het netwerk op het functioneren van de OR

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "het netwerk op het functioneren van de OR"

Transcriptie

1 De faciliteiten, bevoegdheden en informatievoorziening van OR-en en het effect van het netwerk op het functioneren van de OR Onderzoek onder ondernemingsraden Eindrapport Een onderzoek in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Michael van Ewijk Mirjam Engelen B2552 Leiden, 29 maart 2002

2

3 Voorwoord Voor de evaluatie van de werking en de effectiviteit van medezeggenschap in ondernemingen heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) behoefte aan gestructureerde informatie. Het ministerie van SZW heeft aan Research voor Beleid de opdracht gegeven in deze informatiebehoefte te voorzien door middel van de Monitor Medezeggenschap. De Monitor Medezeggenschap levert tot 2003 informatie over medezeggenschap via drie hoofdsporen, namelijk: een eenmalig nalevingsonderzoek onder bedrijfsvestigingen, jaarlijks onderzoek onder ondernemingsraden en het periodiek samenvatten van informatie over ontwikkelingen in medezeggenschap uit relevante literatuur. Dit onderzoeksrapport is de eerste in de serie onderzoeken onder OR-en. Het rapport geeft enerzijds een beeld van de faciliteiten en bevoegdheden van ondernemingsraden en de relatie met hun achterban en anderzijds inzicht in de effecten van het netwerk van de OR op het functioneren van de OR. Het rapport is geschreven door Michael van Ewijk onder begeleiding van ondergetekende. Mirjam Engelen Projectleider Sociale Zaken en Werkgelegenheid 3

4 4

5 Inhoudsopgave Samenvatting en conclusie 7 1 Achtergrond en opzet van het onderzoek Doel van het onderzoek Steekproef, respons en representativiteit Vergelijkbaarheid met het eerste OR-onderzoek Enkele achtergrondkenmerken van de ondernemingsraden 16 2 Faciliteiten van ondernemingsraden Voorzieningen in het algemeen Financiële ondersteuning Personele ondersteuning Beschikbaar gestelde kantoorruimte Vrijstelling OR-leden 22 3 Wettelijke bevoegdheden Bevoegdheden over het algemeen Adviesrecht Instemmingsrecht Initiatiefrecht Informatievoorziening in het algemeen Informatievoorziening in het kader van artikel 31 en 31a WOR Rechtspositie OR-leden en ambtelijk secretaris Bovenwettelijke bevoegdheden 30 4 Het netwerk van de OR Communicatie met de achterban Aard van de relatie met de achterban Effecten van de relaties van de OR met verschillende actoren 35 5 Literatuur 37 Bijlage 1 Respons naar grootteklasse en sector 39 Bijlage 2 Vragenlijsten OR-onderzoek 43 Bijlage 3 Overzicht T-Toets 67 5

6 6

7 Samenvatting en conclusie De Monitor Medezeggenschap dient op gestructureerde wijze informatie te leveren aan het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten behoeve van beleidsvorming op het gebied van medezeggenschap. De informatieverzameling voor de Monitor Medezeggenschap loopt tot 2003 en geschiedt langs drie hoofdsporen: een eenmalig nalevingsonderzoek onder bestuurders, jaarlijks onderzoek onder ondernemingsraden (OR-en) en halfjaarlijkse analyses van relevante ontwikkelingen op het gebied van medezeggenschap, gebaseerd op beschikbare literatuur. Dit onderzoeksrapport is het eerste in de reeks van drie jaarlijkse onderzoeken onder OR-en. Doel van het onderzoek is het verkrijgen van een beeld van de voornaamste facetten rond het functioneren van medezeggenschap: bevoegdheden, faciliteiten en informatievoorziening. Ook het effect van de relatie met de achterban en het netwerk van de OR op het functioneren van de OR is meegenomen in het onderhavige onderzoek. Het rapport is geschreven op basis van informatie afkomstig uit een hoofdonderzoek en een aanvullend onderzoek onder OR-en. Opzet van het onderzoek Het hoofdonderzoek is gehouden onder secretarissen en/of voorzitters van OR-en die van bestuurders uit het nalevingsonderzoek 1 zijn verkregen. Bijna 1270 OR-en hebben in maart 2001 een aankondigingsbrief ontvangen, waarna gedurende drie weken de vragenlijst telefonisch is afgenomen. OR-en hadden naast de telefonische afname de mogelijkheid de vragenlijst op het internet in te vullen of via de post. Uiteindelijk hebben in totaal 782 OR-en (een respons van 62%) de vragenlijst beantwoord. Deze laatste groep OR-en is in november 2001 benaderd voor een aanvullend onderzoek naar de faciliteiten, informatievoorziening en het netwerk van de OR. De resultaten van het aanvullend onderzoek zijn gebaseerd op de 543 OR-en die uiteindelijk aan het onderzoek hebben meegedaan. Representativiteit en betrouwbaarheid De steekproef van bestuurders uit het nalevingsonderzoek is in hoge mate representatief voor de populatie bedrijfsvestigingen in Nederland, met als gevolg dat de steekproef van OR-en (die afkomstig is uit de steekproef van bestuurders) redelijk representatief te noemen is 2. Tevens is de respons van 782 OR-en in grote lijnen evenredig aan de populatie verdeeld over de sectoren en de grootteklasse. Wel is de wijze waarop de steekproef van OR-en getrokken is, van invloed op de selectie van OR-en die hebben meegedaan aan dit onderzoek. OR-en die een goede relatie met hun bestuurder hebben, zijn in de steekproef oververtegenwoordigd, omdat bestuurders hun OR makkelijker opgeven voor vervolgonderzoek als zij een goede relatie met de OR hebben 3. De statistische toets op significantie van de verschillen in oordeel over de relatie tussen bestuurders die hun OR hebben opgegeven en bestuurders die dit niet hebben gedaan, is significant. Het verschil in oordeel over de relatie met de bestuurder heeft echter weinig effect op de resultaten van dit onderzoeksrapport. 1 Zie de rapportage Naleving van de Wet op de ondernemingsraden. Stand van Zaken begin De steekproef uit het nalevingsonderzoek is afkomstig uit het bestand van VNU Directview. Dit bestand bevat bedrijfsvestigingen en wordt regelmatig opgeschoond, waardoor het minder vervuiling bevat dan het LISA-bestand. Het kan worden gezien als in hoge mate vergelijkbaar met CBS-gegevens en daarmee voor de populatie bedrijven in Nederland. 3 Overigens heeft 82% van de bestuurders wel een contactpersoon van de OR doorgegeven voor het onderzoek. 7

8 Resultaten en conclusies Algemene opmerking De resultaten hebben betrekking op de twee onderzoeken tezamen. Er is nagegaan of er verbanden zijn tussen de resultaten en de grootte of sectoren van de ondernemingen waar de OR-en uit afkomstig zijn. Er zijn geen verbanden aangetroffen tussen de sector of de grootteklasse van de onderneming waarin de OR werkzaam is en de thema s in de vragenlijst. Opvallende verschillen tussen sectoren of grootteklassen, voor wat de bevoegdheden betreft, zijn evenmin aangetoond. Achtergrondkenmerken van OR-en In het hoofdonderzoek is naar informatie over enkele achtergrondkenmerken van OR-en gevraagd, waaronder de reden van oprichting van de OR. Voor meer dan de helft (52%) van de OR-en is de wettelijke eis tot het instellen van medezeggenschap de belangrijkste reden geweest voor oprichting. Dit geldt met name bij de overheid, waar 83% van de OR-en is opgericht vanwege de wettelijke verplichting. Faciliteiten van de OR-en Bij de faciliteiten van OR-en moet worden gedacht aan de ondersteuning die de bestuurder de OR biedt voor het redelijkerwijs uitvoeren van het OR-werk. Het oordeel van de OR-en over het totaal aan ondersteuning en enkele specifieke vormen van ondersteuning die de bestuurders bieden, zijn in het onderzoek aan bod gekomen. De meeste OR-en (87%) zijn tevreden over het geheel aan ondersteuning dat hen door de bestuurder wordt geboden, vrijwel alle OR-en (91%) worden door de bestuurder in de gelegenheid gesteld daadwerkelijk gebruik te maken van de faciliteiten. Bijna de helft van alle OR-en (46%) heeft de beschikking over een eigen budget, dat voornamelijk (in 85% van de gevallen) wordt gebruikt voor het volgen van cursussen. Naast een budget kunnen individuele OR-leden een financiële compensatie voor het verrichte OR-werk ontvangen van hun bestuurder. Een op de tien van de OR-en (10%) kent een dergelijke compensatieregeling. De OR-en die een budget hebben, zijn grotendeels tevreden over de hoogte van het budget: 91% van hen vindt het budget toereikend. Bijna tweederde van de OR-en (64%) maakt gebruik van personele ondersteuning, voornamelijk in de vorm van notulisten en ambtelijk secretarissen. De personele ondersteuning is voor de meerderheid van OR-en die er gebruik van maakt voldoende (80% van de OR-en met personele ondersteuning). Van alle OR-en heeft iets minder dan de helft de beschikking over eigen kantoorruimte. Informatievoorziening De meeste OR-en ontvangen van hun bestuurder informatie; 75% van de OR-en heeft bij aanvang van de zittingsperiode de in artikel 31 genoemde basisinformatie over de onderneming ontvangen. Verder ontvangt 88% van de OR-en in het kader van artikel 31a WOR tweemaal per jaar algemene gegevens over de gang van zaken binnen de onderneming. Wel geeft bijna eenderde (30%) van de OR-en aan de stukken niet op tijd te ontvangen, het gaat dan in de meeste gevallen om de jaarrekening en het jaarverslag. Uit de interviews blijkt dat veel OR-en herhaaldelijk om informatie moeten vragen, maar het gaat niet altijd om onwil van de bestuurder. De OR-en geven aan dat de bestuurder het te druk heeft. Trage en late informatievoorzieningen zijn voor OR-en wel een reden voor een minder goede relatie met de bestuurder, de OR-en vinden immers dat zij hierdoor geen invloed op het beleid van de bestuurder kunnen uitoefenen. 8

9 Werking van de bevoegdheden OR-en hebben volgens de WOR bevoegdheden gekregen die het uitoefenen van medezeggenschap mogelijk moeten maken. Onder deze wettelijke bevoegdheden vallen het recht op het uitbrengen van adviezen, het recht tot verlening van instemming voor besluiten op sociaal terrein, het recht op informatie en het recht tot initiatief. De meeste OR-en (73%) vinden het totaal aan bevoegdheden dat zij ter beschikking hebben, voldoende. OR-en maken in de regel gebruik van hun bevoegdheden: 81% heeft het afgelopen jaar minstens één advies uitgebracht, en in 54% van de gevallen is het laatste advies geheel of gedeeltelijk door de bestuurder overgenomen. Van het instemmingsrecht maken veel OR-en gebruik: bijna driekwart (73%) van de OR-en heeft het afgelopen jaar minstens één keer instemming verleend aan een besluit op sociaal terrein. Meer dan de helft van de OR-en (64%) heeft het afgelopen jaar gebruik gemaakt van het initiatiefrecht en in de meeste gevallen (89% van de gevallen) zijn deze initiatiefvoorstellen tenminste gedeeltelijk door de bestuurder overgenomen. Een gebrek aan inhoudelijke kennis over de toepassing van de WOR speelt een aantal OR-en soms parten. Zij weten namelijk praktijksituaties niet op tijd naar de wettelijke bevoegdheden te vertalen. Wellicht speelt het gebrek aan WOR-kennis in combinatie met tijdgebrek een rol. Zo heeft ruim eenderde van de OR-en het afgelopen jaar geen gebruik gemaakt van één of meerdere wettelijke bevoegdheden vanwege tijdgebrek of gebrek aan inhoudelijke kennis over het toepassen van de WOR. De relatie met de bestuurder speelt ook een rol bij het uitoefenen van de bevoegdheden: OR-en vinden dat zij toch niets zouden bereiken, of zij wilden de relatie met de bestuurder niet onder druk zetten. De bevoegdheden waarvan in de meeste gevallen geen gebruik is gemaakt, terwijl dit wettelijk gezien wel had gekund, zijn het adviesrecht en het instemmingsrecht. Een oorzaak hiervan kan zijn dat de bestuurder laat reageert op verzoeken om informatie in het kader van het (actieve) informatierecht. Iets minder dan eenderde van de OR-en geeft aan dat de bestuurder in de regel te laat om advies vraagt. Voor wat de informatievoorziening betreft zijn de OR-en dan ook vaker tevreden over de kwaliteit van de informatie (57% tevreden) dan over de snelheid waarmee de bestuurder deze informatie ongevraagd dan wel gevraagd aan hen verschaft (23% ontevreden, 45% tevreden). Uit de interviews blijkt ook het belang van tijdige informatievoorziening. OR-en zeggen dat een relatie met de bestuurder die regelmatig tot conflicten over het uitoefenen van de bevoegdheden leidt, een serieuze belemmering is voor het uitoefenen van de bevoegdheden en het functioneren van de OR. Dergelijke conflicten worden veelal voorafgegaan door een naar mening van de OR trage of onvolledige verschaffing van informatie door de bestuurder, waaronder veel informatie die valt onder het actief informatierecht (onderdeel van artikel 31 WOR). Dit wetsartikel zien enkele van deze OR-en dan ook graag dwingender geformuleerd in de WOR. OR-en die regelmatig conflicten met de bestuurder hebben, wijten dit niet altijd aan de bestuurder, maar aan een combinatie van factoren, waaronder het gedrag van de OR zelf of omstandigheden binnen de onderneming die de informatievoorziening vertragen (verliezen, reorganisaties). Vaak vinden deze OR-en de WOR met name artikel 25 (adviesrecht) en artikel 27 (instemmingsrecht) niet specifiek en/of dwingend genoeg 1. 1 Een OR die in een interview aangaf een constructieve relatie met de bestuurder te hebben, loste de interpretatieruimte op die het begrip belangrijk in artikel 25 laat, door zelf een definitie op te stellen voor wanneer een maatregel belangrijk genoeg is binnen de eigen onderneming. 9

10 Alle geï nterviewde OR-en geven aan dat zij met name in het geval van instemmings- en adviesplichtige onderwerpen de wetteksten van de WOR (vaak samen met de bestuurder) doornemen. Soms staat de bestuurder onwillig tegenover de uitoefening van deze bevoegdheden door OR-en. Maar in de meeste gevallen is het de bestuurder niet duidelijk of het specifieke onderwerp adviesof instemmingsplichtig is, of bestaat er voor zowel de OR als de bestuurder onduidelijkheid. In de meeste gevallen heeft het raadplegen van de wetsartikelen tot resultaat dat de bestuurder zich bij de wettekst neerlegt. De meeste OR-en zijn dan ook van mening dat de WOR voldoet als raamwerk voor medezeggenschap. Uitzondering zijn, zoals eerder aangegeven, de OR-en die af en toe een moeizame relatie met de bestuurder hebben. Concluderend kan worden gesteld dat OR-en wel gebruik maken van hun bevoegdheden, maar dat de werking afhangt van factoren zoals de relatie met de bestuurder en de visie van zowel OR als bestuurder op de rol van medezeggenschap binnen de onderneming. Beide factoren zijn tevens van invloed op de snelheid waarmee OR-en informatie ontvangen en dus de mate waarin OR-en invloed op het beleid binnen de onderneming kunnen uitoefenen. De relatie met de achterban De meeste OR-en zijn naar eigen zeggen redelijk tot goed op de hoogte van wat er in de organisatie speelt (89%). Maar de achterban toont naar het oordeel van veel OR-en weinig interesse in het werk van de OR (slechts 15% van de OR-en vindt de achterban wel geï nteresseerd). De helft van de OR-en ervaart dan ook geringe invloed vanuit de achterban. Geen van de geï nterviewde OR-en geeft aan een achterban te hebben die constant betrokken is bij alle onderwerpen die de OR behandelt. De achterban toont volgens de OR-en voornamelijk interesse voor onderwerpen die hun belangen rechtstreeks raken, zoals reorganisaties, fusies en eindejaarsuitkeringen die door de OR worden gerealiseerd. De OR-en stellen zich naar eigen zeggen onafhankelijk op: de relatie met de achterban is voor bijna de helft van de OR-en niet belangrijker dan de relatie met de bestuurder. Verder denken de OR-en dat zij in de ogen van de achterban de bestuurder niet teveel napraten en ook niet teveel ruzie maken met de bestuurder. Het vinden van kandidaten voor OR-vacatures is voor meer dan de helft van de OR-en (58%) een probleem. Een algeheel gebrek aan belangstelling onder de achterban is volgens de OR-en de belangrijkste reden hiervoor. Tijdgebrek onder kandidaten is volgens de OR-en een tweede belangrijke reden. Wellicht is het beslag dat een OR-lidmaatschap legt op de tijdsbesteding van OR-leden, deels een oorzaak voor een gebrek aan belangstelling voor OR-vacatures. Het feit dat de communicatie met de achterban volgens een groot deel van de OR-en intensiever zou moeten gebeuren, kan een verklaring, maar ook een gevolg van het gebrek aan belangstelling van de achterban zijn. Effecten van netwerk van de OR Een positieve relatie met de bestuurder vergemakkelijkt voor meer dan de helft van de OR-en (59%) hun functioneren (het gaat hier voornamelijk om OR-en die een overwegend goede relatie met hun bestuurder hebben). OR-en met een wisselende relatie (trage informatievoorziening, een bestuurder die de OR niet altijd serieus neemt) vinden de relatie in de regel ook goed, maar vinden de relatie in mindere mate faciliterend voor hun eigen effectiviteit. De relatie met de vakbeweging is in de regel positief (68% van alle OR-en). De OR wint adviezen in bij de vakbeweging, de vakbeweging gebruikt de OR soms om inzicht te verkrijgen in wat er bij de achterban leeft. Voor de mees- 10

