Ontwerp Partiële herziening Bestemmingsplan Maasvlakte 2 Artikel 17 - Binnenvaartmaatregelen Luchtkwaliteit

Transcriptie

1 i Ontwerp Partiële herziening Bestemmingsplan Maasvlakte 2 Artikel 17 - Binnenvaartmaatregelen Luchtkwaliteit I. TOELICHTING II. III. REGELS BIJLAGEN (Bijgevoegd) Ontwerp wijziging BP MV2 Art. 17 Maatregelen Luchtkwaliteit 29 april 2013

2 ii I. TOELICHTING INHOUDSOPGAVE Blz. I. TOELICHTING II 1. INLEIDING Aanleiding Planopzet Ligging en begrenzing Vigerende plannen 3 2. BELEIDSKADERS Europees en nationaal beleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid Afsprakenkaders Maasvlakte SAMENVATTING PLANBESCHRIJVING Planologische situatie Gewenste situatie 7 4. TOETSING OMGEVINGSASPECTEN Milieueffectrapportage Milieueffecten Luchtkwaliteit Inleiding Wet- en regelgeving Overeenkomst Luchtkwaliteit Maasvlakte Bestemmingsplan Maasvlakte Effectprognose Aanpassing OLMV JURIDISCHE ASPECTEN Inleiding Opzet Toelichting Handhaving UITVOERBAARHEID Financiële en economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid Vooroverleg Zienswijzen 19 Ontwerp wijziging BP MV2 Art Maatregelen Luchtkwaliteit 29 april 2013

3 iii II. REGELS 20 III. BIJLAGEN 21 Ontwerp wijziging BP MV2 Art. 17 Maatregelen Luchtkwaliteit 29 april 2013

4

5 1 1. INLEIDING 1.1 Aanleiding Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan Maasvlakte 2 (MV2) is geconstateerd dat de ontwikkelingen die dat plan mogelijk maakt op een aantal locaties kunnen leiden tot een (verdere) overschrijding van grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Het gaat daarbij om bijdragen aan de luchtkwaliteitscomponenten PM 10 (fijn stof) en NO 2 (stikstofdioxide). Naar aanleiding daarvan is in mei 2008 de Overeenkomst Luchtkwaliteit Maasvlakte 2 (OLMV2) gesloten tussen de (toenmalige) ministers van Verkeer & Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening & Milieu (VROM), thans samen het ministerie van Infrastructuur & Milieu (I&M), de Gemeente Rotterdam, het Havenbedrijf Rotterdam (HbR) en de Havenmeester van Rotterdam. In deze overeenkomst zijn verschillende maatregelen overeengekomen die een (verdere) overschrijding van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit op overschrijdingslocaties voorkomen. De overeenkomst is in maart 2012 aangepast in verband met onder meer een aanpassing van de maatregel voor het vrachtverkeer. Voor zover de maatregelen zich daartoe lenen en noodzakelijk zijn om bijdragen aan overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit te voorkomen zijn ze in artikel 17 van het bestemmingsplan MV2 als voorwaarde gesteld voor het verlenen van bouwvergunningen (thans Omgevingsvergunningen voor bouwen, artikel 2.1 lid 1 sub a Wabo) aan bedrijven die zich op Maasvlakte 2 willen vestigen. Deze maatregelen bestaan onder andere uit de invoering van een Euro VI zone per 1 januari 2014 voor vrachtwagens op weg van en naar de Maasvlakte (zijnde Maasvlakte 1 en Maasvlakte 2), snelheidsbeperkingen voor de binnenvaart op de Oude Maas, de Nieuwe Maas en het Hartelkanaal, een verbod op het gebruik van verouderde motoren vanaf 2025 door de binnenvaart in het Rotterdamse havengebied en de plaatsing van schermen bij tunnelmonden langs de A15 en A4. De Tweede Kamer heeft evenwel in 2011 aangedrongen op intrekking, dan wel aanpassing van de maatregelen die zien op de snelheidsbeperkingen voor de binnenvaart (motie Graus c.s.). Naar aanleiding daarvan is toegezegd op basis van een drietal opeenvolgende effectprognoses (2010, 2011 en 2012) te bezien of het maatregelenpakket voor de binnenvaart kan worden aangepast. De laatste effectprognose (2012) is recent beschikbaar gereed gekomen. Op basis van de drie genoemde prognoses is geconcludeerd dat de snelheidsbeperking op het traject de Oude Maas, tussen de Beerenplaat en de Botlekbrug (in beide richtingen) kan vervallen. De overige in het bestemmingsplan Maasvlakte 2 opgenomen maatregelen blijven vooralsnog ongewijzigd. Om er voor te zorgen dat ook op basis van een maatregelenpakket zonder de snelheidsbeperking op de Oude Maas omgevingsvergunningen voor bouwen kunnen worden verleend aan bedrijven die zich op Maasvlakte 2 willen vestigen, moet artikel 17 van het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2 worden aangepast. Lopende het onderzoek bleek tevens dat de daadwerkelijke ingebruikname door de bedrijven op Maasvlakte 2 naar huidig inzicht niet eerder dan 1 oktober 2014 plaatsvindt. Tot die tijd zijn geen maatregelen noodzakelijk om een verdere verslechtering op overschrijdingslocaties als gevolg van het gebruik van Maasvlakte 2 te voorkomen. De april 2013

6 2 verkeersbesluiten kunnen pas worden aangepast nadat de daarvoor benodigde wijziging van artikel 17 van het bestemmingsplan Maasvlakte 2 in werking is getreden. Omdat het gaat om een beperkte aanpassing van het vigerende bestemmingsplan MV2 op een onderdeel dat geen betrekking heeft op de verbeelding, is de hierna volgende toelichting in beperkt tot de luchtkwaliteitsaspecten. Voor een uitgebreide toelichting op het bestemmingsplan Maasvlakte 2 wordt verwezen naar de toelichting op het vigerende plan, voor zover daar in de voorliggende toelichting niet van wordt afgeweken. 1.2 Planopzet Het voorliggend plan bestaat uit een toelichting en planregels (voorschriften). De plankaart (verbeelding) van het onherroepelijke bestemmingsplan Maasvlakte 2 blijft ongewijzigd van kracht. 1.3 Ligging en begrenzing Deze planwijziging betreft alleen artikel 17 van de planregels van het bestemmingsplan Maasvlakte 2, waarin de borging van maatregelen voor de luchtkwaliteit is opgenomen. De maatregelen voor de binnenvaart gelden buiten het plangebied Maasvlakte 2, op de Oude Maas, Nieuwe Maas en het Hartelkanaal. Onderstaande figuur geeft de locaties grafisch weer. Nieuwe Maas Hartelkanaal Oude Maas Figuur 1: Locaties snelheidsbeperkingen binnenvaart 29 april

