Vergadering van het Centraal College van Deskundigen Archeologie

Transcriptie

1 AANGEPAST CONCEPTVERSLAG Vergadering van het Centraal College van Deskundigen Archeologie Datum : Maandag 3 juli 2017 Plaats : Het Waterschapshuis, Amersfoort Tijd : Aanwezig Werkt bij Afgevaardigd door / rol Suzanne Wentink Het Oversticht IPO/IWC Hans Koopmanschap Antea VOiA Eli Gehasse RWS RWS Nico Aten Erfgoedinspectie EGI/Rijk Mariëtte de Rooij Dieke Wesselingh BAAC Gemeente Rotterdam NVAO GA Maarten Wispelwey Regio Noord-Veluwe CGA Miranda Maring Hobéon CI Paula Fijma Greenhouse Advies NVvA Martijn van Gelderen BPD NEPROM Kees Meijler Esther Wieringa Voorzitter Secretaris (verslag) Afwezig Bjørn Smit Rijksdienst Cultureel Erfgoed RCE/Rijk Jente van den Bosch SOB Research NVAO Jan Hendriks ADC Archeoprojecten NVAO Elsbeth Westerman GAIA Datasupport VOiA Harrie Winteraeken Waterschap Limburg UvW Harry Fokkens RUL ARCHON Rolf van Toorn WDO Delta UvW Vaste gasten Walter de Koning Yvonne Lammers-Keijsers SIKB De Ondergrondse/Archeoreporter Toehoorders/toelichters Monique Krauwer (OCW) Marjolein Verschuur (RCE) Kinie Esser (Biologisch Archeologisch Platform) Rob Houkes (SAMPL) Opening, vaststellen van de agenda Gasten/toehoorders CCvD Archeologie: De voorzitter (vz) heet alle aanwezigen welkom. De afwezigen worden genoemd. Verhinderd en niet vervangen zijn: Elsbeth Westerman, Harry Fokkens en Bjørn Smit. Harrie Winteraeken is verhinderd en kan helaas niet vervangen worden door Rolf van Toorn. Susanne Boogert wordt vervangen door Nico Aten en Jan Hendriks wordt vervangen door Mariëtte de Rooij (BAAC).Gasten vandaag zijn: Kinie Esser namens het BAP, Rob Houkes namens SAMPL. Monique Krauwer (OCW) zal vandaag samen met Marjolein Verschuur (RCE) komen voor het geven van een update op de Omgevingswet in relatie tot erfgoed.

2 Praktijkpunten werken met de KNA en BRL 4000 (ter besluitvorming) Wijzigingsblad: aanvulling - Bijlage 2a voorstel besluitvorming: het CCvD wordt gevraagd om in te stemmen met Wijzigingsvoorstel nummer 12. Toelichting: vanuit het werkveld is het verzoek gekomen om een omissie m.b.t de scheepsarcheologisch specialist op te lossen. Deze specialist wordt op een aantal plekken in de KNA genoemd als te raadplegen specialist, maar in de lijst van actoren in de BRL worden aan de specialist ten onrechte geen eisen aan gesteld. Het CCvD bespreekt in dit licht de wens om de opleidingen in algemene zin te verbreden. Voor landbodems is werkervaring in NW-Europa logisch. Die eis is voor scheepsresten echter minder logisch. Scheepsresten uit NW-Europa kunnen immers ook buiten NW-Europa worden aangetroffen. De VOIA vraagt in algemene zin aandacht voor de introductie van de Senior Specialist die ook voor dit specialisme wordt voorgesteld (komende versie van de BRL). De verschillen met dat actorschap en de medior is niet erg groot, maar levert nu wel knelpunten op. Het CGA beaamt het bestaan van knelpunten. Maar wil liever in een later stadium kijken hoe dit uitpakt. Het college sluit zich hier bij aan. Het CCvD stemt in met de voorgestelde wijziging (reparatie) in de BRL en het bij dit actorschap laten vervallen van de eis van NW-Europa bij de eisen aan werkervaring. Lijst door het CCvD erkende opleidingen en adviescommissie Opleidingen - Bijlage 2b ter bespreking en besluitvorming: aanvullingen op de lijst erkende opleidingen - Voorstel besluitvorming: instemmen met het aanvullen van de lijst door het CCVD erkende opleidingen. Toelichting: de commissie Opleidingen heeft ten aanzien van ingekomen verzoeken een advies uitgebracht om de lijst van door het CCvD erkende lijst van opleidingen uit te breiden. Het CGA vraagt naar het knelpunt dat ontstaat bij de studie Egyptologie. Deze studie wordt niet aangemerkt als erkende studie archeologie. Besproken