11 te OR-en is de relatie met de Raad van Commissarissen van geen invloed op het functioneren van de OR. Faciliteiten, ervaren tijdgebrek en bevoegdheden OR-en zijn over het algemeen positief over de relatie met de bestuurder; 77% vindt de relatie met de bestuurder (zeer) positief. Uit de interviews met OR-en blijkt dat een positieve relatie met de bestuurder niet altijd betekent dat er geen conflicten met de bestuurder zijn, maar dat de conflicten niet tot een permanente verstoring van de relatie leiden. OR-en die over het algemeen ontevreden zijn over de houding van de bestuurder tegenover zowel het verschaffen van informatie aan de OR, als de wettelijke bevoegdheden uit de WOR, typeren de relatie als wisselend, maar niet negatief. De tevredenheid van OR-en over de faciliteiten die de bestuurder ter beschikking stelt hangt samen met de vrijstelling voor OR-werk en het beschikbaar stellen van kantoorruimte voor vergaderingen. Ondanks het feit dat 93% van de OR-en minstens één lid telt dat gedeeltelijk is vrijgesteld, vindt de helft van de OR-en de combinatie van OR-werk met regulier werk nog steeds te zwaar. De ervaren belasting van OR-werk hangt ook samen met de bevoegdheden die de OR-en naar eigen zeggen binnen de onderneming hebben. De OR-en die zowel de wettelijke als de voor de onderneming specifieke bevoegdheden onvoldoende vinden, ervaren de combinatie OR-werk met regulier werk vaker als een te zware belasting. Er lijkt op basis van de interviews een verband te bestaan tussen de relatie met de bestuurder en de wijze waarop OR-en tegen de ontslagbescherming aankijken. OR-en die nooit met ontslagdreiging te maken hebben gehad, (98% van de OR-en heeft het afgelopen jaar geen beroep op ontslagbescherming hoeven te doen) vinden de ontslagbescherming volgens de WOR toereikend. ORen die een hun relatie met de bestuurder als wisselend karakteriseren, zijn minder tevreden over de ontslagbescherming. Slotwoord OR-en zijn over het algemeen positief over hun relatie met de bestuurder en over de faciliteiten die de bestuurder hen biedt (indien de bestuurder faciliteiten biedt). Een belangrijk knelpunt voor OR-en is tijdgebrek. Tijdgebrek is er deels de oorzaak van dat OR-en niet altijd toekomen aan het uitoefenen van hun bevoegdheden. Gebrek aan tijd is volgens sommige OR-en ook een reden voor potentiële kandidaten om geen vacatures binnen de OR te vervullen. Over de relatie met de achterban zijn niet alle OR-en positief. Over het algemeen vinden OR-en dat hun achterban weinig interesse toont voor het werk van de OR, behalve wanneer de rechtstreekse belangen van de achterban door bijvoorbeeld fusies of reorganisaties in het gedrang komen. Of de OR-en op hun beurt voldoende interesse tonen in de achterban is op grond van dit onderzoek niet te achterhalen, wel lijkt het op basis van de interviews erop dat veel OR-en zich bij de desinteresse van de achterban neerleggen. OR-en blijven overigens de achterban op de hoogte houden van de voortgang op agendapunten. Ook wordt de OR vaak door de vakbond gezien als het orgaan met het meeste inzicht in wat er bij de achterban leeft. Alle geï nterviewde OR-en geven ook aan (voornamelijk via de wandelgangen) te weten wat er bij de achterban leeft. Looise en Van het Kaar (1999) concluderen in hun onderzoek 1 dat er in vergelijking met eerder onderzoek nog steeds enkele knelpunten rond het functioneren van de OR zijn, namelijk een afhanke- 1 Looise, J.C. en R.H. van het Kaar (1999). De volwassen OR: groei en grenzen van de Nederlandse Ondernemingsraad. Alphen aan den Rijn, Samsom. 11

12 lijkheid van de opstelling van de bestuurder en de deskundigheid van de OR. Nieuwe knelpunten uit het onderzoek van Looise en Van het Kaar zijn de overbelasting van OR-leden, een verminderd animo voor OR-lidmaatschap en een grote afstand tussen OR en achterban. Deze conclusies worden in het huidige OR-onderzoek onderschreven. Een zekere afhankelijkheid van de opstelling van de bestuurder blijkt uit de redenen voor het soms niet gebruiken van wettelijke bevoegdheden: naast tijdsdruk en gebrek aan deskundigheid willen OR-en de relatie met de bestuurder niet onder druk zetten of vinden zij dat het toepassen van de bevoegdheden op bepaalde momenten toch geen invloed op de besluitvoering zal hebben. Zowel uit het nalevingsonderzoek als uit het huidig OR-onderzoek komt naar voren dat de OR-en over het algemeen een goede relatie hebben opgebouwd met de bestuurder. Het goede in de relatie wordt door geï nterviewde OR-en gekarakteriseerd door eigenschappen als wederzijds respect, een open relatie, constructief gedrag, waaronder snelle levering van informatie aan de OR en het bespreekbaar maken van onderwerpen die buiten de WOR vallen. De OR-en zijn wat dat betreft een serieuze partner geworden van de bestuurder. De OR-en hebben hun plaats binnen de onderneming gekregen, maar dienen bij hun functioneren nog steeds rekening te houden met de opstelling van de bestuurder. Dit OR-onderzoek biedt ondersteuning voor de conclusie van het ORonderzoek uit 1999, namelijk dat de Nederlandse OR volwassen wordt. Deze conclusie was gebaseerd op een toename in het gebruik van WOR-bevoegdheden en een verbetering in de verhouding tussen OR en bestuurder. Het tijdgebrek van OR-en, de problemen die zij ondervinden bij het vervullen van OR-vacatures en de afstand tot de achterban tonen aan dat de weg naar volwassenheid nog niet afgerond is. 12

13 1 Achtergrond en opzet van het onderzoek 1.1 Doel van het onderzoek Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft behoefte aan gestructureerde informatievoorziening ten behoeve van beleidsvorming op het gebied van medezeggenschap. Het Ministerie wil de werking en effectiviteit van de medezeggenschap in ondernemingen kunnen volgen en evalueren. De Monitor Medezeggenschap is opgezet om in deze informatiebehoefte te voorzien. De informatieverzameling in het kader van de Monitor loopt tot 2003 en geschied via drie hoofdsporen: 1. Een nalevingsonderzoek onder vestigingen. Hierin worden met name kerngegevens over de naleving van de wet, de structuur van de medezeggenschap en gegevens over het functioneren van medezeggenschap verzameld. 2. Een jaarlijks onderzoek onder ondernemingsraden. Daarin wordt een beeld verkregen van de voornaamste facetten rond het functioneren van medezeggenschap: bevoegdheden, faciliteiten, de relatie tussen de OR en andere actoren en het oordeel van OR leden over de effectiviteit van medezeggenschap. 3. Het verzamelen en toegankelijk maken van relevante informatie over ontwikkelingen op het terrein van medezeggenschap. Deze informatie wordt gehaald uit bestaande rapporten, tijdschriften en andere bronnen. Gedurende de periode 2001 tot en met 2003 vindt drie keer een onderzoek onder OR-en plaats waarin telkens verschillende thema s van medezeggenschap aan de orde komen. In het huidige onderzoeksrapport worden de resultaten van het eerste onderzoek gepresenteerd. Doel van het eerste onderzoek is het verkrijgen van een beeld van de voornaamste facetten rond het functioneren van medezeggenschap: bevoegdheden, faciliteiten en informatievoorziening. Ook het effect van de relatie met de achterban en het netwerk van de OR op het functioneren van de OR is meegenomen in het onderhavige onderzoek. Het onderzoek bestaat uit een hoofdonderzoek en een aanvullend onderzoek. Na afronding van het hoofdonderzoek is een aanvullend onderzoek onder dezelfde groep OR-en gehouden, omdat er extra informatie nodig was ten behoeve van de evaluatie van de WOR. De afname van de onderzoeken en de wijze waarop de resultaten tot een geheel zijn verwerkt, is in de volgende paragrafen uitgewerkt. De thema s die in het onderzoek centraal staan zijn de faciliteiten, bevoegdheden, informatievoorziening, de relatie van de OR-en met hun achterban en het effect van het netwerk van de OR op het functioneren van de OR. 1.2 Steekproef, respons en representativiteit Het onderzoek bestaat uit een hoofdonderzoek naar de faciliteiten, bevoegdheden en relatie met de achterban enerzijds en een aanvullend onderzoek naar faciliteiten, informatievoorziening en het netwerk van OR-en anderzijds. Het hoofdonderzoek is in maart en april van 2001 gehouden, het aanvullend onderzoek in november

14 Het steekproefkader is verkregen uit een eerder gehouden deelonderzoek van de Monitor Medezeggenschap, namelijk het nalevingsonderzoek onder bestuurders 1. Als onderdeel van het nalevingsonderzoek is aan de bestuurders van organisaties waar een OR is ingesteld gevraagd of zij bereid zijn de naam van de voorzitter of de secretaris van de OR door te geven voor vervolgonderzoek. Op deze manier is een bestand van 1267 OR-en verkregen. OR-en die vervolgens bereid waren mee te werken aan vervolgonderzoek (774 van de 1267 OR-en), zijn in november 2001 telefonisch benaderd voor het aanvullend onderzoek. Dataverzameling Alle respondenten uit het hoofdonderzoek (dus voorzitters of secretarissen van de 1267 OR-en) hebben in de derde week van maart een gepersonaliseerde aankondigingsbrief ontvangen. Hierna zijn de respondenten in de periode van 21 maart tot en met 9 april 2001 telefonisch benaderd door enquêteurs van Research voor Beleid, met het verzoek een vragenlijst af te nemen 2. De vragenlijst is in eerste instantie telefonisch afgenomen, maar respondenten die niet in de gelegenheid waren de vragenlijst telefonisch af te nemen, kregen alternatieve mogelijkheden tot afname. Zo hadden zij de keuze de vragenlijst in te vullen op de internetsite van Research voor Beleid, waar speciaal voor de Monitor Medezeggenschap een website is opgezet, of een schriftelijke afname. Het aanvullend onderzoek bestond uit een telefonische enquête, die in de periode 19 november tot en met 10 december 2001 is gehouden onder 774 OR-en die in het hoofdonderzoek hadden aangegeven mee te willen doen aan vervolgonderzoek. Na afloop van de enquête zijn er in januari en februari van 2002 aanvullende telefonische diepte-interviews gehouden met 15 ad random geselecteerde OR-en die daartoe toestemming hadden verleend in de enquête. Doel van de diepteinterviews is argumentatie en eventuele causale verbanden achter gegeven antwoorden op bepaalde vragen in de enquête te achterhalen. Respons Uiteindelijk hebben 771 respondenten de vragenlijst telefonisch beantwoord en 8 respondenten via het internet. Voor de schriftelijke versie hebben 11 respondenten gekozen. Van deze respons waren niet alle vragenlijsten bruikbaar. De uiteindelijke respons is uitgekomen op 782 OR-en uit het totaal van 1267 ofwel 62%. Dit is een hoge respons voor een enquête onder ondernemingen. In bijlage 1 is een overzicht gemaakt van de respons, verdeeld over de verschillende klassen van personeelsgrootte per bedrijfsvestiging. Van de 774 OR-en die uit het aanvullend onderzoek zijn benaderd, hebben 543 OR-en aan het onderzoek meegedaan, wat neerkomt op een respons van 70%. Representativiteit en betrouwbaarheid De steekproef van de ondernemingsraden is afkomstig van het nalevingsonderzoek onder bestuurders. Hiermee zijn de resultaten van zowel het hoofdonderzoek als het aanvullend onderzoek representatief voor bedrijven in Nederland, maar indicatief voor OR-en. Populatiegegevens over de 1 Het Nalevingsonderzoek maakt deel uit van de Monitor Medezeggenschap en is gehouden onder bestuurders van bedrijfsvestigingen. Het nalevingsonderzoek heeft tot doel een beeld te geven van de wijze waarop bestuurders de WOR hanteren. 2 In bijlage 2 zijn de vragenlijsten uit beide onderzoeken opgenomen. De vragenlijst uit het hoofdonderzoek is qua vraagstelling en antwoordmogelijkheden identiek aan de schriftelijke- en de internetversie. De schriftelijke- en de internetversie bevatten instructies voor de respondent, in plaats van de enquêteur. 14

15 Nederlandse ondernemingsraden zijn immers niet beschikbaar. Tijdens het nalevingsonderzoek is aan de bestuurders gevraagd of zij bereid zijn de naam van de voorzitter of de secretaris van de OR voor vervolgonderzoek op te geven. Aangezien de steekproef van bestuurders in hoge mate representatief is voor de populatie bedrijfsvestigingen in Nederland, is de steekproef van OR-en ook redelijk representatief te noemen 1. Tevens is de respons van 782 OR-en in grote lijnen evenredig aan de populatie verdeeld over de sectoren en de grootteklassen. Wel is de wijze waarop de steekproef van OR-en getrokken is, van enige invloed op de selectie van OR-en voor beide onderzoeken. OR-en die een goede relatie met hun bestuurder hebben, zijn in de steekproef oververtegenwoordigd, omdat bestuurders hun OR makkelijker opgeven voor vervolgonderzoek als er een goede relatie tussen hen bestaat. De statistische toets op significantie van de verschillen in oordeel over de relatie tussen bestuurders die hun OR hebben opgegeven en bestuurders die dit niet hebben gedaan, is matig significant 2. Verder heeft 82% van de bestuurders hun OR wel opgegeven voor het onderzoek. Het verschil in oordeel over de relatie met de bestuurder heeft weinig effect op de resultaten in dit onderzoeksrapport. Over de betrouwbaarheid van de resultaten kunnen geen exacte marges worden berekend, aangezien de grootte van populatie bedrijfsvestigingen met een OR niet exact bekend is. 1.3 Vergelijkbaarheid met het eerste OR-onderzoek Het eerste onderzoek in de reeks van de Monitor medezeggenschap is in 2000 gehouden 3. Dit onderzoek is gehouden onder zowel de bestuurders als ondernemingsraden en is in hoge mate vergelijkbaar met het huidige onderzoek onder OR-en. Ook in het onderzoek uit 2000 zijn de voorzitters of de secretarissen van OR-en ondervraagd, wat leidde tot een respons van 602 OR-en. De steekproefbestanden uit het onderzoek van 2000 en het huidige onderzoek onder OR-en zijn vergelijkbaar, zij het dat het steekproefbestand uit huidige onderzoek in hogere mate representatief is voor de bedrijvenvestigingen in Nederland 4. Wijze waarop over de resultaten wordt gerapporteerd In het rapport worden de resultaten voor alle OR-en samen besproken. Alleen daar waar zinvol worden de resultaten naar sector of grootteklasse onderverdeeld, of wordt een vergelijking met eerder onderzoek gemaakt. De resultaten van het hoofdonderzoek en het aanvullend onderzoek zijn geï n- tegreerd tot een geheel. Leeswijzer Dit hoofdstuk bevat een paragraaf waarin enkele achtergrondkenmerken van de OR-en worden besproken. Het tweede hoofdstuk gaat in op de faciliteiten zoals de OR-en deze binnen de eigen be- 1 De steekproef uit het nalevingsonderzoek is afkomstig uit het bestand van VNU Directview. Dit bestand bevat bedrijfsvestigingen en wordt regelmatig opgeschoond, waardoor het minder vervuiling bevat dan het LISA-bestand. Het kan worden gezien als in hoge mate vergelijkbaar met CBS-gegevens en daarmee voor de populatie bedrijven in Nederland. 2 In bijlage 2 is de t-toets op significantie tussen de twee gemiddelde oordelen opgenomen. 3 Bruin, E & F. Huijgen (2000). Naleving van de Wet op de Ondernemingsraden. Den Haag, Elsevier. 4 Het steekproefbestand dat voor het nalevingsonderzoek uit 2001 is gebruikt, en waar de steekproef van het huidig onderzoek uit afkomstig is, bevat minder vervuiling dan het LISA-steekproefbestand dat is gebruikt voor het onderzoek in

16 drijfsvestiging van de bestuurder verkrijgen. In het derde hoofdstuk komen de bevoegdheden aan bod, zoals de OR-en deze in de eigen organisatie hanteren. Het vierde hoofdstuk gaat in op de werking van de relatie tussen de OR-en en de achterban en het effect van het netwerk van de OR op het functioneren van de OR. De belangrijkste conclusies uit het onderzoek zijn opgenomen in de samenvatting aan het begin van de rapportage. 1.4 Enkele achtergrondkenmerken van de ondernemingsraden Aan de OR-en is gevraagd hoe lang er een OR in hun organisatie bestaat en wat destijds de redenen waren voor het invoeren van medezeggenschap. Verder is gevraagd of de OR-en problemen ondervinden bij het vinden van voldoende kandidaten en indien dit zo is, wat de redenen hiervoor zijn. Tot slot is gevraagd naar het opkomstpercentage tijdens de laatste OR-verkiezingen, indien gehouden. Zo wordt een indicatie verkregen over de mate waarin medezeggenschap binnen de onderneming leeft. In onderstaande tabel zijn enkele kenmerken van de ondervraagde OR-en weergegeven. Tabel 1.1 Kenmerken van OR-en Aantal % Bestaansduur OR Korter dan 1 jaar 22 3% 1-3 jaar 85 11% 4-5 jaar % 6-10 jaar % Langer dan 10 jaar % Weet niet/geen mening 6 1% Totaal % Voldoende of te weinig kandidaten bij de laatste OR-verkiezingen Er waren voldoende kandidaten % Voor 1 of meer lijsten of kiesgroepen te weinig kandidaten % Over de hele linie waren er te weinig kandidaten % Weet niet/geen mening 4 1% Totaal % Redenen voor gebrek aan kandidaten Geen belangstelling voor vacatures % Wel belangstelling voor vacatures, maar geen tijd 95 21% Weet niet/geen antwoord 10 21% Anders 97 2% Totaal % Opkomstpercentage meest recente OR-verkiezingen 0% tot 20% 42 5% 20% tot 40% 29 4% 40% tot 60% 89 12% 60% tot 80% % 80% tot 100% % Geen verkiezingen gehouden % 16

