Financiering op basis van vorderingen: de positie van het vorderingsrecht in het Burgerlijk Wetboek 1

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Financiering op basis van vorderingen: de positie van het vorderingsrecht in het Burgerlijk Wetboek 1"

Transcriptie

1 FINANCIERING EN ZEKERHEDEN Prof. mr. R.M. Wibier* Financiering op basis van vorderingen: de positie van het vorderingsrecht in het Burgerlijk Wetboek 1 1. INLEIDING Het is zo langzamerhand een juridisch cliché geworden om te zeggen dat in onze dienstenmaatschappij het vorderingsrecht belangrijker is geworden dan de zaak. Bestond een vermogen vroeger vooral uit grondbezit en roerende zaken in de vorm van het over die grond scharrelende vee 2 en de voor de landbebouwing noodzakelijke gereedschappen, tegenwoordig is iemands rijkdom vooral af te lezen aan zijn immateriële vermogensbestanddelen zoals IE-rechten, in contracten vastgelegde klantenrelaties, 3 goodwill, en (vooral) vorderingsrechten in de vorm van aanspraken op financiële ondernemingen zoals banksaldi en effectentegoeden. Dat gegeven roept allerlei interessante vermogensrechtelijke vragen op, die allemaal onder één noemer te vatten zijn: is ons vermogensrecht eigenlijk wel bestand tegen deze gewijzigde maatschappelijke omstandigheden of zou het wellicht zinvol kunnen zijn om het Burgerlijk Wetboek uit te breiden met specifieke bepalingen die gericht zijn op vorderingsrechten? 4 Over die vraag gaat deze bijdrage. Dit is een groot onderwerp en om tot een behoorlijk antwoord te komen op de vraag is uitgebreid onderzoek nodig. In deze bijdrage beperk ik mij noodgedwongen tot een eerste oriëntatie op de problematiek aan de hand van een concreet voorbeeld. Ik sluit daarbij aan bij een discussie die ik vijf jaar geleden voerde met Jan Biemans in het Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht. Onze discussie ging over de vraag of vorderingsrechten door verkrijgende verjaring kunnen overgaan en de daarmee nauw samenhangende vraag of bezit van vorderingsrechten mogelijk is. 5 Na een korte inleiding over de verhouding tussen zaken en vermogensrechten in het Burgerlijk Wetboek (par. 2), ga ik in par. 3 in op een geval waarin het begrip goed wellicht te ruim lijkt, namelijk daar waar sprake is van bezit van goederen. Vervolgens maak ik een en ander in par. 4 concreter door in te gaan op de (on)mogelijkheid van verkrijgende verjaring van vorderingen op naam. Ik sluit af met een korte conclusie (par. 5). 2. ZAKEN VS. VORDERINGEN IN HET BUR- GERLIJK WETBOEK Mijn punt dat het Burgerlijk Wetboek vooral is toegesneden op zaken en dat de wetgever bij veel bepalingen waar het woord goed wordt gebruikt, onbewust het begrip zaak voor ogen heeft gehad, is mij op kritiek komen te staat van iemand van wie je liever geen kritiek hebt. Prof. W. Snijders, die nauw betrokken was bij de invoering van het Burgerlijk Wetboek en moet worden beschouwd als een van de grootste BW-autoriteiten van Nederland, wees mij bij gelegenheid van een seminar op het feit dat het Burgerlijk Wetboek juist bij uitstek rekening houdt met het fenomeen vorderingen, met name door juist het begrip goed 6, dat zowel zaken als vermogensrechten (waaronder de vorderingsrechten) omvat, tot uitgangspunt te nemen. En daarin heeft hij natuurlijk volkomen gelijk. Het Burgerlijk Wetboek neemt tot uitgangspunt dat er twee hoofdcategorieën goederen bestaan. Zaken * Prof. mr. R.M. Wibier is hoogleraar privaatrecht aan de Universiteit van Tilburg, advocaat bij Lexence N.V. te Amsterdam en redacteur van dit tijdschrift. De materie waarover dit artikel gaat, heeft tot een levendige discussie geleid binnen het team goederen- en insolventierecht van de Tilburgse rechtenfaculteit. De auteur dankt met name mrs. Suzanne van Bergen, Jael Diamant en Anne-Marie van Neer voor hun bijdrage aan die discussie. Dit artikel is er beter van geworden. Eventuele vergissingen en onjuistheden zijn uiteraard volledig voor rekening van de auteur zelf. In het huidige tijdsgewricht zijn dieren zelfs geen zaken meer, zie art. 3:2a BW. Denk bijvoorbeeld aan het portefeuillerecht van de verzekeringstussenpersoon, zie art. 4:104 Wft. De vraag is eigenlijk niet beperkt tot vorderingsrechten, maar omvat alle niet-tastbare vermogensrechten. Ik beperk mij in deze bijdrage echter tot vorderingen op naam. In NTBR 2007, 10, p schreef Biemans een bijdrage onder de titel Zeven vragen over de verkrijgende verjaring van vorderingen (Biemans 2007a), waarop ik een reactie schreef met als titel Eén vraag over de verkrijgende verjaring van vorderingen, gepubliceerd in NTBR 2007, 35 samen met een naschrift van Biemans onder de titel Vorderingen in of uit het goederenrecht? Een voortgezet debat (NTBR 2007, 36). Art. 3:1 BW: Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten.

2 zijn de stoffelijke objecten 7 en vermogensrechten zijn de niet-tastbare vermogensbestanddelen. 8 En toch is er hier naar mijn mening meer aan de hand. In het Burgerlijk Wetboek worden zaken en vermogensrechten vaak op dezelfde manier behandeld, juist doordat in verschillende wetsartikelen het overkoepelende begrip goed wordt gebruikt. Men neme bijvoorbeeld art. 3:84 lid 1 BW: Voor de overdracht van een goed wordt vereist een levering krachtens geldige titel, verricht door hem die bevoegd is over het goed te beschikken. Zowel zaken als vermogensrechten kunnen (in beginsel) worden overgedragen mits aan de vereisten van dit artikel wordt voldaan. 9 Daarmee is het Burgerlijk Wetboek nog steeds bruikbaar in de ten opzichte van de jaren 50 van de vorige eeuw (toen de kern van het vermogensrecht is opgeschreven door prof. E.M. Meijers) veranderde maatschappelijke situatie waarin niet zaken, maar (andere), niet-tastbare vermogensrechten de voornaamste vermogensbestanddelen vormen. 10 En daar zit hem precies het probleem. In 1992 is ervoor gekozen om stoffelijke en niet-stoffelijke vermogensrechten in veel opzichten gelijk te schakelen. Heel veel bepalingen in het Burgerlijk Wetboek gebruiken de overkoepelende term goed. Is het uitgangspunt om zaken en niet-stoffelijke vermogensobjecten over één kam te scheren echter wel juist? Verschillen stoffelijke, en onstoffelijke objecten niet veel te veel van elkaar? Zou het juist niet beter geweest zijn een vermogensrecht te schrijven voor zaken (waarvoor het huidige Burgerlijk Wetboek zonder meer geschikt is) en daarnaast een apart vermogensrecht voor niet-stoffelijke objecten? Is het eigenlijk niet heel vreemd dat wel een apart Boek 5 bestaat dat zich toespitst op zaken, maar niet een boek dat zich specifiek richt op onstoffelijke objecten zodat op de relevante plaatsen kan worden afgeweken van het algemene vermogensrecht? Natuurlijk, ik ben niet vergeten dat er zoiets bestaat als een Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek dat zich inderdaad specifiek richt op verbintenissen. Maar Boek 6 is van een andere orde. Het bevat de bronnen van verbintenissen, de regels van nakoming en niet-nakoming, enz. Maar het gaat niet in op de vraag hoe een vorderingsrecht (of ander immaterieel recht) goederenrechtelijk behandeld dient te worden. 11 In de systematiek van het huidige Burgerlijk Wetboek is dat ook niet nodig, want het vorderingrecht wordt behandeld in Boek 3 als een van de varianten van het overkoepelende begrip goed. Wat ik mij afvraag is of die keuze in het huidige tijdsgewricht soms ongelukkig uit kan pakken. Ik zeg niet dat dat zo is, maar ik vind het wel de moeite waard die vraag aan een nader onderzoek te onderwerpen. Laat ik mij, na deze abstracte beschouwingen, richten op een aantal concrete voorbeelden. 3. GOED, VORDERING OF ZAAK? Lezend in het Burgerlijk Wetboek, bekruipt mij op diverse plaatsen het gevoel dat daar waar het begrip goed in de wet staat, in ieder geval te discussiëren valt over de vraag of er wel echt goed bedoeld is, althans of het gebruik van de term goed wel voldoende is doordacht. Het gaat dan om bepalingen die voor zaken evident werken en een zinvolle betekenis hebben, maar voor vorderingsrechten 12 misschien iets meer geestelijke flexibiliteit vergen. Voorbeelden zijn niet moeilijk te verzinnen. Neem nu art. 3:107 BW: Bezit is het houden van een goed voor zichzelf. Een zaak houden voor jezelf, dat valt nog wel te begrijpen. Houden is het uitoefenen van feitelijke macht en ik kan zonder enige moeite feitelijke macht uitoefenen over mijn auto (en daarbij uitstralen dat ik pretendeer eigenaar te zijn van die auto waarmee ik die auto bezit en zelfs wordt vermoed rechthebbende van die auto te zijn, zie art. 3:109 en 3:119 BW). Maar hoe oefen ik feitelijke macht uit over een vorderingsrecht? Als ik ervan uitga dat er in art. 3:107 lid 1 BW nu eenmaal goed staat en daaruit afleid dat het dus kennelijk mogelijk is om feitelijke macht uit te oefenen over een vorderingsrecht, dan kan ik vervolgens wel een constructie verzinnen waarmee die feitelijke macht geconstrueerd zou kunnen worden. Je kunt misschien zeggen dat je fei- 7. Art. 3:2 BW: Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten. 8. Art. 3:6 BW: Rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een ander recht, overdraagbaar zijn, of er toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel, zijn vermogensrechten. Een definitie die zonder verder toelichting overigens weinig oplost. De omschrijving van vermogensrechten is zo breed dat (eigendomsrechten op) zaken zelf ook onder de omschrijving lijken te vallen en wie niet weet wat een vermogensrecht is, kan zich na het lezen van art. 3:6 BW vermoedelijk nog steeds geen helder beeld vormen. Zie over deze begrippen uitgebreid: Th.F. de Jong, De structuur van het goederenrecht (diss. Groningen), 2006 en de bespreking daarvan door W. Snijders in WPNR , p , die op goede gronden betoogt dat zaken zelf geen vermogensrechten zijn, gelet op de nevenschikking van beide begrippen in art. 3:1 BW. 9. In beginsel, want er zijn ook diverse uitzonderingen, zie in ieder geval art. 3:83 lid 2 BW op grond waarvan een vorderingsrecht, zeer tot het verdriet van sommige bankiers (Vgl. F.E.J. Beekhoven van den Boezem & G.J.L. Bergervoet, Uitleg van cessie- en verpandingsverboden, TvI , zie ook p. 441 van de in de volgende noot genoemde dissertatie van Rongen), door een partijbeding goederenrechtelijk onoverdraagbaar kan worden gemaakt. 10. Het belang van vorderingen als vermogensobject wordt onder meer benadrukt door het verschijnen van twee lijvige proefschriften over het begrip cessie. Ik doel op het proefschrift van J.W.A. Biemans, Rechtsgevolgen van stille cessie (Serie Onderneming en Recht deel 65), Deventer: Kluwer 2011 en M.H.E. Rongen, Cessie. Beschouwingen over kernthema s van de overdracht van vorderingen op naam tegen de achtergrond van de hedendaagse internationale praktijk en securitisation in het bijzonder (Serie Onderneming en Recht deel 70), Deventer: Kluwer Zie voor de (kritische) bespreking van die laatste dissertatie: R. Westrik, MvV , p. 16 e.v. 11. Bij een enkele bepaling is dat wel min of meer het geval, zie bijvoorbeeld art. 6:142 BW. 12. Ik doel met de term vordering steeds op vorderingen op naam. Toonder- en ordervorderingen vertonen juist veel overeenkomsten met zaken en worden door het recht dan ook terecht vaak op dezelfde wijze behandeld. 69

