Arboconvenant bankwezen inzake RSI, werkdruk en ziekteverzuim/wao

Transcriptie

1 SZW Arboconvenant bankwezen inzake RSI, werkdruk en ziekteverzuim/wao Ondergetekenden, De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer drs. J.F. Hoogervorst, hierna te noemen: de overheid, enerzijds, en 1. Vereniging voor ondernemingen: Nederlandse Vereniging van Banken, de heer J. Ruiter, directeur; 2. Verenigingen voor werknemers: FNV Bondgenoten, de heer D. Hamaker, bedrijfsgroepmanager Diensten; De Unie, de heer J. Th. Teuwen, voorzitter; Dienstenbond CNV, mevrouw H. Dekker, hoofd Communicatie & Informatie; Beroepsorganisatie Banken Verzekeringen, N.B. Bleeker, voorzitter; hierna te noemen: organisaties, anderzijds, Verder te noemen: partijen; Overwegende dat, goede arbeidsomstandigheden bijdragen aan een verbetering van de motivatie en productiviteit van werknemers, alsmede aan de vermindering van gezondheidsschade, ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid; de regelgeving met betrekking tot arbeidsomstandigheden werkgevers verplicht algemeen zorg te dragen voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van werknemers; een groot aantal werknemers in het bankwezen is blootgesteld aan de arbeidsrisico s RSI en werkdruk; verdere verbetering van de arbeidsomstandigheden, verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie via maatwerk op bedrijfstakniveau en in individuele bedrijven tot stand moet komen; maatregelen zo dicht mogelijk bij de bron het meest effectief zijn; het kabinet extra geld beschikbaar heeft gesteld voor convenanten die leiden tot: i. een reductie van het aantal werknemers dat kampt met werkdruk en RSI-klachten; ii. een brede toepassing van maatregelen die zo dicht mogelijk bij de bron worden aangewend; iii. reductie van het ziekteverzuim en de WAO-instroom; de organisaties op 13 april 2000 met de Staatssecretaris de Intentieverklaring Arbeidsomstandigheden Bankwezen hebben gesloten om te komen tot het afsluiten van het Arboconvenant Bankwezen als bedoeld in de nota Arboconvenanten nieuwe stijl: beleidsstrategie voor de komende vier jaar ( ) ; Komen partijen het volgende overeen: Definities Artikel 1 1. arboconvenant (verder ook genoemd: convenant): tripartiete overeenkomst op bedrijfstakniveau tussen werkgeversvertegenwoordigers, werknemersvertegenwoordigers en de overheid over het verminderen van arbeidsrisico s en het terugdringen van het ziekteverzuim en de WAOinstroom; 2. bankwezen: dit convenant is van toepassing: a. op de 44 banken voor wie de Algemene Bank-CAO van toepassing is. Achterin de Algemene Bank-CAO zijn deze banken opgesomd ( kleinere banken ); b. op de vijf banken die eigen ondernemings-cao s hebben afgesloten, t.w. ABN-AMRO, Fortis, ING, Rabobank en SNS ( grote banken ); 3. RSI: Repetitive Strain Injury is een verzamelnaam voor aandoeningen van nek en/of bovenste ledematen die (mede) het gevolg zijn van repeterende bewegingen (dynamisch) en/of het continu aangespannen houden van nek- en armspieren (statisch); 4. werkdruk: er is sprake van een te hoge werkdruk als medewerkers er structureel niet of slechts met grote moeite in slagen om hun werk binnen de gestelde tijd uit te voeren. Het is nodig om naast een definitie van werkdruk ook een definitie van werkstress te hanteren; 5. werkstress: de combinatie van lichamelijke en psychische reacties op overbelasting die we in het dagelijks taalgebruik spanning of verlies van welbevinden noemen in relatie tot het werk; 6. vroegtijdige reïntegratie: alle activiteiten die erop gericht zijn langdurige arbeidsongeschiktheid (verzuim langer dan zes weken) te voorkomen; 7. werkgever: een werkgever als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998; 8. werknemer: een werknemer