17 Weet niet/geen antwoord 57 7% Totaal % Iets minder dan één op de zeven OR-en (14%) bestaat 3 jaar of korter, meer dan de helft (52%) bestaat langer dan 10 jaar. Bij de overheid is meer dan tweederde (71%) van de OR-en tussen de 4 en de 10 jaar oud is, in vergelijking met 33% voor de OR-en van alle sectoren tezamen. Aan de OR-en die in de afgelopen 3 jaar zijn opgericht is gevraagd wat de redenen zijn geweest voor hun oprichting. Meer dan de helft (52%) geeft aan dat hun OR is opgericht vanwege de wettelijke verplichting hiertoe. Iets meer dan 1 op de 10 OR-en (13%) is opgericht omdat het de wens van de bestuurder was in de eigen organisatie medezeggenschap in te stellen, terwijl evenveel OR-en (weer 13%) op aandringen van de werknemers is ingesteld. Met name bij de overheid is het de wettelijke eis geweest die tot formeel medezeggenschap voor de werknemers heeft geleid (83% van de betreffende OR-en). Het invullen van de OR-vacatures kan in de praktijk tot problemen leiden. Meer dan de helft van de OR-en (58%) ondervindt hiermee problemen. Deze OR-en geven aan dat er gedeeltelijk of over de hele linie te weinig kandidaten beschikbaar waren bij de laatst gehouden OR-verkiezingen. Een gebrek aan belangstelling van de achterban is volgens de helft (51%) van de OR-en met een tekort aan kandidaten de belangrijkste oorzaak. Volgens 21% van de OR-en met een tekort is er wel belangstelling onder potentiële kandidaten, maar hebben zij geen tijd voor het OR-werk. Volgens iets minder dan de helft van de OR-en (45%) ligt het opkomstpercentage bij de laatst gehouden verkiezingen boven de 60%. Slechts 9% van de OR-en meldt een opkomstpercentage onder de 40%. Ruim een kwart (27%) van de OR-en geeft aan dat er recentelijk geen verkiezingen gehouden zijn. Dit kan duiden op een gebrek aan kandidaten, waardoor het houden van verkiezingen zinloos is geweest. 17

18 18

19 2 Faciliteiten van ondernemingsraden In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ondersteuning die de bestuurder de OR biedt. Het gaat in de eerste plaats om het oordeel van de OR-en over het totaal aan ondersteuning, waarna wordt ingegaan de specifieke vormen van ondersteuning die de bestuurders de OR bieden. Enkele specifieke vormen van ondersteuning (facilitering) zijn eigen kantoorruimte voor de OR, een eigen budget en (gedeeltelijke) vrijstellingen van OR-leden ten behoeve van OR-werk. 2.1 Voorzieningen in het algemeen Vrijwel alle OR-en (97%) hebben van de bestuurder de beschikking gekregen over voorzieningen. De overgrote meerderheid van de OR-en (87%) is van oordeel dat het geheel aan voorzieningen door de bestuurder geboden, toereikend is. De rest van de OR-en vindt de voorzieningen toereikend noch ontoereikend (6%), of vindt de voorzieningen ontoereikend (6%). De OR-en die aangeven dat de voorzieningen ontoereikend zijn (dus 6% van alle OR-en), vinden de twee belangrijkste oorzaken het gebrek aan eigen vergaderruimte (kantoorruimte) en het niet mogen vergaderen onder werktijd. Naast dat OR-en de beschikking krijgen over voorzieningen, moeten zij door de bestuurder in de gelegenheid worden gesteld daadwerkelijk gebruik van de voorzieningen te maken. Ook is het de vraag in hoeverre OR-en van deze gelegenheid gebruik maken. In onderstaande tabel zijn de resultaten op deze twee vragen weergegeven. Tabel 2.1 Mate waarin OR-en door de bestuurder in de gelegenheid worden gesteld van de voorzieningen gebruik te maken. N % Zeer ruime mate % Ruime mate % Neutraal 26 5% Geringe mate 14 3% Zeer geringe mate 2 0% Weet niet/geen mening 3 1% Totaal aantal OR-en dat de vraag heeft beantwoord % Ruim 9 van de 10 OR-en (91%) wordt naar eigen zeggen in ruime tot zeer ruime mate door de bestuurder in de gelegenheid gesteld gebruik te maken van het geheel aan voorzieningen. 19

20 Tabel 2.2 Mate waarin OR-en daadwerkelijk gebruik maken van de voorzieningen N % Zeer ruime mate % Ruime mate % Neutraal 39 7% Geringe mate 41 8% Zeer geringe mate 2 0% Weet niet/geen mening 2 0% Totaal aantal OR-en dat de vraag heeft beantwoord % OR-en maken in iets minder ruime mate gebruik van de faciliteiten dan de bestuurder hen hier de gelegenheid voor biedt: 84% van de OR-en maakt in ruime tot zeer ruime mate gebruik van de faciliteiten, versus 91% die in ruime tot zeer ruime mate hier de gelegenheid voor krijgt. Bijna 1 op de 10 OR-en (8%) gebruikt in geringe mate hun voorzieningen, 7% in ruime noch geringe mate. 2.2 Financiële ondersteuning Volgens artikel 22, lid 1 van de WOR komen de kosten die noodzakelijk zijn voor het redelijkerwijs uitvoeren van de taken van de OR voor rekening van de bestuurder. Daarnaast kunnen de bestuurder en de OR in overleg een eigen budget voor de OR vaststellen. Bijna de helft van alle OR-en (46%) heeft de beschikking over een eigen budget dat zonder toestemming van de bestuurder kan worden ingezet. Dit is een vergelijkbaar resultaat met het onderzoek van Bruin en Huijgen (2000), waar 40% van de OR-en aangaf de beschikking te hebben over een eigen budget. In het onderzoek van Looise en Van het Kaar (1999) bedroeg het aandeel 45%. Vooral bij de overheid zijn er relatief veel OR-en te vinden die de beschikking hebben over een eigen budget, ruim tweederde (67%). Bij sector overige dienstverlening heeft meer dan de helft van de OR-en (59%) een eigen budget, bij de banken en verzekeraars hebben minder OR-en, namelijk 43% een eigen budget. De OR-en van de overige sectoren bezitten allen in minder dan eenderde van de gevallen een eigen budget. Sommige bestuurders belonen het OR-werk naast het reguliere werk: 10% van alle OR-en geeft aan dat individuele OR-leden in aanmerking komen voor een financiële compensatie voor het OR-werk. Het gaat hier om een beloning die bovenop de reguliere vergoedingen komt. Het overleg tussen de bestuurder en de OR over de hoogte van het budget heeft resultaat: de overgrote meerderheid van de OR-en (91%) is van mening dat het budget toereikend is voor het uitvoeren van het OR-werk. De meest genoemde uitgavenposten van het afgelopen jaar zijn deelname aan cursussen en studiedagen (85% van de OR-en met eigen budget), gevolgd door het aanschaffen van literatuur en het bezoeken van congressen (31% van de OR-en). Ongeveer een vijfde van de OR-en (21%) gebruikt hun budget voor het inhuren van adviseurs (bijvoorbeeld trainers). 20

21 2.3 Personele ondersteuning Aan alle OR-en is gevraagd of zij gebruik maken van personele ondersteuning en zo ja, in welke vorm. Van alle OR-en maakt bijna tweederde (64%) gebruik van personele ondersteuning. In onderstaande tabel zijn de drie meest gebruikte vormen van personele ondersteuning weergeven. Tabel 2.3 Personele ondersteuning van de OR-en Personele ondersteuning Monitor Medezeggenschap (2001) 1 Ambtelijk secretaris 30% Notulist 28% Administratief medewerker 5% Totaal aantal OR-en (N) 669 De WOR (artikel 17) biedt OR-en de mogelijkheid een ambtelijk secretaris toe te voegen. De ambtelijk secretaris is van beroep (ambtelijk) secretaris, wordt aangesteld door de ondernemer en ondersteunt de OR in het uitvoeren van werkzaamheden. De ambtelijk secretaris is dus niet de gekozen secretaris van de OR. Ambtelijk secretarissen zijn volgens de OR-en de meest gebruikte wijze van personele ondersteuning (30% van de OR-en), gevolgd door notulisten (28% van de ORen). Slechts 5% van de OR-en maakt gebruik van administratieve krachten, nog minder wordt er gebruik gemaakt van eigen beleidsmedewerkers (3% van de OR-en). De ruime meerderheid (80%) van de OR-en vindt de personele ondersteuning voldoende. Slechts één op de tien OR-en vindt de ondersteuning onvoldoende, terwijl 9% er een neutraal oordeel over heeft Beschikbaar gestelde kantoorruimte Minder dan de helft van de OR-en (40%) heeft de beschikking over eigen kantoorruimte, de overige OR-en hebben hier geen beschikking over. De resultaten zijn in onderstaande tabel weergegeven. Tabel 2.4 Beschikbaarheid van eigen kantoorruimte Aantal % Ja % Nee % Nee, eigen ruimte is niet nodig 54 7% Totaal % Van de OR-en zonder kantoorruimte vindt 7% een aparte kantoorruimte voor de eigen OR overbodig. OR-en die de beschikking hebben over eigen kantoorruimte, vinden deze faciliteit vrijwel altijd voldoende (87%). Er zijn geen verschillen in de mening van OR-en uit kleinere en grotere ondernemingen. 1 Het totaal aantal OR-en (N) uit 2001 heeft betrekking op het aantal OR-en dat de vraag heeft beantwoord, niet op de respons van 782 OR-en. 21

22 2.3.2 Vrijstelling OR-leden OR-leden worden over het algemeen qua tijd door de bestuurder gefaciliteerd: bij 93% van de ORen zijn 1 of meer leden (gedeeltelijk) vrijgesteld voor OR-werk. Driekwart van alle OR-en (75%) geeft aan dat er leden tot 25% van hun werktijd toe zijn vrijgesteld, bijna één op de vijf OR-en (18%) geeft aan dat vrijgestelde leden meer dan 25% van hun werktijd aan OR-gerelateerd werk mogen besteden. Bij 6% van de OR-en loopt de vrijstelling op tot 75% van de werktijd. (is hierbij na te gaan of dit voor alle, enkele of slechts een van de OR-leden geldt? Dan is dat wellicht wel de moeite van het vermelden waard) Er zijn geen opvallende verschillen qua hoeveelheid vrijstelling tussen de sectoren en grootteklassen van de ondernemingen, ook niet tussen de overheid en de commerciële sectoren. Ondanks de vrijstellingen is tijdgebrek voor OR-leden een probleem (zie onderstaande tabel). Tabel 2.5 Tijdgebrek onder OR-leden Combinatie OR-werk met regulier werk is te zwaar Aantal % Mee eens % Neutraal % Mee oneens % Weet niet/geen antwoord 11 1% Totaal % De helft (51%) van alle ondervraagde OR-en is van mening dat de combinatie van OR-werk en regulier werk te zwaar is. Eenderde (34%) vindt de combinatie niet te zwaar. Verdere analyse wijst uit dat de OR-en die de combinatie van OR-werk met regulier werk te zwaar vinden, vaker de bevoegdheden die zij in de eigen organisatie hebben als onvoldoende beoordelen. De OR-en die de combinatie van OR-werk met het reguliere werk te zwaar vinden, geven als reden dat zij te weinig toekomen aan hun reguliere werk (door 51% genoemd). Eenderde (33%) vindt verder dat de combinatie van regulier werk met OR-werk teveel werk is voor 1 persoon, bijna eenderde (32%) vindt dat het OR-werk in het gedrang komt door de combinatie met het reguliere werk. 22

23 3 Wettelijke bevoegdheden De WOR kent ondernemingsraden een aantal bevoegdheden toe, teneinde zijn taken te kunnen uitvoeren. Deze bevoegdheden zijn het recht op het uitbrengen van advies (artikel 25 WOR), het recht op het verlenen van instemming (artikel 27 WOR), het recht op het indienen van initiatiefvoorstellen (artikel 23, lid 2 en 3 WOR) en het recht op informatie (artikel 31 WOR). Tenslotte kunnen de OR en de bestuurder op basis van artikel 32 WOR per CAO of schriftelijke overeenkomst besluiten meer bevoegdheden aan de OR toe te kennen dan de WOR biedt. Eerst komt het algemeen oordeel van de OR-en over de beleving van de wettelijke bevoegdheden binnen de eigen onderneming aan bod. Vervolgens wordt ingegaan op hoe de OR-en de wettelijke bevoegdheden die zij volgens de WOR hebben gekregen ervaren. Vervolgens wordt ingegaan op eventuele bovenwettelijke bevoegdheden die OR-en met hun bestuurder overeen zijn gekomen. Bij de analyse van de resultaten zijn geen verschillen tussen de verschillende sectoren of grootteklassen van ondernemingen aangetroffen, tenzij expliciet vermeld. 3.1 Bevoegdheden over het algemeen De OR-en is gevraagd in hoeverre zij de bevoegdheden binnen hun eigen organisatie voldoende of onvoldoende vinden. Het gaat hierbij om de praktijksituatie, dus de beleving van alle bevoegdheden samen, zowel de wettelijke als niet-wettelijke bevoegdheden. OR-en zijn over het algemeen positief over het totaal aan bevoegdheden zoals deze in de eigen organisatie worden gebruikt. Bijna driekwart van alle OR-en (73%) vindt de bevoegdheden binnen de eigen organisatie over het algemeen voldoende. Voor 7% van de OR zijn de bevoegdheden zelfs ruim voldoende. Slechts 1 op de 10 OR-en (11%) ervaart het geheel aan bevoegdheden als onvoldoende. Meer dan eenderde van de OR-en (37%) heeft in de afgelopen 2 jaar naar eigen zeggen op bepaalde momenten geen gebruik gemaakt van hun bevoegdheden, terwijl het naar hun mening wel had gekund. Volgens deze OR-en gaat het in de meeste gevallen om de wettelijke bevoegdheden uit de WOR, namelijk: het adviesrecht (54% van de gevallen), het instemmingsrecht (34% van de gevallen), het recht op informatie (15% van de gevallen) en het initiatiefrecht (13% van de gevallen). Volgens de OR-en is in de meeste gevallen geen gebruik gemaakt van de genoemde bevoegdheden, omdat zij er niet aan toe kwamen (26% van de gevallen). Dit duidt op tijdgebrek van de OR, maar of late informatieverstrekking van de bestuurder de oorzaak is van tijdgebrek, is op basis van de enquête niet te achterhalen. Soms oefent de bestuurder ook druk uit: 12% van de OR-en geeft aan dat zij de afgelopen 2 jaar geen gebruik van hun (wettelijke) bevoegdheden hebben gemaakt, omdat zij toch niets zouden bereiken (15%), of omdat zij de relatie met de bestuurder niet onder druk wilden zetten (12% van de gevallen). Een nog belangrijkere reden voor het niet gebruiken van bevoegdheden is het ontbreken van inhoudelijke kennis over het toepassingsbereik van de WOR (in 17% van de gevallen). Vaak gaat het hierbij naar eigen zeggen om onwetendheid. Hiermee wordt bedoeld dat er een gebrek is aan OR-leden met voldoende kennis over de toepassing van de WOR-bevoegdheden in de praktijk. Zij weten bepaalde praktijksituaties niet (tijdig) te vertalen naar 23

24 bevoegdheden die zij op grond van de WOR hebben gekregen. Uit de interviews komt naar voren dat OR-en de wetteksten van de WOR voornamelijk bij advies- en instemmingsplichtige onderwerpen gebruiken. Soms moet dit gebeuren om de bestuurder ervan te overtuigen dat het betreffende onderwerp onder één van deze bevoegdheden valt. Nog vaker is het voor zowel bestuurder als OR noodzakelijk per geval aan de hand van de wetteksten de plaats van het onderwerp te bepalen. ORen die het in mindere mate lukt hun adviesrecht of instemmingsrecht uit te oefenen, zien graag met name artikel 25 (adviesrecht) en artikel 27 (instemmingsrecht) wat specifieker en dwingender naar de bestuurder toe. OR-en die het om verschillende redenen (waaronder een goede relatie met de bestuurder) vaak lukt via deze twee bevoegdheden het beleid van de bestuurder te beï nvloeden, vinden de bevoegdheden zoals deze nu in de WOR zijn opgenomen, toereikend. 3.2 Adviesrecht Op basis van artikel 25, lid 1 van de WOR dient de bestuurder de OR om advies te vragen als het gaat om een aantal belangrijke strategische beslissingen. Onder deze strategische beslissingen vallen investeringen, fusies, overnames, reorganisaties, het aantrekken van krediet, het groepsgewijs werven of inlenen van arbeidskrachten, het treffen van maatregelen in verband met de zorg van het milieu en het verstrekken van belangrijk krediet of het zeker stellen van schulden van een andere onderneming. Weinig OR-en worden volledig door de bestuurder gepasseerd qua adviesrecht: voor wat betreft het afgelopen jaar zegt 8% van de OR-en meestal of altijd (2%) te zijn gepasseerd. Bijna tweederde van de OR-en (65%) geeft aan het afgelopen jaar vrijwel niet of zelfs nooit te zijn gepasseerd, terwijl bij 21% dit soms wel gebeurt. De kwaliteit van het advies -en daarmee de kans dat het advies wordt overgenomen- is mede afhankelijk van het tijdstip waarop de bestuurder het advies van de OR aanvraagt. Als de bestuurder de adviesaanvraag te kort op het besluit indient, heeft de OR geen tijd om er op in te gaan. Bij meer dan eenderde van de OR-en (37%) geschiedt de adviesaanvraag op tijd, bij 32% van de OR-en wisselt het tijdstip per adviesaanvraag van tijdig tot te laat. Iets minder dan eenderde van de OR-en (30%) vindt dat de bestuurder het afgelopen jaar over het algemeen te laat adviezen heeft aangevraagd. De werking van het adviesrecht kan worden afgemeten aan de frequentie van gebruik en de resultaten van het gebruik. Gedurende het afgelopen jaar heeft meer dan driekwart van alle OR-en (81%) tenminste 1 keer een advies ingediend. Van deze OR-en heeft zelfs meer dan de helft van hen (55%) tussen de 1 en de 6 keer adviezen ingediend, 21% van de OR-en 6 tot 10 keer een advies heeft ingediend en 16% 11 keer of vaker. Opvallend is dat er bij de overheid de meeste adviezen worden ingediend: tweederde (67%) van de OR-en bij de overheid heeft het afgelopen jaar meer dan 5 adviezen ingediend. Bij de overige sectoren heeft minder dan de helft van de OR-en het afgelopen jaar meer dan 5 adviezen ingediend, bij de industrie, bouwnijverheid, handel en horeca minder dan eenderde van de OR-en. Als wordt gelet op het resultaten van de adviezen, dan blijkt dat de door de OR-en uitgebrachte adviezen over het algemeen wel invloed hebben op de besluitvorming van bestuurders. Dit is onder- 24