3 telijke macht uitoefent over een vorderingsrecht door de debiteur tot betaling aan te spreken, maar enigszins gekunsteld is een dergelijke constructie wel en de feitelijke component van het machtsbegrip wordt op die manier volledig naar de achtergrond geduwd. Daar waar er bij (roerende) zaken min of meer van nature een toestand bestaat waarbij het zinvol is te spreken van het uitoefenen van feitelijke macht door iemand, ontbreekt een dergelijke natuurlijke verhouding tussen feitelijke macht en niettastbare objecten. Alleen door abstracte constructies kan een dergelijke relatie worden gelegd, bijvoorbeeld door aan te nemen dat iemand die zich presenteert als schuldeiser geacht moet worden feitelijke macht over een vordering uit te oefenen. De facto doet hij dat natuurlijk niet: een vordering kun je niet vastpakken, dus reeds om die reden lijkt het lastig aan te nemen dat iemand feitelijke macht uitoefent over zoiets abstracts als een vorderingsrecht. Alleen wanneer men de feitelijke component van bezit en houderschap volledig negeert, kan men tot de conclusie komen dat men vorderingen kan houden of daarvan bezitter kan zijn. Daar komt nog een belangrijk punt bij. Als ik een zaak onder mij heb en als ik daar feitelijke macht over uitoefen, gaat daar een zekere uitstraling naar de rest van de wereld van uit. Iedereen kan in beginsel zien dat ik die feitelijke macht uitoefen, en iedereen kan daaraan conclusies verbinden, bijvoorbeeld het vermoeden dat ik eigenaar van de desbetreffende zaak ben. Bij de juridische constructie die nodig is om aan te nemen dat men ook feitelijke macht kan uitoefenen over een abstract, in de fysieke wereld niet bestaand fenomeen als een vordering, ontbreekt die uitstraling naar de buitenwereld goeddeels. Als aangenomen moet worden dat feitelijke machtsuitoefening bij een vorderingsrecht de vorm aanneemt van het in ontvangst nemen van rentebetalingen op die vordering en het aanspreken van de debiteur tot betaling, dan is dat iets dat alleen maar zichtbaar is voor de debiteur van die vordering en in beginsel verborgen zal blijven voor de rest van de wereld. Dit punt is van belang voor de vraag of het mogelijk is een vordering te verkrijgen door verkrijgende verjaring en ik kom er dan ook op terug in par. 4. Voor nu volstaat de conclusie dat het uitoefenen van feitelijke macht over een vorderingsrecht, niet zo voor de hand liggend is als in de parlementaire geschiedenis wel wordt aangenomen. Dat het begrip goed misschien al te veel is geënt op zaken, blijkt naar mijn mening ook uit art. 3:109 en 3:119 BW. Die artikelen bewerkstelligen dat de houder van een zaak vermoed wordt de rechthebbende van die zaak te zijn. Dit belangrijke beginsel van vermogensrecht werd, zoals bekend, de beleggers die hun effecten in de kluis van Teixeira de Mattos ter bewaring hadden gegeven fataal. 13 Mulder en Peijnenburg hadden in 1964 certificaten Nillmij in bewaring gegeven aan Teixeira de Mattos, een bank. In totaal ging het daarbij om vier certificaten waarvan er drie eigendom waren van Peijnenburg en een van Mulder. Vanaf 1966 was Teixeira verplicht een nummeradministratie bij te houden van de effecten, maar op de datum dat aan de bank surseance werd verleend (31 mei 1966) bleek dat zij dat niet had gedaan. Bovendien was de effectenvoorraad in de kluis van Teixeira de Mattos voordurend aan wisselingen onderhevig geweest. Soms kwamen er een paar certificaten Nillmij bij, soms verdween een aantal certificaten uit de kluis. De toegevoegde certificaten konden zowel eigendom zijn van klanten als van Teixeira de Mattos zelf. In rechte vorderen Mulder en Peijnenburg uitlevering van de aan hen toebehorende certificaten. Verbintenisrechtelijk bestond er een verplichting voor Teixiera de Mattos om Mulder en Peijnenburg de hen toekomende certificaten terug te geven. Maar nu aan Teixeira de Mattos surseance van betaling was verleend, volstond een verbintenisrechtelijke verplichting aan de zijde van de bank niet. In surseance worden dergelijke verplichtingen immers in de regel juist niet nagekomen. 14 Nu Mulder en Peijnenburg niet in staat waren aan te tonen dat die vier certificaten Nillmij die zich op datum surseance in de kluis bij de bank bevonden precies die certificaten waren die zij destijds in bewaring hadden gegeven, slaagden zij niet in hun vordering tot revindicatie. Daarmee had Teixeira de Mattos als eigenaar van de effecten te gelden zodat de verkoopopbrengst daarvan door de curator kon worden verdeeld onder alle schuldeisers. Het beginsel dat feitelijke macht, uitgeoefend met eigendomspretentie, leidt tot een vermoeden van daadwerkelijke eigendom, ligt vast in art. 3:109 en 3:119 BW. Maar art. 3:109 en 3:119 BW zijn naar de letter genomen niet beperkt tot zaken (en daarmee gelijk te stellen rechten aan order of toonder), de wetgever heeft immers de term goed gebruikt. Betekent dit nu dat de houder van een vorderingsrecht tevens als de rechthebbende van dat vorderingsrecht dient te worden aangemerkt? Als ik mij presenteer als de rechthebbende op een vordering door betaling te vragen aan de schuldenaar, is het dan aan die schuldenaar om aan te tonen dat ik niet de rechthebbende ben en dat er dus niet aan mij hoeft te worden betaald? Naar de letter van de wet genomen is dat inderdaad het geval. Toch zal het praktisch zo zijn dat bezit van een vordering (zo al mogelijk) geen enkele rol zal spelen bij de vraag of een vordering toebehoort aan partij A of partij B. De kwestie wie rechthebbende is van die vordering, zal uitsluitend worden beantwoord aan de hand van de vraag tussen wie de overeenkomst tot stand is gekomen, wat de overeenkomst inhoudt en wat dat betekent voor de daaruit voortvloeiende vorderingsrechten en eventueel de vraag of de vordering vervolgens rechtsgeldig is gecedeerd. De eerste zaak waarin de rechter belang toekent aan art. 3:109 en 3:119 BW voor de vraag wie rechthebbende is met betrekking tot een vorderingsrecht, moet nog worden gepubliceerd. Ik denk niet dat wij voor een dergelijke publicatie hoeven te vrezen want iemand die beweert iets te vorderen te hebben van iemand anders zal in de regel zelf met de bewijslast van het bestaan van een vorderingsrecht worden opgezadeld. Daarmee lijkt aangetoond dat het gebruik van de term goed in genoemde artikelen inderdaad te ruim is HR 12 januari 1968, AA 1968, 144, NJ 1968, 274. Het ligt iets subtieler, zie art. 233 Fw, maar praktisch gezien komt het wel hierop neer. 70

