Project- en ingenieursbureau

Transcriptie

1 Ontwerp-projectplan kadeverbetering Duifpolder en Vlaardingsekade en aanleg natuurvriendelijke oever langs de Noordvliet (gemeente Midden-Delfland) Project- en ingenieursbureau

2 Ontwerp Projectplan Kadeverbetering Duifpolder en Vlaardingsekade en aanleg natuurvriendelijke oever langs de Noordvliet (gemeente Midden-Delfland) Opsteller: T.T. den Oudendammer (Oranjewoud) Status: Definitief Projectfase: Ontwerpfase Projectnummer: , , en Datum: 30 oktober 2013

3 Inhoudsopgave Deel A: Hoofdrapport 1. Inleiding 4 2. Beschrijving van het betrokken werk Locatie Deeltrajecten Reikwijdte projectplan Randvoorwaarden vanuit omgeving voor het ontwerp Werkzaamheden Relatie met het bestemmingsplan Relatie met de legger Relatie met de beleidregels Relatie met vergunningen/meldingen en andere besluiten Wijze waarop het werk wordt uitgevoerd Aanbesteding van het werk Werkmethode Bouwlogistiek en planning Beschrijving van de te treffen voorzieningen Monitoring tijdens uitvoering Beperken nadelige effecten Financieel nadeel Onderzoeken Inleiding Kabels en leidingen Cultuurhistorie & landschap (incl. bomen) Flora en fauna Archeologie Niet waterkerende objecten (zoals bomen, hekken, steigers, bebouwing, etc.) Niet Gesprongen Explosieven (NGE's) Bodemkwaliteit Waterhuishouding Verkeer en recreatief medegebruik Procedure Betrokken partijen/vooroverleg Rechtsbescherming Beheer en onderhoud 43 Deel B: Bijlagen 1. Ontwerptekeningen 2. Factsheets deeltrajecten 3. Geotechnische rapportage 4. Gedragscode waterschappen DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 2 Van 44

4

5 <invoegen fotoblad 1> DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 3 Van 44

6 1. Inleiding 1.1 Aanleiding Het Hoogheemraadschap van Delfland (hierna Delfland genoemd) is verantwoordelijk voor de zorg voor het watersysteem in zijn beheergebied. Deze zorg omvat het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater, het beheer van de waterkeringen, het kwantiteitsbeheer van het grondwater en de zuivering van stedelijk afvalwater. De Waterwet en de op grond daarvan vastgestelde Waterverordening schrijven voor dat Delfland met betrekking tot het beheer van het watersysteem een beheerplan opstelt dat is afgestemd op het Nationale Waterplan en het Provinciale Waterplan Zuid-Holland. Delfland heeft in zijn Waterbeheerplan , het strategisch werkplan van Delfland, de doelen en maatregelen voor de periode met ingang van 22 december 2009 vastgelegd. Hieronder vallen de maatregelen uit de programma's Stevige dijken, Schoon water en Voldoende water. Programma Stevige dijken (kadeverbetering) Delfland is als waterschap verantwoordelijk voor de instandhouding van de primaire, regionale en overige waterkeringen. Delfland inspecteert en onderhoudt alle keringen, toetst ze aan de veiligheidsnormen en stelt verbeteringsplannen op en voert deze uit. Delfland hanteert onder andere de volgende doelstellingen: - Het uitvoeren van kadeverbeteringen bij instabiele regionale kades. - Het ophogen van te lage regionale kades (niet projectplanplichtig). Uit de toetsing blijkt welke waterkeringen moeten worden versterkt of opgehoogd. Programma Schoon water (natuurvriendelijke zone/oever) Delfland is als waterschap verantwoordelijk voor het beheer van de waterkwaliteit. Schoon water is daarmee een kerntaak van Delfland. De waterkwaliteit wordt in de gaten gehouden met behulp van metingen en inspecties. Mede op basis hiervan is geconcludeerd dat een verbetering van de waterkwaliteit noodzakelijk is. Op basis van wettelijke bepalingen en een ambitie ten aanzien van de waterkwaliteit heeft Delfland doelen geformuleerd. Delfland hanteert onder andere de volgende doelstellingen: - Het water is meetbaar schoner, het gebied is zichtbaar aantrekkelijker. - De belangrijkste barrières voor vismigratie zijn weggenomen. Programma Voldoende water (verbetering primaire watergang) Het programma Voldoende Water gaat over een goede waterhuishouding voor zowel grondals oppervlaktewater. Door het watersysteem goed in te richten, te beheren en te onderhouden, verkleint Delfland de kans op wateroverlast en zorgt Delfland voor een goede aanvoer van water als daar behoefte aan is. Klimaatverandering en verstedelijking plaatsen Delfland voor nieuwe uitdagingen bij het waterkwantiteitsbeheer. Delfland hanteert onder andere de volgende doelstellingen: - Het uitvoeren van regulier beheer om het bestaande watersysteem op orde te houden. - Het watersysteem moet voldoen aan de normen uit de provinciale Waterverordening Delfland. 1.2 Projectplan Om de doelstellingen van de programma s Stevige dijken, Schoon water en Voldoende Water te behalen, heeft Delfland maatregelen geformuleerd. Daartoe moeten waterstaatswerken worden aangelegd en gewijzigd. De Waterwet schrijft voor dat de waterbeheerder (in dit geval Delfland) een projectplan moet vaststellen bij de aanleg of wijziging van waterstaatswerken door of vanwege de waterbeheerder. Waterstaatswerken zijn: - een oppervlaktewaterlichaam (water, waterbodems, oevers, flora en fauna); - een bergingsgebied; - een waterkering; - een ondersteunend kunstwerk, zoals stuwen, gemalen en duikers. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 4 Van 44

7 Het projectplan bevat ten minste de beschrijving van de te wijzigen en/of aan te leggen waterstaatswerken, de uitvoeringswijze en de voorzieningen om nadelige effecten te beperken of te voorkomen. Bij het opstellen van het projectplan is getoetst in hoeverre deze werkzaamheden passen binnen de doelstellingen van de Waterwet. Dit Ontwerp Projectplan behandelt de aanleg en de wijziging van: - kades, inclusief diverse ondersteunende kunstwerken, waaronder duikers, stuwen en inlaten: door kades te laten voldoen aan de gestelde normen draagt Delfland zorg voor droge voeten ofwel veiligheid (programma Stevige dijken). - een primaire watergang 1 : door verbreding van de primaire watergang draagt Delfland zorg voor voldoende toestroomcapaciteit naar het gemaal Duifpolder Noord wat nodig is voor een goed waterbeheer in de Duifpolder (programma Voldoende water). - een natuurvriendelijke oever/zone: door het aanleggen van een natuurvriendelijke over/zone langs de Noordvliet (ter hoogte van de Duifpolder) draagt Delfland zorg voor voldoende geschikte vestigingsmogelijkheden voor aan water gebonden dieren en planten waarmee invulling wordt gegeven aan de Kaderrichtlijn Water-doelstelling (KRWdoelstelling) van de Westboezem, het boezemwatersysteem van het Westland en Midden- Delfland (programma Schoon water). 1.3 Voorgaande besluitvorming Het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden is op 25 oktober 2011 geïnformeerd over de kansen voor het aanleggen van een natuurvriendelijke oever in de Westboezem. De oever/zone langs de Noordvliet is één van de kansrijke locaties voor een natuurvriendelijke over/zone, omdat de Noordvliet deel uitmaakt van de Ecologische Hoofd Structuur van de Westboezem. Delfland heeft op grond van Europese afspraken (Kaderrichtlijn Water) tot en met 2015 een resultaatverplichting voor de aanleg van in totaal 11 ha natuurvriendelijke oevers. De Verenigde Vergadering heeft op 27 september 2012 en op 25 april 2013 de investeringsplannen vastgesteld en de kredieten verleend voor het aanleggen van de natuurvriendelijke oever/zone en voor het ophogen en verstevigen van de kaden langs de Noordvliet en de Vlaardingervaart, met daarbij de verbreding van de primaire watergang. 1 Een primaire watergang wordt ook wel aangeduid als hoofdwatergang. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 5 Van 44

8 2. Beschrijving van het betrokken werk 2.1 Locatie Het projectgebied bevindt zich in de gemeente Midden-Delfland, ten zuiden van Schipluiden. Het projectgebied omvat delen van de kades aan weerszijden van de Bree- of Lichtvoetswatering 2 - algemeen bekend en in dit Ontwerp Projectplan benoemd als Vlaardingervaart - met naastgelegen binnendijkse stroken èn de kade aan de noordzijde van de Noordvliet ter hoogte van de Duifpolder met aan beide zijdes van de kade stroken grond. De Vlaardingervaart en de Noordvliet maken onderdeel uit van de Westboezem. De kade aan de westzijde van de Vlaardingervaart en de kade aan de noordzijde van de Noordvliet omsluiten de Duifpolder. De kade aan de oostzijde van de Vlaardingervaart vormt de westelijke grens van de Holierhoekse of Zouteveensepolder. De kadeverbeteringen vinden plaats vanaf de kruin aan de binnenzijde van de kade met als gevolg dat het projectgebied binnen de polders Duifpolder en de Holierhoekse of Zouteveensepolder ligt. De strook voor de natuurvriendelijke oever/zone langs de Noordvliet ligt buitendijks en dus buiten het watersysteem van de Duifpolder. De natuurvriendelijke oever/zone gaat in de toekomst onderdeel uitmaken van de Westboezem. De ligging van het projectgebied is weergegeven op het kaartje. De kadastrale percelen waar de werkzaamheden plaatsvinden, zijn weergegeven in de ontwerptekeningen in bijlage Deeltrajecten In deze paragraaf wordt de ligging van de zeven deeltrajecten van het project aangegeven en worden per deeltraject globaal de te verrichten werkzaamheden toegelicht. In de Duifpolder liggen vier deeltrajecten. Deze liggen aan de westzijde van de Vlaardingervaart en aan de noordzijde van de Noordvliet. De kade van de Holierhoekse of Zouteveensepolder langs de Vlaardingervaart wordt binnen het project aangeduid als de Vlaardingsekade. Langs de Vlaardingsekade liggen drie deeltrajecten. Op het kaartje is de ligging van de deeltrajecten weergegeven. In tabel 1 staat aangegeven welke werkzaamheden op de diverse deeltrajecten worden uitgevoerd. Naam Deeltraject Kadeverbeteringewoon Buiten- Aanleg Verbreden Kunstwerken natuur- hoofd- zoals Onderhoud vriendelijke watergang duikers, oever/zone stuwen en (NVO) inlaten Duifpolder-Noord x x x Duifpolder-Midden x x Duifpolder Zuid 1 x x x Duifpolder Zuid 2 x x x x Vlaardingsekade x x Noord Vlaardingsekade x x Midden Vlaardingsekade x x Zuid Tabel 1: Overzicht werkzaamheden deeltrajecten De exacte afbakening en beschrijving van de werkzaamheden per deeltraject is opgenomen in de factsheets in bijlage 2. 2 In het document wordt in het vervolg aangesloten op de benaming zoals de Bree - of Lichtvoetswatering algemeen bekend is en ook op kaarten wordt aangeduid, namelijk de Vlaardingervaart. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 6 Van 44

9 Duifpolder-Noord: kadeverbetering en verbreden watergang Vlaardingsekade-Noord: kadeverbetering Vlaardingsekade-Midden: kadeverbetering Duifpolder-Midden: kadeverbetering Vlaardingsekade-Midden: kadeverbetering Duifpolder-Zuid1: kadeverbetering Duifpolder-Zuid2: kadeverbetering en natuurvriendelijke oever Duifpolder-Zuid1: buitengewoon onderhoud (valt niet onder projectplan)

