RIGO Research en Advies BV De bewoonde omgeving Vastgoedsturing, financieel

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "RIGO Research en Advies BV De bewoonde omgeving www.rigo.nl. Vastgoedsturing, financieel"

Transcriptie

1 RIGO Research en Advies BV De bewoonde omgeving Vastgoedsturing, financieel

2 De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij RIGO Research en Advies. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldiging en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van RIGO Research en Advies. RIGO Research en Advies aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.

3 RIGO Research en Advies BV De bewoonde omgeving Vastgoedsturing, financieel De samenhang tussen vastgoedsturing en financiële sturing bij woningcorporaties Auteurs Peter van Os Uitgave april 2012 RIGO Research en Advies BV De Ruyterkade AC Amsterdam Telefoon Fax E -mail info@rigo.nl

4

5 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 5 Hoofdstuk 1 Inleiding 7 Hoofdstuk 2 Basisprincipes van financiële sturing bij woningcorporaties Doel en essentie van financiële sturing Relatie tussen financiële en vastgoedsturing De balans van een woningcorporatie De winst- en verliesrekening van de woningcorporatie Overige financiële rapportages 13 Hoofdstuk 3 Waardenbegrippen Actuele waarde Rentabiliteitswaarde Overige waardenbegrippen Enkele waardenbegrippen grafisch weergegeven 23 Hoofdstuk 4 Rendementsbegrippen Een scala van rendementen Direct, indirect en totaal rendement Bruto en netto aanvangsrendement en exit yield Internal Rate of Return (I.R.R) 26 Hoofdstuk 5 De balans Rekenen met de balans De gemiddelde vermogenskostenvoet Rendementseisen en onrendabele top De samenhang tussen kasstromen, waardeveranderingen, winst- en verliesrekening en balans 30 Hoofdstuk 6 Sturen op de vermogensontwikkeling Doel en definitie van het eigen vermogen Normering van het eigen vermogen Het standaard verdienmodel: revolving fund. Transparantiemethodiek Het toezicht van het Centraal Fonds Volkshuisvesting Het verdienmodel in de toekomst 38 Inhoudsopgave

6 Hoofdstuk 7 Sturen op kasstromen Over de bank en hypotheken Waarborgfonds Sociale Woningbouw Van indirecte opbrengst naar directe opbrengst Beïnvloeding van de operationele kasstromen 44 Hoofdstuk 8 Risicomanagement Risico en risicogebieden Risico s in relatie tot vastgoedsturing Het beheersen van risico s 46 Bijlage 1; voorbeeld bedrijfswaardeberekening 49 Bijlage 2: balansberekeningen 50 jlagen Geen inhoudsopgavegegevens gevonden.

7 7 Hoofdstuk 1 Inleiding Het vastgoed heeft, zoals we dat in hoofdstuk 1 van Mensen, Stenen, Geld beschreven hebben, bij woningcorporaties twee functies: het is de drager van de maatschappelijke dienstverlening en tevens het kapitaalgoed dat moet voorzien in een positief b e- leggingsresultaat. Het gaat om één en hetzelfde vastgoed, vastgoedsturing en financiele sturing vormen daarom bij woningcorporaties een Siamese tweeling. In deze notitie bespreken we de basisprincipes van financiële sturing bij woningcorporaties. Allereerst geven we aan wat de samenhang is tussen financiële sturing en vastgoedsturing en beschrijven we een aantal elementaire begrippen: vermogenspositie, kasstromen, waarderingsgrondslagen en rendementen. Om de principes van financiële sturing toe te lichten geven we enkele rekenvoorbeelden. Bij de financiële sturing zijn twee externe partijen van belang: het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV, in de nabije toekomst wellicht Autoriteit Wonen geheten), dat namens de mini s- ter toezicht houdt op de financiële positie van woningcorporaties, en het Waarbor g- fonds Sociale Woningbouw (WSW), dat borgstellingen afgeeft voor het aantrekken van leningen op de kapitaalmarkt. Op dit toezicht respectievelijk deze borgstelling gaan we in deze notitie kort in. Hierbij hebben we beperkt aandacht voor de verandering van wet- en regelgeving die (mogelijk) in het verschiet ligt, en de financiële consequenties hiervan. Tot slot van deze notitie besteden nog in het kort apart aandacht aan risicomanagement. Inleiding

8 8 Hoofdstuk 2 Basisprincipes van financiële sturing bij woningcorporaties 2.1 Doel en essentie van financiële sturing Het doel van financiële sturing bij ondernemingen commerciële zowel als maatschappelijke beperkt zich niet alleen tot de opgave om de financiële continuïteit te waarborgen. Terwijl bij commerciële ondernemingen het behalen van winst de centr a- le bedrijfsdoelstelling is, draait het bij maatschappelijke ondernemingen en dus ook bij woningcorporaties om de bedrijfsmatige continuïteit. Dat wil zeggen: het behalen van voldoende financieel rendement om ook op lange termijn de ondernemingsmissie en de daaruit voortvloeiende maatschappelijke doelstellingen te kunnen realiseren. Sommige activiteiten leveren winst op die vervolgens wordt ingezet voor laag- of nietrenderende activiteiten die van maatschappelijk belang zijn. Net als bij een gewoon, individueel huishouden zijn voor een onderneming (voor alle ondernemingen) twee grootheden in de sturing van eminent belang: de vermogen s- positie en de kasvoorraad. Bij een modaal huishouden ligt het vermogen vast in spaarrekeningen en contracten als levensverzekeringen, maar bij een groot aantal huishoudens vooral in de overwaarde van de eigen woning. Die overwaarde kan van belang zijn voor latere verwachte en onverwachte uitgaven of als pensioenvoorziening als de maandelijkse kasstroom slinkt (AOW plus een klein pensioen in plaats van arbeidsloon). Het saldo van de dagelijkse kasstromen is voor dit huishouden van b e- lang om periodieke verplichtingen na te komen (huur of rente en aflossingen etc.) en om daarnaast nog geld te hebben voor primaire en niet-primaire levensbehoeften. Voor woningcorporatie gelden dezelfde principes: het eigen vermogen is bedoeld om risico s te dekken en tevens om de laagrenderende investeringen te dekken. De netto kasstroom moet daarnaast voldoende zijn voor de dekking van de financierings verplichtingen (rentebetalingen en aflossing van leningen). Het eigen vermogen en de kasvoorraad zijn af uit balans op te maken. De winst- en verliesrekening laat het jaarresultaat zien. Dat resultaat is per definitie gelijk aan de ontwikkeling van het eigen vermogen. 2.2 Relatie tussen financiële en vastgoedsturing De kasstromen vormen het scharnierpunt tussen financiële sturing en vastgoedsturing. Onderstaand schema geeft daar een beeld van. De kasstromen zijn bepalend voor de financieringsruimte te beoordelen door het WSW in verband met de af te geven borgen en voor de waardebepaling van het vastgoed. De vastgoedwaarde is verreweg de grootste activapost op de balans en tezamen met de waarde van het vreemd vermogen bepalend voor de vermogenspositie die door het CFV wordt beoordeeld (aan de hand van de solvabiliteit = het eigen vermogen als fractie van de b a- lanslengte). Vastgoedsturing, financieel

9 9 Vastgoedsturing Portefeuille beleid Facetbeleid Beleid dienstverlening Treasurybeleid beleid Exploiteren Investeren Verkopen Financiering aantrekken activiteiten Kasstromen Bedrijfswaarde Vermogens positie Solvabiliteit middelen Kasvoorraad Rentabiliteits-waarde Financierings-ruimte balans WSW CFV Figuur 1: de re latie tussen vastgoedstu ring en f inancië le stu r ing De kasstromen vloeien voort uit de activiteiten van de woningcorporatie. Iedere activiteit leidt tot een kasstroom. Alle activiteiten hangen direct of indirect samen met de omgang met het vastgoed exploiteren, investeren, desinvesteren of met de financiering van die activiteiten. Al deze activiteiten worden gestuurd door het beleid en de concrete plannen die hieruit voortvloeien: de producten van het beleidsproces (conform de beleidsachtbaan). Dit laatste vastgoedgerelateerd beleid / plannen maken en implementeren / realiseren noemen we vastgoedsturing. Kort gezegd: de kasstromen zijn het financiële gevolg van vastgoedsturing en de ka s- stromen bepalen de financiële positie en vormen dus het aangrijpingspunt voor f i- nanciële sturing. In onderstaande weergave van de beleidsachtbaan is aangegeven wat de aangrijpingspunten in het beleidsproces zijn om financieel te sturen. Basisprincipes van financiële sturing bij woningcorporaties

10 10 Figuur 2: f inanciële stu rin g in de beleidsach tbaan 2.3 De balans van een woningcorporatie De financiële positie en de financiële mogelijkheden zijn direct van de balans en de winst- en verliesrekening van de onderneming af te leiden. De balans betreft de stand van financiële zaken op een bepaald moment (doorgaans de laatste dag van het boe k- jaar) van de woningcorporatie ziet er vereenvoudigd als volgt uit: Tabel 1: de balans van de woningcorpo ratie Activa Vaste activa: Materiële vaste activa Immateriële vaste activa Vastgoedbeleggingen Financiële vaste activa Vlottende activa: Vorderingen Voorraden Liquide middelen Balanstotaal Passiva Eigen Vermogen Voorzieningen Langlopende schulden Kortlopende schulden Balanstotaal Vastgoedsturing, financieel

11 11 De balans kent in principe altijd activa (bezittingen) en passiva (schulden). Beide zi j- den van de balans zijn altijd aan elkaar gelijk; de naam zegt het al. Activa Aan de activakant staan de bezittingen van de woningcorporatie. Daarbij geldt dat de vlottende activa bezittingen zijn die op korte termijn in geld zijn om te zetten (bijv. vorderingen, kasmiddelen en bank- en girosaldi) en vaste activa bezittingen die (pas) op lange termijn liquide zijn te maken. De belangrijkste posten op de activazijde van de balans van de woningcorporatie zijn hieronder toegelicht. De materiële vaste activa en, in enkele gevallen, de vastgoedbeleggingen vormen de grootste posten. Materiële vaste activa Onder materiële vaste activa worden de productiemiddelen opgenomen die voor de woningexploitatie, de levering van zaken en diensten en ten dienste van de exploit a- tie duurzaam worden ontwikkeld en aangehouden. Het betreft voornamelijk de waarde van het vastgoed in exploitatie en in ontwikkeling en de waarde van de eigen hui s- vesting (indien in eigendom). Immateriële vaste activa Omvatten onder meer de bouwclaims van de woningcorporatie. Vastgoedbeleggingen Hieronder vallen onder meer het commercieel vastgoed in exploitatie en onroerende zaken verkocht onder voorwaarden. Financiële vaste activa Onder financiële vaste activa worden financiële belangen opgenomen die bestemd zijn om de uitoefening van de werkzaamheid van de corporatie duurzaam te dienen. Bij woningcorporaties betreft het overwegend deelnemingen in andere rechtspersonen, vorderingen uit hoofde van overheidssubsidies, verstrekte langlopende leningen in het kader van collegiale financiering en leningen aan deelnemingen en beleggingen die duurzaam bestemd zijn om de uitoefening van de werkzaamheid van de corporatie te dienen. Vlottende activa: Vorderingen Debiteuren (te vorderen schulden van onder andere huurders). Voorraden Betreft met name vastgoed dat bestemd is voor verkoop. Liquide middelen Kasgeld (in kas of op rekening). Passiva Betreffen de wijze waarop bezittingen zijn gefinancierd: door middel van vreemd vermogen of door middel van eigen vermogen. De belangrijkste posten op de passivazijde van de balans van de woningcorporatie zijn: Basisprincipes van financiële sturing bij woningcorporaties

12 12 Voorzieningen Het deel van het eigen vermogen dat gereserveerd staat voor toekomstige uitgaven. Gebruikelijk in de sector waren / zijn de reserveringen voor gepland onderhoud (is niet meer toegestaan) en de reserveringen voor de onrendabele toppen van op handen zijnde investeringen. Die laatste voorziening is de facto een onderdeel van het eigen vermogen en moet dus ook bij de berekening van de solvabiliteit bij het eigen vermogen worden opgeteld. Langlopende schulden Schulden met een looptijd langer dan 1 jaar. Kortlopende schulden Schulden met een looptijd korter dan 1 jaar. Eigen vermogen Het eigen vermogen in de jaarrekening van corporaties is het saldo van afzonderlijk gewaardeerde (groepen van) activa en de afzonderlijk gewa ardeerde (groepen van) schulden en overlopende posten. Eigen vermogen is een buffer voor risico s en to e- komstige opgaven. Het eigen vermogen genereert financieel rendement. Rendement (minus inflatie in verband met de waardevastheid van het vermogen) is beschikbaar voor onrendabele uitgaven, mits het eigen vermogen hoger is dan een nader te bep a- len ondergrens i.v.m. risico s en toekomstige opgaven. Voor corporaties geldt dat: Solvabiliteit Het eigen vermogen wordt vaak uitgedrukt in de solvabiliteit; dit is het eigen vermogen in procenten van het totale vermogen (balanstotaal) ultimo het boekjaar. S l b l = B l l 2.4 De winst- en verliesrekening van de woningcorporatie De winst- en verliesrekening laat het financieel resultaat van de onderneming zien behaald in een bepaalde periode, meestal een boekjaar. De winst- en verliesrekening van een woningcorporatie ziet er globaal als volgt uit: Vastgoedsturing, financieel

13 13 Tabel 2: Winst - en ve r liesreken ing van een woningcorporatie Vastgoedbeheer Baat (+) of kost (-) Huurinkomsten Autonome verandering vastgoedwaarde Maatschappelijke beheeruitgaven Onderhoudslasten Overige lasten Resultaat beheer vastgoed + + of Saldo Vastgoedontwikkeling Winst verkoop huurwoningen Winst bouw koopwoningen Onrendabele top nieuwbouw Onrendabele top woningverbetering Resultaat vastgoedontwikkeling Saldo Beheer financiële middelen Rentebaten Rentelasten Autonome ontwikkeling rentabiliteitswaarde Rentabiliteitswaardevoordeel nieuwe leningen Resultaat beheer financiële middelen of - + Saldo Heffingen en belastingen - Jaarresultaat Saldo totaal De kosten en baten beperken zich niet tot kasstromen. Ook autonome waardevera n- deringen dragen bij aan het jaarresultaat en daarmee aan de mutatie van eigen ve r- mogen; het jaarresultaat is per definitie gelijk aan de mutatie van het eigen vermogen. Zo staat er tegenover een investering in nieuw vastgoed als kost een toename van de bedrijfswaarde (van datzelfde vastgoed) als baat. Het verschil tussen beiden is de zogenoemde onrendabele top. Van de investering is alleen deze onrendabele top als kost in de winst- en verliesrekening opgenomen; de rest van de investering valt weg tegen de bedrijfswaarde van het nieuwe vastgoed. De autonome waardeveranderingen hebben betrekking op de bestaande vastgoedportefeuille, de bestaande overige vaste en vlottende activa (zoals de kasvoorraad) en de bestaande leningenportefeuille. Deze waardeveranderingen zijn tevens zichtbaar door de balans aan het begin van het boekjaar te vergelijken met die aan het eind van het boekjaar. 2.5 Overige financiële rapportages Het is gebruikelijk in de corporatiesector om naast de balans en de winst - en verliesrekening nog enkele andere rapportages te verzorgen die inzicht geven in het financ i- Basisprincipes van financiële sturing bij woningcorporaties

14 14 ele reilen en zeilen: een kasstroomoverzicht en een overzicht van waardenmutaties. Minder gebruikelijk maar zeker zo informatief zijn een staat van herkomst en best e- dingen (zie paragraaf 6.3; transparantiemethodiek) en een overzicht van rendementen (zie ook paragraaf Hoofdstuk 4). Al deze overzichten hangen inhoudelijk met elkaar samen. Het voert te ver om die samenhang in dit boek nader toe te lichten. In de bijlage is een voorbeeld van deze samenhang van overzichten opgenomen van een fictieve woningcorporatie met tien woningen in portefeuille. In de excelsheet waaruit deze overzichten voortvlo eien is met behulp van de formules te achterhalen waar deze samenhang uit bestaat. Deze excelsheet is te downloaden op Vastgoedsturing, financieel

15 15 Hoofdstuk 3 Waardenbegrippen Het vastgoed vormt het grootste deel van de bezittingen van de woningcorporatie. De aan het vastgoed toe te kennen waarde is afhankelijk van het doel waarvoor het overzicht van de waarden moet worden opgesteld. Voor een en hetzelfde stukje vastgoed zullen dus meer waarderingen op basis van verschillende waardenbegrippen naast elkaar kunnen bestaan. In deze paragraaf worden de belangrijkste waardenbegrippen toegelicht. 3.1 Actuele waarde De actuele waarde is een wettelijk verankerd begrip dat in het geval van een vastgoedonderneming de waarde van het vastgoed op een bepaalde datum weergeeft. De actuele waarde verschilt volgens de Raad voor Jaarverslaggeving (RJ) per categorie vastgoed. Daarbij wordt het onderscheid gemaakt in sociaal vastgoed als bedrijfsmiddel, sociaal vastgoed als beleggingsobject en commercieel vastgoed. In onderstaand schema is aangegeven in welke situatie welke waarderingsgrondslag wordt aanbev o- len. De keuze tussen sociaal vastgoed als bedrijfsmiddel of als beleggingsobject dient op portefeuilleniveau gemaakt te worden, dus de toegelaten instelling kan niet b e- schikken over een gemengde sociale portefeuille van bedrijfsmiddelen en beleg gingsobjecten. De commerciële portefeuille omvat woningen met een huurprijs hoger dan 652 (prijspeil 2011; de vrije sectorgrens), bedrijfs-onroerend goed en maatschappelijk vastgoed dat niet op de limitatieve lijst behorend bij de Overgangswet 1 voorkomt. Deze commerciële portefeuille betreft de zogenaamde niet-daeb activiteiten. DAEB activiteiten (Diensten van Algemeen Economisch Belang) zijn activiteiten die volgens de Europese regelgeving in aanmerking komen voor staatssteun (zoals de zogenaamde achtervang van de overheid voor de door de woningcorporaties aan te trekken leningen). Met name het sociaal vastgoed als beleggingsobject roept vragen op: de pref e- rente waarderingsgrondslag is de marktwaarde, maar het betreft wel vastgoed waa r- voor op grond van de huurprijs (die lager is dan de vrije sectorgrens) staatssteun mogelijk is. De verwachting is (ultimo 2011) dat verreweg de meeste woningcorporaties het sociale vastgoed als bedrijfsmiddel zullen aanmerken. 1 De overgangswet geeft regels voor de corporatiesector die voortvloeien uit de Europese richtlijnen voor staatssteun. De Overgangswet markeert de overgang naar een nieuwe W o- ningwet waarin tevens de bepalingen ten aanzien van de prestatievelden voor woningcorp o- raties uit het Besluit Beheer Sociale Huursector worden opgenomen. Waardenbegrippen