4 Tegen die conclusie kunnen echter twee nauw samenhangende tegenwerpingen worden ingebracht. In de eerste plaats wordt aangenomen dat art. 3:109 en 3:119 BW niet van toepassing zijn als het bestaan van een vorderingsrecht betwist is. In dat geval geldt gewoon de regel van art. 150 Rv waaruit volgt dat de pretense schuldeiser zal moeten bewijzen dat hij iets te vorderen heeft. 15 In de tweede plaats zijn genoemde artikelen niet bedoeld om een oplossing te bieden in geschillen waar een pretense schuldeiser en een schuldenaar tegenover elkaar staan, maar uitsluitend in die gevallen waar twee pretense schuldeisers twisten over de vraag wie van hen rechthebbende op het vorderingsrecht is. Beide tegenwerpingen zijn op zichzelf valide, maar ontkrachten mijn stelling dat art. 3:109 en 3:119 BW meer geschikt zijn voor zaken dan voor vorderingsrechten niet. Voor de tegenwerping dat art. 3:109 en 3:119 BW niet van toepassing zijn bij geschillen over het bestaan van de vordering geldt het volgende. In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat de tekst van deze artikelen voor deze zienswijze geen aanknopingspunten biedt. Wat daaruit blijkt is dan ook vooral dat genoemde artikelen (anders dan bij zaken) inderdaad niet in alle gevallen zonder meer op vorderingsrechten kunnen worden toegepast zodat de vraag of het gebruik van die term in de artikelen gelukkig is, legitiem is. Daar komt bij dat door de hierboven geschetste casus van de pretense schuldeiser die zich meldt bij een schuldenaar met de stelling dat hij iets heeft te vorderen (terwijl dat niet zo is) maar een kleine aanpassing behoeft om hem wel weer rechtstreeks onder de werking van art. 3:109 en 3:119 van Boek 3 te brengen. De pretense schuldeiser hoeft alleen maar te verwijzen naar een wél bestaand vorderingrecht, om (naar de letter van de wet) weer gebruik te kunnen maken van de gunstige bewijsvermoedens. Hij zou zich bijvoorbeeld kunnen presenteren als de schuldeiser van een hem bekende lening die de schuldenaar is aangegaan. Maar ook in die situatie blijft de toepassing van die bewijsvermoedens iets wonderlijks hebben: is het nu werkelijk zo dat wanneer de bank die de lening wel heeft verstrekt het recht van de pretense schuldeiser betwist, art. 3:109 en 3:119 BW een nuttige rol kunnen spelen? De tweede tegenwerping, dat het bij art. 3:109 en 3:119 BW gaat om geschillen tussen twee (kandidaat-)rechthebbenden hangt nauw met het voorgaande samen, want zolang de pretense schuldeiser zich op een bestaande vordering beroept, doet zich precies het geval voor waarvoor art. 3:109 en 3:119 BW zijn geschreven. De voorlopige conclusie kan dan ook zijn dat genoemde artikelen voor vorderingsrechten in ieder geval heel anders uitpakken dan wanneer het om (roerende) zaken gaat, zodat er in ieder geval ruimte blijft om te twijfelen aan de juistheid van de term goed. En er zijn meer plekken in de wet aan te wijzen waar op vergelijkbare gronden de vraag gesteld kan worden of de term goed niet al te gemakkelijk is gebruikt. Zonder die kwestie hier verder in detail uit te werken noem ik: art. 3:242 BW dat gaat over de bevoegdheid van de pandhouder om de aan hem in pand gegeven goederen te herverpanden. De herverpandingspraktijk is opgekomen doordat banken aan hen in pand gegeven toonderstukken op hun beurt in pand gaven aan derden ter dekking van hun eigen schulden. Dat een vuistpandhouder feitelijk in staat is om zaken die zich krachtens het pandrecht in zijn macht bevinden in pand te geven voor eigen schulden, staat buiten kijf. 16 Maar in de wet wordt bij herverpanding de term goed gebruikt. Het aannemen van de mogelijkheid ook andere dan in vuistpand gegeven roerende zaken te herverpanden (zoals vorderingen op naam), levert allerlei ingewikkelde puzzels op. Het is naar mijn mening de moeite waard eens grondig te onderzoeken of die problemen niet het directe gevolg zijn van deze mogelijk onjuiste opvatting. 17 Ik laat dat punt hier echter, zoals al aangekondigd, verder rusten. 4. VERKRIJGENDE VERJARING VAN VOR- DERINGEN OP NAAM? Het is in dit verband namelijk interessanter om een discussie op te rakelen die ik eerder in het NTBR voerde met Biemans. 18 Het onderwerp van die discussie was de vraag of vorderingsrechten door middel van verjaring kunnen worden verkregen. Dat is interessant omdat de verkrijgende verjaring van goederen, nauw samenhangt met het bezit van goederen. Immers, op grond van art. 3:99 BW leidt onafgebroken bezit van andere goederen dan roerende zaken, niet-registergoederen en rechten aan toonder en order, (m.a.w. onder meer vorderingsrechten) gedurende een periode van tien jaar tot verkrijging door middel van verjaring. 19 In een buitengewoon interessante bijdrage besprak Biemans zeven vragen die spelen bij de verkrijgende verjaring van vorderingsrechten. Zijn openingsparagraaf citeer ik hieronder: Wanneer in de literatuur wordt gesproken over de verkrijgende verjaring van goederen, wordt over het algemeen aandacht besteed aan de verkrijgende verjaring van zaken of beperkte rechten daarop (bijvoorbeeld, de verkrijgende verjaring van een erfdienstbaarheid). Ook de meer algemene conclusies ten aanzien van het rechtskarakter en de rechtsgevolgen van de verkrijgende verjaring worden veelal gebaseerd op de verkrijgende verjaring van zaken of beperkte rechten daarop. In mijn reactie op Biemans bijdrage heb ik de vraag aan de orde gesteld of het wel zo voor de hand liggend is dat 15. Aldus A.C. van Schaick, Rechtsgevolgen en functies van bezit en houderschap (Monografieën Nieuw BW), Kluwer 2003, nr Art. 3:242 BW eist dat voor een dergelijke handelwijze toestemming is gegeven door de oorspronkelijke pandgever. 17. Over het onderwerp herverpanding verschijnt binnenkort de dissertatie (Rotterdam) van Kasper Krzeminski, die overigens wel uitgaat van de mogelijkheid ook andere dan in vuistpand gegeven roerende zaken te herverpanden. 18. In NTBR 2007, 10, p schreef Biemans een bijdrage onder de titel Zeven vragen over de verkrijgende verjaring van vorderingen (Biemans 2007a), waarop ik een reactie schreef met als titel Eén vraag over de verkrijgende verjaring van vorderingen, gepubliceerd in NTBR 2007, 35 samen met een naschrift van Biemans onder de titel Vorderingen in of uit het goederenrecht? Een voortgezet debat (NTBR 2007, 36). 19. Op grond van art. 3:105 BW kan een bezitter (waaronder de bezitter te kwader trouw) een vordering ook verkrijgen op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit van die vordering wordt voltooid. 71

