu gaat om energiegebruik, woningbouw of sociale structuren Afweging en conclusie Bij nieuwbouw bestaan er kansen voor duurzaamheid met betrekking tot energie. Door bijvoorbeeld rekening te houden met bijvoorbeeld een zongerichte situering van woningen, kan al in een vroeg stadium van een planontwikkeling worden bewerkstelligd dat de mogelijkheden voor efficiënt gebruik van energie en de inzet van nieuwe energiebronnen kunnen worden benut. Hierbij moet gedacht worden aan: zongericht verkavelen of bouwen: Het zodanig inrichten van een woongebied dat zoveel mogelijk passieve en actieve zonne-energie wordt benut. Dit kan passief bijvoorbeeld door opwarming door de zon van het gebouw of actief. Voorbeelden van het actief benutten van zonne-energie zijn zonnepanelen voor elektriciteitsopwekking en zonneboilers voor warmwater. compact bouwen: Hierbij wordt gekozen voor een bouwvorm, waarbij de verhouding tussen het gebruiksoppervlak (vloeroppervlak) en het verliesoppervlak (gevels en daken) zo gunstig mogelijk is en de transmissieverliezen klein zijn. warmtelevering door gebruik van restwarmte: Een voorbeeld hiervan is het gebruik in woningen of bedrijven van restwarmte die vrijkomt bij elektriciteitscentrales, industrie en afvalverbranding. warmteopwekking door een kleinschalige warmte-krachtinstallatie. Dit betreft het gebruik maken van overige duurzame energiebronnen, bijvoorbeeld aardwarmte, koudeof warmteopslag in de bodem, zonne-energie, biomassacentrales en warmtepompen. Verder kunnen stedenbouwkundige eisen worden opgenomen, die tevens bijdragen aan een energiebewust' plan. Hieronder staan enkele voorbeelden genoemd. Het is mogelijk om als randvoorwaarde vast te leggen dat de bebouwing, dakhelling, nokrichting in zuidelijke richting zijn georiënteerd. Dit kan bijvoorbeeld door de rooilijnen vast te leggen. Op deze manier kan passieve zonne-energie beter benut worden. De onderlinge oriëntatie van bebouwing kan zo worden vorm gegeven dat beschaduwing wordt vermeden. De bijgebouwenregeling kan het bouwen van serres (tot de hoogte van de woning) toelaten. Om dit soort maatregelen te benutten moet het energiethema in een vroeg stadium van de planontwikkeling worden meegenomen. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

70 56 In het voorliggende plan Het Palet is waar mogelijk rekening gehouden met het voorgaande, al was het vanwege de omgeving (ligging aan de weg en stedenbouwkundige inpassing) niet mogelijk om alle uitgangspunten in het ontwerp mee te nemen. Materiaalgebruik Bij materiaalgebruik kan gestreefd worden naar vernieuwbare bronnen. De nadruk ligt daarbij op een verantwoorde productiewijze. Zo is voor het gebruik van hout het FSC-keurmerk ontwikkeld en moet het gebruik van uitloogbare metalen zoveel mogelijk voorkomen worden. Daarnaast kunnen er milieuvriendelijkere alternatieven worden gebruikt. Bijvoorbeeld schapenwol in plaats van steenwol. Grondstoffen Grondstoffen zijn eindig of beperkt voorradig. Waterbesparing kan er voor zorgen dat er toch voldoende water voor iedereen beschikbaar is. Terwijl systeembouw leidt tot een optimaler gebruik van grondstoffen en minder productie van afval. Uitloogbare materialen Onder het toepassen van uitloogbare materialen worden materialen verstaan zoals zink, lood en koper. Onder invloed van weersomstandigheden treedt er corrosie op bij deze materialen. In Lansingerland wordt het hemelwater zoveel mogelijk losgekoppeld van de riolering en geloosd op het oppervlaktewater. Dit zou betekenen dat deze materialen uitspoelen in het oppervlakte water en neerslaan in het slib. Dit slib raakt dan verontreinigd. Hierdoor brengt het afvoeren van dit slib hoge kosten met zich mee. Er zijn de volgende alternatieven op de markt voor deze materialen: polyester, staal/hout met EPDM-folie (goot), gecoat staal, gecoat zink, PPC (polypropyleen copolymeer, PP (polypropeen), PVC met hergebruikgarantie, PE (polyetheen) en PA. FSC-hout FSC is het enige keurmerk voor bosbeheer dat echt onafhankelijk, internationaal en operationeel is. FSC is met haar 10 principes eenduidig in de definiëring van wat goed beheerd bos is. Een product dat het FSC-keurmerk draagt, is daarom gegarandeerd vervaardigd uit hout afkomstig uit goed beheerd bos. FSC is de enige organisatie die een certificeringschema heeft opgesteld voor alle soorten bossen en plantages dat wereldwijd kan worden toegepast. De succesformule van het onafhankelijke FSC-keurmerk schuilt erin dat zowel alle grote milieu- en ontwikkelingsorganisaties in de wereld als het (internationale) bedrijfsleven zich achter het FSCkeurmerk scharen. FSC heeft 10 principes voor goed bosbeheer opgesteld: 1. Het bosbeheer moet de nationale wetten evenals internationale afspraken en overeenkomsten, en de principes en criteria van FSC respecteren. 2. Het gebruik en eigendom van het bos zijn vastgelegd en rechtsgeldig. 3. De rechten en gebruiksrechten van inheemse volkeren worden erkend en gerespecteerd. 4. Bosbeheer is gericht op het handhaven of verbeteren van het lange termijn welzijn van bosarbeiders en lokale gemeenschappen in sociale en economische zin. 5. De bosproducten en -diensten moeten efficiënt gebruikt worden, opdat de economische, ecologische en sociale voordelen worden veiliggesteld. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

71 57 6. De ecologische functies en biodiversiteit van het bosgebied worden beschermd. 7. Er is een duidelijk beheerplan op schrift, waarin doelen en middelen uiteengezet zijn. 8. De sociale, economische en ecologische gevolgen van de activiteiten in het bos worden regelmatig gecontroleerd. 9. Bossen met hoge natuurwaarde moeten behouden en op hun waarde geschat worden. 10. Plantages moeten een aanvulling vormen op natuurlijke bossen, maar mogen natuurlijke bossen niet vervangen en moeten in overeenstemming met principes 1 t/m 9 beheerd worden. Bij de nieuwbouw wordt toepassing gegeven aan de wettelijke verplichtingen op dit gebied. Diverse uitvoeringsaspecten zoals hierboven omschreven kunnen niet worden geregeld in een bestemmingsplan. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

72 58 Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

73 59 Deel D: Uitvoerbaarheid en procedure Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

74 60 Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

75 61 8 Uitvoerbaarheid 8.1 Economische uitvoerbaarheid Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens moeten, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken (bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten) deze kosten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld. Terzake van de realisatie van de ontwikkeling van Het Palet is tussen de gemeente en de ontwikkelaar een anterieure overeenkomst gesloten waarin een grondprijs is opgenomen. Deze overeenkomst is reeds goedgekeurd door het college. Het kostenverhaal is hiermee anderszins verzekerd en het opstellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk. Gezien het bovenstaande wordt de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende gewaarborgd geacht. 8.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Met de bouw van 20 woningen wordt voorzien in de behoefte aan nieuwe woningen. Daarnaast wordt aangesloten op de al aanwezige stedenbouwkundige structuur, onder andere van de wijk Meerpolder. Daarmee wordt verondersteld dat er draagvlak is. Daarnaast wordt in de bestemmingsplanprocedure de mogelijkheid geboden zienswijzen in te dienen. Gezien het bovenstaande wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan voldoende gewaarborgd geacht. 8.3 Handhavingsaspecten Inleidend Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Woningwet (Ww) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzake- Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

76 62 lijke vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden (de vroegere aanlegvergunning) en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een afwijking. De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is met name afhankelijk van het draagvlak van de regels onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels. Vertaling naar bestemmingsregeling Bij het opstellen van dit nieuwe bestemmingsplan zijn de gronden zo gedetailleerd mogelijk bestemd. Binnen de bestemmingen is weinig flexibiliteit, veel rechtszekerheid en daarmee weinig kans op interpretatieverschillen. Ook zijn de verbeelding, de regels en de toelichting zodanig op elkaar afgestemd dat interpretatieproblemen en problemen met betrekking tot de uitvoering zo veel mogelijk worden voorkomen. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

77 63 9 Procedure 9.1 Voorbereidingsfase Vooraankondiging Op grond van artikel van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient voorafgaand aan een procedure van een bestemmingsplan, waarin een ruimtelijke ontwikkeling wordt gefaciliteerd, een vooraankondiging te worden gepubliceerd waarin de gemeente aangeeft een bestemmingsplan voor te bereiden. Deze vooraankondiging heeft voor dit plan plaatsgevonden op 14 december Overleg Conform artikel van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In dit kader is het voorontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden aan de volgende instanties: Milieudienst Rijnmond - DCMR; Ministerie van Defensie - DPO; Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond; Stadsregio Rotterdam; Provincie Zuid-Holland; Hoogheemraadschap van Delfland. Van de volgende instanties is een reactie ontvangen: 1. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond; 2. Provincie Zuid-Holland; 3. Hoogheemraadschap van Delfland. Hierna worden de reacties kort samengevat en beantwoord. 1. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Opgemerkt wordt dat met het bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet geen relevante externe veiligheidsaspecten zijn geconstateerd. Daarnaast is de bluswatervoorziening, ontsluiting en bereikbaarheid van het plangebied voldoende. Reactie gemeente De reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

78 64 2. Provincie Zuid-Holland Geconstateerd wordt dat het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de verordening Ruimte en dat het bestemmingsplan Het Palet conform dit beleid is. Reactie gemeente De reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. 3. Hoogheemraadschap van Delfland Opgemerkt wordt dat in paragraaf 5.2 van de toelichting in de daarin opgenomen tabel, waarin is aangegeven dat voldoende waterberging gerealiseerd wordt in Meerpolder, de toegestane peilstijging in meters niet is opgenomen. Verzocht wordt dit alsnog op te nemen. Daarnaast wordt nog verzocht om aan de zinsnede Na realisatie van de wijk zal circa 18 ha aan oppervlakte water zijn gecreëerd aan te passen. Reactie De reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan in voornoemde zin. 9.2 Ontwerpfase Na afronding van het vooroverleg wordt de formele bestemmingsplanprocedure gestart. De eventuele aanpassingen en/of aanvullingen die volgen uit de overlegreacties worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Ook worden er - indien nodig - ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. Op dit plan is de coördinatieregeling van toepassing van artikel 3.30 Wro. Dat wil zeggen dat de omgevingsvergunning voor het bouwen van de in het plan opgenomen woningen tegelijkertijd met het bestemmingsplan in procedure gebracht zal worden. De omgevingsvergunning en het bestemmingsplan doorlopen dezelfde procedure, namelijk zoals beschreven in artikel 3.8 Wro (gelezen in samenhang met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht). De kennisgeving van het ontwerpbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan en het ontwerpbesluit met betrekking tot de omgevingsvergunning voor het bouwen moet in de Staatscourant worden geplaatst en dient - met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening - ook via elektronische weg te geschieden. Tevens dient de kennisgeving te worden toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan het waterschap en aan belanghebbende gemeenten. Het ontwerpbestemmingsplan en het ontwerpbesluit met betrekking tot de omgevingsvergunning voor het bouwen hebben van 28 juni 2012 tot en met 8 augustus 2012 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op de ontwerpbesluiten in te dienen. Voorafgaand heeft publicatie plaatsgevonden in de Staatscourant, De Heraut en op de gemeentelijke website. Ook zijn de eerder genoemde diensten en instanties door middel van een (elektronische) kennisgeving op de hoogte gebracht van de vindplaats van de (digitale) stukken. Tegen het ontwerpplan zijn geen zienswijzen ingediend. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

79 Vaststellingsfase Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan en de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen. Tegen de genoemde besluiten staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking en kunnen vergunningen worden afgegeven. Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

80 66 Bestemmingsplan Meerpolder Deelplan III - Het Palet Toelichting Vaststelling, 1 november 2012

81 BIJLAGEN

82

83 Bijlage 1: Natuur-Wetenschappelijk Centrum, Quickscan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in verband met de bouw van nieuwe woningen in Berkel (gemeente Lansingerland). Referentienr. W661 p12-025, juli 2012.

84

85 Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in verband met de bouw van nieuwe woningen in Berkel en Rodenrijs (gemeente Lansingerland) Natuur-Wetenschappelijk Centrum, Noorderelsweg 4A, 3329 KH Dordrecht

86

87 Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in verband met de bouw van nieuwe woningen in Berkel en Rodenrijs (gemeente Lansingerland) Natuur-Wetenschappelijk Centrum, Noorderelsweg 4A, 3329 KH Dordrecht

88 Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in verband met de bouw van nieuwe woningen in Berkel en Rodenrijs (gemeente Lansingerland) Opdrachtgever: KuiperCompagnons Contactpersoon: Drs. M.H. van der Wielen Uitvoering: Natuur-Wetenschappelijk Centrum Veldwerk: Rob Haan, Esmeralda van der Keur en Vivian Maas Samenstelling: Sofia Sanders Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in verband met de bouw van nieuwe woningen in Berkel (gemeente Lansingerland) [Samenst.: S. Sanders], Met lit. opg., Dordrecht: Strix/NWC. Trefw.: Quick-scan, Flora- en faunawet, Berkel en Rodenrijs W661 P Niets uit deze uitgave mag openbaar worden gemaakt of verveelvoudigd, door middel van; druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever of de opdrachtgever. Dordrecht, Juli 2012

89 Inhoud 1 Inleiding 7 2 Gebiedsbeschrijving Algemeen Natura 2000 en EHS 10 3 Flora en faunawet 11 4 Methode Algemeen Vaatplanten Amfibieën (Broed)vogels Vleermuizen 14 5 Resultaten Vaatplanten Amfibieën (Broed)vogels Vleermuizen 15 6 Conclusie en aanbevelingen Vaatplanten Amfibieën (Broed)vogels Vleermuizen Zorgplicht 18 Referenties Bijlage 1: Tabellen soorten Flora- en faunawet Bijlage 2: Vogels, ruimtelijke ingrepen en de Flora- en faunawet Bijlage 3: Vleermuizen, ruimtelijke ingrepen en de Flora- en faunawet

90

91 Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in Berkel en Rodenrijs 1 Inleiding De gemeente Lansingerland is voornemens in Berkel 20 nieuwe woningen te bouwen. KuiperCompagnons is in dat kader bezig met het opstellen van het bestemmingsplan. Vanuit de natuurwetgeving (Flora- en faunawet, Natura 2000 en EHS) is men bij ruimtelijke ingrepen verplicht onderzoek te laten doen naar het voorkomen van beschermde natuurwaarden en dient een beoordeling plaats te vinden van de mogelijke negatieve effecten van de plannen op deze beschermde natuurwaarden. KuiperCompagnons heeft aan het Natuur-Wetenschappelijk Centrum (NWC) gevraagd een quick-scan flora en fauna en een vleermuisgeschiktheidsonderzoek uit te voeren en te adviseren in het kader van de natuurwetgeving. 7

92 Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in Berkel en Rodenrijs 8

93 Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in Berkel en Rodenrijs 2 Gebiedsbeschrijving 2.1 Algemeen De onderzoekslocatie ligt aan de Meerweg in Berkel en Rodenrijs. Het plangebied en de ligging van het plangebied in de omgeving zijn weergegeven in de figuren 1 en 2. Het plangebied bestaat uit een braakliggend stuk perceel. Op dit perceel staat een transformatorstation met daaromheen een meidoornhaag. Op het perceel liggen enkele zandhopen. De locatie wordt aan drie zijden begrensd door watergangen. Amersfoortcoördinaten: Figuur 1. De ligging van het plangebied (rode kader) in de omgeving Figuur 2. Het plangebied is weergegeven in het rode kader 9

94 Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in Berkel en Rodenrijs 2.2 Natura 2000 en EHS Het plangebied ligt niet in de buurt van een Natura 2000-gebied. Ook valt het niet binnen de EHS. Zodoende is een onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of de wet- en regelgeving met betrekking tot de EHS niet van toepassing. 10

95 Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in Berkel en Rodenrijs 3 Flora en faunawet Een groot deel van de inheemse dier- en plantensoorten is beschermd middels de Flora- en faunawet (2002). De bepalingen van deze wet zijn van invloed op ruimtelijke ingrepen, zoals het aanleggen van infrastructuur, het realiseren van bebouwing, het uitbreiden van industriegebieden, enzovoort. Bij (ruimtelijke) ingrepen moet op basis van de Flora- en faunawet én in het kader van het zorgvuldigheidsbeginsel en het voorzorgsbeginsel (Algemene Wet Bestuursrecht) een toetsing plaatsvinden. Deze toetsing moet de volgende onderdelen bevatten: Inventarisatie van wettelijk (zwaarder) beschermde flora- en faunasoorten in het plangebied en binnen de invloedssfeer van het project of plangebied; Inventarisatie/beoordeling van (significant) nadelige effecten op deze beschermde soorten en hun habitat (zowel binnen het plangebied als in de invloedssfeer van het plangebied), als gevolg van de plannen of ingreep; Een opname van maatregelen die de negatieve effecten op de beschermde soorten en hun leefgebieden mitigeren en/of compenseren (indien nodig). Sinds 2005 zijn de beschermde soorten uit de Flora- en faunawet verdeeld in drie groepen die middels de AMvB, artikel 75, ondergebracht zijn in drie tabellen (voor betreffende soorten zie bijlage 1: Tabellen Flora- en faunawet): Tabel 1: Algemene soorten Voor deze soorten geldt een vrijstelling. Er hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden, maar wel moet de zorgplicht worden nagekomen. Tabel 2: Overige soorten Als een goedgekeurde gedragscode van toepassing is op de activiteiten geldt een vrijstelling voor deze soorten. Er hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden, maar de activiteiten moeten aantoonbaar worden uitgevoerd zoals in de gedragscode staat. Tevens geldt de zorgplicht. Als niet gewerkt kan worden volgens een goedgekeurde gedragscode, maar wel maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen, hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden. Om zeker te weten of de mitigerende maatregelen voldoende zijn en er inderdaad geen ontheffing nodig is, kan een ontheffing aangevraagd worden om de maatregelen (goed) te laten keuren. Als niet gewerkt kan worden volgens een goedgekeurde gedragscode en geen maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplan- 11

96 Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in Berkel en Rodenrijs tings- en/of rust- en verblijfplaats te garanderen, dient een ontheffing aangevraagd te worden. De aanvraag wordt beoordeeld op de volgende punten: In welke mate wordt de functionaliteit van de vaste voortplantings-, rust- en/of verblijfplaats aangetast door de activiteiten? Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar? Soorten van Tabel 3: Soorten bijlage 1 AMvB/ bijlage IVHRL Als maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen, hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden. Om zeker te weten of de mitigerende maatregelen voldoende zijn en er inderdaad geen ontheffing nodig is, kan een ontheffing aangevraagd worden om de maatregelen (goed) te laten keuren. Als geen maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of rust- en verblijfplaats te garanderen, dient een ontheffing aangevraagd te worden op grond van een wettelijk belang uit artikel 2 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (soorten bijlage 1 AMvB) of uit de Habitatrichtlijn (soorten bijlage IV HRL). Deze belangen zijn: - Bescherming van flora en fauna (b) - Volksgezondheid of openbare veiligheid (d) - Dwingende reden van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten (e) En alléén voor soorten van bijlage 1 AMvB: - Uitvoering werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (j) De aanvraag wordt beoordeeld op de volgende punten: In welke mate wordt de functionaliteit van de vaste voortplantings-, rust- en/of verblijfplaats door de activiteiten aangetast? Is er een wettelijk belang (belang b, d, e of j)? Is er een bevredigende oplossing? Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar? Bij de aanvraag van een ontheffing Flora- en faunawet zijn een activiteitenplan en - in sommige gevallen - een compensatieplan, noodzakelijk. Hierin staan de bevindingen uit de flora- en faunatoets kort vermeld en worden de maatregelen beschreven die uitgevoerd zullen worden om er voor te zorgen dat de beschermde soorten in en in de omgeving van het betreffende gebied duurzaam in stand gehouden zullen worden. 12

97 Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in Berkel en Rodenrijs 4 Methode 4.1 Algemeen Het plangebied is op 9 maart 2012 overdag gebiedsdekkend onderzocht op de geschiktheid voor en/of het voorkomen van zwaarder beschermde planten- en diersoorten (soorten waarvoor een ontheffing nodig is en/of waarvoor speciale maatregelen nodig zijn in geval van ruimtelijke ingrepen (zie bijlage 1-3)). Op basis van verspreidingsgegevens (zie referenties) en biotoopeisen werden geen strikt beschermde ongewervelden, grondgebonden zoogdieren en reptielen op de onderzoekslocatie verwacht. Zodoende zijn deze niet in het onderzoek meegenomen. Verder worden voor de plannen de aanwezige watergangen niet aangetast. Zodoende is de aquatische fauna en flora niet in het onderzoek meegenomen. 4.2 Vaatplanten Het plangebied is op 10 mei 2012 gebiedsdekkend onderzocht op aanwezigheid van beschermde vaatplanten (bijlage 1). 4.3 Amfibieën Het plangebied is grondig onderzocht op zwaarder beschermde amfibieën (bijlage 1) middels een landinventarisatie. Op koele, vochtige, donkere plekken (onder stenen, stukken hout e.d.) is specifiek naar amfibieën gezocht. Aanvullend is het plangebied op 10 mei, 12 juni en 27 juni 2012 bezocht om de aanwezigheid van de Rugstreeppad te onderzoeken. Dit is gedaan door middel van een paarroepinventarisatie. Met een cassetterecorder is het geluid van de Rugstreeppad afgespeeld, wat de dieren stimuleert om ook te gaan roepen. Voor dit onderzoek zijn zwoele avonden geselecteerd, omdat de padden tijdens deze avonden het meest luidruchtig/actief zijn. 4.4 (Broed)vogels Naast het noteren van zicht- en geluidswaarnemingen van (algemeen) beschermde vogelsoorten is er tevens gekeken naar de aanwezigheid van (vaste) verblijfplaatsen van vogels. Bij vogels met een vaste verblijfplaats zijn, behalve de dieren zelf, ook de verblijfplaatsen beschermd (hieronder valt ook hun functio- 13

98 Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in Berkel en Rodenrijs nele leefomgeving). Hiervoor is er o.a. gezocht naar holtes en vogelnesten in de bomen en openingen in muren en daken (zie bijlage 2). 4.5 Vleermuizen Bij vleermuizen zijn, behalve de dieren zelf, ook de verblijfplaatsen beschermd (zie bijlage 3). De opstallen zijn (volgens het vleermuisprotocol) beoordeeld op geschiktheid als verblijfplaats voor vleermuizen; hierbij is o.a. gelet op spouwgaten en andere openingen. Tevens is gelet op de mogelijke functie van het terrein als jachtgebied en/of vliegroute voor vleermuizen. 14

99 Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in Berkel en Rodenrijs 5 Resultaten 5.1 Vaatplanten In het onderzoeksgebied zijn geen zwaarder beschermde vaatplanten aangetroffen. Er zijn geen soorten gemist. 5.2 Amfibieën Er zijn geen zwaarder beschermde soorten amfibieën aangetroffen. Wel is de groene kikker (Rana esculenta complex) gezien en gehoord. Deze soort wordt niet beschermd door de Flora- en faunawet. 5.3 (Broed)vogels Tijdens de bezoeken zijn geen vaste verblijfplaatsen van vogels aangetroffen. De opstallen zijn hiervoor ongeschikt en er zijn geen bomen in het plangebied aanwezig die mogelijkheden voor deze groep vogels bieden. Er is wel sprake van algemene (beschermde) broedvogels zoals o.a.: Meerkoet (Fulica atra) en Wilde eend (Anas platyrhynchos). 5.4 Vleermuizen Het aanwezige transformatorstation is ongeschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Er zijn geen invliegopeningen aanwezig. Uit eerder onderzoek van een naburig gelegen perceel (2010), is gebleken dat o.a. de Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) en Laatvlieger (Eptesicus serotinus) in de omgeving jagen. 15

100 Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in Berkel en Rodenrijs 16

101 Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in Berkel en Rodenrijs 6 Conclusie en aanbevelingen 6.1 Vaatplanten Er zijn in het plangebied geen beschermde vaatplanten aangetroffen. Een ontheffing voor het overtreden van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet is daarom ook niet nodig. 6.2 Amfibieën Er zijn binnen het plangebied geen zwaarder beschermde amfibieënsoorten aangetroffen. Een ontheffing voor het overtreden van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet ten aanzien van deze soortgroep is daarom ook niet nodig. 6.3 (Broed)vogels Er zijn geen vogels met vaste verblijfplaats in het plangebied aangetroffen. Voor vogels is een ontheffing voor het overtreden van verbodsbepalingen uit de Floraen faunawet niet nodig. Wel functioneren de aanwezige beplanting en het braakliggende gebied mogelijk als broedplaats voor algemeen beschermde vogelsoorten. Om het broeden succesvol te doen zijn, is het verboden broedende vogels, hun nesten, eieren of jongen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Deze verbodsbepaling geldt slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt (zie bijlage 2). Aanbevolen wordt verstorende werkzaamheden, zoals het slopen van gebouwen, kappen van bomen en rooien van onderbegroeiing, buiten de broedtijd van vogels (globaal van half maart t/m half juli) uit te voeren. Indien werkzaamheden toch gedurende het broedseizoen uitgevoerd zullen worden, dient vóór aanvang van de werkzaamheden door een deskundige aangetoond te worden dat er geen sprake is van broedende vogels die verstoord kunnen worden. 6.4 Vleermuizen Binnen het plangebied staat een transformatorstation. Deze is ongeschikt voor vleermuizen. Mogelijk wordt het gebied wel gebruikt om te foerageren. Er blijft echter voldoende foerageergebied in de omgeving beschikbaar. Een ontheffing voor het overtreden van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet is daarom ook niet nodig. 17

102 Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in Berkel en Rodenrijs 6.5 Zorgplicht Tenslotte geldt altijd de in artikel 2 voorgeschreven zorgplicht: deze houdt in dat alle mogelijke nadelige gevolgen voor (alle) planten en dieren zoveel mogelijk vermeden moeten worden (voor zover redelijk), bijvoorbeeld door een egel die zich op een werkterrein bevindt te verplaatsen voordat gestart wordt met bepaalde werkzaamheden (hiervoor is eerst een inspectie te voet van het werkterrein nodig). 18

103 Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in Berkel en Rodenrijs Referenties Literatuur Boere, L. van, Spaandonk, J.A.M. en Vreugdenhil, A.S. (2005). Flora- en faunawet. Koninklijke Vermande, SDU. Uitgevers Den Haag. Dijkstra, K.D.B. (2008). Libellen van Europa. Tirion Uitgevers BV, Baarn. Stumpel, T. en Strijbosch, H. (2006). Veldgids Amfibieën en reptielen. KNNV Uitgeverij, Zeist. Twisk, P., Diepenbeek, A. van en Bekker, J.P. (2010). Veldgids Europese zoogdieren. Zoogdiervereniging KNNV Uitgeverij, Zeist. Wynhoff, I., Swaay, C. van en Made, J. van der (2001). Veldgids Dagvlinders. KNNV Uitgeverij, Zeist. Gebruikte websites en databanken Analyse educatie en marien oecologisch onderzoek (2012). Biogeografisch Register Dordrecht (2012). Databank Natuur-Wetenschappelijk Centrum. Recente waarnemingen (2012). Verspreidings- en soortinformatie amfibieën, reptielen en vissen (2012). Verspreidings- en soortinformatie ongewervelden (2012). Verspreidings- en soortinformatie vlinders en libellen (2012). Verspreidings- en soortinformatie zoogdieren (2012). en Zoogdieratlas Zuid-Holland (2012). 19

104 Quick-scan flora- en faunawet en vleermuisgeschiktheidsonderzoek in Berkel en Rodenrijs 20

105 Bijlage 1: Tabellen soorten Flora- en faunawet Tabel 1: Algemene soorten Voor deze soorten geldt een vrijstelling. Er hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden, maar wel moet de zorgplicht worden nagekomen. Zoogdieren Aardmuis Bosmuis Bunzing Dwergmuis Dwergspitsmuis Egel Gewone bosspitsmuis Haas Hermelijn Huisspitsmuis Konijn Ondergrondse woelmuis Ree Rosse woelmuis Tweekleurige bosspitsmuis Veldmuis Vos Wezel Woelrat Microtus agrestis Apodemus sylvaticus Mustela putorius Micromys minutus Sorex minutus Erinaceus europaeus Sorex araneus Lepus europaeus Mustela erminea Crocidura russula Oryctolagus cuniculus Microtus subterraneus Capreolus capreolus Clethrionomys glareolus Sorex coronatus Microtus arvalis Vulpes vulpes Mustela nivalis Arvicola terrestris Reptielen en amfibieën Bruine kikker Gewone pad Kleine watersalamander Meerkikker Middelste groene kikker Rana temporaria Bufo bufo Lissotriton vulgaris Pelophylax ridibundus Pelophylax klepton esculentus Mieren Behaarde bosmier Kale bosmier Stronkmier Zwartrugbosmier Formica rufa Formica polyctena Formica truncorum Formica pratensis

106 Vervolg tabel 1: Algemene soorten Slakken Wijngaardslak Helix pomatia Vaatplanten Aardaker Akkerklokje Brede wespenorchis Breed klokje Gewone dotterbloem Gewone vogelmelk Grasklokje Grote kaardenbol Kleine maagdenpalm Knikkende vogelmelk Koningsvaren Slanke sleutelbloem Zwanenbloem Lathyrus tuberosus Campanula rapunculoides Epipactis helleborine Campanula latifolia Caltha palustris ssp. palustris Ornithogalum umbellatum Campanula rotundifolia Dipsacus fullonum Vinca minor Ornithogalum nutans Osmunda regalis Primula elatior Butomus umbellatus

107 Tabel 2: Overige soorten Als een goedgekeurde gedragscode van toepassing is op de activiteiten geldt een vrijstelling. Er hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden, maar de activiteiten moeten aantoonbaar worden uitgevoerd zoals in de gedragscode staat. Tevens geldt de zorgplicht. Als niet gewerkt kan worden volgens een goedgekeurde gedragscode, maar wel maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen, hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden. Om zeker te weten of de mitigerende maatregelen voldoende zijn en er inderdaad geen ontheffing nodig is, kan een ontheffing aangevraagd worden om de maatregelen (goed) te laten keuren. Als niet gewerkt kan worden volgens een goedgekeurde gedragscode en geen maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of rust- en verblijfplaats te garanderen, dient een ontheffing aangevraagd te worden. De aanvraag wordt beoordeeld op de volgende punten: In welke mate wordt de functionaliteit van de vaste voortplantings-, rust- en/of verblijfplaats aangetast door de activiteiten? Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar? Zoogdieren Damhert Edelhert Eekhoorn Grijze zeehond Grote bosmuis Steenmarter Wild zwijn Cervus dama Cervus elaphus Sciurus vulgaris Halichoerus grypus Apodemus flavicollis Martes foina Sus scrofa Reptielen en amfibieën Alpenwatersalamander Levendbarende hagedis Mesotriton alpestris Zootoca vivipara Dagvlinders Moerasparelmoervlinder Vals heideblauwtje Euphydryas aurinia Lycaeides idas Vissen Kleine modderkruiper Meerval Rivierdonderpad Cobitis taenia Silurus glanis Cottus perifretum

108 Vervolg tabel 2: Overige soorten Vaatplanten Aangebrande orchis Aapjesorchis Beenbreek Bergklokje Bergnachtorchis Bijenorchis Blaasvaren Blauwe zeedistel Bleek bosvogeltje Bokkenorchis Brede orchis Bruinrode wespenorchis Daslook Dennenorchis Duitse gentiaan Franjegentiaan Geelgroene wespenorchis Gele helmbloem Gevlekte orchis Groene nachtorchis Groensteel Grote keverorchis Grote muggenorchis Gulden sleutelbloem Harlekijn Herfstschroeforchis Herfsttijloos Hondskruid Honingorchis Jeneverbes Klein glaskruid Kleine keverorchis Kleine zonnedauw Klokjesgentiaan Kluwenklokje Koraalwortel Kruisbladgentiaan Lange ereprijs Lange zonnedauw Mannetjesorchis Neotinea ustulata Orchis simia Narthecium ossifragum Campanula rhomboidalis Platanthera chlorantha Ophrys apifera Cystopteris fragilis Eryngium maritimum Cephalantera damasonium Himantoglossum hircinum Dactylorhiza majalis majalis Epipactis atrorubens Allium ursinum Goodyera repens Gentianella germanica Gentianopsis ciliata Epipactis muelleri Pseudofumaria lutea Dactylorhiza maculata Dactylorhiza viridis Asplenium viride Neottia ovata Gymnadenia conopsea Primula veris Anacamptis morio Spiranthes spiralis Colchicum autumnale Anacamptis pyramidalis Herminium monorchis Juniperus communis Parietaria judaica Neottia cordata Drosera intermedia Gentiana pneumonanthe Campanula glomerata Corallorrhiza trifida Gentiana cruciata Veronica longifola Drosera anglica Orchis mascula

