COMMISSIE WATERVEILIGHEID

Transcriptie

1 COMMISSIE WATERVEILIGHEID Delft, 7 mei 2013 AAN DE VERENIGDE VERGADERING VAN DELFLAND Advies van de commissie Waterveiligheid, tevens conceptverslag van de vergadering op 7 mei 2013 over de aan haar voorgelegde voorstellen van het college van dijkgraaf en hoogheemraden, ter behandeling in de Verenigde Vergadering op 23 mei Aanwezig: mevr. mr. A.W. Bom-Lemstra dhr. A. van den Berg mevr. drs. J. Engels mevr. N.J. Dijkshoorn-van Dijk dhr. P. van der Ende dhr. J. de Jong dhr. ir L.P.I.M. Hombergen dhr. C. Kuijvenhoven RA dhr. J.Th. Overmeer dhr. ir. G.A. van der Wedden dhr. H.M.J. Hoogweg Afwezig: dhr. R. Reijn hoogheemraad, voorzitter hoogheemraad Water Natuurlijk Ongebouwd VVD Bedrijfsgebouwd PvdA (vanaf uur) CDA (vanaf uur) PvdD AWP plaatsvervangend secretaris VVD Locatie: Gemeenlandshuis te Delft, Vijverzaal 01. Opening, vaststellen agenda De voorzitter opent om uur de vergadering en heet iedereen welkom. Ze meldt dat de heer Van der Ende de heer Reijn vervangt en dat de heer Kuijvenhoven en de heer Hombergen hebben laten weten later te zullen komen. Bij de agenda merkt mevrouw Engels op dat ze een paar vragen bij de peilbesluiten (hamerstukken) heeft. Ze vraagt, net als mevrouw Dijkshoorn, waarom de voorstellen bij H.03 en H.05 bij deze commissie worden behandeld en niet in de Commissie Waterkwaliteit. Mevrouw Bom antwoordt dat afgesproken is een voorstel in die commissie wordt behandeld waar het zwaartepunt ligt. Daarmee wordt dubbel werk voorkomen. Ze heeft het een en ander afgestemd met mevrouw Ter Woorst die eventueel langs kan komen als vragen niet kunnen worden beantwoord. De heer Van der Wedden wil vragen stellen over H.03 en H.05 en de heer De Jong wil daarvan ook bespreekstukken maken. De agenda wordt met deze wijzigingen vastgesteld. 02. Vaststellen notulen van de vergadering van 9 april 2013 Mevrouw Engels meldt zich aan voor het groepje waterveiligheid (naar aanleiding van pagina 3). De heer Overmeer vraagt zich af (naar aanleiding van pagina 2) waarom het in Nederland, ondanks de hoge stand der techniek, niet mogelijk is te monitoren waar muskusratten precies schade aanrichten. Dan kunnen die plekken beter worden verdedigd, waardoor muskusratten kunnen worden gespaard.