wordt dat de opleiding Egyptologie bewust niet op de lijst door het CCvD erkende opleidingen staat en daarom door de toetsers niet geaccepteerd wordt voor registratie. De vraag of deze studie wel toegelaten zou moeten worden ligt momenteel voor advies voor bij de commissie opleidingen. Ten aanzien van het voorstel zelf zijn er geen opmerkingen en is plaatsing op de lijst akkoord. Het CCvD stemt in met het uitbreiding op basis van het advies van de commissie opleidingen. De studie Egyptologie komt op een later moment terug ter besluitvorming door het CCvD. Eisen aan de lead auditor in de BRL 4000 (ingekomen punt vanuit een CI) Toelichting: in de BRL zijn de eisen aan het kennisgebied van de lead auditor te beperkt geformuleerd, namelijk alleen als een verwijzing naar een techniekgebied met de naam overige (klasse 35). Daar hoort ook een inhoudelijk techniekgebied bij. In de prakrijk blijkt de nu vermelde klasse in de BRL 4000 te beperkt (en voldoen CI s niet op niet terechte gronden). Bouwkundige en technische scope komt dan het meest in de buurt als logische toevoeging aan de eis in de BRL. Het programmabureau vraagt om instemming om dit punt middels het wijzigingsblad te regelen, maar voorafgaand wel de andere CI s te raadplegen.

3 - 3 - De NEPROM vraagt hierop hoe dit bij de bodemprotocollen geregeld is. Toegelicht wordt dat bij bodem ook deze klasse Bouwkundige en technische scope bij de eis staat (klasse 34). Het CCvD stemt in met het voorstel, onder raadpleging van de andere CI s voor de BRL Aan de BRL wordt dan klasse 34 toegevoegd: Bouwkundige en technische scope. Evaluatie van het kwaliteitssysteem op basis van certificering: RvA rapport (vervolgbespreking) - Bijlage 2c/2d ter toelichting: Rapport beoordeling RvA en aangevulde reactie Programmabureau Toelichting: tijdens de CCvD-vergadering van 8 mei jl. is het beoordelingsrapport van de RvA over BRL 4000 besproken. Op verzoek van het college wordt het rapport opnieuw besproken, voorzien van een puntsgewijze reactie i.r.t. de lopende herziening van de BRL Bespreking en vragen CCVD Voorafgaand aan de bespreking meldt de vz dat de reactie bij tekortkoming (TK) nr. 19 te kort door de bocht geformuleerd is. In de toelichting van de BRL wordt de reikwijdte van het certificaat nader geëxpliciteerd. De VOiA vraagt bij TK-05 wanneer vestigingen wel of juist niet op het certificaat vermeld worden. Toegelicht wordt dat op het certificaat de vestigingen vermeld worden van waaruit de activiteit wordt verricht. Dat bepaalt de organisatie zelf. RWS vraagt naar TK-9/10: is het voor bureauonderzoek nodig om de locatie (van de organisatie) te bezoeken? Besproken wordt dat dat een punt van aandacht is, maar nu niet leidt tot een wijziging. Bij TK-17 wordt vermeld dat dat als je niet binnen 6 maanden een project hebt, je het certificaat verliest. Is 6 maanden dan niet te kort? Zeker voor waterbodems is het aantal projecten zeer beperkt. Toegelicht wordt dat de termijn zonder werk feitelijk veel langer is, namelijk een heel jaar (verlengingsaudit) + 6 maanden ( respijtperiode ). Kennelijk heeft de organisatie na het verkrijgen van het certificaat geen werk meer verkregen, dus dan wordt het bijna 2.5 jaar. RWS ziet dit wel graag als punt van aandacht voor de lopende herziening van de BRL. Het CCvD stemt in met de voorstellen voor reactie op de RvA-opmerkingen. Met het oog op consistentie worden deze punten ook voorgelegd aan de BRL commissie. Evaluatie van het kwaliteitssysteem op basis van certificering: terugkoppeling bijeenkomst BRL commissie en interviews organisaties - Bijlage 2e ter bespreking: Verslag met advies van de BRL commissie en afspraken vervolgproces. Toelichting: Op 20 juni is de begeleidingscommissie ter evaluatie van de BRL (BRL commissie) bijeen geweest en heeft de overkoepelende