109 Vervolg tabel 2: Overige soorten Maretak Moeraswespenorchis Muurbloem Parnassia Pijlscheefkelk Poppenorchis Prachtklokje Purperorchis Rapunzelklokje Rechte driehoeksvaren Rietorchis Ronde zonnedauw Rood bosvogeltje Ruig klokje Schubvaren Slanke gentiaan Soldaatje Spaanse ruiter Spindotterbloem Steenanjer Steenbreekvaren Stengelloze sleutelbloem Stengelomvattend havikskruid Stijf hardgras Tongvaren Valkruid Veenmosorchis Veldgentiaan Veldsalie Vleeskleurige orchis Vliegenorchis Vogelnestje Voorjaarsadonis Wantsenorchis Waterdrieblad Weideklokje Welriekende nachtorchis Wilde gagel Wilde kievitsbloem Wilde marjolein Wit bosvogeltje Witte muggenorchis Viscum album Epipactis palustris Erysimum cheiri Parnassia palustris Arabis hirsuta sagittata Orchis anthropophora Campanula persicifolia Orchis purpurea Campanula rapunculus Gymnocarpium robertianum Dactylorhiza majalis praetermissa Drosera rotundifolia Cephalanthera rubra Campanula trachelium Asplenium ceterach Gentianella amarella Orchis militaris Cirsium dissectum Caltha palustris araneosa Dianthus deltoides Asplenium trichomanes Primula vulgaris Hieracium amplexicaule Catapodium rigidum Asplenium scolopendrium Arnica montana Hammarbya paludosa Gentianella campestris Salvia pratensis Dactylorhiza incarnata Ophrys insectifera Neottia nidus-avis Adonis vernalis Anacamptis coriophora Menyanthes trifoliata Campanula patula Platanthera bifolia Myrica gale Fritillaria meleagris Origanum vulgare Cephalanthera longifolia Pseudorchis albida

110 Vervolg tabel 2: Overige soorten Zinkviooltje Zomerklokje Zwartsteel Viola lutea calaminaria Leucojum aestivum Asplenium adiantum-nigrum Kevers Vliegend hert Lucanus cervus Kreeftachtigen Rivierkreeft Astacus astacus

111 Soorten van Tabel 3: Soorten bijlage 1 AMvB/ bijlage IV HRL Als maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantingsen/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen, hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden. Om zeker te weten of de mitigerende maatregelen voldoende zijn en er inderdaad geen ontheffing nodig is, kan een ontheffing aangevraagd worden om de maatregelen (goed) te laten keuren. Als geen maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of rust- en verblijfplaats te garanderen, dient een ontheffing aangevraagd te worden op grond van een wettelijk belang uit artikel 2 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (soorten bijlage 1 AMvB) of uit de Habitatrichtlijn (soorten bijlage IV HRL). Deze belangen zijn: Bescherming van flora en fauna (b) Volksgezondheid of openbare veiligheid (d) Dwingende reden van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten (e) En alléén voor soorten van bijlage 1 AMvB: Uitvoering werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (j) De aanvraag wordt beoordeeld op de volgende punten: In welke mate wordt de functionaliteit van de vaste voortplantings-, rust- en/of verblijfplaats aangetast door de activiteiten? Is er een wettelijk belang (belang b, d, e of j)? Is er een bevredigende oplossing? Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar? Soorten bijlage 1 AMvB: Zoogdieren Boommarter Das Eikelmuis Gewone zeehond Veldspitsmuis Waterspitsmuis Martes martes Meles meles Eliomys quercinus Phoca vitulina Crocidura leucodon Neomys fodiens Reptielen en amfibieën Adder Hazelworm Ringslang Vinpootsalamander Vuursalamander Vipera berus Anguis fragilis Natrix natrix Lissotriton helveticus Salamandra salamandra

112 Vervolg tabel 3: Soorten bijlage 1 AMvB/ bijlage IV HRL Vervolg soorten bijlage 1 AMvB: Vissen Beekprik Bittervoorn Elrits Gestippelde alver Grote modderkruiper Rivierprik Lampetra planeri Rhodeus amarus Phoxinus phoxinus Alburnoides bipunctatus Misgurnus fossilis Lampetra fluviatilis Dagvlinders Bruin dikkopje Dwergblauwtje Dwergdikkopje Groot geaderd witje Grote ijsvogelvlinder Heideblauwtje Iepenpage Kalkgraslanddikkopje Keizersmantel Klaverblauwtje Purperstreepparelmoervlinder Rode vuurvlinder Rouwmantel Tweekleurig hooibeestje Veenbesparelmoervlinder Veenhooibeestje Veldparelmoervlinder Woudparelmoervlinder Zilvervlek Erynnis tages Cupido minimus Thymelicus acteon Aporia crataegi Limenitis populi Plebeius argus Satyrium w-album Spialia sertorius Argynnis paphia Polyommatus semiargus Brenthis ino Lycaena hippothoe Nymphalis antiopa Coenonympha arcania Euphydryas aurinia Coenonympha tullia Melitaea cinxia Melitaea diamina Bolaria euphrosyne Vaatplanten Groot zeegras Zostera marina Soorten bijlage IV HRL: Zoogdieren Bechsteins vleermuis Bever Bosvleermuis Brandts vleermuis Bruinvis Myotis bechsteinii Castor fiber Nyctalus leisleri Myotis brandtii Phocoena phocoena

113 Vervolg tabel 3: Soorten bijlage 1 AMvB/ bijlage IV HRL Vervolg soorten bijlage IV HRL: Franjestaart Gewone baardvleermuis Gewone dolfijn Gewone dwergvleermuis Gewone grootoorvleermuis Grijze grootoorvleermuis Grote hoefijzerneus Hamster Hazelmuis Ingekorven vleermuis Kleine dwergvleermuis Kleine hoefijzerneus Laatvlieger Lynx Meervleermuis Mopsvleermuis Noordse woelmuis Otter Rosse vleermuis Ruige (Nathusius ) dwergvleermuis Tuimelaar Tweekleurige vleermuis Vale vleermuis Watervleermuis Wilde kat Witflankdolfijn Witsnuitdolfijn Myotis nattereri Myotis mystacinus Delphinus delphis Pipistrellus pipistrellus Plecotus auritus Plecotus austriacus Rhinolophus ferrumequinum Cricetus cricetus Muscardinus avellanarius Myotis emarginatus Pipistrellus pygmaeus Rhinolophus hipposideros Eptesicus serotinus Lynx lynx spp. lynx Myotis dasycneme Barbastella barbastellus Microtus oeconomus Lutra lutra Nyctalus noctula Pipistrellus nathusii Tursiops truncatus Vespertilio murinus Myotis myotis Myotis daubentonii Felis silvestris Lagenorhynchus acutus Lagenorhynchus albirostris Reptielen en amfibieën Boomkikker Geelbuikvuurpad Gladde slang Heikikker Kamsalamander Knoflookpad Muurhagedis Poelkikker Rugstreeppad Vroedmeesterpad Zandhagedis Hyla arborea Bombina variegate Coronella austriaca Rana arvalis Triturus cristatus Pelobates fuscus Podarcis muralis Pelophylax lessonae Epidalea calamita Alytes obstetricans Lacerta agilis

114 Vervolg tabel 3: Soorten bijlage 1 AMvB/ bijlage IV HRL Vervolg soorten bijlage IV HRL: Dagvlinders Donker pimpernelblauwtje Grote vuurvlinder Pimpernelblauwtje Tijmblauwtje Zilverstreephooibeestje Maculinea nausithous Lycaena dispar Maculinea teleius Maculinea arion Coenonympha hero Libellen Bronslibel Gaffellibel Gevlekte witsnuitlibel Groene glazenmaker Noordse winterjuffer Oostelijke witsnuitlibel Rivierrombout Sierlijke witsnuitlibel Oxygastra curtusii Ophiogomphus cecilia Leucorrhinia pectoralis Aeshna viridis Sympecma paedisca Leucorrhinia albifrons Gomphus flavipes Leucorrhinia caudalis Vissen Houting Steur Coregonus maraena Acipenser sturio Vaatplanten Drijvende waterweegbree Groenknolorchis Kruipend moerasscherm Zomerschroeforchis Luronium natans Liparis loeselii Apium repens Spiranthes aestivalis Kevers Brede geelrandwaterroofkever Gestreepte waterroofkever Heldenbok Juchtleerkever Dytiscus latissimus Graphoderus bilineatus Cerambyx cerdo Osmoderma eremita Tweekleppigen Bataafse stroommossel Platte schijfhoren Unio crassus Anisus vorticulus

115 Bijlage 2: Vogels, ruimtelijke ingrepen en de Flora- en faunawet Als maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantingsen/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen, hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden. Om zeker te weten of de mitigerende maatregelen voldoende zijn en er inderdaad geen ontheffing nodig is, kan een ontheffing aangevraagd worden om de maatregelen (goed) te laten keuren. Als geen maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of rust- en verblijfplaats te garanderen, dient een ontheffing aangevraagd te worden op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Deze belangen zijn: Bescherming van flora en fauna (b) Veiligheid van het luchtverkeer (c) Volksgezondheid of openbare veiligheid (d) De aanvraag wordt beoordeeld op de volgende punten: In welke mate wordt de functionaliteit van de vaste voortplantings-, rusten/of verblijfplaats aangetast door de activiteiten? Is er een wettelijk belang (belang b, c en d)? Is er een bevredigende oplossing? Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar? Bescherming van vogelnesten Artikel 11 van de Flora- en faunawet luidt: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Tijdens de werkzaamheden moet rekening gehouden worden met het broedseizoen van vogels. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het gaat er om of er sprake is van een broedgeval. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik vallen alleen tijdens het broedseizoen (grofweg half maart-half juli) onder de bescherming van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig voor werkzaamheden buiten het broedseizoen en ook niet als maatregelen worden getroffen die voorkomen dat deze soorten zich op de bouwplaats vestigen tijdens het broedseizoen. Een (beperkt) aantal soorten bewoont het nest echter permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Verblijfplaatsen van deze vogelsoorten zijn jaarrond beschermd: Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Voor de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Floraen faunawet het gehele seizoen: 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: Steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden

116 en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk zijn van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: Roek, Gierzwaluw en Huismus). 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: Ooievaar, Kerkuil en Slechtvalk). 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: Boomvalk, Buizerd en Ransuil). Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. Categorie 5-soorten vragen extra onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd; deze soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten die momenteel door LNV wordt gehanteerd: Nesten van de volgende soorten zijn jaarrond beschermd indien ze nog in functie zijn: Boomvalk Buizerd Gierzwaluw Grote gele kwikstaart Havik Huismus Kerkuil Oehoe Ooievaar Ransuil Roek Slechtvalk Sperwer Steenuil Wespendief Zwarte wouw Falco subbuteo Buteo buteo Apus apus Motacilla cinerea Accipiter gentilis Passer domesticus Tyto alba Bubo bubo Ciconia ciconia Asio otus Corvus frugilegus Falco peregrinus Accipiter nisus Athene noctua Pernis apivorus Milvus migrans

117 Nesten van de volgende soorten zijn niet jaarrond beschermd (categorie 5), maar hiervan is inventarisatie wel gewenst: Blauwe reiger Boerenzwaluw Bonte vliegenvanger Boomklever Boomkruiper Bosuil Brilduiker Draaihals Eider Ekster Gekraagde roodstaart Glanskop Grauwe vliegenvanger Groene specht Grote bonte specht Hop Huiszwaluw IJsvogel Kleine bonte specht Kleine vliegenvanger Koolmees Kortsnavelboomkruiper Oeverzwaluw Pimpelmees Raaf Ruigpootuil Spreeuw Tapuit Torenvalk Zeearend Zwarte kraai Zwarte mees Zwarte roodstaart Zwarte specht Ardea cinerea Hirundo rustica Ficedula hypoleuca Sitta europaea Certhia brachydactyla Strix aluco Bucephala clangula Jynx torquilla Somateria mollissima Pica pica Phoenicurus phoenicurus Parus palustris Muscicapa striata Picus viridis Dendrocopos major Upupa epops Delichon urbica Alcedo atthis Dendrocopos minor Ficedula parva Parus major Certhia familiaris macrodactyla Riparia riparia Parus caeruleus Corvus corax Aegolius funereus Sturnus vulgaris Oenanthe oenanthe Falco tinnunculus Haliaeëtus albicilla Corvus corone Parus ater Phoenicurus ochruros Dryocopus martius

118

119 Bijlage 3: Vleermuizen, ruimtelijke ingrepen en de Flora- en faunawet Vleermuizen en hun leefgebied zijn beschermd door de Flora- en faunawet. In geval van een ruimtelijke ingreep moet ruim van tevoren bekeken worden of deze ingreep nadelige invloed kan hebben op vleermuizen en hoe hiermee omgegaan moet worden. Verblijfplaatsen Vleermuizen maken het hele jaar door gebruik van verschillende verblijfplaatsen (o.a. in bomen en gebouwen). Grofweg zijn vleermuisverblijfplaatsen op te delen in winterverblijfplaats (waar overwinterd wordt), dagkwartieren (waar de mannetjes in de kraamkolonieperiode overdag zitten, alleen of in kleine groepjes), kraamkolonies (vrouwtjes en hun jongen, vaak in grote groepen), paarverblijven (waar gepaard wordt, vaak in het najaar, soms gelijk aan de winterverblijfplaats) en tussenkwartieren (gebruikt in de periode tussen overwinteren en de zomerperiode in). Per type verblijfplaats gebruiken vleermuizen vaak meerdere verblijven waar tussen gewisseld wordt, bijvoorbeeld wanneer elders het klimaat geschikter is of om aan parasieten te ontkomen. Vleermuizen zijn wel zeer honkvast wat betreft de diverse verblijven die ze gebruiken. Dit betekent dat hun verblijven belangrijk zijn voor instandhouding van de populatie en dat deze daarom beschermd worden door de Flora- en faunawet. Sinds mei 2009 is het Vleermuisprotocol vastgesteld. Dit is opgesteld door het Netwerk Groene Bureaus en de Zoogdiervereniging VZZ in overleg met de Dienst Landelijk Gebied (DLG) en de Gegevensautoriteit Natuur (GaN). Het protocol dient als leidraad voor het bepalen hoe en hoe vaak geïnventariseerd moet worden om te voldoen aan de Floraen faunawet. Let op: voor het bepalen of een gebouw of een potentieel geschikte boom van belang is als vleermuisverblijfplaats, is over het algemeen een relatief langlopend onderzoek nodig (van april t/m september/oktober) en zijn gemiddeld 5 tot 7 bezoeken nodig. Maatregelen zijn nodig: indien sprake is van een verblijfplaats die van significant belang is of zou kunnen zijn en/of; indien vleermuizen aangetroffen zijn. Er is over het algemeen sprake van een significant belangrijke verblijfplaats (ook wel vaste verblijfplaats genoemd, een verblijfplaats die van belang is voor een populatie) als: er sprake is van een kraamkolonie; er sprake is van een belangrijke overwinteringsplaats of paarplaats; er geen alternatieve verblijfplaatsen in de directe omgeving beschikbaar zijn; de gunstige staat van instandhouding van de (populatie van) de soort in het geding is bij het verdwijnen van de verblijfplaats. De te nemen maatregelen moeten er voor zorgen dat verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet niet overtreden worden. Dit betekent dat er geen dieren gedood, verwond of actief verstoord mogen worden en dat in geval van significant belangrijke verblijfplaatsen

120 deze behouden blijven of anders tijdig op een goede manier vervangen worden. De functie die het leefgebied voor de betreffende populatie vervult moet onverminderd blijven bestaan. Om te voorkomen dat dieren gedood, verwond of actief verstoord worden, kunnen de volgende maatregelen nodig zijn: niet slopen in de winterslaapperiode (in deze periode kan zelden met zekerheid worden vastgesteld dat vleermuizen afwezig zijn in een potentieel geschikt en onoverzichtelijk object, omdat ze dan ook s nachts passief zijn. Dat maakt ze in deze periode overigens extra kwetsbaar); vlak voor de sloop onderzoeken of er individuen aanwezig zijn in het te slopen object. Zijn deze wel aanwezig dan geldt dat in geval van een significant belangrijke verblijfplaats gewacht moet worden tot het dier of de dieren weg zijn, anders kan het dier/kunnen de dieren ook passief verjaagd worden (door verstoring van het microklimaat of s nachts dichten van de invliegopening) mits zij niet verwond, gedood of actief verstoord worden. Bij het verdwijnen van een verblijfplaats kunnen maatregelen bestaan uit het aanbieden van inpandige voorzieningen in nieuwbouw, zodat deze geschikt is voor vleermuizen om in te verblijven. Om zeker te weten of de geplande maatregelen voldoende zijn kan een ontheffing aangevraagd worden bij de Dienst Regelingen. Een afwijzingsbrief, die stelt dat geen ontheffing nodig is, omdat als de voorgestelde maatregelen genomen worden er immers geen verboden overtreden worden geldt als goedkeuring van de voorgestelde maatregelen. Zijn de maatregelen niet voldoende, dan moeten deze aangepast worden. Als dat niet mogelijk is, is een ontheffing nodig. Deze wordt alleen verstrekt in geval van projecten waarbij sprake is van groot openbaar belang. Jachtgebied en vliegroutes Naast verblijfplaatsen bestaat het leefgebied van vleermuizen uit foerageergebied en vliegroutes (vaak bomenrijen of waterlopen). Deze zijn ook beschermd als zij van significant belang zijn. Zij gelden als significant belangrijk indien bij aantasting de functionaliteit van de verblijfplaats(en) in het geding komt. Is dat het geval, dan zijn maatregelen nodig die dit voorkomen, anders is een ontheffing nodig. Ook hier geldt dat deze alleen verstrekt wordt in geval van projecten waarbij sprake is van groot openbaar belang.

121 Bijlage 2: Vestigia BV, Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland. Ruimtelijk advies op basis van archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (karterende fase). Rapportnummer V974, definitief 2.0, 4 juni 2012.

122

123 Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/ Oostmeerlaan te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland Ruimtelijk advies op basis van archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) Rapportnummer: V974 Projectnummer: V ISSN: Status en versie: definitief 2.0 In opdracht van: Rapportage: KuiperCompagnons W.J. Weerheijm, H.J. Pierik Plaats en datum: Amersfoort, 4 juni 2012 Vestigia BV Spoorstraat MN Amersfoort telefoon fax info@vestigia.nl Niets uit dit werk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, daaronder mede begrepen gehele of gedeeltelijke bewerking van het werk, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Vestigia BV of KuiperCompagnons.

124 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs Initiatief Toponiem Locatie Plaats Gemeente Provincie Projectgegevens Nieuwbouw Bestemmingswijziging Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs Lansingerland Zuid-Holland Opdrachtgever KuiperCompagnons Postbus HB Rotterdam Contactpersoon opdrachtgever Dhr. M. van der Wielen; (010) Oppervlakte plangebied 0,8 ha Diepte grondwerkzaamheden Ca m mv (heipalen) Huidig grondgebruik Braakliggend Onderzoeksmelding Soort onderzoek Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek RD-hoekcoördinaten van het plangebied / / / / Kaartblad (1:25.000) 37F Uitvoerder en documentatie Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie Projectleider/Senior archeoloog Dr. R.M. van Heeringen Projectmedewerkers H.J. Pierik, MSc (fysisch geograaf) Drs. E. Louwe (archeoloog) Mr. W.J. Weerheijm MA (archeoloog) Uitvoering booronderzoek 9 mei 2012 Bevoegd gezag Gemeente Lansingerland Postbus AA Berkel en Rodenrijs Contactpersoon Mevr. P. Kloosterman/dhr. F. Stevens; (06) Gecontroleerd door R.M. van Heeringen Geaccordeerd door Gemeente Lansingerland (mevr. P. Kloosterman/ dhr. F. Stevens) VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

125 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs Inhoudsopgave Samenvatting en advies... 5 Onderbouwing advies Projectomgeving Plangebied Onderzoeksdoel en -methode Verwachtingsmodel Landschappelijke context Archeologische context Gespecificeerde archeologische verwachting op basis van het bureauonderzoek Karterende boringen en veldkartering Vraagstelling Onderzoeksmethode Resultaten veldonderzoek Conclusies veldonderzoek VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

126 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs Afbeelding 1 Foto plangebied richting zuidwesten (Foto: Vestigia). VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

127 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs Samenvatting en advies Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft in opdracht van KuiperCompagnons een archeologisch bureau- en inventariserend onderzoek uitgevoerd op de locatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland (afbeelding 1; kaart 1). KuiperCompagnons stelt in opdracht van de gemeente Lansingerland het bestemmingsplan op. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 0,8 ha en is momenteel onbebouwd. Binnen het plangebied worden op termijn circa 20 woningen gerealiseerd. De woningen zullen niet worden voorzien van een kelder, maar zullen wel worden onderheid. Het waterpeilniveau van Meerpolder is 5,50 m -NAP. Nabijgelegen woningen hadden een inheiniveau van 20,0 tot 25,5 m NAP. Voorafgaand aan de ontwikkelingen dient in kaart te worden gebracht of hierbij mogelijk archeologische waarden in het geding zijn. Het bureauonderzoek heeft tot doel na te gaan of er reeds archeologische vondsten of waarnemingen in het plangebied bekend zijn en om een gespecificeerde archeologische verwachting te bepalen. Binnen het plangebied zijn geen archeologische vondsten of waarnemingen geregistreerd. Op de concept archeologische beleidskaart van december 2011 heeft het plangebied een middelhoge archeologische verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit het Mesolithicum tot en met het Neolithicum. Deze verhoogde verwachting houdt verband met de relatief hoge ligging van het plangebied op een getij-inversierug, ontstaan vanaf 4000 v. Chr. Archeologische vondsten en sporen uit deze periode kunnen in theorie worden aangetroffen vanaf het maaiveld tot enkele meters daaronder. Aanwijzingen voor bebouwing vanaf de Late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd zijn op basis van de cartografische gegevens niet gevonden. Om het verwachtingsmodel van het bureauonderzoek te toetsen is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (karterende fase). Ter plekke van het plangebied zijn wadafzettingen van het Laagpakket van Wormer aangetroffen. Deze afzettingen bestaan uit sterk siltige en zandige klei. Het plangebied is tot minstens een meter onder maaiveld opgebracht en zeer sterkt omgewerkt. Ook de bovenkant van de natuurlijke afzettingen is niet meer intact. In de boringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Op basis van de onderzoeksresultaten adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie geen nader archeologisch onderzoek en ziet geen bezwaar in de voortgang van de bouwplannen. Gezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een toevalsvondst wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 1 In zeer uitzonderlijke gevallen kan de Minister, indien noodzakelijk, het werk voor enige tijd stilleggen zodat onderzoek verricht kan worden. Schade toegebracht door de vertraging zal naar redelijkheid worden vergoed (Monumentenwet 1988; Wamz 2007, artikel 53, 56-8). 1 p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort (tel ). VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

128 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

129 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs Onderbouwing advies 1 Projectomgeving 1.1 Plangebied Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft in opdracht van KuiperCompagnons een archeologisch bureau- en inventariserend onderzoek uitgevoerd op de locatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland (afbeelding 1; kaart 1). KuiperCompagnons stelt in opdracht van de gemeente Lansingerland het bestemmingsplan op. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 0,8 ha en is momenteel onbebouwd. Binnen het plangebied worden op termijn circa 20 woningen gerealiseerd. De woningen zullen niet worden voorzien van een kelder, maar zullen wel worden onderheid. Het waterpeilniveau van Meerpolder is 5,50 m -NAP. Nabijgelegen woningen hadden een inheiniveau van 20,0 tot 25,5 m -NAP. Voorafgaand aan de ontwikkelingen dient in kaart te worden gebracht of hierbij mogelijk archeologische waarden in het geding zijn. 1.2 Onderzoeksdoel en -methode 2 Het doel van onderhavig archeologisch vooronderzoek is vast te stellen, of in het plangebied archeologische resten aanwezig kunnen zijn, die door de bouwwerkzaamheden verstoord dreigen te worden. In eerste instantie is een bureauonderzoek uitgevoerd met als doel na te gaan of er reeds archeologische vondsten of waarnemingen in het plangebied bekend zijn en om een gespecificeerde archeologische verwachting te bepalen. Tijdens het bureauonderzoek is op basis van geologische, geomorfologische en bodemkundige gegevens van de omgeving, een paleogeografische reconstructie van de ondergrond van het plangebied is vervaardigd. Daarnaast is een inventarisatie gemaakt van alle bekende archeologische vondsten, historisch-geografische vermeldingen en cartografische gegevens van het plangebied en de directe omgeving. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. In aanvulling op het bureauonderzoek is een archeologisch booronderzoek (karterende fase) verricht waarbij in de eerste plaats de geo(morfo)logische en bodemkundige kenmerken van het plangebied zijn getoetst. Daarnaast is vastgesteld in hoeverre de oorspronkelijke bodemopbouw intact is met het oog op de aanwezigheid en de conservering van archeologische vindplaatsen. Op basis van deze gegevens is een advies opgesteld in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). 2 Het onderzoek is uitgevoerd volgens de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2). VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

130 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

131 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs 2 Verwachtingsmodel 2.1 Landschappelijke context Voor het bepalen van de archeologische verwachting van het plangebied is kennis van de geolandschappelijke situatie essentieel. Enerzijds omdat de landschappelijke situatie in het verleden bepalend was voor de locatiekeuze voor bewoning, anderzijds omdat middels een landschappelijke reconstructie bepaald kan worden of mogelijke voormalige bewoningsoppervlakken nog in de ondergrond aanwezig zijn of zijn verdwenen door erosie of door menselijk ingrijpen. In het kader van de ontwikkeling van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Lansingerland is in 2009 door Erfgoed Delft een geo-landschappelijke reconstructie gemaakt op basis van de geologische kaart van Nederland schaal (1:50.000), de bodemkaart van Nederland en het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). 3 Dit uitgebreide onderzoek, de kaarten en de daaraan vooraf opgestelde geo-landschappelijke reconstructie zijn bij het onderhavige bureauonderzoek betrokken. De nauwkeurigheid van de hierin vastgestelde archeolandschappelijke zones is sterk afhankelijk van het schaalniveau van de gebruikte geologische en bodemkaarten. Om een gedetailleerder beeld te krijgen van de archeologische verwachting binnen het plangebied is voor het bureauonderzoek het plangebied op perceelsniveau geanalyseerd met behulp van de beschikbare landschappelijke reconstructies, bodemkaarten, geomorfologische kaarten (kaart 2) en een hoogtemodel uit het AHN. Geo-landschappelijke ontwikkeling In de omgeving van het plangebied liggen in de diepere ondergrond rivierafzettingen die zijn gevormd tijdens de laatste ijstijd (Weichselien; bijlage 1). Deze liggen op een diepte van circa 9-13 m onder maaiveld. 4 Op een aantal plaatsen liggen door de wind gevormde rivierduincomplexen (donken) op deze afzettingen. Hier komt het Pleistocene oppervlak dichter onder maaiveld voor. Deze duinen waren gedurende het Mesolithicum (tussen 8000 en 5000 voor Christus) gunstige droge bewoningsplaatsen in de natte delta. De grootste rivierduincomplexen liggen ten zuiden van het plangebied. 5 Het is echter niet helmaal uitgesloten dat ze ter plekken van het plangebied ook voorkomen. Door het veranderende klimaat en de stijgende zeespiegel tijdens het Holoceen, begon West-Nederland vanaf 8000 v. Chr. te vernatten. 6 Hierdoor vond veengroei plaats en werd er klei van de delta afgezet. Deze Basisveen afzettingen liggen tussen 13 m en 5 m onder maaiveld. Een aantal kilometer ten noorden van het plangebied liggen bovendien enkele stroomgordels met oeverwallen, beginnend tussen 5 m en 8 m onder maaiveld (Formatie van Echteld; kaart 2). Doordat de oeverwallen vrij globaal zijn uitgekarteerd, is het niet uitgesloten dat de uitlopers hiervan zich in de ondergrond van het plangebied bevinden. Ook dit kunnen interessante bewoningsgebieden geweest zijn in het Mesolithicum en Neolithicum. Rond 5000 v. Chr. kwam de regio rondom Lansingerland steeds meer onder invloed van zee te liggen en ontstond een gebied met kwelders, wadden en geulen (Laagpakket van Wormer - tussen 5 m en 0 m onder maaiveld). 7 De geulen zijn veelal zandig opgevuld, de kelders en wadden zijn kleiiger. Naderhand compacteerden de kleiige delen meer dan de zandige delen en zo kwamen de voormalige geulen als ruggen in het landschap te liggen (reliëfinversie). Deze vormden zo voor bewoning gunstiger hoger gelegen delen van het landschap. Volgens de landschappelijke eenhedenkaart ligt het plangebied op een dergelijke getijinversierug (kaart 2). Deze getij-inversieruggen zijn, in tegenstelling tot wadvlaktes, tijdens de periode van 4000 tot 2000 v. Chr. geschikt geweest voor bewoning. Binnen het perceel direct ten zuiden van het plangebied wordt een kleine restgeul in de zandrug verwacht, met een lage archeologische verwachting. Het perceel direct ten noorden van het plangebied 3 Kerkhof GeoTOP ( 5 Hijma Addendum 1 profiel B/C ; archeologische verwachtingskaart Lansingerland. 6 Bos 2010, Hijma Addendum 1 profiel B/C. VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

132 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs (d.w.z. ten noorden van de Meerweg) heeft de wadvlakte geen archeologische verwachting meegekregen. 8 De gunstige bewoningssituatie binnen het plangebied deed zich voor tot rond circa 2000 v. Chr., toen het Laagpakket van Wormer overgroeid raakte met het Hollandveen Laagpakket (Formatie van Nieuwkoop). Sinds de Late Middeleeuwen zijn op grote schaal delen van dit veenpakket rond Berkel en Rodenrijs ontgonnen en afgegraven, waardoor het veen grotendeels verdwenen is. Slechts op enkele locaties zijn restveengebieden te vinden, zoals ook het geval is binnen de smalle stroken, van waaruit het veengebied werd ontgonnen en afgegraven. Zo ligt bijvoorbeeld op circa 20 m á 25 m ten oosten van het plangebied langs de Noordeindseweg een veenrestdijk met historische lintbebouwing. De plassen, die na de ontginning van de veengebieden overbleven, zijn in de 18 e eeuw ingepolderd. Sindsdien ligt het Laagpakket van Wormer in de polder van het plangebied weer aan de oppervlakte en is dankzij de goede (kunstmatige) ontwatering weer geschikt voor bewoning en landbouw. Ten noorden van het onderzoeksgebied liggen nog veenafzettingen onder jongere getijafzettingen van de Gantel (Laagpakket van Walcheren). Deze zijn ter hoogte van het plangebied afgegraven. 2.2 Archeologische context Gemeentelijk beleid De gemeente beschikt nog niet over een vastgesteld archeologiebeleid. In 2009 is door Erfgoed Delft een concept archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart met bijbehorend rapport opgesteld. Volgens deze kaart ligt het plangebied in een zone met een middelhoge archeologische verwachting. Inmiddels heeft de gemeente Lansingerland een aangepaste beleidsadvieskaart opgesteld (conceptversie december 2011, kaart 3). Deze kaart wordt naar verwachting voor de zomer 2012 door het College vastgesteld, maar heeft momenteel nog geen status. Volgens de nieuwe conceptkaart ligt het plangebied in een zone met een middelhoge archeologische verwachting (Zone IV), waarvoor bij een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een voorgenomen verstoringsdiepte van minimaal 0,3 m onder maaiveld archeologisch vooronderzoek uitgevoerd dient te worden. Deze middelhoge verwachting houdt verband met de relatief hoge ligging van de getij-inversierug ontstaan vanaf circa 4000 v.chr. De oeverafzettingen van deze kreekafzettingen waren in het bijzonder geschikt voor bewoning totdat het gebied overgroeid raakte met Hollandveen. 9 Daarom geldt een middelhoge archeologische verwachting voor het Mesolithicum tot en met het Neolithicum. Aangezien de nieuwe conceptkaart nog geen status heeft, hanteert de gemeente in de tussentijd de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland (CHS). Volgens deze kaart ligt het plangebied vrijwel geheel in een zone zonder archeologische verwachting. De zuidrand van het plangebied ligt in of net naast een zone met een redelijke tot grote kans op archeologische sporen. Het schaalniveau van de CHS is echter dusdanig grof dat dit niet geheel duidelijk is. Voor de volledigheid wordt hier vermeld dat volgens de, inmiddels achterhaalde, Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) het plangebied in een zone met een zeer lage verwachting ligt. Bekende archeologische waarden Voor de archeologische gegevens omtrent het huidige plangebied is het Archeologisch Informatiesysteem (Archis) geraadpleegd, dat alle geregistreerde archeologische monumenten, onderzoeken, waarnemingen en vondsten bevat. Archeologische monumenten zijn terreinen met een (hoge/zeer hoge) archeologische waarde, die ofwel fysiek (wettelijk en juridisch) beschermd worden, ofwel een planologische bescherming hebben waarbij in het bestemmingsplan voorschriften voor het gebruik zijn opgenomen. Archeologische waarnemingen zijn meldingen van archeologische vondsten en/of sporen van bijvoorbeeld nederzettingen, grafvelden, akkersystemen, heiligdommen, enz., die niet nader onderzocht 8 Kerkhof Kerkhof 2009, 51. VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