10 <invoegen kaartje deeltrajecten> DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 7 Van 44

11 2.3 Reikwijdte projectplan Tijdens de planvorming is het gehele kadetraject langs de Duifpolder en Vlaardingsekade verdeeld in zeven deeltrajecten (zie paragraaf 2.2). Voor deze deeltrajecten gelden verschillende omstandigheden of karakteristieken die om een specifieke aanpak vragen. Daarnaast zijn voor de deeltrajecten in verschillende mate verschillende opgaven van toepassing, namelijk kadeverbetering en buitengewoon onderhoud, verbetering van het watersysteem en aanleg van een natuurvriendelijke oever. In al deze deeltrajecten zijn de werkzaamheden projectplanplichtig, met uitzondering van een deel in deeltraject Duifpolder Zuid 1 en een deel in deeltraject Duifpolder Zuid 2. Hier vinden werkzaamheden plaats die onder buitengewoon onderhoud vallen en daarom niet projectplanplichtig zijn. In het kader van het projectplan is het voor deze werkzaamheden niet mogelijk om een zienswijze of beroep in te dienen. Voor de volledigheid is het buitengewoon onderhoud beschreven in de factsheets van de deeltrajecten in bijlage Randvoorwaarden vanuit omgeving voor het ontwerp Een kadeverbetering raakt de belangen (direct en indirect) van de omgeving. Hoewel de werkzaamheden bij de Duifpolder en Vlaardingsekade plaatsvinden in dunbevolkt gebied wil Delfland rekening houden met deze belangen. Uitgangspunt is dat Delfland belanghebbenden vroegtijdig en actief betrekt bij het maken van een ontwerp. Voor dit project bestaat de omgeving uit onder meer de volgende belanghebbenden: gemeente Midden-Delfland, (agrarische) grondeigenaren, pachters, gebruikers, bewoners, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Recreatieschap Midden-Delfland/Groenservice Zuid-Holland (GZH), Bomenstichting, Midden-Delfland Vereniging, stichting Midden-Delfland is Mensenwerk, Historische Vereniging Oud-Schipluiden, Eneco en NAM Op basis van gesprekken met deze belanghebbenden heeft Delfland geïnventariseerd welke belangen, behoeften en suggesties er zijn met betrekking tot de voorgenomen werkzaamheden. Hiermee rekening houdend heeft Delfland de volgende randvoorwaarden voor het ontwerp vastgesteld: - Binnendijks moet binnen redelijke grenzen rekening worden gehouden met de lokale inrichting; - Binnendijks moet het wateroppervlak van de polders op hetzelfde niveau blijven om het waterbergend vermogen gelijk te kunnen houden. Dit betekent dat slootdempingen gecompenseerd worden. Door de verlegde dijksloot minimaal dezelfde dimensies (afmetingen) te geven als de gedempte dijksloot wordt het wateroppervlak teruggebracht. Als de dimensies van de bestaande dijksloot niet voldoen aan de minimale eisen (Beleidsregel dempen en graven) dan worden deze dimensies wel gehanteerd voor de nieuw te graven dijksloot. - Met landschappelijke en cultuurhistorische waarden moet rekening worden gehouden. De karakteristieke cultuurhistorische elementen binnen het projectgebied, zoals de trekpaden langs de Vlaardingervaart en Noordvliet inclusief de hiervoor kenmerkende bruggen, dienen behouden en duidelijk herkenbaar te blijven. Wat de landschappelijke elementen betreft, wordt aangesloten op het Landschaps Ontwikkelings Plan van de gemeente Midden-Delfland dat gericht is op het behouden en versterken van het open landschap; - Voor het beoordelen of bomen gehandhaafd, gekapt of verplaatst/herplaatst dienen te worden, zijn in het ontwerp de volgende uitgangspunten gehanteerd: - Op die locaties waar opgehoging en versteviging van de kade noodzakelijk is, worden bomen verwijderd als die de uitvoering in de weg staan, de veiligheid van de kade in het geding brengen of de inspecteerbaarheid beperken; - Daar waar geen werkzaamheden plaatsvinden en/of de veiligheid niet in het geding is en de onderhoudbaarheid en/of inspecteerbaarheid niet wordt beperkt, blijft de boom gehandhaafd. - Wanneer bomen van landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarde zijn, wordt een afweging gemaakt tussen het handhaven van de boom (inclusief extra inspanningen en kosten) of het verwijderen van de boom met inachtneming van het beleid van het Delfland. - Bij percelen waar dijksloten langs de kade liggen, wordt bij het verleggen van de dijksloot rekening gehouden met een goede aansluiting van de nieuwe dijksloot op de bestaande drainage. Daarnaast wordt de aansluiting van de dijksloot op de haaks op de kade DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 8 Van 44

12 staande perceelsloten aangepast. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden wordt met de grondeigenaar afgestemd op welke wijze de aansluitingen gerealiseerd worden; - De huidige toeritten naar agrarische gronden worden na realisatie teruggebracht mits ze nog in gebruik zijn. De helling van de toeritten wordt afgestemd op het gebruik ervan. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden wordt met de betrokkenen afgestemd of aanpassing van de toerit wenselijk is; - Machinaal onderhoud van de kade en van de sloot langs de kade moet mogelijk blijven; - Schade aan bebouwing moet worden voorkomen; - Als kabels of leidingen een nadelige invloed hebben op de waterkerende functie, worden ze in samenspraak met het betreffende nutsbedrijf verlegd of aangepast. Niet meer in gebruik zijnde kabels en leidingen worden zoveel mogelijk verwijderd. 2.5 Werkzaamheden Toelichting op ontwerpkeuzen De volgende werkzaamheden zijn van toepassing voor de Duifpolder en Vlaardingsekade: Kadeverbetering In de meeste deeltrajecten zijn de kades niet op hoogte en voldoen niet aan de binnenwaartse stabiliteit. Dit betekent dat een verbetering van de stabiliteit aan de polderzijde noodzakelijk is, omdat een buitendijkse verbetering geen (kosten-) effectieve maatregel is. Daarbij komt dat een buitendijkse verbetering een negatief effect heeft op de bergings- en doorstroomcapaciteit van het boezemwatersysteem. Daarnaast is er over een groot deel van het totale traject sprake van buitendijkse natuurwaarden. Vanwege deze redenen streeft Delfland er naar om binnendijks te verbeteren. Robuust ontwerp Een ontwerp moet voldoen aan de veiligheidsnormen, nu en in de toekomst. De constructie moet gedurende een vastgestelde periode aan de veiligheidnormen voldoen. Om de reden wordt in het ontwerp rekening gehouden met factoren zoals de gewenste levensduur van de constructie, de onderhoudstermijn en het materiaalgebruik. Verder dient een kade beheerd en geïnspecteerd te kunnen worden. Een ontwerpuitgangspunt van Delfland is de keuze voor de robuustheid van de waterkering. Bij een robuuste waterkering wordt in het ontwerp rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen en onzekerheden. Daarbij gaat de voorkeur uit naar een waterkerende grondconstructie. Ofwel een boezemkade waarbij de waterkerende veiligheid door een grondlichaam wordt gewaarborgd. Wanneer een verhoging of versterking met grond niet mogelijk blijkt te zijn, kan Delfland met een goede onderbouwing hiervan afwijken en kiezen voor maatwerk waarbij rekening wordt gehouden met de onderhoudbaarheid (meerkosten) en de bereikbaarheid. Delfland hanteert conform het Functioneel Ontwerpproces Boezemkaden het principe om een bestaande grondkering (alleen) te versterken in grond (klei). Daar waar dit niet mogelijk is, kan hiervan afgeweken worden en een constructie (bijvoorbeeld een damwand) worden toegepast. Zettingsgevoeligheid Het projectgebied is zettinggevoelig omdat de ondergrond bestaat uit veen- en kleilagen. Bij een extra bovenbelasting (bijvoorbeeld door ophoging van de kade) drukken deze lagen samen. Dit heeft zettingen tot gevolg. Met dit aspect is in het ontwerp zo veel mogelijk rekening gehouden. Veiligheid en planperiode De minimaal benodigde kruinhoogte van de kade is gelijk aan de leggerhoogte (voor boezemkaden NAP +0,10 m), vermeerderd met een overhoogte als gevolg van toekomstige zettingen. De verwachte zetting op de kruin kan worden ingeschat op basis van de Zettingsnelheidskaart, d.d (hierin wordt zowel de autonome bodemdaling meegenomen als de locatiespecifieke zetting). Op basis van deze kaart is ingeschat dat de zetting 0,15 m bedraagt gedurende de planperiode van 10 jaar (een planperiode van 10 jaar betekent dat een kade na realisatie van de kadeverbetering nog minstens 10 jaar lang moet DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 9 Van 44

13 voldoen aan de veiligheidsnormen). In een later stadium worden door de aannemer locatiespecifieke berekeningen uitgevoerd die inzicht geven in de exacte zettingen. Verbreden primaire watergang Op de primaire watergang van de Duifpolder richting het gemaal aan de noordzijde van het projectgebied (deeltraject Duifpolder Noord) komen opstuweffecten voor, omdat het profiel van de watergang te krap is. Voor deze locatie (met een lengte van circa 400 m) is een met de kadeverbetering geïntegreerd ontwerp gemaakt voor een verbrede watergang die voor voldoende toestroomcapaciteit naar het poldergemaal zorgt. Hierdoor kan het gemaal bij hevige neerslag maximaal water uit de Duifpolder malen. Aanleg natuurvriendelijke oever Het deeltraject Duifpolder Zuid biedt een goede kans aan om in het kader van de implementatie van KRW-maatregelen een natuurvriendelijke oever aan te leggen. Het westelijke gedeelte van de natuurvriendelijke oever moet worden aangelegd op een locatie van een voormalig baggerdepot dat deels verontreinigd blijkt te zijn. In het ontwerp is rekening gehouden met een sanering van deze verontreiniging. Aanpassing watergangen en kunstwerken Als gevolg van de bovengenoemde kadeverbeteringen moeten op een aantal locaties de naastgelegen dijksloten/watergangen gedempt en verlegd worden. Voor het garanderen van een goede waterhuishouding tijdens en na de realisatie van de kadeverbeteringen, worden verder enkele bestaande kunstwerken aangepast. Daarbij gaat het om het verplaatsen van duikers en stuwen en het verlengen van inlaten Deeltrajecten langs de Duifpolder In de onderstaande paragrafen worden de voorgenomen werkzaamheden aan waterstaatswerken (kade en watersysteem) per deeltraject op hoofdlijnen beschreven. Een meer gedetailleerde beschrijving van de voorgenomen werkzaamheden en van de effecten die deze werkzaamheden op de omgeving hebben, is te lezen in bijlage 2. Per deeltraject is op basis van de technische uitgangspunten van Delfland en de belangen van de omgeving een voorkeursontwerp gemaakt. Deze voorkeursontwerpen zijn tijdens de informatieavond op 11 juni 2013 en tijdens persoonlijke gesprekken met belanghebbenden afgestemd om tot een haalbaar en gedragen definitief ontwerp te kunnen komen. Verder zijn geotechnische berekeningen uitgevoerd die aantonen dat de gesignaleerde problemen daadwerkelijk met de voorkeursontwerpen opgelost kunnen worden (zie bijlage 3). De uitgangspunten van de voorkeursontwerpen zijn dat de kade bij voorkeur in grond wordt versterkt, dat de oplossing robuust is voor toekomstige kadeverbeteringen/buitengewoon onderhoud, dat er zo min mogelijk ruimte geclaimd wordt bij derden, en dat negatieve effecten zoveel mogelijk worden voorkomen door verzachtende maatregelen of eventueel compenseren. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 10 Van 44