5 een vorderingsrecht kan worden verkregen door middel van het bezit van dat vorderingsrecht gedurende enige tijd. Inderdaad, de wet is duidelijk, noch art. 3:99 BW noch art. 3:105 BW is uitdrukkelijk beperkt tot tastbare goederen. Biemans concludeerde in zijn naschrift onder mijn reactie dan ook dat wij het over het geldende recht kennelijk eens waren. Maar daarmee wordt een beetje voorbijgegaan aan de discussie die ik graag op gang had gebracht, namelijk de fundamentele vraag of de gelijkschakeling tussen zaken en vermogensrechten op veel plaatsen in het Burgerlijk Wetboek uiteindelijk een gelukkige keuze is geweest, gelet op het fundamentele verschil tussen tastbare objecten en abstracte constructies van het recht zoals vorderingsrechten. Bezit van een vorderingsrecht blijft een veel moeilijker te bevatten constructie dan bezit van een tastbaar vermogensobject. In wezen is het een fictie wanneer je ervan uitgaat dat je feitelijke macht over een vordering kunt uitoefenen. Een vordering is een abstracte constructie van het recht, vergelijkbaar met die andere voor het recht zo belangrijke abstractie constructie, de rechtspersoon. Over iets ontastbaars en abstracts kun je nu eenmaal geen feitelijke macht uitoefenen. 20 En het is nog maar de vraag of het wel aanvaarden van die mogelijkheid door middel van even abstracte ficties zoals het al eerder genoemde innen van rente op een vordering, wel iets oplost. Vrijwel ieder probleem dat over de band van verjaring wordt opgelost, kan bij vorderingsrechten namelijk worden opgelost door toepassing van verbintenisrechtelijke regels en beginselen die nu juist wel zijn afgestemd op het karakter van vorderingen op naam. Met de verkrijgende verjaring van vorderingen worden volgens de parlementaire geschiedenis twee hoofdtypen problemen opgelost: Het artikel geldt in beginsel voor alle soorten goederen. Zo kan aan de bruiklener van een zaak als bezitter van het vorderingsrecht uit bruikleen na voldoende tijdsverloop niet worden tegengeworpen dat destijds geen geldige bruikleenovereenkomst tot stand kwam. Evenzo kan na de verjaring in de zin van dit artikel geen beroep worden gedaan op gebreken van een cessie jegens de cessionaris van een langlopende vordering waarop regelmatig wordt afbetaald. 21 Het eerste voorbeeld is op zichzelf al wonderlijk. Iemand gedraagt zich gedurende een periode van vijf jaar als bruiklener van een zaak. De eigenaar van de zaak vindt dat kennelijk goed, er wordt in ieder geval niet tegen het gebruik door de putatieve bruiklener opgetreden. Misschien wordt er zelfs een vergoeding betaald voor de bruikleen. 22 Maar is het nu werkelijk nodig om met de fictie aan te komen dragen dat de bruiklener als bezitter moet worden aangemerkt van een vorderingsrecht tot bruikleen zoals in bovenstaande passage wordt gesuggereerd? En wat lost dat op? Als de overeenkomst tussen de putatieve bruiklener en bruikleengever ontbreekt, is nog steeds niet duidelijk wat de rechtsverhouding tussen partijen is wanneer simpelweg wordt aangenomen dat het recht op bruikleen door verjaring wordt verkregen. Wat is de vergoeding die moet worden betaald? Geldt de bruikleen voor een bepaalde periode? Wat is rechtens als de zaak beschadigd raakt? Allemaal vragen die onopgelost blijven. Het toekennen krachtens verkrijgende verjaring van een vorderingsrecht in dit geval, klinkt in abstracto wel mooi, maar in de echte wereld dient het geen enkel doel en wordt er geen enkel probleem mee opgelost. Wat dan ook een veel charmantere oplossing is, is aan te nemen dat er door tijdsverloop stilzwijgend een overeenkomst van bruikleen is ontstaan. Dan zijn er in ieder geval regels waarbij kan worden aangeknoopt om de rechtsverhouding tussen partijen nader in te vullen. Het leerstuk van de verjaring staat nu juist niet toe dat een overeenkomst wordt verkregen, logischerwijs niet, want een overeenkomst is geen goed. Een andere (verbintenisrechtelijk georiënteerde) oplossing als blijkt dat er geen geldige overeenkomst aan de bruikleen ten grondslag lag, is aan te nemen dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid is wanneer de eigenaar van de zaak de (putatieve) bruiklener het goed per direct ontneemt. En het verbintenissenrecht kent nog vele andere instrumenten om tot een bevredigende oplossing te komen van dit (overigens waarschijnlijk alleen in theorie bestaande) probleem. Het tweede voorbeeld uit de parlementaire geschiedenis is wellicht iets gemakkelijker voor te stellen. Denkbaar is inderdaad dat er gebreken aan een cessie kleven, maar dat partijen in de tussentijd van de geldigheid van die cessie zijn uitgegaan. Stel dat de (putatieve) cessionaris zich gedurende een periode van vijf jaar als schuldeiser van de vordering heeft gedragen. Het probleem dat hij niet daadwerkelijk rechthebbende van de vordering is geworden, kan dan inderdaad (anders dan in het bruikleenvoorbeeld) worden opgelost door aan te nemen dat de vordering door verjaring op hem is overgegaan. Daarbij moet overigens wel worden bedacht dat er zich in dit verband een additioneel probleem voordoet met het aannemen van bezit door de putatieve cessionaris. Deze gedraagt zich immers (uitsluitend) jegens de schuldenaar van de vordering als rechthebbende van die vordering. Anders dan bij (roerende) zaken stelt de cessionaris zich niet jegens de hele wereld als bezitter op. Dat kan ook niet, want echt feitelijke macht uitoefenen over een abstract vorderingsrecht is niet mogelijk. Het bezit is in dit geval dus relatief. Is het niet wat curieus dat juist ten aanzien van degene jegens wie de cessionaris zich op verkrijgende verjaring wil beroepen (de cedent), geen enkele bezitsdaad wordt uitgeoefend? Een en ander laat zien dat de constructie van feitelijke machtsuitoefening over vorderingsrechten een hoog theoretisch gehalte heeft, met weinig verbinding met de echte wereld. 20. Zie Biemans 2007a, 4 voor een uitwerking van het tegenovergestelde standpunt. 21. MvA II, Parl. Gesch. Boek 3, p Bij bruikleen wordt over het algemeen geen vergoeding betaald, zie art. 7A:1777 BW (oud), maar volgens mij is desalniettemin niet uitgesloten dat partijen een kleine slijtagevergoeding vaststellen of afspraken maken over de kosten in geval van beschadiging van de zaak. 72

6 Maar is het überhaupt wel zo voor de hand liggend om het leerstuk van de verkrijgende verjaring van vorderingsrechten op dit soort situaties los te laten? Ik denk dat dat niet het geval is, wederom omdat andere leerstukken uit het verbintenissen- en goederenrecht het probleem veel beter oplossen. Om aan te tonen hoe dit zit, is het nodig om de situatie iets concreter te maken. Waarom is de cessionaris geen rechthebbende geworden van de vordering? Daarvoor kunnen diverse redenen zijn. Zo kan een geldige titel voor overdracht ontbreken, er kan iets zijn misgegaan met de levering en de vervreemder van de vordering kan zelf beschikkingsonbevoegd zijn geweest. 23 Voor dat laatste geval bestaat er misschien niet eens behoefte aan het leerstuk van de verkrijgende verjaring. Immers, de vraag of de cessionaris alsnog rechthebbende wordt van de relevante vordering wordt in dat geval bepaald door de regels van art. 3:88 BW. Dat artikel bevat een afgewogen systeem en het ligt niet op voorhand voor de hand om de uitkomst van dat systeem vervolgens te doorbreken door middel van een regel van verkrijgende verjaring. Wat nu als er een probleem was met de levering? Zolang de cedent niet failliet is, is er in ieder geval geen probleem, want dan kan de cessie rechtsgeldig plaatsvinden doordat de levering alsnog rechtsgeldig wordt verricht, desnoods na veroordeling daartoe door de rechter. Bovendien zorgt art. 3:58 BW ervoor dat de latere herstelwerkzaamheden terugwerkende kracht hebben, mits partijen in de tussentijd van de geldigheid van de cessie zijn uitgegaan. En wanneer de cedent wel failliet is? In dat geval ligt het moeilijker. Art. 3:58 BW biedt geen oplossing. Op grond van deze bepaling heeft het achteraf repareren van een gebrek in de cessie weliswaar terugwerkende kracht indien partijen in de tussentijd zijn uitgegaan van de geldigheid van die cessie, maar het is niet erg waarschijnlijk dat een curator van de inmiddels failliete cedent zijn medewerking zal verlenen aan die reparatie, voor zover hem dat al vrij zou staan. 24 De vordering blijft in dat geval dus onherroepelijk steken in de failliete boedel van de cedent. Maar ligt het dan voor de hand om deze uitkomst van (een toepassing van) het insolventierecht te gaan doorbreken door aan te nemen dat de cedent de vordering door middel van verkrijgende verjaring heeft verkregen? Misschien, maar liever niet op grond van verkrijgende verjaring van een vorderingsrecht. Uit het arrest Leune Bouw/Hoogheemraadschap van 9 september blijkt dat het bezit van een onroerende zaak door ingebruikneming daarvan door de koper aan wie nog niet was geleverd kan leiden tot verkrijgende verjaring door die bezitter op grond van art. 3:105 BW. Van belang hierbij was het feit dat de verkrijger de zaak in gebruik nam met toestemming van de rechthebbende/verkoper. Waarom, zo zou men mij kunnen tegenwerpen, moet de bezitter van een onroerende zaak in deze situatie wel worden beschermd, en de bezitter van een vorderingsrecht niet? En kan die vraag niet evengoed gesteld worden voor de andere hierboven besproken voorbeelden? Ook de verkrijger van een roerende zaak die vergeefs een beroep doet op art. 3:86 BW kan immers gebruikmaken van de verkrijgende verjaringsregels om alsnog eigenaar te worden. Mijn voorlopige antwoord op die vraag is dat er in dit soort gevallen inderdaad ook iets voor valt te zeggen dat de kandidaat-verkrijger van een vorderingsrecht wordt beschermd, maar dat het de vraag is of die oplossing niet langs meer verbintenisrechtelijke weg kan worden bereikt. Wanneer iemand zich gedurende vijf jaar opstelt als schuldeiser en de werkelijke schuldeiser verzet zich daartegen niet, en de schuldenaar gaat er eveneens van uit dat de pretense schuldeiser zijn echte schuldeiser is, dan past het recht zich aan die situatie aan. Conceptueel vind ik de verklaring voor die aanpassing op grond van art. 3:36 BW of op grond van de gedachte dat er uit de feitelijke situatie een verbintenisrechtelijke relatie tussen de pretense schuldeiser en de schuldenaar tot stand is gekomen fraaier dan de gedachte dat de relevante vordering door middel van verjaring is overgegaan op de pretense schuldeiser. Dat ik dat vind is uiteraard terug te voeren op de moeite die ik heb met het concept van bezit van een vorderingsrecht. Het alternatief dat ik daar tegenover plaats is in zekere zin vaag, zo realiseer ik mij, maar ik vermoed dat er uiteindelijk betere oplossingen in het verbintenissenrecht zullen zijn te vinden om mislukte overdrachten na een zeker tijdsverloop alsnog te sanctioneren dan de regeling van de verkrijgende verjaring van goederen. 5. VORDERINGEN UIT HET GOEDEREN- RECHT? Anders dan Biemans uit mijn betoog afleidt, ben ik geen voorstander van het compleet verwijderen van vorderingen uit het goederenrecht. 26 Vorderingen zijn goederen en dat is maar goed ook want daardoor staat buiten kijf dat vorderingen verhandelbare vermogensobjecten zijn. In een moderne maatschappij is een dergelijk inzicht onontbeerlijk. Het maakt transacties als securitizations, factoring en de grootschalige verpanding van vorderingen tot zekerheid van verleend krediet mogelijk. En, zoals Biemans terecht opmerkt in zijn naschrift, er is zo een, twee, drie geen beter alternatief voorhanden en (zo voeg ik daaraan toe) als dat alternatief er is, zal het de nodige pijn en moeite kosten dat uit te werken, door te rekenen en te testen. Voorlopig heeft ook de vordering haar eigen plaats in het goederenrecht. Het is echter wel de moeite waard om de vraag op te opwerpen of het niet zinvol zou zijn voor vorderingsrechten een apart vermogensrecht te ontwerpen, dat minder op zaken en meer op vorderingen is afgestemd. Startpunt Een en ander in art. 3:84 lid 1 BW. Vgl. in dit verband HR 14 juli 2000, JOR 2000, 182 (Lagero). NJ 2012, 312, m.nt. F.M.J. Verstijlen. Zie de titel van zijn naschrift: Vorderingen in of uit het goederenrecht (NTBR 2007, 36). 73