16 16 Complexen vastgoed Indelen naar typologie Sociaal vastgoed Commercieel vastgoed Indelen naar gebruik Sociaal vastgoed als bedrijfsmiddel Sociaal vastgoed als vastgoedbelegging Bedrijfswaarde Marktwaarde in verhuurde staat Figuur 3: schema ontleen d aan richtlijn 645 van de Raad voo r de Jaarve rslag le g- ging Voor de actuele waarde van woningcomplexen voor zowel bedrijfswaarde als voor de marktwaarde van vastgoed in verhuurde staat geldt dat de waarde de som is van verwachte netto contant gemaakte kasstromen (zie verderop). De waarde op basis van de historische kostprijs In de richtlijn van de RJ komt het begrip historische kostprijs niet voor, hoewel een aanzienlijk aantal corporaties in hun jaarverslag de historische kostprijs als grondslag gebruiken. Nog niet zo lang geleden verplichtte het WSW om de zogeheten minimum waarderingsregel toe te passen. Dat wil zeggen dat op complexniveau de waarde op basis van de historische kostprijs moest worden getoond dan wel de bedrijfswaarde indien deze lager was dan de historische waarde. De waarde op basis van de historische kostprijs betreft de aanschafprijs van weleer, met eventueel tussentijdse investeringsbedragen erbij opgeteld, minus de afschrijvi n- gen die sindsdien hebben plaatsgevonden. In principe wordt jaarlijks 2% van de aa n- Vastgoedsturing, financieel

17 17 schafprijs afgeschreven; uitgangspunt is dat het vastgoed (de woningen) 50 jaar me e- kunnen zonder omvangrijke ingrepen die de aard van het vastgoed veranderen. De historische kostprijs kijkt als het ware terug en zegt derhalve weinig of niets over de toekomstige verdiencapaciteit van het vastgoed en is om die reden in de vastgoedst u- ring van gering belang. Boekwaarde en herwaarderingsreserve De boekwaarde is een verwarring scheppend begrip. Doorgaans wordt hiermee de historische waarde bedoeld, maar in feite is de boekwaarde niets anders dan de waarde waarvoor het activum in de boeken staat. Omdat de historische waarde z o- lang in gebruik was, is de boekwaarde in de corporatiesector hiermee vereenzelvigd. Voor een commerciële onderneming is de marktwaarde de boekwaard e. De herwaarderingsreserve geeft het verschil weer tussen de (hogere) actuele waarde en de waarde op basis van de historische kostprijs. Dit begrip is vaak in oudere jaarverslagen terug te vinden. Netto contante waarde (NCW of discounted cashflow (DCF)) Zowel de bedrijfswaarde als de marktwaarde in verhuurde staat zijn, zoals hiervoor al aangegeven is, gebaseerd op het totaal van netto contant gemaakte, verwachte ka s- stromen. De netto contante waarde van een toekomstige kasstroom is derhalve een cruciaal begrip. De netto contante waarde (NCW) staat voor de huidige waarde van een toekomstige kasstroom. De huidige waarde zal altijd lager zijn dan de toekomst i- ge kasstroom, omdat er sprake is van een waardering van de tijdsfactor; uitstel van consumptie (met behulp van die kasstroom) wordt negatief gewaardeerd. De lagere huidige waarde van de toekomstige kasstroom kan in feite ingewisseld worden voor een lening tegen een rente die gelijk is aan de disconteringsvoet waarmee de netto contante waarde van de toekomstige kasstroom berekend is 2. De disconteringsvoet of discontovoet (opportunity cost of capital) is, met andere woorden, een rendementseis die aan die toekomstige kasstroom wordt verbonden. De NCW van een toekomstige kasstroom wordt als volgt berekend: = ( ) Waarbij t het aantal jaar vanaf nu (t=0) is en de kasstroom het saldo van inkomsten en uitgaven in jaar t. De r staat voor de discontovoet. Bedrijfswaarde De bedrijfswaarde van een woning is gelijk aan de contante waarde van de toekomstige inkomsten (onder andere huren, eventuele bijdragen en overige opbrengsten) verminderd met de contante waarde van de toekomstige uitgaven (onder andere o n- derhoud, beheerkosten, verzekeringen) over de restant levensduur van de woning. De bedrijfswaarde laat de verdiencapaciteit van de woning zien voor de resterende levensduur. De bedrijfswaarde omvat strikt genomen alleen de voortgezette exploitatie in de aangegeven resterende levensduur en dus geen (des)investeringen. Een uitzondering hierop is de keuze van veel corporaties om de verwachte verkoopkasstromen ook in de bedrijfswaarde op te nemen. Dit is toegestaan door het WSW (maar alleen de verkoopkasstromen in de eerste vijf jaar). In de exploitatiewaarde die het CFV be- 2 Rust et al (1995) definieert de netto contante waarde als het bedrag dat nu geïnvesteerd moet worden om het gewenste toekomstige bedrag te realiseren. Waardenbegrippen

18 18 rekent, worden de verkoopkasstromen echter niet meegenomen. In bijlage 1 is een voorbeeld opgenomen van de bedrijfswaardeberekening. Een reële voorspelling van de toekomstige kasstromen is van evident belang. Daarom is het ook van belang om de in een boekjaar gerealiseerde kasstromen in een complex te vergelijken met de kasstroomprognose waarmee in de bedrijfswaarde is gerekend. Hoe beter de kwaliteit van de bedrijfswaarde is, hoe betrouwbaarder de prognose van de financiële positie. De bedrijfswaarde wordt bepaald door de NCW van de verwachte kasstromen. De (NCW van de) kasstromen worden door een groot aantal factoren bepaald. Allereerst door de huidige situatie met betrekking tot de huurprijs (de corporatie moet het huurcontract gestand doen), en voorts voora l door de beleidskeuzen van de corporatie ten aanzien van discontovoet, de resterende exploitatieduur, eventuele verkoop, de streefhuur (huurharmonisatie), kwaliteit en onderhoud en (sociaal ) beheer. Een aantal exogene (niet- of beperkt beïnvloedbare) factoren wordt daarnaast in de berekening door middel van door de corporatie te bepalen parameters weergegeven : Mutatiepercentage Inflatie Kostenstijging Huurontwikkeling ten opzichte van inflatie Ontwikkeling leegwaarde van woningen ten opzichte van inflatie Restwaarde van de grond en eventueel van de opstal Leegstandspercentage Huurderving De disconteringsvoet kan op verschillende manieren gedefinieerd worden. De ROZ/IPD hanteert de volgende definitie (onder andere voor de vaststelling van de Aedex rendementen): disconteringsvoet = risicovrije voet + vastgoedopslag + sectoropslag + objectopslag Daarbij is de risicovrije voet doorgaans het rendement op een tienjarige staatslening of de IRS (interest rente swap) over 10 jaar. De vastgoedopslag heeft betrekking op het risico dat vastgoed heeft ten opzichte van andere beleggingsmogelijkheden. Desectoropslag betreft de risico s die de verschillende sectoren van het vastgoed hebben: kantoren, winkels, woningen en bedrijfspanden. De objectopslag tenslotte betreft de specifieke risico s van het beoogde project. De disconteringsvoet kan ook worden gezien als een afspiegeling van de karakteristieken van een investering waarvoor men gecompenseerd wil worden. In formulevorm: Disconteringsvoet = reëel rendement + verwachte inflatie + risicopremie + premie voor kosten De disconteringsvoet voor de berekening van de bedrijfswaarde is in 2010 door het WSW vastgesteld op 5,25% (was 6%). De opbouw is als volgt: Langetermijn inflatie: 2,00% reële rente op 10 jaar staatsleningen: 2,50% verschil tussen staat en geborgde leningen: 0,50% opslag vanwege overige financieringskosten: 0,25% Vastgoedsturing, financieel

19 19 Deze discontovoet geldt voor de bepaling van de WSW-bedrijfswaarde en de rentabiliteitswaarde over het verslagjaar 2010 en bij de berekening van de exploitatiewaarde van het CFV. De corporatie bepaalt voor het overige in principe zelf de discontovoet. Doorgaans wordt gekozen voor de gemiddelde kapitaalmarktrente over een lange periode plus een beperkte opslag voor risico. Deze discontovoet wordt zowel voor de bedrijfswaardeberekening als voor de berekening van de rentabiliteitswaarde van het vreemd vermogen gebruikt (zie aldaar). Exploitatiewaarde / gecorrigeerde bedrijfswaarde / geüniformeerde bedrijfswaarde (CFV) Het CFV herberekent de bedrijfswaarde die de corporatie via de jaarlijkse gegeven s- opvraag heeft opgegeven. Uitgangspunt bij de herberekening is het doorexploiteren van het vastgoed over de door de corporatie aangegeven resterende levensduur. Het CFV corrigeert de bedrijfswaarde voor onder andere de eventuele verkoopkasstromen (deze worden door het CFV uitgesloten), de disconteringsvoet en andere parameters en de restwaarde van grond en opstal (het CFV rekent met een sociale grondprijs en verdisconteerd tevens de uitplaatsings- en sloopkosten). In onderstaande tabel is een voorbeeld van dergelijke correcties opgenomen en het effect ervan op de bedrijf s- waarde (sectorgemiddelden 2010). Tabel 3: de e xplo ita tie wa arde (C FV ) Opgegeven bedrijfswaarde Discontering 312 Eliminatie verkoopportefeuille Parameters Sectorspecifieke heffing Levensduur - 41 Restwaarde Lastenniveau Totaal effect uniformering Volkshuisvestelijke exploitatiewaarde Het CFV noemt de herberekende bedrijfswaarde de volkshuisvestelijke exploitatiewaarde van het vastgoed en baseert hierop zijn oordeel over de financiële positie van de corporatie. Onrendabele top De onrendabele top van een investering is gedefinieerd als de bedrijfswaarde van het vastgoed bij oplevering minus de totale investering (stichtingskosten of kosten van aankoop). De term onrendabele top is enigszins misleidend. De term geeft aan dat de rentabiliteit (het interne rendement; zie aldaar) van het opgeleverde vastgoed lager is dan de disconteringsvoet die in de bedrijfswaardeberekening als uitgangspunt is genomen. Deze rentabiliteit kan, nominaal of reëel gezien, alsnog positief zijn. Waardenbegrippen

20 20 Beleidswaarde De beleidswaarde is een sectorspecifieke term die nergens anders wordt gehanteerd. Om die reden gebruiken wij die term bij voorkeur niet. De bedrijfswaarde omvat niet alleen de exploitatiekasstromen maar ook alle andere beleidsconforme kasstromen, inclusief die met betrekking tot: Investeringen Desinvesteringen Nieuw huurbeleid Nieuw onderhoudsbeleid De beleidswaarde wordt gebruikt om scenario s voor meerjaren (des)investeringsplannen en beleidsplannen door te rekenen. De beleidswaarde wordt gevormd door alle beleidsconforme kasstromen, dus de waarde betreft ook beleid dat nog niet onomkeerbaar is vastgesteld. De vermogenspositie die op basis van de beleidswaarde wordt berekend is in feite de vermogenspositie die in werkelijkheid wordt bereikt aan het einde van de periode waar het beleid dat is ingerekend, betrekking op heeft (de zichtperiode). Zie als voorbeeld onderstaande grafiek. De beleidswaarde is de waarde waarbij 5 jaar lang verkoopkasstromen zijn ingerekend. De bedrijfswaarde is de waa r- de zonder verkoopkasstromen. In dat laatste geval worden de netto verkoopopbren g- sten (de verkoopopbrengst minus de bedrijfswaarde van de verkochte woning) jaa r- lijks bij het eigen vermogen opgeteld. 29,5% 29,0% 28,5% 28,0% 27,5% 27,0% solvabiliteit o.b.v. beleidswaarde solvabiliteit o.b.v. bedrijfswaarde 26,5% 26,0% begin jaar 1 eind jaar 1 eind jaar 2 eind jaar 3 eind jaar 4 eind jaar 5 Figuur 4: bed rijfswaa rde en bele idswa a rde Het beïnvloeden van de bedrijfswaarde d.m.v. het beïnvloeden van de kasstromen en de parameters De vermogenspositie van de woningcorporatie wordt in belangrijke mate bepaald door de actuele waarde van het vastgoed. Voor het allergrootste deel van de portefeuille wordt de actuele waarde gevormd door de bedrijfswaarde van het vastgoed 3. De bedrijfswaarde wordt op haar beurt weer bepaald door de voorspelde kasstromen 3 Indien de corporatie het vastgoed beschouwt als bedrijfsmiddel. Vastgoedsturing, financieel

21 21 met betrekking tot de exploitatie van het vastgoed. Wijziging van de voorspelde ka s- stromen leidt derhalve tot een wijziging van de vermogenspositie. De prognose van kasstromen is uiteraard altijd met onzekerheden omkleed. De onzekerheden hebben betrekking op het eigen beleid van de woningcorporatie, de omgeving de woningmarkt, het politieke spectrum etc. en de conjunctuur. In de bedrijfswaardeberekening kunnen dergelijke onzekerheden worden ondervangen door te bepalen wat met een bepaalde onzekerheidsmarge (van bijvoorbeeld 5%) de bandbreedten zijn ten aanzien van de kasstromen en de in de berekening opgenomen parameters (zoals inflatie en renteontwikkeling). Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 8.2). In principe worden in de bedrijfswaardeberekening alleen de vastgoedgerelateerde kasstromen opgenomen. Andere kasstromen komen via de winst- en verliesrekening ten laste of ten goede van het eigen vermogen in het jaar dat de kasstroom optreedt. Dat geldt bijvoorbeeld voor de vennootschapsbelasting en heffingen. Vooral deze laatste kasstroom neemt omvangrijke vormen aan; vanaf 2014 zal de co rporaties een heffing van 270 per woning per jaar worden opgelegd ten bate van de dekking van de huurtoeslaguitgaven van het rijk 4. Marktwaarde in verhuurde staat (beleggerswaarde / aedex-waarde / marktwaarde in bewoonde staat (MBS) / uitpondwaarde) De marktwaarde in verhuurde staat ook wel de beleggerswaarde, de aedexwaarde, de marktwaarde in bewoonde staat of de uitpondwaarde genoemd is een waarde die in een vrije onderhandeling tot stand komt. Deze marktwaarde kan voorafgaand aan een eventuele transactie door middel van een taxatie worden geschat. De getaxeerde marktwaarde is, evenals de bedrijfswaarde, een waarde die gebaseerd op de DCF-methode. Deze vorm van marktwaarde kent twee benaderingswijzen: enerzijds de complexgewijze verkoop aan een derde onder de aanname dat die derde gaat uitponden, anderzijds het uitponden door de corporatie zelf. De marktwaarde in verhuurde staat wordt volgens de richtlijnen van de aedex berekend onder de volgende aannamen: De standaard exploitatieperiode is 15 jaar De hoogste van de volgende twee waarden wordt berekend: de waarde bij marktconform doorexploiteren of de waarde bij uitponden aan zittende huurders of bij mutatie Een marktconform huurbeleid Per object geldt een geschatte mutatiegraad in relatie tot het uitponden Een rationeel onderhoud en beheer (vaak op basis van VEX-normen 5 ) Een discontovoet specifiek voor het vastgoedcomplex vastgesteld die afhankelijk is van het risico(gebied) en de marktpositie van het complex Een eindwaarde die wordt vastgesteld met behulp van een exityield (dit is de getaxeerde BAR bij verkoop) Vaak wordt de marktwaarde in verhuurde staat geschat als percentage van de leegwaarde van het object. Dat percentage kan echter door de jaren heen sterk variëren, 4 5 Ter vergelijking: dit bedrag is ca. 10% van de totale uitgave aan beheer en onderhoud bij de gemiddelde woningcorporatie! Uit de jaarlijkse Vastgoedexploitatiewijzer van FGH Vastgoed Expertise. Waardenbegrippen

22 22 afhankelijk van de conjunctuur en de (regionale) vastgoed- of woningmarkt. Eind 2011 lag dit percentage op ca. 65%. Marktwaarde in onverhuurde staat / leegwaarde / vrije verkoopwaarde De marktwaarde in onverhuurde staat betreft de vrije verkoopwaarde van woningen wanneer deze niet (meer) bewoond zijn (vrij zijn van verhuur en gebruik). Het is de waarde die, net als de marktwaarde in verhuurde staat, in een vrije onderhandeling tot stand komt. Ook deze waarde kan worden getaxeerd. De WOZ-waarde (waarde onroerend zaak) is een wettelijke taxatie-uitkomst die de leegwaarde redelijk benadert. 3.2 Rentabiliteitswaarde De rentabiliteitswaarde is de actuele waarde van de lening, dat wil zeggen de som van alle toekomstige kasstromen (rentebepalingen en aflossingen) die uit de leningverplichtingen voortvloeien, teruggerekend naar de waarde nu. Corporaties rekenen hierbij op basis van discontovoet die zij bij de bedrijfswaardeberekening gebruiken. Bij het aantrekken van een nieuwe lening geldt een rentabiliteitswaardevoordeel (RWV) waarbij geldt: RWV = nominale waarde van een lening rentabiliteitswaarde Bij een disconteringsvoet die lager is dan de vastgestelde marktrente van de lening is het rentabiliteitswaardevoordeel positief 6. Dit rentabiliteitswaardevoordeel wordt direct bij het verkrijgen van de lening ten goede gebracht aan het eigen vermogen Overige waardenbegrippen Boekwaarde De boekwaarde is zoals hierboven al gememoreerd niets meer of minder dan de waarde van het vastgoed zoals die in de boeken vermeld staat. Bij de toelichting op de jaarrekening kun je vinden wat de grondslag is voor de boekwaarde. Voor de woningvoorraad van commerciële vastgoedbedrijven is dit de marktwaarde in verhuurde staat. Bij woningcorporaties is dit de bedrijfswaarde of de historische waarde (zie aldaar). WOZ-waarde De WOZ-waarde is de waarde (vrij van huur en gebruik) die de gemeentelijke overheid vaststelt als uitgangspunt voor het bepalen van de onroerendezaakbelasting (ozb), het huurwaardeforfait en de heffing van de waterschappen (zie ook onder marktwaarde). Vervangingswaarde / herbouwwaarde / verzekerde waarde De vervangingswaarde, herbouwwaarde en verzekerde waarde betreffen bedragen die toegepast worden bij de herbouw van de verzekerde onroerende zaken, op dezelfde 6 7 Indien de disconteringsvoet gelijk is aan marktrente van de lening, zal de rentabiliteitswaarde per definitie gelijk zijn aan de nominale waarde. In de nieuwe RJ 645 (van de Raad voor de Jaarverslaglegging, 2011) is gesteld dat op de balans de nominale waarde van een nieuw aangetrokken lening opgenomen moet worden in plaats van de rentabiliteitswaarde. Er is dan geen sprake meer van een eenmalig voordeel. Vastgoedsturing, financieel

