Vierjaarlijkse beoordeling representativiteit Productschap Diervoeder en Hoofdproductschap

Transcriptie

1 Toezichtkamer Vierjaarlijkse beoordeling representativiteit Productschap Diervoeder en Hoofdproductschap Akkerbouw 1. Inleiding In het kader van de advisering van de Bestuurskamer over de instelling en wijziging van de werkingssfeer van bedrijfslichamen heeft de Toezichtkamer tot taak onderzoek te doen naar het organisatorisch draagvlak van bedrijfslichamen en daarover te rapporteren aan de Bestuurskamer en de betrokken ministers. Het onderzoek vindt plaats aan de hand van het Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen waarin nadere regels zijn gesteld. Artikel 5 van het Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen geeft aan dat de beoordeling van de representativiteit van het organisatorische draagvlak van een bedrijfslichaam in elk geval geschiedt, voorafgaand aan de instelling en vervolgens telkens na het verstrijken van een periode van vier jaar. Na de instelling van de vier akkerbouwproductschappen (Hoofdproductschap Akkerbouw, Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten, Productschap Diervoeder en Productschap Wijn) per 31 december 2003 zijn inmiddels vier jaar verstreken, zodat een hernieuwde beoordeling van het organisatorisch draagvlak dient plaats te vinden. Op 3 december 2008 heeft de Toezichtkamer het organisatorisch draagvlak van het Productschap Wijn en het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten beoordeeld. Deze notitie gaat over de beoordeling van het organisatorisch draagvlak bij het Productschap Diervoeder en het Hoofdproductschap Akkerbouw. Overigens wordt er op gewezen dat per 1 januari 2008 het Instellingsbesluit Akkerbouwproductschappen is gewijzigd. Een groot deel van de werkingssfeer van het Hoofdproductschap Akkerbouw is daarbij overgegaan op het Productschap Akkerbouw. Omdat het onderhavig onderzoek naar het organisatorisch draagvlak al in gang was gezet voordat de wijziging van het instellingsbesluit zijn beslag had gekregen is dit nog uitgevoerd naar de oude situatie. Op zich maakt dat geen verschil, omdat de totale werkingssfeer van de vier schappen gezamenlijk gelijk is gebleven, evenals de dragende organisaties. Leeswijzer In paragraaf twee wordt een korte schets gegeven van de twee productschappen, hun samenstellingen en de dragende (benoemingsgerechtigde) organisaties. Paragraaf drie bevat een nadere uitwerking van het beoordelingskader. In paragraaf vier wordt omschreven aan welke waarborgen onderzoeken naar het organisatorisch draagvlak moeten voldoen. Het feitelijke onderzoek naar de representativiteit van de dragende organisaties in de verschillende geledingen van het Productschap Diervoeder respectievelijk het Hoofdproductschap Akkerbouw is beschreven in paragraaf vijf. De laatste paragraaf bevat ten slotte de conclusie ten aanzien van het organisatorisch draagvlak bij de twee betreffende productschappen.

2 2 2. Korte schets van de productschappen 2.1 Productschap Diervoeder Het Productschap Diervoeder verenigt de ondernemers en werknemers in de diervoedersector. Deze sector kenmerkt zich doordat daarin de teelt van voedergewassen, het verkrijgen van diervoeder als bijproduct, de verwerking van producten tot diervoeder, de bewerking van diervoeder, de vervoedering van diervoeder en de handel in diervoeder plaats vindt. Aan ondernemerszijde kent het Productschap Diervoeder de volgende benoemingsgerechtigde organisaties: Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Handel Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Industrie Dufagro Koninklijke Vereniging Het Comité van Graanhandelaren Land- en Tuinbouworganisatie Nederland Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie Nederlandse Vereniging van Handelaren in Stro, Fourages en Aanverwante Produkten Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie Nederlandse Vereniging van Meelfabrikanten Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren Vereniging van Nederlandse Destructoren Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Eetbare Oliën en Vetten Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Voedertoevoegingen Vereniging Producenten Natte Veevoeders Aan werknemerszijde betreft het de volgende benoemingsgerechtigde organisaties: CNV Bedrijvenbond CNV Dienstenbond De Unie FNV Bondgenoten 2.2 Hoofdproductschap Akkerbouw Het Hoofdproductschap Akkerbouw was ten tijde van dit onderzoek ingesteld voor de ondernemingen: - waarvoor het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten, het Productschap Diervoeder en het Productschap Wijn zijn ingesteld; - waar akkerbouwgewassen worden geteeld; - waarin de handel wordt uitgeoefend in aardappelen of daaruit verkregen producten welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijk voedsel kunnen dienen, met uitzondering van pootaardappelen; - waarin aardappelen of daaruit verkregen producten worden be- of verwerkt tot producten welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijk voedsel kunnen dienen; - waarin de handel in vlas of hennep of producten daarvan wordt uitgeoefend; - waarin vlas of hennep wordt verwerkt;

