december 1997 a... a... (!J UJ

Transcriptie

1 december 1997 z UJ a... a... ā: (!J UJ CO

2 Woord vooraf Met het verschijnen van de "Strategische Schetsen" in maart 1997 is een nieuwe lijn ingezet binnen onze instelling. De TUE wil meer dan voorheen gaan werken met toetsbare afspraken, die onderbouwd worden door kengetallen. Dat bevordert een zakelijke dialoog tussen allen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van onze universiteit. Door het maken van toetsbare afspraken met en tussen faculteiten en diensten zal een transparant Meerjarenplan TUE ontstaan. Dit boekje biedt in aanvulling daarop een verklaring van de gebruikte begrippen.om een goede communicatie tot stand te brengen, is het immers onontbeerlijk dat er duidelijkheid en eenduidigheid bestaat over de gebruikte definities. Commentaar op de gebruikte begrippen met hun omschrijvingen en suggesties voor de ontwikkeling van andere relevante indicatoren worden zeer op prijs gesteld. Het College van Bestuur, prof.dr. M. Rem, Rector Magnificus dr.ir. H.G.J. de Wilt, Voorzitter CvB

3 INHOUDSOPGAVE: Onderwijs: 5-8 Initieel 5 Post initieel... 7 Onderzoek: 9-10 Bestuur en Beheer: Financien Personeel Huisvesting Index: 17-19

4 ONDERWIJS Initiele fase 1. Aantal ingeschrevenen: het aantal studenten (voltijds of deeltijds), extranei en auditoren dat aan hun financiele verplichtingen heeft voldaan en van wie de inschrijvingsprocedure is voltooid. Buiten beschouwing dienen te worden gelaten zij die volledig zijn vrijgesteld van betaling van het collegegeld vanwege eerdere inschrijving aan een andere instelling van WOo Degenen die binnen de instelling zijn ingeschreven in meer dan 1 opleiding mogen slechts eenmaal worden opgegeven (peildatum 1-12, CBS telling). 2. Aantal instellings eerstejaars TUE: het aantal studenten, dat als zodanig niet eerder aan de TUE is ingeschreven (peildatum 1-12, CBS telling). 3. Aantal curriculum eerstejaars opleiding TUE: het aantal studenten, dat als zodanig niet eerder voor de betreffende opleiding aan de TUE ingeschreven is geweest en voor de betreffende opleiding zijn ingeschreven in de P-fase (peildatum 1-12, CBS telling). 4. Aantal P-diploma's: het aantal getuigschriften dat voor het P-examen is uitgereikt in een kalenderjaar. 5. Aantallr-diploma's: het aantal ingenieurs getuigschriften dat in een kalenderjaar is uitgereikt. 6. Marktaandeel studenten TUE met vgl. opleiding TU's: aandeel aantal instellings eerstejaars TUE ten opzichte van aantal instellings eerstejaars van vergelijkende opleidingen aan de technische universiteiten (peildatum 1-12, CBS telling). 5

5 7. Marktaandeel studenten TUE NL: aandeel van het aantal instellings eerstejaars TUE ten opzichte van het aantal instellings eerstejaars van de universiteiten van Nederland (peildatum 1-12, CBS telling). 8. Internationale studentenmobiliteit: het percentage van een bepaalde groep in een zelfde studiejaar voor het P-examen geslaagde studenten (=PP-instroom) dat binnen 4 jaar minimaal 5 studiepunten in het buitenland heett behaald (peildatum 31-8) 9. Maatschappelijke relevantie IR-opleiding: het percentage van de in een kalenderjaar atgestudeerden dat 3 resp. 6 maanden na het afstuderen een passende baan heeft. 10. P-rendement binnen 1 jaar: het percentage van de "curriculum eerstejaars opleiding TUE" (cohort jaar -1), dat binnen 1 jaar voor het P-examen is geslaagd. 11. P-rendement binnen 2 jaar: het percentage van de "curriculum eerstejaars opleiding TUE" (cohort jaar - 2) dat binnen 2 jaar voor het P-examen is geslaagd. 12. PP-rendement binnen x jaar (x=4,5,6): het percentage van een bepaalde groep in een zelfde studiejaar voor het P-examen geslaagde studenten (=PP-instroom ) dat binnen x jaar voor het PP-examen is geslaagd. 13. Studierendement binnen x jaar (x=5,6,7): het percentage van de "curriculum eerstejaars opleiding TUE" (cohort jaar - x) dat binnen x jaar voor het PP-examen is geslaagd. Post-initiEHe fase 14. Aantal ontwerpers (TWAIO's): het aantal personen dat ingeschreven is bij het Stan Ackermans-instituut en als zodanig een ontwerpersopleiding voigt (peildatum van het betreffende kalenderjaar). 15. Instroom ontwerpers: het aantal ontwerpers dat zich in een kalenderjaar voor het eerst bij een ontwerpersopleiding bij het Stan Ackermans Instituut laat inschrijven. 16. Aantal certificaten: het aantal ontwerp-certificaten dat in een kalenderjaar is uitgereikt. 17. Marktaandeel ontwerpers NL: het aandeel van het "aantal uitgereikte certificaten" van de TUE ten opzichte van het "aantal uitgereikte certificaten" van Nederland. 18. Ontwerpersrendement: het percentage van een bepaalde groep ontwerpers ("instroom ontwerpers" van een bepaald kalenderjaar), dat het certificaat heeft behaald binnen 3 jaar na aanvang van de opleiding. 6 7