14

15 <invoegen fotoblad 2> DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 11 Van 44

16 Duifpolder - Noord In Figuur 2 zijn schematisch de werkzaamheden voor het deeltraject Duifpolder-Noord weergegeven. Figuur 2. Dwarsdoorsnede deeltraject Duifpolder-Noord. Ter plaatse van het deeltraject Duifpolder-Noord is de kade afgekeurd op basis van het beheerdersoordeel dat de kwaliteit van de kade onvoldoende is om in droge situaties de veiligheid te kunnen garanderen. Daarom wordt de stabiliteit van de kade verbeterd. De voorgenomen werkzaamheden bestaan uit het aanbrengen van een nieuwe deklaag op het binnentalud. Verder wordt de huidige dijksloot gedempt en wordt het maaiveld opgehoogd. Naast de kadeverbetering wordt de huidige primaire watergang verbreed ter verbetering van de toestroomcapaciteit naar het poldergemaal aan de noordzijde van het deeltraject. De primaire watergang gaat hierdoor tevens dienst doen als dijksloot (de voormalige dijksloot is gedempt). Om de afwatering en het oppervlaktewaterpeil van de dijksloot ten zuiden van het deeltraject te waarborgen, wordt een verbindingssloot met stuwput naar de primaire watergang aangelegd. In een later stadium wordt dit door de aannemer uitgewerkt met inachtneming van minimaal de huidige dimensies (afmetingen) en de Beleidsregel kunstwerken in wateren. Door het verbreden van de primaire watergang moet de bestaande begroeiing (houtsingel) worden gekapt. Deze begroeiing wordt herplant langs de nieuwe watergang in overeenstemming met het beleid van de gemeente Midden-Delfland. In tabel 2 zijn de maatregelen weergegeven die worden uitgevoerd DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 12 Van 44

17 Naam polder Naam deeltraject Lengte Omschrijving werkzaamheden deeltraject Duifpolder Duifpolder-Noord 408 m Kadeverbetering: ophogen en verbreden kruin, verbeteren binnentalud + aanbrengen steunberm. Duifpolder Duifpolder-Noord 374 m Verbreden huidige primaire watergang naast verbrede kade. Duifpolder Duifpolder-Noord 368 m Dempen huidige dijksloot en garanderen afvoer via dijksloot aan zuidzijde van deeltraject d.m.v. verbindingssloot met stuwput naar primaire watergang. Tabel 2: werkzaamheden deeltraject Duifpolder-Noord Duifpolder - Midden In figuur 3 en 4 zijn schematisch de werkzaamheden voor het noordelijke en zuidelijke deel deel van deeltraject Duifpolder-Midden weergegeven. Figuur 3: Dwarsdoorsnede noordelijk deel van deeltraject Duifpolder-Midden Figuur 4. Dwarsdoorsnede zuidelijk deel van deeltraject Duifpolder-Midden Ter plaatse van het deeltraject Duifpolder-Midden hebben de voorgenomen werkzaamheden betrekking op het verbeteren van de stabiliteit van de kade door het aanbrengen van een steunberm. Als gevolg van deze ophoging kunnen de bestaande bomen hier niet behouden blijven. De bomen worden in het noorden van het deeltraject herplant. Tevens dient de dijksloot over een deel van het deeltraject verlegd te worden met behoud van een 2,5 m brede berm naast de weg.in tabel 3 zijn de maatregelen weergegeven die worden uitgevoerd. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 13 Van 44

18 Naam polder Naam deeltraject Lengte deeltraject Omschrijving werkzaamheden Duifpolder Duifpolder-Midden 165 m Kadeverbetering: aanbrengen van steunberm Duifpolder Duifpolder-Midden 121 m Deel van huidige dijksloot dempen t.b.v. aanbrengen van steunberm (niet ter plaatse van de dwarsdoorsnede in Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.) Duifpolder Duifpolder-Midden 127 m Verleggen van gedeelte van huidige dijksloot met behoud van bestaande aansluiting via duiker op deel ten noorden van deeltraject Tabel 3: Overzicht werkzaamheden deeltraject Duifpolder-Midden. Duifpolder - Zuid 1 In figuur 5 zijn schematisch de werkzaamheden voor deeltraject Duifpolder-Zuid 1 weergegeven. Figuur 5: Dwarsdoorsneden deeltraject Duifpolder-Zuid 1 deel Vlaardingervaart Ter plaatse van het deeltraject Duifpolder-Zuid 1 hebben de voorgenomen werkzaamheden betrekking op het verbeteren van de stabiliteit van de kade langs de Vlaardingervaart door verbetering van het talud aan de binnenzijde en de berm. Hiervoor dient de dijksloot in het noordelijk deel van het deeltraject langs de Vlaardingervaart gedempt te worden. Om voldoende afwatering van de kade en de weg te kunnen waarborgen, wordt hier ter plaatse van de huidige dijksloot een grindkoffer aangelegd. Vanwege de naastgelegen weg is er onvoldoende ruimte om de dijksloot te verleggen. Voor het waarborgen van de waterhuishouding worden de bestaande inlaten ter hoogte van de woning op Duifpolder 2 aangepast. In een later stadium wordt dit door de aannemer uitgewerkt met inachtneming van minimaal de huidige dimensies (afmetingen) en de Beleidsregel kunstwerken in wateren. In tabel 4 zijn de maatregelen weergegeven die worden uitgevoerd. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 14 Van 44

19 Naam polder Naam deeltraject Lengte deeltraject Omschrijving werkzaamheden Duifpolder Duifpolder-Zuid 1, deel Vlaardingervaart 301 m Kade verbetering: talud aan binnenzijde verbeteren Duifpolder Duifpolder-Zuid 1, deel Vlaardingervaart 224 m Dempen van huidige dijksloot en aanbrengen van grindkoffer Duifpolder Duifpolder-Zuid 1, deel Vlaardingervaart n.v.t. Aanpassen van vertakte inlaat met behoud van twee vertakkingen Tabel 4: Overzicht werkzaamheden deeltraject Duifpolder-Zuid 1. Duifpolder - Zuid 2 In figuur 6 zijn schematische de werkzaamheden voor deeltraject Duifpolder-Zuid 2 weergegeven. Figuur 6:. Dwarsdoorsnede deeltraject Duifpolder-Zuid 2. Ter plaatse van het deeltraject Duifpolder-Zuid 2 worden twee maatregelen uitgevoerd: - Uitvoeren kadeverbetering: op hoogte brengen van de kruin en het aanbrengen van een steunberm; - Aanleggen van een natuurvriendelijke oever/zone inclusief onderhoudsberm. De voorgenomen werkzaamheden aan de kade hebben betrekking op het op hoogte brengen van de kruin en het aanbrengen van een steunberm om de stabiliteit te kunnen waarborgen. Als gevolg hiervan moet de huidige dijksloot aan de polderzijde verlegd worden naar het noorden. Naast de kadeverbetering wordt een watergang met natuurvriendelijke oever/zone gegraven die in verbinding staat met de Noordvliet. Deze komt te liggen tussen het huidige (te behouden) fietspad op de trekkade langs de Noordvliet en de waterkering. De natuurvriendelijke oever/zone bestaat uit twee delen. Aan de zuidzijde bestaat de natuurvriendelijke oever/zone uit een open waterzone met een diepte van 0,8-1,0 m voor de groei van ondergedoken waterplanten. Aan de noordzijde bestaat de natuurvriendelijke oever/zone uit een flauw talud tot maximaal 1:8 voor een geleidelijke gradiënt van (ondergedoken) waterplanten via helofyten naar oeverplanten. Aan de zuidzijde is de oever minder flauw dan aan de noordzijde. Ten behoeve van het beheer en onderhoud van de natuurvriendelijke oever/zone wordt aan buitenzijde van de kruin een onderhoudsberm aangelegd. In figuur 7 en 8 is een impressie van de natuurvriendelijke oever oostzijde en westzijde in het deeltraject Duifpolder-Zuid 2 weergegeven. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 15 Van 44

20 Figuur 7. Weergave natuurvriendelijke oever oostzijde. Figuur 8: Weergave natuurvriendelijke oever oostzijde. Om de waterkwaliteit te bevorderen, dient er in de natuurvriendelijke oever/zone doorstroming plaats te vinden. Daarom worden er vier duikers aangelegd die de natuurvriendelijke oever/zone verbinden met de Noordvliet die onderdeel uitmaakt van het boezemwatersysteem. In een later stadium wordt de aanleg van deze duikers uitgewerkt met inachtneming van de Beleidsregel kunstwerken in wateren. Om de waterhuishouding te waarborgen, wordt de inlaat ter hoogte van de Duifwetering verlengd. In een later stadium wordt de aanpassing van deze inlaat door de aannemer uitgewerkt met inachtneming van minimaal de huidige dimensies (afmetingen) en de Beleidsregel kunstwerken in wateren. Om de huidige oppervlaktewaterpeilen te behouden, worden stuwen teruggebracht in de nieuwe dijksloot. In tabel 5 zijn de maatregelen weergegeven die worden uitgevoerd voor het deeltraject. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 16 Van 44

21 Naam polder Naam deeltraject Lengte deeltraject Omschrijving werkzaamheden Duifpolder Duifpolder-Zuid m Kade verbetering: op hoogte brengen van kruin, aanbrengen van steunberm en dempen van huidige dijksloot Duifpolder Duifpolder-Zuid m m= totaal 1340 m Aanleggen van nieuwe dijksloot aan polderzijde Duifpolder Duifpolder-Zuid 2 n.v.t. Verlengen van inlaat vanaf Noordvliet naar Duifpolder Duifpolder Duifpolder-Zuid m m = totaal 1303 m Deeltrajecten langs Holierhoekse- of Zouteveensepolder Aanleggen van natuurvriendelijke oever/zone in verbinding met Noordvliet Duifpolder Duifpolder-Zuid m Verbreden van kruin aan buitenzijde t.b.v. beheer en onderhoud Tabel 5: Overzicht werkzaamheden deeltraject Duifpolder-Zuid 2. Vlaardingsekade - Noord In figuur 9 zijn schematisch de werkzaamheden voor deeltraject Vlaardingsekade-Noord weergegeven. Figuur 9: Dwarsdoorsnede deeltraject Vlaardingsekade-Noord. Ter plaatse van het deeltraject Vlaardingsekade-Noord hebben de voorgenomen werkzaamheden betrekking op het verhogen van de kade en het verbeteren van de stabiliteit. Als gevolg daarvan wordt de huidige dijksloot naar het oosten verlegd. Voor het waarborgen van de waterhuishouding wordt de huidige inlaat aangepast en worden de duiker met stuwput en de bestaande stuw vervangen. In een later stadium werkt de aannemer dit uit met inachtneming van minimaal de huidige dimensies (afmetingen) en de Beleidsregel kunstwerken in wateren. Verder dient de aannemer ervoor te zorgen dat het fietspad op de kruin voldoende droog blijft door eventueel specifieke maatregelen te nemen. In tabel 6 zijn de maatregelen weergegeven die worden uitgevoerd voor het deeltraject. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 17 Van 44