3 3 - waarin de handel wordt uitgeoefend in thee, koffie- of cacaobonen of daaruit verkregen producten welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijke consumptie kunnen dienen; - waarin thee, koffie- of cacaobonen of daaruit verkregen producten worden be- of verwerkt tot producten welke, al dan niet na verdere be- of verwerking, tot menselijke consumptie kunnen dienen. Het hoofdproductschap is tevens ingesteld voor de veilingen van de hierboven bedoelde producten. Het hoofdproductschap kende ten tijde van dit onderzoek twee commissies ex artikel 88a Wet op de bedrijfsorganisatie, namelijk voor aangelegenheden in de aardappelsector en voor aangelegenheden in de vlassector. Inmiddels is het instellingsbesluit gewijzigd en is de commissie voor de aardappelsector opgeheven en is de commissie voor de vlassector overgeheveld naar het nieuwe Productschap Akkerbouw. In deze rapportage zal nog wel worden gerapporteerd over de commissie voor de vlassector, maar gelet op de opheffing niet over de commissie voor de aardappelsector. Aan ondernemerszijde kende het hoofdproductschap ten tijde van dit onderzoek de volgende benoemingsgerechtigde organisaties: Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Handel Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Industrie Koninklijke Vereniging Het Comité van Graanhandelaren Koninklijke Vereniging van Nederlandse Wijnhandelaren Land- en Tuinbouworganisatie Nederland Nederlandse Aardappel Organisatie Vereniging Centraal Bureau Levensmiddelenhandel VNO-NCW Aan werknemerszijde betreft het de volgende benoemingsgerechtigde organisaties: CNV BedrijvenBond CNV Dienstenbond De Unie FNV Bondgenoten 3. Beoordelingskader Aan ondernemerszijde gelden de volgende kwantitatieve criteria. Voor de bepaling van de sociaal-economische grootte komen volgens artikel 9 van de Verordening representativiteit als maatstaf in aanmerking: het aantal ondernemers; de omzet van de ondernemingen; het totale aantal personen werkzaam in deze ondernemingen; zo nodig kunnen voorts als maatstaf in aanmerking worden genomen: het aantal zelfstandige ondernemingen of vestigingspunten; de betaalde lonen; of de verwerkte hoeveelheid grondstof. Als voldoende representatieve organisatorische vertegenwoordiging aan ondernemerszijde wordt ingevolge artikel 3 van het Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen aangemerkt:

4 4 een of meer ondernemersorganisaties die ten minste 55 procent vertegenwoordigen van alle ondernemers binnen de werkingssfeer van het bedrijfslichaam, berekend aan de hand van één van de bovengenoemde maatstaven; een of meer ondernemersorganisaties die meer dan 50 procent vertegenwoordigen van alle ondernemers binnen de werkingssfeer van het bedrijfslichaam, berekend aan de hand van twee van de bovengenoemde maatstaven. Als voldoende representatieve organisatorische vertegenwoordiging aan werknemerszijde wordt aangemerkt: één of meer werknemersorganisaties die ingevolge de Verordening representativiteit organisaties als (kwalitatief) representatief zijn te beschouwen. Indien een of meer andere als representatief te beschouwen werknemersorganisaties bezwaar maken, worden de hierboven bedoelde werknemersorganisaties slechts als voldoende representatieve vertegenwoordiging aangemerkt als zij gezamenlijk meer leden binnen de werkingssfeer van dat bedrijfslichaam hebben dan die andere organisaties gezamenlijk. Bij de totstandkoming van het instellingsbesluit van de beide akkerbouwproductschappen is vastgesteld dat de in de paragrafen 2.1 en 2.2 genoemde dragende organisaties aan werknemerszijde als (kwalitatief) representatief zijn te beschouwen. Daarin heeft zich geen wijziging voorgedaan. Aangezien er voorts ook geen bezwaren bekend zijn van werknemersorganisaties, kan worden volstaan met een oordeel over de representativiteit aan ondernemerszijde. 4. Waarborgen Het proces van gegevensverzameling is uitgevoerd door het gezamenlijk secretariaat van de akkerbouwproductschappen. Daarbij is gebruik gemaakt van gegevens die zijn aangeleverd door de organisaties die beschikken over benoemingsrechten voor het bestuur van het productschap en diens commissies. Het is hierbij van belang dat een externe accountant een verklaring opstelt. Deze verklaring bevat een beschrijving van het ingestelde onderzoek, de bevindingen en de daaruit te trekken conclusies. Als alternatief of aanvulling hierop is het ook mogelijk een gerenommeerd onderzoeksbureau in te schakelen of direct te putten uit objectieve statistische bronnen, bijvoorbeeld afkomstig van het CBS. Daarnaast is gebruik gemaakt van gegevens die zijn ontleend aan de heffings- en registratiebestanden van de akkerbouwproductschappen. Naast gegevens over de organisaties die beschikken over benoemingsrechten, dienen ook gegevens te worden overgelegd over bijvoorbeeld de totale omzet van alle ondernemingen die vallen binnen de werkingssfeer van het schap. Hiertoe kan ook een opdracht gegeven worden voor het in kaart brengen van de gehele markt of kan uit objectieve, statistische bronnen geput worden. Door de twee akkerbouwproductschappen is een verklaring overgelegd van de accountant die het onderzoek heeft gecontroleerd. Voorts is door de productschappen gebruik gemaakt van gegevens die zijn verstrekt door het Landbouw Economisch Instituut (LEI) en de bureaus IRI Nederland en AC Nielsen.

5 5 5. Representativiteitsgegevens 5.1 Productschap Diervoeder Het Productschap Diervoeder kent een vijftal geledingen, waaronder alle ondernemers zijn gebracht die vallen onder de werkingssfeer van het productschap. Het gaat daarbij om de volgende geledingen: Agrarische voortbrenging Mengvoederindustrie Overige diervoeder- en de diervoedergrondstoffenindustrie Niet-agrarische voortbrenging en de handel in diervoeder en diervoedergrondstoffen (pluim)veehouderij In dit onderzoek is gebruik gemaakt van deze onderverdeling in geledingen. Daarbij is het organisatorisch draagvlak per geleding berekend. Voor het bepalen van de totalen per dragende organisatie en voor de branchetotalen is gebruik gemaakt van opgaven van de dragende organisaties, de heffingsadministratie en het Landbouw Economisch Instituut (LEI). Agrarische voortbrenging In deze geleding vallen de bedrijven in de primaire sector. De gegevens over deze geleding zijn afkomstig uit onderzoek van het LEI en gebaseerd op de Landbouwtelling. Mengvoederindustrie In de mengvoederindustrie zijn de Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi) en de Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Industrie (Cecoin) de dragende organisaties. Ten aanzien van deze geleding zijn lidmaatschapsgegevens gebruikt per september De lidmaatschapsgegevens van deze beide organisaties zijn gezamenlijk genomen omdat alle leden van Cecoin tevens lid zijn van Nevedi. Voor het totaal van de geleding is gebruik gemaakt van gegevens uit de database van het productschap. Omdat de representativiteit van deze geleding al voldoende is, gemeten naar leden van dragende organisaties, is geen nader onderzoek gedaan naar het criterium omzet. Overige diervoeder- en de diervoedergrondstoffenindustrie Met betrekking tot de meelfabrikanten is het totaal aantal ondernemers in de sector berekend aan de hand van het aantal gecertificeerde bedrijven dat is toegestaan te leveren aan de Nederlandse diervoederindustrie. Ten aanzien van de destructiesector valt op dat het aantal ondernemingen sinds het vorige representativiteitsonderzoek is afgenomen van drie naar twee. Omdat één van deze beide ondernemingen in België is gevestigd is nog maar één onderneming in het onderzoek meegenomen. Met betrekking tot de sector van ondernemingen op het gebied van voedertoevoegingen gaat het bij de leden van de dragende organisaties in het algemeen om multinationals met vestigingen in het buitenland die ook de Benelux bestrijken. Wat betreft de huisdiervoeders is het totaal van de sector afkomstig uit de heffingenadministratie van het productschap.