7 3 1.4 Vigerende plannen Het bestemmingsplan Maasvlakte 2 is door de gemeenteraad van Rotterdam vastgesteld op 20 mei Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid Holland hebben het plan op 16 december 2008 goedgekeurd. Met dit inmiddels onherroepelijke bestemmingsplan is de aanleg, inrichting en het gebruik van Maasvlakte 2 planologisch mogelijk gemaakt. Daarnaast zijn de volgende door Burgemeester en Wethouders binnenplanse wijzigingen (ex artikel 11 Wro) vastgesteld: Kadezone Prinses Amaliahaven oost (vaststelling 13 juli 2011). Kadezone Prinses Amaliahaven west (vaststelling 13 juli 2011). De volgende bestemmingsplanwijzigingen zijn door de gemeenteraad vastgesteld: Verbindingsboog kortsluitroute spoor (vaststelling 8 september 2011); Knooppunt E (vaststelling 5 april 2012); Eerste partiële herziening. Artikel 17 Maatregelen luchtkwaliteit (vaststelling 26 april 2012). Grenscorrectie zeewering zuidzijde Maasvlakte 2 (vaststelling 7 juni 2012). Alle genoemde wijzigingen zijn inmiddels onherroepelijk van kracht april 2013

8 4 2. BELEIDSKADERS In het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2 is het beleid dat mede ten grondslag ligt aan dat bestemmingsplan samengevat. De voorliggende wijziging heeft alleen betrekking op de in dat plan opgenomen maatregelen ten behoeve van de luchtkwaliteit. In dit hoofdstuk is een actueel overzicht opgenomen van het beleidskader voor de luchtkwaliteit. 2.1 Europees en nationaal beleid Maatschappelijke sectoren zoals (vracht)verkeer, landbouw, industrie en consumenten veroorzaken alle emissies die bijdragen aan de verontreiniging van de buitenlucht. Luchtverontreiniging is potentieel schadelijk voor de (volks)gezondheid, de natuur en materialen en kan zich over grote afstanden, tot over de landsgrenzen verspreiden. Daarom zijn Europese regels voor de emissies en luchtkwaliteit gesteld. Het doel is een duurzame bescherming van de (volks)gezondheid en de natuur, door emissies te verminderen en de luchtkwaliteit te verbeteren, tot ten minste onder de grenswaarden. De belangrijkste doelstellingen op het gebied van luchtkwaliteit zijn vastgelegd in de Thematische Strategie inzake Luchtverontreiniging van de Europese Unie. De Europese Unie heeft grens- en streefwaarden voor diverse verontreinigingen van de buitenlucht vastgesteld. Het gaat om componenten zoals zwaveldioxide, fijn stof, stikstofdioxide, lood, benzeen en koolmonoxide. De grenswaarden mogen niet worden overschreden, voor streefwaarden geldt een inspanningsverplichting. Met regelgeving, voorschriften en maatregelen moet uiteindelijk worden bereikt dat ook de streefwaarden niet worden overschreden. Het bereiken (onderschrijden) van de grenswaarden voor de componenten fijn stof en stikstofdioxide is in de praktijk problematisch gebleken. De grens- en streefwaarden voor de andere componenten zijn in de afgelopen jaren niet (meer) overschreden. Om te bereiken dat overal wordt voldaan aan de grenswaarden voor de concentraties fijn stof (PM 10 ) en stikstofdioxide (NO 2 ) is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) opgesteld. Dat is een samenwerkingsprogramma van lokale, provinciale en regionale overheden en het Rijk en omvat een pakket aan maatregelen. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De Europese Unie heeft op basis daarvan aan Nederland derogatie (uitstel) verleend om aan de normen voor deze componenten te voldoen respectievelijk tot en met 10 juni 2011 voor PM 10 en tot en met 31 december 2014 voor NO 2 1 Op dit moment geldt dus alleen nog uitstel voor het bereiken van de grenswaarde voor de component NO 2. Maasvlakte 2 is niet opgenomen in het NSL, omdat het NSL op het moment van vaststellen van het bestemmingsplan MV2 nog niet vastgesteld was. 1 Beschikking van de Commissie betreffende de kennisgeving van Nederland inzake uitstel van het tijdstip waarop aan de grenswaarden voor NO 2 moet worden voldaan en vrijstelling van de verplichting de grenswaarden voor PM 10 toe te passen - C(2009) 2560 d.d. 7/4/ april