25 zocht door te vragen naar de werking van het laatste advies dat is uitgebracht. Een kwart van de OR-en (23%) die het afgelopen jaar adviezen heeft uitgebracht, geeft aan dat het laatste advies werd overgenomen op de manier zoals door de OR voorgesteld. Bijna eenderde van de OR-en (31%) meldt dat het laatste advies deels werd overgenomen. Bij 39% van de OR-en die het afgelopen jaar adviezen hebben uitgebracht is het laatste advies niet overgenomen. Bij de overheid is het laatste advies vaker geheel of gedeeltelijk (samen 63%) overgenomen dan bij de overige sectoren. 3.3 Instemmingsrecht De WOR (artikel 27, lid 1) biedt de ondernemingsraad de mogelijkheid voor onderwerpen op sociaal terrein rechtstreeks de besluitvorming mee te bepalen. De bestuurder heeft bij dergelijke besluiten de instemming van de OR nodig, alvorens hij ze kan nemen. Het gaat om besluiten tot vaststelling, wijziging of intrekking van: pensioenverzekeringen, winstdelingsregeling, spaarregeling, de werktijden, vakantieregelingen, regelingen op het gebied van ziekteverzuim, aanstellings-, ontslag- en bevorderingsbeleid, regelingen qua opleidingen en beoordelingen van personeel. Een beeld van de mate waarin het instemmingsrecht in de praktijk wordt gebruikt, is verkregen door de OR-en te vragen hoe vaak zij het afgelopen jaar gebruik hebben gemaakt van het instemmingsrecht en hoe vaak zij het afgelopen jaar zijn gepasseerd. OR-en krijgen doorgaans wel de gelegenheid instemming te verlenen aan besluiten op sociaal terrein. Meer dan driekwart van de alle OR-en (78%) geeft aan het afgelopen jaar niet of vrijwel niet te zijn gepasseerd voor wat betreft het instemmingsrecht. Ongeveer 1 op de 10 OR-en (12%) geeft aan dat zij soms wel worden gepasseerd. Een kleine minderheid (4%) zegt meestal te worden gepasseerd, terwijl 1% van de OR-en naar eigen zeggen altijd wordt gepasseerd. De rest van de ORen (5%) heeft hier geen mening over. Bijna driekwart van de OR-en (73%) zegt het afgelopen jaar van het instemmingsrecht gebruik te hebben gemaakt, 25% niet. Meer dan de helft van deze OR-en (55%) heeft zelfs meer dan 3 keer instemmingsrecht uitgeoefend. De rest van de OR-en heeft dit minder vaak gedaan (46%) of weet het niet precies (8%). 3.4 Initiatiefrecht Ondernemingsraden mogen volgens artikel 23, lid 2 en 3 van de WOR het initiatief nemen tijdens overlegvergaderingen voorstellen mondeling in te dienen, of schriftelijk buiten de overlegvergaderingen om. Het afgelopen jaar heeft 64% van de OR-en zowel mondeling als schriftelijk 1 of meer initiatiefvoorstellen ingediend. Bijna de helft van de OR-en (46%) deed dit het afgelopen jaar 1 of 2 keer, de rest van de OR-en (46%) deed dit vaker, of kan niet inschatten hoe vaak (8%). De bestuurders gaan volgens de meerderheid van de OR-en in de regel positief met de voorstellen om: meer dan een kwart van de OR-en (28%) geeft aan dat de voorstellen over het algemeen volle- 25

26 dig worden overgenomen. Bij meer dan de helft van de OR-en (61%) neemt de bestuurder de voorstellen over het algemeen gedeeltelijk over. Bij een paar OR-en (5%) gaat de bestuurder in het geheel niet op initiatiefvoorstellen in. 3.5 Informatievoorziening in het algemeen De OR dient volgens artikel 31 WOR tijdig over voldoende informatie te beschikken voor het redelijkerwijs uitvoeren van zijn taken. Het gaat bijvoorbeeld om informatie nodig voor het uitoefenen van het adviesrecht en het instemmingsrecht, maar ook om periodieke financiële en juridische informatie over de onderneming zelf. In deze paragraaf wordt ingegaan op het oordeel van de OR-en over de snelheid en de kwaliteit van alle informatie die zij van de bestuurder krijgen. Het gaat zowel om gevraagde als ongevraagde informatie die de bestuurder de OR verstrekt, waaronder financiële informatie over de onderneming. Typen informatie Teneinde een beeld te krijgen van de informatievoorziening van de bestuurder richting OR is de OR-en gevraagd welke informatie zij van de bestuurder ontvangen zonder dat zij er om hoeven te vragen. In onderstaande tabel staan de onderwerpen waarover ongevraagd informatie wordt ontvangen gerangschikt naar de mate waarin door de OR-en genoemd. Tabel 3.1 Onderwerpen waarover OR-en ongevraagd worden geï nformeerd 1 N % Financieel-economische informatie (de werkzaamheden en resultaten van de onderneming) % Informatie over sociaal beleid voor de gehele onderneming % Informatie over de toekomstige werkzaamheden van de onderneming % Informatie over sociaal beleid voor bijzondere groepen % OR-en die geen informatie ongevraagd ontvangen % Weet niet/geen antwoord/anders 43 6% Totaal aantal OR-en dat de vraag heeft beantwoord % Van alle OR-en geeft één op de vijf (21%) aan dat zij nooit ongevraagd informatie van de bestuurder ontvangen. De rest van de OR-en (78%) ontvangt wel informatie zonder er eerst om te moeten vragen, 1% weet het niet. Bestuurders verstrekken ongevraagd veelal financieel-economische- (66% van de gevallen), strategische informatie (43% van de gevallen) en informatie over het algemeen sociaal beleid binnen de onderneming (57% van de gevallen). Onder de financieel-economische informatie die bestuurders spontaan verstrekken valt ook informatie over de winstbestemming van de onderneming. Minder dan de helft van de OR-en (42%, afkomstig van ondernemingen buiten de publieke sector) geeft aan het afgelopen jaar ongevraagd te zijn geï nformeerd over de winstbestemming. Na erom te hebben gevraagd, kreeg 7% van de OR- 1 De percentages en de absolute aantallen tellen niet op tot de weergegeven totalen, omdat de OR-en meerdere antwoorden konden geven. De absolute aantallen en percentages per antwoord hebben betrekking op het aantal OR-en dat een dergelijk antwoord heeft gegeven, de totalen hebben betrekking op het aantal OR-en dat de vraag heeft beantwoord. 26

27 en alsnog informatie over de winstbestemming. De rest van de OR-en ontving het afgelopen jaar in het geheel geen informatie over de winstbestemming (45%), of weet het niet (6%). Over de kwaliteit van de alle ongevraagde informatie samen is ruim de helft van de OR-en positief: 57% van de OR-en vindt de kwaliteit goed, iets meer dan eenderde 36% vindt het goed noch slecht. Voor 5% van de OR-en is de kwaliteit van de ongevraagde informatie naar eigen zeggen slecht. Naast de kwaliteit is ook de snelheid waarmee de bestuurder de ongevraagde informatie ter beschikking van de OR stelt van invloed op de mate waarin de OR zijn taken adequaat kan uitvoeren. Iets minder dan de helft van de OR-en (45%) vindt dat de informatie snel genoeg wordt aangeleverd, 30% vindt de snelheid noch voldoende, noch onvoldoende. Bijna een kwart van de OR-en (23%) is van mening dat de ongevraagde informatie hen niet snel genoeg bereikt. Ondanks dat de meerderheid van de OR-en (79%) ongevraagd informatie over de onderneming ontvangt, heeft driekwart van de OR-en (77%) het afgelopen jaar alsnog de bestuurder om aanvullende informatie gevraagd, 21% niet. De meeste OR-en (69%) hebben niet meer dan 6 keer om aanvullende informatie gevraagd, 40% 3 keer of minder. Voor wat betreft de snelheid waarmee de aanvullende informatie wordt aangeleverd vindt de helft van de OR-en (53%) dat de bestuurder deze informatie snel genoeg verschaft. Bijna een kwart van de OR-en (24%) vindt het niet snel of langzaam, weer een kwart (23%) vindt dat de aanvullende informatie niet snel genoeg wordt aangeleverd. Over de kwaliteit van de aanvullende informatie zijn de OR-en vaker tevreden dan over de snelheid: ruim de helft (59%) vindt de kwaliteit goed, eenderde (33%) goed noch slecht. Iets minder dan 1 op de 10 OR-en (8%) vindt de kwaliteit slecht. 3.6 Informatievoorziening in het kader van artikel 31 en 31a WOR Deze paragraaf gaat in op resultaten verkregen uit het aanvullend onderzoek onder 543 ondernemingsraden. De WOR biedt ingevolge artikel 31 WOR de OR gelegenheid aan het begin van de zittingsperiode informatie van de bestuurder te ontvangen omtrent de rechtsvorm en de werkzaamheden en resultaten van de onderneming. Verder dient de bestuurder ingevolge artikel 31a WOR de OR minstens tweemaal per jaar schriftelijk danwel mondeling algemene gegevens over de werkzaamheden en de resultaten van de onderneming te verschaffen ter bespreking van de algemene gang van zaken. Artikel 31 WOR Van alle OR-en geeft meer dan tweederde (69%) aan bij aanvang van de zittingsperiode alle relevante informatie over de rechtsvorm van de onderneming te hebben ontvangen in schriftelijke vorm en 6% mondeling. Een vijfde van de OR-en (20%) heeft deze informatie niet ontvangen. De OR-en die naar eigen zeggen geen informatie over de rechtsvorm van de onderneming hebben gekregen, is gevraagd wat hier de redenen voor zijn (zie onderstaande tabel). 27

28 Tabel 3.2 Redenen waarom de OR bij aanvang van de zittingsperiode geen informatie over de rechtsvorm van de onderneming heeft ontvangen N % De OR heeft niet om de informatie gevraagd 45 48% Uiteenlopende redenen 29 31% De bestuurder vond het niet nodig 18 19% Er is geen recente informatie beschikbaar 3 2% Totaal aantal OR-en dat de vraag heeft beantwoord % De meest genoemde reden waarom OR-en geen informatie krijgen is dat zij hun bestuurder er niet om hebben gevraagd. In bijna één op de vijf gevallen (19%) vindt de bestuurder het onnodig de informatie te verstrekken. De bestuurders van ondernemingen die tijdens de huidige zittingsperiode van de OR van rechtsvorm zijn veranderd (8% van alle 543 OR-en), geven de wijziging naar mening van de betrokken wel tijdig door (86% van de OR-en die met een wijziging te maken heeft gekregen). Artikel 31a WOR De meeste OR-en (88%) geven aan tweemaal per jaar in het kader van artikel 31a WOR algemene gegevens over de gang van zaken binnen de onderneming te ontvangen. Meer dan tweederde van alle OR-en (70%) ontvangt de stukken naar eigen zeggen op tijd, 18% ontvangt niet alle stukken op tijd. De rest van de OR-en (12%) ontvangt in het geheel geen stukken. Stukken die volgens OR-en het vaakst te laat worden ontvangen, zijn de jaarrekening (58% van de gevallen), het jaarverslag (52% van de gevallen) en de winstbestemming (33% van de gevallen) 1. Enkele geï nterviewde ORen uit ondernemingen die werkzaam zijn in de private sector geven aan dat zij niet om de winstbestemming vragen, aangezien dit naar hun mening niet tot het terrein van de OR behoort. Er zijn ook discussies tussen OR en bestuurder over de jaarrekening (26% van alle OR-en). Bijna driekwart van de OR-en heeft geen discussies met de bestuurder over de jaarrekening (72% van alle OR-en), 2% weet het niet. De discussies gaan het meest over de verdeling van gelden over de verschillende terreinen binnen de onderneming (door 72% genoemd), over verduidelijking van de betekenis van de cijfers (2%) en over de wijze waarop de jaarrekening wordt verstrekt (6%). De interviews met 15 OR-en bevestigen dit beeld. Indien er een discussie is over het beleid achter de cijfers, is de oorzaak hiervan dat de cijfers verschillen met de cijfers van het voorgaande jaar. Discussies over de manier waarop de cijfers worden gepresenteerd hebben betrekking op het naar mening van de OR traag aanleveren van gegevens door de bestuurder. Wat ook uit de interviews naar voren kwam, is een probleem dat met de deskundigheid van de OR te maken heeft. Niet alle OR-en hebben voldoende leden die de cijfers weten te interpreteren, waardoor deze OR-en veel tijd kwijt zijn aan de interpretatie van de cijfers. In onderstaande tabel staan de verschillende redenen die OR-en noemen voor het niet of te laat ontvangen van artikel 31a WOR-stukken. 1 Indien het mogelijk zou zijn de collectieve sector uit het totaal aantal OR-en te lichten, neemt het aandeel OR-en dat de winstbestemming te laat of niet ontvangt, toe. Het weergegeven percentage heeft immers betrekking op de collectieve en de private sector samen. 28

29 Tabel 3.3 Redenen waarom OR-en naar eigen zeggen niet- of te laat artikel 31a-stukken ontvangen N % De bestuurder vond het niet nodig de stukken te verstrekken 51 34% Verschillende overige redenen 41 28% De stukken zijn niet beschikbaar 40 27% De bestuurder had geen tijd 36 24% Totaal aantal OR-en dat de vraag heeft beantwoord % De meest genoemde redenen voor het te laat ontvangen van de stukken zijn voornamelijk redenen die uitgaan van de bestuurder. In ruim eenderde van de gevallen (34%) menen de OR-en dat zij de stukken niet- of te laat ontvangen, omdat de bestuurder het verstrekken ervan onnodig vindt. Verder zijn de stukken niet beschikbaar (27% van de gevallen) en heeft de bestuurder in 24% van de gevallen geen tijd om de stukken aan de OR te verstrekken. Uit de interviews blijkt dat het te laat of onvolledig verstrekken van informatie voor de OR een belangrijke factor is voor de wijze waarop OR-en de relatie met de bestuurder typeren. OR-en vinden de relatie met de bestuurder een goede, open relatie met wederzijds respect, wanneer de bestuurder de OR in een vroeg stadium informatie verschaft, zodat de OR invloed kan hebben op het beleid. OR-en vinden zich ook serieus genomen wanneer de bestuurder snel reageert op informatieaanvragen van de OR. Late informatieverstrekking is niet altijd een gevolg van onwil vanuit de bestuurder, sommige OR-en vinden dat hun eigen gedrag soms mede de oorzaak late informatieverstrekking is. Tenslotte kan de bestuurder in sommige gevallen wegens onvoorziene omstandigheden niet op tijd aan de informatiebehoefte van de OR voldoen. 3.7 Rechtspositie OR-leden en ambtelijk secretaris De informatie uit deze paragraaf is verkregen uit het aanvullend onderzoek onder OR-en. Werknemers die betrokken zijn bij het werk van de OR worden tegen benadeling in hun positie in de onderneming bescherming door artikel 21 WOR. Indien de OR over een ambtelijk secretaris beschikt, valt deze ook onder de ontslagbescherming. Volgens 98% van de OR-en heeft geen van hun leden het afgelopen jaar te maken gehad met ontslagdreiging in verband met het OR-werk. Bij minder dan 1% van de OR-en is dit naar eigen zeggen het afgelopen jaar wel gebeurd, maar heeft het niet tot ontslag geleid. De overige OR-en (ruim 1%) geven aan dat er naast ontslagdreiging andere gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, zoals bijvoorbeeld overplaatsing binnen de onderneming. OR-en met een ambtelijk secretaris geven aan dat de ambtelijk secretaris het afgelopen jaar vrijwel niet (99% van alle OR-en) met ontslagdreiging te maken heeft gehad, 1% meent van wel. In geen van de gevallen heeft de dreiging daadwerkelijk tot ontslag geleid. Uit de interviews blijkt dat OR-en die wel eens serieuze conflicten met de bestuurder hebben, van mening zijn dat de ontslagbescherming geen volledige bescherming biedt. Volgens hen biedt de 29

30 ontslagbescherming geen bescherming tegen interne overplaatsingen en ontslagprocedures via de kantonrechter 1. OR-en zonder ernstige conflicten hebben geen onderbouwde mening over de werking van ontslagbescherming, maar menen dat deze op het eerste gezicht wel voldoet. Overigens is van geen enkele geï nterviewde OR een lid expliciet met ontslag bedreigd wegens OR-werk. Ook bij OR-en met een ambtelijk secretaris heeft de ambtelijk secretaris niet met ontslagdreiging te maken gehad. Loopbaanperspectieven OR-leden Het OR-lidmaatschap kan voor sommige OR-leden positieve gevolgen hebben voor hun loopbaanperspectieven. Zo geeft 14% van de OR-en aan dat OR-leden dankzij het OR-lidmaatschap betere loopbaanperspectieven hebben binnen de organisatie, 3% meent betere loopbaanperspectieven buiten de onderneming te hebben. Maar voor meer dan de helft van de OR-en (63%) heeft het ORwerk geen enkel gevolg voor de loopbaanperspectieven van de OR-leden. Enkele OR-en (7%) menen dat het OR-werk minder loopbaanperspectieven binnen de onderneming creëert. De rest van de OR-en heeft hier geen mening over (5% van de OR-en) en 7% heeft een andere mening. Dat het OR-werk in veel gevallen weinig invloed heeft op de loopbaanperspectieven van OR-leden, blijkt ook uit de interviews. De meeste respondenten geven aan dat OR-leden nog steeds op hun prestaties in hun reguliere werk worden beoordeeld en dat de vaardigheden die gedurende het ORlidmaatschap worden opgedaan soms niet binnen de eigen onderneming kunnen worden toegepast. Het hangt van de aard van de werkzaamheden van de onderneming af of OR-leden hun opgedane vaardigheden kunnen toepassen. Niet elke onderneming biedt immers voldoende ruimte in termen van functies die geschikt zijn voor het toepassen van bijvoorbeeld managementvaardigheden die in het OR-werk zijn opgedaan. Andere ondernemingen eisen certificering van de vaardigheden. Dit zouden verklaringen kunnen zijn voor het grote aandeel OR-en waar het OR-werk niet tot betere loopbaanperspectieven heeft geleid. 3.8 Bovenwettelijke bevoegdheden Ingevolge artikel 32 van de WOR hebben OR en bestuurder onderling de vrijheid aanvullende bevoegdheden voor de OR vast te stellen. Deze aanvullende bevoegdheden kunnen in een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) worden vastgelegd, of door middel van een schriftelijke overeenkomst. In totaal valt 88% van de organisaties waar OR-en zijn ingesteld onder een CAO, 12% niet. Van de OR-en die opereren in organisaties die vallen onder een CAO, geeft 17% aan over bovenwettelijke bevoegdheden te beschikken op grond van de CAO. Tweederde (67%) geeft aan niet over bovenwettelijke bevoegdheden te beschikken die op basis van een CAO zijn geregeld, 16% weet het niet. In onderstaande tabel is weergegeven op welke terreinen de OR-en naar eigen zeggen bovenwettelijke bevoegdheden hebben die zijn vastgelegd in een CAO. 1 Een respondent gaf in een interview aan dat de werkgever bij ontslag kiest voor de kantonrechter, die immers alleen toetst of er sprake is van verstoorde arbeidsverhoudingen. 30