als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998; 9. branchebegeleidingscommissie (BBC): een commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de ondertekenende partijen, ingesteld bij de vaststelling van de Intentieverklaring Arbeidsomstandigheden Bankwezen, ten behoeve van de totstandkoming, aansturing en begeleiding van het convenant als bedoeld in artikel 8 van dit convenant; 10. stand van de wetenschap: de thans of in de toekomst mogelijke maatregelen ter vermindering van gezondheidsrisico s, ziekteverzuim en WAO-intrede die door vakdeskundigen in brede zin zijn aanvaard, ofwel aantoonbaar effectief en praktisch uitvoerbaar zijn. Hierbij dient rekening gehouden te worden met hetgeen gezondheidskundig wenselijk, bedrijfseconomisch haalbaar en praktisch uitvoerbaar is. Voor het arboconvenant bankwezen worden gegevens ontleend aan: het brancheoverstijgende onderzoek naar de stand der wetenschap inzake werkdruk van TNO Arbeid en SKB, concept: april Dit onderzoek is gepresenteerd in de Werkgroep Banken op 26 april 2001; het brancheoverstijgende onderzoek naar de stand der techniek inzake preventie van RSI bij beeldschermwerk van TNO Arbeid, concept: 8 maart Dit onderzoek is gepre- Uit: Staatscourant 30 november 2001, nr. 233 / pag. 16 1

2 senteerd in de Werkgroep Banken op 26 april 2001; het brancheoverstijgende overzicht van maatregelen op het terrein van verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie van AS/tri, concept: 19 april 2001; het branchespecifieke onderzoek naar de resultaten van de bovengenoemde inventarisaties inzake werkdruk, RSI en reïntegratie voor het bankwezen van TNO Arbeid, concept: 9 mei Dit onderzoek is gepresenteerd in de BBC op 7 september 2001; 11. nulmeting: meting waarbij de uitgangssituatie wordt vastgesteld met betrekking tot de afspraken uit het convenant over terugdringing van de risicopopulatie inzake RSI en werkdruk, over vermindering van het ziekteverzuim en de WAO-instroom en over te nemen maatregelen. Deze meting dient als referentiepunt voor het meten van de effecten die behaald worden met het uitvoeren van de afspraken uit onderhavig convenant; 12. Plan van Aanpak: bijlage die onlosmakelijk deel uitmaakt van het convenant, met (minimaal) een begroting en afspraken over implementatie en monitoring van de algemene maatregelen op sectorniveau. Daarnaast worden er in het kader van het arboconvenant ook individuele maatregelen op ondernemingsniveau genomen. Deze maatregelen zijn verwoord in de actieplannen op ondernemingsniveau. In het Plan van Aanpak zijn ook de voorwaarden voor deze actieplannen op ondernemingsniveau opgenomen; 13. algemene maatregelen op sectorniveau: reeks van sectorbrede maatregelen die erop gericht is de doelstellingen van het arboconvenant, zoals verwoord in artikel 2, te realiseren. Algemene maatregelen zijn maatregelen die voor alle banken onder de werkingssfeer van dit convenant gelden; 14. individuele maatregelen op ondernemingsniveau: reeks van bankspecifieke maatregelen die erop gericht is de doelstellingen van het arboconvenant, zoals verwoord in artikel 2, te realiseren. Individuele maatregelen verschillen van bank tot bank en zijn omschreven in de actieplannen op ondernemingsniveau; 15. actieplan op ondernemingsniveau: plan van aanpak dat iedere bank afzonderlijk opstelt waarin de betreffende bank aangeeft met welke aanvullende maatwerkmaatregelen (naast de algemene maatregelen op sectorniveau) ze bijdraagt aan het realiseren van de doelstellingen van het arboconvenant, zoals verwoord in artikel 2; 16. afdelingen: een organisatorische eenheid zoals SKB dit definieert in de RSI-monitor voor het bankwezen. Het woord afdeling dient ruim te worden geïnterpreteerd en kan hiërarchische, geografische of functionele indelingen betreffen. Ook