22 Naam polder Naam deeltraject Lengte Omschrijving werkzaamheden Holierhoekse- of Zouteveensepolder Vlaardingsekade Noord 67 m + 21 m = totaal 88 m Kadeverbetering: op hoogte brengen van kruin. Dempen van huidige dijksloot Holierhoekse- of Zouteveensepolder Holierhoekse- of Zouteveensepolder Vlaardingsekade Noord 76 m Aanleggen van nieuwe dijksloot aan polderzijde met terugbrengen peilscheidende gronddam Vlaardingsekade Noord n.v.t. Verlengen van inlaat vanaf Vlaardingervaart en verplaatsen van stuw in aansluiting op te verlengen duiker t.b.v. behoud wateraanvoer Tabel 1: Overzicht werkzaamheden deeltraject Vlaardingsekade-Noord. Vlaardingsekade - Midden In figuur 10 zijn schematisch de werkzaamheden voor deeltraject Vlaardingsekade-Midden weergegeven. Figuur 10: Dwarsdoorsnede noordelijk deel deeltraject Vlaardingsekade-Midden. Ter plaatse van het deeltraject Vlaardingsekade-Midden hebben de voorgenomen werkzaamheden betrekking op het verhogen van de kade en het verbeteren van de stabiliteit Als gevolg daarvan wordt de huidige dijksloot naast de kade naar het oosten verlegd. Aan de zuidzijde van dit deeltraject wordt maatwerk uitgevoerd om het daar aanwezige woonperceel Vlaardingsekade 55 zoveel mogelijk te ontzien. Hier wordt de kruin van de kade opgehoogd en wordt aan de achterzijde van het woonperceel het maaiveld opgehoogd met grond. De bestaande stuw en duiker tussen de perceelsloot en de dijksloot langs kade worden verlegd om in de nieuwe situatie de waterhuishouding te kunnen waarborgen. Daarnaast wordt een duiker aangelegd ter plaatse van het woonperceel. In een later stadium wordt dit door door de aannemer uitgewerkt met inachtneming van minimaal de huidige dimensies (afmetingen) en de Beleidsregel kunstwerken in wateren. In tabel 7 zijn de maatregelen weergegeven die worden uitgevoerd voor het deeltraject. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 18 Van 44

23 Naam polder Naam deeltraject Lengte deeltraject Omschrijving werkzaamheden Holierhoekse- of Zouteveensepolder Vlaardingsekade Midden 129 m Kadeverbetering: op hoogte brengen van kruin. Dempen van huidige dijksloot langs kade. Holierhoekse- of Zouteveensepolder Holierhoekse- of Zouteveensepolder Holierhoekse- of Zouteveensepolder Vlaardingsekade Midden Vlaardingsekade Midden Vlaardingsekade Noord Tabel 8: Overzicht werkzaamheden deeltraject Vlaardingsekade-Midden. 188 m Aanleggen van nieuwe dijksloot langs kade en ter plaatse van woonperceel met een onderhoudspad aan de westzijde. 40 m Kadeverbetering naast woonperceel door aanbrengen van steunberm en zeer lokaal ophogen van maaiveld met grond in tuin/woonperceel. n.v.t. Verplaatsen van stuw en aanleg van duiker in verband met waterhuishouding. Vlaardingsekade - Zuid In figuur 11 Figuur 11zijn schematisch de werkzaamheden voor deeltraject Vlaardingsekade- Zuid weergegeven. Figuur 11: Dwarsdoorsnede deeltraject Vlaardingsekade-Zuid. Ter plaatse van het deeltraject Vlaardingsekade-Zuid hebben de voorgenomen werkzaamheden betrekking op het verhogen van de kade en het verbeteren van de stabiliteit. Als gevolg daarvan wordt de huidige dijksloot naast de kade naar het oosten verlegd. De bestaande stuwen in de perceelsloten worden verlegd om het huidige oppervlaktewaterpeil te behouden. In tabel 8 zijn de maatregelen weergegeven die worden uitgevoerd voor het deeltraject. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 19 Van 44

24 Naam polder Naam deeltraject Lengte deeltraject Omschrijving werkzaamheden Holierhoekse- of Zouteveensepolder Vlaardingsekade Zuid 292 m Kadeverbetering: op hoogte brengen van kruin en verzwaren van binnentalud. Dempen van huidige dijksloot langs kade Holierhoekse- of Zouteveensepolder Vlaardingsekade Zuid Tabel 8: Overzicht werkzaamheden deeltraject Vlaardingsekade-Zuid. 318 m Aanleggen van nieuwe dijksloot langs kade met verplaatsing van bestaande kleine inlaatstuwen in haaks op de dijksloot staande perceelsloten. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 20 Van 44

25

26 <invoegen fotoblad 3> DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 21 Van 44

27 2.6 Relatie met het bestemmingsplan Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn voor het projectgebied de drie bestemmingsplannen Abtswoude, Buitengebied Maasland (1 e herziening) en Buitengebied Noord (van de voormalige gemeente Schipluiden) van kracht. De voorgenomen werkzaamheden passen niet binnen deze bestemmingsplannen. Op 25 juni 2013 is het bestemmingsplan Buitengebied Gras Midden-Delfland vastgesteld. De voorgenomen werkzaamheden passen wel binnen dit nieuwe bestemmingsplan. Het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Gras is momenteel nog niet van kracht vanwege een voorlopige voorziening die is ingediend tegen andere onderdelen van het bestemmingsplan (onderdelen die geen relatie hebben met de voorgenomen activiteiten zoals beschreven in dit Ontwerp Projectplan). De verwachting is dat het bestemmingsplan begin 2014 van kracht zal worden. Met de uitvoering van de werkzaamheden en het aanvragen van de omgevingsvergunning zal tot die tijd worden gewacht. De voorgenomen werkzaamheden vallen in het bestemmingsplan Buitengebied Gras onder de bestemmingen Waterstaat-Waterkering, Water, Agrarisch met waarden, Groen, Verkeer, Leiding Gas, Tuin, Wonen en de Vrijwaringszone - molenbiotoop. De voorgenomen werkzaamheden passen binnen de benoemde bestemmingen. Wel is voor een aantal werkzaamheden (zoals het aanbrengen van een steunberm en het graven van een dijksloot) een omgevingsvergunning (aanleg) nodig. 2.7 Relatie met de legger De kades langs de Duifpolder en de Holierhoekse- of Zouteveensepolder zijn opgenomen in de Legger Regionale Waterkeringen. Door het wijzigen van deze waterstaatswerken moet de Legger worden gewijzigd overeenkomstig de gewijzigde profielen. Hierbij wijzigen ook de kern- en beschermingszones. Naast de wijziging van waterkeringen dienen de aanpassingen in het watersysteem (verleggen, dempen en aanpassen van dijksloten/watergangen en aanleg natuurvriendelijke oever/zone) opgenomen te worden in de Legger Wateren. Voor kunstwerken (duikers, sluizen, gemalen etc.) heeft Delfland nog geen aparte legger. De wijziging van de waterkeringen, watergangen en kunstwerken, zoals omschreven in dit Ontwerp Projectplan, worden meegenomen met de eerstvolgende wijziging van de leggers. Op grond van de waterverordening Zuid-Holland hoeven stuwen en inlaten vooralsnog niet in de legger te worden opgenomen. 2.8 Relatie met de beleidregels De volgende beleidsregels van Delfland zijn van toepassing op het project: - Algemeen Waterkeringenbeleid - Keur Delfland en Algemene regels behorend bij de Keur - Legger Regionale Waterkeringen - Legger Wateren - Nota kaden en waterkeringvreemde elementen - Beleidsregel veendijken - Algemene regels natuurvriendelijke oevers - Beleidsregel werken in het profiel van wateren - Beleidsregel dempen en graven - Beleidsregel kunstwerken in wateren - Functioneel Ontwerpproces Boezemkaden Het ontwerp van de aan te leggen en de te wijzigen waterstaatswerken voldoet aan deze beleidsregels. Op enkele punten wordt echter met een onderbouwing afgeweken van het geldende beleid. Dit betreft: - Beleidsregel dempen en graven: (Tijdelijke) dempingen moeten conform het beleid gecompenseerd worden door het (tijdelijk) graven van water. In dit geval echter kan de nieuwe dijksloot pas gegraven worden nadat de huidige dijksloot is gedempt. Deze werkwijze is mede noodzakelijk om de stabiliteit van de boezemkade te garanderen: het (tijdelijk) hebben van twee evenwijdig liggende kadesloten kan de stabiliteit van de DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 22 Van 44

28 boezemkade in gevaar brengen. Daarnaast levert het in dit geval geen waterhuishoudkundig probleem op. De te dempen kadesloten zijn hoofdzakelijk bedoeld voor de afwatering van de boezemkade en het wegvangen van de kwel en in mindere mate doen de kadesloten mee in het waterbergend vermogen van de polder. - Beleidsregel dempen en graven: Een dijksloot langs het traject Duifpolder Zuid 2 wordt verlegd die in de huidige situatie niet voldoet aan de minimale dimensies (afmetingen) voor 'overige watergangen' (huidige breedte is 2 m) volgens de Beleidsregel dempen en graven. Als de nieuwe dijksloot wordt aangelegd met de dimensies die het beleid eist, bestaat het risico dat de kade instabiel wordt. Daarom zal de watergang dezelfde afmetingen houden als in de huidige situatie. Het waterbergend oppervlakte verandert niet evenals de doorstroming van het oppervlaktewater. Voor het functioneren van het watersysteem heeft dit dus geen consequenties. - Beleidsregel kunstwerken in wateren: bij het traject Vlaardingsekade Noord wordt de kadesloot 20 meter polderwaarts verplaatst. De huidige kadesloten zijn met een 70 meter lange duiker met elkaar verbonden. Om te zorgen dat de afwatering van de resterende kadesloot gegarandeerd blijft, moet de huidige duiker met 20 meter worden verlengd om aansluiting te verkrijgen met de nieuw te graven watergang. De bestaande duiker is met een stuwput aangesloten op de watergang, in de nieuwe situatie wordt de verlengde duiker opnieuw met een stuwput aangesloten op de nieuw te graven watergang. Het uitgangspunt van het beleid is dat nieuw te leggen duikers niet langer mogen zijn dan 20 meter in verband met de waterkwaliteit en opstuwing. Door het met 20 meter verlengen van de bestaande duiker (tot totaal 90 m) en het opnieuw plaatsen van een stuwput wordt de waterkwaliteit slechts marginaal extra negatief beïnvloed. Daarnaast is de extra opstuwing berekend en die is voor deze duiker acceptabel. - Notitie kaden en waterkeringvreemde elementen: In principe zijn bomen niet toegestaan op of nabij de kade. De bestaande bomen zijn beoordeeld op enerzijds kadeveiligheid, inspecteerbaarheid en onderhoudbaarheid van de kade en anderzijds op de kans dat de bomen de werkzaamheden kunnen overleven. Als bomen van landschappelijk belang zijn, voldoende ver uit elkaar staan, met hun wortels geen lekkages kunnen veroorzaken, door omwaaien geen ontgrondingskuil kunnen veroorzaken en de uitvoering niet in de weg staan, worden bestaande bomen op de kade niet verwijderd. Op landschappelijk waardevolle locaties is gekozen voor herplant op of nabij de kade. Voor de herplant van bomen is een geotechnische toets op de robuustheid van de kade uitgevoerd en het daarbij behorende wortelgestel. Hieruit blijkt dat de ontgrondingskuil buiten het leggerprofiel van de kade valt en dus geen bedreiging vormt voor de veiligheid van de kade. 2.9 Relatie met vergunningen/meldingen en andere besluiten Voor bepaalde activiteiten die binnen het project vallen, dient naast het projectplan een aparte vergunningen- of meldingprocedure te worden opgestart. Deze vergunningen/meldingen zijn géén onderdeel van het Ontwerp Projectplan en volgen een separate procedure. Wet en regelgeving waarvoor Delfland bevoegd gezag is: Besluit Bodemkwaliteit Voor het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen geldt een meldplicht. Het Besluit Bodemkwaliteit is van toepassing op de volgende activiteiten: het dempen van watergangen, het aanbrengen van grond ten bate van kadeverbetering en de aanleg van een natuurvriendelijke oever/zone. In een later stadium, na de definitieve vaststelling van het projectplan, worden de activiteiten door de aannemer aangemeld. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 23 Van 44

