Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Ontwerp-richtlijnen Europese Commissie Nr. 71 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal s-gravenhage, 14 oktober 1996 Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij elf fiches aan te bieden, die werden opgesteld n.a.v. het overleg door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen. Deze kwam op 2 oktober jl. bijeen om zich een eerste oordeel te vormen van voorstellen die vanuit Brussel aan de lidstaten werden toegezonden. De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, M. Patijn 6K3165 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 1996 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 71 1

2 1. Mededeling van de Commissie betreffende gelijke kansen voor gehandicapten Een nieuwe strategie van de Europese Gemeenschap inzake gehandicapten; Ontwerp-resolutie van de Raad en van de Vertegenwoordigers van de Regeringen van de lid-staten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende gelijke kansen voor gehandicapten. COM(96)406 VWS, SZW De mededeling breekt met de traditionele aanpak van actieprogramma s met grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten zoals Helios II ( ). Zij bestaat uit drie onderdelen: de eigenlijke mededeling; een resolutie voor de Raad en de regeringen in het kader van de Raad bijeen waarin zij toezeggen rekening te houden met gehandicapten bij hun (nationaal) beleid; een aantal «richtsnoeren» waarnaar in de resolutie wordt verwezen. De mededeling heeft als kern dat de aandacht voor gehandicapten in het Europese beleid als onderdeel van het reguliere beleid moet worden geïncorporeerd («mainstreaming»). Daarbij wordt gedacht aan het werkgelegenheidsbeleid (Essen), het beleid voor de informatiesamenleving en de structuurfondsen. De Commissie zal daartoe haar eigen interservice-overleg intensiveren. Bovendien stelt de Commissie in deze mededeling een aantal maatregelen voor die gericht zijn op informatie-uitwisseling met lid-staten («High Level Group»), sociale partners en gehandicaptenorganisaties. ; resolutie en richtsnoeren gaan niet verder dan reeds bestaand beleid. 2. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verkoop van en de waarborgen voor consumptiegoederen. COM(96)520 EZ, JUST Het richtlijnvoorstel beoogt de bestaande nationale voorschriften te vereenvoudigen door deze af te stemmen op het internationale recht dat van toepassing is bij (beroepsmatige) internationale aankopen van goederen (Verdrag van Wenen 1980), en door de concurrentievervalsing, die kan ontstaan door verschillen in de nationale wetgeving te verminderen. Het richtlijnvoorstel bevat bepalingen inzake de wettelijke garanties inzake consumptiegoederen en bepalingen inzake de commerciële garantie (van verkoper of producent). Het voorstel legt o.a. vast wat de rechten en plichten van koper en verkoper zijn, de termijnen waarbinnen de koper zijn rechten kan uitoefenen, de rechten van de verkoper ten aanzien van zijn voorschakel. De bepalingen van het richtlijnvoorstel ter bescherming van de consument zijn dwingend van aard. Lid-staten Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 71 2

3 mogen in hun wetgeving strengere regels vaststellen of handhaven ter bescherming van hun consumenten (minimumrichtlijn). Afhankelijk van de uitkomst van de onderhandelingen over dit richtlijnvoorstel zal in ieder geval titel 7.1, koop en ruil, van het Burgerlijk Wetboek moeten worden gewijzigd. De voorstelde implementatietermijn is twee jaar na de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Gelet op de noodzaak tot aanpassing van in ieder geval het Burgerlijk Wetboek is deze termijn te kort. 3. Voorstel voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 93/246/EEG van 29 april 1993 tot goedkeuring van de tweede fase van het Transeuropees Mobiliteitsprogramma voor universiteitsstudies (Tempus II) ( ). COM(96)198 96/C207/06 OCW Op basis van de evaluatie van het Tempus II-programma wordt voorgesteld het Tempus II-programma met twee jaar te verlengen tot Het Tempus II-programma is bedoeld om de hoger onderwijsstelsels van de partnerlanden Midden- en Oost-Europa (MOE) en de landen van de voormalige Sovjet-Unie plus Mongolië te helpen bij herziening onderwijsprogramma s, hervorming hoger onderwijsinstellingen/-structuren, managementverbetering/hervorming van hoger onderwijs (ho)-instellingen, ontwikkeling van beroepsopleidingen. De samenwerking vindt plaats via Gezamenlijke Europese Projecten (samenwerkingsverband tussen ho-instellingen/bedrijven MOE respectievelijk ex-su-landen plus Mongolië en EU-partnerinstellingen; per project moeten tenminste twee lid-staten zijn betrokken), het toekennen van beurzen ten behoeve van docenten/bestuurders met het oog op kwaliteitsverbetering instellingen ho in MOE. Onderhandelingen tussen EU en MOE-landen zijn gaande voor deelname aan de programma s Socrates en Leonardo (waarschijnlijk 1998/9 in werking). Acties in het kader van Tempus blijven vooralsnog noodzakelijk, enerzijds om een soepele over-/toegang tot Socrates/ Leonardo mogelijk te maken en de onderwijssystemen op elkaar te laten aansluiten en anderzijds ten behoeve van specifieke steun voor hervormingen in het hoger onderwijs in zowel Tacis- als Phare-landen. Het programma vormt onderdeel van de begrotingsposten: B7-500 (Steun voor de economische herstructurering van de landen in Midden- en Oost-Europa, Phare); en Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 71 3