vragen voor de evaluatie besproken. Tevens zijn een aantal partijen uit het werkveld benaderd om van hen de eerste ervaringen met de certificering te vernemen. Geconstateerd wordt op aangeven van het IPO dat signaal 2 bij vraag 1 ( zijn de eisen in de BRL eenduidig geformuleerd en toetsbaar ) niet juist is. Daar wordt gesteld dat de volgorde van aanleveren van vondsten en documentatie niet juist zou zijn. IPO stelt dat de volgorde van het aanleveren van vondsten en documentatie in de BRL wel juist is en in lijn is met de KNA. Wel zal het IPO om de doorlooptijden te verkorten -met het oog op de wettelijke 2-jaarstermijn- voor de BRL commissie voor 1 augustus een voorstel op papier zetten.

4 - 4 - Actie Suzanne Wentink ism Programmabureau Uit signaal 6 bij vraag 2 blijkt dat in de KNA/BRL eisen ontbreken aan het tijdelijk depot/transito depot, zoals klimaatbeheersing. In dit licht wordt tevens de vraag gesteld of de eisen bij het KNA Protocol 4010 Depotbeheer überhaupt wel up to date zijn? Het college besluit om de eisen aan depots in 2018 te evalueren. Opnemen in Jaarprogramma Signaal 2 bij vraag 3 ( zijn de eisen in de BRL relevant om te komen tot een goed archeologisch proces ) roept vragen op. De vraag is waarom het bij voortduring aanvragen van een voorlopig certificaat marktverstorend is? Dat is voor het CCvD niet duidelijk. Het CCvD vraagt de commissie om een nader uitgewerkt advies, het liefst in scenario s. Wat is er bijvoorbeeld op tegen om de afkoelperiode op 0 te zetten? 4 jaar wordt sowieso ook door het CCvD zelf erg lang gevonden. Het advies bij vraag 5 ( geeft de auditsystematiek voldoende vertrouwen om een certificaat af te geven?) om ook horizontaal te kijken naar meerdere projecten binnen de organisatie en niet alleen sec naar een project, duidt op onterecht wantrouwen meent de NEPROM. Vanuit de NVAO, die betrokken is in de BRL commissie, wordt gereageerd dat dat zeker niet zo is bedoeld. Het gaat hier om het meer systematisch meten van de kwaliteit dan nu waarschijnlijk het geval is. Vraag 7 gaat over de kosten in verhouding tot de waarde van het certificaat. Besproken wordt dat de kosten uitvoerig bediscussieerd zijn in het CCvD gedurende de voorbereidende fase. Het CCvD staat stil bij de hoogte van de kosten en of de klant nog een product wil afnemen als de kosten voor de certificering worden doorberekend. Hoe hoog mogen die kosten zijn ten aanzien van het te leveren product? Vanuit de RCE wordt aangegeven dat dat wordt gemonitord op basis van signalen vanuit de sector, maar dat er niet gerekend is met exacte bedragen over wat de certificering een organisatie of opdrachtgever mag kosten. De eisen aan het protocol depotbeheer zullen worden geagendeerd voor het komend jaarprogramma. De eisen aan het transitodepot worden meegenomen in de lopende herziening en komt terug in de vergadering van september. - Bijlage 2f ter bespreking: Interviews organisaties mbt eerste ervaringen met certificering. Naar aanleiding van de interviews wordt afgesproken dat er voor de volgende CCvD vergadering een overzicht komt van het aantal gecertificeerde organisaties en dit wordt afgezet tegen het aantal vergunninghouders. Niet van toepassing. Het onderwerp is informerend. Uitbesteden en inlenen bij certificering KNA protocol 4006 Specialistisch Onderzoek (ingekomen punt van BAP en SAMPL) Namens het BAP en SAMPL licht Kinie Esser het punt toe aan de leden van het CCvD. De vraag is hoe het nu precies zit met uitbesteden en inlenen van specialisten door organisaties met een certificaat voor Specialistisch onderzoek (KNA protocol 4006). Daarover is nu onder met name de specialisten zelf onduidelijkheid ontstaan en de vrees dat zij als ZZPers zich nu voor dit certificaat moeten laten certificeren - bovenop de al vereiste registratie.