9 5 2.2 Provinciaal beleid De provincie Zuid Holland participeert in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarnaast voert de provincie het Provinciaal Actieprogramma Luchtkwaliteit (PAL) uit, waarin onder andere de volgende acties zijn opgenomen om de luchtkwaliteit te verbeteren: aanpak van hot spots : overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit worden in kaart gebracht, maatregelen voor de luchtkwaliteit worden bewaakt en bijgesteld, opdat de grenswaarden worden gehaald; schoon wagenpark: bij (kleinere) gemeenten en regio's wordt onderzocht hoe een omslag kan plaatsvinden naar een schoner wagenpark; aardgas vulpunten: het aanbod van aardgas vulpunten wordt vergroot, zodat meer op aardgas kan worden gereden; openbaar vervoer met minder uitstoot: het aanscherpen van de eisen bij concessieverlening; maatregelen die de provinciale organisaties zelf uitvoeren, zoals het gebruik van dienstauto's die op aardgas rijden; walstroom: het verplicht stellen van walstroom aansluitingen voor de binnenvaart, waardoor de emissies van stikstofoxide en fijn stof afnemen. Het PAL is onderdeel van het Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, een aaneenschakeling van omvangrijke regionale en gemeentelijke activiteiten op het gebied van luchtkwaliteit. 2.3 Gemeentelijk beleid De gemeente Rotterdam voert sinds 2005 het Rotterdams Actieplan Luchtkwaliteit (RAL) uit. Daarin zijn verschillende maatregelen opgenomen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Met de komst van het NSL zijn de meeste maatregelen uit het RAL overgenomen in het NSL. 2.4 Afsprakenkaders Maasvlakte 2 In hoofdstuk 1 is reeds toegelicht dat ter voorbereiding van het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2 de Overeenkomst Luchtkwaliteit MV2 (OLMV2) is gesloten. Deze overeenkomst is als bijlage opgenomen bij dat plan en omvat in hoofdzaak: een samenhangend pakket maatregelen om (verdere) overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit te voorkomen; een verplichting tot monitoring en evaluatie van de (bijdragen aan de) luchtkwaliteit in relatie tot de voorspelde effecten; een beoordeling van de effectiviteit van het maatregelenpakket en een mogelijkheid tot aanpassing daarvan. Bovenstaande punten zijn in paragraaf 4.4 nader toegelicht. De maatregelen uit de OLMV2 zijn, voor zover daarvoor geschikt en noodzakelijk voor het voorkomen van verdere overschrijdingen van grenswaarden voor de luchtkwaliteit opgenomen in artikel 17 van het bestemmingsplan Maasvlakte 2, als voorwaarde voor het verlenen van april 2013

10 6 bouwvergunningen (thans Omgevingsvergunningen voor bouwen) aan bedrijven die zich op Maasvlakte 2 willen vestigen. Aanpassingen van de OLMV2 geschieden door middel van een addendum. In maart 2012 is een eerste addendum vastgesteld in verband met aanpassing van onder meer de maatregel Euro VI 2014 voor vrachtverkeer van en naar Maasvlakte 2. Voor het intrekken van de snelheidsbeperking voor de binnenvaart op de Oude Maas en voor verder uitstel van de maatregelen voor de binnenvaart en het wegverkeer in verband met de latere ingebruikname van Maasvlakte 2 is een tweede addendum opgesteld, waarvan het concept als bijlage bij het ontwerp voor deze planwijziging is gevoegd. 29 april

11 7 3. SAMENVATTING PLANBESCHRIJVING 3.1 Planologische situatie In het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2 is geregeld wat waar gebouwd of aangelegd mag worden en welk gebruik is toegestaan. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan Maasvlakte 2 zijn alle mogelijke ruimtelijk relevante aspecten onderzocht en inzichtelijk gemaakt, waaronder de mogelijke effecten op de luchtkwaliteit, met name in de zogenaamde overschrijdingsgebieden. In artikel 17 van het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2 is een aantal noodzakelijke maatregelen uit de OLMV2 voorwaardelijk gesteld voor het verlenen van bouwvergunningen (thans Omgevingsvergunning voor bouwen) aan bedrijven die zich op MV2 willen vestigen, voor zover deze maatregelen zich daarvoor lenen en noodzakelijk zijn voor het voorkomen van bijdragen aan overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Daarmee zijn deze maatregelen ook publiekrechtelijk geborgd. 3.2 Gewenste situatie Met de voorliggende wijziging wordt beoogd omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen ook te kunnen afgeven op basis van de beschreven aanpassingen van artikel 17 van het Bestemmingsplan Maasvlakte 2, te weten: het vervallen van de snelheidsbeperking voor de binnenvaart op het traject Oude Maas tussen de Beerenplaat en de Botlekbrug (in beide richtingen) en de latere datum van inwerkingtreding, te weten 1 oktober 2014, van de (resterende) snelheidsmaatregelen voor de binnenvaart (op de Nieuwe Maas en het Hartelkanaal), alsmede de inhoudelijk verder ongewijzigde verkeersmaatregel Euro VI 2014 voor het vrachtverkeer van en naar de Maasvlakte. In paragraaf 4.4 wordt nader ingegaan op de conclusies van de onderzoeken die ten grondslag liggen aan deze wijzigingen april 2013

12 8 4. TOETSING OMGEVINGSASPECTEN 4.1 Milieueffectrapportage Voor het bestemmingsplan Maasvlakte 2 is de m.e.r.-procedure reeds doorlopen. De bestemmingen en ruimtelijke inpassing van het plangebied Maasvlakte 2 blijven met de voorliggende wijziging ongemoeid. Hierna wordt toegelicht dat door deze wijziging geen wezenlijk andere effecten ontstaan dan op basis van het vigerende plan. 4.2 Milieueffecten Het voorliggende plan leidt niet tot andere gevolgen voor de waterkwantiteit en kwaliteit, geluidsimmissies, externe veiligheid, bodemkwaliteit, natuurwaarden, recreatie en archeologie dan het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2. Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de (nagenoeg ontbrekende) gevolgen van deze wijziging voor de luchtkwaliteit en de maatregelen die daarvoor getroffen worden. Voor meer informatie wordt verwezen naar de als bijlage bij het voorliggende plan gevoegde Effectprognose 2012 d.d. 25 maart Luchtkwaliteit Inleiding Voor een korte inleiding op de problematiek wordt verwezen naar paragraaf 1.1. Daar is toegelicht dat in mei 2008 in het kader van de besluitvorming over Maasvlakte 2 de Overeenkomst Luchtkwaliteit Maasvlakte 2 (OLMV2) is gesloten tussen de (toenmalige) ministers van Verkeer & Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening & Milieu (VROM), thans samen het ministerie van Infrastructuur & Milieu (I&M), de Gemeente Rotterdam, het Havenbedrijf Rotterdam (HbR) en de Havenmeester van Rotterdam. In deze overeenkomst zijn maatregelen overeengekomen die een (verdere) overschrijding van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit op overschrijdingslocaties voorkomen. Eén van de onderdelen van de OLMV2 is een 5-jaarlijkse actualisatie van het onderzoek naar de ontwikkeling van en gevolgen voor de luchtkwaliteit, waaronder in In 2011 en 2012 zijn extra actualisaties van dat onderzoek uitgevoerd. Daarin is een overzicht gegeven van de meest recente inzichten met betrekking tot de autonome ontwikkeling van luchtkwaliteit, de effecten daarop als gevolg van het gebruik van Maasvlakte 2 en de effectiviteit van het overeengekomen maatregelenpakket. In de navolgende paragrafen wordt achtereenvolgens ingegaan op: de vigerende wet- en regelgeving met betrekking tot de (buiten)luchtkwaliteit; de overeenkomst Luchtkwaliteit Maasvlakte 2 (OLMV2); het bestemmingsplan Maasvlakte 2 de meest recente actualisatie van het luchtkwaliteitsonderzoek (Effectprognose 2012); 29 april