4 B7-520 (Technische samenwerking met de onafhankelijke staten van de voormalige Sovjet-Unie, Tacis). De financiering van het programma komt uit de middelen die ten behoeve van Tacis en Phare beschikbaar zijn gesteld. 4. Mededeling van de Commissie aan de Raad «Naar een internationaal kader van concurrentievoorschriften». COM(96)284 EZ De Commissie wil in WTO-verband voorstellen een WTO-werkgroep in te stellen die de mogelijkheden voor ontwikkeling van WTO-disciplines met betrekking tot mededinging gaat onderzoeken. Bedoeling hiervan is in de WTO in verschillende stappen toe te werken naar een verbeterde beleidsafstemming op het gebied van mededingingsbeleid door middel van: het bevorderen van nationale mededingingsstructuren in WTO-landen; het ontwikkelen van gezamenlijke minimumregels of -uitgangspunten, waaraan mededigingsbeleid zou moeten voldoen; het ontwikkelen van samenwerkingsinstrumenten tussen mededingingsautoriteiten; op termijn eventueel het opzetten van geschillenbeslechtingsprocedures (niet over individuele gevallen). 5. Mededeling van de Commissie «Geïntegreerd programma ten behoeve van het Midden- en Kleinbedrijf». COM(96)329 EZ Het programma bevat een overzicht van alle communautaire acties die van belang zijn voor het MKB. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in drie categorieën: specifieke op het MKB gerichte acties in het kader van het zogenaamde meerjarenprogramma voor het MKB; voor het MKB relevante acties onder ander communautair beleid (bijvoorbeeld technologieprogramma s, structuurfondsen, EIB-leningen, etc.); gezamenlijke acties van de lid-staten op basis van artikel 130 EG-Verdrag met als doel het uitwisselen van kennis en ervaring tussen de lid-staten op voor het MKB relevante beleidsterreinen. Het programma is opgesteld op verzoek van de Europese Raad in Madrid (december 1995) en heeft als doel de zichtbaarheid, samenhang en effectiviteit te vergroten van de verschillende communautaire acties die van belang zijn voor het MKB. Aan het programma is geen budget verbonden, omdat het gaat om reeds bestaande, voorgestelde en/of eventueel nog voor te stellen acties (bijvoorbeeld met betrekking tot Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 71 4

5 transnationale investeringen en toegang tot de informatiemaatschappij) waarvoor aparte besluitvormings- en uitvoeringsprocedures gelden. Geen additionele consequenties: het programma bevat slechts een overzicht van alle communautaire acties die van belang zijn voor het MKB. Besluitvorming omtrent Derde Meerjarenprogramma voor het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) in de Europese Unie ( ) staat geagendeerd voor de Industrieraad van 15 november a.s. 6. Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de invoering van een geharmoniseerde veiligheidsregeling voor vissersvaartuigen waarvan de lengte 24 meter of meer bedraagt. COM(96)255 V&W Het doel van deze richtlijn is veiligheidsnormen vast te stellen voor nieuwe en, in zover deze onder de bijlage bij het Protocol van Torremolinos vallen, bestaande zeegaande vissersvaartuigen waarvan de lengte 24 meter of meer bedraagt en die de vlag van een lid-staat voeren en in de Gemeenschap zijn geregistreerd, of dienst doen in de territoriale of binnenwateren van een lid-staat, of hun vangst in een haven van een lid-staat aan wal brengen (hoewel dit nog ter discussie staat). Voor Nederland houdt dit op onderdelen een verlaging van de veiligheidsvoorschriften in. Daar IMO-regels altijd minimumvoorschriften omvatten had Nederland geen bezwaar tegen het Torremolinos Protocol. De richtlijn gaat evenwel uit van harmonisatievoorschriften, hetgeen voor Nederland bezwaarlijk is vanwege een verlaging van de veiligheidsnorm zoals die op het moment geldt. Vanuit artikel 4 van de Richtlijn staat de mogelijkheid open om aanvullende maatregelen te treffen daar de bijzondere omstandigheden in een vaargebied als de Noordzee dit noodzakelijk kunnen maken. Wellicht zal vanuit de bedrijfstak worden gevraagd om vrijstellingen voor het dienstdoen in beperkte vaargebieden (vlak onder de kust). Hierbij valt te denken aan de categorie ongecertificeerde vaartuigen. Een en ander wordt vanuit artikel 4 van de richtlijn mogelijk gemaakt. Met ingang van 1 januari 1998 dient aan de voorschriften van de richtlijn te zijn voldaan. De ervaring leert dat tenminste 24 maanden nodig zijn in verband met de noodzakelijke aanpassingen in de nationale wetgeving. Dit kan op problemen stuiten daar in vergelijking tot de voorschriften uit het Vissersvaartuigenbesluit sprake kan zijn van andere eisen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 71 5