31 Tabel 3.4 Terreinen waarop bovenwettelijke bevoegdheden volgens CAO zijn toegekend 1 N % Op het gebied van arbeidsvoorwaarden 59 58% Op het gebied van instemmingsrecht 36 35% Op het gebied van adviesrecht 31 30% Over te volgen overlegprocedures 21 21% Weet niet/geen antwoord/anders 15 15% Op het gebied van informatierecht 13 13% Totaal aantal OR-en dat de vraag heeft beantwoord % Van de OR-en die opereren in organisaties die niet onder een CAO vallen (12% van alle OR-en) geeft 13% aan over bovenwettelijke bevoegdheden te beschikken. Op welke terreinen de bovenwettelijke bevoegdheden zijn toegekend, kunnen deze OR-en helaas niet aangeven. 1 De percentages en de absolute aantallen tellen niet op tot de weergegeven totalen, omdat de OR-en meerdere antwoorden konden geven. De absolute aantallen en percentages per antwoord hebben betrekking op het aantal OR-en dat een dergelijk antwoord heeft gegeven, de totalen hebben betrekking op het aantal OR-en dat de vraag heeft beantwoord. 31

32 32

33 4 Het netwerk van de OR Dit hoofdstuk gaat in op de relatie tussen OR en achterban en het effect van het netwerk op het functioneren van de OR. Resultaten zijn afkomstig uit zowel het hoofdonderzoek als het aanvullend onderzoek onder OR-en. De relatie met de achterban is onderverdeeld in verschillende deelaspecten, namelijk de communicatie met de achterban, oordelen van de OR-en over ondersteuning vanuit de achterban. Met het netwerk van de OR worden de contacten met de diverse actoren binnen de medezeggenschap bedoeld, zoals de bestuurder, de achterban, de Raad van Commissarissen en de vakbeweging. 4.1 Communicatie met de achterban In deze paragraaf komen de gebruikte communicatiekanalen tussen OR en achterban aan de orde, gevolgd door het oordeel van de OR-en over de frequentie en de kwaliteit van de communicatie tussen OR-en en achterban. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van communicatiekanalen waar personeel binnen de organisatie volgens de OR gebruik van kan maken om in contact te treden met OR-leden. De OR-en konden maximaal 4 communicatiekanalen noemen. Tabel 4.1 Overzicht van de meest gebruikte kanalen voor contact tussen OR en achterban N % OR-leden worden direct aangesproken % Via notulen /communiqués % Via de /telefoon % Via contactpersonen afdelingen of onderdelen van de onderneming 97 15% OR-spreekuur voor individuele personeelsleden 96 14% Via bijeenkomsten voor of na vergaderingen met de bestuurder 61 9% Via periodieke personeelsvergaderingen 60 9% Via intranet 42 6% Andere manieren 42 16% Totaal aantal OR-en dat de vraag heeft beantwoord % Het direct aanspreken van OR-en is de meest genoemde wijze waarop het personeel in contact met de OR-en komt (91% van de gevallen), gevolgd door communicatie via notulen of communiqués (59%). Bijna driekwart van de OR-en (72%) geeft dan ook aan dat van alle kanalen het direct aanspreken van OR-leden voor hen het meest gebruikte kanaal voor communicatie met de achterban is. Intensiteit van de communicatie De overgrote meerderheid van de OR-en (86%) maakt maandelijks of vaker gebruik van het meest gebruikte communicatiekanaal (veelal dus directe gesprekken tussen OR-leden en personeel). Toch is de frequentie van communicatie over het algemeen voor bijna de helft van de OR-en (41%) niet voldoende. Eenderde (34%) van de OR-en vindt de communicatie met de achterban wel in vol- 33

34 doende mate frequent, een kwart van de OR-en (24%) voldoende noch onvoldoende. Over de kwaliteit van de communicatie met de achterban zijn de OR-en wat positiever dan over de frequentie: ruim de helft van de OR-en (54%) vindt de kwaliteit van de communicatie redelijk tot goed. Een op de vijf OR-en (21%) vindt de kwaliteit van de communicatie met de achterban matig, 6% slecht en 17% van de OR-en soms goed, soms slecht. 4.2 Aard van de relatie met de achterban Deze paragraaf gaat in op oordelen van OR-en over enkele aspecten van de relatie met hun achterban. Het gaat om relatie-aspecten zoals de ervaren invloed vanuit de achterban, de mate waarin OR-en op de hoogte zijn van wat er in de organisatie speelt en de wijze waarop de OR denkt dat de achterban oordeelt over het functioneren van de OR zelf. Functioneren van de OR De overgrote meerderheid van de OR-en is naar eigen zeggen redelijk (32%) tot goed (57%) op de hoogte van wat er binnen de organisatie speelt. Slechts 6% vindt zichzelf matig tot slecht op de hoogte, bij 6% van de OR-en wisselt het van slecht tot redelijk. De OR-en geven dan ook in meer dan de helft van de gevallen aan dat zij denken dat de achterban vindt dat de OR redelijk (40% van de OR-en) tot goed (26% van de OR-en) functioneert. De rest van de OR-en denkt dat de achterban het functioneren van de OR matig (11%) tot slecht (3%) vindt. Interesse voor de OR Interesse van de achterban voor het werk van de OR valt volgens de meeste OR-en tegen. Slechts 15% van de OR-en vindt dat hun achterban (zeer) geï nteresseerd is in het werk van de OR. Bijna de helft van de OR-en (44%) vindt de achterban wisselend geï nteresseerd tot ongeï nteresseerd, terwijl ruim eenderde (39%) van de OR-en vindt dat de achterban (zeer) ongeï nteresseerd is in het werk van de OR. De helft van de OR-en (51%) geeft dan ook aan weinig invloed vanuit de achterban te ervaren. De rest van de OR-en ervaart de invloed vanuit de achterban van wisselend (32%) tot veel (17%). Het komt volgens de meeste OR-en ook niet vaak voor dat de achterban verdeeld is over OR onderwerpen: ruim de helft van de OR-en (54%) is het oneens met de stelling dat de achterban vaak verdeeld is over OR onderwerpen, 17% is het ermee eens, eenderde (32%) heeft een neutrale mening. Positie OR De relatie met de achterban is volgens bijna de helft van de OR-en (48%) niet belangrijker dan de relatie met de bestuurder. De rest van de OR-en vindt de relatie met de achterban wel belangrijker dan met de bestuurder (28%) of heeft een neutrale mening hierover (24%). De meerderheid van de OR-en (79%) denkt niet dat de achterban vindt dat zij de bestuurder teveel napraten. Een op de tien OR-en denkt wel dat de achterban vindt dat zij de bestuurder teveel napraten, terwijl van de OR-en 8% hierover een neutrale mening heeft. Het feit dat de meerderheid van de OR-en niet van mening is dat hun achterban vindt dat zij de bestuurder teveel napraten leidt niet tot spanningen met de bestuurder. Immers uit het nalevingsonderzoek blijkt dat de relatie tussen de bestuurders en alle ORen goed te noemen is. 34

35 Contact OR met bestuurder OR-en zijn overwegend positief over de relatie met de bestuurder: 77% vindt de relatie met de bestuurder (zeer) goed, 18% vindt de relatie goed noch slecht. Voor 4% van de OR-en is de relatie met de bestuurder (zeer) slecht. De achterban vindt volgens vrijwel alle OR-en (96%) dat de OR niet veel ruzie maakt met de bestuurder. Overlegvergaderingen met de bestuurder zijn het afgelopen jaar door vrijwel alle OR-en gehouden (99%). Ongeveer één op de vijf OR-en (19%) heeft het afgelopen jaar 1 tot en met 5 overlegvergaderingen met de bestuurder belegd. Ruim eenderde van de OR-en (36%) overlegt 6 keer per jaar met de bestuurder, de rest van de OR-en geeft aan zelfs vaker overlegvergaderingen te beleggen. 4.3 Effecten van de relaties van de OR met verschillende actoren Deze paragraaf gaat in op de effecten die de aard van de relatie van de OR met de bestuurder, de vakbeweging en de Raad van Commissarissen heeft op het functioneren van de OR. Er is vooral nagegaan of de relatie met de actoren belemmerend of bevorderend is voor het functioneren van de OR. De informatie is afkomstig uit het aanvullend onderzoek onder OR-en. Relatie met de bestuurder De (positieve) relatie met de bestuurder vergemakkelijkt voor meer dan de helft van de OR-en (59%) hun functioneren, 20% van de OR-en geeft aan dat de relatie met de bestuurder geen enkel effect heeft op hun functioneren. De (negatieve) relatie met de bestuurder is voor 11% van de ORen een belemmering in hun functioneren. Uit de interviews blijkt dat OR-en een goede relatie met de bestuurder karakteriseren met eigenschappen zoals: alles is bespreekbaar, snelle en duidelijke levering van informatie door bestuurder, snelle reactie op vragen van de OR, wederzijds begrip en respect. Slechte relaties met de bestuurder worden gekenmerkt door trage en onvolledige informatievoorziening, onenigheid over het instemmings- en adviesrecht. Relatie met de vakbeweging Ruim driekwart van de OR-en (78%) heeft contact met de vakbeweging. Van dat aandeel vindt ruim tweederde (68%) dat de relatie met de vakbeweging goed tot zeer goed is. Bijna een kwart (24%) van de OR-en noemt de relatie neutraal en voor 5% is de relatie slecht. Iets meer dan de helft van de OR-en (55%) vindt dat de (positieve) relatie met de vakbeweging het functioneren als OR vergemakkelijkt, terwijl voor 39% van de OR-en de relatie geen enkel effect op hun functioneren heeft. Een klein deel van de OR-en (3%) vindt de relatie met de vakbeweging een belemmering voor het functioneren. Uit de interviews blijkt dat contact met de vakbeweging vaak verloopt via OR-leden die zelf lid zijn van een vakbond. In deze gevallen is er volgens de betrokken OR-en geen sprake van een formele relatie met de vakbond. De OR gebruikt de vakbond veelal voor adviezen omtrent bevoegdheden in de WOR en het uitwerken van secundaire arbeidsvoorwaarden volgens de CAO. De vakbond gebruikt soms de OR om te peilen wat er onder de achterban leeft, ten behoeve van vakbondswerk. De meeste geï nterviewde OR-en hebben hooguit enkele keren per jaar contact met de vakbeweging. OR-en worden naar eigen zeggen wel betrokken bij de vorming van arbeidsvoorwaarden, met name de secundaire arbeidsvoorwaarden 1 (zie onderstaande tabel). 1 Dit blijkt uit de diepte-interviews die zijn gehouden met 15 OR-en. 35

36 Tabel 4.2 Manieren waarop OR-en betrokken zijn bij de arbeidsvoorwaardenvorming N % De OR moet instemming verlenen aan de arbeidsvoorwaardenvorming % De vorming van arbeidsvoorwaarden is binnen de onderneming adviesplichtig % De OR mag als gelijkwaardige partij met de vakbond rechtstreeks meebepalen in de 46 12% arbeidsvoorwaardenvorming De OR geeft zijn mening over de arbeidsvoorwaarden, maar de bestuurder heeft daar 36 9% het recht vrijblijvend mee om te gaan Anders 84 21% Totaal aantal OR-en dat de vraag heeft beantwoord % OR-en geven aan dat hun rol bij totstandkomen van de arbeidsvoorwaarden in de meeste gevallen inhoudt dat deze arbeidsvoorwaarden instemmings- en adviesplichting (62% respectievelijk 38%) zijn. Uit de onderwerpen die volgens de WOR onder het advies- en instemmingsrecht vallen, kan worden opgemaakt dat het om secundaire arbeidsvoorwaarden gaat. In de aanvullende diepteinterviews geeft geen enkele OR-en aan betrokken te zijn bij het vaststellen van de primaire arbeidsvoorwaarden, dit is volgens de OR-en het terrein van de vakbeweging. Geï nterviewde OR-en geven aan voornamelijk betrokken te zijn bij het uitwerken van secundaire arbeidsvoorwaarden die de CAO expliciet aan de OR toewijst. Enkele OR-en geven daarbij aan dat zij steeds meer secundaire arbeidsvoorwaarden mogen uitwerken (bijvoorbeeld werkroosters, ATV-dagen). Andere ORen hebben in de onderhandelingsfase van de CAO tevens de mogelijkheid aan de vakbonden voorstellen te doen over het in de CAO opnemen van bepaalde secundaire arbeidsvoorwaarden. Bij het uitwerken van de secundaire arbeidsvoorwaarden worden geen conflicten gemeld in de relatie met de vakbonden, bijvoorbeeld vanwege onduidelijkheid of de secundaire arbeidsvoorwaarden tot het terrein van de vakbond of dat van de OR behoren. Relatie met de Raad van Commissarissen In totaal opereert 39% van alle OR-en uit dit onderzoek in een onderneming met een Raad van Commissarissen (RvC), de rest van de OR-en niet. Van de OR-en met een RvC is minder dan de helft (40%) betrokken geweest bij de benoeming van leden van de RvC, 58% niet. Van de OR-en met een RvC binnen de onderneming heeft iets meer dan een kwart (28%) regelmatig contact met de RvC, 31% soms en 40% helemaal niet. De relatie met de RvC is voor de OR-en die contact met de RvC hebben in 57% van de gevallen goed te noemen. Bijna eenderde (29%) van de OR-en vindt de relatie neutraal, terwijl 7% de relatie slecht tot zeer slecht (1% van de OR-en) vindt. De relatie met de RvC is voor meer dan tweederde (69%) van de OR-en die enig contact met de RvC heeft, van geen enkele invloed op het functioneren van de OR. Voor een kwart (25%) van de OR-en vergemakkelijkt de relatie hun functioneren, terwijl de relatie met de RvC voor 2% van de OR-en een belemmering is in hun functioneren. OR-en die contact hebben met de RvC, noemen het contact onder meer goed en verhelderend, maar niet van belang bij het dagelijks functioneren van de OR. 36

37 5 Literatuur Bruin, E & F. Huijgen (2000). Naleving van de Wet op de Ondernemingsraden. Den Haag, Elsevier. Engelen, M, van der Aalst & E. Hornstra. (Juni 2001). Naleving van de Wet op de Ondernemingsraden, Stand van Zaken begin Looise, J.C. & R.H. van het Kaar. (1999). De volwassen OR: groei en grenzen van de Nederlandse Ondernemingsraad. Alphen aan den Rijn, Samsom. 37

38 38

39 Bijlage 1 Respons naar grootteklasse en sector 39

40 40

41 Grootteklasse Totaal Sector 3 t/m 9 10t/m34 35 t/m t/m t/m en meer N % Landbouw/visserij 0% 4% 3% 1% 2% 0% 7 1% Delfstoffenwinning 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1 0% Industrie 1 17% 9% 15% 10% 12% 13% 93 12% Industrie 2 17% 0% 10% 14% 17% 11% % Openbare nutsbedrijven 0% 4% 0% 3% 1% 1% 11 1% Bouwnijverheid 0% 4% 5% 6% 5% 6% 45 6% Handel/horeca/reparatie 0% 0% 5% 9% 8% 6% 54 7% Transport/opslag/ communicatie 0% 4% 8% 5% 7% 10% 59 8% Bank- /verzekeringswezen 0% 17% 3% 7% 9% 5% 53 7% Overige dienstverlening 17% 9% 21% 20% 15% 26% % Overheidsinstellingen 50% 48% 31% 27% 24% 23% % Totaal 100%(6) 100%(23) 100%(39) 100%(176) 100%(221) 100%(317) % 41

42 42

43 Bijlage 2 Vragenlijsten OR-onderzoek 43

44 44

45 De faciliteiten en bevoegdheden van OR-en en relatie met de achterban Onderzoek in verband met de monitor medezeggenschap B2334 Leiden, 19 maart

46 Toelichting op de vragenlijst Doel van het onderzoek Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid laat Research voor Beleid een onderzoek uitvoeren naar de werking en de effectiviteit van medezeggenschap in Nederland, namelijk de Monitor Medezeggenschap. In het onderzoek staan de faciliteiten en bevoegdheden van ondernemingsraden centraal. Ook komt de relatie van de ondernemingsraad met de achterban aan de orde. Op basis van dit onderzoek kan blijken hoe medezeggenschap functioneert en of er aanleiding is voor beleidsmaatregelen. Invulinstructie Voor u ligt de vragenlijst in het kader van de Monitor Medezeggenschap. Het is de bedoeling dat u slechts één antwoord geeft per vraag, tenzij staat aangeven dat u meerdere antwoorden kunt geven. Er bestaan geen goede of foute antwoorden, het gaat uitsluitend om uw eigen mening. Alle vragen hebben betrekking op de organisatie waar u zelf werkt. Is uw organisatie onderdeel van een groter geheel, dan moet u de vragen beantwoorden voor uw onderdeel of vestiging. In de vragen wordt steeds de term vestiging gebruikt. Mocht deze term in uw geval niet juist zijn dan kunt u bij de beantwoording van de vragen steeds uw eigen bedrijf, instelling, onderdeel, kortom uw eigen situatie voor ogen houden. Anonimiteit Uw antwoorden worden uiteraard vertrouwelijk behandeld en uw anonimiteit is gewaarborgd. In de rapportage is niet na te gaan van welke individuele respondenten de gegevens afkomstig zijn. Sluitingsdatum enquête & retourneren van de vragenlijst In verband met de oplevering van de rapportage wordt de enquête op woensdag 11 april 2001 afgesloten. Vriendelijk verzoeken wij u de vragenlijst voor deze datum te retourneren. U kunt daarbij gebruik maken van de bijgevoegde retourenvelop, of Antwoordnummer 10399, 2300 WB in Leiden. Indien u nog vragen of opmerkingen heeft, kunt u contact opnemen met de heer Van Ewijk, telefoon , onderzoeker bij Research voor Beleid. Alvast bedankt voor het invullen van de vragenlijst en veel succes. 46