5 - 5 - Het Pb licht toe dat als een partij een certificaat heeft voor protocol 4006 het niet zo kan zijn dat een deel van het werk of alles wordt doorgeschoven naar partij die die niet aan eisen hoeft te voldoen. Dan heb je in feite een vergiet gecreëerd en misleid je de opdrachtgever. Daarbij maakt het niet uit of het gaat om een vrijwillig of verplicht certificaat, het is een basisprincipe vanuit kwaliteitszorg. Bekend is dat niet iedere specialist een certificaat wil halen. De vraag is dan welke oplossingen er zijn? Kinie Esser licht toe dat de vraag vooral ligt in de onduidelijkheid bij uitbesteden en de verantwoordelijkheid die dan geldt. Toegelicht wordt dat je als specialist wel werkzaam kunt zijn als ZZP-er als je in de opdracht regelt dat de eindverantwoordelijkheid ligt bij de senior specialist van de certificaathouder. Rob Houkes geeft namens SAMPL aan dat er dan onduidelijkheid ontstaat over het eindproduct. Toegelicht wordt dat de essentie is dat als je de verantwoordelijkheid weglegt als certificaathouder bij een ander, je dan verplicht bent om daarvoor een gecertificeerde partij in te schakelen. Een oplossing kan geboden worden door juiste vermelding van de aard van het werk in het contract (inlenen of uitbesteden) en daarvoor een checklist of model te maken die als voorbeeld gebruikt kunnen worden. Dit aspect zal ook in de volgende versie van de BRL verduidelijkt worden. Daarnaast is het ook verstandig om dit voor te leggen aan de CI-s in het volgende Harmonisatieoverleg. Het Pb zal over dit onderwerp een verduidelijkende checklist of modeltekst opstellen en dit aspect zal ook op de agenda van het komende Harmonisatie overleg geplaatst worden. Ingekomen verzoek hardheidsclausule (vertrouwelijk) De BRL 4000 bevat een hardheidsclausule. Daarin staat het volgende: Ondanks alle mogelijkheden die deze regeling biedt en ondanks de zorgvuldigheid waarmee de eisen aan actoren zijn opgesteld, kan het zijn dat het voor een individueel persoon niet mogelijk blijkt om zijn actorstatus aan te tonen. In dat geval kan een individuele persoon zijn/ haar casus voorleggen aan het CCvD Archeologie. Deze zal dan per individuele casus beslissen of de persoon zijn actorstatus kan verkrijgen of behouden. - Bijlage 2g ter besluitvorming verzoek tot gebruikmaking Hardheidsclausule BRL 4000 Bespreking en vragen CCVD Mariette de Rooij verlaat op dit punt op eigen aangeven de vergadering vanwege mogelijke belangenverstrengeling. De vz legt de vraag voor of het verstandig is om de casus afzonderlijk te bespreken of dat wellicht breder te kijken naar de eisen aan specialisten zelf beter is. De indruk is ontstaan dat deze casus - waarin een specialist vraagt om registratie als KNA specialist, maar niet aan de opleidingseis voldoet- namelijk niet op zichzelf staat. Het IPO vraagt naar de grootte van deze groep. Toegelicht wordt dat dit niet bekend is, maar dat wel zeker is dat het voor meerdere personen geldt (bij SIKB zijn in ieder geval 4 gevallen bekend). Het CGA vraagt wat het knelpunt precies is. Kan de persoon de actorstatus niet aantonen of niet verkrijgen? Het CCvD stemt in om dit niet als afzonderlijk geval te bespreken, maar om in overleg met de specialisten o.a. van BAP en SAMPL te kijken naar de eisen aan de specialist op medior niveau en om welk soort specialisten/specialismen het gaat. De indruk bestaat dat het vooral om materiaalspecialisten gaat. Daarnaast is het verstandig om een globaal beeld te krijgen van de