29 Overige wet en regelgeving Voor de uit te voeren werkzaamheden worden verder de volgende permanente (hoofd)vergunningen aangevraagd en zijn meldingen nodig: - Omgevingsvergunning: aanleggen kade en steunberm, dempen en graven watergangen, kappen bomen; - Boswetmelding: kappen boomgroepen en herplant in de trajecten Duifpolder Noord, Duifpolder midden en Duifpolder Zuid-2; - Saneringsbeschikking: er dient een saneringsplan opgesteld te worden voor de aanpak van de bodemverontreiniging ter plaatse van het westelijk deel van de te realiseren natuurvriendelijke oever/zone. Afhankelijk van de nadere uitwerking van de aanpassing van een aantal kunstwerken door de aannemer kan het noodzakelijk zijn om een omgevingsvergunning (bouwen) aan te vragen. Deze vergunning verzorgt de aannemer. Tevens vraagt de aannemer de tijdelijke, uitvoeringsgerelateerde vergunningen aan op basis van zijn uitvoeringsontwerp. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 24 Van 44

30

31 <invoegen fotoblad 4> DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 25 Van 44

32 3. Wijze waarop het werk wordt uitgevoerd 3.1 Aanbesteding van het werk De wijze waarop het werk (dat wat gedaan moet worden) zal worden uitgevoerd, hangt grotendeels af van de wijze waarop de realisatie van het werk wordt aanbesteed. De aanbesteding gebeurt in dit geval door middel van een UAV-gc Engineering & Construct (E&C) contract. De E&C overeenkomst is een overeenkomst waarbij het ontwerp voor wat betreft de inpassing in de omgeving is uitgewerkt tot het niveau zoals in dit Ontwerp Projectplan is beschreven. Het uitvoeringsontwerp en de bijbehorende uitvoeringsfilosofie worden echter verzorgd door de aannemer (de partij die het werk zal gaan realiseren). Uiteraard binnen de eisen en randvoorwaarden die Delfland aan hem oplegt. Concreet betekent dat bijvoorbeeld dat: - De aannemer te allen tijden de veiligheid van de kade moet garanderen en de aan- en afvoer van water niet mag belemmeren; - De aannemer het in dit Ontwerp Projectplan beschreven ontwerp moet detailleren tot een uitvoeringsontwerp; - De aannemer een uitvoeringsplan moet opstellen waaruit blijkt hoe hij de werkzaamheden wil uitvoeren (qua fasering en tijdsduur). - De aannemer in het uitvoeringsplan aangeeft op welke wijze hij om wil gaan met compensatie van zettingen van grond (toepassen van overhoogte, fasering in ophoging, wijze van monitoring). Op de ontwerptekeningen in bijlage 1 staan de hoogten vermeld die de kade in ieder geval dient te hebben binnen de planperiode van 10 jaar. De daadwerkelijke hoogte tijdens en vlak na aanleg worden door de aannemer bepaald, uiteraard in overleg met betrokken partijen en na goedkeuring van dit plan door Delfland. - De aannemer bepaalt hoe grondstromen in het werk zullen lopen, welke transportroutes op het werk zullen worden gebruikt etc. - De aannemer vraagt tijdelijke vergunningen aan op basis van zijn uitvoeringsontwerp (de permanente vergunningen zullen worden aangevraagd door Delfland). In dit Ontwerp Projectplan kan het bovenstaande nog niet exact worden aangegeven op welke wijze het werk zal worden uitgevoerd. Wel wordt in de volgende paragrafen beschreven welke eisen en randvoorwaarden Delfland stelt aan de uitvoering. Belangrijke argumenten voor de keuze van een UAV-gc E&C contract zijn de criteria planning, risicoverdeling en het realiseren van de beste oplossing op basis van uitvoeringskennis. Door een marktpartij met ervaring in soortgelijke projecten vroegtijdig het uitvoeringsontwerp te laten maken, wordt afstemming tussen de verschillende projectonderdelen gewaarborgd. Verder wordt tijdens de aanbesteding aan marktpartijen gevraagd om ook in te gaan op omgevingsaspecten. 3.2 Werkmethode Kadeverbetering De kadeverbeteringen worden in beginsel binnen alle deeltrajecten uitgevoerd in grond. Er worden geen damwanden of andere harde keringen voorgeschreven. Voor de aanleg van de kade wordt zand aangevoerd voor de demping van de watergangen en wordt klei aangevoerd voor de ophoging van de kruin en de taluds van de kade en voor de aanleg van steunbermen. In beginsel wordt bij kadeverbeteringen eerst de bestaande dijksloot gedempt. Vervolgens wordt een steunberm aangebracht en wordt daarna een nieuwe dijksloot gegraven. Bij het dempen van dijksloten wordt eerst het baggerslib verwijderd en, afhankelijk van de kwaliteit, wordt het slib verspreid over het maaiveld of afgevoerd naar een depot. De werkzaamheden aan de kades worden op het land uitgevoerd. De aanvoer van materiaal en materieel gebeurt echter zo veel mogelijk via het water. Op het land wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van klein materieel dat, net als mensen, via de weg wordt aangevoerd. De wijze van transport en het beperken van overlast worden toegelicht in de paragrafen 3.3 en 4.2. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 26 Van 44

33 Wat bomen betreft, worden bomen daar waar mogelijk bomen behouden of herplaatst. Op verschillende locaties is het echter noodzakelijk om bomen te kappen vanwege de benodigde maatregelen, het in geding komen van de veiligheid, de uitvoerbaarheid van de werkzaamheden of de onderhoudbaarheid van de kade. In samenspraak met de gemeente Midden-Delfland en de Bomenwacht is per specifieke locatie bekeken of behoud of herplaatsen mogelijk is. Dit heeft geleid tot een landschapsvisie waarin beschreven staat hoe met de bomen omgegaan moet worden (zie ook paragraaf 5.3). In het geval van kappen (al dan niet met herplant) zullen de werkzaamheden met de perceeleigenaar nader afgestemd worden. In de ontwerptekeningen in bijlage 1 is te zien hoe er met specifieke bomen om wordt gegaan. Verbreden primaire watergang De te verbreden primaire watergang in het deeltraject Duifpolder-Noord wordt vanaf het land gegraven. De vrijkomende grond wordt afhankelijk van de kwaliteit binnen het project hergebruikt of afgevoerd. Aanleg natuurvriendelijke oever De natuurvriendelijke oever/zone langs de Noordvliet wordt vanaf het land aangelegd. De vrijkomende grond wordt zoveel mogelijk hergebruikt voor de onderhoudsstrook. Op basis van een te verkrijgen saneringsbeschikking kan de lokaal aanwezige bodemverontreiniging binnen het projectgebied worden hergebruikt of (deels) afgevoerd worden naar een depot. Aanpassen en aanleggen kunstwerken Om te kunnen waarborgen dat het (lokale) watersysteem goed blijft functioneren, moeten op enkele locaties kunstwerken aangelegd of aangepast worden. Ook tijdens de uitvoering moet het watersysteem het water goed kunnen aan- en afvoeren. In de planning van uitvoering wordt hier nadrukkelijk rekening mee gehouden. Zo zal bijvoorbeeld een stuw pas verwijderd worden wanneer er reeds een nieuwe stuw geplaatst is. 3.3 Bouwlogistiek en planning Grondstromen Grondverzet is een belangrijk onderdeel van de uitvoering. Dit geldt voor zowel de kadeverbetering, de natuurvriendelijke oever/zone en het verbreden van de primaire watergang. Binnen het werk wordt grond zo veel mogelijk hergebruikt. Als niet alle grond hergebruikt kan worden, afhankelijk van de hoeveelheid en/of de milieuhygiënische kwaliteit, dan wordt een deel afgevoerd. Daarnaast wordt voor het verbeteren van de kades klei met specifieke kwaliteitseisen aangevoerd. Aan- en afvoer Het bouwverkeer op openbare (vaar)wegen wordt zoveel mogelijk beperkt. In het UAV-gc E&C contract stelt Delfland eisen aan de aannemer over de wijze van aan- en afvoer van materiaal en materieel. Zo dient de aannemer te zorgen dat: - de omgeving zo veel mogelijk wordt ontzien van zwaar verkeer; - de toe- en afvoer van materiaal, materieel en personeel zoveel mogelijk over het water plaatsvindt. Daarbij kan voor het laden en lossen gebruik worden gemaakt van een laaden loswal nabij de Kortebuurt te Maasland; - hij melding maakt van grondtransport binnen de gemeente Midden-Delfland of daarvoor toestemming verkrijgt; - in zijn uitvoeringsplan duidelijk inzichtelijk is gemaakt waar de aannemer gaat laden en lossen. Mogelijk worden op enkele locaties in het projectgebied rijplatenpaden aangelegd om daarmee het projectgebied tijdelijk te kunnen ontsluiten. Deze rijplatenpaden blijven zoveel mogelijk binnen de werkgrenzen (zie bijlage1). Indien ontsluiting via omliggende gronden noodzakelijk blijkt, zullen hierover afspraken worden gemaakt met de betreffende eigenaren. Beschermde natuurwaarden, zoals de Vlietlanden langs de Vlaardingervaart, worden niet betreden. Op de onderstaande kaart staan de voorgestelde transportroutes voor aan- en afvoer van materiaal en (groot) materieel naar de deeltrajecten. In figuur 12 Figuur 10zijn schematisch de indicatieve transportroutes over het water en de laad- en losplaatsen voor materiaal en materieel weergegeven. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 27 Van 44

34 Figuur 12: Indicatieve transportroutes over het water (blauwe lijnen) en laad- (oranje punt) en losplaatsen (rood punt) voor materiaal en materieel. Planning De geplande startdatum van de uitvoering is medio Hoewel de werkvolgorde en de startdatum geheel afhankelijk zijn van de werkwijze van de aannemer, de voortgang van de grondverwerving en de voortgang van de vergunningenprocedures, is in tabel 10 een indicatie gegeven van de fasering. De totale doorlooptijd van het project bedraagt naar verwachting 1,5 jaar. De geplande realisatiedatum van het project is medio Projectonderdeel Startdatum Einddatum Aanbesteding eind 2013 begin 2014 Uitvoeringsontwerp begin 2014 medio 2014 Gronden verwerven loopt reeds medio 2014 Realisatie medio 2014 medio 2015 Tabel10: Fasering en indicatieve tijdspad werkzaamheden. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 28 Van 44

35

36 <invoegen fotoblad 5> DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 29 Van 44

37 4. Beschrijving van de te treffen voorzieningen 4.1 Monitoring tijdens uitvoering De uitvoering van het werk dient door de aannemer uitvoerig gemonitord te worden om mogelijke effecten op de omgeving vast te kunnen stellen. Bij een UAV-gc E&C contract ligt namelijk de verantwoordelijkheid voor het voldoen aan de eisen uit de aanbestedingovereenkomst bij de aannemer. De aannemer dient aantoonbaar te maken dat tijdens de uitvoering wordt gewerkt volgens de door Delfland gestelde eisen en randvoorwaarden, en dat nadelige effecten op de omgeving voorkomen of beheerst worden. De volgende aspecten komen bij de monitoring in ieder geval aan de orde: Onderdeel Wijze van monitoring Doel Waterkerend vermogen en schade aan waterkering Naleven van voorschrift vergunningen Uitvoeren van voor- en naopnames en inmeting. Inspectie gedurende uitvoering. Toezicht op het werk. Werkprotocol aannemer. Melding start werkzaamheden. Voorkomen van afname in waterkerend vermogen en nemen van beheersmaatregelen om veiligheid te waarborgen. Vaststellen of aannemer zich houdt aan de voorschriften en bepalingen zoals opgenomen in de afgegeven vergunningen. Ecologische effecten Schade aan bebouwing en belendingen Schade aan wegconstructies Verstoring van archeologische waarden Overnemen van mitigerende maatregelen in een ecologisch werkprotocol. Werkprotocol maakt onderdeel uit van contract. Uitvoeren van bouwkundige voor- en na- opnames. Aanbrengen van meetbouten ter plaatse van panden. Uitvoeren van technische voor- en na- opnames Archeologische begeleiding tijdens graafwerkzaamheden op locatie met hoge archeologische verwachting. Ecologisch verantwoorde realisatie conform voorschriften. Vaststellen van objectieve nul-situatie en situatie gedurende de uitvoering van het werk. Vaststellen van trillingen door verkeer of materieel om schade te voorkomen. Vaststellen van objectieve nul-situatie en situatie gedurende de uitvoering van het werk. Opstellen monitoringsplan n.a.v. archeologisch onderzoek. Voorkomen verspreiding Monitoren van omgang met bodemverontreiniging vervuilde grond. Tabel 11: Monitoring tijdens uitvoering. Opstellen monitoringsplan. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 30 Van 44

38 4.2 Beperken nadelige effecten In onderstaande tabel zijn de belangrijkste nadelige effecten op de omgeving opgenomen die op kunnen treden door het uitvoeren van het werk. Verder zijn de beheersmaatregelen opgenomen die deze effecten moeten beperken of voorkomen. Daarnaast wordt beschreven op welke wijze dit gecontroleerd wordt. Nadelige effecten Verkeershinder voor omwonenden Tijdelijke afsluiting van wegen en wandel- en fietspaden Bereikbaarheid woningen en bedrijven. Schade aan bomen die worden behouden Onveilige situaties op het water Afkalven oevers door golfslag a.g.v grondtransport over het water Verstoring broedvogels en andere (strikt) beschermde diersoorten, zoals vleermuizen Schade en geluidsoverlast aan woningen Verdwijnen huidige niet waterkerende voorzieningen op de kade Beheersmaatregel In het contract worden eisen gesteld ten aanzien van transportroutes. Op basis daarvan stelt de aannemer een uitvoerings- en transportplan op dat door Delfland wordt goedgekeurd. In het contract worden eisen gesteld voor het opstellen van een uitvoerings- en transportplan door de aannemer in afstemming met wegeigenaren en wegbeheerders: uitgangspunt is dat routes zoveel mogelijk open moeten blijven. In het contract worden eisen gesteld om de bereikbaarheid van woningen en bedrijven te waarborgen (bijvoorbeeld het beperken van steile toeritten). Opstellen van het uitvoerings- en transportplan door de aannemer: alternatieve routes en parkeerplaatsen aangeven, periodes beperken waarin routes tijdelijk worden afgesloten. In het contract wordt de eis gesteld dat de aannemer beschermende maatregelen treft om de aangeduide bomen te behouden en dat de aannemer aantoont dat hij alle mogelijke opties tot behoud van deze bomen heeft overwogen. De aannemer dient waarschuwingen in te stellen in afstemming met de vaarwegbeheerder. In het contract worden, in afstemming met de vaarwegbeheerder, snelheidsbeperking en maximale diepgang opgelegd. Het kappen van bomen dient te gebeuren buiten het broedseizoen. Werkzaamheden worden uit gevoerd volgens de gedragscode Flora- en faunawet 2012 van de waterschappen. In het contract worden eisen gesteld om het werken met groot materieel en veel transportbewegingen nabij woningen te beperken. Er wordt gewerkt conform de voorschriften in de ter plaatse geldende APV. In het contract worden eisen gesteld voor het herstellen van aanwezige hekken en rasters e.d. indien functioneel noodzakelijk en vergunbaar. Tabel12: Beheersing van nadelige effecten op omgeving. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 31 Van 44

39 4.3 Financieel nadeel Als gevolg van dit Ontwerp Projectplan is geen financiële schade voorzien die de uitvoering van het project in de weg staat. Indien een belanghebbende ten gevolge van dit besluit toch schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en ten aanzien waarvan de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd, kan op grond van artikel 7.14 van de Waterwet een verzoek om schadevergoeding worden ingediend. Voor de wijze van indiening van een dergelijk verzoek en voor de procedure wordt verwezen naar de Verordening schadevergoeding Delfland. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 32 Van 44

40

41 <invoegen fotoblad 5> DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 33 Van 44

42 5. Onderzoeken 5.1 Inleiding Voor het ontwerp en de realisatie van de voorgenomen werkzaamheden is een aantal onderzoeken uitgevoerd (zie tabel 13) ten behoeve van het ontwerp en de realisatie. Opsteller Rapport Datum Oranjewoud Archeologische Rapporten Oranjewoud 2012/142 Bureauonderzoek dijkverbeteringsproject Duifpolder, gemeente Midden-Delfland Oranjewoud Aanvullend archeologisch onderzoek In bewerking Oranjewoud Oranjewoud Oranjewoud Verkennend bodemonderzoek Duifpolder te Maasland 'Kade 16 - slibdepot westzijde' Verkennend bodemonderzoek Duifpolder te Maasland 'Kade 16 - slibdepot oostzijde' Historisch bodemonderzoek Revitalisering Duifpolder en Vlaardingsekade Kaden 16 en 32 te Maasland Oranjewoud Aanvullende bodemonderzoek In bewerking ECG Indicatieonderzoek naar het risico op het aantreffen van conventionele explosieven in het onderzoeksgebied "Kadeverbetering Duifpolder Schipluiden". december 2012 AquaTerra- Nova Eco-Effectscan juli 2012 Oranjewoud Eco-logisch Aanvulling Eco-effectscan kadeverbetering Duifpolder en Vlaardingsekade (MEMO) Inventarisatie vliegroute en foerageergebied Vleermuizen ORVL1307 november 2012 september 2013 Oranjewoud Revitalisering Duifpolder en Vlaardingsekade. Quickscan omgevingsanalyse (bevat resultaten (bureau-) onderzoeken waterhuishouding, kabels en leidingen, flora en fauna, verkeer en recreatie, niet-waterkerende objecten, cultuurhistorie en landschap, niet gesprongen explosieven, archeologie en bodem) Tabel13: Uitgevoerde onderzoeken t.b.v. ontwerp en realisatie januari 2013 In dit hoofdstuk staan korte samenvattingen van de bovengenoemde onderzoeken en worden de relevante uitkomsten uitgelicht. Per bovengenoemd aspect wordt een visie gegeven over hoe met de effecten van de voorgenomen werkzaamheden dient te worden omgegaan. In bijlage 2 is per deeltraject concreet beschreven welke effecten de werkzaamheden hebben op de omgeving. 5.2 Kabels en leidingen In het projectgebied liggen een aantal kabels en leidingen. Binnen een aantal deeltrajecten dienen kabels en leidingen vanwege de werkzaamheden verlegd te worden. De omvang van deze effecten zal in overleg met de netwerkbeheerders in het definitieve ontwerp worden beschreven. Het verleggen van kabels en leidingen en het voldoen aan de hiervoor benodigde DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 34 Van 44

43 vergunningen, is een taak van de aannemer in overleg met de nutsbedrijven. In het kader van dit Ontwerp Projectplan is het overleg met de netwerkbeheerders reeds opgestart. 5.3 Cultuurhistorie & landschap (incl. bomen) Om inzichtelijk te maken welke landschappelijke en cultuurhistorische waarden van belang zijn voor het ontwerpproces en de voorgenomen werkzaamheden is een quickscan cultuurhistorie en landschap (bureaustudie) uitgevoerd. Hiervoor is gebruikt gemaakt van beleidsstukken, zoals de Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland van de provincie Zuid- Holland en het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) van de gemeente Midden-Delfland. Tevens is gebruik gemaakt van de publicaties Historie en Landschap van de Dijkpolder, de Commandeurspolder en de Duifpolder èn Historie en Landschap van de Holierhoekse en Zouteveense polder en de Noord-Kethelpolder van de stichting Midden-Delfland is Mensenwerk. Het projectgebied maakt onderdeel uit van het topgebied Midden-Delfland van de Cultuurhistorische atlas van de provincie Zuid-Holland. Binnen het projectgebied zijn aardkundige waarden te vinden in de vorm van oude kreeksystemen. De karakteristieke stroomrug-/kreekrugnederzettingen liggen verspreid over de Duifpolder en Holierhoekse of Zouteveensepolder. Binnen of naast de deeltrajecten liggen enkele van deze nederzettingen. De Vlaardingervaart en de Noordvliet zijn aangeduid als bijzondere waterstructuur. De Duifpolder is gekarakteriseerd als een relatief open polder met een karakteristieke rechte west-oost verkaveling. Unieke cultuurhistorische elementen zijn het voormalige trekpad langs de Vlaardingervaart en de Noordvliet, het gemaal Duifpolder aan de Vlaardingsekade en enkele historische boerderijen aan de oostzijde van de polder. De Holierhoekse en Zouteveensepolder wordt eveneens gekenmerkt door een open karakter (open weidegebieden met melkvee en weidevogels). Unieke cultuurhistorische elementen zijn de voormalige molenwerf, een voormalig trekpad vanaf Vlaardingen naar Schipluiden en enkele historische panden. Bomeninventarisatie Binnen het projectgebied zijn in het veld alle aanwezige bomen geïnventariseerd (naar soort, afmetingen enz.). Ook zijn lokaal bomen benoemd als specifieke landschapselementen. Deze bomeninventarisatie is een uitgangspunt voor het ontwerp en de landschapsvisie. Ontwerp en landschapsvisie In het ontwerp is zoveel mogelijk rekening gehouden met het behoud van cultuurhistorische en landschappelijke elementen. Voor de landschappelijke inpassing is in afstemming met de gemeente Midden-Delfland en de Bomenwacht een landschapsvisie opgesteld. In deze visie is beschreven op welke wijze met de verschillende landschapselementen, bestaande uit bomen en struweel, dient te worden omgegaan. Wat betreft bomen is specifiek aandacht besteed aan de afweging om bomen al dan niet te behouden. Hiervoor gelden de uitgangspunten zoals benoemd in paragraaf 2.4. Voor enkele bomen is het vooralsnog niet mogelijk om in te schatten of een boom of boomgroep daadwerkelijk behouden kan worden. Dit is namelijk mede afhankelijk van het uitvoeringsontwerp van de aannemer (o.a. de wijze waarop ophoogslagen en overhoogte voor zettingen worden aangebracht). Als de werkwijze van de aannemer betekent dat bomen niet behouden kunnen worden dan dient de aannemer aan te tonen dat alle mogelijke opties tot behoud van deze bomen zijn overwogen. In de omgevingsvergunning voor kappen die in paragraaf 2.9 is beschreven, is ook de kap van deze bomen meegenomen. Per deeltraject is in bijlage 2 aangegeven of volgens Delfland bomen behouden kunnen blijven of gekapt moeten worden op basis van de beschikbare informatie. Een aantal bomen dient door de aannemer nader bekeken te worden. De bovenstaande strategie en ontwerp zijn in overeenstemming met het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) van de gemeente Midden-Delfland. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 35 Van 44

