ONDERWIJSRAAD. No. 37.JU.O. 's-gravenhage, ^ «9art Zijne Excellentie de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen

Transcriptie

1 ONDERWIJSRAAD No. 37.JU.O. 's-gravenhage, ^ «9art 1949 ~~..,_ i^i.n Statenlaan 125 Bericht OD SChril'ven Van29 isovember 194/» Men gelieve bij het antwoord dagtekening u o " " " r»* * " J en nununer Tan dit schrijven te vermelden Hr, I t.afd...h...q..w...- ttetseffiracte: 25 Mei 1948, Br Afd.H.O.W. 3 Juni 1948,Nr , Afd.H.O.w. 20 December 1948,Nr.91.1o8,Afd.H.0.W. Betreffende» Studie in de Sociologie Bij brief van 29 november 1947 deed Uwer Excellenties Ambtsvoorganger aan de Eerste Afdeling van de Onderwijsraad toekomen een afschrift van een schrijven, d.d. 6 October 1947* van de Commissie tot voorbereiding en inrichting van de studie der Sociale Wetenschappen te Utrecht aan Curatoren der Rijksuniversiteit te Utrecht, vergezeld van een ontwerp- wijziging' van de Wet van 22 April 1937, Stbl. Kr. 321, tot wijziging van de Hoger-onderwijswet, en van een ontwerp- regeling voor het candidaats- en doctoraal examen in de sociologie. De Eerste Afdeling verzocht bij brief van 17 Januari 1948 aan Uwer Excellenties Ambtsvoorganger, alvorens haar advies ter zake uit te brengen, de adviezen der Senaten over deze Utrechtse voorstellen te mogen ontvangen. De Afdeling maakte daarbij de opmerking, dat deze voorstellen de kwestie raken van de reorganisatie der universiteiten en van de samenhang der faculteiten. De Afdeling mocht bij schrijven van 25 Mei 1948 en 3 Juni 1948 de adviezen van de Senaten ontvangen, welke adviezen aan Uwe Excellentie hierbij wederom worden aangeboden: Leiden brief van Curatoren van 11 Mei 1948, Nr A Utrecht brief van Curatoren van 13 Mei 1948, Nr / 1096 Groningen brief van Curatoren van 24 Maart 1948, Mr. 47 r Amsterdam ( G.U.) brief v.cur.van 24 Mei 1948, Nr«, 430 ( 1947 ) Amsterdam(V.U.) brief v.cur. van 31 Januari 1948, Mr. 13 Nijmegen brief van Curatoren van 18 Maart 1948, Nr Na kennisneming van deze Senaatsadviezen heeft de Afdeling zich bij brief van 6 Augustus 1948 gewend tot de Senaten der Universiteiten met de vraag, waar ( in welke Eubriek van het Academisch Statuut ) eventueel de studie in de Sociologie zou moeten norden ondergebracht. De Afdeling legde deze vraag ook voor aan de Senaten der Economische Hogeschool te Rotterdam en der E.E. Economische Hogeschool te Tilburg, daaraan toevoegend het verzoek het oordeel van deze Senaten te mogen vernemen over de Utrechtse voorstellen. AAN Zijne Excellentie de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te o- G R A V E N BA G E