23 23 plaats met dezelfde bestemming en op technisch gelijkwaardige wijze doch (exclusief grond en fundering tot de onderkant van de begane grond/keldervloer. Executiewaarde vrij van huur en gebruik/in verhuurde staat / bij eigen gebruik (particulieren) De prijs die bij gedwongen openbare verkoop volgens plaatselijk gebruik bij aanbieding door de meestbiedende gegadigde zou zijn besteed. 3.4 Enkele waardenbegrippen grafisch weergegeven De waarde van het vastgoed is zo blijkt uit het voorafgaande is sterk afhankelijk van de waarderingsgrondslag. De verschillende berekende of getaxeerde waarden kunnen sterk uiteenlopen, zoals blijkt uit de onderstaande grafiek. In de grafiek is een globaal beeld geschetst van de waardeontwikkeling van een willekeurige woning g e- durende de afgelopen 50 jaar (in euro s van nu). Uiteraard verschilt het verloop per woning sterk en is het zeer de vraag of het beeld van de afgelopen decennia voor de toekomst geëxtrapoleerd kan worden, gezien alle onzekerheden op economisch, maatschappelijk en politiek vlak. Figuur 5: waa rdenbegripp en graf isch we ergeg even Toch is bovenstaande grafiek enigszins bedrieglijk. Het klopt dat de bedrijfswaarde van een woning die nu opgeleverd wordt, nog zal toenemen (in dit voorbeeld tot ca ), maar wel onder aanname van diverse parameterwaarden (zie paragraaf 3.1). Belangrijk is de aanname met betrekking tot de inflatie. In het voorbeeld is ui t- gegaan van een inflatie van 2%. Bij een inflatie van 0% is de bedrijfswaarde na 25 jaar veel lager: ca ! 8 Het verschil tussen de diverse parameters (huur- en kostenontwikkeling) en inflatie is gelijk gehouden. Waardenbegrippen

24 24 Hoofdstuk 4 Rendementsbegrippen 4.1 Een scala van rendementen Er is een aantal voor de corporatiesector relevante rendementsbegrippen: Direct, indirect en totaal rendement Bruto en netto aanvangsrendement en exit yield Intern rendement In dit hoofdstuk worden deze rendementsbegrippen nader toegelicht. In het algemeen geldt dat het werken met rendementsgetallen voor - en nadelen heeft. Voordelen: de cijfers brengen de relatieve groei of krimp van de verschillende balansposten in beeld. Nadeel: het zicht op de absolute bedragen verdwijnt. 4.2 Direct, indirect en totaal rendement Rendementscijfers zijn bedoeld om op eenvoudige en vergelijkende wijze de beoogde of gerealiseerde financiële resultaten in beeld te brengen. De algemene definitie luidt als volgt: het rendement R over een bepaald tijdvak is gelijk aan de netto o p- brengst(o) aan het einde van een tijdvak gerelateerd aan het aanvankelijk geïnve s- teerde kapitaal (K). In formule vorm: R = O Deze algemeen geldende rendementsvorm kan verschillende gedaanten aannemen. In de corporatiewereld is een aantal soorten rendement gangbaar; die laten we in deze paragraaf de revue passeren. Direct rendement (DR, Cash Return) Het direct rendement bestaat uit de feitelijke netto kasstroom gedurende een bepaalde periode, afgezet tegen een gemiddeld geïnvesteerd vermogen, in dit geval de waarde van het vastgoed aan het begin van de periode. Er kunnen verschillende waarden gehanteerd worden afhankelijk van de toepassing van het rendement: bedrijfswaarde, marktwaarde etc. R = Indirect rendement (IR, Capital Return) Het indirect rendement geeft de waardeverandering weer gedurende een bepaalde periode afgezet tegen het gemiddeld geïnvesteerd vermogen (de waarde op t=0). R = Totaal rendement (TR, Total Rate of Return) Het TR geeft het totaal rendement op een vastgoedbelegging gedurende een korte periode (meestal 1 jaar). Het totaal Rendement is de som van het directe en indirecte rendement. Vastgoedsturing, financieel

25 25 De formule voor de berekening van het totaal rendement van het vastgoed op basis van de bedrijfswaarde (BW) is: R = R R = B B B B Het totaal rendement op basis van bedrijfswaarde is per definitie gelijk aan de disconteringsvoet waarmee de bedrijfswaarde is berekend. Het totaal rendement op basis van de marktwaarde kent deze rekenkundige relatie niet; het direct rendement van huurwoningen is relatief constant, maar de waardeontwikkeling volgt door de jaren heen vooral de conjunctuur waarbij tevens een grote invloed uitgaat van de financieringsrente. De formule voor het totaal rendement op het vreemd vermogen op basis van de rentabiliteitswaarde (RW) is: R = R R = R R R R 4.3 Bruto en netto aanvangsrendement en exit yield BAR (Bruto AanvangsRendement) Het bruto aanvangsrendement betreft de verhouding tussen de jaarhuur en de marktwaarde in verhuurde staat. In formule: B R = (b ll ) l De totale investering omvat de koopsom + kosten koper + achterstallig onderhoud + de contante waarde van de markthuur minus de contracthuur + de contante waarde van de huurderving door tijdelijke leegstand. NAR (Netto AanvangsRendement) Het netto aanvangsrendement betreft de verhouding van de jaarhuur minus de gemiddelde exploitatiekosten en de marktwaarde in verhuurde staat. In formule: = R (b ll ) l l Exit yield De exityield is de BAR in jaar 16 bij verkoop van het complex in verhuurde staat. In formule: = l Op deze wijze wordt de eindwaarde bepaald aan het begin van jaar 16, dus na 15 jaar exploitatie, in de berekening van de marktwaarde van het woningcomplex in verhuu r- de staat (zie aldaar). Bij een normale exploitatie, zonder tussentijdse investeringen, dient de exityield een veroudering te tonen (door een hogere waarde) in vergelijking met de BAR. Rendementsbegrippen

26 Internal Rate of Return (I.R.R) De zogenoemde onrendabele top is het verschil tussen de (lagere) bedrijfswaarde en de investering. De bedrijfswaarde is de netto contante waarde van de toekomstige kasstromen die wordt berekend met de disconteringsvoet. De disconteringsvoet is de rendementsverwachting bij een alternatieve aanwending van het kapitaal. Te berekenen is bij welke rekenrente de bedrijfswaarde gelijk is aan de investering 9. In formule: ( ) ( ) ( ) = Inv = investering (negatieve kasstroom) K 1 t/m K n = exploitatiekasstromen r = rente (interne rente oftewel de discontovoet) waarbij contante waarde gelijk is de investering. De vastgoedbelegger zal een eis willen stellen aan het te behalen interne rendement. Hoe lager het vereiste rendement, hoe hoger de corresponderende onrendabele top. Grondslag voor de bepaling van het vereiste rendement is de gewenste bijdrage van de investering aan het rendement op het eigen vermogen (zie verderop). 9 Soms wordt ook wel de MIRR gebruikt (modified internal rate of return). De MIRR verdisconteerd negatieve kasstromen met de debetrente en positieve kasstromen met de creditrente. Vastgoedsturing, financieel

27 27 Hoofdstuk 5 De balans 5.1 Rekenen met de balans Investeringen, desinvesteringen en exploitatie-activiteiten hebben uiteraard alle effect op de winst- en verliesrekening en de balans en daarmee op een aantal belangrijke sturingsvariabelen met betrekking tot de vermogensontwikkeling en het kasstroomsaldo. We laten voor de volgende situaties zien wat globaal de effecten zijn: Een investering plus het aantrekken van een lening Een desinvestering Een eenmalige kasuitgave Een jaar lang exploiteren We gebruiken in dit hoofdstuk de bedrijfswaarde als waarderingsgrondslag. In de bijlage zijn voor deze situaties eenvoudige rekenvoorbeelden gegeven ; die bevelen we zeer aan. In die voorbeelden rekenen we met een disconteringsvoet van 6%. Investeren en lenen Het eigen vermogen en de solvabiliteit zullen dalen als gevolg van een investering, evenals de kasvoorraad, vooropgesteld dat de bedrijfswaarde van het nieuwe vas t- goed lager zal zijn dan het investeringsbedrag. Het eigen vermogen daalt met de onrendabele top; de kasvoorraad met het investeringsbedrag minus de aan getrokken lening (de lening zal niet hoger zijn dan het rendabele deel van de investering). De rentelast neemt toe vanwege de lening, maar het direct rendement op het vastgoed eveneens (de portefeuille neemt in omvang toe), waardoor de kasvoorraad na de investering weer wat gaat toenemen. Desinvesteren (verkoop) We gaan uit van de verkoop van een woning. Het eigen vermogen en de solvabiliteit stijgen, evenals de kasvoorraad. Het eigen vermogen stijgt met de verkoopwinst, dat is het verschil tussen de verkoopopbrengst en de bedrijfswaarde van de verkochte woning. De rentelast blijft gelijk, maar het direct rendement op het vastgoed daalt (de portefeuille slinkt) waardoor de kasvoorraad vervolgens weer iets gaat dalen. Dat laatste kan voorkomen worden door de winst uit verkoop te gebruiken om een deel van de leningen af te lossen. Een eenmalige kasuitgave Neem als bijvoorbeeld de jaarlijkse kosten van een huismeester; deze liggen in d e- zelfde orde van grootte al de onrendabele top bij de nieuwbouw van één sociale huurwoning. Het eigen vermogen en de solvabiliteit dalen, evenals de kasvoorraad. De solvabiliteit daalt echter niet zo sterk als bij de investering, want de balansverlenging is minder dan bij een investering (zie het rekenvoorbeeld in de bijlage). De rentelast blijft gelijk en het direct rendement op het vastgoed eveneens. Een jaar lang exploiteren In het rekenvoorbeeld (zie bijlage) gaan we ervan uit dat in het exploitatiejaar 2% van de leningen wordt afgelost, dat het direct rendement op het vastgoed 6% is en dat De balans

28 28 ook het kasgeld rendeert met 6%. De exploitatie zorgt voor een positief rendement op het eigen vermogen van 6%. Dat is logisch want in dit voorbeeld renderen behalve h et vastgoed ook de kasvoorraad en het vreemd vermogen met 6% (de disconteringsvoet is gelijk aan het totaal rendement!). Het rendement op het vastgoed komt in dit rekenvoorbeeld volledig ten goede van de kasvoorraad (het direct rendement is 6%, het indirect derhalve op 0%). Het voorbeeld heeft betrekking op een corporatie waarvan de gemiddelde restant levensduur van het vastgoed rond 25 jaar is; ongeveer het sectorgemiddelde (vandaar ook het indirect rendement van 0%). Indien de aangenomen restant levensduur van het vastgoed langer is, zal het indirecte rendement op basis van bedrijfswaarde pos i- tief zijn (een toenemende bedrijfswaarde derhalve) en het directe rendement daa r- door lager dan de in de bedrijfswaardeberekening gebruikte discontovoet. Bij een kortere restant levensduur geldt uiteraard het omgekeerde. 5.2 De gemiddelde vermogenskostenvoet Het rendement over de som van de activa is gelijk aan het rendement over de som van de passiva. Rendementseisen te stellen aan het vastgoed (de materiële vast e activa) vloeien voort uit het gewenste rendement over het eigen vermogen en het geg e- ven rendement over het vreemd vermogen (de kapitaalmarktrente). Cijfermatig voorbeeld (voor een vereenvoudigde balans): Uitgangspunt: gewenst rendement over het eigen vermogen: 2% (inflatievolgend, dus waardevast); rente extern ingebracht kapitaal: 4,8%. Gegeven is tevens een solvabiliteit van 25% (de verhouding eigen vermogen : vreemd vermogen is 1 op 3). Verder is gegeven dat de liquide middelen belegd zijn tegen een rendement van 4% en 1/10 van de balans vormen. Activa t=1 Passiva t=1 Materiële vaste activa 4,11% 90% Eigen vermogen 2% 25% Liquide middelen 4% 10% Vreemd vermogen 4,8% 75% Balanstotaal 4,1% Balanstotaal 4,1% Het rendement over de passiva is 0,25 x 2% + 0,75 x 4,8% = 4,1%. Het gewenste rendement over de materiële vaste activa (R) is dan met de volgende formule te bepalen: 0,9 x R + 0,1 x 4% = 4,1%. R = 3,7% / 0,9 = 4,11%. De R kan dienen als rendementseis te stellen aan de IRR (zie hierboven). Dat betekent dat een nieuwe vastgoedontwikkeling die voldoet aan deze IRR-eis geen waardekrimp van het eigen vermogen tot gevolg heeft. Het rendement over de passiva (4,1% in dit voorbeeld) wordt ook wel de WACC genoemd: de Weighed Average Cost of Capital oftewel de gemiddelde (of gewogen) vermogenskostenvoet. Vastgoedsturing, financieel

29 Rendementseisen en onrendabele top Het sturen op een rendementseis te stellen aan het vastgoed is een alternatief voor het sturen op de omvang van de onrendabele top. In onderstaande tabel is een voorbeeld opgenomen van rendementseisen voor verschillende productgroepen: Tabel 4: rendementseisen voor p roductg roepen Soort vastgoed Maatschappelijk belang Bijdrage (rendement) aan eigen vermogen Rendementseis Goedkope huurwoning Core business Negatief - 2% 3,25% Bijzondere doelgroep; Opvangcentra; Woonzorgcomplexen Betaalbare huurwoning; Buurt/ wijkgebouw; Starters koopwoning Zeer hoog Nul 3,75% Hoog Inflatie 4,25% Huurwoning < 645; Brede school; Kinderopvang; Buurtwinkel(centra) Gemiddeld Gelijk aan rente vreemd vermogen 5% Gezondheidscentrum; Sporthal/ zwembad; Bibliotheek Commerciële verhuur; Winkels; Fysio/ arts/ apotheek Laag Zeer laag Rente vreemd 5,5% vermogen + 2% Rente vreemd 6,0% vermogen + 4% Er bestaat een rekenkundige relatie tussen het intern rendement en de onrendabele top. De relatie is omgekeerd evenredig: hoe hoger de onrendabele top hoe lager het intern rendement. In onderstaande grafiek is een voorbeeld gegeven. De balans

30 Relatie tussen OT en IRR voor een reeks van aanvangshuren onrendabele top IRR 0,00% 1,00% 2,00% 3,00% 4,00% 5,00% 6,00% ,00% Figuur 6: de re latie tussen de onrendabele top en h et inte rn rendement 5.4 De samenhang tussen kasstromen, waardeveranderingen, winst- en verliesrekening en balans De winst- en verliesrekening en balans zijn rapportages die voortvloeien uit de gebruikelijke systematiek van het dubbel boekhouden. Daarnaast houdt de corporatie enkele hulprekeningen bij: een kasstroomoverzicht, een overzicht van waardemut a- ties en soms een staat van herkomst en bestedingen en een rendementsoverzicht. Deze overzichten zijn onderling als volgt met elkaar verbonden: het saldo van de kasstromen (de mutatie van de liquiditeit) plus de mutatie van de bedrijfswaarde bij elkaar de mutatie van het actief is gelijk aan de mutatie van het eigen vermogen plus de mutatie van de rentabiliteitswaarde bij elkaar de mutatie van het passief. Het jaarresultaat van de winst- en verliesrekening en het saldo van de staat van herkomst en bestedingen zijn eveneens gelijk aan elkaar en aan de mutatie van het eigen vermogen. De mutatie van het eigen vermogen gedeeld door het eigen vermogen aan het begin van het jaar is tot slot gelijk aan het rendement over het eigen vermogen. Vastgoedsturing, financieel

31 31 Hoofdstuk 6 Sturen op de vermogensontwikkeling 6.1 Doel en definitie van het eigen vermogen Het eigen vermogen van de woningcorporatie heeft een tweeledig doel. Enerzijds vormt het eigen vermogen een buffer voor tegenvallers, dat wil zeggen kasstromen die niet zijn voorzien bij de prognose van kasstromen. Anderzijds vormt het rend e- ment op het eigen vermogen de belangrijkste bron voor de bekostiging van laag renderende bestedingen, zoals met name de zogenoemde onrendabele top. Indien bij de prognose van de kasstromen al een marge voor risico s is gehanteerd, is er bij het aanhouden van een eigen vermogen uit oogpunt van risicodekking in feite sprake van een dubbeltelling. De kasstroomprognose zou dan ook de reëel verwachte waarden moeten omvatten. Het eigen vermogen is geen liquide geld, maar in feite een residu: Het eigen vermogen is het verschil tussen de geldelijke waarde van het geleende ( vreemd ) vermogen en de waarde van het actief. De omvang van het eigen vermogen bij een woningcorporatie is voornamelijk afha n- kelijk van de waarde van het vastgoed. Het eigen vermogen ligt dus in hoofdzaak vast in het vastgoed 10. Gegeven de functie van het eigen vermogen risicobuffer en budget voor onrendabele bestedingen is het van belang dat het eigen vermogen in geval van financiële noodzaak uit het vastgoed vrij dat wil zeggen liquide te maken. Als dat vrijmaken beleidsconform kan gebeuren, is de bedrijfswaarde (of preciezer gezegd de beleidswaarde; zie paragraaf 3.3) de relevante grondslag voor de bepaling en normering van het eigen vermogen. Indien het vrijmaken noodzakelijk is onder druk van calamiteiten (zich openbarende risico s) is de marktwaarde van het vastgoed de relevante grondslag om de maximale omvang van de buffer te bepalen. De mark t- waarde is op portefeuilleniveau echter niet beleidsconform. Om die reden zullen we in het vervolg van deze paragraaf steeds van de bedrijfswaarde uitgaan. 6.2 Normering van het eigen vermogen. Het eigen vermogen van een woningcorporatie kent, zoals hierboven aangegeven, een bufferfunctie (ter dekking van risico s) en een bestedingsfunctie voor de bekostiging van financieel onrendabele activiteiten. Een belangrijk deel van de toekomstige onrendabele activiteiten van de corporatie ligt besloten in de fysieke en functionele kenmerken van de vastgoedportefeuille. Dit deel van de investeringsopgave is redeli j- kerwijs te voorspellen en biedt daarmee tevens een grondslag voor de gewenste vermogensontwikkeling. Doorgaans verwerken corporaties alleen de reeds geïdentif i- ceerde investeringsprojecten in de meerjarenbegroting. De investeringsbehoefte van de overige complexen uit de portefeuille, die op lange(re) termijn om een aanpak 10 De mate waarin is afhankelijk van de liquiditeit van de corporatie. Sturen op de vermogensontwikkeling