133 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs en gewaardeerd zijn. Archeologische vondstmeldingen zijn meldingen die nog niet zijn gecontroleerd om in het systeem te worden opgewaardeerd tot een waarneming (kaart 3). Binnen het plangebied zelf zijn geen archeologische monumenten, waarnemingen of vondstmeldingen gedocumenteerd in het Archeologische Informatiesysteem (Archis). Binnen een straal van een kilometer zijn wel enkele waarnemingen geregistreerd. De dichtstbijzijnde waarnemingen liggen op circa 1700 m ten oosten van het plangebied (waarnemingsnr aardewerk uit de Nieuwe tijd) en op circa 1300 m ten zuiden van het plangebied in de kern van Berkel waar drie waarnemingen zijn geregistreerd (waarnemingsnrs , en ). Deze drie waarnemingen houden verband met bewoning in de oude kern van Berkel gedurende de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Gezien de grote afstand tot het plangebied kunnen deze waarnemingen verder buiten beschouwing blijven. In de omgeving van het plangebied zijn diverse archeologische onderzoeken uitgevoerd (kaart 3). Een aantal onderzoeken overlapt (deels) het onderhavige plangebied, zoals bijvoorbeeld onderzoeksmeldingsnrs , en Het betreft hier grootschalige bureauonderzoeken met een schaalniveau dat niet bruikbaar is voor het onderhavige onderzoek. Daarnaast is een aantal onderzoeken uitgevoerd op of direct tegen de oude veenrestdijk van de Noordeindseweg (bijvoorbeeld onderzoeksmeldingsnrs , , , , , en Helaas werpen deze onderzoeken geen licht op de vraag die voor de archeologische verwachting van het onderhavige plangebied het meest van belang is, namelijk of binnen het plangebied een getij-inversierug is gelegen, en waar zich eventueel een restgeul bevindt. Afbeelding 2 Uitsnede kaart van Kruikius Het plangebied is globaal met een ovaal aangegeven, de pijl geeft het noorden aan (Bron: TU Delft). VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

134 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs Afbeelding 3 Uitsnede Topografische militaire kaart Het plangebied is globaal met een ovaal aangegeven (Bron: Watwaswaar). Historische geografie Voor historisch-geografische gegevens is gebruik gemaakt van de websites van TU Delft 10 en Watwaswaar. 11 De vroegste betrouwbare kaart met betrekking tot het plangebied is de kaart van Kruikius uit Op deze kaart is te zien dat het plangebied in de Berkelse polder ligt; er is geen bebouwing zichtbaar (afbeelding 2). Op de kadasterkaart van is te zien dat de westzijde van het plangebied in een veenplas is gelegen. De oostzijde grenzend aan de huidige Noordeindseweg is onbebouwd. De topografische militaire kaart toont een vergelijkbare situatie als op de kaart van (afbeelding 3). Op de Topografische militaire kaart van 1877 is het plangebied voor het eerst aangeduid als polder ( Nieuwe Droogmakerij ); er is echter nog steeds geen bebouwing te zien. Deze situatie is tot op heden ongewijzigd gebleven. Ten slotte is de website van het Bodemloket geraadpleegd met het oog op eventuele recente saneringen en/of andere bodemverstoringen. Op deze website waren geen meldingen binnen het plangebied aangegeven Gespecificeerde archeologische verwachting op basis van het bureauonderzoek Het bureauonderzoek heeft tot doel na te gaan of er reeds archeologische vondsten of waarnemingen in het plangebied bekend zijn en om een gespecificeerde archeologische verwachting te bepalen. Binnen het VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

135 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs plangebied zijn geen archeologische vondsten of waarnemingen geregistreerd. Op de concept archeologische beleidskaart van december 2011 heeft het plangebied een middelhoge archeologische verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit het Mesolithicum tot en met het Neolithicum. Deze verhoogde verwachting houdt verband met de relatief hoge ligging van het plangebied op een getij-inversierug, ontstaan vanaf 4000 v. Chr. Archeologische vondsten en sporen uit deze periode kunnen in theorie worden aangetroffen vanaf het maaiveld tot enkele meters daaronder. Aanwijzingen voor bebouwing vanaf de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd zijn op basis van de cartografische gegevens niet gevonden. VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

136 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

137 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs 3 Karterende boringen en veldkartering 3.1 Vraagstelling Aan de hand van het archeologische veldonderzoek door middel van karterende boringen is getracht de volgende onderzoeksvragen zo volledig mogelijk te beantwoorden: - wat zijn de fysisch-geografische en bodemkundige omstandigheden binnen het plangebied? - in hoeverre is de oorspronkelijke bodemopbouw intact met het oog op de aanwezigheid en de conservering van archeologische vindplaatsen? - bevinden zich in de ondergrond van het plangebied archeologische indicatoren en zo ja, waaruit bestaan deze? - geven de resultaten van het veldonderzoek aanleiding tot vervolgstappen in het kader van de planontwikkeling in relatie tot de archeologische monumentenzorg? 3.2 Onderzoeksmethode Richtinggevend voor het onderzoek zijn de richtlijnen van de gemeente Lansingerland, die stelt minimaal 10 boringen per ha. 13 Binnen het plangebied van 0,8 hectare zijn derhalve 8 boringen gezet (kaart 4). Een fysisch geograaf en een archeoloog hebben hiervoor een halve dag in het veld gestaan. Boringen 1 en 2 zijn enkele meters verplaatst vanwege de aanwezigheid van een leiding; boring 7 is iets verplaatst vanwege een storthoop. In eerste instantie is geboord met een edelmanboor (diameter 7 cm), onder het grondwater niveau is de boring voortgezet met een guts van 3 cm. De boringen zijn niet dieper dan 2 m onder het huidig maaiveld gezet; boring 6 is tot 4 meter diep gezet. De boorpunten zijn met GPS ingemeten en op een boorpuntenkaart geplot. NAP-hoogtes zijn via AHN verkregen. De opgeboorde grond is handmatig doorzocht op archeologische vondsten. De boorstaten zijn beschreven conform de NEN , de horizontbeschrijving volgens de Bakker/Schelling. 15 De boorstaten zijn analoog /digitaal aangeleverd. 3.3 Resultaten veldonderzoek Ter plekke is duidelijk te zien dat het plangebied zeer recentelijk is opgehoogd. In de zuidoosthoek van het plangebied is grond gestort (afbeelding 1). In alle boringen was de bovenste meter sterk geroerd, meestal dieper, tot maximaal 220 cm -mv (boring 6). Deze geroerde grond is zeer heterogeen variërend van zand tot klei met grindjes. Ook kwamen recente wortelresten en plastic vezels voor. Onder deze opgebrachte en sterk geroerde grond lag een scherpe overgang naar het natuurlijke materiaal. Het natuurlijke materiaal bestaat uit grijze, sterk siltige tot zandige klei. Daarnaast komen zandlaagjes en sporadisch rietresten voor. In boring 6 is duidelijk te zien dat de afzettingen naar onderen toe zandiger worden. Deze afzettingen worden geïnterpreteerd als wadafzettingen, vermoedelijk afgezet in of rondom een geul. Ze zijn vanaf ongeveer 4000 v. Chr. in een waddenmilieu gevormd en behoren tot het Laagpakket van Wormer (Formatie van Naaldwijk). De oorspronkelijke top van deze afzettingen is volledig omgewerkt. Eventueel aanwezige archeologie is daarmee sterk verstoord. 13 Tol/Verhagen/Verbruggen 2006, tabel Nederlands Normalisatie Instituut Bakker/Schelling VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

138 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs 3.4 Conclusies veldonderzoek Op de voor dit onderzoek geformuleerde vragen kunnen de volgende antwoorden worden gegeven: Wat zijn de geo(morfo)logische en bodemkundige kenmerken van de ondergrond van het plangebied? Ter plekke van het plangebied zijn wadafzettingen van het Laagpakket van Wormer aangetroffen. Deze afzettingen bestaan uit sterk siltige en zandige klei. In hoeverre is de oorspronkelijke bodemopbouw intact met het oog op de eventuele aanwezigheid en gaafheid van archeologische vindplaatsen? Het plangebied is tot minstens een meter onder maaiveld opgebracht en zeer sterkt omgewerkt. Ook de bovenkant van de natuurlijke afzettingen is niet meer intact. Bevinden zich in de boormonsters archeologische indicatoren en zo ja, waaruit bestaan deze? In de boringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Geven de resultaten van het veldonderzoek aanleiding tot vervolgstappen in het kader van de planontwikkeling in relatie tot de archeologische monumentenzorg? Op basis van de onderzoeksresultaten adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie geen nader archeologisch onderzoek en ziet geen bezwaar in de voortgang van de bouwplannen. Gezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een toevalsvondst wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 16 In zeer uitzonderlijke gevallen kan de Minister, indien noodzakelijk, het werk voor enige tijd stilleggen zodat onderzoek verricht kan worden. Schade toegebracht door de vertraging zal naar redelijkheid worden vergoed (Monumentenwet 1988; Wamz 2007, artikel 53, 56-8). 16 p/a Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Postbus 1600, 3800 BP Amersfoort (tel ). VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

139 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs Literatuur BOS, I.J., 2010: Distal delta-plain successions - Architecture and lithofacies of organics and lake fills in the Holocene Rhine-Meuse delta plain, The Netherlands, Utrecht (Dissertatie Universiteit Utrecht). AZUMA/M.E. HANSSON/U. RUTH, 2006: A new Greenland ice core chronology for the last glacial termination, Journal of Geophysical Research 111, D HIJMA, M. 2009: From river valley to estuary - The early-mid Holocene transgression of the Rhine-Meuse valley, The Netherlands, Netherlands (Geographical Studies 389), Utrecht (Dissertatie Universiteit Utrecht). LOUWE KOOIJMANS, L.P./P.W. VAN DEN BROEKE/H. FOKKENS/A. VAN GIJN, 2005: Nederland in de prehistorie, Amsterdam. RASMUSSEN, S.O./K.K. ANDERSEN/A.M. SVENSSON/J.P. STEFFENSEN/B.M. VINTHER/H.B. CLAUSEN/M.-L. SIGGAARD- ANDERSEN/S.J. JOHNSEN/L.B. LARSEN/D. DAHL-JENSEN/M. BIGLER/R. RÖTHLISBERGER/H. FISCHER/K. GOTO- WESTERHOFF, W.E./T.E. WONG/E.F.J. DE MULDER, 2003: Opbouw van de ondergrond Opbouw van het Neogeen en Kwartair, in: E.F.J. de Mulder/M.C. Geluk/I.L. Ritsema/W.E. Westerhoff/T.E. Wong (red.), De ondergrond van Nederland, Houten. Digitale bronnen - Archeologisch Informatiesysteem (Archis): - Bodemloket: - CultuurHistorische HoofdStructuur provincie Zuid-Holland (CHS): - TNO: Lithostratigrafische Nomenclator van de Ondiepe Ondergrond, versie 2011: - TU Delft: - Watwaswaar: VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

140 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

141 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs Kaarten en bijlagen Kaart 1: Kaart 2: Kaart 3: Kaart 4: Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Ligging plangebied Landschap Archeologie Boorplan Overzicht van archeologische en geologische perioden Toelichting Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek Boorstaten VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

142 V Nieuwbouwlocatie Het Palet aan de Meerweg/Oostmeerlaan Berkel en Rodenrijs VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V974, definitieve versie 2.0, d.d. 4 juni

143 KAART 1 - LIGGING PLANGEBIED / LEGENDA Project: V Project 63, Berkel Rapport: Datum: Bron: Tekenaar: Schaal: Grens plangebied Grasland Bos Akkerland Heide / open natuur Water Hoofdwegen Overige wegen / paden Bebouwing V974 maart 2012 Top 25 raster Pierik / Louwe 1:25.000/ A m

144

145 KAART 3 - ARCHEOLOGIE KAART 3 - ARCHEOLOGIE KAART 3 - ARCHEOLOGIE KAART 3 - ARCHEOLOGIE LEGENDA 'Project 63' Berkel V974 mei 2012 Waardenkaart gemeente Lansingerland, ARCHIS Pierik / Louwe 1:10,000 / A4 / Project: Rapport: Datum: Bron: Tekenaar: Schaal: Grens plangebied Archeologisch onderzoek (met nummer) (met nummer) Archeologische waarneming ( Archeologische verwachting, maximale verstoring middelhoge verwachting, 500m2 & 1.00m -mv middelhoge verwachting, 500m2 & 0.30m -mv hoge verwachting, 100m2 & 0.50m -mv middelhoge verwachting, 1.000m2 & 2.50m -mv m 0

146

147

148

149 Bijlage 2: Toelichting archeologisch proces Bureauonderzoek (KN A 3.2 D eeliiprotocol4002) H et doelvan een bureauonderzoek is het verw erven van inform atie,aan de hand van bestaande bronnen,over bekende of verw achte archeologische w aarden,binnen een om schreven gebied.h et resultaat is een standaardrapport m et een gespecificeerde archeologische verw achting,op basis w aarvan een beslissing genom en kan w orden ten aanzien van (eventueel)vervolgonderzoek. H et rapport bevat,w aar m ogelijk,gegevens over aan- ofafw ezigh eid,aard,om vang,ouderdom,gaafheid, conservering en (relatieve) kw aliteit van archeologisch e w aarden en aardw etenschappelijke eigenschappen (LS02 t/m LS04).A fhankelijk van de om vang van de toekom stige (planologische) ingreep en w erkzaam heden,de aard van de aanleiding tot het bureauonderzoek en de vraagstelling (LS01),zullen aanvullende gegevens m oeten w orden verzam eld.h ierbijblijft de doelstelling van het bureauonderzoek (h et kom en tot een gespecificeerde verw achting) overeind (LS05).T en aanzien van archeologisch onderzoek in de bebouw de om geving kunnen ondergrondse bouw historische w aarden aangetast w orden.h et is daarom w enselijk om ook in het archeologisch bureauonderzoek aandacht te schenken aan de bebouw de om geving en het voorkom en van ondergrondse bouw historische w aarden,en zo een gespecificeerde verw achting op te stellen op basis van alle cultuurhistorische w aarden in het onderzoeksgebied.v ervolgens w ordt het rapport opgesteld (LS06)en de gegevens aangeleverd bija rchis,w aarna het proces kan w orden afgesloten.d aarnaast dient de digitale docum entatie binnen tw ee jaar na afronding van het standaardrapport overgedragen te w orden aan het e-d epot (w w w.edna.nl) (D S05). H et bureauonderzoek geldt als onderbouw ing voor het door V estigia BV A rcheologie & C ultuurhistorie opgestelde advies.d it advies gaat nader in op de eventuele risico s en benodigde vervolgstappen bijde verdere ruim telijke ontw ikkeling.u it het advies kan volgen dat het archeologische verw achtingsm odelnader in het veld getoetst dient te w orden.d it kan door m iddelvan een Inventariserend V eldonderzoek O verig (booronderzoek) en/of een Inventariserend Proefsleuvenonderzoek.D it veldonderzoek leidt of tot vrijgave van het onderzoeksgebied of tot een advies voor behoud van de vindplaats en indien n iet m ogelijk nader archeologisch onderzoek.indien fysiek behoud niet m ogelijk is,dient een opgraving ofarcheologische begeleiding uitgevoerd te w orden. V oor een Inventariserend V eldonderzoek O verig is een Plan van A anpak vereist,dat 10 dagen van te voren ter inzage dientte liggen bijde Rijksdienst voor het C ultureel Erfgoed.V oor de andere typen archeologisch onderzoek dient eerst een Program m a van Eisen opgesteld te w orden.d it Program m a van Eisen dient goedgekeurd te w orden door het bevoegd gezag (m eestalde betreffende gem eente).v estigia is bevoegd om het gehele archeologische proces te doorlopen. H et is aan het bevoegd gezag om uiteindelijk te beslissen of na het bureauonderzoek n og andere archeologische w erkzaam heden verricht dienen te w orden.h et advies u itgebracht door V estigia kan daarbijeen belangrijke rol spelen en als zodanig ingebracht w orden bijbestem m ingsplanontw erpen of w ijzigingen en aanvragen voor bouw vergunningen.indien gew enst,draagt V estigia zorg voor een adequate afstem m ing van de resu ltaten m et de betrokken gem eentelijke afdelingen.o p deze w ijze w ordt voorkom en dat in een later stadium discussie ontstaat over de gem aakte analyses.

150 Inventariserend V eldonderzoek (KN A 3.2 D eeliiprotocol4003) H et doelvan inventariserend veldonderzoek (IV O )is het aanvullen en toetsen van de gespecificeerde archeologisch e verw achting door m iddelvan w aarnem ingen in het veld,w aarbij(extra) inform atie w ordt verkregen over bekende en/of verw achte archeologisch e w aarden binnen een onderzoeksgebied.d it om vat de aan- of afw ezigheid,de aard,de om vang,de datering,de gaafheid,de conservering en de inhoudelijke kw aliteit van de archeologische w aarden.h et resultaat van een IV O is een rapport m et een w aardering en een inhoudelijk (selectie-)advies (buiten norm en van tijd en geld),aan de hand w aarvan een beleidsbeslissing (m eestaleen selectiebesluit) genom en kan w orden (SP02,V S02 t/m V S07,D S01t/m D S05).D it betekentdat de veldactiviteiten uitgevoerd w orden tot het niveau w aarop deze beslissing gefundeerd genom en kan w orden. V estigia brengt naar aanleiding van het veldonderzoek een gespecificeerd advies uit,op basis w aarvan het bevoegd gezag een beslu it kan nem en over de w ijziging in het bestem m ingsplan van het onderzoeksgebied en eventueelnog te nem en vervolgstappen in het onderzoek. Bijhet IV O kan een ondersch eid aangebrachtw orden in een verkennende,karterende en w aarderende fase:d e verkennende fase heeft tot doelinzicht te krijgen in de gaafh eid van vorm eenheden van het landschap,voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden.h et doelis kansarm e zones uit te slu iten en kansrijke zones te selecteren voor de volgende fasen van onderzoek.d e karterende fase heeft tot doelhet onderzoeksterrein system atisch te onderzoeken op de aanw ezigheid van vondsten en/of sporen.d e w aarderende fase heeft tot doelhet w aarnem ingsnet te verdichten om de aard,om vang,datering,gaafheid, conservering en inhoudelijke kw aliteit van de archeologische resten vast te stellen. C ruciaalvoor de uitvoering van het IV O is de keuze voor een bepaalde onderzoeksm ethode,w aarm ee de gespecificeerde archeologische verw achting,gesteld in het bureauonderzoeksrapport getoetst kan w orden in het veld.d it dient in een Plan van A anpak duidelijk gem aakt te w orden (V S01,SP01).A ls eisen gelden een verantw oording van alle gebruikte inform atie,w aarop de keuze gebaseerd w ordt en een beschrijving van de veronderstelde kenm erken van de verw achte archeologische vindplaatsen m.b.t.diepteligging,om vang, archeologisch e indicatoren,ruim telijke verdelingen binnen de vindplaats,artefacten.boor- en proefsleuvenonderzoek zijn op dit m om ent de enige karterende m ethoden voor het opsporen van (nietzichtbare)sites buiten de historisch e kern die breed inzetbaar zijn.a ndere prospectietechnieken zijn alleen in specifieke om standigheden toepasbaar (bv.grondradar).d aarnaast kan de oppervlaktekartering een bijzonder w aardevolle aanvulling zijn op een boor- of proefsleuvenonderzoek,m et nam e daar w aar (plaatselijk)sprake is van het aanploegen van vondstlagen of de aanw ezigh eid van m olshopen en geschoonde sloten.booronderzoek is een gesch ikte prospectietechniek voor het opsporen van sites die zich kenm erken door een archeologisch e laag of een vondststrooiing m et een voldoende hoge dichtheid.indien een op te sporen site zich kenm erkt door een lage vondstdichtheid (< 40 vondsten/m ²)is booronderzoek m inder gesch ikt en kan een proefsleuvenonderzoek een betere m ethode zijn.v oor details naar verschillende boorm ethoden w ordt verw ezen naar de KN A Leidraad Inventariserend V eldonderzoek deelkarterend booronderzoek. V estigia BV A rcheologie & C ultuurhistorie is bevoegd tot het doen van alle fasen van booronderzoek.t en aanzien van de rapportage en aanleveringseisen tot deponering gelden dezelfde eisen als bijeen bureauonderzoek m et het verschildat eventueelvondstm ateriaal(vondsten,m onsters) binnen tw ee jaar na afronding van het veldw erk conform de eisen van het depot bijhet aangew ezen depot w ordt aangeleverd (D S01 t/m D S05).

151 Bijlage 3: Boorstaten

152 Vestigia B.V. Archeologie en Cultuurhistorie 001 Projectnaam : Meerweg Berkel Projectnummer : 2281 Soort boring : Archeologische boring Coordinaatsysteem : Rijksdriehoeksmeting X-coordinaat (m) : Y-coordinaat (m) : Locatiebepaling : Gemeten, GPS Referentievlak : Normaal Amsterdams Peil Maaiveld (cm) : -450 Datum boring : Uitvoerder : Vestigia B.V. Lithologie Diepte (cm) Omschrijving Grondsoort 0-30 zand matig siltig, bruin, opgebrachte grond klei matig zandig, matig humeus, donker-grijs, weinig zwarte vlekken klei sterk siltig, matig humeus, donker-grijs-bruin, Opm.: grindjes klei uiterst siltig, grijs, spoor roestvlekken, Opm.: zandigelaagjesop160entussen180en klei matig zandig, grijs, kleilagen klei matig zandig, grijs, zandlagen, Opm.: zbandjes klei sterk zandig, grijs %Lu %Za %Os M63 %Si %Gr Ca / 1

153 Vestigia B.V. Archeologie en Cultuurhistorie 002 Projectnaam : Meerweg Berkel Projectnummer : 2281 Soort boring : Archeologische boring Coordinaatsysteem : Rijksdriehoeksmeting X-coordinaat (m) : Y-coordinaat (m) : Locatiebepaling : Gemeten, GPS Referentievlak : Normaal Amsterdams Peil Maaiveld (cm) : -450 Datum boring : Uitvoerder : Vestigia B.V. Lithologie Diepte (cm) Omschrijving Grondsoort klei sterk siltig, matig humeus, bruin-grijs 0-80 klei zwak zandig, donker-grijs, veel zwarte vlekken, basis scherp, omgewerkte grond klei uiterst siltig, zwak grindig, bruin-grijs, omgewerkte grond %Lu %Za %Os M63 %Si %Gr Ca / 1

154 Vestigia B.V. Archeologie en Cultuurhistorie 003 Projectnaam : Meerweg Berkel Projectnummer : 2281 Soort boring : Archeologische boring Coordinaatsysteem : Rijksdriehoeksmeting X-coordinaat (m) : Y-coordinaat (m) : Locatiebepaling : Gemeten, GPS Maaiveld (cm) : 0 Datum boring : Uitvoerder : Vestigia B.V / 1

155 Vestigia B.V. Archeologie en Cultuurhistorie 004 Projectnaam : Meerweg Berkel Projectnummer : 2281 Soort boring : Archeologische boring Coordinaatsysteem : Rijksdriehoeksmeting X-coordinaat (m) : Y-coordinaat (m) : Locatiebepaling : Gemeten, GPS Referentievlak : Normaal Amsterdams Peil Maaiveld (cm) : -450 Datum boring : Uitvoerder : Vestigia B.V. Lithologie Diepte (cm) Omschrijving Grondsoort klei sterk siltig, donker-grijs-bruin, spoor roestvlekken, basis scherp, omgewerkte grond, omgewerkte grond klei sterk siltig, grijs, spoor roestvlekken %Lu %Za %Os M63 %Si %Gr Ca / 1

156 Vestigia B.V. Archeologie en Cultuurhistorie 005 Projectnaam : Meerweg Berkel Projectnummer : 2281 Soort boring : Archeologische boring Coordinaatsysteem : Rijksdriehoeksmeting X-coordinaat (m) : Y-coordinaat (m) : Locatiebepaling : Gemeten, GPS Referentievlak : Normaal Amsterdams Peil Maaiveld (cm) : -450 Datum boring : Uitvoerder : Vestigia B.V. Lithologie Diepte (cm) Omschrijving Grondsoort 0-60 zand zwak siltig, geel-bruin, opgebrachte grond klei sterk siltig, zwak grindig, zwak humeus, bruin-grijs, stevig klei sterk siltig, zwak humeus, grijs-bruin, stevig klei uiterst siltig, grijs, spoor roestvlekken %Lu %Za %Os M63 %Si %Gr Ca / 1

157 Vestigia B.V. Archeologie en Cultuurhistorie 006 Projectnaam : Meerweg Berkel Projectnummer : 2281 Soort boring : Archeologische boring Coordinaatsysteem : Rijksdriehoeksmeting X-coordinaat (m) : Y-coordinaat (m) : Locatiebepaling : Gemeten, GPS Referentievlak : Normaal Amsterdams Peil Maaiveld (cm) : -450 Datum boring : Uitvoerder : Vestigia B.V. Lithologie Diepte (cm) Omschrijving Grondsoort 0-30 klei matig zandig, grijs-bruin, opgebrachte grond klei matig zandig, grijs, Zand: matig grof, omgewerkte grond zand matig siltig, grijs, Schelpen: weinig schelpmateriaal klei uiterst siltig, grijs, basis scherp klei matig siltig, sterk humeus, donker-grijs, basis scherp, Opm.: kz1b klei sterk siltig, grijs klei matig siltig, sterk humeus, zwart, veel plantenresten, omgewerkte grond, Opm.: plasticvezel,ks3grlaag klei uiterst siltig, grijs, spoor plantenresten, zandlagen, aan de basis zandig klei matig zandig, grijs, spoor plantenresten, zandlagen, kleilagen, aan de basis zandig %Lu %Za %Os M63 %Si %Gr Ca / 1

158 Vestigia B.V. Archeologie en Cultuurhistorie 007 Projectnaam : Meerweg Berkel Projectnummer : 2281 Soort boring : Archeologische boring Coordinaatsysteem : Rijksdriehoeksmeting X-coordinaat (m) : Y-coordinaat (m) : Locatiebepaling : Gemeten, GPS Referentievlak : Normaal Amsterdams Peil Maaiveld (cm) : -450 Datum boring : Uitvoerder : Vestigia B.V. Lithologie Diepte (cm) Omschrijving Grondsoort 0-30 klei matig zandig, grijs, weinig zwarte vlekken, opgebrachte grond zand matig siltig, geel-grijs, opgebrachte grond klei zwak zandig, grijs, Opm.: bs80,zmgvoeltonnatuurlijk zand matig siltig, sterk humeus, zwart, Zand: matig grof, Opm.: doorworteldekleiband klei matig zandig, grijs, kleilagen, Opm.: zlaagop klei matig zandig, omgewerkte grond %Lu %Za %Os M63 %Si %Gr Ca / 1

159 Vestigia B.V. Archeologie en Cultuurhistorie 008 Projectnaam : Meerweg Berkel Projectnummer : 2281 Soort boring : Archeologische boring Coordinaatsysteem : Rijksdriehoeksmeting X-coordinaat (m) : Y-coordinaat (m) : Locatiebepaling : Gemeten, GPS Referentievlak : Normaal Amsterdams Peil Maaiveld (cm) : -480 Datum boring : Uitvoerder : Vestigia B.V. Lithologie Diepte (cm) Omschrijving Grondsoort 0-70 klei uiterst siltig, grijs, opgebrachte grond klei sterk siltig, matig humeus, donker-grijs-bruin, Opm.: zachtebaksteen,plasticvezelop veen sterk kleiig, donker-grijs, Veen: sterk amorf, basis scherp klei sterk siltig, bruin-grijs, weinig roestvlekken klei uiterst siltig, grijs, spoor roestvlekken, Opm.: zandlensjes %Lu %Za %Os M63 %Si %Gr Ca / 1

160

161 Bijlage 3: Cauberg-Huygen, Project Meerpolder, project 63 te Berkel en Rodenrijs. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Referentie , 4 mei 2012.

162

163 Project "Meerpolder, project 63" te Berkel en Rodenrijs. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Datum 4 mei 2012 Referentie

164 Referentie Rapporttitel Project "Meerpolder, project 63" te Berkel en Rodenrijs. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Datum 4 mei 2012 Opdrachtgever Contactpersoon Gemeente Lansingerland Projecten Postbus AA BERKEL EN RODENRIJS Mevrouw W. ten Cate Behandeld door ing. T. Sweerts ir. J. Hardlooper Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV Boterdiep AW ROTTERDAM Postbus AE ROTTERDAM Telefoon Fax Project "Meerpolder, project 63" te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. 4 mei 2012 Bladzijde 1

165 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Geplande ontwikkeling 4 3 Wettelijk kader Wegverkeerslawaai Zones langs wegen Grenswaarden geluidbelasting Aftrek conform artikel 110g Wgh Verzoek tot hogere waarden Cumulatie geluidbronnen Gemeentelijk beleid Bouwbesluit 7 4 Uitgangspunten en rekenmethode Stukken Verkeersgegevens Rekenmethode Overige uitgangspunten rekenmethode Beoordelingspunten Cumulatie geluidbelastingen 9 5 Berekeningsresultaten akoestisch onderzoek Rekenresultaten 10 6 Maatregelen, gemeentelijk beleid en hogere waarde Algemeen Mogelijke maatregelen ter reducering van de geluidbelasting Maatregelen aan de bron Maatregelen in het overdrachtsgebied Maatregelen aan de ontvangzijde Gemeentelijk beleid Trafo station Hogere waarden 15 7 Samenvatting 16 Bijlagen Bijlage I Bijlage II Bijlage III Verkeersgegevens Ligging en hoogte ontvangerpunten Berekeningsresultaten akoestisch onderzoek Project "Meerpolder, project 63" te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. 4 mei 2012 Bladzijde 2

166 1 Inleiding In opdracht van de gemeente Lansingerland, afdeling projecten is door Cauberg-Huygen RI BV in het kader van de bestemmingsplanprocedure een akoestisch onderzoek uitgevoerd ten behoeve van het project Meerpolder, project 63 te Berkel en Rodenrijs. Het project betreft de realisatie van 20 woningen binnen het gebied Meerweg / Zwarte Meerstraat / Oostmeerlaan / Noordersingel te Lansingerland. De realisatie van de woningen past niet binnen het vigerende bestemmingsplan waardoor een en ander middels een ruimtelijk besluit mogelijk gemaakt dient te worden. Ten behoeve van de RO procedure is de akoestische situatie voor het plan inzichtelijk gemaakt. In het kader van de bestemmingsplanprocedure is het noodzakelijk om bij de realisatie van geluidgevoelige bestemmingen de optredende geluidbelastingen ten gevolge van de geluidbronnen te toetsen aan de in de Wet geluidhinder gestelde grenswaarden en bepalingen uit het gemeentelijk geluidbeleid. Daarnaast is in relatie tot een goede ruimtelijke onderbouwing (GRO) inzicht gewenst in de akoestische situatie. Het doel van het onderzoek is derhalve het bepalen van de geluidbelasting op de gevels van de geplande ontwikkeling vanwege wegverkeerslawaai en het toetsen van de berekende waarden aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid. Project "Meerpolder, project 63" te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. 4 mei 2012 Bladzijde 3

167 2 Geplande ontwikkeling Figuur 2.1. Situatieschets plangebied. Bovenstaand een situatieschets van de geplande ontwikkeling. De 20 woningen liggen binnen de gemeente Lansingerland in Berkel en Rodenrijs. De beoogde nieuwbouw is gelegen binnen de geluidzones zone van de volgende wegen: - Oostmeerlaan. - Noordeindseweg. - Planetenweg. De Zwarte Meerstraat, de Meerweg en de Noordersingel worden/ zijn ingericht als 30 km/uur zone waardoor toetsing aan wettelijke grenswaarden op grond van de Wet geluidhinder niet vereist is. Wel zijn deze wegen van belang bij de toetsing aan het gemeentelijk beleid. Project "Meerpolder, project 63" te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. 4 mei 2012 Bladzijde 4