combinaties van deze criteria zijn mogelijk. Het gaat om relevante groepen van vijf of meer werknemers; 17. werknemersvertegenwoordigingen: medezeggenschapsorganen die op grond van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) zijn ingesteld. Voorbeelden: Centrale Ondernemingsraad (COR), Ondernemingsraad (OR), Onderdeelcommissie (OC) en Personeelsvertegenwoordiging (PVT); 18. beeldschermwerk: definiëring en wijze van meten worden binnen zes maanden na ondertekening van het convenant nader uitgewerkt vastgesteld door partijen; 19. aanvangsdatum convenant: 1 januari 2002; 20. einddatum convenant: 31 december Doelstellingen Artikel 2 1. De kwantitatieve doelen zijn afgeleid van indicatieve gegevens die door de arbodiensten van ING, ABN- AMRO, Fortis en Rabobank zijn aangeleverd. Deze indicatieve gegevens hebben betrekking op de periode van 1997 tot en met Partijen stellen zich met betrekking tot het beoogde effect van het convenant het volgende ten doel: a. preventie van RSI: einddatum van het convenant het aantal werknemers met RSI-klachten te reduceren. Binnen een half jaar na ondertekening convenant bepaalt de BBC een reductiepercentage aan de hand van de nulmeting RSI van SKB. b. preventie van werkdruk: einddatum van het convenant het aantal werknemers dat te maken heeft met een combinatie van hoge werkdruk en vermoeidheid af te laten nemen. Binnen een half jaar na ondertekening convenant bepalen de banken daarom hoeveel afdelingen hoger scoren dan 50 op het punt hoog werktempo en veel werk en hoger dan 36 op het punt herstelbehoefte in de gewogen VBBA-scores Arbo BenV. Zij doen dit aan de hand van de analyse werkdruk van SKB. Binnen het bankwezen voldoet momenteel naar schatting 12,5 procent van de afdelingen aan beide genoemde criteria. De partijen streven ernaar om het aantal afdelingen dat voldoet aan de criteria voor het eind van de looptijd met tenminste 40 procent te reduceren. preventie van negatieve werkstress: Partijen spannen zich in voor de preventie van negatieve werkstress. Indicatoren hiervoor zijn emotionele belasting, onvoldoende afwisseling in het werk, onvoldoende zelfstandigheid in het werk, toekomstonzekerheid en geen plezier in het werk. c. reductie van het ziekteverzuim: einddatum van het convenant het ziekteverzuim te reduceren met tenminste 10 procent, waarbij gecorrigeerd wordt voor de landelijke trend. Het gaat om een reductie van zowel het ziekteverzuim langer dan zes weken als het frequent kortdurend ziekteverzuim. Volgens de indicatieve gegevens, bedoeld in lid 1, kan als indicatie voor het totale verzuim 5 procent worden aangehouden. Ongeveer 2 procent hiervan is langer dan zes weken. d. vroegtijdige reïntegratie: einddatum van het convenant de instroom in de WAO te reduceren met tenminste 20 procent, waarbij gecorrigeerd wordt voor de landelijke trend. Volgens de indicatieve gegevens, bedoeld in lid 1, bedroeg de WAO-instroom bij de grote banken in 2000 gemiddeld 1,35 procent. 3. Indien de uitkomsten van nulmetingen hiertoe aanleiding geven, zullen de kwantitatieve doelen worden bijgesteld. De BBC neemt hiertoe het initiatief en besluit hierover. Het systeem van monitoren is beschreven in artikel 9. Maatregelen Artikel 3 1. Om de in artikel 2 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten Uit: Staatscourant 30 november 2001, nr. 233 / pag. 16 2

3 partijen zich uitvoering te geven aan het Plan van Aanpak, dat onlosmakelijk deel uitmaakt van onderhavig convenant. 2. Partijen hebben algemene maatregelen afgesproken ter preventie van RSI en werkdruk. In het Plan van Aanpak worden deze algemene maatregelen toegelicht. Het gaat om de volgende elf maatregelen: a. voorlichting door werkgevers: Binnen één jaar na ondertekening van het convenant zorgen de werkgevers in het bankwezen ervoor dat alle werknemers die beeldschermwerk verrichten informatie ontvangen over de risico s van RSI en een hoge werkdruk. b. voorlichting door werknemersorganisaties: De vakorganisaties zullen in het kader van dit arboconvenant ook voorzien in voorlichtingsactiviteiten. Het gaat daarbij om het informeren van werknemers en werknemersvertegenwoordigers en om het ontwikkelen en verzorgen van een cursus RSI/Werkdruk-consulent voor vakbondsleden die een vraagbaakfunctie willen vervullen voor de (on)georganiseerde werknemers in het bankwezen. Iedere bank stelt intern vast of en hoe deze vraagbaakfunctie binnen de organisatie wordt toegepast. c. bespreekbaar maken van RSI en werkdruk: De leidinggevende besteedt, indien relevant, expliciet aandacht aan RSI en werkdruk in individuele vormen van overleg (bijvoorbeeld functioneringsgesprekken) en in vormen van groepsoverleg (bijvoorbeeld werkoverleg). d. protocol RSI en werkdruk: Binnen 6 maanden na tekening van het convenant ontwikkelt het projectbureau een protocol dat vermeldt hoe lijnmanagers dienen te handelen bij klachten over RSI en/of werkstress. Het projectbureau doet dit op basis van de reeds bestaande protocollen binnen de grote banken. e. toolkit voor individuele werknemers: Voor iedere werknemer komt er een toolkit beschikbaar met mogelijkheden om werkdruk en RSI te voorkomen c.q. te lijf te gaan. De toolkit kan een fysieke of virtuele aard hebben, de invulling wordt per bank bepaald. Uitgangspunt is dat de werknemer zijn keuze bepaalt in overleg met de leidinggevende en een arbodeskundige. f. werkplekonderzoek en -aanpassing: De werkgevers zorgen er voor dat alle werkplekken voldoen aan de wettelijke normen en dat alle werknemers met klachten die samenhangen met de (beeldscherm)werkplek een deskundige van de arbodienst kunnen raadplegen; g. arbocriteria bij inkoop meubilair en bij ontwerp van werkplekken en functies: Werkgevers vragen advies aan de arbodienst en/of het expertisecentrum bij nieuw aan te schaffen meubilair en nieuwe werkplekken, functies en gebouwen, zodat deze voldoen aan de meest recente stand der wetenschap. h. stimuleren afwisseling bij beeldschermwerk: Gedurende de looptijd van het convenant werken de werkgevers in het bankwezen aan het vergroten van de afwisseling voor beeldschermwerkers. Hiertoe behoren: zorgen voor niet meer dan 5 uur beeldschermwerk per persoon per dag; Voor laptops (buiten een dockingstation) geldt een maximum van 2 uur beeldschermwerk per persoon per dag; zorgen voor gevarieerde taken zodat beeldschermwerk kan worden afgewisseld met andere taken; creëren van regelmatige pauzes; Conform het beeldschermbesluit wordt beeldschermwerk telkens na ten hoogste twee achtereenvolgende uren afgewisseld door andersoortige arbeid of door rusttijd, zodanig dat de belasting van het verrichten van de arbeid aan een beeldscherm wordt verlicht. Voor de bepaling van wat beeldschermwerk is, wordt nader onderzoek gepleegd. Uiterlijk zes maanden na ondertekening van het convenant komen partijen tot de vaststelling van een betrouwbare, realistische en goed meetbare definitie. i. algemene invoering pauzesoftware: Binnen twee jaar na tekening voorzien de banken alle werkplekken waar meer dan twee uur beeldschermwerk per persoon per dag wordt verricht van pauzesoftware. j. uitwisseling van kennis en ervaring over spraakherkenning: Gedurende de looptijd van het convenant werkt het projectbureau aan het bundelen en beschikbaar stellen van de uitkomsten van de verschillende pilot-projecten op het terrein van spraakherkenning bij de banken. k. evaluatie van zelfsturende teams: Op het gebied van zelfsturende teams lopen op dit moment bij meerdere banken pilot-projecten. Gedurende de looptijd van het convenant werkt het projectbureau aan het bundelen en beschikbaar stellen van de uitkomsten van deze pilots aan alle banken, eventueel via de nog te ontwikkelen interactieve website. 3. Alle banken met 350 werknemers of meer stellen een actieplan op ondernemingsniveau op. Het doel van deze actieplannen op ondernemingsniveau is het vertalen van de doelen en de maatregelen naar ondernemingsniveau. In het Plan van Aanpak worden daarnaast maatwerk maatregelen omschreven die eveneens deel kunnen uitmaken van de actieplannen op ondernemingsniveau. Ook de eisen die aan de actieplannen worden gesteld zijn in het Plan van Aanpak omschreven. De banken leggen hun actieplannen binnen zes maanden na ondertekening convenant ter goedkeuring voor aan de BBC. De banken rapporteren jaarlijks aan de BBC over de voortgang van het actieplan. De BBC stimuleert ook de banken met minder dan 350 werknemers om een actieplan op ondernemingsniveau op te stellen. 4. Zo spoedig mogelijk na de ondertekening van het convenant wordt een projectbureau opgericht. Het projectbureau wordt opgericht voor de duur van het arboconvenant. In het Plan van Aanpak wordt de rol en de financiering van dit projectbureau nader omschreven. Communicatie Artikel 4 1. Om de in artikel 2 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich het convenant met gerichte communicatie te ondersteunen. De BBC zal een professioneel communicatiebureau vragen hiervoor een communicatieplan op te stellen. Het communicatiebureau zal samenwerken met de communicatieafdelingen van de grote banken. Voor het communicatieplan is een startnotitie opgesteld en goedgekeurd. Aan de hand van de startnotitie wordt bij drie bureaus offerte aangevraagd. 2. De volgende activiteiten maken in Uit: Staatscourant 29 november 2001, nr. 232 / pag. 16 3

4 ieder geval deel uit van het communicatieplan: a. het regelmatig informeren van werkgevers en werknemers over het convenant en over de voortgang van de implementatie van de convenantsafspraken door middel van publicaties in hun periodieken (procescommunicatie); b. het gericht geven van voorlichting ter bevordering van de bewustwording van werkgevers en werknemers over het gevaar van arbeidsrisico s en over het belang van goede arbeidsomstandigheden en van een effectief verzuimbeleid (bewustwording); c. het gericht geven van voorlichting aan werkgevers en werknemers over de mogelijkheden om de hier bedoelde risico s te beperken en te voorkomen en over de mogelijkheden voor een effectiever verzuim- en reïntegratiebeleid (instructie en instrumentele voorlichting); d. het informeren van doelgroepen over de resultaten nul-, tussen- en eindmetingen van het arboconvenant (voortgang); e. het bijhouden van elektronische middelen als de interactieve website. 3. Het projectbureau, zoals bedoeld in artikel 3 lid 4, heeft de taak om de verschillende vormen van communicatie (werkgevers, werknemersorganisaties en communicatiebureau) af te stemmen. Werknemersvertegenwoordiging Artikel 5 1. De wettelijke taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van werknemers en medezeggenschapsorganen (OR, PVT) op grond van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) en de Arbeidsomstandighedenwet zijn van toepassing op dit convenant. Dat geldt in het bijzonder voor de wijze waarop de doelstellingen en maatregelen ten aanzien van werkdruk, RSI en vroegtijdige reïntegratie op bedrijfsniveau door de werkgever worden geïmplementeerd. 2. De in het kader van dit convenant op te stellen actieplannen op ondernemingsniveau, zoals bedoeld in artikel 3 lid 3, zijn in bedrijven die beschikken over een OR of een PVT instemmingsplichtig conform artikel 27 van de WOR. 3. Gedurende de looptijd van het convenant voert de werkgever tenminste tweemaal per jaar overleg met de OR of de PVT over de voortgang en de uitvoering van het actieplan op ondernemingsniveau. Dit overleg vindt plaats op basis van door de werkgever verstrekte informatie. Het verdient aanbeveling om de gecertificeerde arbodienst bij dit overleg te betrekken. 