32 32 vragen, is niet meegenomen. Deze investeringsbehoefte bepaalt mede de gewenste omvang van het eigen vermogen op (middel)lange termijn. Wat de toedeling van beschikbare middelen mede zo ingewikkeld maakt, is dat het verdelingsvraagstuk zich binnen drie dimensies beweegt: behalve de verdeling naar soort activiteit en naar locatie (stad, dorp, buurt, complex) ook een verdeling naar tijdstip van besteding. Het beschikbare budget vormt daarbij de randvoorwaarde. Dit budget is het deel van het eigen vermogen dat niet wordt aangehouden ten behoeve van de dekking van risico s. Maar de omvang van het beschikbare budget is niet co n- stant, zoals bij veel gesubsidieerde instellingen het geval is. Het budget groeit of krimpt in de tijd onder andere als gevolg van de beoogde onrendabele bestedingen. Het eigen vermogen levert rendement op. Dat vloeit voort uit de waardebepaling van het vastgoed van de woningcorporatie. Het is inmiddels goed gebruik om de balan s- waarde van het vastgoed te baseren op de verwachte toekomstige kasstromen (saldo van huurinkomsten minus o.a. onderhoudsuitgaven, exploitatieuitgaven, etc), de bedrijfswaarde derhalve. De kasstromen worden netto contant gemaakt met de zogenaamde disconteringsvoet. Als we voor het gemak ervan uitgaan dat de rente die de woningcorporatie betaalt over het vreemd vermogen gelijk is aan die discontering s- voet en de overige balansposten verhoudingsgewijs marginaal zijn, levert het eigen vermogen per definitie een rendement op dat gelijk is aan de disconteringsvoet. Dit rendement is beschikbaar voor consumptieve aanwending, want de woningcorporatie keert geen dividend aan aandeelhouders uit. Met consumptief is in dit geval bedoeld het bekostigen van onrendabele bestedingen. Het staat de woningcorporatie vrij om meer of minder vermogen dan dit rendement op te offeren aan onrendabele bestedingen. Meer opofferen kan als het eigen ve r- mogen groter is dan de hiervoor genoemde risicobuffer. De consequentie is dat het eigen vermogen krimpt maar ook dat het rendement over het eigen vermogen in het erop volgende jaar kleiner is. Dus het toekomstig budget voor onrendabele bestedi n- gen neemt in dat geval af; de bron droogt gedeeltelijk op. Uiteindelijk blijft de g e- normeerde risicobuffer over en als jaarlijks budget het rendement over dit resterende eigen vermogen 11. Een dergelijk bestedingspatroon hoeft op zichzelf geen probleem te zijn. De vraag is echter of de overbesteding (jaarlijks meer besteden dan het rendement over het e i- gen vermogen) in de pas loopt met de maatschappelijke (volkshuisvestelijke) opgaven op middellange en lange termijn. De woningcorporatie dient steeds een balans te vinden tussen nu of straks geld uitgeven, tussen besteden of sparen, afhankelijk van de ontwikkeling van de maatschappelijke opgaven en behoefte aan middelen die daaruit voortvloeit. We zullen aan de hand van een voorbeeld een rekenmodel presenteren dat inzicht geeft in de vermogensbehoefte /ontwikkeling op de middellange en lange termijn op basis van de maatschappelijke opgaven. Voor de maatschappelijke opgave kijken we in eerste instantie naar de intrinsieke investeringsbehoefte van de vastgoedportefeuille. De bijdragen van woningcorporaties aan het oplossen van maatschappelijke opgaven bestaan uit activiteiten met het vastgoed en activiteiten in of rond het vastgoed (dus met huurders en omwonenden, met de woonomgeving). Gegeven de cijfers van het CFV hebben onrendabele bestedingen voor 80 à 85% betrekking op activiteiten van de 11 De geldontwaarding blijft hier voor de eenvoud buiten beschouwing. In werkelijkheid is het rendement over het eigen vermogen deels ook een inflatievergoeding. Vastgoedsturing, financieel

33 33 eerste soort: renovaties in allerlei vormen, sloop en vervangende nieuwbouw, nieuwbouw op nieuwe locaties en aankoop van vastgoed 12. Het vermogensbeslag wordt dus voor grootste deel bepaald door de (des)investerings behoefte in de vastgoedportefeuille van woningcorporaties. Op basis van onze praktijkervaringen gaan we uit van de stelling dat die behoefte in belangrijke mate door de technische en / of functionele veroudering bepaald wordt en niet door incidentele externe omstandigheden. Immers, de marktveranderingen bepalen de transformatieopgave in d e portefeuille, de veroudering van complexen bepalen welke delen van de portefeuille het eerst voor transformatie in aanmerking komen en de financiële mogelijkheden bepalen met n a- me het tempo waarin de transformatie kan plaatsvinden. De veroudering komt als het goed is in de door de corporatie bepaalde resterende levensduur van het co m- plex tot uitdrukking. Rekenmodel Met behulp van een rekenmodel kan men inzicht krijgen in de vermogensbehoefte op middellange en lange termijn op basis van de kenmerken va n hun vastgoedportefeuilles. Het model maakt gebruik van basisgegevens: de resterende levensduur per w o- ning (zoals vastgelegd in het kader van de bedrijfswaardebereke ningen), het bouwjaar van de woning en het woningtype (met een onderscheid tussen het al of niet grondgebonden zijn; dit kan de woningcorporatie in het model naar wens verfijnen). To e- passing van het rekenmodel omvat de volgende stappen: We stellen per woningtype met behulp van kengetallen een gestileerde investering s- behoefte op van een referentiewoning met daarbij weergegeven de onrendabele d e- len van de investeringen. De onderstaande tabel betreft de kengetallen van het hie r- onder beschreven voorbeeld. Tabel 5: kengeta llen onrendabele toppen Groot onderhoud 1e renovatie 2e renovatie Sloop / nieuwbouw Grondgebonden woning Rond levensjaar Met als onrendabele top Appartement en overig Rond levensjaar n.v.t. 80 Met als onrendabele top n.v.t * De kengetallen voor onrendabele toppen en de timing van investeringen hangen sterk af van de specifieke situatie en locatie. Voor sloop / nieuwbouw ligt de bandbreedte voor onrendabele toppen tussen circa en Dit is mede afhankelijk van de verevening die in een project plaatsvindt door de realisatie van koopwoningen. De corporatie bepaalt in het model met welke kengetallen wordt gerekend. Desgewenst kan in het rekenmodel ook rekening worden gehouden met 12 Centraal Fonds Volkshuisvesting (2008). Sectorbeeld realisaties woningcorporaties, versla g- jaar 2007, Naarden Sturen op de vermogensontwikkeling

34 34 een boveninflatoire ontwikkeling van onrendabele toppen. De hierboven gegeven kengetallen betreffen een representatief praktijkvoorbeeld. Op basis van de bij de eerste stap genoemde kengetallen en de bouwjaargegevens bepalen we de aard van de eerstvolgende ingreep (in het vo orbeeld: groot onderhoud, een grote of kleine renovatie of vervanging) 13. Op basis van de resterende levensduur die voor de woning in het systeem is vastgelegd, bepalen we het jaar van ingreep. We beperken ons tot een zichtperiode van 25 jaar. Verder kijken heeft geen zin, omdat de onzekerheid ten aanzien van de vermogensbepalende factoren veel te groot wordt en er in een zichtperiode van 25 jaar ruim voldoende tijd is om het beleid en het vermogen bij te sturen. Bovendien is de nieuwbouw van nu dan al aan zijn eerste ingreep toe (groot onderhoud). Lopende projecten krijgen projectspecifieke kengetallen, virtuele projecten op lang e- re termijn krijgen de bovenstaande investeringskengetallen. Verkoopwoningen wo r- den apart gelabeld, zonder daarbij onrendabele investeringen in te rekenen. In het model rekenen we alleen met de investeringsbehoefte van de bestaande portefeuille, inclusief vervangende nieuwbouw. Nieuwbouw op nieuwe locaties kan in de berekening meegenomen worden door middel van projectspecifieke gegevens of kengetallen. Vervolgens kunnen we met model de portefeuille doorrekenen. Het resultaat is een prognose van de omvang van de onrendabele bestedingen per jaar. Doorgaans zal het resultaat een zeer fluctuerend beeld van onrendabele bedragen gedurende de zichtperiode te zien geven. Het onderstaande voorbeeld getuigt daarvan. De betre f- fende woningcorporatie heeft in het kader van het strategisch voorraadbeleid recent besloten om de resterende levensduur van veel complexen op minimaal 10 jaar te stellen. Niet alleen om rekentechnische, maar vooral ook om praktische, financiële en organisatorische redenen is het nodig om het beeld van pieken en dalen af te vlakken ( smoothing ). In het rekenmodel kan in overleg met de woningcorporatie voor ve r- schillende methoden van afvlakking gekozen worden, bijvoorbeeld het aantal aanslu i- tende jaren waarin afvlakking plaatsvindt. Met het resultaat in de hand maken we gebruik van de theorie waarop ook de Tran s- parantiemethodiek gestoeld is 14. Kern van de theorie is dat het budget dat de woningcorporatie jaarlijks beschikbaar heeft voor onrendabele bestedingen in principe gelijk is aan het rendement over het eigen vermogen aangevuld met netto verkoopopbren g- sten 15 en het eventuele rentabiliteitswaardevoordeel van nieuwe leningen. Indien het beschikbare budget exact op gaat aan de voorgenomen activiteiten, blijft het eigen vermogen in omvang gelijk. De woningcorporatie kan er uiteraard voor kiezen om, vanwege de maatschappelijke opgaven, behalve het budget ook het eigen vermogen zelf aan te spreken (zodat het eigen vermogen krimpt), maar dan geldt als harde randvoorwaarde dat het eigen vermogen tenminste groter moet zijn dan de risicobu f- fer. Indien juist vermogensaanwas nodig is, dient een deel van het budget in het ve r- mogen achter te blijven. Alternatief is dat de corporatie nieuwe bronnen aanboort; zij beschikt daarbij in principe over twee mogelijkheden: verkoop van extra huurw o- ningen en / of verhoging van de gemiddelde huurprijs. Beide mogelijkheden zullen doorgaans negatieve volkshuisvestelijke consequenties hebben. Indien we er echter van uitgaan dat het eigen vermogen passend moet zijn, is de centrale vraag in de In het model kan rekening gehouden worden met grote complexspecifieke ingrepen die in het recente verleden hebben plaatsgevonden op basis van gegevens van de corporatie. Zie: P. van Os (2006). Handreiking Transparantiemethodiek, SEV, Rotterdam Het netto verkoopresultaat minus de bedrijfswaarde van de verkochte woning. Vastgoedsturing, financieel

35 analyse hoeveel eigen vermogen nodig is, zodat het rendement over het eigen ve r- mogen alle toekomstige onrendabele bestedingen kan dekken. Die vraag is rekenkundig eenvoudig te beantwoorden: het benodigde eigen vermogen is gelijk aan het te dekken onrendabel gedeeld door de gebruikte disconteringsvoet. Hieronder tonen we een voorbeeld van een bestaande woningportefeuille. De resultaten laten we zien in de vorm van een grafiek. In de grafiek zijn de totaalbedragen per jaar voor onrendabele bestedingen opgenomen (de linkeras) alsmede het benodigd eigen vermogen als gemiddelde per woning per jaar (de rechteras). Bij d e berekening van het benodigd eigen vermogen is gebruik gemaakt van een eenvoudige smoothin g- techniek, namelijk het voortschrijdend gemiddelde van de voorliggende 10 jaar. Ter illustratie is ook de trendlijn van de vermogensbehoefte in de grafiek opgenomen som onrendabel benodigd EV per VHE Poly. (benodigd EV per VHE) Figuur 7: onrendabele in v esteringen en het benod ig d eigen ve rmogen We zien als uitkomst een vermogensbehoefte die fluctueert tussen ruim en ruim per woning, ervan uitgaande dat de onrendabele toppen bekostigd worden uit het rendement over het eigen vermogen. Benodigd eigen vermogen per jaar: bij een onrendabel van 6 miljoen euro in een jaar ongeveer het eerste 10- jaars gemiddelde is een eigen vermogen nodig van 6 miljoen gedeeld door 6% (aangenomen als disconteringsvoet) is 100 miljoen euro oftewel euro per woning. Het zwaartepunt van de investeringsopgave ligt in de eerste helft van de zichtperiode. Gemiddeld over de hele periode ligt de vermogensbehoefte op een niveau van ca per woning; iets hoger dan een orde van grootte die uit andere, niet getoonde voorbeelden blijkt. In de eerste tienjaarsperiode ligt de vermogensnorm op ca per woning. In de tweede tienjaarsperiode kan het eigen vermogen weer zakken naar zo n per woning. De hoogte van alle genoemde bedragen is uiteraard sterk afhankelijk van de aannamen t.a.v. gestileerde investeringsbehoefte en onrendabele toppen. De woningcorporatie dient in de komende jaren een beperkte vermogensgroei te realiseren om in de komende 10 jaar de investeringsopgave in de portefeuille te kunnen bekostigen. Extra vermogen is te realiseren door aanvullend verkoopbeleid. Als het vermogen op een niveau van ca per woning moet Sturen op de vermogensontwikkeling

36 36 komen een verhoging van x is in totaal ca. 16 miljoen euro vergt dat een extra verkoopvolume van zo n 160 woningen 16. Een dergelijke verhoging kan in dit voorbeeld tijdelijk zijn: bij aanvang van de tweede tienjaarsperiode kan het gewenste vermogen zoals gezegd op een lager niveau liggen waardoor voortzetting van extra verkoop al tijdens de eerste tienjaarsperiode niet meer nodig is. Het experimentele rekenmodel is bedoeld als hulpmiddel tijdens de strategievorming in het proces van vastgoedsturing. De uitkomst levert inzicht op in de gewenste p lanning van investeringen en in de omvang van het benodigde eigen vermogen gedure n- de een lange zichtperiode. Op grond hiervan kan een woningcorporatie bewuster kiezen voor een strategie van sparen of juist besteden op korte en middel(lange) te r- mijn. Het gebruik van het rekenmodel kent ook enkele neveneffecten. Het versterkt het bewustzijn dat het sturen op (een dynamische ontwikkeling van de) vermogen s- omvang niet alleen vanuit de optiek van treasury en risicomanagement van belang is, maar ook vanuit de optiek van vastgoedsturing. Zo kan de woningcorporatie een beter afgewogen keuze maken ten aanzien van de normering van het eigen vermogen. 6.3 Het standaard verdienmodel: revolving fund. Transparantiemethodiek De in de vorige paragraaf genoemde transparantiemetho diek schetst feitelijk het zogenoemde verdienmodel van de corporatiesector. In de onderstaande figuur wordt dit model samengevat. De derde kolom vormt strikt genomen geen onderdeel van de transparantiemethodiek, maar toont wel de outcome die middels de verandertheorie aan de concrete voorgenomen activiteiten (de output; de middelste kolom) ten grondslag ligt. Uitgangspunt bij de transparantiemethodiek is dat in de bedrijfswaarde (of beleid s- waarde) het vigerende beleid van corporatie in de vorm van ver wachte kasstromen is verwerkt. Die kasstromen hebben, behalve op de lopende exploitaties, ook op aang e- gane verplichtingen in het kader van (des)investeringen betrekking. Contant gemaakte kasstromen die voortvloeien uit de beoogde, maar nog niet definitief vastgestelde beleidsveranderingen met betrekking tot prijsbeleid, onderhoudsbeleid, beheerbeleid en (des)investeringen worden in de kolom bestedingen opgenomen. De eventuele extra afname of toename van het eigen vermogen volgt uit de normering die de co r- poratie ten aanzien van het eigen vermogen op voorhand heeft vastgesteld, rekening houdend met de verwachte geldontwaarding. 16 Gerekend met een netto opbrengst van per woning. Vastgoedsturing, financieel

37 37 Tabel 6: transpa rantieme t hodiek Rendement over het eigen vermogen Input: herkomst budget Output: besteding budget Outcome: beoogde prestaties Rentabiliteitswaardevoordeel nieuwe leningen Winst verkoop huurwoningen Winst bouw koopwoningen Huurpotentie (verschil markthuur en feitelijke huur) Extra afname / toename eigen vermogen Onrendabele top bouw huurwoningen en reno s Leefbaarheid en duurzaamheid Betrekken huurders bij beleid Huurafslag (niet gerealiseerde deel huurpotentie) Grotere slaagkans Meer woongenot Lagere woonlasten Bijdrage aan duurzaamheid Bijdrage aan vitale wijken en dorpen Verkooppotentie Korting bij verkoop Etc. Saldo (extra mutatie eigen vermogen) Onrendabele top wonen, zorg en welzijn Indien in een meerjaren perspectief de bestedingen niet structureel het beschikbare budget overstijgen, is het verdienmodel van de corporatie te continueren. Het eigen vermogen blijft intact en voor zover het de standing investments betreft het rendeert jaarlijks met de toegepaste disconteringsvoet. In de corporatiepraktijk is het echter momenteel in veel gevallen noodzakelijk om het aldus gevormde jaarbudget met verkoopopbrengsten aan te vullen om de gewenste maatschappelijke, laag - renderende bestedingen te kunnen dekken (zie bijlage 2!). Dat zal tot een krimp van de sociale huurportefeuille leiden, indien de corporatie onvoldoende locaties voo r- handen heeft om een compenserend aantal sociale huurwoningen te ontwikkelen. Vaak is een dergelijke krimp aanvaardbaar in het licht van een afnemende vraag naar sociale huurwoningen, maar de ze vraagontwikkeling is conjunctuurafhankelijk, waardoor het risico bestaat dat de corporatie later niet meer in een eventueel aantre k- kende vraag naar goedkope woningen kan voorzien. In dat geval is het verdienmodel niet meer houdbaar en zal de corporatie naar collegiale steun moeten omzien. 6.4 Het toezicht van het Centraal Fonds Volkshuisvesting Het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) is een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) dat namens de minister financieel toezicht houdt op de corporatiesector en op de indiv i- duele woningcorporaties. Daarnaast heeft het CFV ook een saneringstaak, maar die blijft in dit verband buiten beschouwing. Ieder jaar velt het CFV een oordeel over de financiële positie van de woningcorporaties en van de sector als geheel. Het Fonds hanteert daarbij twee beoordelingsmethoden, het continuïteitsoordeel en het solvabiliteitsoordeel. Solvabiliteitsoordeel Met het solvabiliteitsoordeel wordt vastgesteld of de woningcorporatie op basis van Sturen op de vermogensontwikkeling

38 38 voortzetting van het beheer haar verplichtingen kan nakomen. De financiël e effecten van voorgenomen activiteiten na balansdatum blijven hierbij buiten beschouwing. Het solvabiliteitsoordeel is gebaseerd op drie bouwstenen: het volkshuisvestelijk ve r- mogen op balansdatum, het vermogen dat op balansdatum beschikbaar moet zijn om de risico s te kunnen opvangen en het beklemde vermogen (vermogen nodig om structurele uitgaven in het kader van de vennootschapsbelasting en heffingen te kunnen opvangen). Continuïteitsoordeel Met het continuïteitsoordeel wordt vastgesteld hoe in de vijfjaars prognoseperiode de voorgenomen activiteiten zich verhouden tot de financiële mogelijkheden van de woningcorporatie. Het continuïteitsoordeel is gebaseerd op drie bouwstenen: het volkshuisvestelijk vermogen aan het einde van de prognoseperiode, het ver mogen dat aan het einde van deze periode beschikbaar moet zijn om de risico s te kunnen o p- vangen en het beklemde vermogen. Het financiële oordeel over de voorgenomen activiteiten is in feite een oordeel over de passendheid van de voornemens in relatie tot de financiële mogelijkheden. Behalve dat een woningcorporatie ten opzichte van de beschikbare middelen voornemens kan hebben die een te groot beslag leggen op deze middelen, kan het ook zijn dat de woningcorporatie voornemens heeft die te weinig beslag leggen op de beschikbare middelen. De methodiek die het CFV bij het vormen van dit oordeel hanteert is dezelfde als de transparantiemethodiek (zie vorige paragraaf). Aan de hand van het continuïteitsoordeel deelt het CFV de woningcorporaties in in de volgende categorieën: A-corporatie De voorgenomen activiteiten passen bij de vermogenspositie van de corporatie. De corporatie voldoet zowel aan de eis dat de continuïteit voldoende is gewaarborgd, als aan de eis dat ze haar middelen voldoende inzet in het belang van de volkshuisvesting. B1-corporatie In het nader onderzoek is vastgesteld dat de voorgenomen activiteiten de solvabiliteit op middellange termijn (de laatste drie prognosejaren) in gevaar brengen. B2-corporatie In het nader onderzoek is vastgesteld dat de voorgenomen activiteiten de solvabiliteit op korte termijn (de eerste twee prognosejaren) in gevaar brengen. C-corporatie In het nader onderzoek is vastgesteld dat de uitvoering van de beleidsvoornemens van de corporatie leiden tot een onvoldoende inzet van het beschikbare vermogen voor de volkshuisvesting. Er is een onbalans tussen de activiteiten en de financiële mogelijkheden. Met ingang van 2012 wordt deze laatste categorie niet meer geha n- teerd. Uit de rapportages van het CFV blijkt dat het overgrote deel van de woningcorporaties van jaar tot jaar voldoende solvabel is en, vanwege het continuïteitsoordeel, in de A - categorie is ondergebracht. 6.5 Het verdienmodel in de toekomst De transparantiemethodiek illustreert het verdienmodel van de woningcorporat ie: het financieel rendement dat op de reguliere exploitaties wordt behaald, zet de co r- Vastgoedsturing, financieel

39 39 poratie in voor laag of niet-renderende bestedingen. Veranderingen in wet- en regelgeving kunnen een grote invloed hebben op de uitkomsten van dit verdienmodel. Wat dat betreft verkeert de sector ten tijde van het schrijven van deze tekst (en vermoedelijk ook nog als u dit leest) in grote onzekerheden. Al gezegd is dat de sector een flinke heffing in het vooruitzicht is gesteld (van 270 per woning per jaar) ten bate van de overheidsuitgaven in het kader van de huurtoeslag. Al besloten is tot het scheiden van de portefeuille in een zogenaamd DAEB en niet -DAEB deel (zie paragraaf xxx). Maar ook ingrijpender hervormingen vormen onderwerp van debat in en over de sector zoals het uitrollen van het Huur op Maat experiment, het invoeren van een kooprecht voor huurders en het splitsen van de bedrijfskolom in fondsbeheer en a s- setmanagement. Het Huur op Maat (HoM) experiment had als doel om na te gaan of een inkomensafhankelijk huurbeleid, te vormen en uit te voeren door de woningcorporatie, tot meer keuzevrijheid van de huurder, tot een beter functionerende woningmarkt en tot een effectievere besteding van het maatschappelijk gebonden budget van corporaties zou leiden. In het experiment vroegen de deelnemende corporaties bij mutatie de mark t- huur, maar gaven tegelijkertijd aan kandidaat huurders een korting afhankelijk van het inkomen van de huurder. De korting was in dit experiment additioneel aan de huurtoeslag waar de huurder eventueel al recht op had. De resultaten van het experiment zijn positief beoordeeld (Kromhout et al, 2011). Een van de conclusies was dat de salderende huursom voor de meeste van de betrokken corporaties ongeveer gelijk blijft. Slechts een beperkt aantal huurders (13%) kreeg op grond van het inkomen geen korting, waardoor een eventuele daling van de markthuur in de toekomst de verdiencapaciteit van de corporatie niet ernstig zal doen afnemen. Hieruit mag met de nodige voorzichtigheid geconcludeerd worden dat een stelselwijziging conform het HoM-experiment het verdienmodel van corporaties niet zal hoeven schaden. Het eventueel invoeren van het kooprecht voor huurders heeft uiteraard gevolgen voor het verdienmodel. Twee opties hangen boven de markt; de minister moet (per 1 januari 2012) nog een besluit nemen. Optie 1: het kooprecht geldt voor alle huurders in alle corporatiewoningen; optie 2: het kooprecht geldt alleen in een door de corp o- ratie aangewezen (substantieel) deel van de portefeuille. Het kooprecht heeft uiteenlopende volkshuisvestelijke en maatschappelijke gevolgen, maar dit is niet de plaats om deze te bespreken. Dat geldt wel voor de financiële gevolgen. Duidelijk is dat deze gevolgen positief zijn. Dat geldt ook als de corporatie ter compensatie van het verlies van een sociale huurwoning uit de portefeuille een nieuwe sociale huurwoning elders bouwt, mits de onrendabele top niet hoger is dan de winst uit verkoop 17. Wel zal de portefeuille op termijn aanzienlijk krimpen, maar dat hoeft geen afbreu k te doen aan het verdienmodel. Tenslotte nog de eventuele splitsing tussen het fondsbeheer en het assetmanagement. Enkele auteurs pleiten hiervoor (Vlak, 2008; Conijn, 2011). Het vastgoedbedrijf dat verantwoordelijk is voor het assetmanagement ontvangt fondsuitkeringen ten behoeve van de realisatie van maatschappelijke doelen zoals korting op de markthuur, maatregelen in het kader van leefbaarheid etc.. Het fonds is enig aandeelhouder van het vastgoedbedrijf en verlangt een positief dividend dat bekostigd wordt uit het rendement op het eigen vermogen van het vastgoedbedrijf. Het verdienmodel van de woningcorporatie, de fondsbeheerder dus, is zou je kunnen zeggen per definitie in 17 De winst is de verkoopopbrengst minus de bedrijfswaarde van de verkochte woning. Sturen op de vermogensontwikkeling

40 40 stand te houden. Het fonds zal immers niet meer uitkeren dan hij aan divide nd binnen krijgt. Mogelijk verwerft het fonds ook elders nog middelen Volkshuisvestelijke en maatschappelijke gevolgen heeft een dergelijke splitsing uiteraard ook. Voordeel (en doel van de splitsing) is een scheiding van functies, waardoor onder meer de discussie over de marktverstoring door woningcorporaties tot het verleden behoort. Er zouden ook aanzienlijke efficiencywinsten te boeken zijn. Nadeel is dat de afstand tussen de fondsbeheerder en de uitvoeringspraktijk heel groot wordt. De maatschappelijke affiniteit verdwijnt geleidelijk uit de cultuur van de organisatie en derhalve uit de uitvoeringspraktijk. Er wordt mede daardoor een zware wissel getrokken op het (ex ante en ex post) inzichtelijk maken van de kosten èn van de maatschappelijke opbrengst ten behoeve van de afweging en besluitvorming door de fondsbeheerder. De kans bestaat ook dat de maatschappelijke o p- brengst meer het karakter van een gunst (van het fonds) krijgt en minder het karakter van een publiek vastgestelde maatschappelijke opgave. Vastgoedsturing, financieel

41 41 Hoofdstuk 7 Sturen op kasstromen In 2008 schakelde het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)over van een toets van de vermogenspositie op een toets van het jaarlijkse kasstroomsaldo. Dat laatste bleek in de gerezen situatie een kritischer criterium dan de vermogenspositie. Sind s- dien is kasstroom het meest gebruikte (financiële) trefwoord in de corporatiesector. In deze paragraaf gaan we nader in op het fenomeen kasstroom en op de wijze waa r- op sturing op kasstromen plaatsvindt. 7.1 Over de bank en hypotheken In paragraaf 5.1 zagen we dat de exploitatie van het vastgoed kan leiden tot een a f- name van de kasvoorraad terwijl de vermogenspositie tegelijkertijd verbetert. Een kastekort kan uiteraard gecompenseerd worden door het aantrekken van een extra lening, maar de extra verplichtingen die daaruit voortvloeien veroorzaken een nog zwaardere druk op het saldo van kasstromen. De associatie met de financiële positie van een particulier huishouden dringt zich op: de overwaarde in de woning is van weinig nut voor het nakomen van de maandelijkse verplichtingen ten aanzien van de hypotheek. Als de eigenaar-bewoner structureel te weinig verdient, is verkoop van de woning de enige oplossing die resteert. Als de kasstromen structureel tot voldoende saldo leiden zal de financier tevens naar de waarde van het onderpand kijken voordat deze tot financiering kan overgaan. Bij onverwachte tegenslag zal de kasstroom alsnog opdrogen en dient het vastgoed te worden verkocht. De te verstrekken lening mag daarbij niet meer zijn dan x% van de executiewaarde van het vastgoed. Als zowel de kasstroom als de waarde van het onderpand aan de gestelde criteria voldoet, zal de financier een lening willen verstrekken, waarbij de rente die de lener moet betalen tenminste een vergoeding is voor het risico dat de financier loopt en een compensatie voor inflatie. Een woningcorporatie zal natuurlijk wel proberen om een belangrijk deel van de i n- vestering uit eigen middelen te financieren, hetzij uit de operationele kasstroom, hetzij uit de verkoopopbrengsten. Zo voorkomt de corporatie zoveel mogelijk dat de rentelasten toenemen en de operationele kasstroom slinkt 19. De kredietwaardigheid van de leningvrager wordt doorgaans met een rating aan gegeven. Daarbij is de AAA-rating (triple-a) het hoogst haalbare 20. Een enkele corporatie heeft buiten het WSW om (zie volgende paragraaf) een rating aangevraagd. Stadgenoot in Amsterdam heeft als eerste woningcorporatie de AA -rating van het onafhankelijke rating bureau Standard & Poor's gekregen waarmee zij, buiten het WSW om, relatief goedkoop op de kapitaalmarkt kan lenen Vergelijk de eerste som over balansrekenen in de bijlage. De kengetallen na investering zijn bij financiering uit eigen middelen: solvabiliteit = 35,2% (was 34,2%); rentelast = 3,2 (was 3,3); operationele kasstroom = 3,0 (was 2,9). Het WSW beschikt over een triple A rating. Sturen op kasstromen

42 Waarborgfonds Sociale Woningbouw Vrijwel alle corporaties zijn aangesloten bij het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). In 1983 werd WSW opgericht door de Nationale Woningraad (NWR) en het NCIV Koepel voor Woningcorporaties. Het WSW is een private instelling die werkzaam is voor de woningcorporatiesector. Doel van het WSW de toegang tot de kapitaa l- markt te bevorderen voor deelnemende corporaties. Door de zekerheidsstructuur die het WSW biedt kunnen corporaties tegen lage rentes op de kapitaalmarkt geld lenen voor financiering van onroerend goed. Het WSW borgt momenteel een vermogen van ca. 60 miljard euro. De gemiddelde contractrente ligt eind 2011 iets onder de 5%. De aangesloten corporaties dragen individueel bij aan de borgstelling. Daarnaast funct i- oneren de landelijke en de lokale overheden als achtervang. Die achtervang kan men zien als indirecte staatssteun en is als zodanig onderdeel van het debat over het level playing field voor commerciële activiteiten van woningcorporaties. Het WSW velt een oordeel over de financierbaarheid van individuele corporaties. Het fonds kijkt naar een aantal factoren: De financiële positie van een corporatie Een positieve operationele kasstroom voor de komende vijf jaar, inclusief een fictieve aflossing van 2% en een positieve trend in de operationele kasstroom voor de komende vijf jaar. De debt service coverage ratio (DSCR; operationele kasstroom gedeeld door rente plus aflossing) behoort minimaal 1,0 te bedragen. De interest coverage ratio (ICR; operationele kasstroom gedeeld door de re n- te) behoort tenminste 1,3 te zijn. Een totaal bestaand leningenpakket van maximaal 95% van de onderpandswaarde. Een kasstroom uit het maatschappelijk vastgoed van maximaal 10% van de t o- tale kasstroom en een omvang van het actief van maatschappelijk vastgoed van ten hoogste 5% van het totale actief. Een kasstroom uit deelnemingen van maximaal 2% van de totale kasstroom De markt waarin een corporatie opereert Al dan niet stagnatie van verkopen in verband met interne financiering van investeringen. De organisatie en het management van een corporatie De mate waarin sprake is van organisatierisico s. De kwaliteit van beleidsvorming (bijvoorbeeld het al of niet hanteren van b e- leidsscenario s). De kwaliteit van de corporate governance. De risico s en (niet uit de balans blijkende) verplichtingen van een corporatie Op grond van het oordeel gebaseerd op bovenstaande criteria brengt het WSW de woningcorporatie onder in één van de volgende vijf monitorprofielen: Monitorprofiel 1 Bij een corporatie met dit profiel voert de accountmanager in beginsel eens per jaar overleg. Vereiste: operationele kasstromen positief over 5 prognosejaren, inclusief 2% aflossingsfictie, en geen verhoogd markt- of organisatierisico; Vastgoedsturing, financieel

43 43 Monitorprofiel 2 In deze categorie geven specifieke zaken aanleiding tot uitgebreider e informatieuitwisseling. Vereiste: operationele kasstromen n egatief over 5 prognosejaren, positief over de jaren 6 t/m 10, inclusief 2% aflossingsfictie, marktrisico verhoogd, geen verhoogd organisatierisico; Monitorprofiel 3 Een corporatie met dit profiel wordt intensief gemonitord en krijgt maatwerk aang e- boden, omdat een standaardoplossing niet volstaat. Vereiste: operationele kasstr o- men negatief over 10 prognosejaren, inclusief 2% aflossingsfictie. Bedrijfswaarde WSW biedt perspectief, markt- en/of organisatierisico verhoogd; Monitorprofiel 4 Een deelnemer in deze categorie krijgt alleen borging voor herfinanciering, niet voor nieuwe leningen. Vereiste: maatwerk, WSW-deelnemer moet maatregelen nemen om perspectief te creëren; Monitorprofiel 5 Een deelnemer met dit profiel kan niet er op eigen kracht bovenop komen en wordt doorverwezen naar het CFV voor sanering. WSW-borging is alleen mogelijk indien passend binnen de saneringsoperatie. Met behulp van een eenvoudig rekenmodel bepaald het WSW het faciliteringsvolume, dat wil zeggen het bedrag dat in principe door aanvullende leningen gedekt kan worden. In onderstaande tabel is een vereenvoudigd voorbeeld van een dergelijke ber e- kening opgenomen. Verkoop Aangegane investeringsverplichtingen Operationele kasstroom Kas in *De aflossing wordt weer in mindering gebracht van het faciliteringsvolume omdat een woningcorporatie in staat moet zijn om met de operationele kasstroom haar leningenportefeuille binnen 50 jaar af te lossen. 7.3 Van indirecte opbrengst naar directe opbrengst Kas uit Rente Aflossing totaal Faciliteringsvolume Operationele kasstroom Verkoop Lopende verplichtingen Aflossing* totaal Door middel van verkoop wordt de waarde van het vastgoed liquide gemaakt. Woningcorporaties hebben in 2009 en 2010 in toenemende mate gebruik gemaakt van deze verkoopmogelijkheid; de verkoop aantallen zijn sinds 2009 (weer) sterk toeg e- Sturen op kasstromen