6 ONDERZOEK 19. Maatschappelijke relevantie ontwerpersopleiding: het percentage ontwerpers dat in een kalenderjaar een certificaat heeft behaald en 3 resp. 6 maanden na het behalen van dit certificaat een passende baan heeft. 20. Totaal aantal AIO-4: het totaal aantal personen dat als 4-jarige assistent in opleiding werkzaam is bij de TUE inclusief AIO's van NWO (peildatum van het betreffende kalenderjaar). 21. Instroom AIO-4: het aantal AIO-4 (personen) per kalenderjaar dat als zodanig niet eerder bij de TUE werkzaam is geweest. 22. AIO-rendement binnen x jaar (x=4,5,6): het percentage van een bepaalde groep AIO-4's ("Instroom AIO-4" van een bepaald kalenderjaar), dat aan de TUE gepromoveerd is binnen x jaar na aanvang van contract. 23. Promotieduur: de gemiddelde duur van de promotie van AIO-4's die in het betreffende kalenderjaar aan de TUE promoveren. 24. Aantal promoties: het aantal promoties dat in een kalenderjaar aan de TUE behaald is. 25. Maatschappelijke relevantie AIO-4 opleiding: het percentage van de in een kalenderjaar gepromoveerden dat 3 resp. 6 maanden na promotie een passende baan heeft. 26. Tweede geldstroom: de opbrengsten uit contracten met NWO of KNAW waarbij de universiteit zich heeft verplicht tot het leveren van een prestatie op het gebied van onderwijs of onderzoek (kalenderjaar). 27. Marktaandeel tweede geldstroom 3 TU's: het aandeel van de tweede geldstroom van de TUE als percentage van de tweede geldstroom van de technische universiteiten. 28. Derde geldstroom: de opbrengsten uit contracten met derden waarbij de universiteit zich heeft verplicht tot het leveren van een prestatie, niet zijnde 2e geldstroom (kalenderjaar) a) Derde geldstroom: de opbrengsten uit contracten met derden waarbij de universiteit zich heeft verplicht tot het leveren van een prestatie op het gebied van onderwijs of onderzoek, niet zijnde 2e geldstroom (kalenderjaar). Te hanteren vanaf begrotingsjaar Marktaandeel derde geldstroom 3 TU's: het aandeel van de derde geldstroom van de TUE als percentage van de derde geldstroom van de technische universiteiten. 30. Toegekende EG-onderzoeksgelden: het totaal bed rag (in mf) dat in het betreffende jaar aan EG-onderzoekgelden is toegekend. 31. Nieuw gehonoreerde STW-projecten: het totaal bed rag incl. mensjaren (in mf), dat in het betreffende jaar aan nieuwe STW-projecten is toegewezen. 32. Toegekende KNAW-fellows: het aantal personen waaraan in het betreffende jaar door de KNAW een fellowship-plaats is toegekend. 33. NWO personeel: aantal personen in fte dat werkzaam is bij de TUE en in dienst is bij NWO of in dienst is bij de TUE en betaald wordt door NWO. 8 9