7 voor een dergelijk project zou een kritische lezing van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek zijn met als doel vast te stellen of overal waar de term goed wordt gebruikt, een regel is neergelegd die zonder problemen, ficties en kunst- en vliegwerk zowel op zaken als op niet-tastbare vermogensrechten kan worden toegepast. En waar dat niet het geval is, is het zaak om verbeteringsvoorstellen te doen. Het recht kan er alleen maar beter van worden, zou ik denken. En ten slotte is het heel vaak ook naar geldend recht al mogelijk om het verbintenissenrecht uit de kast te halen daar waar het om vorderingsrechten gaat en waar wij misschien van nature geneigd zouden zijn onze goederenrechtelijke hersenhelft in te zetten, mede onder invloed van de door de wetgever gekozen aanpak. Voor diverse voorbeelden, verwijs ik graag naar eerder eigen werk. 27 Ik eindig zoals ik begon, met een verwijzing naar prof. W. Snijders. In zijn eerder genoemde bespreking van het proefschrift van Th.F. de Jong, schrijft hij in antwoord op de door De Jong verdedigde reïficatie van het goederenrecht het volgende: Bij rechten denken in termen die op stoffelijke objecten zijn afgestemd, heeft geen goede zin. Anders gezegd, er is in het goederenrecht geen behoefte aan reïficatie. Er is juist behoefte aan dereïficatie. Ik denk dat die dereïficatie met de gelijkschakeling van zaken en vermogensrecht in de term goederen, nog niet is voltooid en dat het op de lange termijn zinvol kan zijn om voor (onder meer) vorderingsrechten te bezien of invoering van een daarop afgestemd deel van het vermogensrecht, bijvoorbeeld in de vorm van een aan het Burgerlijk Wetboek toe te voegen Boek 5a, getiteld vermogensrechten, voor meer op de huidige praktijk afgestemde oplossingen kan zorgen. 28 Maar, zo stel ik voorop, we moeten voorzichtig blijven. Ik realiseer mij dat ik mijn hypothese dat het Burgerlijk Wetboek gebaat zou zijn met een dergelijke aanpassing nog (lang) niet heb bewezen. Zo heb ik de kwestie in deze bijdrage aanzienlijk vereenvoudigd door bijvoorbeeld beperkte rechten buiten beschouwing te laten. De notie dat je bezitter kunt zijn van een vuistpandrecht op in ieder geval een zaak, is misschien nog niet zo gek en hetzelfde geldt voor het bezit van andere beperkte rechten op zaken, maar het is wel meteen de vraag wat voor praktische gevolgen dat heeft. 29 En het feit dat dergelijke beperkte rechten niet per se met de zaak zelf geïdentificeerd kunnen worden, laat zien dat er nog heel wat onderzoek zal moeten worden verricht voordat geconcludeerd kan worden dat wij beter af zijn met een apart vermogensrecht voor niet-zakelijke rechten. Hoewel mijn stellingen in dit artikel enigszins speculatief en misschien zelfs tamelijk provocerend zijn, denk ik dat dergelijk onderzoek de moeite waard zal zijn Zie met name mijn dissertatie, Alternatieven voor zekerheid op bankrekeningen (Tilburg 2007). Vgl. in dit verband ook C.E. Drion, Wat is iets?, NJB 2013, 383. En wat te denken van het bezit van een bezitloos pandrecht op een zaak, of erger nog, van een niet-openbaar pandrecht op een vordering?

Artikel 24. Artikel 24 lid 1 Pandrecht. Verkoop van verpande goederen

Artikel 24. Artikel 24 lid 1 Pandrecht. Verkoop van verpande goederen Artikel 24 Lid 1 Lid 2 Pandrecht Pandrecht Verkoop van verpande goederen Artikel 24 lid 1 Pandrecht Algemeen Het verschil tussen pand en retentie Het pandrecht in de AVC 2002 is nieuw ten opzichte van

Nadere informatie

Eigendomsvoorbehoud en de overdraagbaarheid en verpandbaarheid van voorwaardelijke eigendom

Eigendomsvoorbehoud en de overdraagbaarheid en verpandbaarheid van voorwaardelijke eigendom Eigendomsvoorbehoud en de overdraagbaarheid en verpandbaarheid van voorwaardelijke eigendom P r o f. m r. R. M. W i b i e r * 1 Inleiding In dit tijdschrift verscheen kort geleden een interessante bijdrage

Nadere informatie

De formaliteiten voor overdracht verschillen naar gelang het over te dragen goed.

De formaliteiten voor overdracht verschillen naar gelang het over te dragen goed. Korte handleiding bijeenkomst 5. Overdracht van goederen. 3:83 en volgende BW Definitie overdracht: rechtsovergang van het ene rechtssubject naar het andere op basis van een een levering. Overdracht is

Nadere informatie

Uitleg en wenselijkheid van het cessieen verpandingsverbod

Uitleg en wenselijkheid van het cessieen verpandingsverbod Uitleg en wenselijkheid van het cessieen verpandingsverbod M r. A. E. G o o s s e n s * Inleiding In de literatuur is de vraag opgeworpen naar de wenselijkheid van de goederenrechtelijke werking die een

Nadere informatie

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1 Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1 Prof. mr. A.J.M. Nuytinck, hoogleraar privaatrecht, in het bijzonder personen-, familie- en erfrecht, aan de Erasmus Universiteit

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 - Vermogensrechten 1 1 Vermogensrechten in het algemeen 1

Hoofdstuk 1 - Vermogensrechten 1 1 Vermogensrechten in het algemeen 1 INHOUDSOPGAVE Uitgebreide inhoudsopgave Enige Afkortingen Lijst van verkort aangehaalde werken Hoofdstuk 1 - Vermogensrechten 1 1 Vermogensrechten in het algemeen 1 Hoofdstuk 2 - Onderscheidingen van vermogensrechten

Nadere informatie

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp Mr. P.H.A.M. Peters Hoff van Hollantlaan 5 Postbus 230 5240 AE Rosmalen Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp Geachte heer Peters, Bij brief van 12 november

Nadere informatie

Korte handleiding bijeenkomst 8. Bijzondere overdrachten.

Korte handleiding bijeenkomst 8. Bijzondere overdrachten. Korte handleiding bijeenkomst 8. Bijzondere overdrachten. Situaties: 1. Overdracht onder voorwaarde 2. Overdracht onder eigendomsvoorbehoud 3. Overdracht toekomstige goederen 4. Overdracht onder tijdsbepaling

Nadere informatie

Onoverdraagbaarheid van vorderingen krachtens partij beding

Onoverdraagbaarheid van vorderingen krachtens partij beding Onoverdraagbaarheid van vorderingen krachtens partij beding F.E.J. Beekhoven van den Boezem KLUWER Deventer-2003 INHOUDSOPGAVE Lijst van afkortingen Lijst van verkort aangehaalde literatuur XV XIX INLEIDING

Nadere informatie

Wie is inningsbevoegd bij verpanding van een door pandrecht gesecureerde vordering?

Wie is inningsbevoegd bij verpanding van een door pandrecht gesecureerde vordering? Wie is inningsbevoegd bij verpanding van een door pandrecht gesecureerde vordering? Mr. S.C.W. ter Hart* Inleiding Op 2 september 2014 heeft het Hof Den Bosch tussen Aannemersbedrijf Marell B.V. (hierna:

Nadere informatie

REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI)

REACTIE OP HET FISCALE BODEMRECHT VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI) REACTIE OP "HET FISCALE BODEMRECHT" VAN MR. R. ROSARIA IN AJV-NIEUWSBRIEF NO. 1, 2016 (JANUARI) mr. R.M. Bottse* I n AJV-Nieuwsbrief no.1, 2016 (januari) verscheen een bijdrage van de hand van mr. R. Rosaria

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

Bepaaldheidsvereiste. Over het bepaaldheidsvereiste is veel geprocedeerd. Hieronder citeren wij uit enkele van de belangrijkste uitspraken:

Bepaaldheidsvereiste. Over het bepaaldheidsvereiste is veel geprocedeerd. Hieronder citeren wij uit enkele van de belangrijkste uitspraken: Bepaaldheidsvereiste De gecedeerde vordering (of het gecedeerde recht) moet in voldoende mate door de cessieakte worden bepaald (art. 3:84 lid 2 BW). De akte van cessie moet daarom zodanige gegevens bevatten

Nadere informatie

Overgang van vorderingen en schulden in het Nederlandse internationaal privaatrecht

Overgang van vorderingen en schulden in het Nederlandse internationaal privaatrecht Overgang van vorderingen en schulden in het Nederlandse internationaal privaatrecht Mr. L.RA. Steffens 1997 Kluwer - Deventer INHOUDSOPGAVE LUST VAN AFKORTINGEN XVI INLEIDING 1 1 Algemeen 1 2 Het object

Nadere informatie

casus Wessel Rotterdam

casus Wessel Rotterdam Casus VNG-cursus Grondzaken en verjaring oktober 2008 Wessel is eigenaar van een huis met tuin in Rotterdam. Aan de achterkant van de tuin grenst een groenstrook van ongeveer 2 meter breed die eigendom

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. Enige afkortingen Lijst van verkort aangehaalde werken

INHOUDSOPGAVE. Enige afkortingen Lijst van verkort aangehaalde werken nr. INHOUDSOPGAVE Enige afkortingen Lijst van verkort aangehaalde werken Hoofdstuk 1 Inleiding /1 1. Introductie / 1 2. Hoofdregels verhaal; gehele vermogen van de schuldenaar en gelijkheid van schuldeisers

Nadere informatie

Turbo-liquidatie en de bestuurder

Turbo-liquidatie en de bestuurder Turbo-liquidatie en de bestuurder Juni 2012 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel is noch de auteur noch Boers Advocaten

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/78177

Nadere informatie

Levering juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht en de onherroepelijke volmacht

Levering juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht en de onherroepelijke volmacht Levering juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht en de onherroepelijke volmacht In deze bijdrage wordt ingegaan op de problematiek van een levering van juridische eigendom van een woning

Nadere informatie

BENOEMDE OVEREENKOMSTEN

BENOEMDE OVEREENKOMSTEN BENOEMDE OVEREENKOMSTEN 1. Koop De koop is een overeenkomst waarbij een partij (de verkoper) zich ertoe verbindt dat de eigendom van een zaak over te dragen aan een andere partij (de koper), die zich op

Nadere informatie

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan A.J.M. Nuytinck Published in WPNR, 2008,

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Juridischee Zaken Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Faillissement, Faillissementsakkoord en gerechtelijk akkoord - Gevolgen (personen, goederen, verbintenissen) - Verbintenissen - Schuldvordering - Aangifte Gevolg -

Nadere informatie

(g)een vereiste voor geldige overdracht? Auteur: F.W.J. Van Geelkerken

(g)een vereiste voor geldige overdracht? Auteur: F.W.J. Van Geelkerken De Goederenrechtelijke overeenkomst: (g)een vereiste voor geldige overdracht? Auteur: F.W.J. Van Geelkerken 1 Inleiding In Nederland bestaan er binnen het vakgebied van het goederenrecht (en in mindere

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN BUSKOOP SCHILDERS B.V.

ALGEMENE VOORWAARDEN BUSKOOP SCHILDERS B.V. ALGEMENE VOORWAARDEN BUSKOOP SCHILDERS B.V. Artikel 1: Algemeen 1.1 Deze voorwaarden zijn van toepassing op en vormen één geheel met alle door Buskoop te sluiten overeenkomsten. 1.2 In deze algemene voorwaarden

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/38073

Nadere informatie

College 1: Algemene inleiding:

College 1: Algemene inleiding: College 1: Algemene inleiding: Het vak goederenrecht omvat veel stof; deze kan vanwege de beschikbare tijd niet uitvoerig in de lessen behandeld worden. Ook de jurisprudentie zal niet uitvoerig aan de

Nadere informatie

H4 Verkrijging van goederen

H4 Verkrijging van goederen Samenvatting Vermogensrecht Sharon. D 15-10-17 H4 Verkrijging van goederen Er is een verschil in het verkrijgen van goederen, zo kun je goederen verkrijgen onder algemene titel en goederen verkrijgen onder

Nadere informatie

Drie stellingen. Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series. M.L. Tuil. Published in WPNR 2010 (6831), p. 143-145

Drie stellingen. Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series. M.L. Tuil. Published in WPNR 2010 (6831), p. 143-145 Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Drie stellingen M.L. Tuil Published in WPNR 2010 (6831), p. 143-145 Postdoc Erasmus Universiteit Rotterdam (tuil@law.eur.nl). 1 Abstract In dit

Nadere informatie

Algemene beschouwingen over koop van vermogensrechten (en meer)

Algemene beschouwingen over koop van vermogensrechten (en meer) Algemene beschouwingen over koop van vermogensrechten (en meer) P r o f. m r. d r s. J. W. A. B i e m a n s * 1 Inleiding Art. 7:1 BW bepaalt dat koop de overeenkomst is waarbij de een zich verbindt om

Nadere informatie

Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk. Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen

Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk. Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen Artikel 750 1. Aanneming van werk is de overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer, zich jegens

Nadere informatie

Recht P2 Auteur: Lydia Janssen

Recht P2 Auteur: Lydia Janssen Recht P2 Auteur: Lydia Janssen Ondernemingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid Eenmanszaak Maatschap VOF (CV) Ondernemingsvormen met rechtspersoonlijkheid (2:3 BW) BV NV (vereniging, coöperatie, OWM, stichting)

Nadere informatie

Subjectieve rechten vloeien voort uit het objectieve recht. Subjectieve rechten kunnen worden onderverdeeld in de volgende subcategorieën 1.

Subjectieve rechten vloeien voort uit het objectieve recht. Subjectieve rechten kunnen worden onderverdeeld in de volgende subcategorieën 1. Introductie In dit document vind je onze uitwerking van probleem 1. Wij hopen met deze uitwerking te laten zien dat onze samenvattingen volledig en gestructureerd zijn. Daarnaast willen wij laten zien

Nadere informatie

Afdeling 2. Overeenkomst van gecombineerd goederenvervoer

Afdeling 2. Overeenkomst van gecombineerd goederenvervoer Afdeling 2. Overeenkomst van gecombineerd goederenvervoer BW. Artikel 8:40 De overeenkomst van gecombineerd goederenvervoer is de overeenkomst van goederenvervoer, waarbij de vervoerder (gecombineerd vervoerder)

Nadere informatie

Inleiding. 1 Plaatsbepaling en definitie burgerlijk recht

Inleiding. 1 Plaatsbepaling en definitie burgerlijk recht I Inleiding 1 Plaatsbepaling en definitie burgerlijk recht Burgerlijk recht Het burgerlijk recht, ook wel aangeduid als privaatrecht of civiel recht, regelt de juridische betrekkingen tussen burgers onderling.

Nadere informatie

3.1 Goederenrecht. Kay Horsch 18 januari 2011

3.1 Goederenrecht. Kay Horsch 18 januari 2011 3.1 Kay Horsch 18 januari 2011 Taak 1 Verbintenissenrecht 1. Absoluut (!!!) 2. Exclusief 3. Zaaksgevolg (Droit de Suite) 4. Prioriteit 5. Separatisme Boek 3, Titel 1, Afdeling 1 Bijvoorbeeld Goederen :

Nadere informatie

Registergoederen en verjaring. docenten: Alex Geert Castermans & Jacqueline Peter

Registergoederen en verjaring. docenten: Alex Geert Castermans & Jacqueline Peter Registergoederen en verjaring docenten: Alex Geert Castermans & Jacqueline Peter registergoederen en verjaring programma: verjaring en verkrijging van grond pauze verjaring en verkrijging van erfdienstbaarheden

Nadere informatie

Actio Pauliana en onrechtmatige daadvordering. Mr. drs. KP. van Koppen

Actio Pauliana en onrechtmatige daadvordering. Mr. drs. KP. van Koppen Actio Pauliana en onrechtmatige daadvordering Mr. drs. KP. van Koppen Kluwer - Deventer - 1998 Voorwoord V Gebruikte afkortingen XV Algemene inleiding en verantwoording 1 Verantwoording 1 2 Een körte schets

Nadere informatie

GIRAAL EFFECTENVERKEER EN GOEDERENRECHT

GIRAAL EFFECTENVERKEER EN GOEDERENRECHT GIRAAL EFFECTENVERKEER EN GOEDERENRECHT EEN STUDIE NAAR ENKELE GOEDERENRECHTELIJKE ASPECTEN VAN DE WET GIRAAL EFFECTENVERKEER EEN WETENSCHAPPELIJKE PROEVE OP HET GEBIED VAN DE RECHTSGELEERDHEID PROEFSCHRIFT

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 876 Regeling van het conflictenrecht betreffende het goederenrechtelijke regime met betrekking tot zaken, vorderingsrechten, aandelen en giraal

Nadere informatie

Hoofdstuk 21. Verbintenis en rechtshandhaving Inleiding

Hoofdstuk 21. Verbintenis en rechtshandhaving Inleiding Hoofdstuk 21 Verbintenis en rechtshandhaving 21.1 Inleiding In hoofdstuk 5 was het verschil tussen absolute en relatieve rechten aan de orde. Absolute rechten zijn rechten die tegenover iedereen werken.

Nadere informatie

Enige aspecten van de kwalitatieve verbintenis

Enige aspecten van de kwalitatieve verbintenis Enige aspecten van de kwalitatieve verbintenis Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Radboud Universiteit Nijmegen op gezag van de rector magnificus prof. mr. S.C.J.J. Kortmann, volgens

Nadere informatie

B89 Bruikleen, verbruikleen en geldlening

B89 Bruikleen, verbruikleen en geldlening MONOGRAFIEËN BW B89 Bruikleen, verbruikleen en geldlening Mr. J.G. [Notaris te a Deventer - 2012 business INHOUDSOPGAVE Voorwoord / V Afkortingenlijst / XIII lijst van verkort aangehaalde literatuur /

Nadere informatie

Derdenbescherming na een vernietiging op grond van de actio pauliana: vreemde eend in de bijt?

Derdenbescherming na een vernietiging op grond van de actio pauliana: vreemde eend in de bijt? Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Derdenbescherming na een vernietiging op grond van de actio pauliana: vreemde eend in de bijt? Mw. mr. F. Damsteegt-Molier Published in WPNR 2008

Nadere informatie

Revindicatiebeleid. Er zijn een tweetal vormen van verjaring:

Revindicatiebeleid. Er zijn een tweetal vormen van verjaring: Revindicatiebeleid Inleiding Het is bekend dat er gemeentegrond, doorgaans groenstroken, in bezit/gebruik genomen zijn. Na een globale inventarisatie blijkt dat het gaat om een gemeentebrede problematiek.