44 44 nomen, ondanks de toegenomen problemen met de afzet van koopwoningen als gevolg van de bankencrisis (CFV, 2011). Deze geldbron is uiteraard eindig. De vraag naar huurwoningen zal grenzen stellen aan de mogelijkheid om huurwoningen uit te po n- den. Het gaat daarbij in de huidige marktomstandigheden (we schrijven eind 2011) niet alleen om goedkope huurwoningen, maar in toenemende mate ook om duurdere huurwoningen voor de middeninkomensgroepen die geen woning kunnen en / of wi l- len kopen. Het rijksbeleid is nog steeds gericht op een forse toename van het koopsegment 21, maar het is de vraag of de groeiende mobiliteit van huishoudens in alle domeinen van het leven: werken, wonen, relaties de vraag naar huurwoningen structureel, dus onafhankelijk van conjunctuurschommelingen, zal doen toenemen ten koste van het koopsegment. Het Wooninvesteringsfonds (WIF) speelt een belangrijke rol in het vrijmaken van woningwaarden. Corporaties kunnen woningcomplexen in hun geheel te koop aanbieden aan het WIF. Indien de financiële positie van het WIF het toelaat en er overeenstemming over de prijs wordt bereikt, zal het fonds het complex aankopen om vervolgens tot uitponding over te gaan. Richtsnoer voor de prijs is de marktwaarde in verhuurde staat bij gestanddoening van de lopende huu r- contracten. Doorgaans zal de woningcorporatie het beheer van het complex voortze t- ten tegen een vooraf overeengekomen fee. 7.4 Beïnvloeding van de operationele kasstromen De operationele kasstroom is bepalend voor de financieringsruimte van de wonin g- corporatie. De corporatie kan op allerlei manieren trachten om deze kasstroom te versterken. De belangrijkste te beïnvloeden knoppen zijn de onderhoudskosten en de organisatiekosten en van die laatste met name de personeelskosten. In vergelijking met de commerciële woningbeheerders geven de woningcorporaties veel meer uit aan onderhoud en beheer (30 resp. 33% per woning meer; zie Conijn & Schilder, 2009). Allerwegen (Conijn, 2009) constateert men dat woningcorporaties efficiënter zouden moeten kunnen werken. Een besparing op de kosten van 10% zou de operationele kasstroom van de corporaties al aanzienlijk en in voldoende mate kunnen ve r- beteren. De vraag is in welke mate sprake is van inefficiënties. De hogere kosten ha n- gen immers ook samen met het realiseren van de gewenste en door de corporatie genormeerde kwaliteit van de woning, de woonomgeving en de woondienst. Er zijn echter geen betrouwbare onderzoeksgegevens beschikbaar over de verhouding tu s- sen inefficiënties en bewuste kosten. Dat is onder meer een gevolg van het feit dat de administratie van woningcorporaties niet functioneel of activitiy based is ingericht. Een dergelijke administratie vergt onder andere dat medewerkers tijdschrijven op te onderscheiden activiteiten, maar dat lijkt in de sector nog niet haalbaar. Los van de mogelijke inefficiënties is ook een discussie over de genoemde kwaliteit s- normen relevant. De kwaliteitstandaard die corporaties hanteren ten aanzien van alle mogelijke aspecten van kwaliteit (de technische en de functionele kwaliteit van de woningen, de uitstraling of architectuur, de woonomgeving, de dienstverlening) lijkt hoog. Hoger dan tenminste een aantal segmenten in de doelgroep van de corporatie zou wensen, gegeven het feit dat die huishoudens vooral een lage prijs wensen en daarbij een reële opvatting over de prijs-kwaliteitverhouding hebben. 21 Denk onder meer aan de introductie van het kooprecht dat is opgenomen in het regeera k- koord van Bij het schrijven van deze tekst was nog niet bekend op welke wijze dit recht uitgewerkt zal worden. Zie hiervoor ook de paragraaf over het verdienmodel van woningco r- poraties. Vastgoedsturing, financieel

45 45 Hoofdstuk 8 Risicomanagement 8.1 Risico en risicogebieden Financiële sturing omvat ook aspecten van risicomanagement. Risicomanagement omvat het identificeren, het beoordelen en het waarderen van risico s en het vastste l- len van maatregelen om die risico s te beheersen. Een risico wordt meestal gedefin i- eerd als het gevolg van een actie of besluit maal de kans dat dit gevolg optreedt. Men kan risico s (en dus de gevolgen) accepteren, maar ook op verschillende manieren risico s beheersen: de kans verkleinen dat een gevolg optreedt, de gevolgen beperken of risico s uitbesteden (bij een andere partij onderbrengen). De te nemen maatregelen om risico s te beheersen vallen altijd onder één of meer van deze drie methoden. Het CFV onderscheidt drie risicobronnen: operationele, markttechnische en macro - economische. Risico s kunnen betrekking hebben op alle operationele activiteiten van de organisatie. Het gaat daarbij niet alleen om risico s die voortvloeien uit operati o- nele fouten, nalatigheid e.d., maar ook om externe operationele factoren zoals agre s- sieve klanten, ondeugdelijk gereedschap, verborgen gebreken 22 enzovoorts. De belangrijkste operationele risicogebieden bij de woningcorporatie zijn: exploitatieactiviteiten, dat wil zeggen activiteiten in het kader van onderhoud, sociaal beheer, verhuur, incasso; investeringsactiviteiten zoals nieuwbouw, renovatie, sloop; treasury- en beleggingsactiviteiten. Ook op tactisch en strategisch niveau kan sprake zijn van risico s. Deze vloeien voort uit de markttechnische en de macro-economische bronnen. De economie kan omslaan, de woningmarkt kan van kleur verschieten evenals de kapitaalmarkt ene (het beleid van) de regering of van gemeentebesturen. Er zijn ook minder voor de hand liggende exogene bronnen van risico; het CFV noemt ze niet, maar zelfs natuurrampen kunnen grote gevolgen hebben voor woningcorporaties; denk aan het buiten de o e- vers treden van de grote rivieren. Niet alleen de bronnen vormen een risicofactor, maar ook de wijze waarop de corporatie zichzelf inzicht verschaft in die bronnen en de analyse-uitkomsten interpreteert. De kwaliteit van de beleidscyclus derhalve. De gevolgen van risico s kunnen divers zijn: hogere kosten en lagere opbrengsten, maar ook uitloop van werkzaamheden, schadeclaims, aantasting van veiligheid of gezondheid, afnemende arbeidsproductiviteit etc.. Vrijwel al deze risico s zijn uiteindelijk in geld of liever gezegd in kasstromen uit te drukken, immers een risico is hebben we gedefinieerd als kans x (financieel) gevolg. Maar ook de genoemde beheersingsmethoden kosten geld. Het is dus de vraag welke beheersingsmethode inclusief het accepteren van het risico de laagste kosten met zich mee brengen. 22 Een bekend en bijzonder voorbeeld is het asbest dat in grote hoeveelheden in de SS Ro tterdam werd aangetroffen. Risicomanagement

46 Risico s in relatie tot vastgoedsturing We beperken ons zonder volledig te willen zijn tot de meest voorkomende, hierboven al genoemde risicobronnen die een belangrijk effect kunnen hebben op de kasstromen. Stagnatie van de doorstroming op de woningmarkt. Afzetproblemen op de woningmarkt en de markt voor bedrijfsonroerend goed. Kostenstijgingen met betrekking tot materialen, grondstoffen en andere ko s- ten in de bouwkolom. Verandering van regelgeving en het introduceren van extra heffingen of bela s- tingen. Besluiten van lokale overheden met kostenconsequenties. Rentefluctuaties op de kapitaalmarkt en beperking van financieringsmogelijkheden. Interne fouten in onderzoek, beleids- en planvorming, afweging en besluitvorming. Interne fouten in operationele processen. Bouwfouten of gebreken in het bestaand vastgoed die onverwacht aan het licht treden. Misstappen of onvoorziene ontwikkelingen in reorganisatieprocessen, fusies, systeemveranderingen etc. Misstappen van collega-corporaties waardoor er sprake kan zijn van solidariteitsheffingen. Calamiteiten. Uit deze onvolledige opsomming wordt duidelijk dat risico s zich in vele gedaanten kunnen aandienen. Het is daarom noodzakelijk om in elke stap van de beleidsach t- baan naast een volkshuisvestelijke en financiële check ook een risicocheck uit te voeren. Een dergelijke check gaat steeds vergezeld van een of meer beheersingsmaa t- regelen, indien er veranderingen optreden in het risicoprofiel. 8.3 Het beheersen van risico s Doel van het risicomanagement is om risico s te onderkennen en te beheersen. Z oals gezegd kan een onderneming risico s accepteren, beperken, vermijden of uitbesteden. Het startpunt ligt bij het onderkennen van risico s en het betrekken van de veronde r- stelde impact in beleidsvorming en planvorming. Ter illustratie is in onderstaand k a- der een (bekend) voorbeeld opgenomen. Vastgoedsturing, financieel

47 47 Voorbeeld Het bouwen en exploiteren van een onderkomen voor een gezondheidscentrum We beperken ons bij dit voorbeeld tot de exploitatiefase. Een van de belangrijkste risico s betreft de onzekerheid of er na afloop van de eerste huurcontracten nieuwe huurders te vinden zullen zijn. Doorgaans zullen huurcontracten voor een gezon d- heidscentrum twee maal vijf jaar (bij commerciële gebruikers) of rond 20 jaar (bij maatschappelijke zorginstellingen) bestrijken. Het gebouw zelf wordt over 50 jaar afgeschreven. De woningcorporatie buigt zich over het verzoek om een gebouw ten behoeve van een gezondheidscentrum te ontwikkelen en te exploiteren. Al eerder heeft de corporatie moeten beslissen of zij dergelijke investeringen al of niet wil doen, mede vanwege het exploitatierisico dat hier aan kleeft. Als de corporatie het risico heeft onderkend en gecalculeerd, kan zij beslissen om het risico te accepteren. Het risico is uiteraard eenvoudig te vermijden door te besluiten dergelijk vastgoed niet in eigendom te nemen en te exploiteren. Een dergelijk besluit kan generiek van aard zijn (dus algemeen geldend), maar ook gelden voor een spec i- fiek project. In het specifieke geval kan de corporatie proberen om het risico te beperken door langer lopende contracten af te sluiten bijvoorbeeld in ruil voor een lag e- re huurprijs. De corporatie kan het risico ook overdragen aan een derde, bijvoorbeeld een partij die tegen een vergoeding de exploitatie, met inbegrip van het exploitatierisico, wil overnemen. De vergoeding is een bedrag dat de derde aan de eigenaar, de corporatie, betaalt. Dat bedrag is lager dan de totale huurprijs die aan de huurders in rekening wordt gebracht. Het verschil tussen de huurprijs en de vergoeding aan de corporatie is de vergoeding aan die derde partij voor het verhuurrisico op langere termijn dat hij loopt. Uit het voorbeeld blijkt dat een risico in de meeste gevallen te becijferen en in geld uit te drukken is. Een risico kan leiden tot hogere kosten of lagere opbrengsten. Een analyse van de risico s is erop gericht om voor zover mogelijk alle mogelijk optrede n- de situaties in beeld te brengen en te bepalen wat bij elk van die situatie het gevolg is voor kosten en opbrengsten. Tevens moet uit de analyse blijken wat de kans is dat elk van de beschreven situaties kan optreden. In theorie zijn altijd situaties denkbaar dat de (financiële) impact bijzonder groot is, maar de kans dat de situatie optreedt, zeer klein. Om te voorkomen dat (uitzonderlijke) risico s het ondernemerschap verhinderen, dus ertoe leiden dat de corporatie niet meer investeert, moeten de omvang van het risico en de kans dat een risico optreedt aan elkaar gerelateerd worden. Hier zijn verschillende methoden voor beschikbaar, waarvan de belangrijkste de volgende zijn: 1 Het gecalculeerde effect is de kans maal de extra kosten / verlies aan o p- brengst. Van alle mogelijke situaties wordt de situatie met het grootste effect gekozen en in de financiële berekeningen verwerkt. 2 Van een zeer groot aantal, random bepaalde, situaties wordt het financiële effect berekend. Er ontstaat een waaier van uitkomsten. Bepaald wordt bij welke situatie (bijvoorbeeld) 95% van de berekende situaties een gunstiger uitkomst hebben. Deze grenswaarde wordt dan als uitkomst aangenomen. Risicomanagement

48 48 In de praktijk van de vastgoedsturing leidt de eerste methode ertoe dat de gepro g- nosticeerde kasstromen lager worden vastgesteld dan de waarde met de grootste kans. Deze lager vastgestelde kasstromen leiden uiteraard ook tot een lagere b e- drijfswaarde van het vastgoed. De tweede methode wordt in de praktijk toegepast op de waarde van d e nietbeïnvloedbare, exogene parameters zoals rentestijging, inflatieontwikkeling en ko s- tenontwikkeling. Deze methode staat bekend onder de naam Monte Carlo simulatie. Deze parameters bepalen naast de kasstromen mede de hoogte van de bedrijfswaarde van het vastgoed. De grenswaarde betreft dus de bedrijfswaarde die bij volatiliteit van de exogene parameters met een kans van 95% niet onderschreden zal worden. Zoals al hiervoor geschreven is, geldt het eigen vermogen niet alleen als spaarpot voor toekomstige onrendabele bestedingen, maar ook als risicobuffer. Het CFV calc u- leert voor iedere individuele corporatie hoe groot de specifieke vermogensbuffer dient te zijn op grond van enkele risicoberekeningen die het CFV zelf uitvoert. Als risicobronnen analyseert het Fonds het marktrisico, het macro-economisch risico en het operationele risico. Ook de toekomstige heffing ten behoeve van de bijdrage aan de huurtoeslag wordt door het CFV hierbij betrokken. Een laatste methode om risico s te verdisconteren is het toepassen van een toe- of afslag op de het woord zegt het al de disconteringsvoet waarmee de kasstromen netto contant gemaakt worden. Indien het risico groot is, wordt de disconteringsvoet hoger vastgesteld en mutatis mutandis lager bij een kleiner risico. Een hogere disconteringsvoet leidt, zoals we zagen, tot een lagere bedrijfswaarde (zie paragraaf 3.1). Bij de financiële verwerking van mogelijke risico s moet de corporatie er wel op toezien dat er geen overkill aan buffers wordt aangelegd; zowel een afslag op de kasstromen als een lagere bedrijfswaarde door de Monte Carlo simulatie, een grotere vermogensbuffer en een hogere disconteringsvoet lijkt te veel van het goede. Belangrijker is om de mogelijke risico s beter, dus vollediger te identificeren en te waarderen en deze vervolgens de vermijden of te beperken. Vastgoedsturing, financieel

49 49 Bijlagen Bijlage 1; voorbeeld bedrijfswaardeberekening In onderstaand schema is een voorbeeld opgenomen van de bedrijfswaardeberek e- ning van een woning die nog 3 jaar geëxploiteerd wordt. De eindwaarde betreft de sociale grondprijs van de kavel (in dit voorbeeld ). Voor de eenvoud zijn alle kosten en verminderde opbrengsten aan het eind van de exploitatie buiten bescho u- wing gelaten en treden alle kasstromen steeds aan het eind van het exploitatiejaar op. T=0 is het heden. B = ( ) ( ) ( ) = = Wanneer het eerste jaar verstreken is, vervalt de eerste kasstroom ( dat is verleden tijd)en moeten de resterende kasstromen met een jaar minder teruggerekend wo r- den. T=1 is nu het heden geworden. Het volgende kasstroomschema ontstaat: B = ( ) ( ) = = Het direct en indirect rendement op T=1 op basis van de bedrijfswaarde zijn: R = = = % R = = = % Het totaal rendement is 18,85-13,35 = 5,50%; precies de disconteringsvoet. Dat geldt altijd indien het totaal rendement is gebaseerd op de bedrijfswaarde. Bijlage 1; voorbeeld bedrijfswaardeberekening

VASTGOEDSTURING OP COMPLEXNIVEAU

VASTGOEDSTURING OP COMPLEXNIVEAU VASTGOEDSTURING OP COMPLEXNIVEAU INLEIDING In onze voorgaande blog hebben we verschillende gangbare waarderingsmethoden toegelicht: de historische kostprijs, de bedrijfswaarde en de marktwaarde. Dit deden

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2012 Corporatie in Perspectief L0249 Helmond CFV 2012 Corporatie in Perspectief L0249 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Samenstelling van het bezit 5 2 Volkshuisvestelijke

Nadere informatie

BUSINESS VALUATION UITWERKING TOPAAS B.V.

BUSINESS VALUATION UITWERKING TOPAAS B.V. BUSINESS VALUATION UITWERKING TOPAAS B.V. VERONDERSTELLINGEN Vraagprijs 2.500.000 (pand en inventaris). Inkomsten: In totaal 40 kamers; Bezetting kamers: T1 45%, T2 52%, T3 63%, vanaf T4 en verder 68%;

Nadere informatie

Bijlage 1: Beschrijving berekening beleidwaarde

Bijlage 1: Beschrijving berekening beleidwaarde Bijlage 1: Beschrijving berekening beleidwaarde De beleidswaarde wordt bepaald door op vier aspecten aanpassingen door te voeren in de uitgangspunten van de DCF berekening van de marktwaarde. De (lagere)

Nadere informatie

Investerings- en financieel statuut

Investerings- en financieel statuut Investerings- en financieel statuut Inleiding Het belang van financiële sturing is in de afgelopen jaren toegenomen. Wijzigingen in de wettelijke regels, waaronder de scheiding van DAEB en niet-daeb activiteiten

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2013 Corporatie in Perspectief L0565 Alphen aan den Rijn CFV 2013 Corporatie in Perspectief L0565 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Samenstelling van het bezit 5 2 Volkshuisvestelijke

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2013 Corporatie in Perspectief L1909 Utrecht CFV 2013 Corporatie in Perspectief L1909 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Samenstelling van het bezit 5 2 Volkshuisvestelijke

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2013 Corporatie in Perspectief L0837 Nieuwegein CFV 2013 Corporatie in Perspectief L0837 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Samenstelling van het bezit 5 2 Volkshuisvestelijke

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2011 Corporatie in Perspectief L1691 Apeldoorn CFV 2011 Corporatie in Perspectief L1691 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Situering van het corporatiebezit: indicatie

Nadere informatie

Jaarverslag 2014 stichting theater het Kruispunt

Jaarverslag 2014 stichting theater het Kruispunt Jaarverslag 2014 stichting theater het Kruispunt Jaarverslag 2014 stichting theater het Kruispunt - 1 - BALANS PER 31-12-2014 (bedragen in euro s) ACTIEF 31 december 2014 31 december 2013 Toelichting Vaste

Nadere informatie

Q&A Handboek Marktwaardering

Q&A Handboek Marktwaardering Q&A Handboek Marktwaardering Jaarrekening... 1 Oppervlakte... 1 Complex... 2 Splitsing daeb/niet daeb... 2 Model BOG/MOG... 2 Model parkeren... 2 Objectgegevens... 3 Mutatiekans... 3 Eindwaarde... 4 Contante

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 in Perspectief L0339 Woningbouwvereniging 't Goede Woonhuys Hilversum CFV 2009 in Perspectief L0339 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen

Nadere informatie

1. JAARREKENING Stichting Beeldende Kunst Noord-Kennemerland mei 2017

1. JAARREKENING Stichting Beeldende Kunst Noord-Kennemerland mei 2017 1. JAARREKENING Stichting Beeldende Kunst Noord-Kennemerland - 1-22 mei 2017 1.1 Balans per 31 december 2016 (Na resultaatbestemming) 31 december 2016 31 december 2015 ACTIVA Vaste activa Immateriële vaste

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief L1548 Amstelveen CFV 2009 Corporatie in Perspectief L1548 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen 4 1.3 Situering

Nadere informatie

eindexamenprogramma m&o vwo

eindexamenprogramma m&o vwo Domein G: Externe financiële verslaggeving 17. : - de begroting en de jaarrekening van commerciële en niet-commerciële organisaties analyseren, zoals deze worden voorgelegd aan medezeggenschapsraden, ondernemingsraden

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2010 Corporatie in Perspectief L0669 Roermond CFV 2010 Corporatie in Perspectief L0669 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Situering van het corporatiebezit: indicatie

Nadere informatie

Geconsolideerde balans per 31 december 2014 (na voorgestelde resultaatbestemming x 1.000)

Geconsolideerde balans per 31 december 2014 (na voorgestelde resultaatbestemming x 1.000) Geconsolideerde balans per 31 december 2014 (na voorgestelde resultaatbestemming x 1.000) 31 December 2014 31 December 2013 VASTE ACTIVA Immateriële vaste activa Software en website 497 473 Materiële vaste

Nadere informatie

Jaarrekening Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring Resultaatvergelijking Meerjarenoverzicht 4

Jaarrekening Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring Resultaatvergelijking Meerjarenoverzicht 4 Stg. Peter van den Brakencentrum Sterksel T.a.v. de directie Ten Brakenweg 9 6029 PH STERKSEL Jaarrekening 2017 INHOUDSOPGAVE Pagina 1. Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring 2 1.2 Resultaatvergelijking

Nadere informatie

AEFIDES INSPIRATIS I BV TE GRONINGEN. Jaarverslag 2011 25 april 2012

AEFIDES INSPIRATIS I BV TE GRONINGEN. Jaarverslag 2011 25 april 2012 AEFIDES INSPIRATIS I BV TE GRONINGEN Jaarverslag 2011 INHOUDSOPGAVE Pagina JAARVERSLAG 1 Opdracht 2 2 Algemeen 3 3 Resultaat 4 4 Financiële positie 5 5 Directieverslag 6 JAARREKENING 1 Balans per 31 december

Nadere informatie

Alternatieve financieringsbronnen voor duurzaamheid. 4 maart 2013

Alternatieve financieringsbronnen voor duurzaamheid. 4 maart 2013 Alternatieve financieringsbronnen voor duurzaamheid 4 maart 2013 Aanleiding Het woonakkoord verminderd de investeringscapaciteit van woningcorporaties Het WSW wil dat de schuld per woning niet teveel oploopt

Nadere informatie

± < > < < < > > < > > < < < > > < > > < < < > < > < >= < >= < >= < >= < >= < >= . Periode . < 20,0 15,0 Solvabiliteit 2,4 2,2 Rentedekkingsgraad percentage 10,0 5,0 ratio

Nadere informatie

CENTRAAL FONDS VOLKSHUISVESTING

CENTRAAL FONDS VOLKSHUISVESTING Onroerende zaken in exploitatie, bestemd voor verkoop Bij het bepalen van de bedrijfswaarde van voor verkoop bestemde huurwoningen verwijst de richtlijn voor woningcorporaties (RJ 645) naar de richtlijn

Nadere informatie

1. JAARREKENING Stichting Beeldende Kunst Noord-Kennemerland mei 2016

1. JAARREKENING Stichting Beeldende Kunst Noord-Kennemerland mei 2016 1. JAARREKENING Stichting Beeldende Kunst Noord-Kennemerland - 1-3 mei 2016 1.1 Balans per 31 december 2015 (Na resultaatbestemming) 31 december 2015 31 december 2014 ACTIVA Vaste activa Materiële vaste

Nadere informatie

Jaarverslag 2010 Rhodenborg Beleggingen I BV Houten

Jaarverslag 2010 Rhodenborg Beleggingen I BV Houten Jaarverslag 2010 Rhodenborg Beleggingen I BV Houten Inhoudsopgave pagina Jaarrekening Balans per 31 december 2010 2 Algemene toelichting 3 Grondslagen voor de waardering van activa en passiva 4 Grondslagen

Nadere informatie

Uitgebracht aan de directie en aandeelhouder van: Vinc Vastgoed Management I B.V. inzake. tussentijds bericht per 30 juni 2011

Uitgebracht aan de directie en aandeelhouder van: Vinc Vastgoed Management I B.V. inzake. tussentijds bericht per 30 juni 2011 Uitgebracht aan de directie en aandeelhouder van: inzake tussentijds bericht per 30 juni 2011 25 augustus 2011 Barendrecht INHOUDSOPGAVE Pagina Balans per 30 juni 2011 2 Winst- en verliesrekening over

Nadere informatie

Rotterdams Vastgoedfonds I CV. Halfjaarcijfers 2010

Rotterdams Vastgoedfonds I CV. Halfjaarcijfers 2010 Halfjaarcijfers 2010 INHOUD Blad Balans per 30 juni 2010 3 Winst- en verliesrekening over de periode 1 januari 2010 t/m 30 juni 2010 4 Kasstroomoverzicht over de periode 1 januari 2010 t/m 30 juni 2010

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2012 Corporatie in Perspectief L0921 Almelo CFV 2012 Corporatie in Perspectief L0921 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Samenstelling van het bezit 5 2 Volkshuisvestelijke

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2012 Corporatie in Perspectief L0689 Ridderkerk CFV 2012 Corporatie in Perspectief L0689 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Samenstelling van het bezit 5 2 Volkshuisvestelijke

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2012 Corporatie in Perspectief L0692 Haarlem CFV 2012 Corporatie in Perspectief L0692 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Samenstelling van het bezit 5 2 Volkshuisvestelijke

Nadere informatie

STICHTING MUSEUM VAN DE TWINTIGSTE EEUW KRENTENTUIN DG HOORN PUBLICATIERAPPORT 2016

STICHTING MUSEUM VAN DE TWINTIGSTE EEUW KRENTENTUIN DG HOORN PUBLICATIERAPPORT 2016 STICHTING MUSEUM VAN DE TWINTIGSTE EEUW KRENTENTUIN 24 1621 DG HOORN PUBLICATIERAPPORT 2016 Handelsregister Kamer van Koophandel Nederland, dossiernummer 41235850 Het RSIN-nummer is 801310830. INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Rafael gemeente De Rank T.a.v. het bestuur Ringvaartweg 123 3065 AC ROTTERDAM. Jaarrekening 2014

Rafael gemeente De Rank T.a.v. het bestuur Ringvaartweg 123 3065 AC ROTTERDAM. Jaarrekening 2014 Rafael gemeente De Rank T.a.v. het bestuur Ringvaartweg 123 3065 AC ROTTERDAM Jaarrekening 2014 Rafael gemeente De Rank T.a.v. het bestuur Ringvaartweg 123 3065 AC ROTTERDAM Jaarrekening 2014 INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2012 Corporatie in Perspectief Eindhoven Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Samenstelling van het bezit 5 2 Volkshuisvestelijke gegevens 2.1 Verhuur 2.1.1 Verhuurgegevens

Nadere informatie

Begroting Stichting Woningcorporatie Plicht Getrouw 2013

Begroting Stichting Woningcorporatie Plicht Getrouw 2013 Begroting Stichting Woningcorporatie Plicht Getrouw 2013 1. Inleiding Het eerste kabinet Rutte heeft nog geen twee jaar stand gehouden. In deze periode is er op de woningmarkt geen vooruitgang geboekt.

Nadere informatie

Rotterdams Vastgoedfonds VI CV. Halfjaarcijfers 2010

Rotterdams Vastgoedfonds VI CV. Halfjaarcijfers 2010 Halfjaarcijfers 2010 INHOUDSOPGAVE Blad Balans per 30 juni 2010 3 Winst- en verliesrekening over de periode 1 januari 2010 t/m 30 juni 2010 4 Kasstroomoverzicht over de periode 1 januari 2010 t/m 30 juni

Nadere informatie

HALFJAARVERSLAG. AEFIDES Vastgoed XIV CV te Groningen. Over de periode 1 januari 2010 t/m 30 juni 2010

HALFJAARVERSLAG. AEFIDES Vastgoed XIV CV te Groningen. Over de periode 1 januari 2010 t/m 30 juni 2010 HALFJAARVERSLAG AEFIDES Vastgoed XIV CV te Groningen Over de periode 1 januari 2010 t/m 30 juni 2010 INHOUD Pagina HALFJAARVERSLAG 1 Resultaat over 1 januari 2010 t/m 30 juni 2010 3 2 Balans per 30 juni

Nadere informatie

Verhuurderheffing en effecten investeringsfaciliteit

Verhuurderheffing en effecten investeringsfaciliteit Verhuurderheffing en effecten investeringsfaciliteit Johan Conijn & Wolter Achterveld 30 mei 2013 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Gevolgen verhuurderheffing... 3 3 Gevolgen nieuwe investeringsfaciliteit,

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2012 Corporatie in Perspectief L1962 Eindhoven CFV 2012 Corporatie in Perspectief L1962 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Samenstelling van het bezit 5 2 Volkshuisvestelijke

Nadere informatie

1. GECONSOLIDEERDE KENGETALLEN

1. GECONSOLIDEERDE KENGETALLEN 1. GECONSOLIDEERDE KENGETALLEN Kengetallen (geconsolideerd) 2012 2011 2010 2009 2008 1. Gegevens verhuureenheden in exploitatie Woningen en woongebouwen 7.257 7.308 7.237 6.926 6.770 Parkeergelegenheden

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2012 Corporatie in Perspectief L1560 Texel CFV 2012 Corporatie in Perspectief L1560 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Samenstelling van het bezit 5 2 Volkshuisvestelijke

Nadere informatie

Jaarrekening Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring Resultaatvergelijking Meerjarenoverzicht 4

Jaarrekening Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring Resultaatvergelijking Meerjarenoverzicht 4 Stg. Peter van den Brakencentrum Sterksel T.a.v. de directie Ten Brakenweg 9 6029 PH STERKSEL Jaarrekening 2016 INHOUDSOPGAVE Pagina 1. Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring 2 1.2 Resultaatvergelijking

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2012 Corporatie in Perspectief Rotterdam Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Samenstelling van het bezit 5 2 Volkshuisvestelijke gegevens 2.1 Verhuur 2.1.1 Verhuurgegevens

Nadere informatie

Financieringsmodel EnergieSprong Is nul-op-de-meter te financieren?

Financieringsmodel EnergieSprong Is nul-op-de-meter te financieren? Financieringsmodel EnergieSprong Is nul-op-de-meter te financieren? Ugchelen, Oktober 2013 Agenda 1. Verwachtingen en uitgangspunten 2. Voorbeelden uit de praktijk: a. Project A (240 meergezinswoningen)

Nadere informatie

Stichting Woongoed Middelburg L0943

Stichting Woongoed Middelburg L0943 Stichting Woongoed Middelburg L943 Versie 214-1, december verslagjaar Colofon Versie 214-I Verslagjaar Den Haag, december 214 Benchmark Centrum Foto omslag: Chris Pennarts Achtergrond in Perspectief (CiP)

Nadere informatie

Woningmarkt en corporatiesector. Johan Conijn

Woningmarkt en corporatiesector. Johan Conijn Woningmarkt en corporatiesector Johan Conijn Ruimteconferentie PBL 21 mei 2013 Inhoud Woningmarktdebat Positie woningcorporatie Regeer- en woonakkoord DrieKamerModel 2 Woningmarkt Overmatige subsidiering

Nadere informatie

HALFJAARVERSLAG. AEFIDES Vastgoed XII CV te Groningen. Over de periode 11 december 2007 t/m 30 juni 2008

HALFJAARVERSLAG. AEFIDES Vastgoed XII CV te Groningen. Over de periode 11 december 2007 t/m 30 juni 2008 HALFJAARVERSLAG AEFIDES Vastgoed XII CV te Groningen Over de periode 11 december 2007 30 juni 2008 INHOUD Pagina HALFJAARVERSLAG 1 Resultaat over 11 december 2008 30 juni 2008 3 2 Balans per 30 juni 2008

Nadere informatie

Uitgebracht aan de directie en aandeelhouder van: Vinc Vastgoed Management I B.V. inzake. tussentijds bericht per 1 juli 2010

Uitgebracht aan de directie en aandeelhouder van: Vinc Vastgoed Management I B.V. inzake. tussentijds bericht per 1 juli 2010 Uitgebracht aan de directie en aandeelhouder van: inzake tussentijds bericht per 1 juli 2010 7 juli 2010 Barendrecht INHOUDSOPGAVE Pagina Balans per 1 juli 2010 2 Winst- en verliesrekening over de periode

Nadere informatie

Stichting Woontij L1560

Stichting Woontij L1560 Stichting Woontij L156 Versie IV, april 215 verslagjaar 213 Colofon Versie 214-IV, april 215 Verslagjaar 213 Den Haag, december 214 Benchmark Centrum Foto omslag: Chris Pennarts Achtergrond in Perspectief

Nadere informatie

STICHTING MUSEUM VAN DE TWINTIGSTE EEUW KRENTENTUIN DG HOORN PUBLICATIERAPPORT 2017

STICHTING MUSEUM VAN DE TWINTIGSTE EEUW KRENTENTUIN DG HOORN PUBLICATIERAPPORT 2017 STICHTING MUSEUM VAN DE TWINTIGSTE EEUW KRENTENTUIN 24 1621 DG HOORN PUBLICATIERAPPORT 2017 Handelsregister Kamer van Koophandel Nederland, dossiernummer 41235850 Het RSIN-nummer is 801310830. INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2012 Corporatie in Perspectief Zwolle Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Samenstelling van het bezit 5 2 Volkshuisvestelijke gegevens 2.1 Verhuur 2.1.1 Verhuurgegevens

Nadere informatie

Stichting Thus, Zevenaar. 1 BALANS PER 31 DECEMBER 2015 (na resultaatbestem m ing) 31 december december 2014 ACTIVA

Stichting Thus, Zevenaar. 1 BALANS PER 31 DECEMBER 2015 (na resultaatbestem m ing) 31 december december 2014 ACTIVA JAARREKENING 2015 Stichting Thus, Zevenaar 1 BALANS PER 31 DECEMBER 2015 (na resultaatbestem m ing) 31 december 2015 31 december 2014 ACTIVA Vaste activa Immateriële vaste activa (1) 1.114 Materiële vaste

Nadere informatie

Stichting Twente Hart Safe t.a.v. het bestuur Theo Wolvecampstraat ZZ HENGELO. Jaarrekening 2013

Stichting Twente Hart Safe t.a.v. het bestuur Theo Wolvecampstraat ZZ HENGELO. Jaarrekening 2013 Stichting Twente Hart Safe t.a.v. het bestuur Theo Wolvecampstraat 7 7556 ZZ HENGELO Jaarrekening 2013 Stichting Twente Hart Safe t.a.v. het bestuur Theo Wolvecampstraat 7 7556 ZZ HENGELO Jaarrekening

Nadere informatie

OPERAM JAARREKENING FINANCIEEL JAARVERSLAG 2017

OPERAM JAARREKENING FINANCIEEL JAARVERSLAG 2017 OPERAM JAARREKENING FINANCIEEL JAARVERSLAG 2017 1 Balans per 31 december 2017 Activa Vaste activa Rekening 2017 Rekening 2016 Materiële vaste activa 192 384 Vlottende activa Voorraden 0 0 Vorderingen 1.262

Nadere informatie

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9 HOOFDSTUK 9 Opgave 1 a. Het kasstroomoverzicht wordt gemaakt om inzicht te verschaffen in de dynamische liquiditeit van de onderneming. Oftewel de liquiditeit gedurende het boekjaar. Zoals u inmiddels

Nadere informatie

Rotterdams Vastgoedfonds I CV. Halfjaarcijfers 2011

Rotterdams Vastgoedfonds I CV. Halfjaarcijfers 2011 Halfjaarcijfers 2011 INHOUD Blad Balans per 30 juni 2011 3 Winst- en verliesrekening over de periode 1 januari 2011 t/m 30 juni 2011 4 Kasstroomoverzicht over de periode 1 januari 2011 t/m 30 juni 2011

Nadere informatie

Stichting Twente Hart Safe t.a.v. het bestuur Theo Wolvecampstraat ZZ HENGELO. Jaarrekening 2017

Stichting Twente Hart Safe t.a.v. het bestuur Theo Wolvecampstraat ZZ HENGELO. Jaarrekening 2017 Stichting Twente Hart Safe t.a.v. het bestuur Theo Wolvecampstraat 7 7556 ZZ HENGELO Jaarrekening 2017 Stichting Twente Hart Safe t.a.v. het bestuur Theo Wolvecampstraat 7 7556 ZZ HENGELO Jaarrekening

Nadere informatie

Stichting De Leeuw van Putten L1896

Stichting De Leeuw van Putten L1896 Stichting De Leeuw van Putten L1896 Versie 214-1, december verslagjaar 213 Colofon Versie 214-I Verslagjaar 213 Den Haag, december 214 Benchmark Centrum Foto omslag: Chris Pennarts Achtergrond in Perspectief

Nadere informatie

Financieel verslag 2011/2012. Mixed Hockeyclub Voorbeeld Sportpark Hoefslag 12 2342 KM Vlissingen

Financieel verslag 2011/2012. Mixed Hockeyclub Voorbeeld Sportpark Hoefslag 12 2342 KM Vlissingen Financieel verslag 2011/2012 Mixed Hockeyclub Voorbeeld Sportpark Hoefslag 12 2342 KM Voorblad 0 Inhoud Bestuursverslag 2 Algemeen 3 Resultaatvergelijk 4 Financiele positie 5 Jaarrekening 7 Balans 8 Staat

Nadere informatie

Stichting Gate 48 te Amsterdam JAARREKENING 2015

Stichting Gate 48 te Amsterdam JAARREKENING 2015 Stichting Gate 48 te Amsterdam JAARREKENING 2015 RAPPORT BETREFFENDE DE JAARREKENING 2015 INHOUDSOPGAVE INLEIDING Pagina 1. Samenstellingsverklaring 1 2. Algemeen 1 3. Financiering 2 4. Resultaat 3 5.