7 BESTUUR EN BEHEER 34. Aanta/ wetenschappelijke publica ties: aantal publicaties over een resultaat van eigen wetenschappelijk onderzoek die zijn gericht op het forum van onderzoekers. 35. Wetenschappelijke publica ties refereed: aantal "wetenschappelijke publicaties" (met referee-systeem). 36. Aanta/ wetenschappelijke publica ties refereed/ WPoz: aantal "wetenschappelijke publicaties refereed" per mje wp onderzoek per kalenderjaar (bron: wetenschappelijk verslag). 37. Aanta/ vakpublicaties: aantal publicaties over een resultaat van wetenschappelijk onderzoek die zijn gericht op professioneel ge"interesseerden. 38. Aanta/ octrooien: aantal aangevraagde of toegekende octrooien op naam van de TUE of daaraan gelieerde organisaties (kalenderjaar). 39. Aanta/ georganiseerde congressen: het aantal door of met de TUE (inclusief Eurandom en DPI) georganiseerde bijeenkomsten (minimaal een halve dag) waarbij het onderwerp op len van de vakgebieden van de TUE ligt. 40. Dee/name OZ-scho/en TUE: het aantal onderzoekscholen waar de TUE in het betreffende jaar bij CvB-besluit in deelneemt. Financien 41. Rijksbijdrage (inc/usief col/ege- en examenge/den): de gelden die door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen door rniddel van begrotingsbrieven worden toegekend (kalenderjaar). Hierbij opgeteld de coilege- en examengelden. 42. Werk voor derden: opbrengsten uit contracten met derden waarbij de universiteit zich heeft verplicht tot het leveren van een prestatie (kalenderjaar). 43. Overige baten: de opbrengsten die niet bij eerder genoemde batenposten ondergebracht kunnen worden met uitzondering van rente (kalenderjaar). 44. FinancUHe baten: rentebaten (kalenderjaar). 45. Persone/e fasten: de totale lasten verbonden aan eigen en ingehuurd personeel (exclusief advieskosten), ongeacht de wijze van financiering (kalenderjaar). 46. Overige fasten: de totale lasten, niet zijnde de personele lasten (kalenderjaar). 47. Exp/oitatieresu/taat: dit is het verschil tussen de totale baten en de totale lasten van de universiteit (kalenderjaar). 48. Liquiditeitspositie: het totaal aan liquide middelen van de universiteit (peildatum 31-12). 49. Netto werkkapitaa/: vlottende activa minus de kortlopende schulden (peildatum 31-12). 50. Eigen vermogen: het totaal vermogen minus het vreemd vermogen. 51. Totaa/ vermogen: de totaal van de passiva

8 Personeel 52. Personeelsbezetting: het aantal personeelsleden in fte dat in dienst is van de TUE (peildatum 31-12). 53. Personeelsbezetting tijdelijk: het aantal personeelsleden in fte dat in dienst is van de TUE met een tijdelijk contract (peildatum 31-12). 54. Personeelsbezetting WP (Wetenschappelijk Personeel): het aantal personeelsleden in fte (inclusief student assistenten) dat in dienst is van de TUE en is aangesteld in een wetenschappelijke functie (peildatum 31-12). 55. Aantal personeelsleden: het aantal personeelsleden (personen) dat in dienst is van de TUE (peildatum 31-12). 56. Personeelsbezetting OBP (Ondersteunend Beheers Personeel): het aantal personeelsleden' in fte dat in dienst is van de TUE en niet is aangesteld in een wetenschappelijke functie (peildatum 31-12). Hierbij worden niet de stagiaires geteld. 57. Personeelsbezetting OBP tijde/ijk: het 'OBP' in fte dat in dienst is van de TUE met een tijdelijke aanstelling (peildatum 31-12). 58. Personeelsbezetting OBP facultair: het 'OBP' in fte dat tewerkgesteld is bij de faculteiten, zowel met een vaste aanstelling als met een tijdelijk aanstelling (peildatum 31-12). 61. Vergrijzingsindicator: aandeel van personeelsleden ouder dan 54 (55+) in fte's ten opzichte van het totaal aantal personeelsleden in fte's (betreft personeel in vaste dienst) (peildatum 31-12). 62. Ingeleend personeel tbv. advisering: de kosten gemaakt voor het inhuren van externe adviseurs per kalenderjaar. 63. Ingeleend person eel: de kosten gemaakt voor het inhuren van tijdelijke extra capaciteit per kalenderjaar (oa. uitzendkrachten). 64. Aantal hoogleraren: het aantal hoogleraren in fte (peildatum 31-12). 65. Aantal hoogleraren voltijd: het aantal hoogleraren (personen) benoemd door de TUE (dus niet zijnde bijzonder hoogleraar) dat 1,0 fte in dienst van de TUE is, ongeacht de wijze van financiering (peildatum 31-12). 66. Aantal hoogleraren deeltijd: het aantal hoogleraren (personen) benoemd door de TUE (dus niet zijnde bijzonder hoogleraar) dat minder dan 1,0 fte in dienst is van de TUE, ongeacht de wijze van financiering (peildatum 31-12). 67. Aantal hoogleraren bijzonder: het aantal hoogleraren (personen) dat benoemd is door een stichting, die daartoe bevoegd is verklaard. 59. Ratio WP/OBP: de personeelsbezetting WP gedeeld door de personeelsbezetting OBP. 60. Ziekteverzuim: het aantal geregistreerde ziektedagen gedeeld door de vermenigvuldiging van het aantal kalenderdagen (in een jaar) met het aantal personeelsleden in mje