4. De OR of PVT ontvangt de aan de werkgever verstrekte resultaten van monitoronderzoeken ten aanzien van RSI en werkdruk die in het kader van het convenant in het bedrijf zijn gehouden. De OR of PVT ontvangt de resultaten integraal en gelijktijdig met de werkgever. 5. In bedrijven waar geen OR of PVT functioneert, legt de werkgever het actieplan op ondernemingsniveau vooraf ter bespreking voor aan de personeelsvergadering (conform WOR art. 35b) dan wel aan de belanghebbende werknemers (conform Arbowet art. 12 lid 1). Dit laatste gebeurt indien er minder dan 10 werknemers in dienst zijn. De werkgever brengt tenminste jaarlijks verslag uit aan de personeelsvergadering of de belanghebbende werknemers over de voortgang van het actieplan op ondernemingsniveau en verstrekt hierbij de nodige gegevens. 6. OR-en en PVT s kunnen zich bij het intern vertegenwoordigend overleg over de voortgang en de uitvoering van het arboconvenant laten adviseren door vertegenwoordigers van de vakorganisaties die betrokken zijn bij de totstandkoming van dit convenant. 7. Ten behoeve van werknemersvertegenwoordigingen zullen in het kader van het convenant informatie- en voorlichtingsactiviteiten worden ontwikkeld. Een en ander wordt nader uitgewerkt in een communicatieplan, zoals bedoeld in artikel 4 van dit convenant, en in het voorlichtingsplan voor werknemers en werknemersvertegenwoordigers, zoals verwoord in hoofdstuk 7 van het Plan van Aanpak. Rol van de Arbeidsinspectie Artikel 6 1. In samenwerking met partijen bevordert de Arbeidsinspectie (AI) dat uitvoering wordt gegeven aan de afspraken in het convenant en dat de doelstellingen van het convenant worden bereikt. 2. De stand van de wetenschap en de praktijkregels en normen die gedurende de looptijd van het convenant worden ontwikkeld, vormen mede het kader voor het toekomstig handhavingsbeleid van de AI. 3. Tijdens de looptijd van het convenant worden door de AI geen inspecties uitgevoerd inzake de uitvoering van de convenantsafspraken. 4. Gedurende de looptijd van het convenant zal de AI overleg plegen met partijen voordat bedrijfstakgeoriënteerde en/of projectmatige inspecties gaan plaatsvinden die een verband hebben met onderwerpen genoemd in dit convenant. 5. Bovenstaande laat onverlet dat de AI ook tijdens de looptijd van het convenant volgens de geldende voorschriften blijft handhaven op bestaande wetgeving en normen. Tevens zal de AI reageren op meldingen van klachten en ongevallen, alsmede blijven optreden bij misstanden. Bekendmaking Artikel 7 1. De werkgevers- en werknemersorganisaties informeren hun leden zo spoedig mogelijk na de ondertekening van onderhavig convenant over het convenant in het algemeen en over de afspraken van het convenant, zoals bedoeld in artikel 3, in het bijzonder. Zij doen dit met behulp van publicaties in hun periodieken. 2. De tekst van onderhavig convenant wordt zo spoedig mogelijk na ondertekening gepubliceerd in de Staatscourant. BBC Artikel 8 1. De BBC bestaat uit vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en de overheid. 2. De BBC komt uiterlijk binnen twee maanden na ondertekening van onderhavig convenant bij elkaar. Bij deze bijeenkomst wordt bepaald of de BBC in de tot dan toe gebruikelijke samenstelling wordt voortgezet, dan wel dat voor een nieuwe samenstelling wordt gekozen. Indien de BBC in een nieuwe samenstelling verder gaat, dienen in ieder geval alle ondertekenende partijen vertegenwoordigd te zijn. 3. De BBC kan, indien nodig en gewenst, uit haar midden werkgroe- Uit: Staatscourant 29 november 2001, nr. 232 / pag. 16 4