2 2. De Afdeling ontving deze Senaatsadviezen van Leiden* brief van 7 Augustus 1948, Nr. 1163/ 4743 Utrecht» 8 September 1948, Nr Groningen» 17 November 1948 Amsterdam ( G.ü.) 13 October 1948, Nr. G 1/5 msterdam ( V.U.) 2 Maart 1949 Nijmegen» 3 December 1948 Rotterdam: 9 Maart 1949, Nr. 267 Tilburg» 18 October 1948 Deze stukken worden in original! hierbij overgelegd. De voorstellen van de Utrechtse Commissie, de daarover uitgebrachte Senaatsadviezen, zomede de nader ontvangen adviezen der senaten, geven de Afdeling aanleiding Uwe Excellentie het navolgende te berichten. Vooreerst moge de Afdeling de opmerking maken, dat de haar in deze stukken voorgelegde vraag opnieuw de urgentie bewijst van de voorstellen, die de Afdeling op 26 November 1948, Nr. 42 R.O., Uwe Excellentie aanbood, tot wijziging van enkele artikelen der Hogeronderwijswet betrekking hebbend op een uitbreiding van het vigerende stelsel van verenigde faculteiten. De Afdeling heeft zich in de eerste plaats de vraag gesteld in welke faculteit of in welke faculteiten de studie in de Sociologie behoort te worden ondergebracht. Mede gelet op de uitgebrachte Senaatsadviezen is de Afdeling van mening, dat deze studie ondergebracht kan worden» 1» in twee verenigde faculteiten, hetzij de verenigde faculteiten der letteren en wijsbegeerte en der rechtsgeleerdheid, hetzij de verenigde faculteiten der letteren en wijsbegeerte en der economische wetenschappen; 2. in de faculteit der economische wetenschappen. Wat de toelating veil deze studie betreft.is de Afdeling van mening dat zowel de einddiploma's Gymnasium À en (o als H.B.S. A en B als voldoende voorbereiding voor deze studie kunnen worden aanvaard..'.'at betreft de door Utrecht voorgestelde regeling van het candidaats- en doctoraal examen adviseert de Afdeling, gelet op de uitgebrachte adviezen, en zich zoveel mogelijk aansluitend bij de in het Academisch Statuut gevolgde terminologie, het navolgende» Niet te smeken van de studie in de Sociologie, maar van de studie in de sociale wetenschappen, hetgeen een ruimer begrip Na 70 en vóór»ibriek VII ia te voegen» C. Stadie iran de soci al e wetenschappen. 70 bis. Het candidaatsexamen omvati il

3 3» 1. beginselen -fam. ù&isociologie; 2. inleiding tot de rechtswetenschap; 3. beginselen der staathuishoudkunde; 4. overzicht van de sociale en economische geschiedenis; 5. inleiding tot de psychologie; 6. inleiding tot de wijsbegeerte. De door Utrecht voorgestelde 70 ter is overbodig, aangezien hetgeen hier wordt voorgesteld valt onder de algemene regeling omtrent de examens en tentamens. 70 ouater te lezen» 70 ter. Het doctoraalexamen omvat als hoofdvak de empirische en wijsgerige sociologie en daarnevens als bijvakken sociale psychologie en sociaal recht, zomede een vak uit de vakken van een of meer faculteiten of verenigde faculteiten, ter keuze van de candidaat, ondar goedkeuring van de faculteit. of verenigde faculteiten. De door Utrecht voorgestelde 70 ouinquies te lezen» 70 qua t er. Het doctoraal examen in de Sociale 'Wetenschappen, afgelegd in de verenigde faculteiten der letteren en wijsbegeerte en der rechtsgeleerdheid, geeft toegang tot de promotie hetzij in de letteren en wijsbegeerte, hetzij in de rechtsgeleerdheid, ter keuze van de candidaat; het doctoraal examen in de sociale wetenschappen, afgelegd in de verenigde faculteiten dar letteren en wijsbegeerte en der economische wetenschappen, geeft toegang tot de promotie hetzij in de letteren en wijsbegeerte, hetzij in de economische wetenschappen, ter keuze van de candidaat; het doctoraal examen inde sociale wetenschappen, afgelegd in de faculteit der economische wetenschappen, geeft toegang tot de promotie in die faculteit. De Afdeling is van mening, dat aan deze examens geen onderwijsbevoegdheid moet worden toegekend. A Namens de Afdeling voornoemd, V^'é-^, Voor zi 11 er, Secretaris

4 MINISTERIE VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN NR.9IIO8 AFD.H.O.W. vgravenhage. 20 December 19^8. BERICHT OP SCHRIJVEN VAN """ 9 '" ev " b " ^ V^TT 0 ^feï. rj Tor» I f 1 R r\r\ *3 rj TJ (\ het onderwerp, de dagteekenlng, her nr. 1 / J an. H-O no (j/ n.u..... van..,.,,, to.,.«.. BETREFFENDE Studie in de sociologie. Aan de Onderwijsraad, Statenlaan 125? 's G RAVENHAGE Bij deze moge ik ü de aanvulling van het academisch statuut betreffende de studie in de sociologie in herinnering brengen. Ik zal het op prijs stellen Uw betrekkelijke advies - kon het zijn spoedig - te ontvangen. De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Voor de Minister, Het wnd.hoofd der Afdeling, Voo» deze «^CLPleirEeel)