6 Géén 7. Mededeling van de Commissie «Versterking partnerschap EU-India». COM(96)275 BZ, EZ In de mededeling wordt in grote lijnen de achtergrond van de huidige betrekkingen, de gemeenschappelijke belangen en de mogelijkheden voor versterking van het partnerschap geschetst. India wordt omschreven als s werelds grootste democratie; een land met een economische groei van 5,5% (1994) en grote armoede (gemiddeld jaarinkomen per capita is niet meer dan 235 ECU). Sinds lange tijd speelt India een belangrijke rol in de beweging van niet-gebonden landen. Daarnaast probeert het land zijn politieke en economische banden met de rest van Azië te versterken (India is sinds kort dialoog-partner van ASEAN geworden). Gemeenschappelijke belangen worden gezien in mondiale kwesties zoals wapenbeheersing, milieu, energie, bestrijding van internationale misdaad/terrorisme en drugshandel. Daarnaast hebben zowel de EU als India baat bij liberalisering van de handel en investeringen. Voorts zouden de voorlichting en informatievoorziening kunnen worden verbeterd, en de samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie dient verder te worden gestimuleerd. In de mededeling wordt voorgesteld middels het instellen van werkgroepen de politieke dialoog te versterken en de handel en investeringen te bevorderen; de hulp aan India zou moeten worden ingepast in een algemeen gecoördineerd beleidskader. Daar de mededeling is gebaseerd op een ongemengde overeenkomst EG/India (1993) vloeien hier geen consequenties voor de nationale regelgeving c.q. lagere overheden uit voort. 8. Voorstel voor een besluit van de Raad inzake inschrijving door de Europese Gemeenschap op nieuwe aandelen die worden uitgegeven ingevolge het besluit om het kapitaal van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling te verdubbelen. COM(96)377 FIN In april 1996 hebben de Gouverneurs van de EBRD besloten tot een verdubbeling van het kapitaal (van 10 naar 20 miljard ECU). Deze verhoging is noodzakelijk om de toenemende activiteiten in Midden- en Oost-Europa en de republieken van de voormalige Sovjet-Unie te financieren. Aangezien de EU 3% van de aandelen van de EBRD bezit, wordt voorgesteld om in te schrijven op 3% van de verhoging, dat wil zeggen 300 MECU. Van de kapitaalverhoging hoeft echter slechts 22,5% Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 71 6

7 daadwerkelijk te worden betaald, hetgeen overeenkomt met een storting van 67,5 MECU. Dit bedrag zal gelijkelijk worden verdeeld over de jaren 1998 en 1999 en ten laste worden gebracht van de budgetten voor Phare en Tacis. 1998: 33,75 MECU; 1999: 33,75 MECU. 9. Mededeling van de Commissie «Bevorderen van OTO-samenwerking met de nieuwe industrielanden». COM(96)344 OCW, EZ Meer samenwerking met landen als Brazilië, India en China in onderzoek. Bijvoorbeeld door uitwisseling van onderzoekers of gezamenlijke projecten. De EU heeft een kaderprogramma dat ten dele voor deze landen toegankelijk is; waar dat door Europese onderzoeksteams wordt gewild kan deelname uit dergelijke landen worden bevorderd. Programmacomité Inco (International Cooperation; onderdeel van het Vierde Kaderprogramma) begeleidt de uitvoering. Géén; er is reeds 0,8 MECU gereserveerd in het lopende Kaderprogramma. 10. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten. COM(96)347 96/C283/01 VWS, EZ Het voorstel betreft een herstructurering van Richtlijn 88/379/EEG en tracht het vrije verkeer van chemische preparaten te waarborgen en anderzijds een hoog niveau van bescherming van mens en milieu te bewerkstelligen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 71 7

8 Implementatie van de onderhavige richtlijn zal geschieden door middel van een wijziging van het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarijke stoffen en preparaten (WMS), de Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten (WMS), Veiligheidsinformatiebladenbesluit (WMS) en de Regeling samenstelling, indeling, verpakking en etikettering van bestrijdingsmiddelen (BMW). De voorgestelde implementatietermijn is Mededeling van de Commissie «De toekomst uitvinden» Europees onderzoek ten dienste van de burger. COM(96)332 EZ Discussiestuk van Commissie over Vijfde Kaderprogramma voor Onderzoek ( ). Nederland maakte hiervoor een «position paper» (11 juli 1996 naar Tweede Kamer gestuurd). In de mededeling wordt aandacht besteed aan: de concentratie van middelen; minder versnippering en nadruk op hoofdthema s; de wenselijkheid dat onderzoeksbeleid moet bijdragen aan werkgelegenheid en concurrentievermogen; een grotere rol voor het MKB; een betere zichtbaarheid van het Europees onderzoeksbeleid voor Europese bedrijven en Europese burgers; een betere relatie met Eureka. Naar aanleiding van deze mededeling geen; wel in verband met Vijfde Kaderprogramma voor Onderzoek. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 71 8