6 - 6 - grootte van de groep werkzame specialisten zonder Ma opleiding. Op basis van dit beeld van de aard en grootte van het knelpunt, kan in overleg met betrokken partijen naar een mogelijke oplossing gezocht worden. Vanuit het CCvD zal een klein comité bestaande uit Paula Fijma, Maarten Wispelwey, Eli Gehasse en Hans Koopmanschap ondersteund door het programmabureau adviseren over de mogelijke oplossingsrichting in overleg met de vertegenwoordigende partijen vanuit de specialisten. Het programmabureau organiseert het overleg. De persoon achter de aanvraag voor het toepassen van de hardheidsclausule zal over dit besluit en mogelijk vervolg op dat besluit persoonlijk geïnformeerd worden. Registratie actoren i.r.t. verplichte BRL cursus Eerder heeft het CCvD besloten dat actoren die de cursus en/of toets Kennis van de BRL 4000 nog moeten volgen voorwaardelijk geregistreerd kunnen worden. Voorwaarde is dan wel dat de geregistreerde de cursus voor 1 juli 2017 aantoonbaar heeft gevolgd. Vermoedelijk zullen niet alle geregistreerden aan deze eis kunnen voldoen, deels omdat zij deze cursus in de maand juli zullen volgen. Het gevolg is dat de vermelding in het Actorregister van hun actorstatus komt te vervallen. Het gaat nu om ca. 80 personen. Voorgesteld wordt gelet op de aanloopzaken - om de periode eenmalig te verlengen. Vanuit de NVvA wordt aangegeven dat voor sommige personen de BRL cursus toch verplicht was, terwijl ze al eerder als actor werkzaam waren. Doordat zij een extra actorschap hebben aangevraagd, moesten zij onverwacht en ongewenst wel de BRL cursus volgen. Zij geven aan op de cursus niets nieuws te hebben gehoord. Is de eis dus wel redelijk? Gereageerd wordt dat dit gezien de nieuwe materie in de BRL niet waarschijnlijk is. Deze mededeling van de NVvA wordt verder voor kennisgeving aangenomen. Het CCvD besluit tot het verlengen van de datum tot uiterlijk 1 november Deze nieuwe deadline geldt alleen voor personen die vóór 1 juli 2017 voorwaardelijk tot het Actorregister zijn toegelaten. Dit betekent dat actoren die zich na 1 juli 2017 hebben gemeld (zonder gebruik te hebben gemaakt van de Overgangsregeling) geldt dat zij pas geregistreerd kunnen worden als zij aantoonbaar de (in company) BRL cursus hebben gevolgd of de BRL toets aantoonbaar hebben afgelegd. De toetsende instellingen zullen over dit besluit geïnformeerd worden Laatste ontwikkelingen Omgevingswet i.r.t archeologie (informerend) Aanwezig zijn Monique Krauwer (OCW) en Marjolein Verschuur (RCE). Zij geven een toelichting op de laatste ontwikkelingen binnen de Omgevingswet en de onderliggende besluiten voor zover die van belang zijn voor de archeologie. Het agendapunt is informerend zodat het CCvD bij vervolgactiviteiten adequaat kan inspelen op de (effecten van de) Omgevingswet. Qua planning: de wet is aangenomen door de 1 e kamer en de Besluiten zijn recent naar de Raad van State gestuurd. Later volgen nog de invoeringswet en invoeringsbesluiten. De invoeringswet moet officieel ook nog ter goedkeuring naar de 2 e en 1 e kamer. Op de website van I&M kunnen de besluiten (versie van 1 juli 2017) gedownload worden. Ook is er sprake van uitstel van de Omgevingswet. De verwachting is nu dat de wet er niet zal zijn voor het voorjaar van 2019, maar medio Sommigen noemen ook Reden van het uitstel is het bewaken van de samenhang in de regelgeving en de relatie met het digitale stelsel. Nagekomen mededeling: ook is de begripsbepaling van aantoonbaar te verwachten (naar aanleiding van het amendement van Ronnes) openbaar. Deze is opgenomen in de 1 juli versie van het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (BKL).