44 5.4 Flora en fauna In het projectgebied komen grotendeels algemene soorten en enkele strikt beschermde soorten voor. De beschermde soorten waarmee gedurende de uitvoering van de kadeverbeteringen rekening gehouden moet worden zijn: Broedvogels In het projectgebied komen algemeen voorkomende broedvogels voor in bomen, struweel en rietveld. Aan de randen van het projectgebied komen veel broedende weidevogels voor (o.a. grutto, kievit en scholekster). Tijdens het broedseizoen mogen vogels niet verstoord worden. Bij de planning van de werkzaamheden dient dan ook rekening gehouden te worden met het broedseizoen (begin maart t/m eind juli). In deze periode mogen geen verstorende werkzaamheden worden uitgevoerd. Vissen en amfibieën In de watergangen komen beschermde vissen en amfibieën voor (o.a. kleine modderkruiper en bittervoorn). Als in een watergang werkzaamheden uitgevoerd moeten worden dan dient er gewerkt te worden volgens de gedragscode Flora- en faunawet 2012 van de waterschappen (zie bijlage 4). Vleermuizen In het projectgebied komen naast algemeen voorkomende zoogdiersoorten ook strikt beschermde vleermuissoorten voor (tabel 3 van de Flora- en faunawet). In tabel 14 wordt het belang van het projectgebied voor de verschillende vleermuissoorten aangegeven. Flora- en Nederlandse Wetenschappelijke Functie Belang faunawet naam naam Tabel 3 Gewone Pipistrellus Foerageerzone Beperkt dwergvleermuis pipistrellus Tabel 3 Meervleermuis Myotis dasycneme Foerageerzone Vliegroute Migratieroute Redelijk Redelijk Groot Tabel 3 Laatvlieger Eptesicus serotines Foerageerzone Beperkt Tabel 3 Ruige dwergvleermuis Pipstrellus nathusii Foerageerzone Beperkt Tabel14: Belang van het projectgebied voor voorkomende vleermuissoorten. Om het belang van het projectgebied voor de vleermuizensoorten te behouden, dient de kwaliteit van de huidige functies gewaarborgd te blijven. Omdat de meervleermuis zeer lichtgevoelig is, moet verlichting van de watergang vermeden worden om verstoring van de vliegroute, migratieroute en foerageerzone te voorkomen. In de periode waarin migratie van de meervleermuis plaatsvindt (15 maart 1 april en 1 augustus 1 oktober) dient s nachts geen verlichting te worden toegepast. In de periode april juli dient verlichting s nachts tot een minimum te worden beperkt in verband met de functionaliteit van de aanwezige foerageerzone. Door het nemen van deze mitigerende maatregelen wordt overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen. Hiervoor neemt Delfland eisen op in het UAV-gc E&C contract. Aanbevolen wordt om verwijderde houtopstanden opnieuw aan te planten in verband met de kwaliteit van de foerageerzone voor de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Dit wordt niet verplicht door de Flora- en faunawet, maar is ook vanuit landschappelijk oogpunt gewenst. In het ontwerp is hierop ingespeeld door de aanwezige plantstrook te verplaatsen. Hierdoor blijven in het projectgebied dezelfde lijnvormige elementen aanwezig. 5.5 Archeologie Voor het bepalen van de archeologische waarden zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd: - Bureauonderzoek - Veldonderzoek DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 36 Van 44

45 Bureauonderzoek Voor archeologie is een bureauonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat in het projectgebied resten aangetroffen kunnen worden die geassocieerd worden met nederzettingen uit de (late) ijzertijd en losse vondsten uit de Romeinse tijd. Uit de middeleeuwen en de nieuwe tijd kunnen opnieuw sporen van bewoning worden aangetroffen, evenals infrastructuur, oude (delen van) dijken/dijklichamen en (water)molens. Aangezien in principe in het gehele projectgebied archeologische resten aangetroffen kunnen worden, zijn op basis van het huidige bureauonderzoek nog geen locaties uit te sluiten. Delen van het projectgebied zijn namelijk gelegen op een kreekrug waaraan een hoge verwachtingswaarde wordt toegekend. Verder wordt een hoge trefkans toegekend aan de zone met dijken rondom de polders. Daarom is ter plaatse van de locaties waar bodemingrepen dieper dan 0,4 m plaatsvinden en/of waar mogelijke verstoringen kunnen optreden als gevolg van zetting van de kade door de kadeverbeteringen een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Daarbij is om de 30 meter een boring gezet. Veldonderzoek Uit het verkennende booronderzoek (veldonderzoek) blijkt dat in het noordelijk deel van het projectgebied geen stroomgordels (stroomrug inclusief de bedding) voorkomen. Hier is echter wel een relatief dik veenpakket aangetroffen met een veelal veraarde top die grotendeels intact lijkt. Alleen lokaal lijkt het veenpakket te zijn verstoord. In de veraarde top en de hierop liggende sterk humeuze klei zijn op meerdere locaties archeologische indicatoren aangetroffen. In het zuidelijk deel van het projectgebied bevindt zich een zone met diverse stroomgordels. In dit deel zijn bedding-, restgeul-, oever- en komafzettingen aangetroffen met hiertussen resten van het Hollandveen. De oevers en stroomgordels vormden in de Late IJzertijd, Romeinse tijd en Late Middeleeuwen een verhoogde baan in het landschap en zijn daarmee kansrijke locaties voor het aantreffen van archeologische resten. Op basis van het veldonderzoek wordt voor het gehele projectgebied een hoge archeologische verwachting gehandhaafd, met uitzondering van enkele lokale zones waarvan uit het verkennende booronderzoek duidelijk blijkt dat die verstoord zijn. Op basis van deze resultaten dient de aannemer ten behoeve van de uitvoering een vervolgonderzoek te laten uitvoeren. De vorm van het vervolgonderzoek wordtin overleg met het bevoegd gezag vastgesteld en als voorwaarde opgenomen in het UAV-gc E&C contract. 5.6 Niet waterkerende objecten (zoals bomen, hekken, steigers, bebouwing, etc.) Onder niet-waterkerende objecten (NWO's) worden alle objecten verstaan die geen functioneel deel uitmaken van de waterkering. NWO's zijn veelal harde constructies of elementen binnen de invloedszone van de waterkering. In het projectgebied komen diverse NWO's voor, zoals bomen, bebouwing en inlaten. In de ontwerptekeningen in bijlage 1 is de ligging van bomen, bebouwing, inlaten en een deel van de overige NWO's op en nabij de waterkering gemarkeerd. In bijlage 2 staat een korte opsomming van de NWO's waarop het project effect heeft en de wijze waarop dit effect gecompenseerd of gemitigeerd wordt. Van alle NWO's die niet in dit Ontwerp Projectplan worden beschreven, is vastgesteld dat er geen effect is op deze NWO's of dat deze NWO's na realisatie teruggebracht worden. 5.7 Niet Gesprongen Explosieven (NGE's) Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitie uit de Tweede Wereldoorlog. Tot op heden worden bij grond-, water- en wegwerkzaamheden dagelijks conventionele explosieven aangetroffen. Om het risico op het aantreffen van achtergebleven conventionele explosieven inzichtelijk te maken, is een explosieven vooronderzoek uitgevoerd. Uit dit vooronderzoek blijkt dat er geen verwijzingen zijn naar oorlogshandelingen in en nabij het projectgebied. Hieruit wordt geconcludeerd dat er geen feitelijke aanwijzingen zijn gevonden die duiden op een verhoogd risico op het aantreffen van achtergebleven explosieven ter plaatse van de voorgenomen werkzaamheden. Conform de geldende richtlijnen wordt het projectgebied dan ook als onverdacht beschouwd. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 37 Van 44

46 5.8 Bodemkwaliteit Voor het bepalen van de bodemkwaliteit zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd: - Bureauonderzoek - Veldonderzoeken Historisch bodemonderzoek Uit het historisch bodemonderzoek (bureauonderzoek) blijkt dat plaatselijk matig tot sterk verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en minerale olie kunnen voorkomen. Deze verhoogde gehalten zijn vaak te relateren aan de (bedrijfs-)activiteiten op de betreffende locaties. Door verkaveling is een aantal sloten binnen het projectgebied gedempt. De exacte locaties van deze slootdempingen zijn onbekend. Verder kunnen in het projectgebied plaatselijk ophogingen voorkomen. Daarnaast zijn langs de Duifpolder, tussen het fietspad en de kade, twee locaties in gebruik geweest als baggerdepot. De kwaliteit van de baggerspecie die in de depots is opgeslagen is deels onbekend. Mogelijk is in het verleden verontreinigde baggerspecie naar de depots gebracht. Vanwege de glastuinbouw en de baggerspeciedepots is het gehele projectgebied verdacht ten aanzien van bestrijdingsmiddelen (OCB). Bij het gebruik van grond ter plaatse van kades langs de Duifpolder en de Vlaardingsekade dient de milieuhygiënische kwaliteit van de grond te voldoen aan de achtergrondwaarden (het van nature in de bodem aanwezige gehalte aan verontreinigende stoffen). Verkennend bodemonderzoek (Duifpolder Zuid 2) Oostzijde van de aan te leggen natuurvriendelijke oever/zone (voormalig baggerspeciedepot): Uit het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek (veldonderzoek) blijkt dat de bodem tot circa 0,5 m onder het maaiveld bestaat uit verlande baggerspecie. De verlande baggerspecie en de onderliggende bodem en grondwater bevatten ten hoogste licht verhoogde gehalten aan de onderzochte stoffen. Indicatief getoetst aan het Besluit Bodemkwaliteit voldoet de verlande baggerspecie aan de klasse Industrie. De ondergrond, die bestaat uit veen en klei, voldoet indicatief aan de klasse AW2000. De resultaten van het verkennend bodemonderzoek vormen geen milieuhygiënische belemmering voor het gebruik van de locatie als natuurvriendelijke oever/zone. Wel dient de aannemer in het kader van de uitvoering afstemming te zoeken met de gemeente Midden- Delfland om de mogelijkheden te bekijken voor hergebruik van vrijkomende grond binnen het projectgebied. Afhankelijk van de afvoerbestemming is mogelijk nog een partijkeuring conform de BRL1000 noodzakelijk. Als grondwater wordt onttrokken en geloosd dan dient de aannemer in het kader van de uitvoering mogelijk een aanvullend grondwateronderzoek te laten uitvoeren. Westzijde van de aan te leggen natuurvriendelijke oever/zone (voormalig baggerspeciedepot): Uit het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek blijkt dat er sprake is van een historisch geval van ernstige bodemverontreiniging met koper en zink over de gehele locatie. De verontreiniging kan gerelateerd worden aan de ophoging met baggerspecie tot overwegend 0,5 m onder het maaiveld. In horizontale richting wordt verwacht dat de verontreiniging zich heeft beperkt tot de van nature hogere delen in het landschap of de aangebrachte verhogingen die de rand van het baggerspeciedepot vormden. In de onderliggende zintuiglijk schone klei- en veenlaag komen hooguit licht verhoogde gehalten aan zware metalen voor. Een licht verhoogd gehalte aan drins (bestrijdingsmiddelen) in de verlande baggerspecie kan impact hebben op de afvoermogelijkheden van de grond. Het grondwater bevat matig tot sterk verhoogde gehalten aan nikkel en barium die gerelateerd worden aan een natuurlijke oorsprong. Aangezien sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging is het saneringsregiem (BRL6000 en BRL7000) van toepassing bij werkzaamheden in de verontreinigde grond. Als grondwater wordt onttrokken en geloosd dan dient de aannemer in het kader van de uitvoering mogelijk een aanvullend grondwateronderzoek te laten uitvoeren. Met het bevoegd gezag voor de Wet bodem bescherming (provincie Zuid-Holland) is afgestemd over de wijze waarop de sanering is vormgegeven in het ontwerp. Dit heeft geresulteerd in het aanbrengen van een leeflaag van 0,5 m dikte voor het deel boven de oppervlaktewaterlijn van de natuurvriendelijke oever/zone en 0,3 m dikte onder de DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 38 Van 44