5 /uf**ffoày

6 ST ATEN-GENERA AL TWEEDE KAMER Mededeling: dat de vaste Commissie voor de Sociale verzekering heeft bepaald, dat de leden der Kamer ingevolge artikel 54 juncto 32 van het Reglement van Orde schriftelijk hun opmerkingen betreffende het wetsontwerp Wijziging van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 192*2, van de Ziektewet en van de Kinderbijslagwet (1052) aan de commissie kunnen inzenden uiterlijk DINSDAG 14 December a.s., te TWAALF uur; (Voorzitter der commissie is de heer Steinmetz.) dat een voor de leden der Kamer toegankelijke vergadering omtrent bovengenoemd wetsontwerp zal worden gehouden DINSDAG 14 December a.s., te TWEE uur. 10 December 1948.

7 Afschrift Onderwijsraad Nr. 37 H.O. NEDERLANDSCHE ECONOMISCHE HOOGESCHOOL / van 6 Augustus 1948» H.C., betreffende studie in ;i ologi e Rotterdam, 9 Maart 194$ Bij de hierboven aangehaalde brief vroeg U het oordeel van de senaat der Nederlandsche Economische Hoogeschool over voorstellen - tot wij a ging der Hoger Onderwijswet en tot aanvulling van het Academisch Statuut tot de studie in de sociologie, en over de rubriek van het Academisch Statuut, waarin de studie in de sociologie zou moeten worden ondergebracht. Bedoelde voorstellen waren afkomstig van een commissie van de Utrechtse Universiteit tot voorbereiding en inrichting van de studie der sociale wetenschappen; zij zijn vervat in een brief, d.d. 6 October 1947 van die commissie aan curatoren van genoemde Universiteit. De senaat betreurt het, dat de afdoening van dit schrijven door verschillende omstandigheden vertraging heeft ondervonden. Door het lidmaatschap van een zijner leden van de sectie L.O. van de Staatscommissie voor Reorganisatie van het Hoger Onderwijs ia oe Senaat geïnformeerd over de beraadslagingen, die in deze commissie omtrent de toekomstige plaats van de Sociale Wetenschappen in de organisatie van het Hoger Onderwijs, alsmede omtrent de inrichting van oe examens, tot nu toe hebben plaats gevonden. De senaat waardeert het zeer, dat met behoud van de noodzakelijke vrijheid, er naar wordt gestreefd een zekere mate van uniformiteit in de onderling sterk afwijkende studie- programma's, zoals deze in de afgelopen jaren aoor ae verschillende faculteiten en Hogescholen met betrekking tot de studie in de Sociale wetenschappen zijn opgesteld, wordt gestreefd, De senaat ziet in deze gemamenlijke werkzaamheid der verscmllende bi het goekomstig Hoger Onderwijs in de Sociale»vetenschappen betrokkenen een zekere waarborg voor het tot hun recht komen van de verschillende dikwijls uiteenlopende desiderate bij het opnemen van deze wetenschappen in V/et en Academisch Statuut. De thans door de commissie van de Utrechtse Universiteit gedane voorstellen lopen op het werk der Staatscommissie vooruit en indien hieraan gevolg zou worden gegeven, dan zou niet alleen de plaats der Sociale Wetenschappen in de Verenigde Faculteiten der Rechtsgeleerdheid en der Letteren en Bijsbegeerte in de Wet worden vastgelegd, doch bovendien met betrekking tot hetgeen de studie in 2L Sî X l7 e ''^eûfchappen omvat in het Academisch Statuut als het ware een binding plaats vinden, die niet als het resultaat van een zorgvuldig overleg tussen de belanghebbenden kan worden beschouwd. ve senaat van de Necerlandsche Economische Hoogeschool zou dit ten zeerste betreuren. ^r>o+l emeer ï*?*/ 6 Sectie L.O. met voortvarendheid werkzaam is, behoeft naar het de senaat wil voorkomen, niet te worden gevreesd, Aan de Onderwijsraad, Eerste Afdeling Statenlaan 125,

8 2. dat de resultaten van haar werk niet eerlang bij de ingewijden bekend zullen zijn. Mocht alsdan Uw Raad van mening zijn, dat met het opnemen van de Sociale Wetenschappen in de Hoger Onderwijswet niet kan worden gewacht tot het tijdstip, waarop deze wet in haar geheel op de helling komt, dan ware het mogelijk een partiële aanvulling der wet ter hand te nemen, zodra de suggesties van de betrokken Sectie de grondslag voor de wetsvoorstellen kunnen uitmaken. In verband met het bovenstaande geeft de senaat er de voorkeur aan zich te onthouden vanhet leveren Tan beschouwingen omtrent het studieprogram, zoals de Utrechtse commissie dit heeft opgesteld. Hiertoek bestaat te meer aanleiding door de omstandigheid, dat het program van een studierichting in de sociale wetenschappen aan de Nederlandsche Economische Hoogeschool thans nog een punt van overleg in de senaat uitmaakt. De senaat is in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van het schrijven, hetwelk de senaat van de Katholieke Economische Hogeschool in October 1948 over de onderhavige aangelegenheid aan Uw Raad heeft gericht. Hij stelt er prijs op zijn instemming te betuigen met hetgeen in dit schrijven omtrent de rechten der economische Hogescholen met betrekking tot inschakeling bi^ wettelijke regeling der studie in de sociale wetenschappen werd geconstateerd. De Nederlandsche Economische Hoogeschool kan niet alleen wijzen op de instelling ban een staatkundig economische richting in het doctoraal examen in in 1946 is de toestemming verkregen tot het invoeren van een vrije doctorale studie in de sociaal politieke wetenschappen. Tenslotte wordt thans, zoals hierboven reeds gemeld, de inrichting van een afzonderlijke studie in de sociale wetenschappen zeer ernstig overwogen. Door de instelling nà de bevrijding van nieuwe leerstoelen in de bestuurswetenschap, het arbeidsrecht en de sociologie, waarvoor de functionarissen reeds benoemd zijn, naast de reeds langer bestaande leerstoelen in het staatsen adatnistratiefrecht en het volkenrecht wordt het spoedig effectueren der nieuwe studierichtingen mogelijk gemaakt. Het behoeft na het bovenstaande wel nauwelijk betoog, dat de_senaat de opvatting van de senaat van de Katholieke Economische Hogeschool omtrent de plaats van de regeling van de sociale wetenschappen in het Academisch Statuut en de daarbij in geding komende belangen der Economische Hogescholen ten volle deelt» Voor de Senaat, ( w«g») Onleesbaar, Voorzitter ( w.g.) Onleesbaar, Secretaris