2 2 Mevrouw Bom antwoordt dat die vraag via internet al een keer aan de markt en wetenschap is voorgelegd maar dat daarop geen reactie is gekomen. De veldproef, waaraan in Vroege Vogels aandacht is besteed, moet weer nieuwe informatie opleveren waarop mogelijk verder kan worden gebouwd. Mevrouw Bom meldt dat het rapport over bijvangst van exoten klaar is en naar de commissie wordt gestuurd zodra dat mogelijk is. 03. Mededelingen De heer Van den Berg deelt mee dat voor de volgende commissie het uitvoeringsprogramma 2013 van het Waterplan Westland wordt geagendeerd (het uitvoeringsprogramma stond abusievelijk voor de Commissie Waterkwaliteit van heden geagendeerd). Mevrouw Engels vraagt of ze het uitvoeringsplan daarvan kan ontvangen, omdat de link op de website niet werkt. De heer Van den Berg antwoordt dat hij het een en ander zal laten herstellen. Mevrouw Bom deelt mee dat de voor deze commissie toegezegde begroting voor 2014 van de GR Grondwateronttrekking DSM nog niet kan worden geagendeerd omdat zij er nog niet is. Er volgt vanavond nog een gesprek met de provincie en Delft. De provincie is nog steeds voornemens in 2014 uit de GR te treden. De heer Van der Ende wil dan ook de discussie kunnen voeren over de rol van Delfland in de GR, omdat het belang veranderd is met het rapport over de gewijzigde invloed van de onttrekking op de waterkeringen. Daarbij moet ook nog de motie (2009) van het CDA betrokken worden. Mevrouw Bom is het daarmee eens en zegt toe de vraag om de discussie te voeren naar D&H te geleiden. Mevrouw Bom meldt dat bij de afgelopen VV vrij lang is stilgestaan bij vragen van de PvdA-fractie over de mogelijke ontwikkelingen met betrekking tot de Scheveningen Bad en dat voor afronding daarvan is doorverwezen naar deze commissie. Ze licht toe dat dit onderwerp een bevoegdheid van D&H is en wellicht ambtelijk kan worden afgehandeld. Er is voor dit specifieke onderwerp een werkgroep belegd met Rijkswaterstaat en de gemeente om te kijken of tot een voorstel kon worden gekomen. De voorgestelde oplossing is voorgelegd aan het Expertise Netwerk Veiligheid en dat heeft positief geadviseerd. De vergunningverlening moet nog in gang worden gezet. De heer Van der Wedden vraagt waar de grens ligt tussen ambtelijke en D&H-bevoegdheid. Mevrouw Engels vraagt of er geen mer nodig was. Ze vond het vreemd dat er ineens wel genoeg zand bleek te liggen om tot rrn oplossing te komen. Was dat al bekend? Ze vraagt wat het kader is waaraan getoetst wordt, omdat ze niet begrijpt dat het Rijk hier wel bereid is de basiskustlijn te verleggen, maar tegelijk maar de helft van de Hoogwaterbescherming te betalen. Mevrouw Bom antwoordt dat de inzet van Delfland is geweest dat de waterkering de komende 200 jaar veilig blijft bij een maximumklimaatscenario. Dit deel van de kust is al robuust waardoor er meer mogelijk is. Bij de Zwakke Schakel is de kustlijn ook naar buiten verlegd en wat meehelpt, is dat het zand dat daar is aangebracht zich langzaam verplaatst naar het noorden. Ze antwoordt verder dat het Rijk anders die kosten voor het verleggen van de basiskustlijn ook zou hebben moeten maken. Mevrouw Bom antwoordt verder dat er geen mer nodig is voor de Delfland-procedures. Ze weet niet of dat wel geldt voor de andere procedures die moeten worden doorlopen. Ze antwoordt verder dat er wordt getoetst aan een wettelijk kader. Daarbij wordt berekend of er voldoende zand blijft liggen bij een maatgevende storm. De heer Hoogweg antwoordt dat het dagelijks bestuur bevoegd is voor de vergunningverlening. Als een ingreep echter leidt tot een leggerwijziging, dan moet het worden voorgelegd aan de VV. Mevrouw Bom rondt af met te zeggen dat de gevolgde aanpak tot positieve reacties van gemeente, Rijkswaterstaat en Deltaprogramma heeft geleid en dat ze deze daarom ook ter informatie heeft uitgedragen naar de VV en deze commissie. 04.B Bespreekstukken 04.B.02 Investeringsplan en Uitvoeringskrediet Buitengewoon Onderhoud regionale keringen 2013 (voorstel 31550)