Nadere informatie

Bodem(voor)recht fiscus. De inhoud van artikel 22bis IW 1990

Bodem(voor)recht fiscus. De inhoud van artikel 22bis IW 1990 Bodem(voor)recht fiscus De inhoud van artikel 22bis IW 1990 Bodemvoorrecht art. 21 lid 1 IW 1990: s Rijks schatkist heeft een voorrecht op alle goederen van de belastingschuldige art. 3:279 BW: pand en

Nadere informatie

Levering van vorderingen op naam: over openbare en stille cessie

Levering van vorderingen op naam: over openbare en stille cessie Levering van vorderingen op naam: over openbare en stille cessie Aanvulling op de 11 e druk van het deel Goederenrecht uit de Pitlo-serie Door Prof. mr. W.H.M. Reehuis Hoogleraar aan de Rijksuniversiteit

Nadere informatie

Aandeelhouders STAK LOM

Aandeelhouders STAK LOM Memo Van : Joris de Leur Aan : Roelof van der Wielen (Uno Bedrijfsadviseurs) Datum : 16 februari 2017 Betreft : Realisatie LEM/LOM structuur Referentie : 225340/JL 1. Structuur 1.1. Uitgaande van een scheiding

Nadere informatie

INBRENG IN de besloten vennootschap: UNIVÉ HET ZUIDEN BEMIDDELING B.V. gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal)

INBRENG IN de besloten vennootschap: UNIVÉ HET ZUIDEN BEMIDDELING B.V. gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal) Blad 1 INBRENG IN de besloten vennootschap: UNIVÉ HET ZUIDEN BEMIDDELING B.V. gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal) Heden, ***, verscheen voor mij, mr. **, notaris te **: **, te dezen handelend als schriftelijk

Nadere informatie

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten 1 Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding G.J.E. Rutten Introductie In dit artikel wil ik het argument van de Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga voor

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 70 Wet van 25 februari 2008, houdende regeling van het conflictenrecht betreffende het goederenrechtelijke regime met betrekking tot zaken, vorderingsrechten,

Nadere informatie

Workshop Insolventierecht FR&R. Deel 2: Tijdens faillissement

Workshop Insolventierecht FR&R. Deel 2: Tijdens faillissement Workshop Insolventierecht FR&R Deel 2: Tijdens faillissement Rolf Verhoeven / Johan Jol 3 september 2009 Onderwerpen Mogelijke procedures en hun gevolgen Spelers en hun bevoegdheden Verhaalsmogelijkheden

Nadere informatie

ARW 1 HC 6A, , Burgerlijk recht: goederenrecht

ARW 1 HC 6A, , Burgerlijk recht: goederenrecht ARW 1 HC 6A, 8-10-2018, Burgerlijk recht: goederenrecht Inleiding In het Sleepboot Egbertha-arrest heeft Van Gelderen een nieuwe motor nodig voor zijn boot. Hij gaat naar het bedrijf Stork en ziet een

Nadere informatie

Wanneer iemand door verjaring eigenaar wordt van een stuk grond, spreken we van verkrijgende verjaring.

Wanneer iemand door verjaring eigenaar wordt van een stuk grond, spreken we van verkrijgende verjaring. Bijlage 3 JURIDISCHE ASPECTEN VAN VERJARING Wanneer iemand door verjaring eigenaar wordt van een stuk grond, spreken we van verkrijgende verjaring. Het Burgerlijk Wetboek kent twee vormen van verkrijgende

Nadere informatie

1 Huurrecht is burgerlijk recht

1 Huurrecht is burgerlijk recht 1 Huurrecht is burgerlijk recht 1.1 Personen Om het huurrecht goed te kunnen positioneren, is het van belang vast te stellen dat huurrecht onderdeel uitmaakt van het burgerlijk recht. Grof gezegd bestaat

Nadere informatie

Grenzen aan de bescherming van de bevoorrechte schuldeiser

Grenzen aan de bescherming van de bevoorrechte schuldeiser Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Grenzen aan de bescherming van de bevoorrechte schuldeiser Mw. mr. F. Damsteegt Published in WPNR 2006 6664 Docent privaatrecht Erasmus Universiteit

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 878 Wijziging van artikel 94 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het mededelingsvereiste C NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Nadere informatie

Voorwoord. Lawbooks Goederenrecht ( ) Beste student(e),

Voorwoord. Lawbooks Goederenrecht ( ) Beste student(e), Extra Literatuur Goederenrecht DEEL B: Week 6 2018 2019 Voorwoord Beste student(e), Voor je ligt een deel van de extra literatuur van het vak Goederenrecht. Het betreft de samenvatting van de Asser serie

Nadere informatie

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-045 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. C.E. Polak, en mr. dr. S.O.H. Bakkerus, leden en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris) Klacht

Nadere informatie

ANTWOORDEN PROEFTENTAMEN GOEDERENRECHT 2

ANTWOORDEN PROEFTENTAMEN GOEDERENRECHT 2 ANTWOORDEN PROEFTENTAMEN GOEDERENRECHT 2 Onderstaande puntenverdeling per vraag is een indicatie. Bij concrete toekenning van punten is mede bepalend in hoeverre een juiste, logisch weergegeven formulering

Nadere informatie

BELEGGINGSFONDSEN NAAR BURGERLIJK RECHT

BELEGGINGSFONDSEN NAAR BURGERLIJK RECHT BELEGGINGSFONDSEN NAAR BURGERLIJK RECHT EEN WETENSCHAPPELIJKE PROEVE OP HET GEBIED VAN DE RECHTSGELEERDHEID PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DE GRAAD VAN DOCTOR AAN DE RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN OP

Nadere informatie

De blokkerende werking van het beslag

De blokkerende werking van het beslag Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series De blokkerende werking van het beslag Mr. R. Westrik Published in [WPNR 2009 6798] Universitair hoofddocent privaatrecht Erasmus Universiteit Rotterdam

Nadere informatie

Prof. mr. A.W. Jongbloed WAAROM ER NAUWELIJKS RECHTSPRAAK IS OVER BESLAGEN OP LEVENSVERZEKERINGEN

Prof. mr. A.W. Jongbloed WAAROM ER NAUWELIJKS RECHTSPRAAK IS OVER BESLAGEN OP LEVENSVERZEKERINGEN Prof. mr. A.W. Jongbloed WAAROM ER NAUWELIJKS RECHTSPRAAK IS OVER BESLAGEN OP LEVENSVERZEKERINGEN Plaats in het systeem van de wet Boek 2, titel 2 (gerechtelijke tenuitvoerlegging op goederen die geen

Nadere informatie

Autoriteit Financiële Markten. Captin B.V., statutair gevestigd te Amsterdam. handelsfaciliteit

Autoriteit Financiële Markten. Captin B.V., statutair gevestigd te Amsterdam. handelsfaciliteit REGLEMENT STICHTING BEWAARINSTELLING CAPTIN 1. DEFINITIES 1.1 In dit Reglement wordt verstaan onder: "Account" "AFM" "Bestedingsruimte" (i) een Ledenaccount als bedoeld in het Handelsreglement, (ii) een

Nadere informatie

- 1 - De Curaçaose trust: een reactie mr. H.Th.M. Burgers 1

- 1 - De Curaçaose trust: een reactie mr. H.Th.M. Burgers 1 - 1 - De Curaçaose trust: een reactie mr. H.Th.M. Burgers 1 In WPNR 6926 van 14 april 2012 verscheen een tweetal artikelen over de op 1 januari 2012 op Curaçao ingevoerde trust naar Anglo-Amerikaans voorbeeld.

Nadere informatie

Casus 3 Het zal je werk maar zijn

Casus 3 Het zal je werk maar zijn Casus 3 Het zal je werk maar zijn Het CAO-recht is lastig. Veel partijen zijn namelijk bij een CAO betrokken: vakbonden, werkgevers(organisaties), werknemers die lid zijn van een vakbond die aan de CAO

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel INLEIDING RECHT MAANDAG 5 OKTOBER UUR. SPD Bedrijfsadministratie B / 10

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel INLEIDING RECHT MAANDAG 5 OKTOBER UUR. SPD Bedrijfsadministratie B / 10 SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel INLEIDING RECHT MAANDAG 5 OKTOBER 2015 09.00-11.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie B / 10 2015 NGO-ENS B / 10 Opgave 1 (19 punten) Vraag 1 Nee Vader van een kind

Nadere informatie

N.C. van Oostrom-Streep, 'De kwalitatieve verplichting' Woord vooraf Lijst van afkortingen

N.C. van Oostrom-Streep, 'De kwalitatieve verplichting' Woord vooraf Lijst van afkortingen Inhoudsopgave Woord vooraf Lijst van afkortingen v xv Hoofdstuk 1 Inleiding op het onderwerp, presentatie van de onderzoeksvraag 1 1.1 Inleiding 1 1.2 De mogelijkheden 2 1.3 De vraag 4 1.4 De methode 5

Nadere informatie

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TAF B.V., gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen Aangeslotene.

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TAF B.V., gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-344 d.d. 26 november 2013 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. B.F. Keulen, leden en mr. M. van Pelt, secretaris)

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-299 (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris) Klacht ontvangen op : 5 februari 2015 Ingesteld door : Consument

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 102 d.d. 2 november 2009 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. A.I.M. Kool) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter. Zaaknummer: S21-17 Datum uitspraak: 20 oktober 2014 Plaats uitspraak: Zaandam DE RIJDENDE RECHTER in het geschil tussen: D. Brevet te Deventer verder te noemen: Brevet, tegen: S. Isitan te Deventer verder

Nadere informatie

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) De levensverzekeringsovereenkomst: een vreemde eend in de bijt van verzekeringsovereenkomsten Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Algemene opmerkingen (1) De wetgever

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen This full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/106630

Nadere informatie

Voorwaarden Bewaarbedrijven

Voorwaarden Bewaarbedrijven Voorwaarden Bewaarbedrijven 1. Inleiding 1.1. Welke bewaarbedrijven heeft de bank? 1. De bank heeft twee bewaarbedrijven: ABN AMRO Global Custody N.V.; en ABN AMRO Effectenbewaarbedrijf N.V. 2. ABN AMRO

Nadere informatie

Monografieen Nieuw BW. Prof. mr. W.H.M. REEHUIS Hoogleraar privaatrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Derde geheel herschreven druk