9 Po^. S<5 Afschtift Onderwijsraad Nr. 37 H.O. %"%*$*<>' KATHOLIEKE ECONOMISCHE HOGESCHOOL o 0 % Tilburg, 18 October 1948 Aan de Onderwijsraad te f s-g RAVENHAGE Hiermede voldoen wij gaarne aanuw verzoek, d.d. 6 Augustus 1943, Nr. 37 H.O., om ons oordeel kenbaar te maken over de Utreechtse voorstellen tot wijziging der Hoger-onderwijswet en tot aanvulling van het Academisch Statuut met betrekking tot de studie in de Sociologie. Om te beginnen mogen wij Uw aandacht er op vestigen, dat de terminologie, waarvan men zich ten aanxlen van deze studie bedient, nog weinig vaststaand is. Onze Hogeschool heeft haar ingevoerd onder de naam " Sociale Wetenschappen.", Het is ons opgevallen, dat in de toelichting tot de overgelegde voorstellen eveneens herhaaldelijk gesproken wordt over " Sociale v/etenschappen ", terwijl anderzijds ook meerdere malen de haam Studie in de Sociologie "wordt gebruikt. Vo_rts moge er aan herinnerjmrorden, dat zowèè de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam ais de H.K. Universiteit te Nijmegen er de voorkeur aan hebben gegeven de aan haar instellingen mogelijk gemaakte studie aan te duiden als een btudie in de Sociale en Politieke Wetenschappen"....Het komt ons voor, dat eenheid in terminologie wenselijk is en wij zijn dan zeer bepaaldelijk geneigd " Sociale Wetenschappen " te prefereren boven " Spciologie», omdat daardoor tot uiting wordt gebracht dat de studie een complex van wetenschappen omvat, waarvan de Sociologie er slechts één - zij het ook het hoofdvak - is. Naar onze opvattin* worden door de Sociale Wetenschappen de Politieke «S ^ & E P? Û med f*? m yat. Zóu het bij anderen evenwel bezwaar ontmoeten om de dubbele aanduiding "Sociale en Politieke Wetenschappen '» te laten vallen, dan zijn wij bereid om wille van uniformiteit ons daarmede te verenigen. Y" he ï bovensta ande kan reeds blijken - en het was Uw Raad overigens pok zeker met onbekend -, dat de Katholieke Economische S2S! Se 0^ te T^lbur S bijzondere belangen heeft bij de regeling van?^v, S v U ie 1\?^kere? e^ «ia historische rechten kan doen geldlnos inschakeling daarbij. In het algemeen kan gezegd worden, dit de Economische hogescholen bijzondere belangstelling aan dl dag hebben gelegd voor een bredere maatschappelijke oriëntering. Zo helft de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam reeds in 1925 een staatkundig- economische richting in het doctoraal examen ingesteld waarbia een belangrijke plaats aan de politieke wetenschaooen w^d ingeruimd. De Tilburgse Hogeschool heeft van haar oprichtim inl927 SLl* ar 6 e ' ûe studieprogram aandacht besteed aan de Sociale Wetenschappen, hetgeen in 1932 mede aanleiding was tot het toevoegen o^^t 3^0? 11^^8 n0s gebruikelijke naam «Handelshogeschool»?IS IIS f^îeîi*? 11»? 0 esch ol voor economische en Sociale Wetenschapene inluis inhet doctoraal examen een economisch-sociol?gis P * S ffisïs?»^onä^ f em^ t a in * W werd naas * de DesSSnde «isffj"^» Voor Soonomische Wetenschappen een afzonderlijke " Afdeling «voor Sociale Wetenschapoen ingevoerd. De oorichtim v«n het nsuïïïilk*sîa* \ aû 0nZe H?S es^ o1 * et bfschsuwd P worden^li^ neç natuurlijk eindpunt.ener geleidelijke ontwikkeling washalve wiq menen er aanspraak op te mogen maken, dat de reg^inï vas deze zïf X Lrwii n^t nderwij3wet - eû het Acifl-lech St^uu^el^zoda^ige geven 0r eiseû lûitiat "f bereikte niet behoeven prijs te

10 2. Alvorens nader in te gaan op de vraag in welke Rubriek van het Academisch Statuut de studie in de Sociale Wetenschappen naar onze mening behoort te worden ondergebracht, zullen wij thans eerst enige gedachten ontwikkelen over de aard van het studieprogram, mede omdat de opvattingen hierover uiteraard in belangrijke mate beslissend zijn voor de vormen, waarin men zich de wettelijke regeling denkt. Wij zijn stellig van mening, dat de Sociale Wijsbegeerte een belangrijke plaats in het studieprogram, zowel voor het candidaats- als voor het doctoraal examen, behoort in te nemen. Het is ons niet duidelijk, of het ons voorgelegde Utrechtse concept de Sociale Wijsbegeerte buiten beschouwing heeft gelaten aan wel datziq dit vak mede onder de benaming Sociologie begrijpt. In_ieder geval menen wij te mogen stellen, dat deze tak van wiasbegeette van zo essentieel belang is voor de Studie in de bociale Wetenschappen, dat zij men name genoemd in het studieprggram behoort voor te komen. Vervolgens achten wij de studie in de economische vakken - waaronder wij hier voor een deel ook de bedrijfshuishoudkundige vakken wensen te verstaan - van zoveel betekenis voor de studie in de Sociale Wetenschappen, dat wij een grondig onderricht daarin, met name in de candidaatsstudie, voor alle studenten noodzakelijk o?^e2* - ^ M ^ Ï? v f rtui Siug dat degenen, die zich voor deze stjudie-mogelijkheid interesseren, hun toekomst moeten zoeken in de meest verscheiden werkkringen, welke echter vrijwel alle ein behoorlijke economische kennis zullen vereisen. Met enige nadruk willen wij er voorts op wijzen, dat ook op zuiver- weyenschaooeliike gronden d e< economie niet veronachtzaamd mag worden, àlir iuist in het economisch leven de sociale, verschijnselen zich in beïan.a» mate openbaren. Het is intussen'naar onze mining aan enigl twijfel r H ^ n J kruien het kader van de gegeven Slsc ijvll za! r wsrd S en ê voliatn' e ec û me " ten V lle *** de bovengemelde eis Wij hebben ons in het algemeen voorts afgevraagd of de basis voor basis vaa??fï 1Z1J^ e? tudie ia ae So <=iale Wetanschfpoen, welkf basis vóór het candidaatsexamen moet worden eelekd in het Utrechtse voorstel niet at smal is vdtgevalfen?zonderole 5i E ^ e % l l^ P î e *&r rt *«willen dringen, dooi teneinde Uw Raad enig idee te geven in welke richting onze aedachtsn *ZÏ veroorloven wij ons Uw Raad mede te delen, dat het S TilburJse g ' df l Sf?? t f? X? ileq? ede omvat de s00iale»etgeving en öolïtilk ^ Ä ^ n o e m Ä ^ ^ Sociologie» mnji!îv S /" FosIJÏëve en Beschrijvende fcoofdvaf.atfexc'andiaaat Ähfef^i:, 1^^" ü zodat T,Vbehalte Sociale Psychologie o? < MOI t *???» ^3 een onderdeel van hit Richt If v«n S% S r Sr? fl vaa v bijvoorbeeld ook kan kiezen. de Economische vakken daarvoor