6 6 Met betrekking tot de vochtrijke diervoeders zijn 15 van de in totaal 27 ondernemingen lid van de Vereniging Producenten van Natte Veevoeders (OPNV). Van de overige ondernemingen is een deel nog lid van de Vereniging Aardappelverwerkende Industrie, die geen benoemingsrechten heeft voor het bestuur van het productschap. Omdat de representativiteit van deze geleding al voldoende is, gemeten naar leden van dragende organisaties, is geen nader onderzoek gedaan naar het criterium omzet. Niet-agrarische voortbrenging en de handel in diervoeder en diervoedergrondstoffen Omdat bij de Koninklijke Vereniging het Comité van Graanhandelaren de achterban zeer uiteenlopend is, waarbij de cijfers voor de onderscheiden sectoren moeilijk te ontleden zijn, heeft het productschap volstaan met het opnemen van gelijke cijfers voor het Hoofdproductschap Akkerbouw, het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten en het Productschap Diervoeder. Wel zijn de cijfers van het Comité en van Cecoha in dit geval samengenomen, hetgeen resulteert in een aantal leden van 123 in plaats van 122. Daarbij is van belang dat van de drie bij Cecoha aangesloten leden twee wel en één niet is aangesloten bij het Comité. Wat betreft de foeragebedrijven merkt het productschap op dat totale hoeveelheden foerage nergens worden bijgehouden en dat het totale aantal foeragebedrijven (nog) niet bekend is. Volgens de website van de Nederlandse Vereniging van Handelaren in Stro, Fourages en Aanverwante Produkten (Hisfa) zijn dat er circa 180. Omdat het totale aantal ondernemingen niet bekend is kan de representativiteit niet worden vastgesteld. Wel wordt opgemerkt dat HISFA de enige brancheorganisatie in de betreffende sector is. Foeragehandelaren, die afleveren aan veehouderijbedrijven zullen in het algemeen in het bezit zijn van een GMP-erkenning volgens standaard B3. Op dit moment zijn er bijna 500 ondernemingen die hieraan voldoen. Binnen GMP B3 zijn er echter verschillende activiteiten zodat om het totale aantal foeragehandelaren te kunnen vaststellen van alle bedrijven langs verschillende wegen hun activiteit moet worden vastgesteld. Omdat het onderzoek van het productschap mede om deze reden al vertraagd is en dit opnieuw zeer tijdrovend zou zijn is hiervan afgezien. Nevedi vertegenwoordigt de ondernemingen die handel als hoofdactiviteit hebben. Ook het totale aantal handelaren is op dit moment nog niet exact bekend. Reden daarvoor is onder meer dat een deel van de handel (de handel in mengvoeders) niet onderhevig is aan de heffingsplicht van het productschap. Binnen GMP B3 zijn er 169 bedrijven die als één van de activiteiten handel in mengvoeders hebben, maar waarvan niet kan worden vastgesteld dat dit de hoofdactiviteit is. Dit zal op dezelfde wijze achterhaald moeten worden als voor de foeragehandelaren. Gezien de tijdbeperking is ook hiervan afgezien. Gelet op het bovenstaande is niet vastgesteld kunnen worden dat de representativiteit in deze geleding voldoet aan de daaraan gestelde eisen. (Pluim)veehouderij De veehouderij maakt zelf geen rechtstreeks onderdeel uit van de keten in de diervoedersector. Als afnemers van diervoeder hebben zij wel belang bij hetgeen ten aanzien van diervoeder wordt besloten en om die reden maakt deze geleding al sinds de oprichting onderdeel uit van het productschap. De omvang van deze geleding is gelijk aan de gezamenlijke omvang van de primaire sector binnen het Productschap Vee en Vlees en het Productschap Pluimvee en Eieren. LTO Nederland is de benoemingsgerechtigde organisatie in deze geleding. Naast LTO Nederland zijn er geen andere benoemingsgerechtigde organisaties. Binnen de twee

7 7 andere productschappen zijn naast LTO Nederland echter ook andere benoemingsgerechtigde organisaties actief in de primaire sector, hetgeen de representativiteitspercentages aldaar verhoogt. Alleen haalt LTO Nederland de grens van 55 procent niet en daarom moet worden geconstateerd dat binnen deze geleding van het Productschap Diervoeder niet wordt voldaan aan de gestelde eis. Overzicht Productschap Diervoeder Tabel 1: Organisatorisch draagvlak Productschap Diervoeder Geleding Naam Leden Totaal % Omzet in Є/hl/NGE Totaal % Agrarische voortbrenging Land- en Tuinbouworganisatie NGE NGE 71 Nederland (LTO) Mengvoederindustrie Nevedi Cecoin - NVM - Vernof - VND Overige diervoederen de diervoedergrondstoffenindustrie Niet-agrarische voortbrenging en de handel in diervoeder en diervoedergrondstoffen Nefato / Dufagro NVG OPNV Totaal geleding Koninklijke Vereniging het Comité van Graanhandelaren Cecoha 123 HISFA 105 Nevedi 12 Totaal geleding 240 (pluim)veehouderij Land- en Tuinbouworganisatie NGE NGE 44 Nederland (LTO) 5.2 Hoofdproductschap Akkerbouw Het hoofdproductschap is een koepel van de gezamenlijke akkerbouwproductschappen. Als zodanig is het onderzoek naar de representativiteit van het hoofdproductschap voornamelijk een optelsom van cijfers uit de onderzoeken inzake het Productschap Wijn, het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten en het Productschap Diervoeder. Om die reden kon het onderzoek naar het organisatorisch draagvlak van het hoofdproductschap dan ook niet eerder worden afgerond dan nadat eerst de andere onderzoeken waren voltooid. Overigens is inmiddels het Instellingsbesluit akkerbouwproductschappen gewijzigd en kent het hoofdproductschap geen eigen werkingssfeer meer. In de toekomst zal dan ook geen onderzoek meer worden gedaan naar de representativiteit van het hoofdproductschap. Het hoofdproductschap kende ten tijde van dit onderzoek een viertal geledingen. Het gaat daarbij om de volgende geledingen: Teelt; Be- en verwerkende industrie, voorzover zij niet als kleine ondernemingen kunnen worden aangemerkt; Handel, met uitzondering van de detailhandel, en de werkzaamheid van tussenpersonen;

8 8 Be- en verwerking, voorzover zij als kleine ondernemingen kunnen worden aangemerkt Daarnaast heeft het hoofdproductschap ook nog een commissie ex artikel 88a Wet op de bedrijfsorganisatie voor: Vlas. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van bovenstaande onderverdeling in geledingen. Daarbij is het organisatorisch draagvlak per geleding berekend. Voor het bepalen van de totalen per dragende organisatie en voor de branchetotalen is gebruik gemaakt van opgaven van de dragende organisaties, van de heffingsadministratie van de akkerbouwproductschappen, van het LEI en van de bureaus IRI Nederland en AC Nielsen. Teelt In deze geleding vallen de bedrijven in de primaire sector. De gegevens over deze geleding zijn afkomstig uit onderzoek van het LEI en gebaseerd op de Landbouwtelling. Be- en verwerkende industrie, voorzover zij niet als kleine ondernemingen kunnen worden aangemerkt In verband met het afspiegelende karakter van het hoofdproductschap is geïnventariseerd welke dragende brancheorganisaties van de verschillende akkerbouwproductschappen lid zijn van VNO-NCW. Die gezamenlijke gegevens hebben geleid tot de berekening van de representativiteit van VNO-NCW. Voor een overzicht zie onderstaande tabel. Tabel 2: Organisatorisch draagvlak VNO-NCW in de be- en verwerkende industrie, voorzover zij niet als kleine ondernemingen kunnen worden aangemerkt, berekend naar lidondernemingen Productschap/ Organisatie Leden Totaal percentage Commissie GZP CBK GZP NVB GZP Plantum Vlas Plantum 4 4 GZP Nebafa GZP VNG 2 2 GZP VBZ PDV Vernof GZP SNM (mouters) 3 3 GZP VRN (rijstpellers) 3 4 Totaal Handel, met uitzondering van de detailhandel, en de werkzaamheid van tussenpersonen Bij de Nederlandse Aardappel Organisatie (NAO) is gebruik gemaakt van ledengegevens met als peildatum 20 september De leden van de Centrale Vereniging voor de Coöperatieve Handel (Cecoha) zijn, evenals bij het onderzoek naar de representativiteit van het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten, gezamenlijk beoordeeld met de leden van de Koninklijke Vereniging 1 Tijdens het onderzoek naar het organisatorisch draagvlak van het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten is gebleken dat de totale sector, waarin de Nebafa actief is, thans niet te kwantificeren is. Om die reden zijn de aantallen die betrekking hebben op deze sector niet meegenomen in de totaaltelling.

9 9 Het Comité van Graanhandelaren. Dit is mogelijk omdat de leden van Cecoha binnen deze geleding ook allemaal lid zijn van de Koninklijke Vereniging Het Comité van Graanhandelaren. De gegevens over de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Wijnhandelaren (KVNW) hebben betrekking op het jaar Be- en verwerking, voorzover zij als kleine ondernemingen kunnen worden aangemerkt, alsmede de detailhandel De cijfers voor het CBL betreffen het aantal vestigingspunten van de aangesloten bedrijven/ formules die door deze bedrijven/formules wordt vertegenwoordigd en zijn als zodanig gelijkelijk opgenomen als bij het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten en het Productschap Wijn. Het totaal aantal vestigingspunten van levensmiddelenbedrijven wordt bevestigd door gegevens van het bureau AC Nielsen. Overzicht HPA Tabel 3: Organisatorisch draagvlak HPA Geleding Organisatie Leden Totaal % Omzet in Є/ton/NGE Totaal omzet in /ton/nge % Teelt Land- en Tuinbouworganisatie Nederland NGE NGE 71 (LTO) Be- en verwerkende VNO-NCW industrie, voorzover zij niet als kleine ondernemingen Cecoin 4 5 kunnen worden aangemerkt Totaal geleding Handel, met uitzondering NAO van de detailhandel, Cecoha en de werkzaamheid Koninklijke Vereniging het Comité van tussenpersonen van Graanhandelaren KVNW Totaal geleding Be- en verwerking, voorzover zij als kleine ondernemingen kunnen worden aangemerkt, alsmede de detailhandel Vereniging Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) Commissie Vlas De Commissie Vlas kent drie geledingen. Het gaat daarbij om de volgende geledingen: Teelt van vlas; Be- en verwerking van vlas en de handel in vlas en vlasproducten; Be- en verwerking van en de handel in (zaai)lijnzaad. De gebruikte gegevens zijn gebaseerd op door de betreffende dragende organisaties verstrekte gegevens, op de HPA-administratie EG-steunregeling en op gegevens van het LEI.

10 10 Teelt van vlas In deze geleding vallen de bedrijven in de primaire sector. De gegevens over deze geleding zijn afkomstig uit onderzoek van het LEI en gebaseerd op de Landbouwtelling. Be- en verwerking van vlas en de handel in vlas en vlasproducten De gegevens zijn verstrekt door de Algemene Nederlandse Vlassersbond (ANV). Deze gegevens zijn bevestigd na toetsing aan de registratie van het hoofdproductschap van erkende bedrijven voor de EG-steunregeling. Be- en verwerking van en de handel in (zaai)lijnzaad De door Plantum NL overgelegde accountantsverklaring geeft aan dat de gegevens betrekking hebben op Uit de registratiegegevens van het hoofdproductschap blijkt dat deze gegevens nog steeds actueel zijn. Tabel 4: Organisatorisch draagvlak Commissie Vlas Geleding Naam Leden Totaal % Teelt van vlas Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO) Be- en verwerking van vlas en de handel in vlas en vlasproducten Be- en verwerking van en de handel in (zaai)lijnzaad Algemene Nederlandse Vlassersbond Plantum NL Oordeel De Toezichtkamer is van oordeel dat het organisatorische draagvlak van het Productschap Diervoeder, zoals verenigd in de dragende organisaties, in drie van de vijf geledingen voldoet aan de criteria, zoals opgenomen in de Verordening representativiteit organisaties en het Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen. In de geledingen Niet-agrarische voortbrenging en de handel in diervoeder en diervoedergrondstoffen en (Pluim)veehouderij kan niet aangetoond worden dat aan de norm, als gesteld in artikel 3 van het Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen wordt voldaan. Conform het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van het Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen zullen het productschap en de betrokken organisaties van de bevindingen op de hoogte worden gesteld en zal over twee jaar opnieuw een beoordeling van de representativiteit van het organisatorisch draagvlak plaatsvinden in de geledingen Niet-agrarische voortbrenging en de handel in diervoeder en diervoedergrondstoffen en (Pluim)veehouderij. Voorts is de Toezichtkamer van oordeel dat het organisatorische draagvlak van het Hoofdproductschap Akkerbouw, zoals verenigd in de dragende organisaties, voldoet aan de criteria, zoals opgenomen in de Verordening representativiteit en het Besluit advisering representativiteit bedrijfslichamen.