5 pen instellen voor de behandeling van afzonderlijke onderwerpen. 4. Gedurende de looptijd van het convenant vergadert de BBC ten minste tweemaal per jaar, en verder zo vaak als nodig wordt geacht. 5. De BBC bepaalt de wijze waarop de evaluatie, bedoeld in artikel 14 van dit convenant, wordt uitgevoerd. 6. De BBC beslist bij welke van haar taken en bevoegdheden de inzet van externe deskundigen of een extern projectbureau noodzakelijk is. Monitoring Artikel 9 1. Gedurende de looptijd van het convenant bepalen partijen de feitelijke voortgang en toetsen die aan de doelstellingen, bedoeld in artikel 2. Zij doen dit op vastgestelde momenten aan de hand van de resultaten van monitoronderzoek. Als referentie voor de voortgang geldt de nulmeting. De onderzoeken zullen worden gedaan aan de hand van standaard vragenlijsten die overeenkomen met de lijsten die gebruikt zijn voor de nulmeting. Zodoende worden de analyses van de gegevens op telkens eenduidige wijze uitgevoerd. Tevens vindt monitoring van de maatregelen plaats, zowel op ondernemingsniveau als op werknemersniveau. De monitoring is verder uitgewerkt in hoofdstuk 4 van het Plan van Aanpak. 2. In artikel 2 zijn de doelstellingen geformuleerd die voor de einddatum van het convenant gelden. Naast deze einddoelen heeft de BBC ook een aantal tussendoelen geformuleerd. In het eerste halfjaar moeten effecten te zien zijn van communicatie en implementatie van maatregelen. Na een jaar moet 50 procent van de maatregelen zijn doorgevoerd. Na twee jaar moet 90 procent van de maatregelen zijn doorgevoerd. Ook moeten er dan merkbare resultaten geboekt zijn op het terugdringen van RSI en werkdruk en het bevorderen van vroegtijdige reïntegratie. 3. Indien uit monitoring blijkt dat de voortgang aanmerkelijk achterblijft bij de doelstelling, beraadt de BBC zich over welke maatregelen noodzakelijk worden geacht om de voortgang in lijn te brengen met de doelstelling. Bovendien bevordert de BBC dat deze maatregelen worden uitgevoerd. 4. De resultaten van het monitoronderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksrapport, dat wordt gepubliceerd in de convenantenreeks van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De gegevens van zowel de nulmetingen als de vervolgmetingen worden beschikbaar gesteld aan het bureau dat de uiteindelijke evaluatie van de doeltreffendheid van de convenantenaanpak als geheel zal gaan uitvoeren. Financiering Artikel De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt voor de uitvoering en evaluatie van dit convenant een bedrag van maximaal f ,- ( ) ter beschikking. De betrokken werkgeversorganisatie en haar leden stellen voor de uitvoering en evaluatie van dit convenant een bedrag van maximaal f ,- ( ) ter beschikking. De genoemde bedragen zijn inclusief BTW. 2. Voor de uitvoering van de activiteiten, genoemd in artikel 3 van de Subsidieregeling Convenanten Arbeidsomstandigheden (Staatscourant 1999, nr. 187) draagt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij aan de kosten, met inachtneming van de in deze subsidieregeling vastgelegde voorwaarden en criteria. 3. Voor de totale kosten van de in het Plan van Aanpak opgenomen activiteiten kan binnen het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden tot een maximum van 50 procent subsidie worden verstrekt. De totale subsidie voor activiteiten in de convenantsfase is begrensd tot 50 procent van de totale in het Plan van Aanpak geraamde kosten. Hierbij moet rekening gehouden worden met het in artikel 1 genoemde plafond van f ,- ( ). 4. Voor de toepassing van het vorige lid worden slechts die activiteiten in aanmerking genomen die tot subsidiëring kunnen leiden. Projecten gestart voorafgaand aan het arboconvenantstraject en individuele bedrijfsinvesteringen worden niet in aanmerking genomen. 