11 3. Uit de hiervóór ontwikkelde gedachtengang, welke steunt op de ervaring aan onze Hogeschool, volgt dat de opneming van een stupifc in de Sociale Wetenschappen in het kader der Hogeronderwijswet niet een aangelegenheid is, welke inter- facultair tussen de faculteiten der Rechtsgeleerdheid en der letteren en Vijsbegeerte, met uitsluiting van de faculteit de* Economische Wetenschappen, behoort te worden geregeld. Naar de mening van onze Senaat is het iflan ook onjuist de desbetreffende regeling in het Academisch Statuut te plaatsen vóór Rubriek VII, gelijk het Utrechtse voorstel zou wensen. Wij zouden ons kunnen verenigen met de opneming van 'een nieuwe Rubriek " Studie van de Sociale Wetenschappen ", na Rubriek IX, waarin de examens in de economische wetenschappen zijngeregeld. Daarbij worde tot uitdrukking gebracht, dat de studie berust op een samenwerking tussen de faculteiten der Rechtsgeleerdheid, der Letteren en Wijsbegeerte en der Economische Wetenschappen of tussen twee dier faculteiten, en tevens, dat Bijzondere Economische Hogescholen, welke daartoe een voldoende outillage frezitten, gerechtigd zijn de studie der Sociale Wetenschappen zelfstandig in haar programma op te nemen. Namens de Senaat van de Katholieke Economische Hogeschool, ( w.g. ) Onleesbaar, Rector Magnificus, ( w.g. ) Onleesbaar, Secretaris

12 Afschrift Onderwijsraad Nr. 37 H.O. /V/ %. SENAAT DER R.K. UNIVERSITEIT te RIJWEGEN «P?*,; Nijmegen, 3 December 1948 r^é^f Wilhelminasingel 13 Aan de Eerste Afdeling van de Onderwijsraad, * s- G R A V E N H A G E In antwoord op Uw schrijven, d.d. 6 Augustus 1948, Nr. y? H.O, betreffende de studie in de Sociologie hebben wij de eer U mede Jte delen, dat door de Senaat aer R.K. Universiteit ter zakéx de adviezen zijn ingewonnen van de faculteiten der Éheologie, der Letteren en Wijsbegeerte en der Rechten. Op grond van deze adviezen komt het de Senaat voor, dat de studie der Sociologie, gegeven de huidige status en de onderlinge verhouding der faculteiten, ondergebracht dient te worden ia de Verenigde faculteiten der Letteren en Wijsbegeerte en der Rechten, dus onder Rubriek- VI van het Academisch Statuut. Wij tekenen hierbij aan, dat naar het oordeel van de Senaat der studie in de Sociologie in geen geval buiten de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte geplaatst zou mogen worden, met name met het oog op het belang van de Wijsgerige Sociologie als onderdeel van deze studie. Verder merken wij op, dat aan de R.K. Universiteit sinds kort is opgericht ee n Afdeling voor Politieke en Sociale Wetenschaopea, voorlopig als afdeling bij de juridische faculteit, waarvan het studieprogramma gedeeltelijk samenvalt met het programma, zoals het ontworpen is voor de studie in de Sociologie. Mocht deze Afdeling uitgroeien tot een zelfstandige faculteit, dan zouden wij deze faculteit de aangewezen olaats achten om de studie in de Sociologie onder te brengen. De Rector Magnificus, De Secretaris van de Senaat ( e.g. ) Jansse

13 NIVERSITEIT STERDAM Afschrift Onderwijsraad Nr» 37 H.O. Aan de Onderwijsraad, Statenlaan 125,»S-GRAVENHAGE In antwoord opuw schrijven van 16 Augustus 1948, Nr. 37 H.O. betreffende de studie^in de sociologie, heeft de Senaat der Vrije Universiteit de eer U net volgende te berichten. Op grond van de overwegingen: 1«dat er een nauwe samenhang bestaat tussen de studie der sociaal economische wetenschappen en de sociologie; 2. dat feitelijk de economische faculteit zich steeds meer beweegt in de richting van een faculteit voor economische en sociale wetenschappen, dan wel, uit de economische faculteit ( gelijk zij zelf uit de juiidische is voortgekomen ) rich een faculteit voor sociale wetenschappen afsplitst, welke laatste echter in net Academisch statuut geen afzonderlijke rubriek mxsk vèrat, is de Senaat van oordeel, dat de studie der sociologie gerangschxikt dient te worden onder rubriek IX ( Economie ) van het Academisch Statuut. Nog merkt <Se Senaat op, dat naar zijn mening aan Universiteiten, welke noch een sociale, noch een sociaal - economische faculteit bezitten, de studie der sociologie het best kan worden ondergebracht in de juridische faculteit, c.q* de verenigde faculteiten der rechten en letteren en wijsbegeerte. Voor den Senaat, ( w.g, ) Onleesbaar, Recoor Magnificus ( w.g.) Onleesbaar, Secretaris

14 cv *«Afschrift no.37 HoO. Universiteit van Amsterdam«Oudemanhuispoort 4,Genrum <> Aan de Onderwijsraad,Eerste Afdeling Statenlaan 125» 's-gravenhage* 13 Oct.1948, In antwoord op Uflfschrijven d.da 6 Augustus no«37 HaOa, hebben wij de eer U mede te delen, dat een candidaats en een doctoraal examen in de sociologie, ingericht als door ons in ons sdhrijven van 14 April j al. no aft 1/5 voorgesteld, naar onze mening, zolang een faculteit voor (politieke en )- sociale wetenschappen niet in het Academisch Statuut voorkomt, het best op hun plaats zijn in de Faculteit voor Letteren en 7/ijsbegeerte en dus zouden moeten worden' ondergebracht in RubteLek V van het Academisch Statuut. Er zou dan echter tevens vastgesteld moeten worden, dat deze examens afgelegd kunnen worden door hen, die in het bezit zijn van het einddiploma Gymnasium A of B of het einddiploma H.B.3. A of B«De Senaat der Universiteit van Amsterdam, w.g. ProfaMTaHaSaRoetink Rector Magnificus w.g. Prof.Mr.W # G.Vegting Secretaris van de Senaat,

15 Onderwijsraad Afschrift nr 37 H.O, Senaat rsiteit Groningen 17 November û >rd op schrijven H.O. Aan de Eerste Afdeling van de Onderi.1948 wij«raad, 's-grassithage.. Naar aanleiding van Uw bovenaangehaald schrijven betreffende de studie van de sociologie is de Senaat der Rijksuniversiteit te Groningen op grond van de door haar ontvangen adviezen der belanghebbende Faculteiten van mening, dat de studie van de sociologie het best ware onder te brengen in a rtikel 4 van het Academisch Statuut, na Par. 70 eh vóór rubriek VII, met dien verstande, dat de examens in dit studievak zouden kunnen worden afgelegd of in de Verenigde Faculteiten der Letteren en Wijsbegeerte en der Rechtsgeleerdheid, of in de Verenigde Faculteiten der Letteren en Wijsbegeerte en der Economische Wetenschappen, of - indien dit op den duur mogelijk z ou worden - in de Verenigde Faculteiten der Letteren en Wijsbegeerte, der Rechtsgeleerdheid en der Economische Wetensêha pen«. w.gap.j.enkjrecfebr Magnificus, w.gathac.van Stockum,Secretaris v/d Senaat,