168 3 Wettelijk kader 3.1 Wegverkeerslawaai Zones langs wegen De Wet geluidhinder (hierna te noemen: Wgh) stelt eisen aan de in de omgeving van een weg toelaatbaar geachte geluidniveaus. De omgeving waarbinnen bij een weg aandacht aan het geluid dient te worden besteed wordt de geluidzone rond een weg genoemd. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk). De omvang van de geluidzone is opgenomen in artikel 74 van de Wgh. De definities van het buitenstedelijk en binnenstedelijk gebied zijn opgenomen in artikel 1 van de Wgh. Als buitenstedelijk gebied wordt aangemerkt het gebied buiten de bebouwde kom en het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg, die binnen de bebouwde kom ligt. Dit resulteert in de volgende zonebreedtes voor de beschouwde wegen, zie tabel 3.1. Tabel 3.1. Zonebreedte beschouwde wegen. Weg Binnenstedelijk/buitenstedelijk Rijstroken [-] Zonebreedte [m] Oostmeerlaan Binnenstedelijke situatie 1 of Noordeindseweg Binnenstedelijke situatie 1 of Planetenweg Binnenstedelijke situatie 1 of De binnen het plangebied gelegen 30 km/uur wegen hebben volgens de Wet geluidhinder geen zone en behoeven zodanig ook niet beschouwd te worden. In het kader van de GRO is de geluidbelasting vanwege de meest nabijgelegen 30 km/uur wegen wel in het onderzoek betrokken. Dit zijn de Zwarte Meerstraat, de Meerweg en de Noordersingel. De overige 30 km/uur wegen blijven, in verband met de afstand tot het plan, buiten beschouwing Grenswaarden geluidbelasting In de Wgh en het aanhangende Besluit geluidhinder (hierna te noemen: Bgh) worden twee grenswaarden gesteld ten aanzien van wegverkeerslawaai, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde en de maximaal te verlenen ontheffingswaarde. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de diverse grenswaarden die voor het plangebied van toepassing zijn. Tabel 3.2. Overzicht grenswaarden wegverkeerslawaai. aanwezige weg stedelijk nieuwe woning voorkeursgrenswaarde 48 db [artikel 82 lid 1 Wgh] maximaal te verlenen ontheffingswaarde 63 db [artikel 83 lid 2 Wgh] Bij een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, maar niet van de maximale ontheffingswaarde, kan een hogere waarde worden vastgesteld door Burgemeester en Wethouders (hierna te noemen: B&W). Wanneer ook de maximaal te verlenen ontheffingswaarde wordt overschreden is in principe geen bouw van woningen mogelijk tenzij deze worden voorzien van dove gevels of afschermende voorzieningen. Project "Meerpolder, project 63" te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. 4 mei 2012 Bladzijde 5

169 3.1.3 Aftrek conform artikel 110g Wgh Op de berekende geluidbelastingen mag, conform artikel 110g van de Wet geluidhinder, een correctie worden toegepast. Zoals omschreven in artikel 3.6 van het RMG 2006 is de te hanteren aftrek 5 db voor wegen waar de representatief te achten snelheid lager is dan 70 km/uur en 2 db voor wegen waar een representatief te achten snelheid gelijk aan of hoger is dan 70 km/uur. Analoog aan de toetsing vanwege de zoneplichtige wegen is voor de omliggende 30 km/uur wegen ten behoeve van de goede ruimtelijke ordening eveneens de aftrek op grond van artikel 110g Wgh toegepast, te weten 5 db. Deze aftrek mag alleen worden toegepast bij toepassing van de Wet geluidhinder (volgens de letter van de wet bedraagt de aftrek 0 db bij toetsing aan het Bouwbesluit). 3.2 Verzoek tot hogere waarden Het vaststellen van een hogere waarde door B&W is mogelijk indien maatregelen om de geluidbelasting te reduceren aan de bron of tussen bron en ontvanger niet doelmatig zijn of bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerkundige, landschappelijke of financiële aard ondervinden. 3.3 Cumulatie geluidbronnen Indien hogere waarden worden aangevraagd en het plan is gelegen binnen de zones van meerdere geluidbronnen, dient tevens onderzoek gedaan te worden naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen. Er dient te worden aangegeven op welke wijze met de samenloop rekening is gehouden bij het bepalen van de te treffen maatregelen (art. 110a en 110f van de Wgh). 3.4 Gemeentelijk beleid De gemeente Lansingerland zet in op het streven naar het behalen van de voorkeursgrenswaarde. Indien dit niet mogelijk is dient de geluidbelasting zoveel mogelijk te worden beperkt. Bij het vaststellen van een hogere waarde is de aanwezigheid van een geluidluwe gevel en een geluidluwe buitenruimte een eis. Compenserende factoren zowel akoestisch als niet akoestisch wil de gemeente hierin meewegen. Voor voorbeelden van compenserende factoren wordt verwezen naar het geluidbeleid. Het beleid is vastgesteld op 1 september Project "Meerpolder, project 63" te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. 4 mei 2012 Bladzijde 6

170 3.5 Bouwbesluit Volgens hoofdstuk 3 van het Bouwbesluit dient de overeenkomstig NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied ten minste gelijk te zijn aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en de volgens tabel 3.3 genoemde waarde, met een minimum van 20 db. Voor het plan dient voor wegverkeerslawaai hierbij te worden uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting ten gevolge van alle wegen inclusief kruispuntcorrectie (indien aanwezig) zonder aftrek zoals bedoeld in paragraaf (zie ook laatste blad bijlage III). Tabel 3.3. Overzicht grenswaarden Bouwbesluit conform afdeling 3.1. Gebruiksfunctie Grenswaarde weg 1 woonfunctie a woonfunctie van een woonwagen - b andere woonfunctie 1 verblijfsgebied voor nachtverblijf 33 db 2 ander verblijfsgebied 33 db Project "Meerpolder, project 63" te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. 4 mei 2012 Bladzijde 7

171 4 Uitgangspunten en rekenmethode 4.1 Stukken Voor het akoestisch onderzoek is gebruik gemaakt van: - Intensiteitsgegevens van de binnenstedelijke wegen verstrekt door de gemeente Lansingerland, d.d. 8 maart Etmaalverdeling en categorieverdeling van de binnenstedelijke wegen door de DCMR Milieudienst Rijnmond, d.d. 20 maart Digitale ondergrond met kenmerk 001MEP-00-SVP-1SO-K _project 63 ontwikkelingsovereenkomst, d.d. 23 februari 2012 verstrekt door de gemeente Lansingerland. - Gemeentelijk geluidbeleid Beleidsnota Hogere Waarden, d.d. mei 2009, vastgesteld op 1 september Google maps voor streetview beelden. 4.2 Verkeersgegevens De verkeersgegevens van de stedelijke wegen zijn verstrekt door de gemeente Lansingerland. De verkeersgegevens bevatten prognoses voor de het peiljaar Op aangeven van de gemeente Lansingerland is er met een groeipercentage van 2% gerekend om te komen tot peiljaar Als wegdekverharding is rekening gehouden met de verharding omschreven in de geleverde verkeersgegevens, aangevuld met streetview beelden. De geldende maximum snelheden voor de verschillende wegen is aangehouden als representatief te achten snelheid. In onderstaande tabel zijn voor de maatgevende wegen de verkeersgegevens voor het prognosejaar 2022 weergegeven. Tabel 4.1. Overzicht verkeersgegevens (pj 2022). straat etmaal max. wegdek intensiteit snelheid Noordeindseweg DAB 50 km/uur Planetenweg elementen 50 km/uur Oostmeerlaan SMA 5 PMB 50 km/uur Zwarte Meerstraat elementen 30 km/uur Meerweg DAB 30 km/uur Noordersingel 104 DAB 30 km/uur DAB Dicht Asfalt Beton (referentiewegdek). SMA 5 PMB Voor dit asfalttype is een reductie aangehouden overeenkomstig SMA 0/6. In bijlage I zijn alle wegverkeergegevens weergegeven. 4.3 Rekenmethode De berekeningen van de geluidbelastingen L den op de gevels van de woningen zijn uitgevoerd conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006, zoals bedoeld in artikel 110 van de Wet geluidhinder (hierna te noemen: RMG 2006). Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van Standaard Rekenmethode II uit bijlage III van het RMG2006. Project "Meerpolder, project 63" te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. 4 mei 2012 Bladzijde 8

172 Bij de berekeningen wordt de equivalente geluidniveaus van dag-, avond- en nachtperioden bepaald. Voor een vergelijking met de wettelijke grenswaarden wordt uit deze dag-, avond- en nachtwaarden de geluidbelasting L den vastgesteld. Deze geluidbelasting L den wordt berekend met behulp van de volgende formule: 12*10 = 10*log Ldag Lavond + 5 Lnacht *10 L den in db + 4*10 24 De berekeningen zijn uitgevoerd met behulp van het computerprogramma Geomilieu v1.91 van de DGMR. 4.4 Overige uitgangspunten rekenmethode In de rekenmodellen is uitgegaan van de volgende rekenparameters: - Bodemfactor algemeen: 0,0 (harde bodem). - Bodemfactor bodemgebieden: 1,0 (zachte bodem). - Bestaande schermen en/ of wallen zijn gemodelleerd. - Zichthoek: 2 graden. - Maximaal aantal reflecties: Beoordelingspunten Ter plaatse van de gevels van de deelprojecten zijn beoordelingspunten geplaatst met wisselende hoogten (2/3 verdiepingshoogte) gekoppeld aan het gebouw op 10 cm van de gevel (invallend geluidniveau). De ligging en hoogte van de waarneempunten zijn weergegeven in bijlage II. 4.6 Cumulatie geluidbelastingen De gecumuleerde geluidbelasting L cum zoals bedoeld in artikel 110a en 110f van de Wgh is berekend conform hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (incl. wijziging 1 oktober 2010 STAATSCOURANT Nr , d.d. 16 september 2010). De geluidbelasting van de deelbronnen voor wegverkeerslawaai alsmede het aldus verkregen gecumuleerde niveau, worden hierbij niet gecorrigeerd conform artikel 110g uit de Wgh. Voorts worden alleen de gecumuleerde geluidbelastingen berekend voor die geluidgevoelige bestemmingen waarvoor hogere waarden worden aangevraagd. Bij de bepaling van het geluidniveau om vast te stellen of sprake is van een geluidluwe zijde volgens het gemeentelijk beleid is uitgegaan van de gecumuleerde waarde zonder aftrek van alle gezoneerde en niet gezoneerde wegen. Als maat voor geluidluw is een waarde van 53 db zonder aftrek gehanteerd. Project "Meerpolder, project 63" te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. 4 mei 2012 Bladzijde 9

173 5 Berekeningsresultaten akoestisch onderzoek De berekeningsresultaten zijn per bron en per weg beschouwd. Tenzij anders vermeld zijn alle hierna genoemde geluidbelastingen ten gevolge van wegverkeerslawaai na aftrek conform artikel 110g van de Wet geluidhinder. Voor de weergegeven L cum geldt dat dit een beschouwing betreft voor alle bronnen gecumuleerd zonder aftrek. Zie bijlage III voor een compleet overzicht van de optredende geluidbelastingen. 5.1 Rekenresultaten In tabel 5.1 volgt een beknopt overzicht van optredende geluidbelastingen per geluidbron. Overschrijdingen worden oranje (voorkeursgrenswaarde) of rood (maximale ontheffingswaarde) weergegeven. In figuur 5.1 is de ligging van de beoordelingspunten aangegeven. Figuur 5.1. Overzicht situering planlocatie. Project "Meerpolder, project 63" te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. 4 mei 2012 Bladzijde 10

174 Tabel 5.1. Beknopt overzicht geluidbelastingen. Gevel Maximaal optredende geluidbelasting L den in db Noordeindseweg Oostmeerlaan Planetenweg Zwarte Meerstraat (30 km/uur) Meerweg (30 km/uur) Noordersingel (30 km/uur) Noord 48 db 48 db 48 db 50 db 48 db 48 db 55 db Oost 48 db 50 db 48 db 48 db 48 db 48 db 56 db Zuid 48 db 54 db 48 db 50 db 48 db 48 db 60 db West 48 db 52 db 48 db 54 db 48 db 48 db 61 db * Gecumuleerd zonder aftrek. L Cum * Beoordeling Uit de berekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden ten gevolge van de Oostmeerlaan. De maximaal te verlenen ontheffingswaarde wordt niet overschreden. De maximale geluidbelasting ten gevolge van de 30 km/uur wegen bedraagt 54 db (Zwarte Meerstraat). De gecumuleerde geluidbelasting is maximaal 61 db ter plaatste van de westgevel. Naar aanleiding van de geluidbelastingen dient een toetsing aan het gemeentelijk beleid plaats te vinden. Project "Meerpolder, project 63" te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. 4 mei 2012 Bladzijde 11

175 6 Maatregelen, gemeentelijk beleid en hogere waarde 6.1 Algemeen Daar waar sprake is van een geluidbelasting ten gevolge van de beschouwde geluidbronnen boven de voorkeurgrenswaarde dienen hogere waarden te worden vastgesteld om realisatie mogelijk te maken. Deze hogere waarden kunnen pas door B&W worden verleend wanneer is vastgesteld dat maatregelen onvoldoende doelmatig zijn. Daartoe zijn de volgende stappen vereist: 1. Allereerst dient te worden nagegaan welke maatregelen noodzakelijk zijn om de geluidbelasting te reduceren tot maximaal de voorkeursgrenswaarde. Tevens dient beoordeeld te worden of deze maatregelen al dan niet doelmatig zijn. 2. Indien deze maatregelen niet doelmatig zijn, dient te worden nagegaan welke maatregelen wel doelmatig zijn om de geluidbelasting zo ver mogelijk te reduceren. Voor de geluidbelastingen boven de voorkeursgrenswaarden kunnen dan hogere waarden worden aangevraagd. 3. Indien er geen maatregelen denkbaar zijn die als doelmatig kunnen worden aangemerkt, kunnen hogere waarden worden aangevraagd voor de geluidbelastingen zonder maatregelen. Tabel 6.1. Benodigde geluidreductie tot voorkeursgrenswaarde. Straatnaam geluidreductie Oostmeerlaan 6 db 6.2 Mogelijke maatregelen ter reducering van de geluidbelasting Bij een geluidbelasting boven de 48 db, dienen maatregelen beschouwd te worden. - te beginnen bij maatregelen aan de bron; - gevolgd door maatregelen in het overdrachtsgebied; - tot slot maatregelen aan de ontvangzijde, de woning (zoals dove gevel, voorzetschermen). Bronmaatregelen Op het beperken van de geluidemissies van bijvoorbeeld auto s en treinen heeft de gemeente nauwelijks invloed. Er is echter een aantal zaken die ook tot maatregelen aan de geluidbron behoren en waarop de gemeente wel invloed heeft. Dat zijn o.a.: - aanpassen verkeerscirculatie; - verlagen maximumsnelheid; - samenstelling van het verkeer; - uitvoering van het wegdek (stiller wegdek). Overdrachtsmaatregelen - ondertunnelen; - overkappen; - geluidsschermen. Ontvangmaatregelen - dove gevel; - voorzet schermen; - afstandvergroting. Project "Meerpolder, project 63" te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. 4 mei 2012 Bladzijde 12

176 Maatregelen worden in onderstaande volgorde beoordeeld op: - mogelijke effectiviteit: indien geen effect, dan geen verdere acties; - vervolgens op technische/ beleidsmatige uitvoerbaarheid: indien niet uitvoerbaar, dan geen verdere acties; - vervolgens op financiële doelmatigheid: indien niet doelmatig, dan geen verdere acties Maatregelen aan de bron Aanpassen verkeerscirculatie Het terugdringen van het verkeer leidt tot onvoldoende geluidreductie. Voor een geluidreductie van bijvoorbeeld 5 db zou het verkeer tot ongeveer 1/3 van de oorspronkelijke verkeersintensiteiten moeten worden verminderd. De verkeersplannen van de gemeente voorzien hier niet in. Verlagen maximum snelheid Het beperken van de snelheid is een mogelijkheid om geluidhinder te beperken. Gelet op de verkeersfunctie van de beschouwde wegen is het niet de verwachting dat een snelheidsverlaging een reële akoestische maatregel is. Tevens is de te behalen reductie gering. Samenstelling verkeer Het verlagen van het aandeel vrachtverkeer, door het vrachtverkeer om te leiden, leidt tot een verlaging van de geluidbelasting. Daar op de genoemde wegen het maximale aandeel vrachtverkeer slechts ongeveer 3,1% betreft, is dit geen doelmatige maatregel. Geluidreducerend asfalt Daar er reeds geluidreducerend asfalt is toegepast op de Oostmeerlaan, worden verdere maatregelen aan het asfalt niet beschouwd. Maatregelen in het overdrachtsgebied Door het toepassen van geluidschermen langs de wegen kunnen, vooral op de lagere verdiepingen, hogere geluidreducties worden behaald dan door toepassing van geluidarm asfalt. Het plaatsen van schermen is vanuit verkeerskundig en stedenbouwkundig oogpunt echter niet gewenst in stedelijk gebied, mede vanwege de benodigde hoogte en barrièrewerking. Maatregelen in het overdrachtsgebied zijn dan ook niet verder onderzocht Maatregelen aan de ontvangzijde Verplaatsing geluidgevoelige functies Voor het project behoort afstand vergroting tot de bron niet tot de mogelijkheden, daar het project aan meerdere zijden geluidbelast is. Per afstand verdubbeling wordt een reductie van 3 db gerealiseerd. Gebouwgebonden geluidschermen Het is tenslotte ook mogelijk om maatregelen te treffen aan geluidgevoelige functies zelf, in de vorm van gebouwgebonden geluidschermen, teneinde aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. Het toepassen van geluidschermen aan de gevels heeft grote gevolgen voor het ontwerp en kan op gespannen voet staan met de ventilatie- of brandveiligheidseisen voor woningen/ andere geluidgevoelige gebouwen. Omdat een gebouwgebonden geluidscherm ook relatief veel kosten met zich meebrengt, is het reëler om indien nodig de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde toe te staan. Project "Meerpolder, project 63" te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. 4 mei 2012 Bladzijde 13

177 6.3 Verantwoording hogere waarden vaststelling binnen gemeentelijk beleid Wegverkeerslawaai Bij vaststelling van hogere grenswaarden dienen gemeentelijke spelregels bij waarde vaststelling in acht te worden genomen met betrekking tot een aanvaardbaar akoestisch leefklimaat. De gemeente Lansingerland stelt voorwaarden voor situaties waarbij de aan te vragen hogere waarde de wettelijke voorkeursgrenswaarde overschrijdt. Voor de woningen binnen het plan zijn in dit kader de volgende afwegingen van belang: De aanwezigheid van een ontheffingscriterium. Voor de woningen binnen het plan geldt dat door de gekozen situering een open plaats tussen bebouwing wordt opgevuld. Alle betrokken woningen hebben een buitenruimte die als geluidluw kan worden aangemerkt. Het akoestisch klimaat is bepaald volgens de in de beleidsnota van de gemeente vastgelegde systematiek matig tot tamelijk slecht. Aanwezigheid geluidluwe zijde: Er wordt nagenoeg overal voldaan aan de eis van een geluidluwe zijde en buitenruimte (noordgevel en westgevel). Voor 2 woningen geldt dat zij niet voldoen aan de eis van een geluidluwe gevel. Voor de 2 woningen die niet aan het gemeentelijk beleid voldoen wat betreft een geluidluwe gevel kan worden afgeweken van het gemeentelijk beleid. De volgende overwegingen spelen hierbij een rol: o Het ontbreken van een geluidluwe zijde wordt met name veroorzaakt door de Zwarte Meerstraat. o Verkeerskundig is een maatregel getroffen door het instellen van een maximumsnelheid van 30 km/h op de Zwarte Meerstraat. o Het aanhouden van een grotere afstand tot de Zwarte Meerstraat is om stedenbouwkundige redenen niet mogelijk. o Het oprichten van een tuinmuur of geluidsscherm is niet doelmatig voor de te beschermen slaapkamers op de 1 e verdieping. o Het gaat om slechts 2 woningen met een relatief beperkte overschrijding. o Bij het dimensioneren van de geluidwering van de gevel wordt rekening gehouden met de optredende geluidbelasting van de Zwarte Meerstraat. o Het aanbrengen van stil asfalt (bronmaatregel) voor de Zwarte Meerstraat is niet wenselijk. De onderliggende rioleringen en leidingen dienen bereikbaar te blijven voor de betreffende beheerders. o De woningen beschikken over niet-akoestische compensatie: de ligging van de woningen aan de rand van de bebouwde kom met aan de overzijde van de Meerweg de Groenzoom wordt gezien als een positief omgevingselement (landelijk, groen). o De buitenruimte van deze woningen zijn als geluidluw aan te merken volgens het gemeentelijk beleid. Er is hiermee sprake van een compenserende factor. Project "Meerpolder, project 63" te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. 4 mei 2012 Bladzijde 14

178 6.3.2 Trafo station Het gemeentelijk beleid vereist, ten aanzien van de geluidluwe gevel, ook inzicht in bronnen welke niet direct onder een de Wet geluidhinder vallen. Aan de noordzijde van het plan (geluidluwe zijde), ligt een trafo station, waarvoor door ons bureau een geluidmeting is verricht (rapportnummer , d.d. 28 maart 2012). Hier is een geluidniveau in de dagperiode, welke gelijk is aan de avond- en nachtperiode, gemeten van 35 db(a). Vanwege de tonaliteit dient hier gerekend te worden met een strafcorrectie van 5 db. Dit leidt tot een etmaalwaarde (nachtperiode + 10 db) van 50 db(a), welke nog toelaatbaar is aan de geluidluwe zijde van een woning volgens het gemeentelijk beleid. De aanwezigheid van het trafostation leidt in combinatie met de optredende geluidbelasting als gevolg van verkeerslawaai niet tot een ontoelaatbare situatie. 6.4 Hogere waarden Uitgaande van voorgaande bevindingen, welke uitgewerkt zijn in bovenstaande paragrafen, is het vaststellen van een hogere waarde verantwoord. De vast te stellen waarden zijn aangegeven in tabel 6.2. Tabel 6.2. Aan te vragen hogere waarden. Hogere waarde Aantal Oostmeerlaan 8 54 db db Project "Meerpolder, project 63" te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. 4 mei 2012 Bladzijde 15

179 7 Samenvatting In opdracht van de gemeente Lansingerland afdeling projecten is door Cauberg-Huygen RI BV in het kader van de bestemmingsplanprocedure een akoestisch onderzoek uitgevoerd ten behoeve van het project Meerpolder, project 63 te Berkel en Rodenrijs. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai (48 db) ten gevolge van de Oostmeerlaan wordt overschreden (54 db). De maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden. Op grond van de bepalingen uit de Wgh en het gemeentelijk geluidbeleid is realisatie van woningen binnen het plangebied mogelijk; nagenoeg alle woningen beschikken over een geluidluwe zijde waaraan de buitenruimte is gesitueerd. Voor 2 woningen wordt een afwijking van het streven naar een geluidluwe zijde voor iedere woning verantwoord geacht. Verder blijkt uit de berekeningen dat de maatgevende gecumuleerde geluidbelasting (L CUM ) 61 db (zonder aftrek) bedraagt op de westgevel van het plan. Deze gecumuleerde geluidbelasting is niet onaanvaardbaar hoog, mits er met gevelmaatregelen aan de Bouwbesluit eisen inzake bescherming tegen geluid van buiten kan worden voldaan. Middels een akoestisch-bouwtechnisch onderzoek dient dit laatste te worden aangetoond. Het vaststellen van een hogere waarde, zoals beschreven in tabel 6.2. is verantwoord binnen de randvoorwaarden van het gemeentelijk geluidbeleid en de Wet geluidhinder. Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV ir. J. Hardlooper Project "Meerpolder, project 63" te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. 4 mei 2012 Bladzijde 16

180 Bijlage I Verkeersgegevens Project Meerpolder, project 63 te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

181 Tjerk Sweerts Van: Jan Hardlooper Verzonden: donderdag 15 maart :27 Aan: Robin Liebrechts Onderwerp: FW: Betr.: Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Meerpolder, deelplan 63 Bijlagen: Wegencheck bestemmingsplan Meerpolder.pdf Van: Yvonne Boer Verzonden: donderdag 8 maart :34 Aan: Jan Hardlooper; Mart van Wijngaarden CC: Cate, ten, Willemijn Onderwerp: Betr.: Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Meerpolder, deelplan 63 Goedemiddag Jan en Mart, Als bijlage heb ik een kaart toegevoegd waarop de laatste stand van zaken is aangegeven in en om de wegen van Meerpolder. Dit ter achtergrondinformatie. Van onze verkeerskundige heb ik de volgende reactie gehad op de gestelde vragen: Voor de gevraagde wegen hebben wij een verkeersprognose voor 2020, deze kan eventueel door jullie omgerekend worden naar Intensiteiten mvt/etm 2020 Oostmeerlaan 4700 Noordersingel 100 Noordeindseweg 8300 Planetenweg 7600 Meerweg 1250 Daarnaast is waarschijnlijk ook benodigd de: - Periodeverdeling (percentages verkeer in elke periode) - Voertuigverdeling (percentages licht/ middelzwaar/ zwaar verkeer voor elke periode) Deze gegevens zijn beschikbaar in het milieumodel van de gemeente Lansingerland. Het milieumodel van de gemeente Lansingerland wordt beheerd door DCMR en kunnen opgevraagd worden bij Rob Maat rob.maat@dcmr.nl, zijn telefoonnummer is Met vriendelijke groet, Yvonne Boer Projectleider Afdeling projecten Telefoon: yvonne.boer@lansingerland.nl Gemeente Lansingerland 1

182 bezoekadres: Zuiderparklaan 50, Bergschenhoek postadres: Postbus 1, 2650 AA Berkel en Rodenrijs >>> Jan Hardlooper Donderdag 8 Maart :33 >>> Geachte mevrouw Boer, beste Yvonne, Zoals besproken bijgaand ons voorstel voor de wegen die in het akoestisch onderzoek voor deelplan 63 van Meerpolder betrokken moeten worden. Als criterium hebben we gehanteerd dat het plan binnen de zone (200 meter) van de weg moet liggen en dat in verband met de ruimtelijke onderbouwing ook relevante (nabijgelegen) 30 km/h wegen moeten worden beschouwd. Graag ontvang ik jullie reactie op het voorstel om de volgende wegen in het onderzoek te betrekken: - Oostmeerlaan - Noordersingel - Noordeindseweg - Planetenweg - Meerweg. Als jullie hiermee akkoord zijn dan is het verzoek om van deze wegen de verkeersprognose voor 2023 te verstrekken. Deze prognoses zijn noodzakelijk om het onderzoek uit te kunnen voeren. Bij voorkeur ontvangen we de prognoses beging volgende week. We horen graag van je Met vriendelijke groet, Jan Hardlooper ir. J. Hardlooper Adviseur Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV (Maastricht, KvK ) Boterdiep AW Postbus AE Rotterdam T F M - j.hardlooper@chri.nl disclaimer Denk aan het milieu en print deze alleen als het noodzakelijk is. Voor slechts 500,- al uw medewerkers binnen één dagdeel op de hoogte van alle ins- en outs van het nieuwe Bouwbesluit. Boek snel onze inhouse presentatie Introductie Bouwbesluit Meer informatie: 2

183 , Oostmeerlaan ,9 Noordersingel ,0 Noordeindseweg ,3 Planetenweg ,0 Meerweg ,5

184 Noordeindseweg Oostmeerlaan Meerweg

185 Zwarte Meerstraat Planetenweg

186 Bijlage II Ligging en hoogte ontvangerpunten Project Meerpolder, project 63 te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

187 Bodemgebied Gebouw Toetspunt Weg m 20 m schaal = 1 : Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [versie van "Meerpolder, project 63" BERKEL EN RODENRIJS - Wegverkeerslawaai], Geomilieu V1.91 Project Meerpolder, project 63 te Berkel en Rodenrijs

188 Toetspunt informatie Model: Groep: Wegverkeerslawaai (hoofdgroep) Lijst van Toetspunten, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006 Naam Omschr. Hoogte A Hoogte B Hoogte C Hoogte D Hoogte E Hoogte F 001 Meerpolder 20 woningen [1] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [2] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [3] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [4] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [5] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [6] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [7] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [8] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [9] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [10] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [11] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [12] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [13] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [14] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [15] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [16] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [17] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [18] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [19] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [20] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [1] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [2] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [3] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [4] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [5] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [6] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [7] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [8] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [9] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [10] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [11] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [12] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [13] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [14] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [15] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [16] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [17] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [18] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [19] 2,00 5, Meerpolder 20 woningen [20] 2,00 5, Meerpolder project 63 2,00 5, Meerpolder project 63 2,00 5, Meerpolder project 63 2,00 5, Meerpolder project 63 2,00 5, Meerpolder project 63 2,00 5, Geomilieu V :16:44

189 Toetspunt informatie Model: Groep: Wegverkeerslawaai (hoofdgroep) Lijst van Toetspunten, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006 Naam Omschr. Hoogte A Hoogte B Hoogte C Hoogte D Hoogte E Hoogte F 046 Meerpolder project 63 2,00 5, Geomilieu V :16:44

190 Bijlage III Berekeningsresultaten akoestisch onderzoek Project Meerpolder, project 63 te Berkel en Rodenrijs Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

191 /30 36/38 45/45 45/45 periode: groep: Bodemgebied Gebouw Toetspunt Weg Lden Noordeindseweg Inclusief groepsreducties 29/30 42/43 0 m 20 m schaal = 1 : /40 40/40 39/40 45/ /36 36/37 37/37 40/40 38/39 38/38 43/43 43/43 43/43 43/43 44/44 44/45 35/35 35/36 36/36 33/33 30/29 41/40 42/41 43/42 34/34 34/34 35/34 35/35 35/35 34/34 39/38 39/38 38/38 39/38 40/40 40/40 39/38 31/32 36/36 37/ Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [versie van "Meerpolder, project 63" BERKEL EN RODENRIJS - Wegverkeerslawaai], Geomilieu V1.91 Project Meerpolder, project 63 te Berkel en Rodenrijs

192 /26 24/28 37/38 38/39 periode: groep: Bodemgebied Gebouw Toetspunt Weg Lden Planetenweg Inclusief groepsreducties 24/27 38/39 0 m 20 m schaal = 1 : /30 23/27 23/27 38/ /31 29/29 34/34 24/27 27/30 33/34 41/41 37/38 38/38 37/37 38/38 39/40 20/21 29/31 34/35 22/24 24/25 35/35 37/37 38/39 33/34 35/35 34/35 20/21 21/22 31/32 36/36 35/35 35/35 32/33 37/37 38/38 37/37 31/31 32/32 35/ Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [versie van "Meerpolder, project 63" BERKEL EN RODENRIJS - Wegverkeerslawaai], Geomilieu V1.91 Project Meerpolder, project 63 te Berkel en Rodenrijs

193 /33 44/45 Bodemgebied Gebouw Toetspunt Weg 29/32 45/46 periode: groep: Lden Oostmeerlaan Inclusief groepsreducties 29/32 43/45 0 m 20 m /37 37/39 48/49 38/39 36/37 52/53 35/36 53/53 35/35 53/53 34/35 53/53 34/34 53/53 32/32 53/53 53/53 32/30 47/47 33/30 47/48 53/53 53/53 34/30 33/29 53/53 32/28 53/54 30/29 53/54 29/29 53/54 28/28 53/54 28/28 53/54 53/54 50/51 53/54 53/54 schaal = 1 : Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [versie van "Meerpolder, project 63" BERKEL EN RODENRIJS - Wegverkeerslawaai], Geomilieu V1.91 Project Meerpolder, project 63 te Berkel en Rodenrijs

194 /37 32/33 25/17 24/20 periode: groep: Bodemgebied Gebouw Toetspunt Weg Lden Zwarte Meerstraat (30 km/uur) Inclusief groepsreducties 36/37 32/33 0 m 20 m schaal = 1 : /34 35/36 34/35 25/ /40 37/39 37/39 35/36 36/37 36/38 33/34 33/35 33/34 33/34 32/33 26/27 41/42 40/41 39/41 29/31 21/25 37/39 36/37 32/33 50/50 47/48 45/46 42/43 43/44 44/45 41/42 42/43 43/44 40/42 39/40 36/38 44/44 54/54 50/50 47/ Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [versie van "Meerpolder, project 63" BERKEL EN RODENRIJS - Wegverkeerslawaai], Geomilieu V1.91 Project Meerpolder, project 63 te Berkel en Rodenrijs

195 /41 43/44 39/41 38/40 periode: groep: Bodemgebied Gebouw Toetspunt Weg Lden Meerweg (30 km/uur) Inclusief groepsreducties 39/41 33/34 0 m 20 m schaal = 1 : /38 37/39 37/38 35/ /40 38/40 38/40 38/39 38/40 38/40 24/25 24/25 25/25 23/23 22/23 22/23 38/39 38/40 38/40 34/35 33/35 24/25 23/24 23/24 37/39 37/39 37/39 38/39 38/39 37/39 24/24 24/25 24/25 24/25 24/24 25/25 25/25 35/36 25/26 25/ Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [versie van "Meerpolder, project 63" BERKEL EN RODENRIJS - Wegverkeerslawaai], Geomilieu V1.91 Project Meerpolder, project 63 te Berkel en Rodenrijs

196 /10 29/30 34/35 35/35 periode: groep: Bodemgebied Gebouw Toetspunt Weg Lden Noordersingel (30 km/uur) Inclusief groepsreducties 10/10 30/30 0 m 20 m schaal = 1 : /31 27/28 29/30 34/ /21 21/22 21/22 25/26 23/24 22/23 24/25 23/25 23/24 24/25 27/28 30/30 20/20 20/20 20/21 9/9 17/17 20/21 22/23 23/24 19/19 18/18 19/19 19/20 19/19 19/19 17/18 17/18 17/17 16/17 20/21 21/22 17/18 13/12 12/12 15/ Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [versie van "Meerpolder, project 63" BERKEL EN RODENRIJS - Wegverkeerslawaai], Geomilieu V1.91 Project Meerpolder, project 63 te Berkel en Rodenrijs