9 68. Aantal UHD's: het aantal universitaire hoofddocenten in fte dat in dienst is van de TUE (peildatum 31-12). 69. Aantal UD's: het aantal universitaire docenten in fte dat in dienst is van de TUE (peildatum 31-12). 79. Aantal kantoor m2lwerknemer: het verhuurbaar vloeroppervlak (VVO) kantoorruimte (in m2 ) in gebruik bij de TUE gedeeld door het aantal personeelsleden in fte's of in personen (peildatum 31-12). 70. Aantal postdocs: het aantal post-doctoraat onderzoekers (tijdelijke wetenschappelijk personeel dat gepromoveerd is en een onderzoekstaak heeft) dat in dienst is van de TUE in fte (peildatum 31-12) 71. Aanta/ AIO-4 TUE: het aantal AIO-4 in fte dat in dienst is van de TUE (peildatum 31-12). Huisvesting 72. Totaal oppervlak: het totaal verhuurbaar vloeroppervlak (VVO) in m Oppervlak in gebruik TUE: het verhuurbaar vloeroppervlak in gebruik bij detue. 74. Collegezalen: zalen met amfitheater. 75. Kantoor- en zaalachtige ruimten: ruimten in gebruik als kantoor, vergaderzaal, werkcollege zaal, sportzaal ed. 76. Practlcumlwerkplaats: ruimten in gebruik voor praktica, als werkplaats, als bibliotheek, als restaurant, als copieerruimte. 77. Laboratoria: ruimte met speciale voorzieningen waarin onderzoek plaats vindt. 78. Magazijnlarchief: ruimte, bestemd voor (meestal geregistreerde) opslag van goederen of bestemd voor opslag van administratieve bescheiden

10 INDEX A AIO-4 instroom... 8 AIO-4 totaal... 8 AIO-4 rue AIO-rendement... 8 C Certificaten... 7 Collegezalen Congressen o Derde geldstroom... 9 E Eerstejaars opleiding rue (curriculum)... 5 Eerstejaars rue (instelling)... 5 Eigen vermogen Exploitatieresultaat F Financiele baten H Hoogleraren Hoogleraren bijzonder Hoogleraren deeltijd Hoogleraren voltijd Ingeschrevenen... 5 Instroom AIO Instroom ontwerpers... 7 Internationale studentenmobiliteit... 6 Ir-diploma's

11 K P v Kantoor- en zaalachtige ruimten P-diploma's... 5 Vakpublicaties Kantoor m2 Iwerknemer Personeel (ingeleend) Vergrijzingsindicator KNAW-fellows... 9 Personeel (ingeleend tbv. advisering) Personeelsbezetting w L Personeelsbezetting tijdelijk Werk voor derden Laboratoria Personeelsleden Wetenschappelijke publicaties Liquiditeitspositie Personele lasten Wetenschappelijke publicaties refereed Postdocs Wetenschappelijke publicaties refereedl WPoz M PP-rendement... 7 WP personeelsbezetting Maatschappelijke relevantie A10-4 opleiding... 8 Practicum/werkplaats Maatschappelijke relevantie IR~opleiding... 6 P-rendement Z Maatschappelijke relevantie ontwerpersopleiding 8 Promotieduur... 8 Ziekteverzuim Magazijn/archief Promoties... 8 Marktaandeel derde geldstroom 3 TU's... 9 Marktaandeel ontwerpers NL... 7 R Marktaandeel studenten TUE met vgl. opl. TU's... 5 Ratio WP/OSP Marktaandeel studenten TUE NL... 6 Rendement AIO... 8 Marktaandeel tweede geldstroom 3 TU's... 9 Rendement ontwerpers... 7 Rendement P N Rendement PP...:... 7 Netto werkkapitaal Rijksbijdrage NWO personeel... 9 s o Studierendement... 7 OSP personeelsbezetting STW-projecten...:... 9 OSP facultair personeelsbezetting OSP tijdelijk personeelsbezetting T Octrooien Toegekende EG-onderzoeksgelden... 9 Ontwerpers (TWAIO's)... 7 Totaal vermogen Ontwerpers instroom...,... 7 TWAIO (zie ontwerpers)... 7 Ontwerpersrendement Tweede geldstroom... 9 Oppervlak in gebruik TUE Oppervlak totaal u Overige baten UD's Overige lasten UHD's OZ -scholen TUE

12 Eindredaktie: E.J. de Lange Stafafdeling Financien en Administratie Besluurlijke Informatie Voorziening (BIV) Technische Universiteit Eindhoven Postbus MB Eindhoven Telefoon: Telefax: