Versie 1.1 April 2006

Transcriptie

1 Versie 1.1 April 2006 Handleiding Thermo/hygrometer HD TQC artikelcode: RV 1200 Wij proberen de kwaliteit van onze producten constant te verbeteren. Hierdoor kunnen verschillen ontstaan tussen de informatie in deze handleiding en het door u gekochte product. We kunnen onjuistheden in deze handleiding niet geheel uitsluiten. Hiervoor onze excuses. Aan de gegevens, afbeeldingen en beschrijvingen in deze handleiding kunnen geen rechten worden ontleend. Wij behouden ons het recht voor om veranderingen en correcties aan te brengen zonder u hiervan op de hoogte te brengen. De laatste versie van de handleiding vindt u op

2 Thermohygrometer HD

3 Bediening en functies HD Aansluiting voor sensoren 8-polige DIN45326 connector. 2. Batterij symbool: weergave van de resterende batterijcapaciteit 3. Functie weergave 4. Secundaire weergave regel 5. DATA/ENTER toets - bij normale werking: weergave van het maximum (MAX), minimum (MIN) en gemiddelde waarde (AVG) van de huidige meting; in menu: bevestigt de huidige selectie. 6. CLR/ESC toets - normale werking: zet de maximum, minimum en gemiddelde waarde van de huidige meting terug naar nul; in menu: zet de met de pijlen ingestelde waarde/voorkeur terug. 7. HOLD/ toets: bij normale werking: zet de weergave vast van de huidige meting; in menu: verhoogt de huidige waarde 8. UNIT/MENU toets - selecteer de meeteenheid; indien tegelijk ingedrukt met de DATA toets: menu openen. 9. REL/ toets - bij normale werking: start de relatieve meting (weergave van het verschil tussen de huidige waarde en de geregistreerde waarde als de toets is ingedrukt) 10. ON-OFF/AUTO-OFF toets - schakelt het instrument aan en uit. Indien tegelijk met de HOLD toets ingedrukt, wordt de automatisch uitschakel functie uitgezet. 11. MAX (maximum waarde), MIN (minimum waarde) and AVG (gemiddelde waarde) symbolen. 12. Hoofdweergave regel. 13. Regel voor symbolen en commentaar

4 INHOUDSOPGAVE 1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN BESCHRIJVING VAN DE FUNCTIES SENSOREN EN METINGEN RELATIEVE LUCHTVOCHTIGHEIDMETING TEMPERATUUR METEN WAARSCHUWINGEN APPARAATMELDINGEN EN -SIGNALEN BATTERIJ SYMBOLEN EN BATTERIJ VERVANGEN WAARSCHUWING BIJ BATTERIJGEBRUIK WENKEN VOOR VEILIG GEBRUIK TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN

5 1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN De Thermohygrometer Model HD is een draagbaar apparaat dat de omgevingstemperatuur en relatieve luchtvochtigheid meet. Het apparaat is uitgerust met een groot LCD display voor een duidelijke leesbaarheid van de gemeten data. De thermohygrometer Model HD meet de temperatuur en relatieve luchtvochtigheid in twee modussen: Met een gecombineerde sensor (Pt100 sensor of thermocouple) voor meting van temperatuur en relatieve luchtvochtigheid; Temperatuurmeting met een dompel-, insteek, of oppervlak sensor. De sensor kan een Pt100 of Pt1000 zijn. Wanneer de gecombineerde vochtigheid/temperatuur sensor is aangesloten, berekent en vertoont het apparaat de volgende gegevens: Absolute luchtvochtigheid; Dauwpunt; Gedeeltelijke dampspanning. De sensoren zijn uitgerust met een automatische detectie module, waarin de kalibratie instellingen van de fabriek al zijn opgeslagen. De beschikbare meeteenheden zijn: 1. %RH % van relatieve luchtvochtigheid 2. g/m 3 Aantal gram damp per kubieke meter droge lucht 3. hpa Gedeeltelijke dampspanning (hpa) 4. Td Dauwpunt ( C or F) 5. C/ F Temperatuur in graden Celsius ( C) of Fahrenheit ( F)*. Met de Max, Min en AVG functies van dit apparaat verkrijgt u respectievelijk de maximum, minimum of gemiddelde waarden. Andere beschikbare functies zijn: De relatieve meting REL; De HOLD functie voor het vastzetten van gegevens; De automatische uitschakelfunctie, die ook kan worden gedeactiveerd

6 2. BESCHRIJVING VAN DE FUNCTIES Het toetsenbord van de Thermohygrometer Model HD is uitgerust met dubbele functie toetsen. Op de toets staat de hoofdfunctie, boven de toets de secundaire functie. Als het apparaat in de standaard meetmodus staat, is de hoofdfunctie actief. In het menu, is de secundaire functie actief. Druk de DATA+UNIT toetsen tegelijk in om het menu te openen. Het indrukken van een toets wordt bevestigd door een korte piep. Wordt een onjuiste toets ingedrukt, dan is een lange piep hoorbaar. Hieronder wordt de werking per toets beschreven. ON-OFF and AUTO-OFF key Deze toets heeft twee functies ON/OFF: ON om het instrument in te schakelen, OFF om het instrument uit te schakelen. Bij het inschakelen worden alle schermonderdelen zichtbaar, waarna een auto-test volgt die onder andere de aangesloten sensor detecteert. Het apparaat staat nu ingesteld voor standaard gebruik. Het volgende wordt weergegeven: mm k µ min 2 3 cm s MIN >>> AUTO/OFF: de Automatische uitschakeling kan worden gedeactiveerd door de HOLD toets ingedrukt te houden als u het apparaat aanzet. Indien er geen sensoren zijn aangesloten bij het inschakelen, wordt u op verschillende manieren gewaarschuwd: De mededelingen "NO_PRBE_SER_NUM" en "ERR" verschijnen en de hoofdweergave regel knippert. Indien de sensor wordt aangesloten op een reeds ingeschakeld apparaat, verschijnt "NEW_PROB_DET" (nieuwe sensor gedetecteerd): Het type sensor wordt gedetecteerd op het moment dat het apparaat wordt ingeschakeld en het apparaat past zijn instellingen hierop automatisch aan. Daarom dient het apparaat opnieuw uit- en aangezet te worden als er een (nieuwe) sensor wordt aangesloten op een ingeschakeld apparaat. Let op! Verwissel de sensoren als het apparaat is uitgeschakeld

7 Zet de automatische uitschakeling uit Het apparaat heeft een automatische uitschakelfunctie, die het apparaat uitschakelt als er gedurende acht minuten geen toets is ingedrukt. Om deze functie te deactiveren drukt u tegelijk de ON/OFF toets en de HOLD toets in. Vergeet in dit geval niet het apparaat uit te zetten met de ON/OFF toets: U ziet aan het knipperende batterijsymbool dat de automatische uitschakelfunctie is gedeactiveerd CLR/ESC toets De "CLR" toets heeft twee functies: CLEAR (CLR): zet de maximum (MAX), minimum (MIN) en gemiddelde (AVG) waarde van de huidige meting terug naar nul. ESC: als het MENU geopend is met de DATA+UNIT toetsen, kunnen met de CLR toets de ingestelde parameters worden geannuleerd. (mogelijkheden zichtbaar via en pijltjes). DATA/ENTER toets De "DATA" toets wordt voor de volgende functies gebruikt: DATA: Door tijdens de normale meting, eenmaal op de toets te drukken, verschijnt de maximum (MAX) waarde van de metingen. Nieuw gemeten waarden worden in de berekening meegenomen; - Door nogmaals op de toets te drukken verschijnt de minimum (MIN) waarde; - Door voor de derde maal op de toets te drukken verschijnt de gemiddelde (AVG) waarde. De meetfrequentie is eenmaal per seconde. Zolang het apparaat aanstaat blijven de MAX, MIN en AVG waarden in het geheugen staan, zelfs na het verlaten van de DATA berekeningsfunctie. Om de gemeten waarden te wissen en een nieuwe meetsessie te starten, houdt u CLR ingedrukt tot FUNC_CLRD in het scherm verschijnt. ENTER: Als het MENU is geopend met de DATA+UNIT toetsen, dan werkt de DATA toets als een enter toets om uw menukeuze te bevestigen. HOLD/ key De "HOLD" key toets wordt gebruikt voor de volgende functies: HOLD: door deze toets in te drukken, wordt de huidige meting vastgezet en de "HOLD" melding verschijnt linksboven in de hoek. Druk opnieuw de HOLD toets in om terug te keren naar de huidige meting. : Als het MENU is geopend met de DATA+UNIT toetsen,, kunt u met de toets de waarde van de gekozen parameter verhogen. Tegelijk ingedrukt met de ON/OFF toets tijdens inschakeling van het apparaat, wordt de automatische uitschakeling gedeactiveerd. (zie ook de beschrijving bij de ON/OFF toets) - 7 -

8 UNIT/MENU toets De "UNIT" toets wordt gebruikt voor de volgende functies: UNIT: door deze toets in te drukken wordt de meeteenheid van de waarde op de hoofdregel geselecteerd: de meeteinheid wordt bovenin weergegeven, de gemeten waarde verschijnt op de hoofdregel in het scherm. Door op de UNIT toets te blijven drukken, verschijnen de beschikbare meeteenheden in de volgende volgorde: 6. %RH % van relatieve luchtvochtigheid 7. g/m 3 Aantal gram damp per kubieke meter droge lucht 8. hpa Gedeeltelijke dampspanning (hpa) 9. Td Dauwpunt ( C or F) 10. C/ F Temperatuur in graden Celsius ( C) of Fahrenheit ( F)*. * gebruik en pijltjes om de temperatuureenheid te veranderen. Bevestig door de UNIT toets in te drukken. Als de meeteenheid na ongeveer 15 seconden stopt met knipperen, is hij ingesteld. MENU: in het menu kunnen twee items worden ingesteld: 1. Sensor type 2. Sensor kalibratie - Het menu wordt geopend door tegelijk de DATA+UNIT toetsen in te drukken: Het eerste item van de in te stellen items wordt nu zichtbaar. - Gebruik de en pijltjes om de instellingen te wijzigen. Druk op DATA/ENTER om de wijziging te bevestigen en door te gaan naar de instellingen van het volgende item. - Druk op CLR/ESC om de wijziging ongedaan te maken. - Druk nogmaals op de UNIT/MENU toets, om het menu te verlaten. REL/ key De "REL" toets wordt gebruikt voor de volgende functies: REL: geeft het verschil weer van de huidige waarde en de geregistreerde waarde, van zowel de luchtvochtigheid, als de temperatuur. Het "REL" bericht staat linksmidden in het scherm. Druk nogmaals op : REL om terug te keren naar de standaardmeting. : Als het MENU is geopend met de DATA+UNIT toets, kan met de toets de waarde van de ingestelde parameter worden verminderd

9 3. SENSOREN EN METINGEN Het apparaat werkt bij gebruik van een gecombineerde vochtigheid/temperatuur sensor en met temperatuursensoren Pt 100 en Pt1000. Het apparaat is uitgevoerd met een microprocessor die de aangesloten sensor herkent en de fabriekskalibratie overneemt. Herkent het apparaat de gebruikte sensor niet, dan kunt u in het Probe type menu handmatig de instellingen wijzigen. Wij raden u aan om voor een betrouwbaar meetresultaat zowel het apparaat als de sensor jaarlijks te laten nakijken en indien nodig opnieuw te laten kalibreren. 3.1 RELATIEVE LUCHTVOCHTIGHEIDMETING Om de meting te verrichten gaat u als volgt te werk: Plaats de sensor in de ruimte waarvan u de parameters wilt meten. Kleine temperatuurverschillen worden bijna direct gemeten en weergegeven. Let op! Houd de sensor weg van bronnen die de meetresultaten kunnen beïnvloeden, zoals, hittebronnen, koelinstallaties, muren, luchtstromen, etc.. Voorkom grote temperatuurverschillen die condensatie kunnen veroorzaken. Kleine temperatuurverschillen worden bijna direct gemeten en weergegeven. Let op! Bij omstandigheden waarin grote temperatuurverschillen voorkomen, is het nodig om de meting uit te stellen tot het moment dat de sensoren en de behuizing de omgevingstemperatuur hebben aangenomen. Dit voorkomt onjuiste meetresultaten. Aangezien de temperatuur de relatieve luchtvochtigheid beinvloedt, is het bij grotere temperatuurschommelingen raadzaam om met de sensor snelle cirkelvormige bewegingen te maken zodat de reactietijd wordt verhoogd. 3.2 Temperatuur meten De temperatuurmeting bij onderdompeling wordt uitgevoerd door de sensor minstens 60 mm in de vloeistof te dompelen. De meetsensor is geplaatst in het eindstuk. Bij temperatuurmeting via een insteeksensor, dient de sensor minstens 60 mm diep in het materiaal te zijn gestoken. De meetsensor is geplaatst in het eindstuk. Let op! Bij het meten van de temperatuur van een bevroren blok is het raadzaam om mechanisch een gat te boren om de sensor in te schuiven. Om een goede oppervlakmeting uit te voeren, moet het oppervlak glad en schoon zijn, en de sensor loodrecht op het oppervlak geplaatst. Om de juiste meetwaarde te verkrijgen, kan het zinvol zijn een laagje olie of hittegeleidende pasta aan te brengen tussen het oppervlak en de sensor. (Geen water of oplosmiddelen gebruiken) Deze methode verbetert eveneens de reactietijd

10 4. WAARSCHUWINGEN 1. Sensoren zijn niet geïsoleerd van hun behuizing: Voorkom contact met actieve delen (boven 48V). Dit kan zeer gevaarlijk zijn voor zowel het apparaat, als de gebruiker, die geëlektrocuteerd kan worden. 2. Stel de sensor niet bloot aan bijtende gassen of vloeistoffen. Reinig de sensor zorgvuldig na iedere meting. 3. Verbuig de sensor connector niet en forceer geen beweging omhoog of omlaag.. 4. Verbuig de contacten niet en forceer niets bij het aansluiten van de sensor aan het apparaat. 5. Verbuig, vervorm de sensoren niet en laat ze niet vallen, aangezien dit onrepareerbare schade kan veroorzaken. 6. Kies altijd de sensor die het meest geschikt is voor de toepassing. 7. Gebruik geen temperatuursensoren nabij bijtende gassen of vloeistoffen. De behuizing van de meetsensor is uitgevoerd in AISI 316 roestvast staal, terwijl de aansluiting is uitgerust AISI 316 roestvast staal met zilver. Vermijd contact tussen het sensor oppervlak en ieder kleverig oppervlak dat deze kan beschadigen of doen corroderen. 8. Bij platina sensoren dienen bij temperaturen boven 400 C en onder 40 C harde schokken en thermische schokken aan platina temperatuursensoren, aangezien dit onherstelbare schade kan veroorzaken. 9. Om betrouwbare meetgegevens te verkrijgen, moeten te snelle temperatuurwisselingen worden voorkomen. 10. Temperatuurmetingen op non-ferro oppervlakken kosten heel veel tijd vanwege de lage warmtegeleiding van non-ferro materialen. 11. Vermijd metingen nabij hoogfrequente bronnen, magnetrons of grote magnetische velden, aangezien deze een onbetrouwbaar meetresultaat kunnen opleveren. Clean the probe carefully after use. 12. Het apparaat is water resistant en IP67, maar dient niet te worden ondergedompeld in water. De sensor connectoren moeten zijn uitgerust met een verzegelde pakking. Mocht het instrument in het water vallen, inspecteer dan of er geen water in de behuizing van de sensor en het apparaat is terechtgekomen. Hanteer het apparaat zo dat er via de connectoren geen water naar binnen kan lekken

11 5. APPARAATMELDINGEN EN - SIGNALEN De onderstaande tabel bevat de meest voorkomende foutmeldingen die het apparaat kan geven en de verklaringen. Melding op scherm >>>_PRBE_TYPE BATT TOO LOW - CHNG NOW CAL LOST ERR FUNC CLRD NEW PROBE DET NO_PRBE_ SER_NUM none OVER PLS_EXIT >>> FUNC RES_FOR_ FACT ONLY PRBE_SER #### #### PROB ERR PROB COMM LOST SYS ERR # Verklaring Dit verschijnt middenin het scherm als een sensor is aangesloten die alleen de temperatuur kan meten. De temperatuur ziet u in de secundaire weergave regel. Type aangesloten sensor. Lege batterij - Vervang deze direct. Programma fout. Verschijnt kort nadat het apparaat is aangezet. Neem contact op met uw leverancier. Verschijnt als de sensor wel is gedetecteerd, maar is losgekoppeld. Het apparaat geeft eveneens een geluidssignaal. max, min en gemiddelde waarden zijn gewist. Verschijnt als een nieuwe sensor wordt aangesloten op een ingeschakeld apparaat. Zet het apparaat uit en weer aan. Het serienummer van de aangesloten probe ontbreekt. Niets geselecteerd. Te hoge meting: wijst erop dat de sensor een waarde meet buiten het meetbereik. Verlaat dit menu door op de ESC toets te drukken >>> functie alleen beschikbaar voor fabriekskalibratie. serienummer #### #### van de aangesloten sensor Een sensor met een SICRAM module is aangesloten. Het apparaat werkt niet in combinatie met deze sensor. Verschijnt als de sensor wel is gedetecteerd, maar is losgekoppeld. Het apparaat geeft eveneens een geluidssignaal. Interne programmafout. Neem contact op met uw leverancier en geef de cijfercode door die op het scherm verschijnt

12 6. BATTERIJ SYMBOLEN EN BATTERIJ VERVANGEN Het batterijsymbool op het scherm geeft constant de batterijstatus weer. Zwart is geladen, wit is ontladen. Is het energieniveau zo laag, dat de batterij vervangen dient te worden, dan gaat het symbool knipperen. Van metingen verricht met een laag energieniveau kan de correctheid niet worden gegarandeerd. De gegevens in het geheugen blijven bewaard. Is de batterijlading ontoereikend, dan verschijnt bij het inschakelen van het apparaat de volgende melding: BATT TOO LOW CHNG NOW Na het daaropvolgende geluiddssignaal, schakelt het apparaat zichzelf uit. Vervang de batterijen als volgt: 1. Zet het apparaat uit; 2. Schroef het batterijdeksel los, tegen de klok in; 3. Vervang de batterijen (3 x 1.5V alkaline batterijen - type AA); 4. Schroef het batterijdeksel vast, met de klok mee. Storing bij aanzetten apparaat nadat batterijen zijn vervangen Na het vervangen van de batterijen kan het voorkomen dat het apparaat onjuist opstart. Verwijder in dat geval de batterijen gedurende enkele minuten zodat het geheel spanningsloos wordt. Plaats daarna de batterijen opnieuw. 6.1 WAARSCHUWING BIJ BATTERIJGEBRUIK Verwijder de batterijen als u het apparaat gedurende een langere periode niet gebruikt. Vervang lege batterijen direct. Vermijd lekkende batterijen. Gebruik lekvrije alkaline batterijen. Er zijn batterijen op de markt met onvoldoende capaciteit

13 7. WENKEN VOOR VEILIG GEBRUIK Geoorloofd gebruik De technische specificaties, zoals beschreven in het hoofdstuk technische eigenschappen moeten worden doorgenomen. Alleen gebruik van het apparaat zoals beschreven in deze handleiding is geoorloofd. Overig gebruik wordt beschouwd als ongeoorloofd. Algemene veiligheidswenken Dit meetinstrument is samengesteld en getest volgens de EN veiligheidsvoorschriften voor elektronische meetinstrumenten. Het heeft de fabriek verlaten in een veilige en betrouwbare technische staat. De vlekkeloze werking en gebruiksveiligheid van het meetsysteem kan alleen worden gegarandeerd als bij het gebruik de algemeen van toepassing zijnde veiligheidsmaatregelen en de specifieke veiligheidsinstructies in deze handleiding in acht worden genomen, alsmede de elektrische en omgevingscondities zoals die staan beschreven in het hoofdstuk technische eigenschappen. Gebruikersverplichtingen De koper van dit meetsysteem moet zich ervan vergewissen dat de volgende regels en richtlijnen in acht worden genomen bij gebruik van gevaarlijke stoffen:: Europese Arbo wetgeving Nationale Arbo wetgeving Veiligheidsvoorschriften

14 10. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN 10.1 TECHNISCHE INFORMATIE OVER DE THERMOHYGROMETER Apparaat Afmetingen (Lengte x Breedte x Hoogte) Gewicht Materiaal Scherm 140 x 88 x 38 mm 160 g (inclusief batterijen) ABS 2x4½ digits met symbolen Zichtbaar gebied: 52 x 42 mm Werk omstandigheden Werktemperatuur C Opslagtemperatuur C Werkende relatieve luchtvochtigheid 0-90%RH zonder condensatie Beschermingsniveau van de omhuizing IP67 Voeding Batterijen 3 1.5V type AA batterijen Autonomie 200 uur met 1800mAh alkaline batterijen Energieverbruik bij uitgeschakeld apparaat < 20 μa Aansluitingen Input voor probes 8-polige male DIN45326 connector Meeteenheden %RH - g/m 3 - hpa - Td - C - F Apparaateigenschappen relatieve luchtvochtigheidmeting Meetbereik 0-100%RH Resolutie 0.1%RH Nauwkeurigheid ±0.1%RH Verloop na een jaar 0.1%RH/jaar Apparaateigenschappen temperatuurmeting Pt100 meetbereik C Pt1000 meetbereik C Resolutie 0.1 C Nauwkeurigheid ±0.1 C Verloop na een jaar 0.1 C/jaar Standaard EMC bepalingen Veiligheid EN , EN level 3 Elektrostatische ontlading EN level 3 Elektrische snel voorbijgaande storing EN level 3, EN level 3 Voltage variaties EN Elektromagnetische interferentie gevoeligheid IEC Elektromagnetische interferentie emissie EN55020 class B