47 A.1 Wat is uw functie in de OR? Voorzitter OR Secretaris OR Anders, namelijk... De volgende vragen hebben betrekking op de organisatie waar u zelf werkt. Is uw organisatie onderdeel van een groter geheel, dan moet u de vragen beantwoorden voor uw onderdeel of vestiging. In de vragen wordt steeds de term vestiging gebruikt. Mocht deze term in uw geval niet juist zijn dan kunt u bij de beantwoording van de vragen steeds uw eigen bedrijf, instelling, onderdeel, kortom uw eigen situatie voor ogen houden. Voor het gemak wordt de term OR gehanteerd. ACHTERGRONDKENMERKEN 1. Hoe lang bestaat er een OR in uw organisatie? korter dan 1 jaar 1-3 jaar 4-5 jaar fi GA NAAR VRAAG jaar fi GA NAAR VRAAG 3 Langer dan 10 jaar fi GA NAAR VRAAG 3 fi GA NAAR VRAAG 3 2. Wat waren de redenen om een OR in te stellen? De wettelijke verplichting De bedrijfsleiding wenste medezeggenschap door werknemers Op aandringen van de werknemers Op aandringen van arbeidsinspectie Op aandringen van de vakbond(en) Anders, namelijk 3. Was het voor de huidige OR moeilijk om voldoende kandidaten te vinden? Nee, ruim voldoende kandidaten fi GA NAAR VRAAG 5 Ja, voor één of meer lijsten (personenstelsel) of kiesgroepen (kiesgroepenstelsel) te weinig kandidaten Ja, over de hele linie te weinig kandidaten fi GA NAAR VRAAG 5 4. Waarom was het moeilijk voldoende kandidaten te vinden? Geen belangstelling voor vacatures Wel belangstelling, maar geen tijd Anders, namelijk 47

48 5. Wat was het opkomstpercentage tijdens de meest recente OR-verkiezingen? 0% tot 20% 20% tot 40% 40% tot 60% 60% tot 80% 80% tot 100% Er zijn geen verkiezingen gehouden FACILITEITEN De volgende vragen gaan in op de voorzieningen die de ondernemer volgens artikel 17 WOR aan de OR dient te verstrekken. Het gaat om de voorzieningen die de OR redelijkerwijs nodig heeft om zijn taken uit te voeren. 6. Hoe toereikend zijn volgens u de voorzieningen die de OR van de ondernemer krijgt om zijn taken uit te voeren? Daarbij kunt u denken aan voorzieningen die volgens u nodig zijn om het OR werk uit te voeren. Toereikend fi GA NAAR VRAAG 8 Neutraal fi GA NAAR VRAAG 8 Ontoereikend fi GA NAAR VRAAG 8 7. Wat ontbreekt er volgens u aan de voorzieningen? (meerdere antwoorden mogelijk) We hebben geen adequate vergaderruimte We hebben geen eigen budget We kunnen niet beschikken over kantoorfaciliteiten zoals telefoon en kopieerapparatuur We mogen niet vergaderen tijdens werktijd We mogen geen scholing volgen Anders, namelijk. 8. Hoeveel leden zijn, tijdens werktijd, gedeeltelijk vrijgesteld in verband met ORwerkzaamheden? d d d d leden fi INDIEN GEEN LEDEN VRIJGESTELD GA NAAR VRAAG 10 weet niet 9. Hoeveel procent van hun werktijd zijn de leden gemiddeld vrijgesteld voor ORwerkzaamheden? Bijna volledig vrijgesteld (meer dan 75% van werktijd) Tussen de 50% en de 75% van werktijd vrijgesteld Tussen de 25% en de 50% van werktijd vrijgesteld Tot 25% van hun werktijd vrijgesteld Niet vrijgesteld 48

49 10. Kunt u aangeven in hoeverre u het eens of oneens bent met de volgende stelling: De combinatie van het OR-werk en mijn reguliere werk ervaar ik als een zware belasting Mee eens Neutraal fi GA NAAR VRAAG 12 Mee oneens fi GA NAAR VRAAG 12 fi GA NAAR VRAAG Waarom vindt u de combinatie van het OR-werk en uw reguliere werk zwaar? (Meerdere antwoorden mogelijk) Te veel werk voor 1 persoon Ik heb te veel verantwoordelijkheden Ik vind het moeilijk om verschillende rollen te vervullen Ik kom te weinig toe aan het or werk Ik kom te weinig toe aan mijn gewone werkzaamheden Ik sta onder druk van de directie Ik sta onder druk vanuit het personeel Anders, namelijk 12. Beschikt uw OR over een eigen budget dat zonder voorafgaande toestemming van de bestuurder kan worden ingezet? Ja Nee fi GA NAAR VRAAG 15 fi GA NAAR VRAAG In hoeverre is het budget volgens u voldoende of onvoldoende voor het uitvoeren van alle ORwerkzaamheden? Voldoende Neutraal Onvoldoende 14. Waar is dit budget het afgelopen jaar voor gebruikt? Deelname aan cursussen / studiedagen Aanschaffen van literatuur Deelname aan congressen, bijeenkomsten Contacten met andere or-en / or-platform Het inhuren van adviseurs Publicatie van or-bulletin, informatie naar achterban Anders, namelijk. 49

50 15. Maakt de OR gebruik van personele ondersteuning? Daarbij kunt u denken aan bijvoorbeeld notulisten. Ja, van administratieve kracht(en) Ja, van notulist(en) Ja, van ambtelijk secretaris(sen) Ja, van eigen beleidsmedewerker(s) Andere vorm van personele ondersteuning namelijk Nee, er is geen personele ondersteuning fi GA NAAR VRAAG 17 fi GA NAAR VRAAG In welke mate is de personele ondersteuning toereikend of ontoereikend voor het uitvoeren van OR-werkzaamheden? Toereikend Neutraal Ontoereikend 17. Beschikt de OR over eigen kantoorruimte? Ja Nee fi GA NAAR VRAAG 19 Nee, eigen ruimte is niet nodig fi GA NAAR VRAAG In welke mate is de beschikbaar gestelde kantoorruimte voldoende of onvoldoende voor de werkzaamheden van de OR? Voldoende Neutraal Onvoldoende BEVOEGDHEDEN OR 19. Wat is uw oordeel over de relatie tussen de OR en bestuurder binnen uw organisatie? De relatie is zeer goed Er is een goede relatie De relatie is goed noch slecht Er is een slechte relatie De relatie is zeer slecht 20. Heeft de OR het afgelopen jaar overlegvergaderingen belegd met de bestuurder / ondernemer? Ja Nee fi GA NAAR VRAAG 22 fi GA NAAR VRAAG 22 50

51 21. Hoe vaak zijn deze overlegvergaderingen het afgelopen jaar belegd? d d d d keer 22. Heeft de OR het afgelopen jaar initiatiefvoorstellen ingediend bij de bestuurder / ondernemer? Ja Nee fi GA NAAR VRAAG 25 fi GA NAAR VRAAG Om hoeveel initiatiefvoorstellen ging het in het afgelopen jaar? Het gaat hier om zowel mondelinge als schriftelijke voorstellen. d d d d keer fi GA NAAR VRAAG Wat doet de ondernemer over het algemeen met deze initiatiefvoorstellen? De ondernemer neemt ze volledig over De ondernemer neemt ze deels wel / deels niet over De ondernemer gaat er niet op in Anders, namelijk. 25. Heeft de OR het afgelopen jaar adviezen ingediend bij de bestuurder / ondernemer? Het gaat hier om adviezen in het kader van het adviesrecht Ja Nee fi GA NAAR VRAAG 29 fi GA NAAR VRAAG Hoe vaak heeft de OR over het afgelopen jaar adviezen ingediend? d d d d keer fi GA NAAR VRAAG Heeft het laatste advies geleid tot wijzigingen in de besluitvoering? Ja, op de wijze die de OR voorstelde Ja, deels overgenomen zoals de OR voorstelde Ja, maar op een andere manier dan de OR voorstelde Nee Niet duidelijk Anders, namelijk. 51

52 28. In hoeverre heeft de ondernemer het afgelopen jaar tijdig gevraagd om adviezen in het kader van het adviesrecht? Ruim op tijd Op tijd Deels op tijd / deels te laat Laat Zeer laat 29. Hoe vaak is de OR het afgelopen jaar gepasseerd op het gebied van het adviesrecht? Altijd Meestal wel Soms wel / soms niet Meestal niet Nooit 30. Heeft de OR het afgelopen jaar gebruik gemaakt van het instemmingsrecht? Ja Nee fi GA NAAR VRAAG 32 fi GA NAAR VRAAG Hoe vaak heeft de OR het afgelopen jaar gebruik gemaakt van het instemmingsrecht? Het gaat hier om het instemmingsrecht zoals geformuleerd onder artikel 26 WOR. d d d d keer 32. Hoe vaak is de OR het afgelopen jaar gepasseerd op het gebied van het instemmingsrecht? Altijd Meestal wel Soms wel / soms niet Meestal niet Nooit 33. Welke informatie ontvangt de OR van de bestuurder / ondernemer zonder dat er om gevraagd hoeft te worden? (meerdere antwoorden mogelijk) Financieel-economische informatie (de werkzaamheden en resultaten van de Onderneming) Informatie over sociaal beleid voor de gehele onderneming Informatie over sociaal beleid voor bijzondere groepen Informatie over de toekomstige werkzaamheden Anders, namelijk. Wij ontvangen geen informatie ongevraagd fi GA NAAR VRAAG 36 fi GA NAAR VRAAG 36 52

53 34. Wat vindt u van de snelheid waarmee de ondernemer / bestuurder de ongevraagde informatie verstrekt? Snel genoeg Neutraal Niet snel genoeg 35. Wat vindt u van de kwaliteit van de door de ondernemer / bestuurder verstrekte ongevraagde informatie? Goed Neutraal Slecht 36. Is de OR het afgelopen jaar over de winstbestemming van de onderneming geï nformeerd? Ja, spontaan Ja, nadat we erom vroegen Nee 37. Heeft de OR de bestuurder / ondernemer het afgelopen jaar om aanvullende informatie gevraagd? (Het gaat hier om aanvullende informatie zoals bedoeld in artikel 31 WOR) Ja Nee fi GA NAAR VRAAG 41 fi GA NAAR VRAAG Hoe vaak heeft de OR de bestuurder / ondernemer het afgelopen jaar om deze aanvullende informatie gevraagd? d d d d keer fi GA NAAR VRAAG Wat vindt u van de snelheid waarmee de aanvullende informatie werd verstrekt? Snel genoeg Neutraal Niet snel genoeg 40. Wat vindt u van de kwaliteit van de door de ondernemer verstrekte aanvullende informatie? Goed Neutraal Slecht 53

54 41. Valt uw organisatie onder een CAO? Ja Nee fi GA NAAR VRAAG 44 fi GA NAAR VRAAG Beschikt uw OR over bovenwettelijke bevoegdheden die op grond van de CAO zijn toegekend? Ja Nee fi GA NAAR VRAAG 44 fi GA NAAR VRAAG Op welk gebied zijn deze bovenwettelijke bevoegdheden toegekend? (meerdere antwoorden mogelijk) Op het gebied van arbeidsvoorwaarden Op het gebied van het adviesrecht Op het gebied van het instemmingsrecht Op het gebied van informatierecht Over te volgen overlegprocedures Anders, namelijk. 44. Heeft de ondernemer aanvullende bevoegdheden toegekend aan uw OR? Ja Nee fi GA NAAR VRAAG 46 fi GA NAAR VRAAG Op welk gebied zijn er aanvullende bevoegdheden toegekend? (meerdere antwoorden mogelijk) Op het gebied van het adviesrecht Op het gebied van het instemmingsrecht Op het gebied van informatierecht Op het gebied van arbeidsvoorwaarden Over te volgen overlegprocedures Op het gebied van faciliteiten voor de OR Ander gebied, namelijk Op welke van deze gebieden zijn afspraken tussen de bestuurder / ondernemer en de OR geformaliseerd in een overeenkomst? (meerdere antwoorden mogelijk) Op geen enkel gebied Op het gebied van het adviesrecht Op het gebied van het instemmingsrecht Op het gebied van informatierecht Op het gebied van arbeidsvoorwaarden Over te volgen overlegprocedures Op het gebied van faciliteiten voor de OR Ander gebied, namelijk.. 54

55 47. In hoeverre vindt u, in het algemeen, de bevoegdheden die de OR binnen uw organisatie heeft voldoende of onvoldoende? (Hiermee worden bedoeld zowel de wettelijke als eventuele niet-wettelijk geregelde bevoegdheden) Ruim voldoende Voldoende Niet voldoende / niet onvoldoende Onvoldoende Ruim onvoldoende 48. Zijn er in de afgelopen twee jaar momenten geweest dat de OR geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden, terwijl dat wel had gekund? Ja Nee fi GA NAAR VRAAG 51 fi GA NAAR VRAAG Van welke bevoegdheden is er geen gebruik gemaakt? (meerdere antwoorden mogelijk) Het instemmingsrecht Het adviesrecht Het recht op informatie Het initiatiefrecht Bovenwettelijke bevoegdheden Aanvullende bevoegdheden 50. Waarom heeft de OR toen geen gebruik gemaakt van zijn bevoegdheden? (meerdere antwoorden mogelijk) Wij kwamen er niet aan toe Het onderwerp was niet belangrijk genoeg Wij zouden toen toch niets bereiken Wij wilden de relatie met de bestuurder / ondernemer niet op het spel zetten Anders, namelijk

56 RELATIE MET ACHTERBAN 51. Via welke kanalen kan het personeel binnen uw onderneming in contact komen met OR-leden? Wilt u maximaal 4 kanalen noemen? (maximaal 4 antwoorden mogelijk) OR-leden worden direct aangesproken Via een OR-spreekuur voor individuele personeelsleden Via bijeenkomsten voor of na vergaderingen met ondernemer Via periodieke personeelsvergaderingen (jaarlijks/halfjaarlijks) Via contactpersonen voor afdeling of onderdelen van de onderneming Via notulen van OR-vergaderingen Via communiqués Anders, namelijk. Anders, namelijk. Anders, namelijk. Anders, namelijk. fi GA NAAR VRAAG Welk kanaal wordt volgens u het meest gebruikt? (slechts één antwoord mogelijk) OR-leden worden direct aangesproken Een OR-spreekuur voor individuele personeelsleden Bijeenkomsten voor of na OR-vergaderingen of overlegvergaderingen met ondernemer Periodieke personeelsvergaderingen (jaarlijks/halfjaarlijks) Contactpersonen voor afdeling of onderdelen van de onderneming Notulen van OR-vergaderingen Communiqués Anders, namelijk. fi GA NAAR VRAAG Hoe vaak wordt dit kanaal gebruikt? Dagelijks Wekelijks Maandelijks Iedere twee maanden Minder vaak 54. Wat vindt u van de frequentie van de communicatie tussen de OR en de achterban binnen uw organisatie? Voldoende Neutraal Onvoldoende 56

57 55. Wat vindt u van de kwaliteit van de communicatie tussen de OR en de achterban binnen uw organisatie? Goed Redelijk Soms goed soms slecht Matig Slecht 56. Hoeveel invloed ervaart de OR vanuit de achterban? Veel invloed Soms veel soms weinig invloed Weinig invloed 57. In hoeverre is de OR op de hoogte van zaken die binnen de organisatie spelen? Goed Redelijk Soms goed soms slecht Matig Slecht 58. Wat is volgens u het oordeel van de achterban over het functioneren van de OR? De OR functioneert goed De OR functioneert redelijk De OR functioneert goed noch slecht De OR functioneert matig De OR functioneert slecht 59. Hoe geï nteresseerd vindt u de achterban in het werk van de OR? Zeer geï nteresseerd Geï nteresseerd Deels wel / niet geï nteresseerd Ongeï nteresseerd Zeer ongeï nteresseerd 57

58 Kunt u telkens aangeven in hoeverre u het wel of niet eens of oneens bent met de volgende stellingen? Het gaat uitsluitend om uw eigen mening. 60. De achterban vindt dat de OR te veel ruzie zoekt met de bestuurder / ondernemer. Zeer mee eens Mee eens Neutraal Mee oneens Zeer mee oneens 61. Het komt vaak voor dat de achterban verdeeld is over OR onderwerpen. Zeer mee eens Mee eens Neutraal Mee oneens Zeer mee oneens 62. De relatie met de achterban is belangrijker dan de relatie met de bestuurder / ondernemer. Zeer mee eens Mee eens Neutraal Mee oneens Zeer mee oneens 63. Volgens de achterban praat de OR de ondernemer teveel na. Zeer mee eens Mee eens Neutraal Mee oneens Zeer mee oneens U bent nu gekomen aan het eind van de vragenlijst. Wellicht is er in de toekomst vervolgonderzoek te verwachten op het gebied van medezeggenschap. 64. Bent u bereid mee te doen aan ander onderzoek over ditzelfde onderwerp? Ja Nee Dit waren alle vragen. Hartelijk dank voor uw medewerking! 58

59 Vragenlijst Faciliteiten, bevoegdheden en netwerk ondernemingsraden Definitieve versie 12 november 2001 B2552 Goede u spreekt met van Research voor Beleid. Zou ik (naam OR voorzitter of OR secretaris) mogen spreken? Wanneer OR voorzitter of secretaris aan de telefoon dan: Goede u spreekt met van Research voor Beleid. Op dit moment voeren wij wederom een onderzoek uit in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het gaat deze keer om een aanvulling op het onderzoek dat in maart jongstleden is gehouden. Dit onderzoek vormt een onderdeel van de evaluatie van de Wet op de Ondernemingsraden. Mijn vraag is of u bereid bent mee te werken aan dit onderzoek. Allereerst wil ik u enkele vragen stellen over de organisatie waar u werkzaam bent. 1. Hoeveel werknemers werken er in uw vestiging?. weet niet 2. Hoeveel leden heeft de OR? weet niet Informatievoorziening De volgende vragen gaan over de informatievoorziening van de ondernemingsraad door de bestuurder/ondernemer 3. Welke rechtsvorm bezit uw onderneming? (slechts één antwoord mogelijk) besloten vennootschap (bv) de vereniging de coöperatie de naamloze vennootschap (nv) een stichting anders, namelijk. weet niet 59

De ondernemingsraad over de achterban. Een onderzoek in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De ondernemingsraad over de achterban. Een onderzoek in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid De ondernemingsraad over de achterban Een onderzoek in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Michael van Ewijk Mechelien van der Aalst B2336 Leiden, 21 oktober 2003 2 Voorwoord

Nadere informatie

Medezeggenschap in kleine ondernemingen

Medezeggenschap in kleine ondernemingen Medezeggenschap in kleine ondernemingen Eindrapport Een onderzoek in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ellen Verveen Mirjam Engelen B2553 Leiden, 29 maart 2002 Voorwoord

Nadere informatie

Klanttevredenheidsonderzoek. Dienstverlening team Werk en Inkomen, gemeente Olst-Wijhe

Klanttevredenheidsonderzoek. Dienstverlening team Werk en Inkomen, gemeente Olst-Wijhe Klanttevredenheidsonderzoek Dienstverlening team Werk en Inkomen, gemeente Olst-Wijhe Aanleiding, methode en respons Aanleiding Gedurende de afgelopen jaren heeft de gemeente Olst-Wijhe meerdere onderzoeken

Nadere informatie

Overzicht van de samenhang van rechten cliëntenraad ondernemingsraad

Overzicht van de samenhang van rechten cliëntenraad ondernemingsraad BORBOLETA BV advies en interim management training & mediation Overzicht van de samenhang van rechten cliëntenraad ondernemingsraad Een onderneming in de zorgsector heeft in het overleg over tal van zaken

Nadere informatie

Workhop 4 Participatie en medewerkersbetrokkenheid. Saraï Sapulete, Ecorys Camiel Schols, SBI Formaat

Workhop 4 Participatie en medewerkersbetrokkenheid. Saraï Sapulete, Ecorys Camiel Schols, SBI Formaat Workhop 4 Participatie en medewerkersbetrokkenheid Saraï Sapulete, Ecorys Camiel Schols, SBI Formaat 2 3 Vernieuwingen in de praktijk Directe participatie bevorderen 1. Modern werkoverleg 2. OR-leden als

Nadere informatie

Model Samenwerkingsovereenkomst organisatie en de vrijwilligersraad!

