Gelet op het bepaalde in de artikelen 15, 40c en 68 van de Provinciewet;

Transcriptie

1 Provinciale Staten van Limburg, Gezien het voorstel van het presidium van 2 februari 2004, statenkenmerk A-273-1, afdeling Statengriffie, reg.nr. 2004/6177, inzake de gedragscode bestuurlijke integriteit; Gelet op het bepaalde in de artikelen 15, 40c en 68 van de Provinciewet; besluiten: vast te stellen de volgende "Gedragscode bestuurlijke integriteit provincie Limburg". DEEL I, ALGEMEEN KADER VOOR BESTUURLIJKE INTEGRITEIT Bestuurders stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de provincie Limburg, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer. Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid, die met de functie samenhangt, wordt aanvaard. Dat betekent onder meer dat zij zich permanent ervan bewust moeten zijn dat zij voor de gemeenschap werken en besluiten nemen over de besteding van gemeenschapsgeld. Zij moeten bereid zijn om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collegabestuurders, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen. De volgende kernbegrippen zijn daarbij leidend en plaatsen bestuurlijke integriteit in een breder perspectief. Dienstbaarheid Het handelen van een bestuurder is gericht op het belang van de provincie en op de organisaties en burgers die daarvan deel uitmaken. Functionaliteit Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij in het bestuur vervult. Onafhankelijkheid Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onafhankelijkheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden. Openheid Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij. Betrouwbaarheid Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven. Zorgvuldigheid Het handelen van een bestuurder is erop gericht dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

2 Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen kunnen worden getoetst. DEEL II, GEDRAGSCODE BESTUURLIJKE INTEGRITEIT 1 Algemene bepalingen 1.1 Deze gedragscode geldt voor de commissaris van de Koningin in Limburg en voor de leden van Gedeputeerde en Provinciale Staten van Limburg. Zij worden hierna als "bestuurders" aangeduid. 1.2 De code is openbaar en door derden te raadplegen. 1.3 Bestuurders ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code. 1.4 In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt beoordeling plaats in het college van Provinciale Staten als het om een lid van dat college gaat, dan wel in het presidium als het een lid van Provinciale Staten betreft. 2 Belangenverstrengeling en aanbesteding 2.1 Een bestuurder doet opgave van zijn belangen in ondernemingen en organisaties, waarmee de provincie zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen. 2.2 Bij privaatpublieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen. 2.3 Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de provincie. 2.4 Van de vorige bepaling kan met redenen omkleed ontheffing worden verleend door Provinciale Staten als het om een lid van dát college gaat en door het presidium als het een lid van Provinciale Staten betreft. 2.5 Onder een beloning, als bedoeld in lid 2.3, wordt niet verstaan een vergoeding op basis van de Verordening regelende de geldelijke en andere rechtspositionele voorzieningen ten behoeve van staten- en commissieleden. 2.6 Een bestuurder die familie- of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de provincie, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht. 2.7 Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de provincie geen faciliteiten of diensten aan, die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder zouden kunnen beïnvloeden. 3 Nevenfuncties 3.1 Een bestuurder maakt melding van al zijn nevenfuncties en geeft daarbij tevens aan of de functie wel of niet bezoldigd is. Deze gegevens worden openbaar gemaakt. 3.2 De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt, worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend. 3.3 Een lid van Provinciale Staten dat een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, legt dit voor aan het college van Provinciale Staten. 4 Stemming Bestuurders nemen niet deel aan een stemming als het een specifieke aangelegenheid betreft, die hen rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij zij als vertegenwoordiger zijn betrokken. Zij vermijden daarbij ook de schijn van vooringenomenheid of belangenverstrengeling. 5 Informatie 5.1 Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij respecteert besluiten met betrekking tot de geheimhouding van informatie.