13 9 toekomstige actualisaties van het luchtkwaliteitsonderzoek; de tweede aanpassing van de OLMV Wet- en regelgeving Wet milieubeheer De gemeenteraad dient bij het vaststellen van een plan de grenswaarden voor luchtkwaliteit in acht te nemen en te motiveren of de streefwaarden kunnen worden bereikt. Dat betekent dat ook voor het voorliggende plan een onderzoek naar de mogelijke gevolgen voor luchtkwaliteit noodzakelijk is. Voor het voorliggende plan is gebruik gemaakt van de al genoemde Effectprognose Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer bevat kwaliteitseisen voor de buitenlucht en basisverplichtingen op grond van de Europese Richtlijn voor luchtkwaliteit en schonere lucht 2. Voor de componenten SO 2 (zwaveldioxide), NO 2 (stikstofdioxide), NO X (stikstofoxiden), PM 10 (zwevende deeltjes < 10 µm), Pb (lood), CO (koolmonoxide) en C 6 H 6 (benzeen) gelden grenswaarden. Voor PM 2,5 (zwevende deeltjes < 2,5 µm) geldt vanaf 2015 eveneens een grenswaarde. Voor de volgende componenten gelden streefwaarden: O 3 (Ozon), As (Arseen), Cd (Cadmium), Ni (Nikkel) en PAK s (polycyclische aromatische koolwaterstoffen, zoals Benzo(a)pyreen). Grens- en streefwaarden gelden in beginsel overal in de buitenlucht. Op locaties waar geen sprake is van vaste bewoning en die niet vrij toegankelijk zijn, zoals rijbanen van wegen en niet toegankelijke bermen behoeft de luchtkwaliteit niet te worden getoetst. Ook binnen inrichtingen (waar de ARBO-regelgeving prevaleert) behoeft de luchtkwaliteit niet te worden getoetst aan de grens- en streefwaarden voor de buitenlucht. Dat wordt ook wel het toepasbaarheidsbeginsel genoemd. In gebieden waar de luchtkwaliteit wel moet worden getoetst moet worden beoordeeld of er mensen worden blootgesteld aan concentraties op of boven de grenswaarde, gedurende een periode die significant is ten opzichte van de middelingstijd van de grenswaarde. Dit wordt ook wel het blootstellingscriterium genoemd. De Regeling beoordeling luchtkwaliteit (Rbl) geeft daarvoor de criteria. Verder is van belang dat de luchtkwaliteit moet worden bepaald op representatieve punten. Ook hiervoor zijn in de Rbl-criteria opgenomen. Zo moet voor wegen de beoordeling van de luchtkwaliteit niet op de rijbanen, maar op 10 meter buiten de rand van de weg plaatsvinden. In de Wet is ook de uitvoering van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In het NSL werken Rijk, provincies en gemeenten samen om met, van concrete projecten onafhankelijke maatregelen te bereiken dat op termijn wordt voldaan aan de Europese eisen voor luchtkwaliteit. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Mede op grond van het NSL heeft de Europese Commissie aan Nederland derogatie (uitstel) verleend voor het voldoen aan de Europese grenswaarden. Bij besluiten over ruimtelijke ontwikkelingen die bijdragen aan overschrijdingen van grenswaarden voor de luchtkwaliteit kan een beroep worden gedaan op de werking van het NSL. Hiervan is bij de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2 echter geen gebruik gemaakt, omdat het NSL toen nog 2 Richtlijn 2008/50/EG van het Europees parlement en de raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa april 2013

14 10 niet was vastgesteld. In plaats daarvan is gebruik gemaakt van de bepalingen in de Wet milieubeheer met betrekking tot projectsaldering. Deze methode wordt ook bij de voorliggende planwijziging gevolgd. Bij het onderdeel luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer behoren samengevat verder onder meer nog de volgende Algemene Maatregelen van Bestuur en Regelingen: Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) De wet maakt onderscheid tussen grote en kleine projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate (ofwel niet in betekenende mate) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Er wordt uitgegaan van een grens die overeenkomt met 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentraties NO 2 en PM 10. Bij ruimtelijke projecten met een verslechtering van de luchtkwaliteit die kleiner is dan deze grens, is toetsing aan de grenswaarde niet vereist. Bij projecten die wel in betekenende mate bijdragen is toetsing aan de grenswaarde wel vereist. Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007 De Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) biedt de mogelijkheid van saldering van toenamen en afnamen van de concentraties in gebieden waar de grenswaarden voor de luchtkwaliteit worden overschreden. De Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007 beschrijft een samenstel van regels dat bestaat uit algemene criteria waar de saldering aan dient te voldoen, inhoudelijke voorschriften waar het besluit aan dient te voldoen en motiveringseisen. Een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit (tot) boven een grenswaarde kan onder voorwaarden worden gecompenseerd met een verbetering op een andere plaats of tijd. Deze wijze van compenseren wordt aangeduid met salderen. Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 Met deze ministeriële regeling wordt beoogd de uniformiteit en nauwkeurigheid te bevorderen ten aanzien van het meten en berekenen van de luchtkwaliteit. Het gaat daarbij om het uniformeren van invoergegevens, rekenmethoden en resultaten (rekenpunten en nauwkeurigheidseisen) Overeenkomst Luchtkwaliteit Maasvlakte 2 Bij de vaststelling van de PKB Project Mainportontwikkeling Rotterdam (2006) (PKB PMR) is op grond van de toen geldende regelgeving geconcludeerd dat voor de ontwikkeling van Maasvlakte 2 maatregelen nodig zijn om een, weliswaar locale en beperkte, mogelijke verdere toename van overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit te voorkomen. Daarbij was duidelijk dat deze in belangrijke mate samenhangen met de toenemende vervoersbewegingen van en naar Maasvlakte 2 en dat een groot deel van de maatregelen dus in het achterland, buiten het plangebied van Maasvlakte 2 moest worden getroffen. Daarom zijn tussen het Rijk, de gemeente Rotterdam, de Havenmeester van Rotterdam en het Havenbedrijf bindende afspraken gemaakt om te borgen dat de benodigde maatregelen tijdig worden getroffen, zodat bij het gebruik van Maasvlakte 2 wordt voldaan aan de wet- en regelgeving met betrekking tot de luchtkwaliteit. Het overeengekomen maatregelenpakket is vastgelegd in de al genoemde Overeenkomst Luchtkwaliteit Maasvlakte 2 (OLMV2). 29 april

15 11 Binnen het overeengekomen maatregelenpakket kan onderscheid worden gemaakt tussen bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en stimuleringsmaatregelen. Bron- en overdrachtsmaatregelen waarvan de werking op voorhand bepaalbaar is en die noodzakelijk zijn om de verdere overschrijdingen van grenswaarden voor de luchtkwaliteit te voorkomen zijn als voorwaarde voor het afgeven van bouwvergunningen (thans Omgevingsvergunningen voor bouwen) opgenomen in artikel 17 van de voorschriften van het vigerende bestemmingsplan en daarmee voorwaardelijk voor de ingebruikname van Maasvlakte 2. Daarnaast is in de OLMV2 een aantal stimuleringsmaatregelen opgenomen die er toe moeten leiden dat een eerdere of verder gaande verbetering van de luchtkwaliteit in het effectgebied van Maasvlakte 2 wordt bereikt. Deze meer beleidsmatige maatregelen zijn niet noodzakelijk om te voorkomen dat als gevolg van het gebruik van Maasvlakte 2 verdere overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit ontstaan. De werking van deze maatregelen is ook niet op voorhand bepaalbaar. De stimuleringsmaatregelen zijn daarom niet opgenomen in artikel 17 van het vigerende bestemmingsplan en daarmee niet voorwaardelijk voor de ingebruikname van Maasvlakte 2. Het in artikel 17 van het vigerende bestemmingsplan vastgelegde maatregelenpakket is in de volgende paragraaf samengevat. Voor de details wordt verwezen naar de toelichting op het vigerende plan en de OLMV Bestemmingsplan Maasvlakte 2 Ten behoeve van de vaststelling van het bestemmingsplan Maasvlakte 2 zijn onder andere een uitgebreid MER 3 en aanvullende luchtonderzoeken uitgevoerd. Op grond van de toenmalige prognoses is geconcludeerd dat in de gebruiksfase van Maasvlakte 2 op bepaalde locaties in het Rijnmondgebied voor sommige componenten overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zullen bestaan en dat het gebruik van Maasvlakte 2 daaraan in zeer beperkte mate bijdraagt. In het MER, het Luchtonderzoek Maasvlakte 2, de Actualisatie en de Aanvulling zijn de volgende autonome overschrijdingsgebieden langs vaar- en rijkswegen vastgesteld: Voor stikstofdioxide (NO 2 ): A15 en Hartelkanaal, op het traject Rozenburg Hoogvliet A15, op het traject Hoogvliet - Vaanplein A4, op het traject Beneluxplein Kethelplein Oude Maas op het traject Hoogvliet Spijkenisse Nieuwe Maas, tussen kilometerraai 9008 en 1002 Voor fijn stof werden alleen bij de tunnelmonden in het studiegebied overschrijdingen vastgesteld: de Thomassentunnel, de Botlektunnel en de Beneluxtunnel. Deze ontstaan 3 MER Bestemming Maasvlakte 2, Bijlage luchtkwaliteit; 5 april Luchtonderzoek Maasvlakte 2, Actualisatie; 10 december Luchtonderzoek Maasvlakte 2, Aanvulling 2008, 17 november april 2013

16 12 omdat de in de tunnels geëmitteerde uitlaatgassen bij de tunnelmonden geconcentreerd in de buitenlucht terecht komen. In het Luchtonderzoek Maasvlakte 2, Actualisatie 2007 is geconcludeerd dat als gevolg van nieuwe beleidsmaatregelen en daarmee samenhangende emissiereducties, waaronder vooral de (autonome) invoering van Euro VI, na 2020 langs snelwegen geen overschrijdingen van grenswaarden voor de luchtkwaliteit meer zullen optreden. Op grond van de Wet milieubeheer kan bij overschrijding van grenswaarden voor de luchtkwaliteit een plan toch worden vastgesteld indien een daarmee samenhangende maatregel of een door dat plan optredend (neven)effect de luchtkwaliteit per saldo verbetert. Om aan dat vereiste te voldoen zijn de hierna samengevatte, in artikel 17 van het vigerende plan als voorwaarde opgenomen maatregelen getroffen. Dat artikel is bij eerste partiële herziening van dat plan aangepast op de toen actuele effectprognose. Het gaat om de navolgend maatregelen. A. Bronmaatregelen binnenvaart Ter beperking van de uitstoot van PM 10 en NO 2 door de binnenvaart, zijn de volgende maatregelen getroffen: 1. Vanaf 1 januari 2025 moeten alle binnenvaartschepen in het beheersgebied van het Havenbedrijf Rotterdam uitgerust zijn met zogenaamde fase 2 motoren. Daartoe is in de havenbeheerverordening, voor de periode na 1 januari 2025 een verbod op zogenoemde fase 0 en fase 1 motoren opgenomen Vanaf 1 januari 2014 tot 1 januari 2025 geldt (rekening houdend met stroomsnelheden) een snelheidsbeperking ter grootte van 20% van de maximumsnelheid voor binnenvaartschepen op: a) de Oude Maas tussen de Beerenplaat en de Botlekbrug b) het Hartelkanaal tussen de Botlekbrug en Harmsenbrug en c) de Nieuwe Maas tussen kilometerraai 998 en De daartoe strekkende verkeersbesluiten zijn inmiddels van kracht. De maatregelen voor de binnenvaart zijn van kracht; de Havenmeester van Rotterdam is belast met de handhaving. B. Bronmaatregelen wegverkeer Vanaf 1 januari 2014 geldt voor zowel de huidige Maasvlakte als Maasvlakte 2 een verbod voor vrachtwagens zwaarder dan 3,5 ton met dieselmotor, met uitzondering van vrachtwagens die voldoen aan Euro VI of indien de toelating daarvan in de Europese Unie blijkens het kenteken niet ouder is dan 7 jaar en dateert van vóór 1 januari Het daartoe strekkende verkeersbesluit is inmiddels van kracht. C. Schermen 6 De binnenvaartsector wordt met in de OLMV2 beschreven stimuleringsmaatregelen voorbereid op de overgang naar fase 2 motoren, uiterlijk per 1 januari april

17 13 Nabij enkele tunnelmonden in het hoofdverkeerswegennet worden vanaf 1 januari 2020 schermen geplaatst, dan wel verhoogd, zoals aangegeven in de toelichting bij het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2 en de bijlage bij de OLMV2. De schermen langs de A15 zijn opgenomen in het onherroepelijke Tracébesluit A15 Maasvlakte Vaanplein. Terugvaloptie Omdat ten tijde van de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2 de hoogte van de Euro VI norm en de invoeringsdatum nog niet vast stonden, is in de OLMV2 een terugvaloptie opgenomen, in de vorm van (hogere) schermen langs het hoofdverkeerswegennet, in gebieden met overschrijdingen van grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Omdat dit een overdrachtsmaatregel en geen bronmaatregel is, is deze maatregel alleen aan de orde indien de verkeersmaatregelen voor het wegverkeer niet haalbaar zijn. Inmiddels zijn deze maatregelen onherroepelijk, zodat deze terugvaloptie niet meer aan de orde is Effectprognose 2012 In de OLMV2 is zoals gezegd overeengekomen dat met ingang van 2010 iedere vijf jaar een nieuwe prognose gemaakt van de gevolgen van het gebruik van Maasvlakte 2 voor de luchtkwaliteit en de benodigde maatregelen. Daarbij wordt een overzicht gegeven van relevante feiten en omstandigheden in de ontwikkeling van de luchtkwaliteit en de effecten daarop. Op basis daarvan stellen partijen de effectiviteit van het maatregelenpakket vast en kan zo nodig worden besloten worden tot aanpassing daarvan. De eerstvolgende actualisatie is conform de OVLMV2 voorzien met de Effectprognose Op verzoek van de Tweede Kamer zijn evenwel aanvullend effectprognose in 2011 en 2012 opgesteld. Hierna volgt een samenvatting van de in de Effectprognose 2012 gebruikte modellen en gegevens, gevolgd door de belangrijkste conclusies 7. De Effectprognose zelf is opgenomen als bijlage bij dit plan. De instemming van DCMR met deze prognose is als bijlage 15 opgenomen in de Effectprognose. Modellen en gegevens De gehanteerde modellen en methoden voor het bepalen van de effecten op de luchtkwaliteit en de effectiviteit van het maatregelenpakket zijn op hoofdlijnen hetzelfde als gebruikt voor het Luchtonderzoek Maasvlakte 2, Actualisatie 2007, de Aanvulling 2008 en de Effectprognoses over het jaar 2010 en De belangrijkste nieuwe uitgangspunten in de Effectprognose 2012 zijn de actuele gegevens met betrekking tot: achtergrondconcentraties op basis van de door het Ministerie van I&M gepubliceerde Grootschalige Concentraties Nederland (GCN); door I&M gehanteerde emissiefactoren voor het wegverkeer, de binnenvaart, containerterminals en de zeevaart; voorgeschreven werkwijze voor de algemene invoergegevens voor meteorologie, achtergrondconcentraties en ruwheidskaarten; informatie over fysieke kenmerken van wegen (weghoogteligging, schermhoogtes); 7 Luchtonderzoek Maasvlakte 2, Effectprognose 2012 (maart 2013) april 2013

18 14 informatie en inzichten over de intensiteiten van het binnenvaartverkeer; voor de toepassing van het blootstellingcriterium is aangesloten bij de inzichten in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL). Gevolgen voor de luchtkwaliteit Het studiegebied voor de berekening van de effecten op de luchtkwaliteit is ongewijzigd ten opzichte van de luchtonderzoeken zoals destijds uitgevoerd voor het bestemmingsplan Maasvlakte 2. Het studiegebied bestrijkt een gebied van 40 bij 20 kilometer (800 km 2 ) en omvat het hoofdwegennet in het Rotterdamse havengebied, alsmede het onderliggende wegennet op Voorne Putten en IJsselmonde. Het reikt in noordelijke richting tot aan de Beneluxtunnel en in oostelijke en zuidelijke richting tot aan het Vaanplein. De gevolgen van het gebruik van Maasvlakte 2 voor de luchtkwaliteit zijn voor de relevante componenten (jaargemiddelde concentraties NO 2 en PM 10 ) voor de zichtjaren 2015, 2020 en 2033 in beeld gebracht, voor zowel de autonome ontwikkeling (AO) als de planontwikkeling Maasvlakte 2, met en zonder het in artikel 17 van de planvoorschriften vastgelegde maatregelenpakket. De effecten zijn beschreven voor grid cellen met een oppervlak van 10 x 10 m. Daaruit blijkt dat in alle scenario s alleen overschrijdingen van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentraties NO 2 langs de achterlandverbindingen plaatsvinden. Voor de component fijn stof (PM 10 ) worden geen overschrijdingen van de grenswaarden meer berekend. Hierna zijn de gemiddelde concentraties (in µg/m 3 ) en het aantal blootgestelden (personen) in het totale overschrijdingsgebied per scenario samengevat. Afbeeldingen van de overschrijdingsgebieden zijn opgenomen in de als bijlage bij dit plan opgenomen Effectprognose Tabel Kentallen overschrijdingsgebied NO 2 - Autonome Ontwikkeling Overschrijdingsoppervlak [km 2 ] * 0, Gemiddelde concentratie in overschrijdingsgebied [µg/m 3 ] 41,4 - - Aantal bewoners [personen] * Gebieden waarbij de jaargemiddelde grenswaarde voor NO 2 (40 µg/m 3 ) wordt overschreden Tabel Kentallen overschrijdingsgebied NO2 - Plansituatie zonder maatregelen Overschrijdingsoppervlak [km 2 ] * 0,034 0, Gemiddelde concentratie in overschrijdingsgebied [µg/m 3 ] ** 42,2 41,7 - Aantal bewoners [personen] * Gebieden waarbij de jaargemiddelde grenswaarde voor NO 2 (40 µg/m 3 ) wordt overschreden ** Op basis van oppervlakte Autonome Ontwikkeling Tabel Kentallen overschrijdingsgebied NO2 - Plansituatie met maatregelenpakket april

19 15 Overschrijdingsoppervlak [km 2 ] * 0, Gemiddelde concentratie in overschrijdingsgebied [µg/m 3 ] ** 41,1 - - Aantal bewoners [personen] * Gebieden waarbij de jaargemiddelde grenswaarde voor NO 2 (40 µg/m 3 ) wordt overschreden ** Op basis van oppervlakte Autonome Ontwikkeling Hieruit blijkt dat het gebruik van Maasvlakte 2 zonder maatregelen tot een slechts zeer beperkte toename van het overschrijdingsgebied en de concentraties daarin leidt. In alle zichtjaren is, ook zonder maatregelen, het aantal blootgestelden nihil. Conclusies Op grond van rekenresultaten voor de genoemde zichtjaren en situaties zijn in de Effectprognose 2012 de volgende conclusies getrokken: Voor PM 10 zijn op grond van de EP 2010, 2011 en 2012 ook in de plansituatie zonder maatregelen in geen van de zichtjaren overschrijdingen van de grenswaarde aanwezig. De onderschrijdingen van de grenswaarde zijn dermate substantieel dat op grond daarvan niet wordt verwacht dat de noodzaak van maatregelen voor deze component nog terugkeert. Voor het zichtjaar 2015 zijn voor NO 2 in de autonome situatie nog overschrijdingen van de grenswaarde aanwezig. Deze overschrijdingen komen voor langs de A15/Hartelkanaal, bij de Botlektunnel, de Beneluxtunnel en langs de Nieuwe Maas. Voor het zichtjaar 2020 is er voor NO 2 in de situatie zonder maatregelen nog slechts één overschrijdingsgebied aanwezig langs de A15/Hartelkanaal nabij de Chemiehaven. Voor het zichtjaar 2033 zijn er ook voor NO 2 in de Plansituatie zonder maatregelen geen overschrijdingen van de grenswaarde aanwezig. Uit de effectprognose blijkt dat de maatregelen in de OVLMV2 voldoende effectief zijn om bijdragen als gevolg van de activiteiten op Maasvlakte 2 in de zgn. overschrijdingsgebieden weg te nemen. Het overschrijdingsoppervlak voor de Plansituatie met maatregelen voor de zichtjaren 2015 en 2020 neemt als gevolg van de maatregelen per saldo af ten opzichte van de Autonome Situatie. Ook de concentratie in de overschrijdingsgebieden neemt per saldo af ten opzichte van de Autonome Situatie. Vanwege onzekerheden in de berekeningen is er tevens getoetst op een beoordelingswaarde voor NO 2 van 37 µg/m 3. Indien die waarde wordt onderschreden is het volgens het PBL onwaarschijnlijk dat alsnog een overschrijding van de grenswaarde optreedt. Bij deze wijze van toetsen komen er een aantal aandachtsgebieden bij. Deze gebieden liggen nabij de Botlekbrug, de noordzijde van de Nieuw Maas en de noordzijde van het Hartelkanaal. Bij toetsing op allen de grenswaarde 40 µg/m 3 is het aantal overschrijdingsgebieden beperkter, maar is er een relatief grote kans op mogelijk terugkerende overschrijdingen, zodat het niet verantwoord is om alleen op grond daarvan een maatregel in te trekken. Eén van de maatregelen in de OVL is een snelheidsbeperking voor de binnenvaart op de Oude Maas. Uit de Effectprognose blijkt dat in de autonome situatie geen sprake meer is van overschrijdingsgebieden langs de Oude Maas, ook wanneer getoetst wordt aan de beoordelingswaarde van 37 µg/m 3. In eerdere Effectprognoses was langs dit april 2013

20 16 traject wel sprake van (dreigende) overschrijdingen. Voornaamste reden voor het wegvallen daarvan is dat in de Effectprognose 2012 is uitgegaan van betere gegevens over de intensiteiten op deze vaarweg op basis van actuele tellingen. Deze intensiteiten liggen aanmerkelijk lager dan de intensiteiten die in eerdere effectprognoses zijn gehanteerd. Omdat op dit traject geen overschrijdingsgebieden worden verwacht, is een maatregel voor de binnenvaart op dit traject niet meer verdedigbaar. Het gaat hier niet om een trendmatige verbetering van de voorspelde luchtkwaliteit of afname van de emissies, maar om een correctie van de eerdere gehanteerde intensiteiten. Het al of niet invoeren van de snelheidsmaatregel op de Oude Maas is ook niet onderscheidend voor de resultaten van de luchtkwaliteitsberekeningen zoals opgenomen in tabel 4.3.1, en Aanpassing OLMV2 Bij de vaststelling van de OLMV2 is uitgegaan van een ingebruikname van Maasvlakte 2 door bedrijven per 1 januari Inmiddels is duidelijk geworden dat deze ingebruikname niet voor 1 oktober 2014 plaatsvindt, zodat de overeengekomen maatregelen niet eerder noodzakelijk zijn om de bijdragen aan de concentraties in overschrijdingsgebieden te compenseren. In het als bijlage bij de voorliggende planwijziging gevoegde tweede addendum op de OLMV2 zijn nadere afspraken gemaakt over het vervallen van de snelheidsmaatregel op de Oude Maas en de mogelijkheid de verkeersbesluiten op een ander moment in werking laten treden. De voorgestelde wijziging van artikel 17 van het bestemmingsplan is daar op afgestemd.. 29 april