Nadere informatie

WONEN ZUID 2 7 AÜS. 2015

WONEN ZUID 2 7 AÜS. 2015 ontvangen dd. WONEN ZUID 2 7 AÜS. 2015 Inspectie Leefomgeving en Transport Ministerie van Jn/rastructuur en Milieu > Retouradres Postbus 107 3740 AC Baarn L0081 Stichting Wonen Zuid t.a.v. het bestuur

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief L2103 Amsterdam CFV 2009 Corporatie in Perspectief L2103 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen 4 1.3 Situering

Nadere informatie

SPECIALISTERREN B.V. KOBALTWEG CE UTRECHT PUBLICATIERAPPORT 2016

SPECIALISTERREN B.V. KOBALTWEG CE UTRECHT PUBLICATIERAPPORT 2016 SPECIALISTERREN B.V. KOBALTWEG 11 3542CE UTRECHT PUBLICATIERAPPORT 2016 Handelsregister Kamer van Koophandel voor Woerden, dossiernummer 24396392. Vastgesteld door de algemene vergadering d.d. 14 augustus

Nadere informatie

NE-iT Hosting B.V. De Tienden 26c 5674 TB NUENEN. Publicatierapport Handelsregister Kamer van Koophandel voor Brabant, dossiernummer

NE-iT Hosting B.V. De Tienden 26c 5674 TB NUENEN. Publicatierapport Handelsregister Kamer van Koophandel voor Brabant, dossiernummer NE-iT Hosting B.V. De Tienden 26c 5674 TB NUENEN Publicatierapport 2016 Handelsregister Kamer van Koophandel voor Brabant, dossiernummer 17254018. Vastgesteld door de algemene vergadering d.d. 17 mei 2017

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief L0108 Amsterdam CFV 2009 Corporatie in Perspectief L0108 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen 4 1.3 Situering

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2012 Corporatie in Perspectief L0740 Menterwolde CFV 2012 Corporatie in Perspectief L0740 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Samenstelling van het bezit 5 2 Volkshuisvestelijke

Nadere informatie

Jaarrekening juni 2014

Jaarrekening juni 2014 Jaarrekening 2013 15 juni 2014 1 Balans per 31 december 2013 2012 Activa Vaste activa Materiële vaste activa 172.363 174.535 Vlottende activa Voorraden 31.995 33.917 Vorderingen 12.037 17.366 Liquide middelen

Nadere informatie

HALFJAARVERSLAG. AEFIDES Vastgoed XIV CV te Groningen. Over de periode 1 januari 2011 t/m 30 juni 2011

HALFJAARVERSLAG. AEFIDES Vastgoed XIV CV te Groningen. Over de periode 1 januari 2011 t/m 30 juni 2011 HALFJAARVERSLAG AEFIDES Vastgoed XIV CV te Groningen Over de periode 1 januari 2011 t/m 30 juni 2011 INHOUD Pagina HALFJAARVERSLAG 1 Resultaat over 1 januari 2011 t/m 30 juni 2011 3 2 Balans per 30 juni

Nadere informatie

inventaris en machines overige vorderingen bank, rekening-courant overige banken

inventaris en machines overige vorderingen bank, rekening-courant overige banken Stichting NKV Gebouw te Helmond 1 Balans per 31 december 2017 (ná verwerking voorstel resultaatbestemming) ACTIVA Vaste activa 31 december 2017 31 december 2016 Materiële vaste activa inventaris en machines

Nadere informatie

Beoordeling jaarrekening van een woningcorporatie versus WSW en CFV

Beoordeling jaarrekening van een woningcorporatie versus WSW en CFV Beoordeling jaarrekening van een woningcorporatie versus WSW en CFV FAMO, Den Haag Wim Pijffers, Senior Manager BDO Consultants B.V. 23 april 2015 Uw gesprekspartner Wim Pijffers Senior Manager Treasury

Nadere informatie

Jaarbericht. Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV

Jaarbericht. Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV Jaarbericht Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV 2014 Inhoudsopgave 1. Algemeen 2 2. Jaarrekening 3 2.1 Balans per 31-12-2014 (voor winstbestemming) 3 2.2 Winst en verliesrekening over 2014 4 2.3 Kasstroomoverzicht

Nadere informatie

Woningbouwvereniging Vecht en Omstreken L1585

Woningbouwvereniging Vecht en Omstreken L1585 Woningbouwvereniging Vecht en Omstreken L1585 Versie I, januari 217 verslagjaar 215 Colofon Versie I, januari 217 Verslagjaar 215 Den Haag, januari 217 Foto omslag: Chris Pennarts Achtergrond in Perspectief

Nadere informatie

STICHTING MUSEUM VAN DE TWINTIGSTE EEUW KRENTENTUIN DG HOORN PUBLICATIERAPPORT 2015

STICHTING MUSEUM VAN DE TWINTIGSTE EEUW KRENTENTUIN DG HOORN PUBLICATIERAPPORT 2015 STICHTING MUSEUM VAN DE TWINTIGSTE EEUW KRENTENTUIN 24 1621 DG HOORN PUBLICATIERAPPORT 2015 Handelsregister Kamer van Koophandel Nederland, dossiernummer 41235850 Het RSIN-nummer is 801310830. INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Inspectie Leefomgeving en

Inspectie Leefomgeving en kwaliteit behoud financieel draagkracht Inspectie Leefomgeving en Transport Ministerie van lnfastructuur en Milieu > Retotiradres Postbus 107 3740 AC Baarn i L0093 Woningstichting SWZ Transport t.a.v.

Nadere informatie

Jaarrekeninglezen voor non-financials. Ruitenburg University 15 november 2016

Jaarrekeninglezen voor non-financials. Ruitenburg University 15 november 2016 Jaarrekeninglezen voor non-financials Ruitenburg University 15 november 2016 Introductie Welkom Voorstelronde sprekers Doel Eerst even dit! Inhoud Waarom een jaarrekening? Onderdelen van de jaarrekening

Nadere informatie

Stichting Merkaz. Utrecht. Financieel verslag 2012

Stichting Merkaz. Utrecht. Financieel verslag 2012 Stichting Merkaz Utrecht Financieel verslag 2012 Inhoudsopgave Pagina Jaarverslag Financiële positie 3 Meerjarenoverzicht 4 Kengetallen 4 Jaarrekening Balans per 31 december 2012 6 Staat van baten en lasten

Nadere informatie

Uitgebracht aan de directie en aandeelhouder van: Vinc Vastgoed Management I B.V. inzake. tussentijds bericht per 30 juni 2012

Uitgebracht aan de directie en aandeelhouder van: Vinc Vastgoed Management I B.V. inzake. tussentijds bericht per 30 juni 2012 Uitgebracht aan de directie en aandeelhouder van: inzake tussentijds bericht per 30 juni 2012 28 augustus 2012 Barendrecht INHOUDSOPGAVE Pagina Balans per 30 juni 2012 2 Winst- en verliesrekening over

Nadere informatie

Inschrijvingsnummer Kamer van Koophandel

Inschrijvingsnummer Kamer van Koophandel CiRoPack Holding B.V. gevestigd te Heiloo Publicatiestukken 2014 Inschrijvingsnummer Kamer van Koophandel 37119367 Inhoudsopgave Pagina Enkelvoudige publicatiestukken Enkelvoudige balans per 31 december

Nadere informatie

Wonen Noordwest Friesland L0003

Wonen Noordwest Friesland L0003 Wonen Noordwest Friesland L3 Versie IV, april 215 verslagjaar 213 Colofon Versie 214-IV, april 215 Verslagjaar 213 Den Haag, december 214 Benchmark Centrum Foto omslag: Chris Pennarts Achtergrond in Perspectief

Nadere informatie

JAARREKENING Stichting Steunvermogen. van GGZ Delfland

JAARREKENING Stichting Steunvermogen. van GGZ Delfland JAARREKENING 2017 Stichting Steunvermogen van GGZ Delfland Jaarrekening Stichting Steunvermogen 2016 Pagina 1 INHOUDSOPGAVE Bladzijde I Stichting Steunvermogen van GGZ Delfland 1. Doelstelling 3 II Bestuur

Nadere informatie

Woningbouwvereniging Bergopwaarts L1226

Woningbouwvereniging Bergopwaarts L1226 Woningbouwvereniging Bergopwaarts L1226 Versie I, januari 217 verslagjaar Colofon Versie I, januari 217 Verslagjaar Den Haag, januari 217 Foto omslag: Chris Pennarts Achtergrond in Perspectief (CiP) is

Nadere informatie

GECONSOLIDEERDE JAARREKENING 84

GECONSOLIDEERDE JAARREKENING 84 JAARREKENING GECONSOLIDEERDE JAARREKENING 84 1 Geconsolideerde balans per 31 december 2008 84 2 Geconsolideerde winst- en verliesrekening over 2008 86 3 Geconsolideerd kasstroomoverzicht 2008 (indirecte

Nadere informatie

Jaarrekening Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring Resultaatvergelijking Meerjarenoverzicht 4

Jaarrekening Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring Resultaatvergelijking Meerjarenoverzicht 4 Stg. Peter van den Brakencentrum Sterksel T.a.v. de directie Ten Brakenweg 9 6029 PH STERKSEL Jaarrekening 2015 INHOUDSOPGAVE Pagina 1. Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring 2 1.2 Resultaatvergelijking

Nadere informatie

HALFJAARVERSLAG. AEFIDES Vastgoed IX CV te GRONINGEN. Over de periode 1 januari 2011 t/m 30 juni 2011

HALFJAARVERSLAG. AEFIDES Vastgoed IX CV te GRONINGEN. Over de periode 1 januari 2011 t/m 30 juni 2011 HALFJAARVERSLAG AEFIDES Vastgoed IX CV te GRONINGEN Over de periode 1 januari 2011 t/m 30 juni 2011 INHOUD Pagina HALFJAARVERSLAG 1 Resultaat over 1 januari 2011 t/m 30 juni 2011 3 2 Balans per 30 juni

Nadere informatie

Stichting Stadsherstel Gorinchem te Gorinchem Financieel verslag 2017

Stichting Stadsherstel Gorinchem te Gorinchem Financieel verslag 2017 Stichting Stadsherstel te Financieel verslag 2017 Inhoudsopgave JAARVERSLAG Pagina 1 Samenstellingsverklaring 2 2 Doelstelling 3 3 Vaststelling jaarrekening 2017 3 4 Resultaatbestemming 3 JAARREKENING

Nadere informatie

Knelpuntenanalyse Novelle en BTIV 2015

Knelpuntenanalyse Novelle en BTIV 2015 Knelpuntenanalyse Novelle en BTIV 2015 Frank Vermeij Augustus 2014 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Aanpak... 3 3 Juridische scheiding... 3 3.1 Aannames... 3 3.2 Resultaten... 4 4 Administratieve scheiding...

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief L0160 Aalten CFV 2009 Corporatie in Perspectief L0160 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen 4 1.3 Situering van

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief L1979 Rotterdam CFV 2009 Corporatie in Perspectief L1979 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen 4 1.3 Situering

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief L0079 Rotterdam CFV 2009 Corporatie in Perspectief L0079 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag- / aanbodverhoudingen 4 1.3 Situering

Nadere informatie

Jaarrekening Stichting Vrije Christelijke School Westerlee Galgeweg MT 's-gravenzande

Jaarrekening Stichting Vrije Christelijke School Westerlee Galgeweg MT 's-gravenzande Jaarrekening 2013 Stichting Vrije Christelijke School Westerlee Galgeweg 57 2671MT Voorblad 0 Inhoud Opdracht 2 Resultaatvergelijk 3 Financiele positie 5 Grondslagen 7 Balans 9 V en W 11 Materiele activa

Nadere informatie

SynVest Fund Management B.V. Hogehilweg 5 1101 CA AMSTERDAM. Publicatiebalans 2014

SynVest Fund Management B.V. Hogehilweg 5 1101 CA AMSTERDAM. Publicatiebalans 2014 Hogehilweg 5 1101 CA AMSTERDAM Publicatiebalans 2014 Vastgesteld door de Algemene Vergadering d.d. 15-07-2015. Hogehilweg 5 1101 CA AMSTERDAM Publicatiebalans 2014 Ingeschreven bij de Kamer van Koophandel

Nadere informatie

31 december Liquide middelen Saldo 31 december Totaal reserves en fondsen

31 december Liquide middelen Saldo 31 december Totaal reserves en fondsen 8 JAARREKENING 8.1 Balans per 31 december na resultaatbestemming ACTIVA 31 december 2017 Vaste activa Materiële vaste activa Collectie 1 1 Inventaris 1.696 3.040 1.697 3.041 Vlottende activa Balievoorraad

Nadere informatie

Stichting Het Grachtenhuis T.a.v. Raad van Toezicht Herengracht CJ AMSTERDAM. Publicatiebalans 2016

Stichting Het Grachtenhuis T.a.v. Raad van Toezicht Herengracht CJ AMSTERDAM. Publicatiebalans 2016 Stichting Het Grachtenhuis T.a.v. Raad van Toezicht Herengracht 386 1016 CJ AMSTERDAM Publicatiebalans 2016 Ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 50142011. Rapportdatum: 30 juni 2017 INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Jaarrekening Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring Resultaatvergelijking Meerjarenoverzicht 4

Jaarrekening Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring Resultaatvergelijking Meerjarenoverzicht 4 Stg. Peter van den Brakencentrum Sterksel T.a.v. de directie Ten Brakenweg 9 6029 PH STERKSEL Jaarrekening 2014 INHOUDSOPGAVE Pagina 1. Opdracht 1.1 Samenstellingsverklaring 2 1.2 Resultaatvergelijking

Nadere informatie

L0765 Stichting Wonen Delden t.a.v. het bestuur Postbus AC DELDEN. Datum 7 november 2016 Betreft Oordeelsbrief 2016.

L0765 Stichting Wonen Delden t.a.v. het bestuur Postbus AC DELDEN. Datum 7 november 2016 Betreft Oordeelsbrief 2016. > Retouradres Postbus 16191 2500 BD Den Haag L0765 Stichting Wonen Delden t.a.v. het bestuur Postbus 105 7490 AC DELDEN Inspectie Leefomgeving en Transport Autoriteit woningcorporaties Graadt van Roggenweg

Nadere informatie

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief Analyse CFV 2009 Corporatie in Perspectief L1061 Stichting Woningcorporatie Plicht Getrouw Ede CFV 2009 Corporatie in Perspectief L1061 Inhoud 1 Algemeen 1.1 Algemene gegevens corporatie 4 1.2 Vraag-

Nadere informatie

Wooninc. verkorte jaarrekening 2014

Wooninc. verkorte jaarrekening 2014 1 1. GECONSOLIDEERDE KENGETALLEN Kengetallen (geconsolideerd) 2014 2013 2012 2011 2010 2009 1. Gegevens verhuureenheden in exploitatie Woningen en woongebouwen 8.115 8.150 7.257 7.308 7.237 6.926 Parkeergelegenheden

Nadere informatie

NE-iT Automatisering B.V. De Tienden 26c 5674 TB Nuenen. Publicatierapport 2016

NE-iT Automatisering B.V. De Tienden 26c 5674 TB Nuenen. Publicatierapport 2016 NE-iT Automatisering B.V. De Tienden 26c 5674 TB Nuenen Publicatierapport 2016 Handelsregister Kamer van Koophandel voor Brabant, dossiernummer 17161342. Vastgesteld door de algemene vergadering d.d. 17

Nadere informatie

Vorderingen en overlopende activa 20.228 31.329. Effecten 1.108.457 928.382. Liquide middelen 13.662 72.061

Vorderingen en overlopende activa 20.228 31.329. Effecten 1.108.457 928.382. Liquide middelen 13.662 72.061 III JAARREKENING 1. Balans per 31 december 2012 (na resultaatbestemming) ACTIEF FINANCIËLE VASTE ACTIVA Lening u/g 500.000 500.000 500.000 500.000 VLOTTENDE ACTIVA Vorderingen en overlopende activa 20.228

Nadere informatie

Rotterdams Vastgoedfonds I C.V. gevestigd to Rotterdam. Financieel verslag over het boekjaar /

Rotterdams Vastgoedfonds I C.V. gevestigd to Rotterdam. Financieel verslag over het boekjaar / Rotterdams Vastgoedfonds I C.V. gevestigd to Rotterdam Financieel verslag over het boekjaar 1-1-2013 / 30-6-2013 Rotterdams Vastgoedfonds I C.V., Rotterdam Inhoudsopgave Pagina Jaarrekening Balans per

Nadere informatie

HALFJAARVERSLAG. AEFIDES Vastgoed XI CV te Groningen. Over de periode 1 januari 2012 t/m 30 juni 2012

HALFJAARVERSLAG. AEFIDES Vastgoed XI CV te Groningen. Over de periode 1 januari 2012 t/m 30 juni 2012 HALFJAARVERSLAG AEFIDES Vastgoed XI CV te Groningen Over de periode 1 januari 2012 t/m 30 juni 2012 INHOUD Pagina HALFJAARVERSLAG 1 Resultaat over 1 januari 2012 t/m 30 juni 2012 3 2 Balans per 30 juni

Nadere informatie

De bestuursleden van Stichting Goed Bezig Midscheeps 3 9733 A Groningen. Financieel verslag 2012. Dossiernummer: 800070.0

De bestuursleden van Stichting Goed Bezig Midscheeps 3 9733 A Groningen. Financieel verslag 2012. Dossiernummer: 800070.0 De bestuursleden van Stichting Goed Bezig Midscheeps 3 9733 A Groningen Financieel verslag 2012 Dossiernummer: 800070.0 Kenmerk: H. Veen Datum: 26 april 2013 Inhoudsopgave 1. Rapport 3 1.1 Opdracht 4 1.2

Nadere informatie