197 /43 45/46 48/49 49/50 periode: Bodemgebied Gebouw Toetspunt Weg Lden Inclusief groepsreducties 42/43 47/48 0 m 20 m schaal = 1 : /44 44/45 43/44 50/ /44 43/44 43/44 44/45 43/44 43/45 54/54 53/54 53/54 53/54 53/54 53/54 44/45 44/45 44/45 47/48 47/48 53/54 53/54 53/54 50/50 48/49 47/48 44/45 45/46 45/46 54/54 54/54 54/54 53/54 53/54 53/54 54/54 56/56 55/55 54/ Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [versie van "Meerpolder, project 63" BERKEL EN RODENRIJS - Wegverkeerslawaai], Geomilieu V1.91 Project Meerpolder, project 63 te Berkel en Rodenrijs

198 /51 53/54 periode: Bodemgebied Gebouw Toetspunt Weg Lden 47/48 54/55 47/48 52/53 0 m 20 m schaal = 1 : /49 49/50 48/49 55/ /49 48/49 48/49 49/50 48/49 48/50 59/59 58/59 58/59 58/59 58/59 58/59 49/50 49/50 49/50 52/53 52/53 58/59 58/59 58/59 55/55 53/54 52/53 49/50 50/51 50/51 58/59 59/59 59/59 58/59 58/59 58/59 59/59 61/61 60/60 59/ Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [versie van "Meerpolder, project 63" BERKEL EN RODENRIJS - Wegverkeerslawaai], Geomilieu V1.91 Project Meerpolder, project 63 te Berkel en Rodenrijs

199 Bijlage 4: Cauberg-Huygen, Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan 63. Referentie , 28 maart 2012.

200

201 Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland. t.b.v. het project Meerpolder, deelplan 63. Datum 28 maart 2012 Referentie

202 Referentie Rapporttitel Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland., t.b.v. het project Meerpolder, deelplan 63. Datum 28 maart 2012 Opdrachtgever Contactpersoon Gemeente Lansingerland Afdeling projecten Postbus AA BERKEL EN RODENRIJS Mevrouw Y. Boer Behandeld door ir. J. Hardlooper ir. M.J. van Wijngaarden Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV Boterdiep AW ROTTERDAM Postbus AE ROTTERDAM Telefoon Fax Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan maart 2012 Bladzijde 1

203 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Situering 4 3 Toetsingskader Inleiding Geluidvoorschriften Activiteitenbesluit VNG-publicatie Richtafstanden hindercontouren Toetsingskader - stappenplan Toetsing 8 4 Bedrijfsbeschrijving 9 5 Bepaling bronvermogenniveaus en effectieve bedrijfsduren Algemeen Geluidmetingen Bepaling bedrijfsduurcorrecties 10 6 Akoestisch model Algemeen Model 12 7 Berekeningsresultaten Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus Maximale geluidniveaus Inrichtingsgebonden verkeer 14 8 Conclusies 15 Bijlagen Bijlage I Bijlage II Bijlage III Berekening bronsterkten Invoergegevens akoestisch rekenmodel Rekenresultaten langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan maart 2012 Bladzijde 2

204 1 Inleiding In opdracht van de gemeente Lansingerland is door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. een akoestisch onderzoek uitgevoerd met betrekking tot de geluiduitstraling van het transformatorstation aan de Meerweg te Berkel en Rodenrijs (gemeente Lansingerland). De aanleiding voor het onderzoek is het opstellen van een bestemmingsplan voor het project Meerpolder, project 63. Het project Meerpolder, project 63 betreft de realisatie van 20 woningen binnen het gebied Meerweg / Zwarte Meerstraat / Oostmeerlaan / Noordersingel te Lansingerland. De afstand van het transformatorstation (gemeten vanaf de terreingrens) tot de gevels van de meest nabijgelegen te projecteren woningen bedraagt circa 28 meter. In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient onderzocht te worden of ter plaatse van de te projecteren woningen een goed akoestisch woon- en leefklimaat is gewaarborgd (als gevolg van de activiteiten van het transformatorstation). In het onderzoek is de systematiek van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering gehanteerd. Daarin wordt onderzocht of enerzijds de bedrijfsvoering van het transformatorstation door de te projecteren woningen niet wordt beperkt en anderzijds of de geluidhinder ter plaatse van de te projecteren woningen tot een aanvaardbaar niveau wordt beperkt. Het doel van het onderzoek is het bepalen van de optredende geluidniveaus ten gevolge van het inwerking zijn van het transformatorstation ter plaatse van de te projecteren woningen en te beoordelen in hoeverre deze geluidbelasting aanvaardbaar is. De geluiduitstraling naar de omgeving is berekend met behulp van een akoestisch overdrachtsmodel. De berekeningen zijn uitgevoerd overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai" Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan maart 2012 Bladzijde 3

205 2 Situering Het plangebied wordt globaal omsloten door de Meerweg, Zwarte Meerstraat, Oostmeerlaan en Noordersingel. Het transformatorstation is gelegen aan de zuidzijde van de Meerweg, tegenover de woonwagenstandplaatsen. In onderstaande figuur 2.1 en 2.2 is de situering weergegeven. Figuur 2.1. Situering transformatorstation Figuur 2.2. Transformatorstation in relatie tot de te projecteren woningen Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan maart 2012 Bladzijde 4

206 De afstand van het transformatorstation (gemeten vanaf de terreingrens) tot de gevels van de meest nabijgelegen te projecteren woningen bedraagt circa 28 meter. De meest nabijgelegen bestaande geluidgevoelige bestemmingen betreffen de woonwagenstandplaatsen ten noorden van het transformatorstation. Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan maart 2012 Bladzijde 5

207 3 Toetsingskader 3.1 Inleiding Het transformatorstation kan mogelijk worden aangemerkt als een inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer. In dat geval is sprake van een inrichting van het type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit). Voor een type A inrichting zijn de geluidvoorschriften zoals opgenomen in afdeling 2.8 Geluidhinder van het Activiteitenbesluit van toepassing. De geluidvoorschriften van het Activiteitenbesluit zijn bedoeld voor bestaande situaties (bestaand bedrijf en bestaande woningen). Het voldoen aan deze geluidvoorschriften bij nieuwe woningen is onvoldoende voor de beoordeling van de ruimtelijke inpasbaarheid van nieuwe woningen naast een bestaand bedrijf. De methodiek van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering is wel toegespitst op de situatie van (ondermeer) nieuwe woningen en een bestaand bedrijf. De geluidvoorschriften van het Activiteitenbesluit zijn nog wel van belang op het moment dat nagegaan dient te worden of de nieuwe woningen leiden tot inperking van rechten voor bestaande inrichtingen. 3.2 Geluidvoorschriften Activiteitenbesluit Het belangrijkste voorschrift uit afdeling 2.8 Geluidhinder van het Activiteitenbesluit luiden als volgt: Artikel Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (L Ar,LT ) en het maximaal geluidsniveau L Amax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat: a. de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden; Tabel 2.17a 07:00 19:00 uur 19:00 23:00 uur 23:00 07:00 uur L Ar,LT op de gevel van gevoelige gebouwen 50 db(a) 45 db(a) 40 db(a) L Ar,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen 35 db(a) 30 db(a) 25 db(a) L Amax op de gevel van gevoelige gebouwen 70 db(a) 65 db(a) 60 db(a) L Amax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen 55 db(a) 50 db(a) 45 db(a) Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan maart 2012 Bladzijde 6

208 3.3 VNG-publicatie Richtafstanden hindercontouren De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering, editie 2009 geeft per bedrijfscategorie een veilige afstand voor het milieuaspect geluid, de zogenaamde richtafstand. Wanneer woningen binnen deze richtafstand - gemeten vanaf de terreingrens van de inrichting - worden geprojecteerd, is nader onderzoek noodzakelijk, waarbij antwoord dient te worden gegeven op de vraag of ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en op de vraag of de bestaande bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering wordt geschaad. De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of vergelijkbaar omgevingstype. Voor een omgevingstype gemengd gebied kunnen de genoemde afstanden met een afstandsstap worden verlaagd. Op pagina 29 en 30 van de VNG-publicatie zijn de omgevingstypen beschreven. Omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie) een stiltegebied of een natuurgebied. Omgevingstype gemengd gebied Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemening. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend Toetsingskader - stappenplan De VNG-publicatie omschrijft voor de beoordeling van geluidhinder het volgende stappenplan (beknopt samengevat): 1. Indien de richtafstanden niet worden overschreden kan verdere toetsing in beginsel achterwege blijven. Het bouwplan is dan mogelijk. 2. Indien stap 1 niet toereikend is: a. Bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen in gebiedstype rustige woonwijk van maximaal: 45 db(a) langtijdgemiddelde beoordelingsniveau L Ar,LT (etmaalwaarde); 65 db(a) maximale geluidniveaus L A,max (etmaalwaarde); 50 db(a) verkeersaantrekkende werking (etmaalwaarde). Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan maart 2012 Bladzijde 7

209 b. Bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen in gebiedstype gemengd gebied van maximaal: 50 db(a) langtijdgemiddelde beoordelingsniveau L Ar,LT (etmaalwaarde); 70 db(a) maximale geluidniveaus L A,max (etmaalwaarde); 50 db(a) verkeersaantrekkende werking (etmaalwaarde). c. Vrijstelling is dan mogelijk. 3. Indien stap 2 niet toereikend is: a. Bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen in gebiedstype rustige woonwijk van maximaal: 50 db(a) langtijdgemiddelde beoordelingsniveau L Ar,LT (etmaalwaarde); 70 db(a) maximale geluidniveaus L A,max (etmaalwaarde); 50 db(a) verkeersaantrekkende werking (etmaalwaarde). b. Bij een geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen in gebiedstype gemengd gebied van maximaal: 55 db(a) langtijdgemiddelde beoordelingsniveau L Ar,LT (etmaalwaarde); 70 db(a) maximale geluidniveaus L A,max (etmaalwaarde); 65 db(a) verkeersaantrekkende werking (etmaalwaarde). c. Vrijstelling is dan mogelijk met dien verstande dat het bevoegd gezag moet motiveren waarom het deze geluidbelasting in de concrete situatie acceptabel acht. 4. Bij een hogere geluidbelasting dan aangegeven in stap 3 zal vrijstelling doorgaans niet mogelijk zijn Toetsing In het bestemmingsplan is geen specifieke bedrijfsbestemming voor het transformatorstation opgenomen. De transformator heeft een vermogen van 13 MVA. Volgens bijlage 1 van de VNGpublicatie valt het transformatorstation onder SBI-code 35 C2 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: MVA. De richtafstand voor wat betreft geluid bedraagt 50 meter in geval van omgevingstype rustige woonwijk. In geval van omgevingstype gemengd gebied kan de afstand van 50 meter met één afstandsstap worden verlaagd tot 30 meter (tabel op pagina 30 van de VNG-publicatie). Overigens bedragen de richtafstanden voor wat betreft de overige milieuaspecten (geur, stof en gevaar) niet meer dan de richtafstand(en) voor wat betreft geluid. Het plangebied is aan te merken als een rustige woonwijk. De afstand van de meest nabijgelegen te projecteren woningen tot het transformatorstation (gemeten vanaf de terreingrens) bedraagt circa 28 meter. Daarmee zijn de woningen binnen de richtafstand van 50 meter (gebiedstype rustige woonwijk) gelegen. Derhalve is nader onderzoek (stap 2 uit de VNGpublicatie) naar de optredende geluidniveaus noodzakelijk. Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan maart 2012 Bladzijde 8

210 4 Bedrijfsbeschrijving Op het terrein van het transformatorstation zijn twee opstallen aanwezig. In het oostelijke gebouw is een 13MVA transformator opgesteld. De wanden van het gebouw zijn volledig gesloten uitgevoerd en het dak is volledig open. De geluiduitstraling van dit gebouw wordt bepaald door het geluid van de transformator dat door het open dak uitstraalt. In het westelijke gebouw is een kleine transformator geplaatst en zijn diverse andere technische ruimten aanwezig. Gezien het geluidniveau in deze ruimtes (L Aeq < 55 db(a)) en de toegepaste bouwkundige constructies is de geluiduitstraling van dit gebouw verwaarloosbaar ten opzichte van de geluiduitstraling van het oostelijkste gebouw. Het transformatorstation is continu in bedrijf. Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan maart 2012 Bladzijde 9

211 5 Bepaling bronvermogenniveaus en effectieve bedrijfsduren 5.1 Algemeen Voor het berekenen van de geluidemissie van het bedrijf is van de in hoofdstuk 4 vermelde activiteiten het bronvermogenniveau en de effectieve bedrijfsduur bepaald. Het bronvermogenniveau kan gezien worden als de eenduidige karakterisering van een puntvormige bron, die evenveel geluid produceert als de activiteit die door die puntbron wordt gerepresenteerd. Met de effectieve bedrijfsduur wordt een bedrijfsduurcorrectieterm (C b ) in db berekend, waarbij rekening wordt gehouden dat een geluidbron (activiteit) niet continu geluid produceert. Tevens wordt in de C b -term een opdeling van een geluidbron in meerdere deelbronnen verdisconteerd. 5.2 Geluidmetingen Op vrijdag 23 maart 2012 zijn geluidmetingen uitgevoerd aan het transformatorstation. In tabel 5.1 is een overzicht gegeven van de gebruikte meetapparatuur. Tabel 5.1: Gebruikte meetapparatuur Omschrijving Fabrikaat Type Real time analyzer (investigator) Brüel & Kjær 2250 Microfoon voor de real time analyzer Brüel & Kjær 4189 Calibrator Brüel & Kjær 4231 In tabel 5.2 is zijn de weersomstandigheden tijdens de metingen samengevat. De gegevens zijn ontleend aan registraties van het KNMI. Tabel 5.2: Weersomstandigheden tijdens de metingen Temperatuur [ C] 10 C Windsnelheid [m/s op 10 meter boven maaiveld] Windrichting 2,0 m/s 80 (O) Relatieve vochtigheid [%] 81 % Bewolking [8e delen] 0 octa s In bijlage I zijn de resultaten van de geluidmetingen en de daaruit volgende berekeningen van de bronvermogenniveaus opgenomen. 5.3 Bepaling bedrijfsduurcorrecties Het transformatorstation is continu in werking. Daarom is geen bedrijfsduurcorrectie toegepast. Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan maart 2012 Bladzijde 10

212 6 Akoestisch model 6.1 Algemeen Om de geluidniveaus in de omgeving te bepalen wordt gebruik gemaakt van een akoestisch rekenmodel. In dit model worden geluidbronnen, berekeningspunten en objecten ingevoerd. De relevante geluidbronnen worden ingevoerd als bronpunten met een bepaald akoestisch vermogen (bronvermogenniveau), maaiveldhoogte, bronhoogte en bedrijfsduurcorrectie. De berekeningspunten worden ingevoerd met een bepaalde maaiveldhoogte en beoordelingshoogte. Invloeden in de overdracht worden verdisconteerd door objecten, waaronder ook verstaan worden bodemvlakken en vegetatiedempingen. Objecten zoals huizen, flats, bedrijfsgebouwen, technische installaties, schermen, muren etc. worden ingevoerd als veelhoeken met een zekere hoogte ten opzichte van de maaiveldhoogte. Daarnaast wordt aan de objecten een reflectie factor toegekend variërend van 0 (volledig absorberend) tot 1 (volledig reflecterend). Bodemvlakken kunnen met een bodemfactor tussen 0 (volledig hard) en 1 (volledig absorberend) ingevoerd worden. Alle geografische, geometrische en akoestische gegevens worden samengebracht in het rekenmodel, waarna de overdrachtsberekeningen worden uitgevoerd conform de II8-methode uit de Handleiding meten en rekenen industrielawaai. Per bron/waarneempunt wordt uitgaande van de brongegevens uitgerekend wat op de berekeningspunten de invloed is op de geluidoverdracht ten gevolge van de geometrische afstand, afschermingen door en reflecties in objecten, luchtdemping en bodeminvloeden. Conform het uitgangspunt voor het Rijnmondgebied is voor de berekeningen de aangepaste luchtabsorptiecoëfficiënt volgens TNO gehanteerd. Uit een energetische sommatie van de per periode berekende bijdragen van alle beschouwde geluidbronnen volgt het totale geluidniveau per etmaalperiode op het beschouwde waarneempunt. Overeenkomstig de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening vindt bepaling van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en de maximale geluidniveaus gedurende de dagperiode plaats op een beoordelingshoogte van 1,5 m + (begane grond). Gedurende de avond- en nachtperiode vindt bepaling plaats op een beoordelingshoogte van 5,0 m + (verdieping). De geluidniveaus worden invallend beschouwd. Voor de berekeningen wordt gebruik gemaakt van het dgmr rekenprogramma Geomilieu, versie Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan maart 2012 Bladzijde 11

213 6.2 Model In bijlage II zijn de invoergegevens van het akoestisch rekenmodel opgenomen. In tabel 6.1 is een overzicht opgenomen van de relevante geluidbronnen. Per bron is het bronvermogenniveau met de bijbehorende bedrijfsduurcorrectie vermeld. Tabel 6.1. Bronvermogenniveaus (L WR ) en bedrijfsduurcorrecties. Puntbronnen Bronnummer Omschrijving L WR [db(a)] Bedrijfsduurcorrectie [db] Dag Avond Nacht P001-P009 Dak transformatorstation 69, Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan maart 2012 Bladzijde 12

214 7 Berekeningsresultaten Met behulp van het akoestisch rekenmodel zijn de geluidniveaus berekend op de betreffende immissiepunten. 7.1 Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus In tabel 7.1. zijn de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus op de beoordelingspunten voor de representatieve bedrijfssituatie samengevat. In bijlage III zijn de berekende totaalwaarden opgenomen van alle immissiepunten, alsmede een uitgesplitste bijdrage per bron voor een aantal punten. De geluidemissie door het in werking zijn van de transformator wordt gekenmerkt door een tonale component. Deze tonale component hangt samen met het periodiek uitzetten en inkrimpen van de wikkelingen binnen de transformator tijdens de wisselingen van de polariteit. Op grond van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai dient een toeslag van 5 db(a) op het langtijdgemiddeld deelbeoordelingsniveau van de betreffende bedrijfstoestand te worden toegepast, als ter hoogte van het immissiepunt sprake is van een auditief waarneembare tonaliteit van de geluidimmissie. Omdat ter plaatse van de beoordelingspunten het tonale karakter kan worden waargenomen, is bij het berekenen van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau een toeslag van 5 db(a) toegepast. Tabel 7.1. Berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus voor de representatieve bedrijfssituatie. Beoordelingspunt Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (L Ar,LT ) [db(a)] Dagperiode ( ) Avondperiode ( ) Nachtperiode ( ) Berekend Toetsing 1) Berekend Toetsing 1) Berekend Toetsing 1) 012 Project 63 blok ten zuiden van trafo 36 45/ / / Project 63 blok ten zuidoosten van trafo 34 45/ / / Project 63 blok ten oosten van trafo 31 45/ / /40 1) Toetsing op basis van stap 2 respectievelijk stap 3 (zie paragraaf 3.3.2) Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat ter plaatse van de nieuw te projecteren woningen in de nachtperiode niet voldaan wordt aan de grenswaarde van 45 db(a) etmaalwaarde (stap 2). Wel wordt voldaan aan de grenswaarde van 50 db(a) etmaalwaarde, zoals beschreven onder stap 3. Nu niet voldaan wordt aan de grenswaarde van stap 2, maar wel aan de grenswaarde van stap 3 is een nadere motivatie noodzakelijk. De geluiduitstraling van het transformatorstation kan worden aangemerkt als industrielawaai. In het gemeentelijk geluidbeleid van de gemeente Lansingerland wordt een gevel - voor wat betreft de geluidbron industrielawaai - als geluidluw aangemerkt, indien de geluidbelasting niet hoger is dan 50 db(a) etmaalwaarde. Dit komt overeen met de gehanteerde grenswaarde voor stap 3. Hieruit wordt geconcludeerd dat de geluidbelasting van 50 db(a) etmaalwaarde op basis van het gemeentelijk geluidbeleid toelaatbaar kan worden geacht. Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan maart 2012 Bladzijde 13

215 7.2 Maximale geluidniveaus De geluidemissie van de transformator kan worden gekarakteriseerd als continu. Uit de metingen ter plaatse is naar voren gekomen dat het maximale geluidniveau (L Amax ) in dit geval ten hoogste 5 db(a) hoger ligt dan het equivalente geluidniveau. Gelet hierop wordt ruimschoots aan de grenswaarden voor het maximale geluidniveau (L Amax ) voldaan. 7.3 Inrichtingsgebonden verkeer Gezien de aard en omvang van de activiteiten van het transformatorstation is geen sprake van verkeersaantrekkende werking. Het inrichtingsgebonden verkeer is derhalve niet nader beschouwd. Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan maart 2012 Bladzijde 14

216 8 Conclusies In opdracht van de gemeente Lansingerland is door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. een akoestisch onderzoek uitgevoerd met betrekking tot de geluiduitstraling van het transformatorstation aan de Meerweg te Berkel en Rodenrijs (gemeente Lansingerland). De aanleiding voor het onderzoek is het opstellen van een bestemmingsplan voor het project Meerpolder, project 63. Het project Meerpolder, project 63 betreft de realisatie van 20 woningen op circa 28 meter van het transformatorstation (gemeten vanaf de terreingrens). Uit het onderzoek blijkt dat voor wat betreft het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ter plaatse van de nieuw te projecteren woningen in de nachtperiode niet voldaan wordt aan de grenswaarde van 45 db(a) etmaalwaarde (stap 2 uit de VNG publicatie). Wel wordt voldaan aan de grenswaarde van 50 db(a) etmaalwaarde, zoals beschreven onder stap 3. Deze grenswaarde wordt op basis van het gemeentelijk geluidbeleid van de gemeente Lansingerland toelaatbaar geacht. De geluiduitstraling van het transformatorstation kan worden aangemerkt als industrielawaai. In het gemeentelijk geluidbeleid van de gemeente Lansingerland wordt een gevel - voor wat betreft de geluidbron industrielawaai - als geluidluw aangemerkt, indien de geluidbelasting niet hoger is dan 50 db(a) etmaalwaarde. De geluidemissie van de transformator kan worden gekarakteriseerd als continu. Gelet hierop wordt ruimschoots aan de grenswaarden voor het maximale geluidniveau (L Amax ) voldaan. Gezien de aard en omvang van de activiteiten van het transformatorstation is geen sprake van verkeersaantrekkende werking. Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV ir. J. Hardlooper Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan maart 2012 Bladzijde 15

217 Bijlage I Berekening bronsterkten Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan maart 2012

218 Methode II.3 / C4 Projectnummer: Bedrijf: Transformatorstation Meerweg Bronnummer: P001-P009 Bronnaam: Dak transformatorstation (9 deelbronnnen) Oppervlakte meetvlak: 3,67 m 2 Methode II.3 Frequentie [Hz] 31, Totaal L p [db(a)] 18,3 33,0 50,5 63,9 55,3 51,0 43,9 41,2 32,5 64,9 Correctie [db] log(S) [db] 5,6 5,6 5,6 5,6 5,6 5,6 5,6 5,6 5,6 Delta Lf [db] Richtingsindex DI [db] L WR [db(a)] 21,0 35,7 55,2 68,6 59,9 55,6 48,5 45,8 37,1 69,5

219 Bijlage II Invoergegevens akoestisch rekenmodel Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan maart 2012

220 Cauberg-Huygen Invoergegevens Rapport: Lijst van model eigenschappen Model: IL Transformatorstation Model eigenschap Omschrijving IL Transformatorstation Verantwoordelijke m.vanwijngaarden Rekenmethode IL Modelgrenzen (90961,36, ,50) - (96070,03, ,38) Aangemaakt door m.vanwijngaarden op Laatst ingezien door m.vanwijngaarden op Model aangemaakt met Geomilieu V1.91 Origineel project Niet van toepassing Originele omschrijving Geïmporteerd door Definitief Definitief verklaard door Niet van toepassing Niet van toepassing Niet van toepassing Niet van toepassing Standaard maaiveldhoogte 0 Rekenhoogte contouren 4 Detailniveau toetspunt resultaten Bronresultaten Detailniveau resultaten grids Groepsresultaten Meteorologische correctie Toepassen standaard, 5,0 Standaard bodemfactor 0,0 Absorptie standaarden TNO-TPD Clusteren gebouwen Ja Verwijderen binnenwanden Ja Luchtdemping [db/km] 0,14 0,27 0,55 0,94 1,90 3,80 7,80 19,00 55,00 Aandachtsgebied -- Dynamische foutmarge [db] -- Geomilieu V :45:45

221 Cauberg-Huygen Invoergegevens Rapport: Model: Groepsreducties IL Transformatorstation Groep Demping Sommatie Dag Avond Nacht Dag Avond Nacht (hoofdgroep) Transformatorstation -5,00-5,00-5,00-5,00-5,00-5,00 Geomilieu V :47:42

222 Cauberg-Huygen Invoergegevens Model: Groep: IL Transformatorstation (hoofdgroep) Lijst van Puntbronnen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Omschr. X Y Maaiveld Hoogte GeenRefl. GeenDemping Richt. Hoek Lwr 31 Lwr 63 Lwr 125 Lwr 250 P001 Dak transformatorstation 92736, ,78 6,00 0,10 Nee Nee 0,00 360,00 21,00 35,70 55,20 68,60 P002 Dak transformatorstation 92739, ,81 6,00 0,10 Nee Nee 0,00 360,00 21,00 35,70 55,20 68,60 P003 Dak transformatorstation 92740, ,71 6,00 0,10 Nee Nee 0,00 360,00 21,00 35,70 55,20 68,60 P004 Dak transformatorstation 92737, ,87 6,00 0,10 Nee Nee 0,00 360,00 21,00 35,70 55,20 68,60 P005 Dak transformatorstation 92739, ,85 6,00 0,10 Nee Nee 0,00 360,00 21,00 35,70 55,20 68,60 P006 Dak transformatorstation 92741, ,79 6,00 0,10 Nee Nee 0,00 360,00 21,00 35,70 55,20 68,60 P007 Dak transformatorstation 92738, ,84 6,00 0,10 Nee Nee 0,00 360,00 21,00 35,70 55,20 68,60 P008 Dak transformatorstation 92741, ,97 6,00 0,10 Nee Nee 0,00 360,00 21,00 35,70 55,20 68,60 P009 Dak transformatorstation 92742, ,82 6,00 0,10 Nee Nee 0,00 360,00 21,00 35,70 55,20 68,60 Geomilieu V :48:21

223 Cauberg-Huygen Invoergegevens Model: Groep: IL Transformatorstation (hoofdgroep) Lijst van Puntbronnen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Lwr 500 Lwr 1k Lwr 2k Lwr 4k Lwr 8k Lwr Totaal Cb(D) Cb(A) Cb(N) P001 59,90 55,60 48,50 45,80 37,10 69,56 0,00 0,00 0,00 P002 59,90 55,60 48,50 45,80 37,10 69,56 0,00 0,00 0,00 P003 59,90 55,60 48,50 45,80 37,10 69,56 0,00 0,00 0,00 P004 59,90 55,60 48,50 45,80 37,10 69,56 0,00 0,00 0,00 P005 59,90 55,60 48,50 45,80 37,10 69,56 0,00 0,00 0,00 P006 59,90 55,60 48,50 45,80 37,10 69,56 0,00 0,00 0,00 P007 59,90 55,60 48,50 45,80 37,10 69,56 0,00 0,00 0,00 P008 59,90 55,60 48,50 45,80 37,10 69,56 0,00 0,00 0,00 P009 59,90 55,60 48,50 45,80 37,10 69,56 0,00 0,00 0,00 Geomilieu V :48:21

224 Cauberg-Huygen Invoergegevens Model: Groep: IL Transformatorstation (hoofdgroep) Lijst van Toetspunten, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Omschr. X Y Maaiveld Hoogte A Hoogte B Hoogte C Hoogte D Hoogte E Hoogte F Gevel 001 Meerpolder 20 woningen [1] 92736, ,48 0,00 1,50 5, Ja 002 Meerpolder 20 woningen [2] 92742, ,50 0,00 1,50 5, Ja 003 Meerpolder 20 woningen [3] 92756, ,46 0,00 1,50 5, Ja 004 Meerpolder 20 woningen [4] 92751, ,99 0,00 1,50 5, Ja 005 Meerpolder 20 woningen [5] 92761, ,93 0,00 1,50 5, Ja 006 Meerpolder 20 woningen [6] 92746, ,52 0,00 1,50 5, Ja 007 Meerpolder 20 woningen [7] 92765, ,40 0,00 1,50 5, Ja 008 Meerpolder 20 woningen [8] 92770, ,32 0,00 1,50 5, Ja 009 Meerpolder 20 woningen [9] 92775, ,43 0,00 1,50 5, Ja 010 Meerpolder 20 woningen [10] 92776, ,76 0,00 1,50 5, Ja 011 Meerpolder 20 woningen [11] 92752, ,57 0,00 1,50 5, Ja 012 Meerpolder 20 woningen [12] 92756, ,04 0,00 1,50 5, Ja 013 Meerpolder 20 woningen [13] 92747, ,10 0,00 1,50 5, Ja 014 Meerpolder 20 woningen [14] 92761, ,50 0,00 1,50 5, Ja 015 Meerpolder 20 woningen [15] 92742, ,64 0,00 1,50 5, Ja 016 Meerpolder 20 woningen [16] 92766, ,97 0,00 1,50 5, Ja 017 Meerpolder 20 woningen [17] 92737, ,17 0,00 1,50 5, Ja 018 Meerpolder 20 woningen [18] 92771, ,43 0,00 1,50 5, Ja 019 Meerpolder 20 woningen [19] 92732, ,70 0,00 1,50 5, Ja 020 Meerpolder 20 woningen [20] 92732, ,26 0,00 1,50 5, Ja 021 Meerpolder 20 woningen [1] 92783, ,27 0,00 1,50 5, Ja 022 Meerpolder 20 woningen [2] 92788, ,29 0,00 1,50 5, Ja 023 Meerpolder 20 woningen [3] 92802, ,25 0,00 1,50 5, Ja 024 Meerpolder 20 woningen [4] 92797, ,78 0,00 1,50 5, Ja 025 Meerpolder 20 woningen [5] 92807, ,72 0,00 1,50 5, Ja 026 Meerpolder 20 woningen [6] 92792, ,31 0,00 1,50 5, Ja 027 Meerpolder 20 woningen [7] 92812, ,19 0,00 1,50 5, Ja 028 Meerpolder 20 woningen [8] 92817, ,11 0,00 1,50 5, Ja 029 Meerpolder 20 woningen [9] 92821, ,22 0,00 1,50 5, Ja 030 Meerpolder 20 woningen [10] 92822, ,55 0,00 1,50 5, Ja 031 Meerpolder 20 woningen [11] 92798, ,36 0,00 1,50 5, Ja 032 Meerpolder 20 woningen [12] 92803, ,83 0,00 1,50 5, Ja 033 Meerpolder 20 woningen [13] 92793, ,89 0,00 1,50 5, Ja 034 Meerpolder 20 woningen [14] 92808, ,29 0,00 1,50 5, Ja 035 Meerpolder 20 woningen [15] 92788, ,43 0,00 1,50 5, Ja 036 Meerpolder 20 woningen [16] 92812, ,76 0,00 1,50 5, Ja 037 Meerpolder 20 woningen [17] 92783, ,96 0,00 1,50 5, Ja 038 Meerpolder 20 woningen [18] 92817, ,22 0,00 1,50 5, Ja 039 Meerpolder 20 woningen [19] 92779, ,49 0,00 1,50 5, Ja 040 Meerpolder 20 woningen [20] 92778, ,05 0,00 1,50 5, Ja 041 Meerpolder project , ,48 0,00 1,50 5, Ja 042 Meerpolder project , ,60 0,00 1,50 5, Ja 043 Meerpolder project , ,44 0,00 1,50 5, Ja 044 Meerpolder project , ,71 0,00 1,50 5, Ja 045 Meerpolder project , ,14 0,00 1,50 5, Ja 046 Meerpolder project , ,49 0,00 1,50 5, Ja Geomilieu V :48:42

225 Cauberg-Huygen Invoergegevens Model: Groep: IL Transformatorstation (hoofdgroep) Lijst van Bodemgebieden, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Omschr. X-1 Y-1 Oppervlak Bf 92074, ,91 235,71 1, , ,25 395,26 1, , , ,39 1, , ,84 983,67 1, , , ,50 1, , ,62 859,58 1, , , ,62 1, , , ,49 1, , , ,70 1, , ,72 518,14 1, , , ,56 1, , , ,24 1, , ,37 321,37 1, , , ,27 1, , ,81 248,02 1, , , ,04 1, , ,81 940,33 1, , , ,29 1, , , ,86 1, , ,31 338,88 1, , ,44 242,89 1, , ,37 98,83 1, , ,53 678,11 1, , , ,15 1, , ,28 449,82 1, , , ,53 1, , ,19 581,95 1, , , ,32 1, , , ,91 1, , , ,01 1, , , ,53 1, , , ,31 1, , ,34 595,81 1, , ,16 546,10 1, , , ,37 1, , ,81 42,08 1, , ,19 302,24 1, , , ,01 1, , , ,18 1, , ,03 938,44 1, , , ,38 1, , , ,37 1, , , ,24 1, , , ,68 1, , , ,30 1, , ,22 105,96 1, , , ,93 1, , , ,64 1, , ,87 159,31 1, , ,56 785,45 1, , , ,97 1, , , ,03 1, , , ,90 1, , ,56 886,71 1, , , ,60 1, , ,75 495,12 1, , , ,50 1, , ,19 412,50 1, , ,75 402,69 1, , , ,14 1, , , ,28 1, , , ,33 1, , , ,60 1, , ,94 773,60 1, , , ,85 1, , , ,72 1, , , ,76 1, , ,37 558,72 1, , , ,68 1, , , ,12 1, , , ,03 1, , , ,48 1, , , ,38 1, , , ,02 1, , ,97 455,38 1, , , ,13 1, , , ,63 1, , , ,06 1, , , ,53 1, , ,22 327,39 1, , ,22 300,27 1, , , ,16 1, , , ,00 1, , , ,17 1, , ,22 129,78 1, , , ,47 1, , , ,43 1, , , ,83 1, , , ,73 1, , ,09 441,09 1, , ,47 414,70 1, , ,41 524,33 1, , , ,14 1, , ,37 271,09 1, , , ,12 1, , ,00 410,32 1, , , ,04 1, , , ,90 1, , , ,67 1,00 Geomilieu V :48:58