Model Samenwerkingsovereenkomst organisatie en de vrijwilligersraad! organisatie en de vrijwilligersraad Artikel 1. Begripsbepaling 1.1 De organisatie (Naam van de organisatie of instelling waarbinnen de vrijwilligersraad functioneert als zelfstandig orgaan). 1.2 De directie

Nadere informatie

Monitor medezeggenschap hoger onderwijs - derde peiling

Monitor medezeggenschap hoger onderwijs - derde peiling Monitor Medezeggenschap Hoger Onderwijs Derde peiling 2017-2018 Monitor medezeggenschap hoger onderwijs - derde peiling 2017-2018 3 Voorwoord Beste lezer, In 2013 ging het ISO rond de tafel met andere

Nadere informatie

Monitor Medezeggenschap

Monitor Medezeggenschap Monitor Medezeggenschap Trendrapport 2000-2003 Eindrapport Een onderzoek in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Mechelien van der Aalst Jochem van der Veen Michael van Ewijk

Nadere informatie

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017 Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 26 juni 2017 DATUM 26 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515

Nadere informatie

Mate van tevredenheid van deelnemers aan de training in de cursuskalender

Mate van tevredenheid van deelnemers aan de training in de cursuskalender Mate van tevredenheid van deelnemers aan de training in de cursuskalender Digitaal Cursisten - Panelonderzoek 1 WoonWerk Jonna Stasse Woerden, mei 2007 In geval van overname van het datamateriaal is bronvermelding

Nadere informatie

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015 Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015 Gemeente Deventer Team Kennis en Verkenning Jaap Barink Juni 2015 Inhoud Samenvatting... 4 Inleiding... 6 1. Indienen melding...

Nadere informatie

Bijlage bij persbericht 8 van de SBI Formaat MonitOR 2015-2016 Thema: animo en draagvlak voor de OR

Bijlage bij persbericht 8 van de SBI Formaat MonitOR 2015-2016 Thema: animo en draagvlak voor de OR Bijlage bij persbericht 8 van de SBI Formaat MonitOR 2015-2016 Thema: animo en draagvlak voor de OR Het aantal leden dat een OR telt, wordt in beginsel bepaald door het aantal in de onderneming werkzame

Nadere informatie

Monitor medezeggenschap op universiteiten en hogescholen. Peiling 2015. Harry van den Tillaart John Warmerdam Evelien Sombekke

Monitor medezeggenschap op universiteiten en hogescholen. Peiling 2015. Harry van den Tillaart John Warmerdam Evelien Sombekke Monitor medezeggenschap op universiteiten en hogescholen Peiling 2015 Harry van den Tillaart John Warmerdam Evelien Sombekke Voorwoord In 2010 evalueerde minister Bussemaker de wet versterking besturing,

Nadere informatie

De WOR kent ook de bespreking algemene gang van zaken. Deze moet twee keer per jaar worden gehouden. Hierbij kijkt u terug op de resultaten van de

De WOR kent ook de bespreking algemene gang van zaken. Deze moet twee keer per jaar worden gehouden. Hierbij kijkt u terug op de resultaten van de BIJLAGE 1: DE ONDERNEMINGSRAAD De ondernemingsraad heeft een belangrijke rol bij het vormgeven van het arbeidsomstandighedenbeleid. Hun rechten (en plichten) staan beschreven in de wet op de ondernemingsraden

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Chris M. Jager Inleiding In juni en juli 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) bijna 360 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om

Nadere informatie

De wettelijke regeling van de pvt

De wettelijke regeling van de pvt 3 De wettelijke regeling van de pvt De wettelijke regels over rechten, verplichtingen, faciliteiten en bevoegdheden van de pvt in de WOR zijn ingewikkeld. Dat komt omdat in de WOR alleen de taken en bevoegdheden

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek diensten PGO Support

Tevredenheidsonderzoek diensten PGO Support Tevredenheidsonderzoek diensten PGO Support Esther Poort en Annemarie Venemans Maart, 2014 Leiden: De Onderzoekerij www.onderzoekerij.nl 1 1. Inleiding Deze rapportage beschrijft de resultaten van een

Nadere informatie

Opzet van het onderzoek. A.1 Achtergrond van het AVP. A.2 Beoogde onderzoekspopulatie

Opzet van het onderzoek. A.1 Achtergrond van het AVP. A.2 Beoogde onderzoekspopulatie Bijlage A Opzet van het onderzoek Arbeidsmarkt in kaart: werkgevers 2017 beschrijft de ontwikkelingen in de opvattingen en het personeelsbeleid van werkgevers ten aanzien van een aantal actuele beleidsthema

Nadere informatie

Bewonerspanel Communicatie

Bewonerspanel Communicatie Interne Bedrijven, Gemeente Utrecht onderzoek@utrecht.nl / 030 286 1350 www.utrecht.nl/onderzoek Bewonerspanel Communicatie Context Van 16 tot 30 november 2015 heeft IB Onderzoek een peiling gehouden onder

Nadere informatie

De rechtspositie van OR-leden

De rechtspositie van OR-leden Bijlage D De rechtspositie van OR-leden Overwegingen Een goed functionerende OR is van belang voor het goed functioneren van de onderneming als geheel. Een belangrijke voorwaarde voor het goed functioneren

Nadere informatie

M Scholing in het MKB. Waarom, hoe gevonden en bekostigd en wat knelt er? drs. W.D.M. van der Valk

M Scholing in het MKB. Waarom, hoe gevonden en bekostigd en wat knelt er? drs. W.D.M. van der Valk M200605 Scholing in het MKB Waarom, hoe gevonden en bekostigd en wat knelt er? drs. W.D.M. van der Valk Zoetermeer, juli 2006 Scholing in het MKB Een overgrote meerderheid van de bedrijven in het MKB besteedt

Nadere informatie

DE CLIËNTENRAAD BEOORDEELD. Onderzoek naar de tevredenheid met het functioneren van de cliëntenraad

DE CLIËNTENRAAD BEOORDEELD. Onderzoek naar de tevredenheid met het functioneren van de cliëntenraad DE CLIËNTENRAAD BEOORDEELD Onderzoek naar de tevredenheid met het functioneren van de cliëntenraad DE CLIËNTENRAAD BEOORDEELD Onderzoek naar de tevredenheid met het functioneren van de cliëntenraad -

Nadere informatie

Rapportage onderzoek lidmaatschap een onderzoek onder klanten naar verschillende aspecten van het lidmaatschap van de bibliotheek en van BiebPanel

Rapportage onderzoek lidmaatschap een onderzoek onder klanten naar verschillende aspecten van het lidmaatschap van de bibliotheek en van BiebPanel Rapportage onderzoek lidmaatschap een onderzoek onder klanten naar verschillende aspecten van het lidmaatschap van de bibliotheek en van BiebPanel Algemeen rapport Inhoud Samenvatting onderzoeksresultaten

Nadere informatie

Het praktische checklistboek voor de OR

Het praktische checklistboek voor de OR Het praktische checklistboek voor de OR Wanne van den Bijllaardt Marianne van der Pol Thema, uitgeverij van Schouten & Nelissen 1 Verkiezingen organiseren De hier gehanteerde termijnen zijn gebaseerd op

Nadere informatie

Wat wil jij dat er echt verandert? onderzoek naar verandering

Wat wil jij dat er echt verandert? onderzoek naar verandering Wat wil jij dat er echt verandert? onderzoek naar verandering voor BNP Paribas B12115, mei 2010 BNP Paribas Wat wil jij dat er echt verandert? 1/ pag. Politiek Nederlanders willen online kunnen stemmen

Nadere informatie

Monitor medezeggenschap op universiteiten en hogescholen. Peiling Harry van den Tillaart John Warmerdam Evelien Sombekke

Monitor medezeggenschap op universiteiten en hogescholen. Peiling Harry van den Tillaart John Warmerdam Evelien Sombekke Monitor medezeggenschap op universiteiten en hogescholen Peiling 2015 Harry van den Tillaart John Warmerdam Evelien Sombekke Voorwoord In 2010 evalueerde minister Bussemaker de wet versterking besturing,

Nadere informatie

Arbeidsverhoudingen zijn ook in te delen naar het niveau waarop ze zich afspelen: a) Landelijk niveau b) Bedrijfstakniveau c) Ondernemingsniveau

Arbeidsverhoudingen zijn ook in te delen naar het niveau waarop ze zich afspelen: a) Landelijk niveau b) Bedrijfstakniveau c) Ondernemingsniveau Inleiding vormen dat deel van het maatschappelijke leven waarin de onderlinge betrekkingen tussen werkgevers en werknemers centraal staan. De overheid vormt binnen dat relatiepatroon een uiterst belangrijke

Nadere informatie

Leergang Ambtelijk Secretaris I

Leergang Ambtelijk Secretaris I Cursusdag 1 09:30 uur Kennismaking We starten de leergang met een uitgebreide kennismaking. We inventariseren de verwachtingen van alle deelnemers. U krijgt een toelichting op het programma en de werkwijze.

Nadere informatie

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015 Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015 Willemstad, Mei 2016 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Methodologie... 3 Resultaten conjunctuurenquête... 3 Concluderende opmerkingen... 17 1 CBS Curaçao mei 2016 Inleiding

Nadere informatie

PEILING ERVARINGEN MET EDE DOET

PEILING ERVARINGEN MET EDE DOET PEILING ERVARINGEN MET EDE DOET ACHTERGROND EN OPZET PEILING De gemeente Ede wil inwoners graag betrekken bij het behoud en het verbeteren van de leefkwaliteit in de buurt. Doel is het bevorderen van sociaal

Nadere informatie

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017 Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 20 juni 2017 DATUM 20 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515

Nadere informatie

Behoefte aan Ondernemersopleiding

Behoefte aan Ondernemersopleiding Behoefte aan Ondernemersopleiding Digitaal Werkgevers - Panelonderzoek 13 Digitaal Werknemers Panelonderzoek 9 WoonWerk Jonna Stasse Woerden, Februari 2006 In geval van overname van het datamateriaal is

Nadere informatie

ZELFDIAGNOSE-INSTRUMENT

ZELFDIAGNOSE-INSTRUMENT Zelfdiagnose-instrument 1 voor ondernemingsraden ZELFDIAGNOSE-INSTRUMENT Voor wie bedoeld? Het zelfdiagnose-instrument dat voor u ligt is bedoeld voor ondernemingsraden die planmatig willen omgaan met

Nadere informatie

( ) Roland Meijden van der b rbs Verordening Wmo-platform Giessenlanden.doc Page 1

( ) Roland Meijden van der b rbs Verordening Wmo-platform Giessenlanden.doc Page 1 (3-9-2008) Roland Meijden van der - 2008-63 b rbs Verordening Wmo-platform Giessenlanden.doc Page 1 Onderwerp: Verordening Wmo-platform Giessenlanden De raad van de gemeente Giessenlanden, overwegende

Nadere informatie

Medezeggenschap van Openbare Bibliotheken 2016

Medezeggenschap van Openbare Bibliotheken 2016 Medezeggenschap van Openbare Bibliotheken 2016 SAMEN WINNEN Resultaten enquête-onderzoek Medezeggenschap Openbare Bibliotheken Voorwoord In het sociaal contract dat cao-partijen hebben afgesloten is de

Nadere informatie

Samenvatting en rapportage Klanttevredenheidsonderzoek PPF 2011/2012

Samenvatting en rapportage Klanttevredenheidsonderzoek PPF 2011/2012 Samenvatting en rapportage Klanttevredenheidsonderzoek PPF 0/0 Stichting Personeelspensioenfonds Cordares (PPF) Astrid Currie, communicatieadviseur Maart 0 versie.0 Pagina versie.0 Inleiding Op initiatief

Nadere informatie

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers nderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Goirle DIMENSUS beleidsonderzoek April 2012 Projectnummer 488 Het onderzoek De gemeente Goirle is eind april 2010

Nadere informatie

3 Ondernemingspensioenfondsen

3 Ondernemingspensioenfondsen 3 Ondernemingspensioenfondsen 3.1 Medezeggenschap van gepensioneerden Ondernemingspensioenfondsen worden in het convenant opgeroepen om een (wettelijke) raad op te richten of directe bestuursvertegenwoordiging

Nadere informatie

Regeling Adviesraad Wmo gemeente Hardenberg

Regeling Adviesraad Wmo gemeente Hardenberg No. 2007/JKNE/123168 Onderwerp: Regeling Adviesraad Wmo. Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hardenberg; Overwegende dat het wenselijk is ten behoeve van de beleidsvorming en de uitvoering van de

Nadere informatie

INFORMATIEVOORZIENING URENAFTREK DOOR ZELFSTANDIGEN VANUIT WW

INFORMATIEVOORZIENING URENAFTREK DOOR ZELFSTANDIGEN VANUIT WW INFORMATIEVOORZIENING URENAFTREK DOOR ZELFSTANDIGEN VANUIT WW INFORMATIEVOORZIENING URENAFTREK DOOR ZELFSTANDIGEN VANUIT WW - eindrapport - drs. L.F. Heuts drs. R.C. van Waveren Amsterdam, december 2009

Nadere informatie

Het adviesrecht van de or

Het adviesrecht van de or FNV Bondgenoten Het adviesrecht van de or Een korte toelichting Wat is het adviesrecht? Voor een aantal belangrijke besluiten op financieel-economisch en organisatorisch terrein is de ondernemer verplicht

Nadere informatie

Regelgeving Horeca Maastricht 2005

Regelgeving Horeca Maastricht 2005 Regelgeving Horeca Maastricht 2005 Rapportage: Gemeente Maastricht Servicecentrum Onderzoek en Informatie Auteur: Sabine Bosch Met medewerking van: Marcel Theunissen Duboisdomein 30 Postbus 1992 6201 BZ

Nadere informatie

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel

Nadere informatie

Meerwaarde van medezeggenschap Rol en rechten tijdens marktwerking in de zorg. in de WOR of in de war

Meerwaarde van medezeggenschap Rol en rechten tijdens marktwerking in de zorg. in de WOR of in de war Meerwaarde van medezeggenschap Rol en rechten tijdens marktwerking in de zorg. in de WOR of in de war Marco Sikkel Doelstellingen training U bent bekend met de plaats van de OR in de onderneming. U kent

Nadere informatie

De Rekenkamer is verder nagegaan of de verantwoording van de verschuldigde vergoeding over 2011, 2012 en 2013 volledig is.

De Rekenkamer is verder nagegaan of de verantwoording van de verschuldigde vergoeding over 2011, 2012 en 2013 volledig is. 1 Managementsamenvatting De managementsamenvatting is geschreven in het Nederlands en het Papiamentu. De Rekenkamer wil hiermee bereiken dat meer mensen kennis kunnen nemen van de inhoud van het rapport.

Nadere informatie

Rapportage Onderzoek betaaltermijnen en betaalgedrag MKB Uitgevoerd door Direct Research In opdracht van Betaalme.

Rapportage Onderzoek betaaltermijnen en betaalgedrag MKB Uitgevoerd door Direct Research In opdracht van Betaalme. Rapportage Onderzoek betaaltermijnen en betaalgedrag MKB 2018 Uitgevoerd door Direct Research In opdracht van Betaalme.nu Juni 2018 Achtergrond van het onderzoek Doel onderzoek DirectResearch heeft in

Nadere informatie

Uitkomsten Onderzoek ervaren Toezichtslast AEO

Uitkomsten Onderzoek ervaren Toezichtslast AEO Uitkomsten Onderzoek ervaren Toezichtslast AEO 26 september 2017 Onderzoek ervaren Toezichtslast AEO Aanleiding: Bespreking in Overleg Douane-Bedrijfsleven (ODB) AEO-bedrijven ervaren geen afnemende cumulatieve

Nadere informatie

Gemeente Roosendaal. Klanttevredenheidsonderzoek Wmo over 2013. Concept. 11 augustus 2014

Gemeente Roosendaal. Klanttevredenheidsonderzoek Wmo over 2013. Concept. 11 augustus 2014 Gemeente Roosendaal Klanttevredenheidsonderzoek Wmo over 2013 Concept 11 augustus 2014 DATUM 11 augustus 2014 TITEL Klanttevredenheidsonderzoek Wmo over 2013 ONDERTITEL Concept OPDRACHTGEVER Gemeente Roosendaal

Nadere informatie

Medezeggenschapsstatuut

Medezeggenschapsstatuut Stichting Acis openbaar primair onderwijs Hoeksche Waard Medezeggenschapsstatuut voor MR en GMR Gewijzigd en opnieuw vastgesteld door het College van Bestuur d.d. 24 maart 2017 na instemming van de Gemeenschappelijke

Nadere informatie

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaringsonderzoek Wmo Cliëntervaringsonderzoek Wmo Gemeente Groningen 2017 Laura de Jong Marjolein Kolstein Oktober 2018 Inge de Vries www.oisgroningen.nl Inhoud Inhoud... 2 Samenvatting... 3 2.7 Overige ondersteuning... 16

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

Medezeggenschapsstatuut van Stichting "Het Rijnlands Lyceum" te Wassenaar, primair onderwijs

Medezeggenschapsstatuut van Stichting Het Rijnlands Lyceum te Wassenaar, primair onderwijs Medezeggenschapsstatuut van Stichting "Het Rijnlands Lyceum" te Wassenaar, primair onderwijs Het bestuur van Stichting "Het Rijnlands Lyceum" en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van de gemeenschappelijke

Nadere informatie

Cliëntervaringen Wmo hulpmiddelen s-hertogenbosch. Vervolgmeting 2018

Cliëntervaringen Wmo hulpmiddelen s-hertogenbosch. Vervolgmeting 2018 Cliëntervaringen Wmo hulpmiddelen s-hertogenbosch Vervolgmeting 2018 Afdeling Onderzoek & Statistiek Februari 2019 Samenvatting De gemeente geeft indicaties af voor Wmo hulpmiddelen. Welzorg verzorgt de

Nadere informatie

Zzp ers in de provincie Utrecht 2013. Onderzoek naar een groeiende beroepsgroep

Zzp ers in de provincie Utrecht 2013. Onderzoek naar een groeiende beroepsgroep Zzp ers in de provincie Utrecht 2013 Onderzoek naar een groeiende beroepsgroep Ester Hilhorst Economic Board Utrecht Februari 2014 Inhoud Samenvatting Samenvatting Crisis kost meer banen in 2013 Banenverlies

Nadere informatie

Burgerpanel Leidse Regio - peiling februari 2017

Burgerpanel Leidse Regio - peiling februari 2017 Burgerpanel Leidse Regio - peiling februari 2017 Regionaal panel ten behoeve van de Toekomstvisie Leidse regio 2027 Wat is de beste vorm om bestuurlijk samen te werken om de Leidse regio toekomstbestendig

Nadere informatie

RUZIE OVER DE FUSIE?