5. De financiering van de afzonderlijke activiteiten is vastgelegd in een van het Plan van Aanpak onlosmakelijk onderdeel uitmakende begroting. De begroting volgt de indeling van het Plan van Aanpak en is op jaarbasis opgesteld. 6. De partijen dragen er zorg voor dat conform het bepaalde in artikel 7 van de Subsidieregeling Convenanten Arbeidsomstandigheden de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) als subsidieaanvrager en opdrachtgever zal optreden. 7. De subsidieaanvraag in het kader van de Subsidieregeling Convenanten Arbeidsomstandigheden wordt ingediend uiterlijk twee maanden na aanvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De subsidieaanvraag wordt ingediend met behulp van het Aanvraagformulier Subsidieregeling Convenanten Arbeidsomstandigheden. 8. Uiterlijk drie maanden nadat het convenant tot stand is gekomen wordt door de BBC een activiteitenplanning opgesteld ter nadere invulling van het Plan van Aanpak en de daarin opgenomen begroting. De subsidieaanvragen worden ingediend op basis van deze activiteitenplanning en conform het daarvoor door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verstrekte Draaiboek Subsidies Arboconvenanten. Relatie tot CAO Artikel 11 Partijen bevorderen dat de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties in de eerstvolgende na inwerkingtreding van dit convenant af te sluiten CAO s op bedrijfstak- en ondernemingsniveau verwijzen naar de afspraken in dit convenant. Inwerkingtreding en looptijd Artikel 12 Dit convenant treedt in werking op 1 januari 2002 en eindigt op 31 december Wijziging of voortijdige beëindiging Artikel De BBC treedt in overleg over de noodzaak van wijziging van dit convenant indien: a. de verplichtingen uit dit convenant niet worden nagekomen; b. er zich onvoorziene omstandigheden voordoen (waaronder in elk geval begrepen wijzigingen in wet- en regelgeving) die van dien aard zijn dat het Uit: Staatscourant 29 november 2001, nr. 232 / pag. 16 5

6 convenant redelijkerwijs niet kan worden voortgezet; c. door anderen dan de convenantspartijen de wens te kennen wordt gegeven om tot dit convenant toe te treden. 2. De BBC treedt in overleg over uitbreiding van dit convenant wanneer door een van de convenantspartijen een aanvullend onderwerp wordt voorgedragen voor opname in het convenant. 3. De BBC komt in vergadering bijeen voor overleg als bedoeld in lid 1 binnen zes weken nadat een partij de wens daartoe schriftelijk heeft kenbaar gemaakt. Indien het overleg niet binnen een termijn van vier weken tot overeenstemming heeft geleid, is elke partij gerechtigd het convenant schriftelijk op te zeggen. 4. De BBC kan unaniem besluiten de termijn van vier weken, bedoeld in lid 3, te verlengen, tot een maximum van twaalf weken. Evaluatie en vervolg Artikel Uiterlijk 6 maanden na beëindiging van het convenant evalueren partijen de uitvoering en de resultaten van onderhavig convenant. De BBC bepaalt de wijze waarop de resultaten van het onderzoek geëvalueerd wordt. Evaluatie vindt in elk geval plaats vóór april Naar aanleiding van de evaluatie kijkt de BBC of de stand van de wetenschap wordt geactualiseerd en of er noodzaak is tot het opstellen van (nieuwe) beleidsregels. 2. De bij dit convenant betrokken partijen treden uiterlijk 2 maanden voor beëindiging van het convenant in overleg over een mogelijk vervolg op dit convenant. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst. FNV Bondgenoten, D. Hamaker. Dienstenbond CNV, H. Dekker. Nederlandse Vereniging van Banken, J. Ruiter. De Unie, J. Th. Teuwen. Beroepsorganisatie Banken Verzekeringen, N.B. Bleeker. Uit: Staatscourant 29 november 2001, nr. 232 / pag. 16 6