3 5.2 Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij geheimhouding is opgelegd op basis van de criteria in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur. 5.3 Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of ten bate van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen (voor-)informatie. 6 Aannemen van geschenken 6.1. Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt en die een waarde van meer dan 50 euro vertegenwoordigen, worden gemeld Melding vindt plaats bij de secretaris van Gedeputeerde Staten als het een lid van dat college betreft, dan wel bij de griffie als het een lid van Provinciale Staten betreft. 7 Bestuurlijke uitgaven Uitgaven worden uitsluitend vergoed als vaststaat, dat zij in het belang zijn van de provincie en voortvloeien uit de aard van de functie als bestuurder. 8 Declaraties 8.1 Bij declaraties gelden de voorschriften van het provinciale reisbesluit (zie bijlage 3). 8.2 De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed. 8.3 In geval van twijfel omtrent een declaratie wordt deze voorgelegd aan de commissaris van de koningin of, in het geval het de commissaris van de koningin betreft, aan zijn waarnemer. 9 Creditcards Voor het gebruik van creditcards gelden de richtlijnen, die Provinciale Staten op 11 februari 2003 hebben vastgesteld in de nota "Geactualiseerde voorwaarden voor het gebruik van een creditcard" (zie bijlage 4). 10 Gebruik van provinciale voorzieningen 10.1 Gebruik van provinciale eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan Als het belang van de provincie daarmee is gediend, kunnen Provinciale Staten besluiten dat bestuurders voor hun dienstreizen gebruik maken van een dienstauto met chauffeur. Zij kunnen bepalen dat van de dienstauto gebruik kan worden gemaakt voor woon-werkverkeer of voor de uitoefening van qq-nevenfuncties. 11 Dienstreizen buitenland 11.1 Een bestuurder die het voornemen heeft een buitenlandse dienstreis te maken, waarvan de kosten ten laste van de provincie komen, heeft toestemming nodig van Gedeputeerde Staten als het om een lid van Gedeputeerde Staten gaat, en van het presidium als het een lid van Provinciale Staten betreft. Provinciale Staten worden van het besluit op de hoogte gesteld door middel van de openbare besluitenlijst Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd in het college van Provinciale Staten respectievelijk het presidium besproken en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het provinciaal belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming Het ten laste van de provincie meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan als dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de provincie daarmee is gediend. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming betrokken Het anderszins meereizen van derden op kosten van de provincie is niet toegestaan Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit bij de besluitvorming is betrokken. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

4 11.6 Reizen die plaatsvinden binnen een straal van 250 km vanaf Maastricht worden niet als buitenlandse dienstreizen aangemerkt. Aldus besloten in de vergadering van Provinciale Staten van voorzitter, griffier,

5 Bijlage 2 ENKELE BESTAANDE WETTELIJKE EN RECHTSPOSITIONELE GEDRAGSREGELS Het Wetboek van Strafrecht bevat regels met betrekking tot verduistering (artikel 359), vervalsing (artikel 360), verduistering, beschadiging, vernieling van akten, bewijsmateriaal, bescheiden e.d. (artikel 361), fraude en corruptie (artikelen 362 en 363). De Provinciewet bevat bepalingen met betrekking tot de nevenfuncties, onverenigbare betrekkingen en belangenverstrengeling (artikelen 11, 13, 15, 35c, 40b, 47 en 67), geheimhouding (artikel 25), het deelnemen aan stemmingen (artikel 28). De Algemene wet bestuursrecht draagt bestuursorganen op hun taak zonder vooringenomenheid te vervullen (artikel 2:4). Verder kan in onze provincie worden gedacht aan de Verordening geldelijke en andere rechtspositionele voorzieningen voor staten- en commissieleden.

6 Bijlage 3 REISBESLUIT PROVINCIE LIMBURG 1987 Het reisbesluit provincie Limburg 1987 is een uitvoeringsregeling van artikel F.4 van de CAP. Artikel 1 Naar de regelen van dit besluit wordt vergoeding voor reis- en verblijfkosten verleend ter zake van reizen in het belang van de dienst. Artikel 2 Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: "ambtenaar": Onder ambtenaar wordt tevens verstaan de werknemer, die op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, in dienst van deze provincie is; "standplaats": Gedeputeerde Staten wijzen voor de ambtenaar een standplaats aan; "woonplaats": de gemeente of het met name bekende afzonderlijk deel van die gemeente waar de ambtenaar woonachtig is; "dienstreizen": reizen welke in opdracht ten behoeve van de provincie buiten de standplaats c.q. woonplaats worden gedaan. Artikel Behoudens het bepaalde in lid 2 wordt vergoeding voor reiskosten verleend voor dienstreizen met de standplaats als begin- en eindpunt Voor de ambtenaren met gescheiden standplaats en woonplaats wordt indien de dienstreis in de woonplaats aanvangt, behoudens in geval van een dienstreis naar de standplaats en terug, ten aanzien van de heenreis de woonplaats als standplaats aangemerkt en evenzo ten aanzien van de terugreis indien de dienstreis in de woonplaats eindigt. Artikel Wegens vervoer van de ambtenaren binnen de bebouwde kom van de standplaats c.q. woonplaats worden geen reiskosten vergoed. Deze bepaling is niet van toepassing ten aanzien van de binnen de bebouwde kom aangevangen of beëindigde dienstreizen, van welke de plaats van bestemming daarbuiten is gelegen Dienstreizen naar een gemeente of onderdeel daarvan op geen verdere afstand dan 3 kilometer buiten de bebouwde kom van de standplaats c.q. woonplaats, geven geen aanspraak op vergoeding van kosten wegens het vervoer van de ambtenaren behalve wanneer op dezelfde dag twee of meer dienstreizen zijn gedaan en de werkelijk afgelegde afstand, met inbegrip van de terugreis of terugreizen meer dan 6 kilometer bedraagt of wanneer de dienstreizen zijn gedaan met een openbaar middel van vervoer Gedeputeerde Staten kunnen in naar hun oordeel bijzondere gevallen in afwijking van de vorige leden vergoeding toekennen. Artikel 5 Indien bij een dienstreis gebruik zal worden gemaakt van een vliegtuig is toestemming nodig van Gedeputeerde Staten. Artikel 6 Gedeputeerde Staten stellen de bedragen vast welke mogen worden in rekening gebracht wegens reis- en verblijfkosten voor buitenlandse dienstreizen. Voor het ondernemen van zodanige reizen is machtiging nodig van Gedeputeerde Staten. Dienstreizen welke zich niet uitstrekken over een grotere afstand dan 30 kilometer uit 's- grens worden niet als buitenlandse dienstreis in de zin van dit artikel beschouwd. Artikel De reiskosten worden, voor zover niet anders is bepaald, vergoed tot de werkelijk als zodanig betaalde bedragen, behoudens de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten tot vermindering van elke declaratie met het bedrag, waarmede deze naar hun oordeel de perken der redelijkheid overschrijdt.'

7 2. 2. Onder reiskosten wordt begrepen: a. a. de kosten van vervoer van: 1e de ambtenaar, waartoe mede behoren de kosten van gebruikte taxi's of gehuurde vervoermiddelen; 2e de reis- en dienstbenodigdheden ingevolge algemene of bijzondere last medegenomen; b. b. de brug-, veer- en tolgelden alsmede de kosten wegens stalling en parkering van middelen van vervoer; c. c. een overeenkomstig artikel 9 berekende vergoeding wegens het gebruik van eigen middelen van vervoer. Artikel 8 De klasse, waarin de ambtenaren bij dienstreizen gerechtigd zijn te reizen met een openbaar middel van vervoer, wordt bepaald op de eerste klasse. Artikel Indien bij dienstreizen - waarvoor door of namens Gedeputeerde Staten toestemming is verleend - gebruik wordt gemaakt van een eigen auto, een eigen motorrijwiel of scooter, dan wel een eigen bromfiets wordt voor dit gebruik, voor zover niet anders is bepaald, een vergoeding verleend van 0,28 per kilometer bij gebruik van een eigen auto, motorrijwiel of scooter, en 0,10 per kilometer bij gebruik van een eigen bromfiets De berekening van het aantal kilometers geschiedt naar de afstand volgens de kortste voor het vervoermiddel bruikbare weg. Indien het aantal gedeclareerde kilometers groter is dan het overeenkomstig het vorige lid berekende aantal, behoort deze afwijking op de declaratie te worden toegelicht. Artikel 10 In afwijking van het bepaalde in de artikelen 4 en 9 ontvangen de kantonniers, de voormankantonniers en de hoofdkantonniers van de afdeling Provinciale Wegen, die zich uit hoofde van hun functie met een eigen vervoermiddel verplaatsen, voor zover ten aanzien van hen niet uitdrukkelijk anders is bepaald, een vergoeding van het werkelijk aantal functioneel gereden kilometers, op basis van het hoogste tarief dat geldt bij gebruik van een eigen bromfiets. Artikel Als tijdstip van aanvang van een dienstreis wordt aangemerkt: a) a) wanneer de dienstreis wordt gemaakt met een openbaar middel van vervoer, het tijdstip, waarop dat vervoermiddel volgens officiële dienstregeling vertrekt; b) b) in alle andere gevallen het tijdstip waarop tot het aanvangen van de dienstreis de standplaats c.q. de woonplaats moet worden verlaten Op overeenkomstige wijze wordt het tijdstip bepaald, waarop de dienstreis geacht wordt te zijn geëindigd Met afwijking in zoverre van het bepaalde in de vorige twee leden worden twee of meer dienstreizen als een dienstreis aangemerkt, wanneer kennelijk, zulks ter beoordeling van Gedeputeerde Staten, aan een voortgezette dienstreis moet worden gedacht. Artikel 12 Voor de vaststelling van het aantal uren, waarover de vergoeding wegens verblijfkosten moet worden berekend, wordt het in artikel 11 bedoelde tijdstip van aanvang of einde van de dienstreis zonodig geacht samen te vallen: a. a. met de aanvang van het volgens de tijdrekening lopende uur, indien het aantal minuten op genoemd tijdstip in dat uur verstreken 30 of minder bedraagt; b. b. met het einde van het volgens de tijdrekening lopende uur, indien dat aantal minuten meer dan 30 bedraagt. Artikel Vergoeding van verblijfkosten wordt niet verleend wanneer ter beoordeling van het bevoegde gezag op wiens last de dienstreizen worden gemaakt, de ambtenaren minder dan 3 uren van hun standplaats c.q. woonplaats afwezig behoefden te blijven.

8 2. 2. Evenmin wordt deze vergoeding verleend, wanneer de dienstreizen beperkt blijven tot de bebouwde kom van de standplaats, c.q. woonplaats of zich over geen verdere afstand dan 3 kilometer daarbuiten uitstrekken. Artikel Wegens verblijfkosten wordt een vergoeding verleend overeenkomende met de werkelijk gemaakte kosten, met dien verstande, dat de vergoedingen wegens maaltijden, overnachtingsen etmaalreizen ten hoogste worden gesteld op de onderscheiden in dit artikel en in artikel 15 vermelde bedragen Voor dagreizen, waaronder worden verstaan dienstreizen, welke minder dan 24 uren in beslag nemen en waarbij niet behoeft te worden overnacht, bestaat - voorzover niet anders is bepaald - aanspraak op: a) a) een vaste vergoeding ad 0,87 per uur; b) b) een vergoeding van ten hoogste 10,96 voor het gebruik van een lunch in een daarvoor bestemde gelegenheid, ingeval de dienstreis is aangevangen om 11 uur of vroeger en geëindigd is om 15 uur of later; c) c) bovendien een vergoeding van ten hoogste 16,55 voor het gebruik van een warme maaltijd in een daarvoor bestemde gelegenheid, ingeval de dienstreis als bedoeld onder b is geëindigd om 20 uur of later; d) d) uitsluitend een vergoeding vermeld onder c, ingeval de dienstreis is aangevangen om 12 uur of later doch voor 17 uur en geëindigd is om 20 uur of later Voor overnachtingsreizen waaronder worden verstaan dienstreizen, welke minder dan 24 uren in beslag nemen doch waarbij moet worden overnacht, bestaat boven de in lid 2 van dit artikel bedoelde vergoedingen, voor zover deze kunnen worden genoten, aanspraak op een vergoeding ten bedrage van 74,28 voor overnachting en het gebruik van een ontbijt In gevallen, waarin de vergoedingen, bedoeld in lid 2 sub b, c en d, alsmede in lid 3 niet naar redelijkheid voorzien, beslissen Gedeputeerde Staten omtrent de in rekening te brengen vergoeding(en). Artikel Voor dienstreizen, welke een of meer volle etmalen in beslag nemen, bedraagt de vergoeding per vol etmaal 122, Op het totaal der etmaalvergoedingen wordt bij een verblijf van acht of meer etmalen op eenzelfde plaats, een korting toegepast, bedragende: 5% bij een verblijf van 8 tot en met 10 etmalen; 8% bij een verblijf van 11 tot en met 13 etmalen; 10% bij een verblijf van 14 tot en met 17 etmalen; 12% bij een verblijf van 18 tot en met 21 etmalen; 15% bij een verblijf tot dezelfde datum in de volgende maand en 20% bij een verblijf langer dan hierboven bedoeld. Voor de toepassing van deze korting wordt een verblijf op eenzelfde plaats slechts dan beschouwd opnieuw aan te vangen, wanneer het noodzakelijk was drie of meer etmalen van de verblijfplaats afwezig te zijn Het totaal der etmaalvergoedingen wordt voor de resterende uren vermeerderd met de vergoeding voor dagreizen, c.q. overnachtingreizen. Artikel In afwijking van het bepaalde in de vorige artikelen ontvangen de ambtenaren die uit hoofde van hun functie veelvuldig reizen, alsmede de ambtenaren bedoeld in artikel 10, bij dienstreizen binnen de provincie een vaste dagvergoeding wegens verblijfkosten van 6,71 indien de reis een hele dag heeft geduurd en 3,42 indien de reis een halve dag of langer, doch korter dan een hele dag heeft geduurd Voor reizen waarbij wegens tijdelijke tewerkstelling op het hoofdkantoor of een der bijkantoren van de Provincie, de lunch in de kantine van dat kantoor kan worden gebruikt, wordt geen vergoeding toegekend De in lid 1 genoemde vergoedingen worden evenmin toegekend in die gevallen waarin aanspraak bestaat op de vergoedingen vermeld in de artikelen 14 en In bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten een van het bepaalde in lid 1 afwijkend tarief vaststellen.

9 Artikel 17 De bedragen vermeld in artikel 9, lid 1, artikel 14 lid 2 en 3 en in artikel 15, lid 1 en artikel 16, lid 1, worden automatisch aangepast aan de wijzigingen zoals die door de minister van Binnenlandse Zaken op dit punt worden aangebracht in de Reisbeschikking Nederland Artikel De betaling van reis- en verblijfkosten heeft plaats, nadat door de ambtenaren op de in te dienen declaratie, waarvan het model door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld, is verklaard, dat de daarop vermelde reiskosten alsmede de gedeclareerde maaltijden metterdaad voor hun rekening zijn gekomen en zodra de desbetreffende kwitanties met betrekking tot maaltijden, overnachtingen, ontbijt en etmaalreizen door de ambtenaar zullen zijn overgelegd De in lid 1 bedoelde declaratie moet binnen een maand na afloop van de kalendermaand waarin de aanspraak op vergoeding van reis- en verblijfkosten is ontstaan, aan Gedeputeerde Staten worden ingediend. Artikel 18a Het bestuursorgaan kan, voor zover nodig, in individuele gevallen en ten aanzien van een door hem aan te wijzen groep van belanghebbenden, in afwijking van de bij of krachtens dit besluit gestelde regelen besluiten, als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Artikel 19 Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 1987 en kan worden aangehaald als "Reisbesluit provincie Limburg 1987".