16 Afschrift Onderwijsraad Nr. 37 H.Oa Senaat der Rijksuniversiteit te Utrecht. «< & Utrecht, 8 September 1948 k Onder «rp: I in de Sociologie xhter den Dom 7 terugzending van de bij nevenvermeld schrijven ontvangen bijlage heeft de Senaat der Rijksuniversiteit te Utrecht de eer U het navolgende te berichten. Uit de " Ontwerp-regeling Candidaats- en Doctoraal- Examen in de Sociologie", welke de Commissie tot voorbereiding en inrichting van de studie der Sociale Wetenschappen bij brief van 1 October 1947 aan het College van Curatoren der Rijksuniversiteit te Utrecht deed toekomen ( zie pagina 3 van de bijlage ), blijkt dat men de regeling dacht geplaatst te zien in rubriek Vi van artikel 4 van het Academisch Statuut. Bij brief van 16 Maart 1948, Nr heeft de Senaat mededeling gedaan van de aan hem door de Faculteit der Letteren en Wijsbegeette en door de Faculteit der Rechtsgeleerdheid uitgebrachte prae-adviezen. Beide Faculteiten konden zich verenigen met de gedachte de Studie in de Sociologie onder te brengen in rubriek VI van artikel 4 van het Academisch Statuut. Immers de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte berichtte M dat zij geen bezwaren heeft tegen de door de Commissie voorgestelde wijziging in het Academisch Statuut, maar wel " en de Faculteit der Rechtsgeleerdheid deelde mede " De Faculteit kan zich met de beide voorstellen in het algemeen verenigen, n De Senaat sloot zich bij deze prae- adviezen aan. NAMENS DE SEKAArj DER RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT: De Secretaris: ( w.g.) Prof. Dr. Ha Wagenvoort Aan de Eerste Afdeling van de Ond erwi j sra ad»

17 * <? Afschrift Onderwijsraad Nr. 37 H.O. SENAAT DER RIJKSUNIVERSITEIT TE LEIDEN Cr, V 4748 op Uw brief van.stus 1948, Nr. 37 H.O, Leiden, 7 Augustus 1943 In antwoord op Uw brief van gisteren 'r. 37 H.O. deel ik Uw College het volgende medea Mijn brief Nr, 861/ 4748, die Uw College in Uw brief van gisteren vermeldt, is geschreven ter voldoening aan het verzoek van het College van Curatoren der Rijksuniversiteit te Leiden, dat op 16 December 1947 de Senaat der Rijksuniversiteit te Leiden dezelfde brief van de Commissie teil voorbereiding en inrichting van de studie der sociale wetenschap van 6 October 1947 heeft doen toekomen, die aan Uw brief van gisteren als bijlage toegevoegd is. Brief en bijlagen heb ik destijds aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid en aan de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte om prae- advies gezonden, en zoals Uw College bekend is, heeft de Senaat zich met het prae- advies van laatstgenoemde Faculteit verenigd. De Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte alhier heeft derhalve kennis genomen van het ontwerp- wijziging van het Academisch Statuut, dat als bijlage aan de Utrechtse brief van 60ctober 1947 toegevoegd was. Wegens het ontbreken van andersluidende opmerkingen mag worden aangenomen, dat de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte tegen het in bedoeld ontwerp vervatte Utrechtse voorstel om de geprojecteerde studie in de sociologie een plaats te geven in rubriek VI van het Academisch Statuut C studie in de verenigde faculteiten der rechtsgeleerdheid en der letteren en wijsbegeerte ) geen bezwaar had. En aangezien Rector en Assessoren mij gemachtigd hebben om het Senaatsadvies uit te brengen conform het prae- advies van de Faculteit der Letteren en V/iosbegeerte, moet mijn brief van I5 April 1948, Nr. 861/ 4748 eveneens verstaan worden als impliciet instemming betuigende met dxt deel van het Utrechtse voorstel. A u 4- He, t i 9P reekt vanzeèf, dat deze instemming vrijheid laat om de betrokken paragrafen zo nodig anders te nummeren dan uit het Utrechtse voorstel in kwestie voortvloeit; ik merk dit op met het oog op het eveneens, aanhangig gemaakte voorstel tot wijziging der inooiogische studiën, waarin eveneens een nieuwe parasraaf 70 voorgesteld wordt. Namens de Senaat der Rijksuniversiteit te Leiden. Aan de Voorzitter van de Eerste Afdeling van de Onderwijsraad, Statenlaan 125,