226 Cauberg-Huygen Invoergegevens Model: Groep: IL Transformatorstation (hoofdgroep) Lijst van Bodemgebieden, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Omschr. X-1 Y-1 Oppervlak Bf 92858, , ,81 1, , , ,96 1, , , ,23 1, , , ,68 1, , , ,32 1, , , ,53 1, , , ,76 1, , , ,81 1, , , ,73 1, , , ,76 1, , ,16 286,12 1, , , ,53 1, , , ,81 1, , , ,74 1, , , ,57 1, , , ,59 1, , , ,09 1, , , ,13 1, , , ,98 1, , , ,10 1, , , ,01 1, , , ,75 1, , , ,48 1, , , ,67 1, , , ,60 1, , , ,55 1, , , ,93 1, , , ,70 1, , , ,30 1, , ,22 844,11 1, , , ,10 1, , , ,67 1, , , ,90 1, , , ,91 1, , , ,53 1, , , ,53 1, , , ,44 1, , , ,28 1, , , ,56 1, , ,31 864,48 1, , , ,73 1, , ,31 915,54 1, , , ,75 1, , , ,24 1, , , ,12 1, , ,06 650,13 1, , ,87 890,84 1, , , ,09 1, , , ,84 1, , ,09 224,78 1, , , ,04 1, , ,09 802,79 1, , ,62 844,88 1, , ,69 189,51 1, , , ,03 1, , , ,87 1, , , ,43 1, , , ,85 1, , , ,46 1, , , ,94 1, , , ,61 1, , , ,32 1, , , ,88 1, , , ,97 1, , , ,00 1, , , ,34 1, , , ,33 1, , , ,38 1, , , ,90 1, , , ,47 1, , , ,35 1, , , ,50 1, , , ,67 1, , , ,52 1, , , ,11 1, , , ,35 1, , , ,04 1, , , ,53 1, , , ,46 1, , , ,19 1, , , ,13 1, , , ,70 1, , , ,25 1, , , ,51 1, , , ,31 1, , , ,17 1, , , ,33 1, , , ,54 1, , , ,28 1, , , ,90 1, , , ,32 1, , ,41 261,65 1, , , ,92 1, , , ,49 1, , , ,81 1, , ,84 134,24 1, , , ,05 1, , , ,61 1, , , ,93 1,00 Geomilieu V :48:58

227 Cauberg-Huygen Invoergegevens Model: Groep: IL Transformatorstation (hoofdgroep) Lijst van Bodemgebieden, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Omschr. X-1 Y-1 Oppervlak Bf 93686, , ,80 1, , , ,69 1, , , ,70 1, , , ,76 1, , , ,87 1, , , ,79 1, , , ,30 1, , , ,50 1, , , ,87 1, , , ,97 1, , , ,51 1, , , ,02 1, , , ,59 1, , , ,07 1, , , ,13 1, , ,91 674,41 1, , ,87 520,33 1, , , ,74 1, , , ,25 1, , , ,90 1, , , ,05 1, , , ,96 1, , , ,96 1, , , ,56 1, , , ,08 1, , , ,41 1, , , ,17 1, , , ,72 1, , , ,33 1, , , ,04 1, , , ,00 1, , , ,08 1, , , ,74 1, , , ,05 1, , , ,20 1, , , ,37 1, , , ,44 1, , ,72 184,36 1, , ,12 312,24 1, , , ,43 1, , , ,31 1, , , ,77 1, , , ,41 1, , , ,38 1, , , ,21 1, , , ,24 1, , , ,32 1, , , ,03 1, , ,91 691,43 1, , , ,60 1, , , ,71 1, , , ,40 1, , , ,76 1, , ,53 506,18 1, , , ,07 1, , ,72 956,73 1, , , ,90 1, , ,34 448,51 1, , , ,62 1, , , ,20 1, , , ,87 1, , , ,08 1, , , ,12 1, , , ,57 1, , , ,52 1, , , ,65 1, , ,91 163,76 1, , , ,24 1, , , ,19 1, , , ,70 1, , , ,41 1, , ,97 754,68 1, , ,56 80,74 1, , , ,01 1, , , ,90 1, , ,03 704,35 1, , , ,67 1, , ,59 451,83 1, , , ,49 1, , , ,91 1, , , ,37 1, , , ,70 1, , , ,04 1, , , ,13 1, , , ,51 1, , , ,67 1, , , ,31 1, , , ,49 1, , , ,75 1, , ,56 232,83 1, , ,00 366,12 1, , ,53 518,01 1, , , ,13 1, , , ,68 1, , , ,47 1, , , ,76 1, , ,53 858,21 1, , , ,47 1, , , ,98 1,00 Geomilieu V :48:58

228 Cauberg-Huygen Invoergegevens Model: Groep: IL Transformatorstation (hoofdgroep) Lijst van Bodemgebieden, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Omschr. X-1 Y-1 Oppervlak Bf 93695, , ,56 1, , , ,75 1, , , ,80 1, , , ,78 1, , , ,96 1, , , ,86 1, , ,12 655,70 1, , , ,36 1, , , ,67 1, , , ,34 1, , , ,00 1, , ,16 782,83 1, , ,47 919,03 1, , , ,58 1, , ,31 995,16 1, , , ,25 1, , , ,31 1, , ,84 396,36 1, , , ,56 1, , , ,52 1, , , ,32 1, , , ,48 1, , , ,56 1, , ,41 324,01 1, , ,44 582,43 1, , , ,20 1, , , ,09 1, , , ,93 1, , , ,83 1, , , ,67 1, , , ,71 1, , , ,61 1, , , ,02 1, , ,41 47,68 1, , , ,90 1, , ,22 129,05 1, , , ,83 1, , , ,85 1, , , ,50 1, , ,37 561,89 1, , ,91 429,98 1, , , ,41 1, , , ,69 1, , , ,88 1, , , ,07 1, , , ,91 1, , ,31 713,77 1, , ,41 469,52 1, , , ,70 1, , ,69 767,19 1, , , ,43 1, , , ,65 1, , , ,97 1, , , ,81 1, , , ,18 1, , , ,23 1, , , ,70 1, , , ,55 1, , , ,53 1, , , ,30 1, , , ,63 1, , , ,36 1, , , ,50 1, , ,81 109,20 1, , ,06 522,24 1, , , ,95 1, , , ,51 1, , ,62 687,38 1, , , ,55 1, , , ,59 1, , , ,35 1, , , ,97 1, , , ,10 1, , , ,23 1, , , ,52 1, , , ,79 1, , , ,56 1, , , ,74 1, , ,42 478,43 1, , ,50 469,35 1, , ,21 112,83 1, , ,08 210,45 1, , ,47 623,75 1, , ,39 221,36 1,00 Geomilieu V :48:58

229 Cauberg-Huygen Invoergegevens Model: IL Transformatorstation Groep: (hoofdgroep) Lijst van Gebouwen, voor rekenmethode Industrielawaai - IL Naam Omschr. X-1 Y-1 Oppervlak Maaiveld Hoogte Cp woonwagenkamp 92762, ,07 78,97 0,00 3,50 0 db woonwagenkamp 92751, ,59 78,97 0,00 3,50 0 db woonwagenkamp 92772, ,04 78,97 0,00 3,50 0 db woonwagenkamp 92768, ,20 79,81 0,00 3,50 0 db woonwagenkamp 92753, ,41 79,81 0,00 3,50 0 db woonwagenkamp 92729, ,94 78,97 0,00 3,50 0 db woonwagenkamp 92736, ,21 79,81 0,00 3,50 0 db woonwagenkamp 92720, ,88 79,81 0,00 3,50 0 db woonwagenkamp 92740, ,54 78,97 0,00 3,50 0 db woonwagenkamp 92795, ,31 26,46 0,00 3,00 0 db Trafo bijgebouw 92721, ,63 75,88 0,00 3,00 0 db Trafo 92741, ,92 39,48 0,00 6,00 0 db Meerpolder overig 92546, ,92 294,31 0,00 9,00 0 db Meerpolder overig 92568, ,59 294,31 0,00 9,00 0 db Meerpolder overig 92521, ,13 294,31 0,00 9,00 0 db Meerpolder overig 92474, ,91 294,31 0,00 9,00 0 db Meerpolder overig 92498, ,56 294,31 0,00 9,00 0 db Meerpolder overig 92663, ,18 294,31 0,00 9,00 0 db Meerpolder overig 92688, ,91 294,31 0,00 9,00 0 db Meerpolder overig 92641, ,44 294,31 0,00 9,00 0 db Meerpolder overig 92593, ,16 294,31 0,00 9,00 0 db Meerpolder overig 92616, ,70 294,31 0,00 9,00 0 db Meerpolder 20 woningen 92801, ,32 98,06 0,00 9,00 0 db Meerpolder 20 woningen 92780, ,12 443,86 0,00 9,00 0 db Meerpolder 20 woningen 92734, ,33 443,86 0,00 9,00 0 db 94989, ,84 195,22 0,00 9,00 0 db 94949, ,00 171,34 0,00 9,00 0 db 95000, ,34 28,35 0,00 9,00 0 db 94720, ,78 149,24 0,00 9,00 0 db 94250, ,16 125,26 0,00 9,00 0 db 94902, ,94 432,76 0,00 9,00 0 db 94792, ,94 110,42 0,00 9,00 0 db 94808, ,16 672,97 0,00 9,00 0 db 94757, ,84 332,45 0,00 9,00 0 db 94844, ,12 737,55 0,00 9,00 0 db 94818, ,37 116,03 0,00 9,00 0 db 94202, ,12 157,49 0,00 9,00 0 db 94203, ,00 242,40 0,00 9,00 0 db 94316, ,66 178,96 0,00 9,00 0 db 95000, ,56 94,65 0,00 9,00 0 db 94368, ,84 570,57 0,00 9,00 0 db 94335, ,53 182,67 0,00 9,00 0 db 94545, ,53 411,66 0,00 9,00 0 db 94163, ,69 27,01 0,00 9,00 0 db 94344, ,72 722,58 0,00 9,00 0 db 94322, ,09 133,23 0,00 9,00 0 db 94390, ,00 229,90 0,00 9,00 0 db 94932, ,16 143,39 0,00 9,00 0 db 94926, ,19 44,27 0,00 9,00 0 db 95000, ,94 346,10 0,00 9,00 0 db 94567, ,37 166,82 0,00 9,00 0 db 94959, ,78 187,32 0,00 9,00 0 db 94738, ,75 136,67 0,00 9,00 0 db 94353, ,97 22,96 0,00 9,00 0 db 94839, ,00 38,31 0,00 9,00 0 db 94880, ,78 112,39 0,00 9,00 0 db 94891, ,53 319,91 0,00 9,00 0 db 94844, ,37 119,97 0,00 9,00 0 db 94285, ,22 784,54 0,00 9,00 0 db 94422, ,62 155,20 0,00 9,00 0 db 94286, ,41 164,54 0,00 9,00 0 db 94613, ,19 134,72 0,00 9,00 0 db 94704, , ,56 0,00 9,00 0 db 94635, ,84 470,08 0,00 9,00 0 db 94736, ,06 552,13 0,00 9,00 0 db 94697, ,03 227,97 0,00 9,00 0 db 94677, ,69 245,15 0,00 9,00 0 db 94629, ,81 232,83 0,00 9,00 0 db 94454, ,09 147,15 0,00 9,00 0 db 94544, ,56 928,99 0,00 9,00 0 db 94622, ,78 75,10 0,00 9,00 0 db 94655, ,66 158,85 0,00 9,00 0 db 94253, ,41 507,77 0,00 9,00 0 db 94359, ,25 208,56 0,00 9,00 0 db 94110, ,12 442,46 0,00 9,00 0 db 94715, ,16 206,54 0,00 9,00 0 db 94177, , ,32 0,00 9,00 0 db 94133, ,03 577,26 0,00 9,00 0 db 94691, ,00 183,38 0,00 9,00 0 db 94147, ,66 790,03 0,00 9,00 0 db 94281, ,22 123,41 0,00 9,00 0 db 94693, ,44 106,52 0,00 9,00 0 db 94448, ,59 232,29 0,00 9,00 0 db 94291, ,19 856,37 0,00 9,00 0 db 94397, ,28 312,16 0,00 9,00 0 db 94202, , ,39 0,00 9,00 0 db 94172, , ,91 0,00 9,00 0 db 94181, ,16 147,19 0,00 9,00 0 db 94275, ,16 507,77 0,00 9,00 0 db 94389, ,91 28,58 0,00 9,00 0 db 94364, ,87 28,01 0,00 9,00 0 db 94215, , ,46 0,00 9,00 0 db 94676, ,37 480,43 0,00 9,00 0 db 94212, ,16 176,20 0,00 9,00 0 db 94236, ,06 292,04 0,00 9,00 0 db 94278, ,22 382,73 0,00 9,00 0 db 94925, ,72 590,14 0,00 9,00 0 db 94484, ,12 239,69 0,00 9,00 0 db 94515, ,72 119,03 0,00 9,00 0 db Geomilieu V :52:05

230

231 Bijlage III Rekenresultaten langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus Akoestisch onderzoek m.b.t. het transformatorstation aan de Meerweg te Lansingerland t.b.v. het project Meerpolder, deelplan maart 2012

232 Cauberg-Huygen LAr,LT Inclusief 5 db toeslag Rapport: Model: Groep: Groepsreductie: Resultatentabel IL Transformatorstation LAeq totaalresultaten voor toetspunten (hoofdgroep) Ja Naam Toetspunt Omschrijving Hoogte Dag Avond Nacht Etmaal Li 001_A Meerpolder 20 woningen [1] 1,50 25,4 25,4 25,4 35,4 23,8 001_B Meerpolder 20 woningen [1] 5,00 28,2 28,2 28,2 38,2 23,3 002_A Meerpolder 20 woningen [2] 1,50 23,8 23,8 23,8 33,8 22,2 002_B Meerpolder 20 woningen [2] 5,00 26,9 26,9 26,9 36,9 22,0 003_A Meerpolder 20 woningen [3] 1,50 22,8 22,8 22,8 32,8 21,0 003_B Meerpolder 20 woningen [3] 5,00 26,1 26,1 26,1 36,1 21,1 004_A Meerpolder 20 woningen [4] 1,50 23,1 23,1 23,1 33,1 21,3 004_B Meerpolder 20 woningen [4] 5,00 26,4 26,4 26,4 36,4 21,4 005_A Meerpolder 20 woningen [5] 1,50 22,7 22,7 22,7 32,7 20,9 005_B Meerpolder 20 woningen [5] 5,00 26,1 26,1 26,1 36,1 21,1 006_A Meerpolder 20 woningen [6] 1,50 23,2 23,2 23,2 33,2 21,5 006_B Meerpolder 20 woningen [6] 5,00 26,5 26,5 26,5 36,5 21,5 007_A Meerpolder 20 woningen [7] 1,50 21,7 21,7 21,7 31,7 19,9 007_B Meerpolder 20 woningen [7] 5,00 25,1 25,1 25,1 35,1 20,1 008_A Meerpolder 20 woningen [8] 1,50 19,1 19,1 19,1 29,1 17,3 008_B Meerpolder 20 woningen [8] 5,00 22,2 22,2 22,2 32,2 17,2 009_A Meerpolder 20 woningen [9] 1,50 22,3 22,3 22,3 32,3 20,6 009_B Meerpolder 20 woningen [9] 5,00 26,6 26,6 26,6 36,6 21,6 010_A Meerpolder 20 woningen [10] 1,50 30,8 30,8 30,8 40,8 29,0 010_B Meerpolder 20 woningen [10] 5,00 35,3 35,3 35,3 45,3 30,3 011_A Meerpolder 20 woningen [11] 1,50 35,8 35,8 35,8 45,8 33,5 011_B Meerpolder 20 woningen [11] 5,00 39,7 39,7 39,7 49,7 34,7 012_A Meerpolder 20 woningen [12] 1,50 35,8 35,8 35,8 45,8 33,5 012_B Meerpolder 20 woningen [12] 5,00 39,8 39,8 39,8 49,8 34,8 013_A Meerpolder 20 woningen [13] 1,50 35,6 35,6 35,6 45,6 33,4 013_B Meerpolder 20 woningen [13] 5,00 39,6 39,6 39,6 49,6 34,6 014_A Meerpolder 20 woningen [14] 1,50 35,7 35,7 35,7 45,7 33,4 014_B Meerpolder 20 woningen [14] 5,00 39,7 39,7 39,7 49,7 34,7 015_A Meerpolder 20 woningen [15] 1,50 35,4 35,4 35,4 45,4 33,3 015_B Meerpolder 20 woningen [15] 5,00 39,3 39,3 39,3 49,3 34,3 016_A Meerpolder 20 woningen [16] 1,50 35,4 35,4 35,4 45,4 33,2 016_B Meerpolder 20 woningen [16] 5,00 39,4 39,4 39,4 49,4 34,4 017_A Meerpolder 20 woningen [17] 1,50 35,0 35,0 35,0 45,0 33,0 017_B Meerpolder 20 woningen [17] 5,00 38,9 38,9 38,9 48,9 33,9 018_A Meerpolder 20 woningen [18] 1,50 34,9 34,9 34,9 44,9 32,8 018_B Meerpolder 20 woningen [18] 5,00 39,0 39,0 39,0 49,0 34,0 019_A Meerpolder 20 woningen [19] 1,50 34,6 34,6 34,6 44,6 32,8 019_B Meerpolder 20 woningen [19] 5,00 38,4 38,4 38,4 48,4 33,4 020_A Meerpolder 20 woningen [20] 1,50 30,0 30,0 30,0 40,0 28,4 020_B Meerpolder 20 woningen [20] 5,00 32,5 32,5 32,5 42,5 27,6 021_A Meerpolder 20 woningen [1] 1,50 21,8 21,8 21,8 31,8 20,3 021_B Meerpolder 20 woningen [1] 5,00 26,3 26,3 26,3 36,3 21,4 022_A Meerpolder 20 woningen [2] 1,50 17,9 17,9 17,9 27,9 16,4 022_B Meerpolder 20 woningen [2] 5,00 20,9 20,9 20,9 30,9 16,2 023_A Meerpolder 20 woningen [3] 1,50 17,7 17,7 17,7 27,7 16,5 023_B Meerpolder 20 woningen [3] 5,00 18,5 18,5 18,5 28,5 14,6 024_A Meerpolder 20 woningen [4] 1,50 18,3 18,3 18,3 28,3 17,0 024_B Meerpolder 20 woningen [4] 5,00 19,4 19,4 19,4 29,4 15,2 025_A Meerpolder 20 woningen [5] 1,50 18,0 18,0 18,0 28,0 16,9 025_B Meerpolder 20 woningen [5] 5,00 19,1 19,1 19,1 29,1 15,4 026_A Meerpolder 20 woningen [6] 1,50 18,4 18,4 18,4 28,4 17,1 026_B Meerpolder 20 woningen [6] 5,00 20,4 20,4 20,4 30,4 16,0 027_A Meerpolder 20 woningen [7] 1,50 21,5 21,5 21,5 31,5 20,4 027_B Meerpolder 20 woningen [7] 5,00 23,7 23,7 23,7 33,7 20,2 028_A Meerpolder 20 woningen [8] 1,50 21,9 21,9 21,9 31,9 20,8 028_B Meerpolder 20 woningen [8] 5,00 24,0 24,0 24,0 34,0 20,7 029_A Meerpolder 20 woningen [9] 1,50 22,5 22,5 22,5 32,5 21,6 029_B Meerpolder 20 woningen [9] 5,00 24,5 24,5 24,5 34,5 21,3 030_A Meerpolder 20 woningen [10] 1,50 17,6 17,6 17,6 27,6 16,6 030_B Meerpolder 20 woningen [10] 5,00 19,0 19,0 19,0 29,0 15,9 031_A Meerpolder 20 woningen [11] 1,50 30,3 30,3 30,3 40,3 29,0 031_B Meerpolder 20 woningen [11] 5,00 34,3 34,3 34,3 44,3 30,0 032_A Meerpolder 20 woningen [12] 1,50 29,6 29,6 29,6 39,6 28,4 032_B Meerpolder 20 woningen [12] 5,00 33,4 33,4 33,4 43,4 29,4 033_A Meerpolder 20 woningen [13] 1,50 31,1 31,1 31,1 41,1 29,6 033_B Meerpolder 20 woningen [13] 5,00 35,3 35,3 35,3 45,3 30,6 034_A Meerpolder 20 woningen [14] 1,50 28,9 28,9 28,9 38,9 27,7 034_B Meerpolder 20 woningen [14] 5,00 32,5 32,5 32,5 42,5 28,7 035_A Meerpolder 20 woningen [15] 1,50 31,8 31,8 31,8 41,8 30,2 035_B Meerpolder 20 woningen [15] 5,00 36,2 36,2 36,2 46,2 31,3 036_A Meerpolder 20 woningen [16] 1,50 28,1 28,1 28,1 38,1 27,0 036_B Meerpolder 20 woningen [16] 5,00 31,7 31,7 31,7 41,7 28,2 037_A Meerpolder 20 woningen [17] 1,50 32,7 32,7 32,7 42,7 31,0 037_B Meerpolder 20 woningen [17] 5,00 37,0 37,0 37,0 47,0 32,0 038_A Meerpolder 20 woningen [18] 1,50 27,4 27,4 27,4 37,4 26,4 038_B Meerpolder 20 woningen [18] 5,00 30,9 30,9 30,9 40,9 27,6 039_A Meerpolder 20 woningen [19] 1,50 34,1 34,1 34,1 44,1 32,3 039_B Meerpolder 20 woningen [19] 5,00 38,1 38,1 38,1 48,1 33,1 040_A Meerpolder 20 woningen [20] 1,50 33,0 33,0 33,0 43,0 31,2 040_B Meerpolder 20 woningen [20] 5,00 37,2 37,2 37,2 47,2 32,2 041_A Meerpolder project 63 1,50 31,1 31,1 31,1 41,1 29,8 041_B Meerpolder project 63 5,00 34,8 34,8 34,8 44,8 30,9 042_A Meerpolder project 63 1,50 31,0 31,0 31,0 41,0 29,8 042_B Meerpolder project 63 5,00 34,9 34,9 34,9 44,9 30,9 043_A Meerpolder project 63 1,50 31,2 31,2 31,2 41,2 30,0 043_B Meerpolder project 63 5,00 33,0 33,0 33,0 43,0 29,3 044_A Meerpolder project 63 1,50 20,5 20,5 20,5 30,5 19,4 044_B Meerpolder project 63 5,00 22,4 22,4 22,4 32,4 19,0 045_A Meerpolder project 63 1,50 20,9 20,9 20,9 30,9 19,9 045_B Meerpolder project 63 5,00 22,7 22,7 22,7 32,7 19,3 046_A Meerpolder project 63 1,50 28,1 28,1 28,1 38,1 27,0 046_B Meerpolder project 63 5,00 31,5 31,5 31,5 41,5 27,9 Alle getoonde db-waarden zijn A-gewogen Geomilieu V :39:23

233 Cauberg-Huygen LAr,LT Inclusief 5 db toeslag Rapport: Resultatentabel Model: IL Transformatorstation LAeq bij Bron voor toetspunt: 012_A - Meerpolder 20 woningen [12] Groep: (hoofdgroep) Groepsreductie: Ja Naam Bron Omschrijving Hoogte Dag Avond Nacht Etmaal Li 012_A Meerpolder 20 woningen [12] 1,50 35,8 35,8 35,8 45,8 33,5 P009 Dak transformatorstation 0,10 27,1 27,1 27,1 37,1 24,7 P008 Dak transformatorstation 0,10 27,1 27,1 27,1 37,1 24,7 P007 Dak transformatorstation 0,10 27,1 27,1 27,1 37,1 24,7 P006 Dak transformatorstation 0,10 26,1 26,1 26,1 36,1 23,9 P005 Dak transformatorstation 0,10 26,1 26,1 26,1 36,1 23,9 P004 Dak transformatorstation 0,10 26,1 26,1 26,1 36,1 23,8 P003 Dak transformatorstation 0,10 25,4 25,4 25,4 35,4 23,3 P001 Dak transformatorstation 0,10 25,4 25,4 25,4 35,4 23,3 P002 Dak transformatorstation 0,10 25,4 25,4 25,4 35,4 23,3 Alle getoonde db-waarden zijn A-gewogen Geomilieu V :42:44

234 Cauberg-Huygen LAr,LT Inclusief 5 db toeslag Rapport: Resultatentabel Model: IL Transformatorstation LAeq bij Bron voor toetspunt: 012_B - Meerpolder 20 woningen [12] Groep: (hoofdgroep) Groepsreductie: Ja Naam Bron Omschrijving Hoogte Dag Avond Nacht Etmaal Li 012_B Meerpolder 20 woningen [12] 5,00 39,8 39,8 39,8 49,8 34,8 P009 Dak transformatorstation 0,10 30,6 30,6 30,6 40,6 25,6 P008 Dak transformatorstation 0,10 30,5 30,5 30,5 40,5 25,5 P007 Dak transformatorstation 0,10 30,5 30,5 30,5 40,5 25,5 P006 Dak transformatorstation 0,10 30,2 30,2 30,2 40,2 25,2 P005 Dak transformatorstation 0,10 30,2 30,2 30,2 40,2 25,2 P004 Dak transformatorstation 0,10 30,1 30,1 30,1 40,1 25,1 P003 Dak transformatorstation 0,10 30,0 30,0 30,0 40,0 25,0 P001 Dak transformatorstation 0,10 30,0 30,0 30,0 40,0 25,0 P002 Dak transformatorstation 0,10 30,0 30,0 30,0 40,0 25,0 Alle getoonde db-waarden zijn A-gewogen Geomilieu V :43:03

235 Cauberg-Huygen LAr,LT Inclusief 5 db toeslag Rapport: Resultatentabel Model: IL Transformatorstation LAeq bij Bron voor toetspunt: 039_B - Meerpolder 20 woningen [19] Groep: (hoofdgroep) Groepsreductie: Ja Naam Bron Omschrijving Hoogte Dag Avond Nacht Etmaal Li 039_B Meerpolder 20 woningen [19] 5,00 38,1 38,1 38,1 48,1 33,1 P006 Dak transformatorstation 0,10 28,8 28,8 28,8 38,8 23,8 P003 Dak transformatorstation 0,10 28,7 28,7 28,7 38,7 23,7 P005 Dak transformatorstation 0,10 28,7 28,7 28,7 38,7 23,7 P002 Dak transformatorstation 0,10 28,7 28,7 28,7 38,7 23,7 P009 Dak transformatorstation 0,10 28,6 28,6 28,6 38,6 23,6 P001 Dak transformatorstation 0,10 28,5 28,5 28,5 38,5 23,5 P008 Dak transformatorstation 0,10 28,4 28,4 28,4 38,4 23,4 P007 Dak transformatorstation 0,10 28,3 28,3 28,3 38,3 23,3 P004 Dak transformatorstation 0,10 28,1 28,1 28,1 38,1 23,1 Alle getoonde db-waarden zijn A-gewogen Geomilieu V :44:02

236 Cauberg-Huygen LAr,LT Inclusief 5 db toeslag Rapport: Resultatentabel Model: IL Transformatorstation LAeq bij Bron voor toetspunt: 042_B - Meerpolder project 63 Groep: (hoofdgroep) Groepsreductie: Ja Naam Bron Omschrijving Hoogte Dag Avond Nacht Etmaal Li 042_B Meerpolder project 63 5,00 34,9 34,9 34,9 44,9 30,9 P003 Dak transformatorstation 0,10 25,8 25,8 25,8 35,8 21,8 P002 Dak transformatorstation 0,10 25,6 25,6 25,6 35,6 21,7 P009 Dak transformatorstation 0,10 25,5 25,5 25,5 35,5 21,4 P006 Dak transformatorstation 0,10 25,4 25,4 25,4 35,4 21,3 P008 Dak transformatorstation 0,10 25,2 25,2 25,2 35,2 21,2 P005 Dak transformatorstation 0,10 25,1 25,1 25,1 35,1 21,2 P007 Dak transformatorstation 0,10 25,1 25,1 25,1 35,1 21,3 P001 Dak transformatorstation 0,10 25,0 25,0 25,0 35,0 21,3 P004 Dak transformatorstation 0,10 25,0 25,0 25,0 35,0 21,2 Alle getoonde db-waarden zijn A-gewogen Geomilieu V :44:18

237 Bijlage 5: DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V., DPOleiding gemeente Lansingerland, Kwantitatieve risicoanalyse (QRA). Rapport V R001. Status: definitief, 9 november 2011.