47 oppervlaktewaterlijn. Verder mag de vrijkomende grond in de natuurvriendelijke oever/zone zoveel mogelijk hergebruikt worden voor de onderhoudsstrook. Pas na goedkeuring op een bij het bevoegd gezag in te dienen saneringsbeschikking mag met graafwerkzaamheden gestart worden. Verkennend waterbodemonderzoek en indicatief bodemonderzoek (gehele projectgebied) Vooralsnog zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen tijdens het uitvoeren van het verkennend waterbodemonderzoek en het indicatief bodemonderzoek. Zintuiglijk zijn lichte bijmengingen aangetroffen in de bodem. Er zijn enkele grondmengmonsters samengesteld die geanalyseerd worden om de afvoermogelijkheden van de grond en de veiligheidsklassen indicatief vast te stellen. In de waterbodem is een dunne sliblaag waargenomen die is bemonsterd voor analyse in het kader van baggeren en dempen de betreffende sloten. De analyseresultaten zijn nog niet bekend. De vorm waarin eventuele vervolgmaatregelen uitgevoerd dienen te worden, wordt in overleg met het bevoegd gezag vastgesteld en als voorwaarde opgenomen in het UAV-gc E&C contract. 5.9 Waterhuishouding Boezemwatergangen De Vlaardingervaart en de Noordervliet behoren tot de Westboezem (het boezemwatersysteem van het Westland en Midden-Delfland). De Westboezem heeft een streefpeil van -0,43 m NAP. In situaties met grote waterafvoer kunnen tijdelijk hogere oppervlaktewaterpeilen optreden. Tijdens en na realisatie van de voorgenomen werkzaamheden treden geen effecten op voor de waterhuishouding, met uitzondering van een toename van de bergingscapaciteit van de boezem. Deze toename is een gevolg van de aanleg van de natuurvriendelijke oever/zone in Duifpolder Zuid 2. Waterhuishouding binnendijks De Duifpolder en de Holierhoekse en Zouteveensepolder bevatten meerdere peilgebieden. In de beide polders liggen meerdere gemalen die water afvoeren naar de Vlaardingervaart. Daarnaast liggen verspreid in de polders verschillende inlaatpunten. Tijdens en na realisatie van de voorgenomen werkzaamheden treden geen effecten op voor gemalen. De effecten op inlaatpunten zijn beschreven in bijlage 2. Bij de kadeverbeteringen en de aanpassing van de primaire watergang worden diverse dijksloten gedempt en gegraven. De te verleggen dijksloten krijgen minimaal hetzelfde profiel als de te dempen dijksloten. Hierdoor wordt het huidige wateroppervlak en daarmee het waterbergend vermogen ook na realisatie gewaarborgd. In Tabel 2 is de waterbalans weergegeven. Als de dimensies (afmetingen) van de bestaande dijksloot niet voldoen aan de minimale eisen (Beleidsregel dempen en graven) dan worden deze dimensies wel gehanteerd voor de nieuw te graven dijksloot. Dit vergroot het waterbergend vermogen in het projectgebied. Binnen drie deeltrajecten (Duifpolder Noord, Duifpolder Zuid 1 en Duifpolder Zuid 2) is met een onderbouwing afgeweken van dit beleid. In bijlage 2 wordt dit nader beschreven. Tabel 2. Waterbalans in m 3 Duifpolder en Vlaardingsekade. Deeltraject Dempen Ontgraven Balans Balans per peilvak Duifpolder Noord Duifpolder Midden Duifpolder Zuid Duifpolder Zuid 2 oost Duifpolder Zuid 2 west Vlaardingsekade Noord Vlaardingsekade Midden Vlaardingsekade Zuid Totaal DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 39 Van 44

48 De te dempen dijksloot in deeltraject Duifpolder Noord is een hoogwatersloot die niet in directe open verbinding staat met het boezemwatersysteem. Demping van deze sloot heeft daarom geen effect op het waterbergend vermogen van het peilvak. Daarom is deze te dempen sloot niet meegenomen in de waterbalans. Door het verbreden van de primaire watergang wordt het waterbergend vermogen van het peilvak wel vergroot. Netto is hier dus sprake van een toename van het bergend vermogen. In het ontwerp worden de aansluitingen van dijksloten op het watersysteem teruggebracht of op een andere wijze hersteld, zodat het dempen en verleggen van dijksloten geen effecten hebben op het functioneren van het watersysteem Verkeer en recreatief medegebruik Binnen het gebied Midden-Delfland liggen enkele wegen en binnen het projectgebied liggen voornamelijk fiets- en voetpaden. De recreatie in het projectgebied bestaat vooral uit natuurbeleving door wandelen en fietsen. Naast een recreatieve functie vervullen de fietspaden ook een functie voor de ontsluiting van woonpercelen en voor het woon- en werkverkeer. Binnen deeltrajecten waar ter plaatse van wegen en paden voorgenomen werkzaamheden worden uitgevoerd, worden deze wegen en paden na realisatie op dezelfde locatie teruggebracht. Tijdens de uitvoering blijven wegen en paden zo veel mogelijk in gebruik. De Vlaardingervaart en de Noordvliet zijn door Delfland aangewezen als vaarwegen en worden gebruikt voor de kleinere recreatievaart. Aan de Vlaardingervaart liggen enkele aanlegplaatsen die bestemd zijn voor de recreatievaart. Daarnaast loopt door de Vlaardingervaart een kanoroute die doorloopt in de Noordvliet. Verder liggen in zowel de Vlaardingervaart als in de Noordvliet, twee kleine pontjes die bestemd zijn voor fietsers en voetgangers. De voorgenomen werkzaamheden hebben geen effect op deze recreatieve faciliteiten. Wel kan er gedurende de uitvoerig hinder optreden. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 40 Van 44

49 6. Procedure 6.1 Betrokken partijen/vooroverleg De voorgenomen werkzaamheden worden gerealiseerd op en nabij particulier eigendom, het eigendom van de gemeente Midden-Delfland, het eigendom van het Recreatieschap Midden-Delfland, het eigendom van Staatsbosbeheer en het eigendom van Delfland. Delfland heeft gedurende de informatiefase van april t/m oktober 2013 met de onderstaande direct betrokken belanghebbende partijen afstemmingsoverleg gevoerd over de (voorgenomen) maatregelen en werkzaamheden: - Particuliere eigenaren, pachters en gebruikers; - Gemeente Midden-Delfland; - Groenservice Zuid-Holland (GZH)/Recreatieschap Midden Delfland; - Natuurmonumenten. Met direct belanghebbenden zijn keukentafelgesprekken gevoerd om hun belangen, behoeften en suggesties te inventariseren. Deze informatie is gebundeld, geanalyseerd en afgewogen, zowel tegen elkaar als tegen de lokale situatie en de uitgangspunten van het project. Op basis van de verkregen inzichten zijn ontwerpkeuzes gemaakt. Daarnaast worden voor alle deeltrajecten gesprekken gevoerd met grondeigenaren waarvan grond nodig is om de voorgenomen werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Deze onderhandelingsgesprekken hebben tot doel om te komen tot een minnelijke grondverwerving. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de pachters en de gebruikers van deze gronden. Alleen als minnelijke verwerving niet succesvol is dan zal Delfland overgaan tot het opleggen van gedoogplicht conform de Waterwet om zodoende de uitvoering te kunnen garanderen. Op 11 juni 2013 heeft een informatieavond plaatsgevonden in het gemeentehuis van de gemeente Midden-Delfland in Schipluiden. Hiervoor zijn alle bij Delfland bekende directe en indirecte belanghebbenden en belanghebbende organisaties uit de omgeving uitgenodigd. Tijdens de informatieavond zijn de aanwezigen geïnformeerd over de uitgangspunten, de ontwerpen en het proces van besluitvorming. Ook werd de aanwezigen de mogelijkheid geboden om de ontwerpen te bekijken, daarover vragen te stellen en daarover een mening te geven. Verder werd de kans geboden om een individueel gesprek aan te vragen om met iemand van het projectteam verder te praten over specifieke onderwerpen. De suggesties, op- en aanmerkingen vanuit de omgeving zijn meegenomen bij het opstellen van de definitieve ontwerpen zoals beschreven in dit Ontwerp Projectplan en bijbehorende bijlagen. 6.2 Rechtsbescherming Het ontwerp-besluit wordt bekendgemaakt door kennisgeving van de zakelijke inhoud daarvan op de website van Delfland, met vermelding van het feit dat belanghebbenden en ingezetenen gedurende een periode van 6 weken na bekendmaking een zienswijze kunnen indienen bij Delfland. In de kennisgeving wordt ook vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage worden gelegd. Na verwerking van de ingekomen zienswijzen zal het projectplan door het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Delfland worden vastgesteld. Tegen dat besluit staat vervolgens beroep open. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 41 Van 44

50

51 <invoegen fotoblad 6> DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 42 Van 44

52 7. Beheer en onderhoud De waterkeringen en watergangen, inclusief de natuurvriendelijke oever/zone, komen of blijven in beheer bij Delfland. De afspraken over onderhoud zijn afhankelijk van de eigendomssituatie en worden vastgelegd in de Legger Regionale waterkeringen en de Legger Wateren. Kade Het dagelijks onderhoud wordt na de realisatie op de gebruikelijke wijze uitgevoerd. De kade (berm, kruin, taluds, bekleding) en de dijksloten achter de kades worden na realisatie door de grondeigenaar onderhouden. Dit beheer en onderhoud wordt uitgevoerd met behulp van: - extensieve beweiding met schapen van de binnentaluds en kruin door het in onderhoud geven van deze gronden. Indien dit niet mogelijk blijkt, voert Delfland een maaibeheer; - een maai- en baggerbeheer op de berm en de dijksloten door Delfland. Het is van belang dat na de kadeverbetering de taluds opnieuw worden bekleed met gras. Een nieuwe grasmat heeft een periode van 2 tot 4 jaar nodig om erosiebestendig te worden. Tot die tijd wordt de grasmat extra gemonitord om de kwaliteitsontwikkeling te bewaken. Indien nodig wordt het onderhoud van de grasmat aangepast. Primaire watergang en ondersteunende kunstwerken De primaire watergangen en dijksloten met bijbehorende ondersteunende kunstwerken zijn in beheer van (en onderhoud bij) Delfland. Secundaire watergangen (zoals perceelsloten) zijn niet in beheer van (en onderhoud bij) Delfland. Natuurvriendelijke oever/zone Delfland voert het onderhoud van de natuurvriendelijke oever/zone uit. Dit gebeurt machinaal vanaf de onderhoudsberm die tegen de kruin van de kade wordt aangelegd en vanaf de trekkade aan de overzijde van de watergang met de natuurvriendelijke oever/zone. Daarnaast kan het westelijke deel van de natuurvriendelijke oever/zone ook vanaf het water worden onderhouden. Hiervoor wordt op het meest westelijk deel een boothelling aangelegd. Het onderhoud en het op beoogd profiel houden van watergang en bijbehorende natuurvriendelijke oever/zone voert Delfland uit volgens de Algemene regels natuurvriendelijke oevers. DEFINITIEF versie 30 oktober 2013 rev 3.0 pagina 43 Van 44

53