10 Bijlage 4 GEACTUALISEERDE VOORWAARDEN VOOR HET GEBRUIK VAN EEN CREDITCARD (vastgesteld door GS op ) 1. Nieuwe aanvragen worden via de directie door de provinciale treasurer bij de bank aangevraagd. Leden van het college van Provinciale Staten komen primair in aanmerking voor het gebruik van een creditcard. De directie bepaalt in hoeverre iemand binnen het ambtelijk apparaat in aanmerking komt voor gebruik van een creditcard. Vanwege het verhoogde risico wordt met het verstrekken van een creditcard terughoudend omgesprongen. 2. De creditcard wordt normaliter via de provinciale treasurer overgelegd dan wel persoonlijk afgehaald bij de bank. Mocht dit om welke reden dan ook niet plaatsvinden, dan worden nog niet uitgegeven creditcards voorshands bewaard door de kassier. 3. Bij ontvangst van de creditcard tekent de gebruiker voor ontvangst en voor het feit, dat hij heeft kennisgenomen van en instemt met de voorwaarden. 4. De creditcard is strikt persoonlijk en niet overdraagbaar. 5. De afdeling Concernadministraties houdt een register bij van alle personen, die een provinciale creditcard in gebruik hebben. 6. Per creditcard bedraagt de bestedingslimiet per maand 5.000,00. In voorkomende gevallen kan de directie deze limiet voor een bepaalde periode verhogen. 7. De creditcard mag worden gebruikt voor de betaling van reis- en verblijfkosten en representatiekosten. Voor het voldoen van overige kosten is vooraf toestemming van de directie noodzakelijk. De provinciale regelingen dienaangaande blijven van toepassing. 8. De kaart mag niet worden gebruikt voor privé-uitgaven. 9. Voorzover er onverhoopt toch privé-uitgaven worden gedaan met de provinciale creditcard, dan wordt dit bedrag ingehouden op het salaris van de houder. 10. Het is niet toegestaan om contant geld op te nemen met de provinciale creditcard. 11. De maandelijks door de bank toegezonden afrekeningoverzichten worden aan de gebruiker van de creditcard overgelegd. Deze beoordeelt per afboeking de juistheid en geeft de begrotingspost aan, waarop de kosten kunnen worden geboekt. Tevens voegt hij de originele factuur en/of kassabon toe met daarop een aanduiding van het doel van de uitgave en wie in voorkomende gevallen aan de activiteit hebben deelgenomen. Indien er geen bewijsstukken worden toegevoegd, wordt ervan uitgegaan dat het een privé-uitgave betreft en zal dienovereenkomstig worden gehandeld. 12. Uitsluitend het college is bevoegd om in uitzonderlijke gevallen ontheffing te verlenen op het bovenstaande. 13. De afdeling Concernadministraties draagt zorg voor een juiste verantwoording van de kosten in de financiële administratie. 14. Bij teruggave van de provinciale creditcard aan de treasurer ontvangt de gebruiker een bewijs van afgifte. 15. De treasurer vernietigt de terugontvangen creditcard onmiddellijk na ontvangst en stelt Interpay Nederland in kennis van het vervallen van de desbetreffende creditcard.

11 Bijlage 6 Overwegingen van het presidium naar aanleiding van het commentaar van GS op de ontwerpgedragscode bestuurlijke integriteit Reactie GS/CdK Overweging Resultaat Bij bepaling 2.3 accorderen aan landelijk model en de toevoeging als zelfstandige weglaten. Invoeren van een ontheffingsmogelijkheid bij bepaling 2.3. In toelichting verduidelijken dat onder beloning geen vergoeding als bedoeld in de verordening geldelijke voorzieningen staten- en commissieleden moet worden verstaan. Bepaling 3.1 inzake het vervullen van nevenfuncties kan worden gemist. Desgewenst de tekst van de Provinciewet hier overnemen. Ten aanzien van bepaling 6.1 (giften) aan de hand van concrete voorbeelden verduidelijken wat onder giften en geschenken wordt verstaan. Aan bepaling 10.1 (gebruik van provinciale eigendommen) toevoegen: tenzij dit gebruik kan worden beschouwd als in het maatschappelijk verkeer toelaatbaar. Buitenlandse reizen met een IPOcommissie en eigen dienstreizen van bestuurders uitsluiten van bepaling Hoe verhoudt bepaling 11.6 (straal van 250 km vanaf Maastricht) zich met het reisbesluit (reizen binnen straal van 30 km uit de grens worden niet als buitenlandse dienstreis beschouwd)? Accoord. Accoord. Accoord. Accoord. Ter voorkoming van doublures niet overnemen van tekst Provinciewet, maar wèl daarnaar verwijzen. In het kader van het integriteitsbeleid moeten deze begrippen ruim worden geïnterpreteerd. Ook uitnodigingen voor een diner, een excursie of werkbezoek zijn beïnvloedingsmiddelen waarmee zorgvuldig moet worden omgesprongen. Niet overnemen. Kan leiden tot ongewenste verdere discussie over waar de grenzen dan zouden moeten liggen. Niet duidelijk wat onder eigen dienstreizen wordt volstaan. Bepalend is of de bestuurder de reis maakt op kosten van de provincie. Het reisbesluit geldt alleen voor ambtenaren. Toevoeging als zelfstandige in bepaling 2.3 schrappen. Nieuwe bepaling 2.4 toevoegen. Nieuwe bepaling 2.5 opnemen, waarin deze verduidelijking wordt opgenomen. Bepaling 3.1 vervalt. In bijlage 2 wordt al verwezen naar de betreffende bepaling uit de Provinciewet. Huidige tekst handhaven. Geen wijziging. Bepaling 11.1 beperken tot die reizen, waarvan de kosten ten laste van de provincie komen. Geen wijziging.