238

239 Rapport V R001 DPO-leiding gemeente Lansingerland Kwantitatieve risicoanalyse (QRA) Status: DEFINITIEF Adviseurs voor bouw, industrie, verkeer, milieu en software Van Pallandtstraat 9-11, Postbus 153 NL-6800 AD Arnhem T +31 (0) F +31 (0) Casuariestraat 5, Postbus 370 NL-2501 C J Den Haag T +31 (0) F +31 (0) Morra 2, Postbus 671 NL-9200 AR Drachten T +31 (0) F +31 (0) Geerweg 11, Postbus 640 NL-6130 AP Sittard T +31 (0) F +31 (0) DGMR Bouw B.V. Hr DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. Hr DGMR Software B.V. Hr DGMR Beheer B.V. Hr DGMR Raadgevende Ingenieurs B.V. Hr

240

241 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland Inhoudsopgave Pagina 1. INLEIDING BEOORDELINGSKADER Risicobenadering Plaatsgebonden risico Groepsrisico SITUATIEBESCHRIJVING Voorgenomen ontwikkelingen DPO-leiding Omgevingskenmerken RISICOANALYSE Werkwijze Rekenmethode Modellering Bepaling invloedsgebied Resultaten CONCLUSIES Bijlage 1: Aanwezigheidsgegevens k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

242 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland 1. Inleiding KuiperCompagnons heeft DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. gevraagd een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uit te voeren voor de DPO (Defensie Pijpleiding Organisatie) leiding die door de kern Berkel en Rodenrijs in de gemeente Lansingerland loopt. Door deze leiding worden brandbare vloeistofstoffen getransporteerd. De aanleiding van dit onderzoek zijn de ontwikkelingsmogelijkheden van een aantal uitwerkingslocaties in de Meerpolder in de omgeving van deze leiding. De QRA is geschikt voor de actualisatie van het bestemmingsplan Meerpolder Het onderzoek is nodig in het kader van de voor externe veiligheid geldende wet- en regelgeving. Externe veiligheid gaat over de risico s voor de omgeving, veroorzaakt door de productie, de opslag, het transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Het vrijkomen van een gevaarlijke stof als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, brengt een overlijdensrisico met zich mee voor aanwezigen in de nabijheid van een risicobron. Als een plangebied binnen het invloeds- en/of aandachtsgebied van een risicobron ligt, moet externe veiligheid aan de orde komen in de onderbouwing van het ruimtelijk besluit dat dit plan mogelijk maakt. Het doel van het onderzoek is het in overeenstemming met de daarvoor geldende regels bepalen van plaatsgebonden risico en het groepsrisico ten gevolge van de DPO-leiding. Voor deze risicobron zijn in dit rapport de volgende vragen beantwoord: 1. Voorziet het plan in realisatie (beperkt) kwetsbare objecten binnen de normcontouren voor het plaatsgebonden risico? 2. Wat is de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriëntatiewaarde en wat is de verandering van dit groepsrisico als gevolg van de voorziene ontwikkelingen? De antwoorden kunnen gebruikt worden bij het bepalen van de haalbaarheid van de voorgenomen ontwikkelingen. Het is geschikt voor toetsing aan de geldende grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en kan gebruikt worden bij het invullen van de verantwoordingsplicht groepsrisico. k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

243 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland 2. Beoordelingskader 2.1 Risicobenadering In het externe veiligheidsbeleid wordt een risicobenadering gehanteerd. Op grond van de risicobenadering worden grenzen gesteld aan de risico s gelet op de kwetsbaarheid van de omgeving. Het begrip risico wordt in beeld gebracht door middel van twee begrippen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De normen ten aanzien van vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Dit besluit verplicht het bevoegd gezag afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicobronnen. Op basis van deze wetgeving moet ook decentraal rekening gehouden worden met externe veiligheid bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van risicobronnen. De regels hebben als doel: het voor zowel individuele als groepen burgers garanderen van een minimum beschermingsniveau tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. 2.2 Plaatsgebonden risico Onder het plaatsgebonden risico wordt verstaan: de kans per jaar dat één (fictief) persoon, die zich permanent en onbeschermd op dezelfde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico kan rond een inrichting of een vervoersas als lijn op een kaart worden weergegeven, de zogenaamde risicocontouren. Voor het plaatsgebonden risico geldt een wettelijke norm. Voor kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) geldt een grenswaarde waarbij nieuwe objecten niet binnen een 10-6 /jaar contour 1 mogen liggen. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde en mag in het geval van gewichtige redenen worden afgeweken van de 10-6 /jaar contour. Welke objecten als kwetsbaar en beperkt kwetsbaar worden aangemerkt staat in het Bevb. De woningen in de uitwerkingslocaties zijn aan te merken als kwetsbaar. In voorliggend rapport komt het plaatsgebonden risico van de DPO-leiding aan de orde. 2.3 Groepsrisico Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kans per jaar, dat ten minste tien of meer personen komen te overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting of transportroute, bij een ongeval waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Aangezien er meerdere groepsgroottes kunnen bestaan, is het groepsrisico een verzameling van meerdere kansen die meestal worden uitgezet in een zogenaamde groepsrisicografiek (fn-curve) /jaar is een verkorte schrijfwijze voor eenmaal per miljoen jaar. k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

244 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar: 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 slachtoffers; 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 slachtoffers; 10-8 voor een ongeval met ten minste slachtoffers; enz. (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde). Het groepsrisico maakt geen onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. In het huidige beleid is geen harde grenswaarde vastgesteld, maar een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag mag van deze oriëntatiewaarde afwijken, mits het daarvoor een motivatie geeft. In het Bevb is deze motiveringseis opgenomen. De manier van afwegen is nader uitgewerkt in de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico (november 2007). Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het risico op basis van de criteria uit de wet- en regelgeving. Deze criteria zijn als volgt samen te vatten: 1. de aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied; 2. de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriëntatiewaarde, voor en na het ruimtelijk besluit; 3. voor- en nadelen van ruimtelijke alternatieven met een lager groepsrisico (nut en noodzaak van de ontwikkeling); 4. mogelijkheden tot beperking groepsrisico (nu en in de toekomst); 5. mogelijkheden tot voorbereiding en bestrijding van een ramp (veiligheidsketen); 6. mogelijkheden voor zelfredzaamheid en vluchtmogelijkheden aanwezigen. In voorliggend rapport komen criteria 1 en 2 voor de DPO-leiding aan de orde. Opgemerkt wordt dat (op grond van artikel 12, derde lid Bevb, in samenhang met artikel 8 Revb) voor buisleidingen de criteria 3 en 4 niet aan de orde hoeven te komen indien: het een plangebied betreft buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden, of bij toxische stoffen het plangebied buiten de grens valt waarbij het PR 10-8 per jaar is, of; de waarde van het GR voor aardgastransportleidingen en aardolieleidingen niet hoger is dan 0.1 maal (10% van) de oriëntatiewaarde en het GR minder dan 10% toeneemt, voor zover de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

245 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland 3. Situatiebeschrijving 3.1 Voorgenomen ontwikkelingen De nadruk in de wijk Meerpolder ligt op de woonfunctie, in totaal worden circa woningen gerealiseerd waarvan er gerealiseerd zijn. Het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Meerpolder 2012 bevat acht uitwerkingsverplichtingen voor wonen. Deze uit te werken gebieden hebben de bestemmingen Wonen Uit te werken 1 t/m 8 (W-U nummer ) gekregen. De ligging van de uitwerkingslocaties staat in figuur 1. Figuur 1: ligging uitwerkingslocaties (blauw) en de grens van het bestemmingsplan (rood) 3.2 DPO-leiding Ten noorden van de uitwerkingslocaties ligt een DPO-leiding met nummer P31. Het betreft een buisleiding voor het transport van brandbare vloeistoffen met een diameter van inch en een maximale werkdruk van 80 bar. Defensie heeft aangegeven dat deze leiding uitsluitend wordt gebruikt voor transport van kerosine 2. De ligging van de leiding staat in figuur 2. In paragraaf is nader ingegaan op de kenmerken van de leiding. 2 Brief van Commando DienstenCentra, Ministerie van Defensie d.d. 30 september 2011, Planologische inpassing brandstofleidingen DPO k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

246 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland Als een plan binnen het invloedsgebied een leiding ligt, moet externe veiligheid nader aan de orde komen in de onderbouwing van het plan. Voor het invloedsgebied van de leiding is circa 50 meter aangehouden, zoals bepaald in paragraaf 4.4. Het plangebied ligt binnen dit invloedsgebied.. Figuur 2: ligging van de leiding (geel) en de grens van het invloedsgebied (paars) 3.3 Omgevingskenmerken De hoogte en stijging van het groepsrisico hangt af van de (toename van) aanwezigen in het invloedsgebied. Het groepsrisico stijgt per definitie als het aantal aanwezigen in het invloedsgebied toeneemt. De aanwezige functies en de in het plan voorziene functies (de uitbreidingslocaties) binnen het invloedsgebied van de buisleiding heeft KuiperCompagnons op 21 oktober 2011 per aangeleverd. Het betreft de volgende bestanden, welke door de gemeente zijn goedgekeurd: kaart_qra DPO-leiding_Meerpolder_aangepast_okt 2011.pdf omgevingsdata_qra DPO-leiding_Meerpolder_aangepast_okt 2011.pdf In bijlage 1 zijn de ontvangen gegevens overgenomen. In die bijlage is aangegeven hoe de functies ten behoeve van de berekening zijn gecorrigeerd tot het aantal aanwezigen. k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

247 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland 4. Risicoanalyse 4.1 Werkwijze Het plaatsgebonden risico en een aantal groepsrisico s zijn berekend. Het plaatsgebonden risico langs een vervoersas wordt over de gehele lengte van de leiding nabij het plangebied met lijnen op de kaart weergegeven (de zogenoemde risicocontouren). Beoordeeld is of de voorgenomen functies binnen een contour, bijvoorbeeld 10-6 /jaar, waar een grens- en/of richtwaarde geldt ligt. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek. De hoogte na de ontwikkeling van het plan wordt beoordeeld aan de hand van de oriëntatiewaarde. De beoordeling van de verandering van het groepsrisico ten gevolge van het plan vindt plaats door de vergelijking van de autonome ontwikkeling met de planontwikkeling. Om de stijging van het groepsrisico als gevolg van het plan te beoordelen, zijn twee omgevingssituaties gemodelleerd: 1. autonome ontwikkeling; aanwezige huidige en geprojecteerde objecten; 2. planontwikkeling; aanwezige huidige en geprojecteerde objecten en uitwerkingslocaties. De stijging van het groepsrisico als gevolg van de uitwerkinglocaties wordt inzichtelijk door: planontwikkeling minus autonome ontwikkeling. Deze stijging is toe te rekenen aan de uitwerkingslocaties. De verantwoordingsplicht groepsrisico geldt voor de hoogte van het groepsrisico na planontwikkeling en de stijging van het groepsrisico als gevolg van deze planontwikkeling. Het groepsrisico wordt per kilometer leiding beoordeeld en berekend. Het beginpunt van het te beschouwen deel van de leiding moet daarom worden vastgesteld. Een rekenmethodiek vervoer moet daarbij twee keuzes inzichtelijk maken: 1. de kilometer, gegeven het plan, met het hoogste groepsrisico; 2. de kilometer, gegeven de verandering van het plan, met het hoogste risico. Deze kilometerkeuze is verder behandeld in Rekenmethode Voor de risicoberekening is Safeti-NL ( SNL, versie 6.54) gebruikt. Voor buisleidingen schrijft de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Bevb, artikel 6) de Handleiding risicoberekeningen Bevb (HRB1.0, december 2010) voor. In module C van het HRB1.0 staan de regels voor leidingen met aardolieproducten. De methodiek is op een aantal punten onvolledig: zo is niet duidelijk op welke wijze de bepalende kilometer voor het groepsrisico moet worden gekozen, ontbreken leidingparameters als referentiediepteligging, staan meerdere pompdebieten vermeld en zijn enkele nadere keuzes nodig om de rekenwijze met behulp van SNL te kunnen uitvoeren. k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

248 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland Voor aanvulling is voor SNL de Handleiding Risicoberekeningen Bevi met Safeti ( Handleiding RBS, versie 3.2, 1 januari 2008) gebruikt en bij het Bevb het achtergronddocument Risicoanalyse voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen (RIVM , 2006). 4.3 Modellering Ongevalsscenario's De rekenmethodiek maakt een belangrijk onderscheid tussen K1-leidingen en K2/K3-leidingen. In zogenoemde K1-buisleidingen gaat het om aardolieproducten met een kookpunt tussen 0 en 21 o C. K1-vloeistoffen hebben niet alleen een veel hogere ontstekingskans dan K2/3-vloeistoffen, ook is de verdamping veel hoger. Daarom kan bij K1-vloeistoffen een afdrijvende wolk ontstaan met kans op vertraagde ontsteking. Bij K2/3-leidingen is het enige gemodelleerde effect de plasbrand. De in dit rapport gehanteerde modellering geldt alleen voor K2/K3-leiding. Een plasbrand ontstaat na ontsteking van een door een ongeval uitgestroomde hoeveelheid brandbare vloeistof. Binnen het eigenlijke vlamgebied is de letaliteit 100%, daarbuiten neemt het effect van warmtestraling snel af. De grootte van de plas is dus een belangrijke variabele. In de praktijk is de straal van een plas enkele tientallen meters. Een grootte van de plas wordt bepaald door de uitgestroomde hoeveelheid vloeistof. Het uitstroomdebiet kan variëren, maar de methodiek laat toe dit om te rekenen in een gemiddelde, waarmee via een vaste voorgeschreven plashoogte 3 de straal volgt. Bij K2/3 wordt dus geen evenwichtsgrootte tussen uitstroming en verdamping berekend: de totale uitstroming (in 1200 seconde) geeft de representatieve plasafmeting. De methodiek geeft de volgende vier uitstroomscenario s en plasbijdragen: 1. Debiet: als de leiding breekt, duurt het even voor de pomp de drukval detecteert en stopt. In de handleiding staat een tijd van 5-30 seconden, afhankelijk van de leidinggrootte. 2. Ontspanning: doordat de druk wegvalt over een aanzienlijke leidinglengte, expandeert de vloeistof, die uitstroomt ter plaatse van de breuk. Als lengte is 50 km voorgeschreven. 3. Leeglopen van de leiding: alleen al door hydrostatische druk van bijvoorbeeld een halve meter vloeistofhoogte in de leiding, zal een deel van de inhoud bij het ongeval uitstromen. Als lengte (representatief, los van precieze hoogteverschillen) wordt hier 1 km voorgeschreven. 4. Een lek van de leiding. Omdat ook een groot lek de grondbedekking niet ongedaan maken, en dus niet zomaar een vloeistofplas ontstaat, wordt deze bijdrage aan het risico niet afzonderlijk doorgerekend. Deze uitstromingen worden opgeteld tot een totaal aantal kubieke meters. De rekenmethodiek schrijft een vaste plashoogte voor, van 0.05 meter, wat leidt tot een statische plasgrootte. Helaas is deze waarde in het voorgeschreven rekenpakket SNL vast ingesteld op verschillende lagere waarden, en kan niet worden gewijzigd. 3 Dit is hetzelfde als laagdikte in SafetiNL en het achtergronddocument. k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

249 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland Daarom is een proefberekening uitgevoerd met die lagere plashoogte, waarbij de plasgrootte dynamisch wordt bepaald door het verdampingsevenwicht. Daaruit blijkt dat voor de K2-leiding in kwestie het scenario inderdaad kan worden voorgesteld als een statische plas. Voor het bepalen van de derde uitstroombijdrage is een pompdebiet of snelheid in de leiding nodig. In de rekenmethodiek en achtergronddocument staan drie verschillende waarden: 1 m/s, m 3 /uur en de debieten volgens tabel 10. Uit die laatste en meest recente tabel is een waarde van circa 2.5 m/s voor alle leidinggroottes terug te rekenen. Die transportsnelheid is aangehouden 4 en gehanteerd bij het bepalen van de plasgrootte in paragraaf Voor het controleren van de uitstroomtijden (dynamisch) is voor het leeglopen gebruikt gemaakt van Tabel D4 uit het Achtergronddocument, waar alle ongevalstijden tussen en seconden liggen Karakteristieken van de leiding De voor het rekenmodel relevante leidinggegevens zijn afkomstig van Risicokaart.nl en zijn overgenomen in tabel 3. Tabel 3 Gegevens leiding eigenaar met adres leidingnaam stof Defensie Pijpleiding Organisatie (DPO) Postbus 90822, 2509 LV, Den Haag uitwendige diameter [mm] maximale druk [bar] datum gegevens P31 kerosine juli 2011 Risicokaart.nl meldt verder de volgende gegevens: jaar ingebruikname 1994 uitwendige diameter [mm] [inch] inwendige diameter [mm] [inch] wanddikte buisleiding 5.60 [mm] 0.22 [inch] maximale werkdruk [bar] ligging bovenkant buisleidingdeel [cm] 120 staalsoort STAAL API-5L Grade X60 geen maatregelen Geen van bovenstaande zaken heeft doorgewerkt in de toegekende ongevalsfrequentie. Bijvoorbeeld voor een verlaging vanwege de bescherming door diepteligging, is een referentiediepte nodig, waarvan de handreiking aangeeft dat deze nog moet worden bepaald. Evenmin een verhoging, vanwege een nabij geplaatste windturbine of een daarboven gelegen vliegroute. Als generieke kans geeft de rekenmethode /jaar per kilometer leiding, waarbij al een factor 4 verlaging is benut (pagina 11 van de rekenmethodiek, vergelijk de hogere kans in het Achtergronddocument) voor het effect van de zogenoemde grondroerdersregeling (WION). 4 Conservatief, maar nog steeds een bescheiden bijdrage aan de totale uitstroming. k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

250 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland Geen maatregelen in bovenstaande opsomming is dan ook geïnterpreteerd als: geen additionele maatregelen. Door het toekennen van de generieke kans is bovengenoemde grondroerdersregeling in werking verondersteld. Deze kans wordt in het rekenpakket toegekend aan een zogenoemde transportlijn. De bepaling van de plasgrootte verloopt nu als volgt 5 : (oppervlak) x 2.5 x 15 (reactieduur) x ½ (rekenmethodiek) = 1.5 m x x (compressibiliteit) x (druk) = 29 m x 10 3 (leeglopende meters) = 82 m 3 Het totaal van de uitstroomscenario s is 113 m 3. Uit deze waarde en de in de rekenmethodiek standaard voorgeschreven plashoogte van 0.05 meter volgt een maximale plasgrootte van m 2. Dit is ingevoerd via poolfire in het rekenpakket, diameter 53 meter. Als ontsteekkans schrijft de rekenmethodiek 0.01 voor. De voorbeeldstof voor de eerder gebruikte soortgelijke massa en de vlamberekening is nonaan. Met bovenstaande is ook een debiet te bepalen: 113 X 718 (kg/m 3 ) / 1200 (ongevalsduur bij uitstroming 3) = 67 kg/s. Dit is gebruikt voor de volgende controleberekening. De rekenmethodiek schrijft een vaste plashoogte voor van 0.05 meter, wat leidt tot een statische plasgrootte. Helaas is deze waarde in het rekenpakket SNL vast ingesteld op verschillende lagere waarden, en kan niet worden gewijzigd. Een kleinere plashoogte levert echter een (veel) grotere plas, met mogelijk wél effect van een verdampende wolk, en een niet toelaatbare risico-overschatting. Daarom is een proefberekening uitgevoerd zonder vooraf een plasgrootte op te geven, waarbij de plasgrootte dynamisch wordt bepaald door het verdampingsevenwicht. Voor de K2-leiding in kwestie komt het rekenpakket dan (met een niet voorgeschreven plashoogte) op een straal van circa 25 meter (1% letaliteit ongeveer de dubbele afstand), waarmee de beperkte invloed van de laagdikte is gecontroleerd en de veel duidelijker statische modellering geldig is bij K2-vloeistoffen Bepaling maatgevende leidingdelen Rekenpakketten voor vervoersassen zoals RBMII en Carola hebben een optie om de kilometer vervoersas met het hoogste groepsrisico zichtbaar te maken. Het groepsrisico is immers per kilometer genormeerd en het is niet de bedoeling bijvoorbeeld de bijdrage van een plan te minimaliseren door net ter hoogte van dat plan een kilometerscheiding te modelleren. De normale werkwijze is zowel de hoogste kilometer zonder als met plan te bepalen. In het rekenpakket SNL moet het groepsrisico voor transport gemodelleerd worden door precies één kilometer leiding als polygoon aan te bieden. Een startpunt bijvoorbeeld 50 meter verder, betekent een nieuwe scenario-invoer en -berekening. RIVM-CEV (de opsteller van de Rekenmethodiek en beheerder van SNL) gaf daarvoor de volgende oplossing voor het bepalen van de kilometer buis met het hoogste groepsrisico ( antwoord helpdesk 15 juli): Ten aanzien van het groepsrisico moet alleen dié kilometer van de leiding onderbouwd worden aangegeven waar het groepsrisico het grootst is. U hoeft dat dus niet te doen voor elke mogelijke leidinglengte van 1 kilometer. 5 Nummers corresponderen met de uitstromingen als genoemd in paragraaf k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

251 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland Het is juist dat SAFETI-NL niet goed het groepsrisico kan berekenen, althans niet op de wijze zoals CAROLA dat kan. U moet op basis van de berekende effectafstanden en in combinatie met de populatie(dichtheid) zelf bepalen waar u (of het bevoegd gezag) denkt dat het groepsrisico het grootst zal zijn. Wellicht moet u daartoe in overleg met het bevoegd gezag gaan om die kilometer gezamenlijk te bepalen. De kilometerkeuze is daarom als volgt aangepakt: 1. Op basis van populatievlakken met de hoogste personendichtheid zijn vier polygonen dominant (in het bestand in bijlage 1: 10, 11, 13, 14). 2. Hierbinnen liggen ook vier uitbreidingslocaties binnen het invloedsgebied (in het bestand W- U3, W-U5, W-U6 en W-U7). De kilometer buis met het hoogste groepsrisico kan (gedeeltelijk) samenvallen met kilometer buis met de hoogste stijging van het groepsrisico als gevolg van het plan. 3. Het genoemde gebied vergt meer dan meter leiding. Dit moet dus worden gesplitst, waarbij het beginpunt steeds bij zo n dominant vlak wordt gelegd. 4. Hiermee ontstaan twee kandidaten van elk meter leiding met het hoogste groepsrisico waar het plan aan kan bijdragen. Op voorhand is niet te zeggen bij welke kilometer de planbijdrage aan het groepsrisico het grootst is. Het groepsrisico is daarom berekend voor twee kilometers leiding (die deels overlappen). De op deze wijze bepaalde kilometers zijn getoond in figuur 3, samen met de populatievlakken direct langs de leiding. In de verdere tekst worden deze aangehaald als: GRwest en GRoost. Figuur 3: kilometers met een verwacht hoogte groepsrisico (links= GRwest, rechts = GRoost) k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

252 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland Overige parameters De gebruikte weerklassenverdeling is afkomstig uit het rekenpakket, en opgegeven als representatief voor Rotterdam, met een dag- en een nachtgemiddelde. De omgeving van het ongeval bepaalt de zogenoemde ruwheidslengte die moet worden aangehouden. De beste waarde is afhankelijk van de (wind)richting, iets dat het rekenpakket SNL niet kan modelleren. Bij K2/3-vloeistoffen ontstaat geen afdrijvende ontsteekbare dampwolk, waardoor het scenario plasbrand bepalend is. De defaultparameter SRP=0.114 van SNL (die overeenkomt met ruwheid Z 0 =0.3) is daarom niet gewijzigd. Aangezien een vaste waarde voor uitsluitend directe ontsteking is voorgeschreven en in de plasbrand is meegemodelleerd, zijn geen verdere ontstekingsbronnen toegevoegd. De zogenoemde free field ontsteking is evenmin van toepassing. 4.4 Bepaling invloedsgebied Het invloedsgebied wordt gedefinieerd door de 1% letaliteitafstand. Die afstand ligt tot op enige tientallen meters van de rand van de (grootste) plas, maar kan vanwege de in paragraaf vermelde vast ingestelde plashoogte in SNL niet overeenkomstig de voorgeschreven methodiek uitgerekend worden. In paragraaf staat hoe de representatieve plasgrootte handmatig is bepaald, met als resultaat meter (van hart van de leiding tot rand van de plas). Binnen deze afstand is sprake van 100% letaliteit. Uit de bekende plasgrootte en brandende stof is vervolgens af te leiden wanneer de straling is gedaald tot 1% letaliteit. Dit is een indicatie voor het invloedsgebied (bij zowel de weerklassen D5 als F1.5, wind en luchtvochtigheid hebben een beperkte invloed op deze afstand). Deze afstand bedraagt modelmatig circa 50 meter, en is gebruikt voor de inventarisatie van de bevolking langs de leiding zoals opgenomen in paragraaf 2.3 en bijlage 1. De precieze ligging van de 1% langs de leiding is af te leiden uit de laagst optredende PR-contour. De fout door de werkwijze zoals opgenomen in paragraaf valt met een aantal meters ver binnen de overige modelleringsonnauwkeurigheden, zoals de afmetingen van het rekengrid. De aanwezigen binnen het invloedsgebied, zoals opgenomen in bijlage 1, zijn voor de autonome ontwikkeling en de planontwikkeling ingevoerd in het rekenmodel. k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

253 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland 4.5 Resultaten Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico ligt bij benadering overal op dezelfde afstand van de leiding. In figuur 4 is dat weergegeven 6. Figuur 4: plaatsgebonden risico (Groen = PR 10-8 /jaar. Geel = PR 10-7 /jaar Blauw = (toekomstige) populatie in invloedsgebied) De buisleiding P31 heeft geen 10-6 /j contour voor het plaatsgebonden risico. Hieruit kan worden opgemaakt dat het plan niet binnen de 10-6 /j contour ligt. Hiermee wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico Groepsrisico Beoordeling van het groepsrisico vindt ten eerste plaats door de planontwikkeling te vergelijken met de oriëntatiewaarde. Daarnaast wordt de stijging van het groepsrisico beoordeeld door de vergelijking van het groepsrisico bij de autonome ontwikkeling (zonder plan) en de planontwikkeling. In figuur 5 is het groepsrisico voor deze situaties weergegeven rondom twee afzonderlijke leidingdelen waarvan verwacht 7 wordt dat het groepsrisico het hoogst is. 6 Enkele gele cirkeltjes ontstaan in bochten en soortgelijke leidingconcentraties, en indiceren een risicowaarde van 10-7 /j. 7 Op grond van de analyse in paragraaf k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

254 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland Figuur 5: groepsrisico voor de autonome- en de planontwikkeling voor de kilometers met het verwachte hoogste groepsrisico. ((links= GRwest, rechts = GRoost) Voor de autonome ontwikkeling heeft het GRoost het hoogste groepsrisico. Voor het groepsrisico van de oostelijke kilometer is het maximaal aantal slachtoffers tien. Voor het groepsrisico van de westelijke kilometer is het maximaal aantal slachtoffers acht. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico geldt voor tien en meer slachtoffers. Formeel is bij de kilometer buisleiding GRwest daarom geen sprake van een met de oriëntatiewaarde vergelijkbaar groepsrisico. Uit de berekeningen van het groepsrisico volgt dat het geprognosticeerd groepsrisico voor de planontwikkeling circa maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bedraagt. Het in de Handleiding risicoberekeningen Bevb gevraagde FN-datapunt ligt bij tien slachtoffers. Uit figuur 5 blijkt dat het groepsrisico in relatieve zin stijgt als gevolg van het plan. Deze stijging treedt alleen op bij minder dan 10 slachtoffers en is daarom niet met de oriëntatiewaarde te vergelijken. Het met de oriëntatiewaarde vergelijkbaar groepsrisico stijgt niet als gevolg van de ontwikkeling Toelichting ééngetalswaarde groepsrisico Het groepsrisico kan (met enig informatieverlies) worden uitgedrukt in één getal. Dit getal is het quotiënt voor de frequentie en oriëntatiewaarde en geeft weer hoeveel maal de oriëntatiewaarde wordt overschreden. Deze overschrijdingsfactor is een maat waarmee de fn-curve in één getal kan worden uitgedrukt en geeft de maximale verhouding tussen de fn-curve en de oriënterende waarde. Daarmee is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan 1 geeft aan dat de fn-curve onder de oriëntatiewaarde blijft. Bij een waarde van 1 zal de fn-curve de oriëntatiewaarde raken. Bij een waarde groter dan 1 wordt de oriëntatiewaarde overschreden. k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

255 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland Nader beschouwing effecten De ligging van de 10-8 /j-contour voor het plaatsgebonden risico geeft vrijwel de 1% letaliteitafstand aan. Deze afstand is circa 50 meter, waarbij met nadruk moet worden gewezen op allerlei modelonnauwkeurigheden: de 1% letaliteitafstand kan bij een daadwerkelijk ongeval zowel kleiner als groter zijn. De uitbreidingslocaties liggen binnen de 1% letaliteitafstand afstand. Het is daarom goed er op te wijzen dat bij de groepsrisicoberekening uitgegaan is van homogene verdeling van populatie binnen de opgegeven en in bijlage 1 overgenomen vlakken. Het werkelijke groepsrisico (of de stijging ervan) kan veel lager uitpakken, omdat de werkelijk aanwezige of geprojecteerde bebouwing waarschijnlijk op grotere afstand van de leiding ligt. Als daadwerkelijke bebouwing op meer dan 50 meter afstand ligt, is modelmatig vrijwel uitgesloten dat een ongeval met de leiding tot slachtoffers leidt, en ook verkleint een dergelijke afstand de kans op materiële schade. Dit kan worden meegenomen bij het invullen van de verantwoordingsplicht groepsrisico. Bedacht moet worden dat een daadwerkelijk brandende plas van K2 vloeistof van circa 50 meter breed vlammen van 50 meter hoogte kan geven. Een tiental meters meer afstand kan dan een aanzienlijk verschil geven. Een meer gedetailleerde modellering is niet zinvol: het resultaat wordt al bepaald door de aannames (van allerlei beperkte uitstromingen) rond de buisleiding, en ook kunnen allerlei effecten bij het daadwerkelijk ongeval niet vooruit worden gemodelleerd. De windrichting tijdens het ongeval bijvoorbeeld, of de neiging van vloeistoffen om zich via het direct naastgelegen water over veel grotere afstanden te verspreiden dan waarmee is gerekend. k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

256 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland 5. Conclusies In de omgeving van een leiding waardoor brandbare vloeistoffen (K2) worden vervoerd ligt in de Meerpolder een aantal uitwerkingslocaties. In overeenstemming met de daarvoor geldende regels zijn in dit rapport vragen beantwoord. 1. Voorziet het plan in realisatie (beperkt) kwetsbare objecten binnen de normcontouren voor het plaatsgebonden risico? De buisleiding P31 heeft geen 10-6 /j contour voor het plaatsgebonden risico. Uit analyse blijkt daarom dat geen van de uitwerkingslocaties binnen de grenswaardecontour voor het plaatsgebonden risico ligt. Het plaatsgebonden risico vormt daarom geen belemmering voor het plan. Op basis van artikel 14 Bevb moet overigens wel in het bestemmingsplan de ligging van de belemmeringenstrook van ten minste vijf meter ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding (maximale druk van 80 bar) staan. Voor deze strook geldt een bouwverbod en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden. 2. Wat is de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriëntatiewaarde en wat is de verandering van dit groepsrisico als gevolg van de voorziene ontwikkelingen? Uit de berekening blijkt dat voor de autonome ontwikkeling enkel een met de oriëntatiewaarde vergelijkbaar groepsrisico aanwezig is voor een slachtofferaantal van 10. Het groepsrisico bij planontwikkeling bedraagt maximaal circa maal de oriëntatiewaarde. Het met de oriëntatiewaarde te vergelijken groepsrisico stijgt niet als gevolg van de ontwikkeling. De wetgeving stelt dat een beperkte invulling van de verantwoordingsplicht groepsrisico volstaat als het groepsrisico lager is dan 0.1 maal de oriëntatiewaarde of het groepsrisico minder dan 10% toeneemt. Het plan voldoet aan beide voorwaarden. Om die reden kan volstaan worden met beperkte invulling van de verantwoordingsplicht groepsrisico. De resultaten van voorliggend rapport kunnen gebruikt worden bij het invullen van de verantwoordingsplicht groepsrisico voor wat betreft de aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied en de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriëntatiewaarde, voor en na het ruimtelijk besluit. Den Haag, 9 november 2011 DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

257 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland Bijlage 1 Aanwezigheidsgegevens k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

258 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland Overgenomen uit van drs. M.H. (Martijn) van der Wielen d.d. 21 oktober Populatiedata langs DPO-leiding voor het plan Meerpolder Locatie Bestaand of nieuw Omschrijving Aantal woningen W-U3 nieuw UW-bestemming 90 W-U5 nieuw Uw-bestemming 10 W-U6 nieuw Uw-bestemming 120 W-U7 nieuw Uw-bestemming 60 1 bestaand wonen 12 2 bestaand wonen 5 3 bestaand wonen 2 4 bestaand wonen 3 5 bestaand wonen 7 6 bestaand wonen 2 7 bestaand wonen 11 8 bestaand wonen 1 9 bestaand gemaal 0 10 bestaand wonen bestaand wonen bestaand wonen 7 13 bestaand wonen bestaand wonen bestaand wonen 1 16 bestaand wonen 2 17 bestaand wonen 1 18 bestaand wonen 1 In de figuur op de volgende pagina is de locatie van de vlakken weergegeven. k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

259 V R001 kwantitatieve risicoanalyse (QRA) DPO-leiding, Lansingerland W-U W-U W-U5 W-U6 Binnen het invloedsgebied zijn uitsluitend woningen geprojecteerd. Overeenkomstig de Risicoberekeningsmethodiek Bevb en de Handleiding Verantwoordingplicht Groepsrisico is het aantal woningen omgezet naar een aantal aanwezigen met het kengetal 2,4 personen per woning. Bij het bepalen van de aanwezigheidsgegevens zijn de volgende twee correctiefactoren van belang: verblijfstijdfractie: personen zijn niet de gehele dag- (08.00 tot uur) en nachtperiode (18.30 tot uur) aanwezig in de betreffende functie. Daarom wordt de bevolkingsdichtheid gecorrigeerd met een kengetal voor de verblijfstijdfractie; fractie buitenshuis: personen zijn niet de gehele dag binnen. Personen buiten ondervinden een ander (doorgaans groter) effect dan personen binnen. De aanwezigheid in de woningen is gecorrigeerd met een verblijfstijdfractie van 50 % in de dagperiode en 100 % in de nachtperiode. Voor de fractie buitenhuis is voor de dagperiode 7% en voor de nachtperiode 1 % gehanteerd. Het resultaat is ingevoerd in het rekenmodel. De autonome ontwikkeling bestaat daarbij uit de vlakken die zijn aangeduid met een cijfer. Bij de situatie planontwikkeling zijn de aanwezigen uit de vlakken W-U3, W-U5, W-U6 en W-U7 toegevoegd. k:\doc\v\2011\057102\v r001v002.doc

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons) Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk 14-16 (KuiperCompagnons) NATUUR Kader De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen

Nadere informatie

Quick scan natuurtoets KuiperCompagnons d.d. 30 november Soortenbescherming

Quick scan natuurtoets KuiperCompagnons d.d. 30 november Soortenbescherming Quick scan natuurtoets KuiperCompagnons d.d. 30 november 2009 Soortenbescherming De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze

Nadere informatie

Bestemmingsplan Parapluherziening parkeernormering Lansingerland

Bestemmingsplan Parapluherziening parkeernormering Lansingerland Bestemmingsplan Parapluherziening parkeernormering Lansingerland 30 maart 2017 Vastgesteld Gemeente Lansingerland Bestemmingsplan Parapluherziening parkeernormering Lansingerland Vastgesteld INHOUD: -

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verantwoording Titel : Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Subtitel : Projectnummer : Referentienummer : Revisie : C1 Datum : 30-10-2012 Auteur(s) :

Nadere informatie

- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw,

- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, Bureauonderzoek ecologie, wijzigingsplan IJsseldijk-West Ecologie Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het

Nadere informatie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie 1 NATUUR 1.1 Natuurwetgeving & Planologie De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking

Nadere informatie

NOTITIE WATER. Aanleiding. Opdrachtgever GEM Benedenveer BV io Contactpersoon De heer J. Luykx Werknummer 1407G489 Datum 27 februari 2015

NOTITIE WATER. Aanleiding. Opdrachtgever GEM Benedenveer BV io Contactpersoon De heer J. Luykx Werknummer 1407G489 Datum 27 februari 2015 NOTITIE WATER Project Plaats Sliedrecht Opdrachtgever GEM Benedenveer BV io Contactpersoon De heer J. Luykx Werknummer 1407G489 Datum 27 februari 2015 Aanleiding Het voornemen is om op een braakliggend

Nadere informatie

Bijlage 1 Ecologisch onderzoek

Bijlage 1 Ecologisch onderzoek Page 1 of 5 Bijlage 1 Ecologisch onderzoek Plan: Hoofdwinkelcentrum Status: vastgesteld Plantype: bestemmingsplan IMRO-idn: NL.IMRO.0406.BPHWC2011-VG01 In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit

Nadere informatie

Gemeente Lansingerland

Gemeente Lansingerland Gemeente Lansingerland Wijzigingsplan "Nabij Anjerdreef 31" 11 januari 2016 Gemeente Lansingerland Wijzigingsplan "Nabij Anjerdreef 31" Inhoud: TOELICHTING PLANREGELS VERBEELDING Plannummer: NL.IMRO.1621.BP0032W03-ONTW

Nadere informatie

Gemeente Smallingerland. Bestemmingsplan Maartenswouden, 3e herziening

Gemeente Smallingerland. Bestemmingsplan Maartenswouden, 3e herziening Gemeente Smallingerland Bestemmingsplan Maartenswouden, 3e herziening Gemeente Smallingerland Bestemmingsplan Maartenswouden 3e herziening Werknummer: 899.301.00 Datum: 10 december 2013 KuiperCompagnons,

Nadere informatie

Bestemmingsplan Kerkstraat 31 - Bleiswijk

Bestemmingsplan Kerkstraat 31 - Bleiswijk Bestemmingsplan Kerkstraat 31 - Bleiswijk 18 juli 2013 Vastgesteld Gemeente Lansingerland Bestemmingsplan Kerkstraat 31 - Bleiswijk Vastgesteld INHOUD: - TOELICHTING - REGELS - VERBEELDING Identificatiecode:

Nadere informatie

Gemeente Smallingerland. Bestemmingsplan Maartenswouden, 3e herziening

Gemeente Smallingerland. Bestemmingsplan Maartenswouden, 3e herziening Gemeente Smallingerland Bestemmingsplan Maartenswouden, 3e herziening Gemeente Smallingerland Bestemmingsplan Maartenswouden 3e herziening Werknummer: 899.301.00 Datum: 13 februari 2014 KuiperCompagnons,

Nadere informatie

Bureauonderzoek Flora en fauna

Bureauonderzoek Flora en fauna Bureauonderzoek Flora en fauna Ecologie In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven

Nadere informatie

Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening. (ontwerp 25 januari 2019)

Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening. (ontwerp 25 januari 2019) Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening (ontwerp 25 januari 2019) Pagina 2 van 13 2019-01-25 Toelichting - Weideveld 2016 1e herziening Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening Toelichting

Nadere informatie

Nieuwe bedrijfslocaties

Nieuwe bedrijfslocaties E c o l o g i s c h e i n v e n t a r i s a t i e Om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Midwolda-Nieuwlandseweg Arts/Rulo te toetsen, is een ecologische inventarisatie uitgevoerd. Tevens is gekeken

Nadere informatie

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, opgaande beplanting en watergangen.