Monografieen Nieuw BW. Prof. mr. W.H.M. REEHUIS Hoogleraar privaatrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Derde geheel herschreven druk Monografieen Nieuw BW B6b Levering Prof. mr. W.H.M. REEHUIS Hoogleraar privaatrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen Derde geheel herschreven druk Kluwer - Deventer - 2004 Inhoud VOORWOORD IX LUST VAN

Nadere informatie

MR. C. ASSER'S HANDLEIDING TOT DE BEOEFENING VAN HET NEDERLANDS BURGERLIJK RECHT GOEDERENRECHT ALGEMEEN GOEDERENRECHT VIJFTIENDE DRUK BEWERKT DOOR

MR. C. ASSER'S HANDLEIDING TOT DE BEOEFENING VAN HET NEDERLANDS BURGERLIJK RECHT GOEDERENRECHT ALGEMEEN GOEDERENRECHT VIJFTIENDE DRUK BEWERKT DOOR MR. C. ASSER'S HANDLEIDING TOT DE BEOEFENING VAN HET NEDERLANDS BURGERLIJK RECHT GOEDERENRECHT ALGEMEEN GOEDERENRECHT VIJFTIENDE DRUK BEWERKT DOOR MR. F.H.J. MIJNSSEN VOORMALIG VICE-PRESIDENT VAN DE HOGE

Nadere informatie

www.schuldinfo.nl Pagina 1

www.schuldinfo.nl Pagina 1 Wijziging beslagvrije voet volgens wetsvoorstel wwb Behandeling wetsvoorstel 6 oktober 2011, Tweede kamer ( ) Het hoofdprincipe, die onafhankelijkheid van ouders, vind ik cruciaal. Je ziet dat wat nu gebeurt,

Nadere informatie

Executie van het retentierecht

Executie van het retentierecht Executie van het retentierecht mr. Jacob Henriquez mr. Teije van Dijk AKD Aangeboden door WEKAbouw Kennisbank Contracteren in de bouw www.weka-bouw.nl @2011 Weka Uitgeverij B.V. - 1 - Inleiding Het retentierecht

Nadere informatie

Rechtsgevolgen en functies van bezit en houderschap

Rechtsgevolgen en functies van bezit en houderschap Monografieen Nieuw BW A14 Rechtsgevolgen en functies van bezit en houderschap Mr. A.C. van Schaick Kluwer - Deventer - 2003 Inhoud LUST VAN AFKORTINGEN XIII LUST VAN VERKORT AANGEHAALDE LITERATUUR XV DEEL

Nadere informatie

Software en continuïteit

Software en continuïteit Software en continuïteit Jaarvergadering Orde van Advocaten 25 september 2009 Presentatie van de Vereniging Informaticarecht Advocaten (VIRA) Polo G. van der Putt, voorzitter VIRA Agenda VIRA Wat is (de

Nadere informatie

Thije Adams KUNST. Wordt een mens daar beter van? vangennep amsterdam

Thije Adams KUNST. Wordt een mens daar beter van? vangennep amsterdam Thije Adams KUNST Wordt een mens daar beter van? vangennep amsterdam Inhoud Vooraf 5 I. Inleiding 7 II. Wat doen wij met kunst? 9 III. Wat doet kunst met ons? 42 IV. Plato en Rousseau 59 V. Onzekerheid

Nadere informatie

Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid.

Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid. Annotatie bij HR 27-02-2009, C07/168HR, LJN BG6445 Onrechtmatige daad. Benadeling van de boedel. Misbruik van rechtspersoonlijkheid. [BW art. 6:162] Een gefailleerde natuurlijke persoon heeft de eigendom

Nadere informatie

Ontslagprocesrecht onder de WWZ. Willem Bouwens

Ontslagprocesrecht onder de WWZ. Willem Bouwens Ontslagprocesrecht onder de WWZ Willem Bouwens Hoofdlijnen Redelijke grond ü Art. 669 lid 1: voor opzegging is redelijke grond vereist; ü Herplaatsing binnen redelijke termijn in andere passende functie,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351 ECLI:NL:RBNHO:2017:6351 Instantie Datum uitspraak 05-07-2017 Datum publicatie 31-07-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 5474399 \ CV EXPL 16-8870 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter. Zaaknummer: S21-32 Datum uitspraak: 25 juni 2015 Plaats uitspraak: Zeist DE RIJDENDE RECHTER in het geschil tussen: A.F. Jalving te Klazienaveen, verder te noemen: Jalving, tegen: Bindend Advies Bestratingsbedrijf

Nadere informatie

REVINDICATIEBELEID Inleiding Revindicatie Verjaring Revindicatieprocedure

REVINDICATIEBELEID Inleiding Revindicatie Verjaring Revindicatieprocedure REVINDICATIEBELEID Inleiding Het komt regelmatig voor dat onrechtmatig gebruik wordt gemaakt van gemeentegrond. Onrechtmatig gebruik houdt in dat particulieren of bedrijven zonder toestemming van de gemeente

Nadere informatie

Corporate Governance. Privaatrechtelijk speelveld Master Class Corporate Governance Mr. Jaap Maris 21 april 2015

Corporate Governance. Privaatrechtelijk speelveld Master Class Corporate Governance Mr. Jaap Maris 21 april 2015 Corporate Governance Privaatrechtelijk speelveld Master Class Corporate Governance Mr. Jaap Maris 21 april 2015 Corporate governance Relevante bronnen van regelgeving (in volgorde van belangrijkheid) (Uitgangspunt

Nadere informatie

Eigendom door verjaring?

Eigendom door verjaring? Eigendom door verjaring? Kennisontbijt 29 januari 2014 Gwenny Scaf & Robert Ruiter RRA Advocaten N.V. RRA Advocaten Kerkstraat 4 6367 JE Ubachsberg 045-5620540 www.rra.nl RRA Advocaten N.V. Één visie,

Nadere informatie

Nota Borgtocht/ verstrekken geldleningen Hoogheemraadschap van Delfland

Nota Borgtocht/ verstrekken geldleningen Hoogheemraadschap van Delfland Nota Borgtocht/ verstrekken geldleningen Hoogheemraadschap van Delfland Versie: Concept Datum: 25-01-2013 Auteur: EFZ/C&B Inhoud 1 Inleiding... 3 2 Verstrekken geldlening... 4 3 Begrippenkader... 4 4 Voorwaarden

Nadere informatie

Wijzen waarop goederen (zaken en vermogensrechten) worden verkregen:

Wijzen waarop goederen (zaken en vermogensrechten) worden verkregen: Korte handleiding bijeenkomst 4. Wijzen waarop goederen (zaken en vermogensrechten) worden verkregen: Onder algemene titel (opvolging in een geheel vermogen of een deel hiervan): erfopvolging, boedelmenging

Nadere informatie

Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken?

Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken? Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken? K. Engel, LLM, BA ACIS Symposium 20 maart 2015 Inleiding (1/2) Inleiding verzwijging. Oud recht:

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting Inboedelverzekering. Uitleg van verzekeringsvoorwaarden.

Nadere informatie

Corporate Alert: de 403-verklaring

Corporate Alert: de 403-verklaring Corporate Alert: de 403-verklaring Kort na elkaar heeft de Hoge Raad twee uitspraken gedaan over vragen waartoe de 403- verklaring aanleiding geeft. De meest in het oog springende beslissing (HR 20 maart

Nadere informatie

CofaceAntergamma en onoverdraagbaarheidsbedingen: HR 21 maart 2014, ECIJ:NL:HR:2014:682 Maandblad voor Ve... Page 1 of 18 B^TIJDSCHRIFTEN

CofaceAntergamma en onoverdraagbaarheidsbedingen: HR 21 maart 2014, ECIJ:NL:HR:2014:682 Maandblad voor Ve... Page 1 of 18 B^TIJDSCHRIFTEN CofaceAntergamma en onoverdraagbaarheidsbedingen: HR 21 maart 2014, ECIJ:NL:HR:2014:682 Maandblad voor Ve... Page 1 of 18 B^TIJDSCHRIFTEN DOl: 10.5553/MvV/157457672014024006002 Coface/Intergamma en onoverdraagbaarheidsbedingen:

Nadere informatie

Datum 27 september 2018 Onderwerp Beantwoording vragen van de VKC verordening toepasselijk recht derdenwerking van grensoverschrijdende cessie

Datum 27 september 2018 Onderwerp Beantwoording vragen van de VKC verordening toepasselijk recht derdenwerking van grensoverschrijdende cessie 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/jenv

Nadere informatie

Actualiteiten over het retentierecht van de aannemer

Actualiteiten over het retentierecht van de aannemer Actualiteiten over het retentierecht van de aannemer 11 februari 2016 Mr. L.A. (Leonie) Dutmer Overzicht retentierecht van de aannemer Elementen retentierecht Feitelijke macht en kenbaarheid Retentierecht

Nadere informatie

Rapport 1994/198, Nationale ombudsman, 7 april 1994

Rapport 1994/198, Nationale ombudsman, 7 april 1994 Rapport 1994/198, Nationale ombudsman, 7 april 1994 Klacht 1 Achtergrond 2 Onderzoek 3 Bevindingen 3 Beoordeling en conclusie 5 KLACHT Op 31 augustus 1993 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift

Nadere informatie

Verpanding van merken

Verpanding van merken Verpanding van merken M.W. Wiegerinck 1 1. Inleiding Tijdens mijn studie was ik student-assistent van Wim Reehuis. Ik assisteerde hem bij de herziening van het boek Goederenrecht ten behoeve van de twaalfde

Nadere informatie

De goederenrechtelijke positie van de koper onder eigendomsvoorbehoud

De goederenrechtelijke positie van de koper onder eigendomsvoorbehoud De goederenrechtelijke positie van de koper onder eigendomsvoorbehoud Kan een koper onder eigendomsvoorbehoud goederenrechtelijk over zijn voorwaardelijk eigendom beschikken? Masterscriptie privaatrecht

Nadere informatie