21 17 5. JURIDISCHE ASPECTEN 5.1 Inleiding 5.2 Opzet Het voorliggende plan heeft alleen betrekking op de wijziging van een planregel van het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2 en geeft daarop een toelichting. Voor het overige blijft het bestemmingsplan Maasvlakte 2 ongewijzigd. Deze wijziging valt onder de overgangsregeling in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en hoeft daarmee niet aan de eisen en voorwaarden te voldoen die samenhangen met de digitale uitwisselbaarheid van ruimtelijke plannen. De voorliggende wijziging bestaat uit de wijzigingen van de planregels zoals opgenomen in artikel 17 van het bestemmingsplan Maasvlakte 2, met toelichting en bijlagen met betrekking tot de autonome ontwikkeling van de luchtkwaliteit en de mogelijke gevolgen daarvoor. Onderzoek naar de overige omgevingsaspecten is niet aan de orde. 5.3 Toelichting Ten behoeve van het voorliggende plan zijn (i) de autonome ontwikkeling en (ii) de plansituatie Maasvlakte 2, met inbegrip van het oorspronkelijke en nieuwe maatregelenpakket (opnieuw) onderzocht, voor dezelfde zichtjaren als gehanteerd in de onderzoeken voor de vaststelling en goedkeuring van het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2, maar op basis van recente inzichten met betrekking tot achtergrondwaarden (GCN), emissiefactoren, verkeersintensiteiten en regelgeving. Uit het nieuwe onderzoek blijkt dat in alle zichtjaren zowel met het vigerende als alternatieve maatregelenpakket het oppervlak van gebieden met overschrijding van grenswaarden voor de luchtkwaliteit per saldo afneemt. Tevens neemt de gemiddelde concentratie in de overschrijdingsgebieden in beide gevallen af. In de plansituatie zijn zowel met beide maatregelenpakketten geen blootgestelden. Niettemin is het in art. 17 van het vigerende bestemmingsplan MV2 opgenomen maatregelenpakket naar huidig inzicht nog wel noodzakelijk. De ontwikkelingen in de luchtkwaliteit, de effecten daarop als gevolg van het gebruik van Maasvlakte 2 en de noodzaak van maatregelen daartegen worden bij volgende actualisaties van de Effectprognose opnieuw beoordeeld 8. Ook met het alternatieve maatregelenpakket wordt, tezamen met de andere in artikel 17 opgenomen maatregelen, de bijdrage van het gebruik van Maasvlakte 2 aan overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit voldoende gecompenseerd, dan wel gesaldeerd. 8 Het vigerende en het alternatieve maatregelenpakket zijn hierin niet onderscheidend april 2013

22 Handhaving Op 16 april 2002 hebben burgemeester en wethouders de "Kadernota handhaving ds+v" vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor handhaving op het gebied van de huidige afdeling Stadontwikkeling (SO) zijn vastgelegd. In deze nota is ook de wijze waarop het handhavingsbeleid is georganiseerd vastgelegd. Zo is onder andere een Handhavingscommissie ingesteld, die in voorkomende gevallen advies uitbrengt. Voorts heeft het college een beleid ingezet dat is gericht op programmatisch handhaven. Hierbij ligt de prioriteit bij veiligheid. Handhaving in het kader van het voorliggende plan zal zich in de praktijk richten op het voorkomen van bouwactiviteiten die niet voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 17 van de planregels. De handhaving van de verkeersmaatregelen is toegelicht in de verkeersbesluiten zelf. 29 april

23 19 6. UITVOERBAARHEID 6.1 Financiële en economische uitvoerbaarheid De uitvoering van het voorliggende plan brengt geen additionele kosten met zich mee, in vergelijking tot het vigerende bestemmingsplan MV2. Het voorliggende plan heeft geen invloed op de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Maasvlakte 2. Grondexploitatiewet Voor dit bestemmingsplan behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt geen aangewezen bouwplannen (artikel 6.2, lid 1, Wro) mogelijk waarvoor een exploitatieplan moet worden vastgesteld. 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Het gemeentebestuur streeft voor de uitvoering van bestemmingsplannen naar draagvlak bij belanghebbenden en maatschappelijke organisaties. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een standaard en een uitgebreide bestemmingsplanprocedure. Het voorliggende bestemmingsplan volgt, gezien de beperkte aard daarvan en de beperkte verandering ten opzichte van het vigerende plan, de standaard procedure Vooroverleg (invullen na vooroverleg) Zienswijzen (invullen na behandeling zienswijzen) april 2013

24 20 II. REGELS ARTIKEL 17 Borging maatregelen luchtkwaliteit Aan artikel 17, eerste lid, van het bestemmingsplan Maasvlakte 2 worden sub g en h toegevoegd, luidende als volgt: g. In aanvulling op het bepaalde onder e en onverminderd het overige in lid 1 bepaalde mag een omgevingsvergunning voor bouwen ook worden verleend indien ten tijde van dat besluit geen (toekomstige) snelheidsbeperking voor de binnenvaart op de Oude Maas van kracht is en/of een besluit van kracht is op grond waarvan vanaf 1 oktober 2014 de (overige) onder a genoemde maatregelen gelden. i. In aanvulling op het bepaalde onder f en onverminderd het overige in lid 1 bepaalde mag een omgevingsvergunning voor bouwen ook worden verleend indien ten tijde van dat besluit een besluit van kracht is op grond waarvan vanaf 1 oktober 2014 de onder f genoemde maatregel geldt. 29 april

25 21 III. BIJLAGEN 1. Luchtonderzoek Maasvlakte 2, Effectprognose 2012 (Royal HaskoningDHV, rapport 9X1687 /R01/901124/Rott d.d. 25 maart 2013) 2. Concept 2 e Addendum Overeenkomst Luchtkwaliteit Maasvlakte 2 =o=o=o= april 2013