RUZIE OVER DE FUSIE? RUZIE OVER DE FUSIE? resultaten van een enquête onder gemeentebestuurders en raadsleden in Noord-Holland, Utrecht en Flevoland Amsterdam, november 2011 Projectnummer: 1578 ERGO: BUREAU VOOR MARKT- EN BELEIDSONDERZOEK

Nadere informatie

TAKEN, BEVOEGDHEDEN en FACILITEITEN ONDERDEELCOMMISSIES OR 2008-2011

TAKEN, BEVOEGDHEDEN en FACILITEITEN ONDERDEELCOMMISSIES OR 2008-2011 Artikel 15 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) is van toepassing op de onderdeelcommissies. Het artikel luidt: De ondernemingsraad kan ( ) voor onderdelen van de onderneming onderdeelcommissies instellen

Nadere informatie

Nadere uitleg is opgenomen in de implementatiehandleiding, onderdeel van de bij deze modelverordening behorende ledenbrief.

Nadere uitleg is opgenomen in de implementatiehandleiding, onderdeel van de bij deze modelverordening behorende ledenbrief. Modelverordening cliºntenparticipatie Participatiewet Leeswijzer modelbepalingen - [...] of [iets] = door gemeente in te vullen, zie bijvoorbeeld artikel 2, derde lid. - [iets] = facultatief, zie bijvoorbeeld

Nadere informatie

Bijlage bij persbericht 5 van de SBI Formaat MonitOR Thema: de rechten en bevoegdheden van de OR

Bijlage bij persbericht 5 van de SBI Formaat MonitOR Thema: de rechten en bevoegdheden van de OR Bijlage bij persbericht 5 van de SBI Formaat MonitOR 2015-2016 Thema: de rechten en bevoegdheden van de OR We starten de analyse met de overkoepelende vraag: In hoeverre benut de OR volgens u zijn rechten

Nadere informatie

Inventarisatie medewerkers met een arbeidsbeperking in openbare bibliotheken

Inventarisatie medewerkers met een arbeidsbeperking in openbare bibliotheken Inventarisatie medewerkers met een arbeidsbeperking in openbare bibliotheken Januari 2015 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 5 1.1 Opzet... 5 1.2 Leeswijzer... 6 2. Inventarisatie medewerkers arbeidsbeperking...

Nadere informatie

Voorwoord. Het rapport is geschreven door Riemer Kemper onder begeleiding van ondergetekende.

Voorwoord. Het rapport is geschreven door Riemer Kemper onder begeleiding van ondergetekende. Voorwoord Dit rapport bevat de resultaten van een onderzoek naar de naleving van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) in 2005 onder vestigingen van ondernemingen in Nederland. Het betreft een herhaling

Nadere informatie

Rapportage Onderzoek Lerarentekort

Rapportage Onderzoek Lerarentekort Rapportage Onderzoek Lerarentekort In opdracht van: Contactpersoon: PO-Raad Onika Pinkus Utrecht, juli 2018 Postbus 681 3500 AR Utrecht Telefoon: 0302631080 e-mail: info@duo-onderwijsonderzoek.nl website:

Nadere informatie

Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties

Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties in de architectenbranche QUICKSCAN mei 2013 Inhoud Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties 3 Resultaten 6 Bureau-intermediair I Persoonlijk urenbudget 6 Keuzebepalingen

Nadere informatie

Onderzoek naar de mening van burgers over de berekening van kinderalimentatie

Onderzoek naar de mening van burgers over de berekening van kinderalimentatie Onderzoek naar de mening van burgers over de berekening van kinderalimentatie September 2011 Bregje Dijksterhuis (HvA) & Nina Vels (LBIO) Inhoud 1 Inleiding... 2 1.1 Doel... 2 1.2 Onderzoeksvragen... 2

Nadere informatie

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013 Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep Gemeente Ubbergen Juni 2013 Colofon Uitgave I&O Research BV Zuiderval 70 7543 EZ Enschede tel. (053) 4825000 Rapportnummer 2013/033 Datum

Nadere informatie

Openingstijden Stadswinkels 2008

Openingstijden Stadswinkels 2008 Openingstijden Stadswinkels 2008 Openingstijden Stadswinkels 2008 René van Duin & Maaike Dujardin Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) december 2008 In opdracht van Publiekszaken afdeling Beleid

Nadere informatie

Afspraken tussen ondernemer en OR

Afspraken tussen ondernemer en OR Bijlage B Afspraken tussen ondernemer en OR Algemeen Afspraken tussen ondernemer en OR (GOR en COR daaronder ook begrepen) kunnen op verschillende manieren gestalte krijgen. Ze kunnen mondeling worden

Nadere informatie

Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad

Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad Statuut voor bevoegd gezag met meerdere scholen primair onderwijs (po) Medezeggenschapsstatuut van Stichting Eenbes Basisonderwijs te Geldrop Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen

Nadere informatie

Medezeggenschapsstatuut

Medezeggenschapsstatuut Medezeggenschapsstatuut Ingangsdatum op 1 augustus 2007 Instemming MR op 22 mei 2007 Vastgesteld in bestuur op 29 mei 2007 A. medezeggenschaps- en overlegstructuur In onderstaande schema s is de medezeggenschaps-

Nadere informatie

MEDEZEGGENSCHAPSSTATUUT SWV Passend Onderwijs PO te Apeldoorn

MEDEZEGGENSCHAPSSTATUUT SWV Passend Onderwijs PO te Apeldoorn Versie 4 december 2014 MEDEZEGGENSCHAPSSTATUUT SWV Passend Onderwijs 25.05 PO te Apeldoorn Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen a. wet: de Wet medezeggenschap op scholen (Stb. 2006,

Nadere informatie

Samenwerkingsovereenkomst Vrijwilligersraad Stichting Surplus 1.0

Samenwerkingsovereenkomst Vrijwilligersraad Stichting Surplus 1.0 1 Samenwerkingsovereenkomst Vrijwilligersraad Stichting Surplus 1.0 Preambule Vrijwillig medewerkers in zorg en welzijn verrichten onbetaald en vrijwillig werkzaamheden in georganiseerd verband. Zij doen

Nadere informatie

Voor het wachtlijstonderzoek is de wachttijd per kind onderzocht en gewerkt met het bestand kinderen.

Voor het wachtlijstonderzoek is de wachttijd per kind onderzocht en gewerkt met het bestand kinderen. Bijlage 7 behorend bij eindrapport Wachtlijsten en tijden in de kinderopvang door NIPO i.s.m. Vyvoj, 17 december 2003 Wachtlijstonderzoek via ouderbevraging Ouderbevraging op basis van een representatieve

Nadere informatie

De Tabakswet. Rapport. Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief roken, houding t.a.v. en steun voor rookverboden Cyrille Koolhaas

De Tabakswet. Rapport. Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief roken, houding t.a.v. en steun voor rookverboden Cyrille Koolhaas Grote Bickersstraat 74 13 KS Amsterdam Postbus 247 00 AE Amsterdam t 0 522 54 44 f 0 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Rapport De Tabakswet Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief

Nadere informatie

Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd

Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd Inhoudsopgave Samenvatting 3 1. Inleiding 4 1.1 Doelgroep 4 1.2 Methode 4 1.3 Respons 4 2. Resultaten Wmo 5 2.1 Contact en toegankelijkheid van hulp of ondersteuning

Nadere informatie

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016 ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek 2014 mei 2016 1 Arbeidsmarktplatform

Nadere informatie

Vraag naar Arbeid 2015

Vraag naar Arbeid 2015 Bijlage A: Opzet van het onderzoek Auteurs Patricia van Echtelt Roelof Schellingerhout Marian de Voogd-Hamelink Bijlage A. Opzet van het onderzoek Het rapport Vraag naar Arbeid 2015 beschrijft de ontwikkelingen

Nadere informatie

Windenergie in Noord. 5 e panelmeting stadsdeel Noord. Inleiding

Windenergie in Noord. 5 e panelmeting stadsdeel Noord. Inleiding Windenergie in Noord 5 e panelmeting stadsdeel Noord Inleiding Eind 2009 heeft O+S voor stadsdeel Noord een bewonerspanel opgezet. Dit panel telt momenteel 344 leden. O+S heeft vier keer een enquête uitgezet

Nadere informatie

Medezeggenschapsstatuut. van CSG Liudger te Drachten

Medezeggenschapsstatuut. van CSG Liudger te Drachten Medezeggenschapsstatuut van CSG Liudger te Drachten Versie: 15 september 2014 Inhoudsopgave 1 Preambule 2 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 2 Artikel 1 Begripsbepalingen 2 Hoofdstuk 2 Inrichting van de medezeggenschap

Nadere informatie

Reglement van de Raad van Toezicht

Reglement van de Raad van Toezicht Van de besluit gelet op richtlijn 23 van de Code Goed Onderwijsbestuur VO d.d. 4 juni 2015 en artikel 11 lid 4 van de statuten van de stichting tot vaststelling van het onderstaande Reglement van de Raad

Nadere informatie

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN Klanttevredenheidsonderzoek Schoonmaakdienst gemeente Haren Colofon Opdrachtgever Gemeente Haren Datum December 2016 Auteurs Tessa Schoot Uiterkamp

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie

RESULTATEN CONJUNCTUURENQUETE 1STE HELFT 2018

RESULTATEN CONJUNCTUURENQUETE 1STE HELFT 2018 RESULTATEN CONJUNCTUURENQUETE 1STE HELFT 2018 Willemstad, september 2018 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Investeringsbelemmeringen Vertrouwen in de economie... 4 Vertrouwen in de toekomst... 5 Perceptie investeringsklimaat...

Nadere informatie

Life event: Een nieuwe baan

Life event: Een nieuwe baan Life event: Een nieuwe baan Inhoudsopgave 1 Belangrijke bevindingen 2 Achtergrond en verantwoording 3 Onderzoeksresultaten Arbeidsvoorwaarden en pensioenregeling Pensioeninformatie Pensioenkennis Waardeoverdracht

Nadere informatie

Werkend leren in de jeugdhulpverlening

Werkend leren in de jeugdhulpverlening Werkend leren in de jeugdhulpverlening en welzijnssector Nulmeting Samenvatting Een onderzoek in opdracht van Sectorfonds Welzijn Bernadette Holmes-Wijnker Jaap Bouwmeester B2796 Leiden, 1 oktober 2003

Nadere informatie

1. Inleiding Methode van onderzoek Responsverantwoording Leeswijzer 2

1. Inleiding Methode van onderzoek Responsverantwoording Leeswijzer 2 Inhoud 1. Inleiding 1 1.1. Methode van onderzoek 1 1.2. Responsverantwoording 1 1.3. Leeswijzer 2 2. Tevredenheid Wmo-cliënten 3 2.1. Aanvragen van de voorzieningen 3 2.2. (On)Tevredenheid PGB 4 2.3. Tevredenheid

Nadere informatie

Jaarverslag 2010. WSW Raad Amsterdam

Jaarverslag 2010. WSW Raad Amsterdam Jaarverslag 2010 WSW Raad Amsterdam april 2011 Mw. H.J. Gussenhoven Ambtelijk Secretaris WSW Raad Voorwoord van de voorzitter De WSW Raad is op basis van de Verordening WSW in 2009 ingesteld. De raad heeft

Nadere informatie

Dit statuut is gebaseerd op het voorbeeldstatuut van de Stichting Onderwijsgeschillen (infowms.nl)

Dit statuut is gebaseerd op het voorbeeldstatuut van de Stichting Onderwijsgeschillen (infowms.nl) Medezeggenschapsstatuut Voortgezet Onderwijs van de Stichting Het Rijnlands Lyceum te Wassenaar Preambule Het bestuur van Stichting "Het Rijnlands Lyceum" en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad

Nadere informatie

RAPPORT TEVREDENHEID CLIËNTEN WMO

RAPPORT TEVREDENHEID CLIËNTEN WMO RAPPORT TEVREDENHEID CLIËNTEN WMO Emmen 1 INDEX Index...2 Inleiding...3 1 Samenvatting...4 2 Verantwoording en achtergrondgegevens...5 3 Toegang tot de ondersteuning...7 4 Hulp bij het huishouden...9 5

Nadere informatie

AFSPRAKEN TUSSEN DE ONDERNEMER FOM EN DE CENTRALE ONDERNEMINGSRAAD FOM

AFSPRAKEN TUSSEN DE ONDERNEMER FOM EN DE CENTRALE ONDERNEMINGSRAAD FOM AFSPRAKEN TUSSEN DE ONDERNEMER FOM EN DE CENTRALE ONDERNEMINGSRAAD FOM Artikel 1 Algemeen Artikel 2 Bevoegdheden Artikel 3 Kandidaatstelling Artikel 4 Voordracht tot Uitsluiting Artikel 5 Overleg vergadering

Nadere informatie

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8

Nadere informatie

Statuut medezeggenschap bestuur met meerdere scholen in het primair onderwijs

Statuut medezeggenschap bestuur met meerdere scholen in het primair onderwijs Statuut medezeggenschap bestuur met meerdere scholen in het primair onderwijs Medezeggenschapsstatuut van De Vereniging tot het verstrekken van Basisonderwijs op Gereformeerde Grondslag te Scherpenzeel.

Nadere informatie

Gemeente Nederweert. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 30 juni 2017

Gemeente Nederweert. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 30 juni 2017 Gemeente Nederweert Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 30 juni 2017 DATUM 30 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl

Nadere informatie

Vragenlijst - Monitor Ledenraad 2014

Vragenlijst - Monitor Ledenraad 2014 Rabobank vindt het belangrijk te weten wat u vindt van de rol die uw ledenraad heeft binnen de bank en het functioneren ervan. Door mee te werken aan dit onderzoek kunt u uw bank helpen om beter

Nadere informatie

Verordening cliëntparticipatie Participatiewet Gemeente Heemskerk 2016

Verordening cliëntparticipatie Participatiewet Gemeente Heemskerk 2016 Verordening cliëntparticipatie Participatiewet Gemeente Heemskerk 2016 BIVO/2015/30210 *Z01CC7E5FBF* Inhoud Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Definities Artikel 2. Doelstelling Artikel 3. Samenstelling

Nadere informatie

Onderzoek Zondagopenstelling Gemeente Borger-Odoorn

Onderzoek Zondagopenstelling Gemeente Borger-Odoorn Onderzoek Zondagopenstelling Gemeente Borger-Odoorn Oktober 2015 2 Management Summary Inleiding Ongeveer een jaar geleden heeft de gemeenteraad van Borger-Odoorn besloten om de winkels in haar gemeente

Nadere informatie

KTO Het Nieuwe Inzamelen Overvecht

KTO Het Nieuwe Inzamelen Overvecht KTO Het Nieuwe Inzamelen Overvecht Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht Postbus 16200 3500 CE Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl in opdracht van Inzamelen, Markten

Nadere informatie

Bijlage bij persbericht 6 van de SBI Formaat MonitOR Thema: faciliteiten voor het OR-werk

Bijlage bij persbericht 6 van de SBI Formaat MonitOR Thema: faciliteiten voor het OR-werk Bijlage bij persbericht 6 van de SBI Formaat MonitOR 2015-2016 Thema: faciliteiten voor het OR-werk De tijd voor het OR-werk Een belangrijke faciliteit is de tijd die een OR-lid mag besteden aan zijn OR-werkzaamheden.

Nadere informatie

Alfahulp en huishoudelijke hulp. Rapportage Ons kenmerk: 11110 Juni 2014

Alfahulp en huishoudelijke hulp. Rapportage Ons kenmerk: 11110 Juni 2014 Alfahulp en huishoudelijke hulp Rapportage Ons kenmerk: 11110 Juni 2014 Inhoudsopgave Geschreven voor Achtergrond & doelstelling 3 Conclusies 5 Resultaten 10 Bereidheid tot betalen 11 Naleven regels 17

Nadere informatie

Rapportage Onderzoek buitenles

Rapportage Onderzoek buitenles Rapportage Onderzoek buitenles In opdracht van: Contactpersoon: Jantje Beton en IVN Natuureducatie Wilma Nugteren Utrecht, maart 2018 Postbus 681 3500 AR Utrecht Telefoon: 030 263 10 80 e-mail: info@duo-onderwijsonderzoek.nl

Nadere informatie

Rapportage Onderzoek Werkdrukmiddelen

Rapportage Onderzoek Werkdrukmiddelen Rapportage In opdracht van: PO-Raad Utrecht, juli 2019 Postbus 681 3500 AR Utrecht Telefoon: 0302631080 e-mail: info@duo-onderwijsonderzoek.nl website: www.duo-onderwijsonderzoek.nl INHOUDSOPGAVE Paragraaf

Nadere informatie