7 - 7 - Zie NB Er staat een begripsbepaling in, plus een toelichting daar op (bijlage I). Het handigst kun je deze vinden door te zoeken op aantoonbaar. Het college stelt diverse vragen naar aanleiding van de sheets die door Monique Krauwer en Marjolein Verschuur worden beantwoord. Onder meer de financiële zekerheidsstelling bij archeologisch werk: de discussie of dit wenselijk is of niet loopt nog en wordt later besloten. De vz dankt beiden voor hun toelichting Evaluatie maatwerkregeling: terugblikken en besluit eventuele uitbreiding (besluitvormend) Bijlage 4a ter kennisname: Notitie Maatwerkoplossing met varianten en kaders (vastgesteld door het CCvD in december 2016) Bijlage 4b ter bespreking: Evaluatie van de regeling (Carla Jansen, secretaris regeling) Bijlage 4c ter besluitvorming: Advies ten aanzien van eventuele uitbreiding Toelichting: in de december vergadering van 2016 heeft het CCvD een besluit genomen tot het in het leven roepen van de Maatwerkoplossing en heeft daarvoor toen ook de kaders vastgesteld. Het belangrijkste kader is de beperking tot gravend onderzoek (variant A) en werkzaam zijn vanaf 2001 ( opgraven ) en 2005 ( boren ). De regeling met dit kader is in de periode maart-mei uitgevoerd. Het CCvD heeft in december ook besloten om de regeling te evalueren en te besluiten of het gewenst is om de regeling uit te breiden naar de nietgravende/niet- wettelijk verplichte protocollen (Bureauonderzoek, PvE of de variant met alle KNA protocollen varianten B en C in de notitie). Een subcommissie vanuit het CCvD heeft advies uitgebracht en teruggeblikt op het afgelopen proces. Het CGA geeft aan in het licht van de terugblik dat het opmerkelijk is dat het aantal deelnemers aan de regeling uiteindelijk hoger uitkwam dan de eerder geraamde 9. Toegelicht wordt dat dit komt doordat ook Senior Veldtechnici van deze regeling gebruik hebben gemaakt. Daar was geen rekening mee gehouden, omdat zij immers al een KNA status hadden. Ook bleek dat er vanuit een groot opgravingsbedrijf deelnemers waren die eerder niet in beeld waren. Als je deze wegstreept klopt het eerder geschatte aantal van 9 toch heel aardig. Ten aanzien van het advies om de regeling niet verder uit te breiden geeft de NVAO aan dat nu de uitkomst van de regeling is dat iemand bijvoorbeeld wel mag boren, maar niet het bijbehorend bureauonderzoek zelfstandig mag uit. Dat is jammer en voor de personen zelf niet logisch. Vanuit de CCvD-commissie geeft Dieke Wesselingh aan dat niet bekend is of er een probleem is voor de niet-wettelijk verplichte protocollen, zoals bureauonderzoek, zodat het nodig is om daar inzicht in te hebben alvorens daarover te adviseren. Ook voor de andere protocollen zoals bureauonderzoek geldt de vraag of er sprake s van een opgebouwd economisch belang doordat men in 2001 resp 2005 al die functie (op niveau) uitoefende. De universiteiten worden in deze discussie overigens node gemist. Het CCvD stemt in met het advies om de maatwerkregeling vooralsnog niet uit te breiden. Afgesproken wordt dat medio 2018 een definitief besluit genomen wordt, of zo nodig eerder op basis van signalen uit de praktijk Gesprekkenrondje leden CCvD (ter bespreking) Doorgeschoven naar de eerstvolgende vergadering op 25 september Mededelingen en verslag 8 mei 2017

8 - 8 - Bijlage 6a ter vaststelling: Aangepast conceptverslag 8 mei 2017 (ingekomen opmerkingen VOiA) Het verslag wordt met medeneming van de opmerkingen van de VOiA vastgesteld. Bijlage 6b ter kennisname: impressie kennisbijeenkomst Digitaal werken in de archeologie 13 juni 2017 Bijlage 6c ter kennisname: Brief OCW nav Wijzigingsbladen BRL 4000 Ter informatie: Voornemen tot kennisbijeenkomst waterschappen en erfgoed (november 2017) Afsluiting & rondvraag De vz dankt de aanwezigen en sluit de vergadering. Actielijst Agendapunt Afspraak CCvD 3 juli 2017 Door Stand van zaken 2 Toevoegen Scheepsarcheologisch specialis Pb-SIKB Nog uit te en laten vervallen NW Europa 2 Voorleggen Egyptologie en aanvullen lijst Pb-SIKB Nog uit te opleidingen op basis advies commissie opleidingen 2 Toevoegen klasse bij eisen aan de lead Pb-SIKB Nog uit te auditor in de BRL 2 Voorleggen rapport RvA en reactie Pb-SIKB Nog uit te programmabureau aan commissie BRL 2 Notitie doorlooptijden deponeren IPP/SW Nog uit te 2 Evaluatie protocol Depotbeheer, Pb-SIKB Nog uit te jaarprogramma Eisen aan transito depot voor de BRL 4000 Pb-SIKB Nog uit te 2 Opstellen lijst vergunninghouders vs Pb-SIKB Nog uit te certificaathouders CCvD 25 september 2 Notitie inhuur/uitbesteding SO Pb-SIKB Nog uit te 2 Informeren toetsers ivm verschuiving Pb-SIKB Uitgevoerd deadline BRL cursus 2 Agendapunt Afspraak CCvD 8 mei 2017 Door Stand van zaken 2 Opnieuw agenderen rapport en notitie RvA, CCvD 3 juli Pb/WdK/Jd B Uitgevoerd 2 Notitie met voorstel kennis technisch expert Pb Nog uit te IVO-Opwater 2 Aanpassing BRL op het punt goedkeuring bevoegde overheid, in lijn met brengen met Pb/JdB Nog uit te

9 - 9 - tekst Erfgoedwet. 5 Definitief maken en publiceren leidraad KNA Waterbodems BS/RCE en PB/EW Nog uit te 5 Aanpassingen BRL/KNA Wb op basis van notitie geconstateerde punten. Pb/DW/JdB Nog uit te Agendapunt Afspraak CCvD 13 maart 2017 Door Stand van zaken 2 Evaluatie: Toevoegen kenniseisen bij de Fysisch Geografisch Specialist Pb-SIKB Nog uit te Agendapunt Afspraak CCvD 26 september 2016 Door Stand van Voorbereiden onderwerpen - Digitale controle onderzoeksgegevens (ingebracht door Elsbeth Westerman VOiA) - Kwaliteit van adviseurs in de archeologie (idem) - Collegiale toets (ingebracht door Maarten Wispelwey - CGA) - Contractvorming (ingebracht door Verbruggen/Hendriks VOiA/NVAO) Actie EW/MW/JH en MV zaken Digi controle + adviseurs uitgevoerd Nog niet uitgevoerd: Collegiale toets en contractvorming