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, opgaande beplanting en watergangen. Ecologie In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen

Nadere informatie

Bestemmingsplan Noordeindseweg 103

Bestemmingsplan Noordeindseweg 103 Bestemmingsplan Noordeindseweg 103 2 april 2013 Ontwerp Gemeente Lansingerland Bestemmingsplan Noordeindseweg 103 Ontwerp INHOUD: - TOELICHTING - PLANREGELS - VERBEELDING Identificatiecode: NL.IMRO.1621.BP0131-ONTW

Nadere informatie

Onderzoek flora en fauna

Onderzoek flora en fauna Bijlage 3 Onderzoek flora en fauna Ecologie In dit onderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven

Nadere informatie

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Oprichten aanduidingsmast McDonald s Vlietweg 16 te Santpoort-Noord

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Oprichten aanduidingsmast McDonald s Vlietweg 16 te Santpoort-Noord RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Oprichten aanduidingsmast McDonald s Vlietweg 16 te Santpoort-Noord Ruimtelijke onderbouwing project Vlietweg 16 te Santpoort-Noord W12/000758/ OLO271413 INHOUD 1 Beschrijving

Nadere informatie

1e partiële herziening Hoofdwinkelcentrum

1e partiële herziening Hoofdwinkelcentrum 1e partiële herziening Hoofdwinkelcentrum Huizen bestemmingsplan identificatie planstatus identificatiecode: datum: status: NL.IMRO.0406.BPHWC2011H01-VG01 03-04-2014 ontwerp 26-06-2014 vastgesteld projectnummer:

Nadere informatie

ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST

ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST november 2009 In opdracht van: GEM Westeraam Elst CV Postbus 83 6660 AB ELST

Nadere informatie

Bestemmingsplan Noordeindseweg 103

Bestemmingsplan Noordeindseweg 103 Bestemmingsplan Noordeindseweg 103 27 februari 2014 Vastgesteld Gemeente Lansingerland Bestemmingsplan Noordeindseweg 103 Vastgesteld INHOUD: - TOELICHTING - PLANREGELS - VERBEELDING Identificatiecode:

Nadere informatie

Onderzoek flora en fauna

Onderzoek flora en fauna Onderzoek flora en fauna 1. Conclusie Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde functieveranderingen geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Hierbij dient wel gewerkt te worden

Nadere informatie

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1. Algemeen 1.2. Aanleiding en doel 1.3. Plangebied 1.4. Leeswijzer 2. PLANBESCHRIJVING 2.1. Bestaande situatie 2.2. Gewenste

Nadere informatie

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet.

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet. Aan Rob Knijn Van C. van den Tempel CC M. Witteveldt Datum 12 januari 2017 Betreft Flora- en faunagegevens Middenweg Zuid Project Herontwikkeling Middenweg Zuid Geachte heer Knijn, Beste Rob, In 2014 en

Nadere informatie

Quickscan samenvatting natuurtoets Sint Nicolaasdijk 153, Kampen

Quickscan samenvatting natuurtoets Sint Nicolaasdijk 153, Kampen Witpaard BV Contactpersoon Kenmerk Status Datum Dhr. J. Drenth 15-182 concept 13 mei 2015 Betreft Quickscan samenvatting natuurtoets Sint Nicolaasdijk 153, Kampen Omschrijving Aanleiding en doelstelling

Nadere informatie

Toelichting bestemmingsplan 1e partiele herziening Veersedijk

Toelichting bestemmingsplan 1e partiele herziening Veersedijk Toelichting bestemmingsplan 1e partiele herziening Veersedijk gemeente: Hendrik-Ido-Ambacht fase: vastgesteld bestemmingsplan datum: 11 mei 2015 1 Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1 Inleiding 3 1.1 Bij het plan

Nadere informatie

Bijlage 1 Onderzoek ecologie

Bijlage 1 Onderzoek ecologie Bijlage 1 Onderzoek ecologie In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan

Nadere informatie

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland Bijlage 3. Ecologie B3.1. Beleidskader Aanleiding en doel De beoogde ontwikkeling betreft de bouw van 31 woningen op een deels braakliggende kavel en delen van zeer diepe achtertuinen (zie ook paragraaf

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Clermontstraat 10 te Margraten. Gemeente Eijsden-Margraten

Ruimtelijke onderbouwing Clermontstraat 10 te Margraten. Gemeente Eijsden-Margraten Ruimtelijke onderbouwing Clermontstraat 10 te Margraten Ruimtelijke onderbouwing Clermontstraat 10 te Margraten Datum: 7 april 2014 Projectgegevens: ROB01-0252620-01B TEK01-0252620-01A Identificatienummer:

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek herinrichting Venlo-Noord

Verkennend natuuronderzoek herinrichting Venlo-Noord Verkennend natuuronderzoek herinrichting Venlo-Noord Onderzoek naar het voorkomen van beschermde natuurwaarden Datum: 16-04-2013 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Rapportnummer: AT/2013/16.04

Nadere informatie

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen NL.IMRO.1730.ABdorpsstr74zuidlv-0301 Projectgebied Situatie Dorpsstraat 74 Zuidlaarderveen 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Huidige en beoogde

Nadere informatie

Duinkampen 23 te Paterswolde

Duinkampen 23 te Paterswolde Duinkampen 23 te Paterswolde Projectgebied. Duinkampen 23 Paterswolde 1. Inleiding Deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld voor het bouwen van een bijgebouw, het plaatsen van een schutting en twee kunstwerken

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek locatie Smitterijhof te Haaksbergen

Verkennend natuuronderzoek locatie Smitterijhof te Haaksbergen Verkennend natuuronderzoek locatie Smitterijhof te Haaksbergen Onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet Datum: 03-12-2012 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever:

Nadere informatie

Bijlage 1 Wettelijk kader

Bijlage 1 Wettelijk kader Bijlage 1 Wettelijk kader Inleiding In deze bijlage worden de wettelijke kaders voor ecologische beoordelingen van ruimtelijke ingrepen en andere handelingen beschreven. In de natuurbeschermingswetgeving

Nadere informatie

Toelichting 2e herziening Schil, locatie skatepark Wilgenbos

Toelichting 2e herziening Schil, locatie skatepark Wilgenbos Toelichting 2e herziening Schil, locatie skatepark Wilgenbos Gemeente Dordrecht fase: vastgesteld datum: november 2014 1 Toelichting Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding en doel 3 1.2 Ligging

Nadere informatie

Beheersverordening Krommeniedijk

Beheersverordening Krommeniedijk Beheersverordening Krommeniedijk ontwerpbestemmingsplan Beheersverordening Krommeniedijk 2 Regels ontwerpbestemmingsplan Beheersverordening Krommeniedijk 3 Hoofdstuk 1 Overgangs- en slotregels Artikel

Nadere informatie

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging Ruimtelijke Onderbouwing Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging Gemeente Tynaarlo September 2012 NL.IMRO.1730.ABYdermade3depunt-0301 Inhoudsopgave 2.1 Beschrijving van het projectgebied,

Nadere informatie

:Natuurtoets Beneluxstraat 4, Oisterwijk

:Natuurtoets Beneluxstraat 4, Oisterwijk Advies :Natuurtoets Beneluxstraat 4, Oisterwijk Datum : 27 mei 2015 Opdrachtgever : Troboco Machines Ter attentie van Projectnummer : de heer T. Brock : 211x06739 Opgesteld door : Ineke Kroes i.a.a. :

Nadere informatie

Notitie flora en fauna

Notitie flora en fauna Notitie flora en fauna Titel/locatie Projectnummer: 6306 Datum: 11-6-2013 Opgesteld: Rosalie Heins Gemeente Baarn is voornemens om op de locatie van de huidige gemeentewerf een nieuwe brede school ontwikkelen.

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek locatie Loostraat 55a/57 Huissen

Verkennend natuuronderzoek locatie Loostraat 55a/57 Huissen Verkennend natuuronderzoek locatie Loostraat 55a/57 Huissen Onderzoek naar het voorkomen van beschermde natuurwaarden Datum: 16-08-2013 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Rapportnummer: AT/2013/16.08

Nadere informatie

Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele

Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele Butersdijk nabij nummer 21, Lettele Datum: 12-3-2014 Opgesteld door: Vincent de Lenne Projectnummer: 6546 Aanleiding en doel Aan de Butersdijk, nabij

Nadere informatie

notitie drs. M.J. Schilt 1. ONDERDEEL ECOLOGIE

notitie drs. M.J. Schilt 1. ONDERDEEL ECOLOGIE notitie postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44 onderwerp ecologie - Trompenburg projectcode LIS16-2 referentie LIS16-2/akkr/029 opgemaakt door drs. A. den Held datum

Nadere informatie

QUICK SCAN FLORA EN FAUNA. Heilleweg 21 te Sluis

QUICK SCAN FLORA EN FAUNA. Heilleweg 21 te Sluis QUICK SCAN FLORA EN FAUNA Heilleweg 21 te Sluis 1 QUICK SCAN FLORA EN FAUNA Heilleweg 21 te Sluis Opdrachtgever: A.C. Dingemans Heilleweg 21 4524 KL Sluis Opgesteld door: ZLTO Advies Cereshof 4 4463 XH

Nadere informatie

Notitie Quickscan flora en fauna

Notitie Quickscan flora en fauna Notitie Quickscan flora en fauna De Uithof/ Kromhout te Utrecht Projectnummer: 5755.9 Datum: 5-5-2017 Projectleider: Opgesteld: Opdrachtgever: Universiteit Utrecht Universiteit Utrecht laat jaarlijks bomen

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 1 van 5 Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 2 van 5 Inleiding Op donderdag 3 april 2014 is door Dierenrijk

Nadere informatie

bestemmingsplan Parapluplan parkeerregels Toelichting

bestemmingsplan Parapluplan parkeerregels Toelichting bestemmingsplan Parapluplan parkeerregels Toelichting september 2018 1. Inleiding 1.1 Aanleiding en doel van het plan Op grond van de op 29 november 2014 in werking getreden 'Reparatiewet BZK 2014' (hierna:

Nadere informatie

Samenvatting quickscan natuurtoets

Samenvatting quickscan natuurtoets Samenvatting quickscan natuurtoets Onderwerp Opdrachtgever Insingerstraat Soest RV&O Project Status Datum Sloop en nieuwbouw Insingerstraat concept 8 januari 2016 Auteur Veldonderzoek Projectcode Gelder,

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door (Europese,) landelijke, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante (Europees-,)

Nadere informatie

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet Van Zuylenlaan 9, Hoevelaken

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet Van Zuylenlaan 9, Hoevelaken Dhr. J.P.L.M.G. Gelauff Van Zuylenlaan 9 3871 BG Hoevelaken Contactpersoon Kenmerk Status Datum Dhr. A. de Gelder 15-314 definitief 31 augustus 2015 Betreft Quickscan samenvatting Flora- en faunawet Van

Nadere informatie

Uitwerkingsplan Velmolen oost, fase 1 (partiële herziening Velmolen Zicht) Toelichting, regels en plankaart

Uitwerkingsplan Velmolen oost, fase 1 (partiële herziening Velmolen Zicht) Toelichting, regels en plankaart Gemeente Uden Uitwerkingsplan Velmolen oost, fase 1 (partiële herziening Velmolen Zicht) Toelichting, regels en plankaart Vastgesteld door college op 20 december 2011 Kenmerk 0856-10-T01 Projectnummer

Nadere informatie

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1 Briefrapport van: ons kenmerk: SAB Arnhem B.V. KUEN/80685 datum: 30 januari 2009 betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1 aanleiding en methode Aan de Bloksteegweg 1, te Borne (gemeente Borne)

Nadere informatie

Terneuzen. Quickscan Flora en fauna. Wulpenbek 16 te Hoek. <NL.IMRO.Invullen> concept. I. Dekker MSc. identificatiecode: datum: status:

Terneuzen. Quickscan Flora en fauna. Wulpenbek 16 te Hoek. <NL.IMRO.Invullen> concept. I. Dekker MSc. identificatiecode: datum: status: Terneuzen Quickscan Flora en fauna Wulpenbek 16 te Hoek identificatie planstatus identificatiecode: datum: status: 16-09-2016 concept projectnummer: auteur I. Dekker MSc. Inhoud van

Nadere informatie

2e partiële herziening Uitwerkingsplan Velmolen Buiten

2e partiële herziening Uitwerkingsplan Velmolen Buiten Gemeente Uden 2e partiële herziening Uitwerkingsplan Velmolen Buiten Toelichting, regels en analoge verbeelding 15 december 2015 Kenmerk 0856-26-T01 Projectnummer 0856-26 Toelichting Inhoudsopgave 1.

Nadere informatie

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven 15 november 2012 ZOON ECOLOGIE Colofon Titel Opdrachtgever Uitvoerder Auteur Datum Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven m RO Zoon Ecologie C.P.M. Zoon ZOON ECOLOGIE

Nadere informatie

Bestemmingsplan 1e partiële herziening BP Oosteindsepolder en Warmoeziersweg (caravanstalling Oosteindseweg 155b)

Bestemmingsplan 1e partiële herziening BP Oosteindsepolder en Warmoeziersweg (caravanstalling Oosteindseweg 155b) Bestemmingsplan 1e partiële herziening BP Oosteindsepolder en Warmoeziersweg (caravanstalling Oosteindseweg 155b) 29 juli 2014 ontwerp Gemeente Lansingerland Bestemmingsplan 1e partiële herziening BP

Nadere informatie

Flora- en faunascan voor de bouw van een woning aan de Bolenbergweg te Belfeld

Flora- en faunascan voor de bouw van een woning aan de Bolenbergweg te Belfeld Tegelseweg 3 5951 GK Belfeld Tel: 077-4642999 www.faunaconsult.nl info@faunaconsult.nl Faunaconsult KvK Venlo 09116138 De heer J. Bruekers Bolenbergweg 18 5951 AZ Belfeld Flora- en faunascan voor de bouw

Nadere informatie

Paraplubestemmingsplan Parkeren

Paraplubestemmingsplan Parkeren Paraplubestemmingsplan Parkeren status: ontwerp idn: NL.IMRO.0281.BP00040-on01 gemeente Tiel datum: juni 2018 Bestemmingsplan Paraplubestemmingsplan Parkeren Gemeente Tiel Toelichting INHOUD TOELICHTING

Nadere informatie

Regels 5e herziening Dubbeldam, locatie Noordendijk 430

Regels 5e herziening Dubbeldam, locatie Noordendijk 430 Regels 5e herziening Dubbeldam, locatie Noordendijk 430 1 HOOFDSTUK 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen 1.1 het plan Het bestemmingsplan 5e herziening Dubbeldam, locatie Noordendijk 430 met identificatienummer

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing

Ruimtelijke onderbouwing Ruimtelijke onderbouwing Vijf onderkomens voor recreatieve overnachtingen bij camping aan Drachtster Heawei 38 De Veenhoop 1 2 RUIMTELIJKE ONDERBOUWING VIJF RECREATIEVE ONDERKOMENS DRACHTSTER HEAWEI 38

Nadere informatie

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt CONCEPT Omgevingsdienst Regio Utrecht juli 2012 kenmerk/ opgesteld door beoordeeld door Ronald Jansen Dagmar Storm INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding...

Nadere informatie

Verkennend natuurwaardenonderzoek

Verkennend natuurwaardenonderzoek Verkennend natuurwaardenonderzoek Locatie: ter hoogte van de Spoorstraat te Zegge, gemeente Rucphen (NB) Datum: 26 maart 2012 Projectnummer: 211x05748 Opgesteld door: mw. P. Maas Ecoloog ruimtelijke ordening

Nadere informatie

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 status: vastgesteld datum: 5 september 2013 projectnummer: 202360R.2011 adviseurs: Jke / Wle gemeente Maasdriel Inhoudsopgave Hoofdstuk

Nadere informatie

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT 2 februari 2016 vastgesteld 52-007 GEMEENTE LAARBEEK 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Algemeen... 5 1.2 Aanleiding en doel... 5 1.3 Plangebied... 6 1.4

Nadere informatie

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse memo aan: van: OG ZAND/ZON/130372 c.c.: datum: 22 augustus 2013 betreft: Achterweg 48, Lisse INLEIDING Bij alle ruimtelijke ingrepen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om

Nadere informatie

Gemeente. Schijndel. Beleidsnotitie indieningsvereisten. Voor aanvragen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a.

Gemeente. Schijndel. Beleidsnotitie indieningsvereisten. Voor aanvragen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a. Gemeente Schijndel Voor aanvragen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a., sub 2 Wabo 2 3 bij verzoeken om afwijken van het bestemmingsplan Inleiding Op 24 september 2014 is het

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Notitie Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Betreft Actualisatie locatieonderzoek natuurwaarden 1 Aanleiding In 2007 is door Grontmij het Locatieonderzoek natuurwaarden Projectlocatiegebied

Nadere informatie

6 Flora- en fauna quickscan

6 Flora- en fauna quickscan 6 Flora- en fauna quickscan 6.1 Verantwoording 6.1.1 Literatuuronderzoek Om inzicht te krijgen in de actuele gegevens in het projectgebied zijn gegevens geraadpleegd via websites van onder andere de Vlinderstichting

Nadere informatie

Bestemmingsplan Sterrenboschlaan (tussen 13 en 26) O N T W E R P

Bestemmingsplan Sterrenboschlaan (tussen 13 en 26) O N T W E R P Bestemmingsplan Sterrenboschlaan (tussen 13 en 26) O N T W E R P Bestemmingsplan Sterrenboschlaan (tussen 13 en 26) O N T W E R P Inhoud Toelichting Regels Verbeelding 16 juli 2014 Projectnummer 253.00.03.37.00

Nadere informatie

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord 1. Inleiding 1.1 Aanleiding Er is een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor de realisatie van een kunstwerk

Nadere informatie

Bestemmingsplan Sterrenboschlaan (tussen 13 en 26) V A S T G E S T E L D

Bestemmingsplan Sterrenboschlaan (tussen 13 en 26) V A S T G E S T E L D Bestemmingsplan Sterrenboschlaan (tussen 13 en 26) V A S T G E S T E L D Bestemmingsplan Sterrenboschlaan (tussen 13 en 26) V A S T G E S T E L D Inhoud Toelichting Regels Verbeelding 23 maart 2015 Projectnummer

Nadere informatie

Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D

Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D Inhoud Toelichting Regels Verbeelding 19 oktober 2010 Projectnummer

Nadere informatie

: QuickScan Flora & Fauna Meijelseweg 60a te Beringe, gemeente Peel en Maas

: QuickScan Flora & Fauna Meijelseweg 60a te Beringe, gemeente Peel en Maas Advies : QuickScan Flora & Fauna Meijelseweg 60a te Beringe, gemeente Peel en Maas Datum : 14 januari 2014 Opdrachtgever : De heer L.P.G. Oudenhoven Projectnummer : 211x05418 Opgesteld door : Ineke Kroes

Nadere informatie

Bestemmingsplan Reeuwijk-Dorp, herziening Kaagjesland 10

Bestemmingsplan Reeuwijk-Dorp, herziening Kaagjesland 10 Gemeente Bodegraven-Reeuwijk Bestemmingsplan Reeuwijk-Dorp, herziening Kaagjesland 10 Toelichting, regels en analoge verbeelding Maart 2016 Kenmerk 1901-17-T01 Projectnummer 1901-17 Toelichting Inhoudsopgave

Nadere informatie

Tijdelijke schoolvoorziening Voorstraat 126 te Velddriel. Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. tijdelijke ontheffing bestemmingsplan (art. 3.

Tijdelijke schoolvoorziening Voorstraat 126 te Velddriel. Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. tijdelijke ontheffing bestemmingsplan (art. 3. Tijdelijke schoolvoorziening Voorstraat 126 te Velddriel Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. tijdelijke ontheffing bestemmingsplan (art. 3.22 Wro) 4 januari 2011 1. Inleiding In februari 2010 is door de gemeenteraad

Nadere informatie

Toelichting 1 Inleiding 2 Beleidskader 3 Beoordeling

Toelichting 1 Inleiding 2 Beleidskader 3 Beoordeling Toelichting Wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Buitengebied Sanjesreed 8c Oentsjerk (dagbesteding Bûtenút) 1 Inleiding Werk- en dagbesteding Bûtenút is gevestigd op een deel van de voormalige PTC+ locatie

Nadere informatie

: Quickscan Flora en Fauna, Dijkstraat 23 te Gendt

: Quickscan Flora en Fauna, Dijkstraat 23 te Gendt Advies : Quickscan Flora en Fauna, Dijkstraat 23 te Gendt Datum : 17 december 2010 Opdrachtgever : mevrouw I. Zwartkruis Ter attentie van Projectnummer : mevrouw I. Zwartkruis : 211X04268.062985_1 Opgesteld

Nadere informatie

Bestemmingsplan Parallelweg 54, Bergen op Zoom STATUS: VASTGESTELD

Bestemmingsplan Parallelweg 54, Bergen op Zoom STATUS: VASTGESTELD GEMEENTE BERGEN OP ZOOM Bestemmingsplan Parallelweg 54, Bergen op Zoom STATUS: VASTGESTELD Gemeente Bergen op Zoom Afdeling Stedelijke Ontwikkeling Team Ruimtelijke Ordening en Vergunningen INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

TOELICHTING. Reparatieplan bijgebouwen GEMEENTE VIANEN

TOELICHTING. Reparatieplan bijgebouwen GEMEENTE VIANEN TOELICHTING ONTWERP BESTEMMINGSPLAN Reparatieplan bijgebouwen GEMEENTE VIANEN Opdrachtnummer : 99.372 IDnr. : Datum : augustus 2018 Versie : 2 Auteurs : mro b.v. : mro b.v. Leeuwenveldseweg 16H 1382 LX

Nadere informatie

Regels bestemmingsplan '7e herziening Dubbeldam, gebied Haaswijkweg - Oudendijk'

Regels bestemmingsplan '7e herziening Dubbeldam, gebied Haaswijkweg - Oudendijk' Regels bestemmingsplan '7e herziening Dubbeldam, gebied Haaswijkweg - Oudendijk' 1 HOOFDSTUK 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen 1.1 het plan Het bestemmingsplan '7e herziening Dubbeldam, gebied Haaswijkweg

Nadere informatie

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING T.B.V. HET BOUWEN VAN EEN LOODS AAN DE WESTHOFSEZANDWEG 9 TE S- HEER ARENDSKERKE

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING T.B.V. HET BOUWEN VAN EEN LOODS AAN DE WESTHOFSEZANDWEG 9 TE S- HEER ARENDSKERKE RUIMTELIJKE ONDERBOUWING T.B.V. HET BOUWEN VAN EEN LOODS AAN DE WESTHOFSEZANDWEG 9 TE S- HEER ARENDSKERKE Versie 2, d.d. 6 oktober 2011 Afdeling Stadsontwikkeling M. Jonker 1 Inhoud Hoofdstuk 1. Inleiding

Nadere informatie

Bestemmingsplan Herziening Kern Made - Prinsenhof Ontwerp

Bestemmingsplan Herziening Kern Made - Prinsenhof Ontwerp Gemeente Drimmelen Bestemmingsplan Herziening Kern Made - Prinsenhof Ontwerp Gorinchem, 4 april 2016 NL.IMRO. 1719.1bp15herzmadeprins-on01 Gemeente Drimmelen Bestemmingsplan Herziening Kern Made - Prinsenhof

Nadere informatie

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA QUICKSCAN FLORA EN FAUNA Behorende bij project: Oostkanaalweg 44, te Ter Aar Gemeente Nieuwkoop Opdrachtgever : Keijzer Dakbedekking b.v. Projectnummer : PS.2017.714 Datum : 21 augustus 2017 Niets uit

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek De Hoeven Beekbergen

Verkennend natuuronderzoek De Hoeven Beekbergen Verkennend natuuronderzoek De Hoeven Beekbergen Onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten en gebieden Datum: 27-10-2011 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Rapportnummer: DT/2011/010.03

Nadere informatie

Bestemmingsplan Zuidhoek, 1e herziening

Bestemmingsplan Zuidhoek, 1e herziening Bestemmingsplan Zuidhoek, 1e herziening 2 Inhoudsopgave Toelichting 5 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Ligging van het plangebied "Zuidhoek" 1.3 Leeswijzer 7 7 7 8 Hoofdstuk 2 Aanpassingen 2.1

Nadere informatie

Regels 1e herziening 'Smitsweg', locaties Noord en Midden

Regels 1e herziening 'Smitsweg', locaties Noord en Midden Regels 1e herziening 'Smitsweg', locaties Noord en Midden HOOFDSTUK 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen 1.1 het plan Het bestemmingsplan '1e herziening Smitsweg, locaties Noord en Midden' met identificatienummer

Nadere informatie

P a r a g r a a f e c o l o g i e N i e u w b o u w w o n i n g S c h a p e n d r i f t t e N o r g

P a r a g r a a f e c o l o g i e N i e u w b o u w w o n i n g S c h a p e n d r i f t t e N o r g P a r a g r a a f e c o l o g i e N i e u w b o u w w o n i n g S c h a p e n d r i f t t e N o r g X.X Eco lo gi e KADER Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden

Nadere informatie

Bestemmingsplan Veghel-Noord, herziening Prins Willem Alexander Sportpark 7. Gemeente Veghel

Bestemmingsplan Veghel-Noord, herziening Prins Willem Alexander Sportpark 7. Gemeente Veghel Bestemmingsplan Veghel-Noord, herziening Prins Willem Alexander Sportpark 7 Gemeente Veghel Bestemmingsplan Veghel-Noord, herziening Prins Willem Alexander Sportpark 7 Gemeente Veghel Rapportnummer: 211X07057.079344_1

Nadere informatie

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 WABO

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 WABO RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 WABO Duinkampen 21 te Paterswolde NL.IMRO.1730.ABDuinkamp21PW-0301 Status: concept - 2 - Inleiding Deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld om

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Hollandseweg 19, Someren. Gemeente Someren

Ruimtelijke onderbouwing Hollandseweg 19, Someren. Gemeente Someren Ruimtelijke onderbouwing Hollandseweg 19, Someren Gemeente Someren Opdrachtgever: Projectlocatie: Dhr. N.H.L. Michiels Hollandseweg 19 5712RM Someren Hollandseweg 19, Someren Projectnummer: 16418-001 Datum:

Nadere informatie

Gemeente Achtkarspelen (ontwerp) Ruimtelijke onderbouwing "bouwen van een woning op het perceel de Wide Pet 14 te Harkema"

Gemeente Achtkarspelen (ontwerp) Ruimtelijke onderbouwing bouwen van een woning op het perceel de Wide Pet 14 te Harkema Gemeente Achtkarspelen (ontwerp) Ruimtelijke onderbouwing "bouwen van een woning op het perceel de Wide Pet 14 te Harkema" 1. INLEIDING 1.1 Aanleiding voor de omgevingsvergunning met afwijking Op 18 december

Nadere informatie

verwachting zullen de aanwijzingsbesluiten vóór oktober 2010 definitief worden. Voorlopig wordt daarom getoetst aan de bestaande gebiedsdocumenten.

verwachting zullen de aanwijzingsbesluiten vóór oktober 2010 definitief worden. Voorlopig wordt daarom getoetst aan de bestaande gebiedsdocumenten. E c o l o g i e Voor onderhavig bestemmingsplan is het noodzakelijk te beoordelen of er sprake is van eventuele effecten op de Ecologische Hoofdstructuur en/of gebieden die zijn beschermd in het kader

Nadere informatie

Gemeente Lingewaard. Ruimtelijke onderbouwing Realisatie berging en overkapping bij Fitness Centre Huissen

Gemeente Lingewaard. Ruimtelijke onderbouwing Realisatie berging en overkapping bij Fitness Centre Huissen Gemeente Lingewaard Ruimtelijke onderbouwing Realisatie berging en overkapping bij Fitness Centre Huissen Juli 2011 Gemeente Lingewaard Ruimtelijke onderbouwing Realisatie berging en overkapping bij Fitness

Nadere informatie

Beheersverordening Kornputkwartier

Beheersverordening Kornputkwartier Beheersverordening Kornputkwartier ID plan: NL.IMRO.1708.STWKornputkwtrBV1-VA01 datum: maart 2017 status: vastgesteld auteur: SRE Vastgesteld door de raad dd. de griffier, de voorzitter, NL.IMRO.1708.STWKornputkwtrBV1-VA01

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek locatie Burgemeester de Beaufortplein 5 te Markelo

Verkennend natuuronderzoek locatie Burgemeester de Beaufortplein 5 te Markelo Verkennend natuuronderzoek locatie Burgemeester de Beaufortplein 5 te Markelo Onderzoek naar het voorkomen van beschermde natuurwaarden Datum: 31-10-2017 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek locatie Hessenweg

Verkennend natuuronderzoek locatie Hessenweg Verkennend natuuronderzoek locatie Hessenweg 101 te Dalfsen Onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten en gebieden Datum: 09-10-2012 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Rapportnummer:

Nadere informatie

Project Status Datum. Sloop en nieuwbouw locatie Emmaschool concept 14 januari 2016. Auteur Veldonderzoek Projectcode

Project Status Datum. Sloop en nieuwbouw locatie Emmaschool concept 14 januari 2016. Auteur Veldonderzoek Projectcode Onderwerp Opdrachtgever Emmaschool Heerde Witpaard Project Status Datum Sloop en nieuwbouw locatie Emmaschool concept 14 januari 2016 Auteur Veldonderzoek Projectcode Gelder, A. (Adriaan) de Gelder, A.

Nadere informatie

Tweede partiële herziening Bedrijven Zuid Regels

Tweede partiële herziening Bedrijven Zuid Regels 2017/40882 Vastgesteld Bestemmingsplan Tweede partiële herziening Bedrijven Zuid Regels Tweede partiële herziening Bedrijven Zuid Inhoudsopgave Regels Regels Hoofdstuk 1 Artikel 1 Hoofdstuk 2 Artikel

Nadere informatie

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, gazon, weiland, opgaande beplanting en oppervlaktewater.

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, gazon, weiland, opgaande beplanting en oppervlaktewater. In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen wat

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing. ten behoeve van aanvraag omgevingsvergunning herinrichten tankstation de Zuidpunt

Ruimtelijke onderbouwing. ten behoeve van aanvraag omgevingsvergunning herinrichten tankstation de Zuidpunt Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van aanvraag omgevingsvergunning herinrichten tankstation de Zuidpunt Dordrecht, 10 september 2012 1. INLEIDING 1.1 Aanleiding Op het perceel aan de Rijksstraatweg

Nadere informatie