3 3 De heer Van der Wedden merkt op dat de kosten maar 67 euro per meter bedragen en dat is laag, dus mooi. Het bevreemdt hem wel dat van de 9 km juist de 6 km minst risicovolle worden aangepakt. Verder vraagt hij waarom er geen SSK-ramingen worden gemaakt (pagina 2). Mevrouw Engels vraagt of er in de 5,7 km beschoeiing (pagina2) ook fauna-uitstapplaatsen worden opgenomen. De heer De Jong kan uit de presentatie niet goed opmaken welke delen van welke kade voor hoeveel geld worden uitgevoerd. Hij vraagt of er gevolgen zijn als uitgegaan wordt van de hoogte van 2008 in plaats van die van 2005 (pagina s 2 en 3). De heer Van der Ende vraagt om een toelichting op de rekenmethode, omdat hem niet duidelijk wordt wanneer van ervaringsgegevens uit wordt gegaan en wanneer het om een uitzonderingssituatie gaat. Hij vraagt verder of het wel gaat lukken om de 30 projecten die op stapel staan dit jaar af te ronden. Mevrouw Dijkshoorn leest dat met de verhoging de kades een levensduurverlenging van 15 jaar opleveren, maar dat daarbij de stabiliteit niet wordt meegenomen. Ze vraagt of dan niet het risico bestaat dat bij complexe kades zoals de Duifpolder toch binnen 15 jaar opnieuw moet worden versterkt. Ze vraagt of het klopt dat Rijnland schaarse kadegrond(klei) uit Delflandgebied haalt, zoals de cijfers lijken aan te geven. Mevrouw Bom antwoordt dat met de provincie een versterkingsvolgorde is afgesproken waarbij de kades met de grootste instabiliteitsrisico s voor 2015 eerst aan bod komen. Ook van de ophogingskades worden eerst de meest risicovolle aangepakt. Van de buitengewoononderhoudkades was nog niet volledig in beeld gebracht hoe groot de inspanning zou zijn. Daarom wordt gestart met de eenvoudige trajecten. Van de complexere delen waar tuinen, huizen, bomen en objecten in zitten, worden eigenaren en beheerders nu in beeld gebracht en over deze complexere delen worden gesprekken met gemeentes gestart. Er moet ook nog blijken of daar stabiliteitsproblemen moeten worden opgelost. Eind dit jaar moet dat volledig in beeld zijn. Ze antwoordt verder dat SSK-ramingen in principe wel leidend zijn, maar dat in dit geval beter van de ervaring met de Noordeindseweg in Berkel en Rodenrijs gebruik kan worden gemaakt om buitengewoon onderhoud en stabiliteit tegelijk aan te pakken. Bij deze aanpak hangen de kosten sterk samen met de inzet van specifiek materieel. Verder merkt ze op dat bij Stevige Dijken geen kengetallen gebruikt worden, omdat de variatie in kosten per lengte-eenheid te groot zijn om er nuttige informatie op te kunnen baseren. Verder antwoordt ze dat door de inhaalslag nu wel beter in beeld wordt gebracht wat de algehele toestand van de kades is. Na de inhaalslag moet Delfland in 2020 weer overgaan naar een reguliere beheersituatie. Daarmee wordt het minder waarschijnlijk dat snel achtereen voor hoogte en stabiliteit moet worden versterkt zoals in de Duifpolder. Ze kan echter niet uitsluiten dat dit nog eens gebeurt, omdat de ondergrond in Delfland soms onvoorspelbaar inklinkgedrag laat zien. Verder antwoordt ze dat bij beschoeiingen tegenwoordig standaard rekening wordt gehouden met fauna-uitstapplaatsen. Ze antwoordt verder dat een nieuw toetsinstrumentarium (Promotor) is ingevoerd. Daarom worden recentere hoogtes meegenomen in de berekeningen. Dat levert ook wat extra te versterken kilometers op. Tijdens de informatieve VV van 14 mei 2013 worden methode en gevolgen nader toegelicht. Ze bevestigt dat Rijnland grond uit Delfland gebruikt, maar dat is andersom ook het geval. Er is met Rijnland afgesproken dat die balans in evenwicht blijft. Omdat kadeklei niet te lang kan worden opgeslagen (uitdroging is schadelijk), worden regelmatig partijen heen en weer geschoven. De heer Van der Wedden vraagt waarom de veeschade aan de kade in de Foppenpolder voor rekening van Delfland lijkt te worden hersteld, terwijl dat op kosten van de veroorzaker zou moeten gebeuren. Ook vraagt hij of de agrariërs in polder Schieveen gekend zijn in de 2,8 km aan te leggen beschoeiing en of koeien daar ook weer de sloot uit kunnen komen in voorkomende gevallen.

4 4 De heer Van den Berg zegt toe de vraag waarom veeschade in de Foppenpolder door Delfland wordt hersteld en niet op kosten van de veehouder, bij het verslag te zullen beantwoorden. Hij antwoordt verder dat het bij de beschoeiing om vervanging gaat van bestaande beschoeiing. De heer Kuijvenhoven leest (pagina 2) dat de jaarschijf voor 2012 is gesloten. Hij vraagt of er dan nu in blessuretijd wordt gewerkt. De heer Overmeer vraagt of bij het kadeonderhoud de kades ook direct muskusrat-onvriendelijk kunnen worden gemaakt. Mevrouw Bom antwoordt dat dit niet mogelijk is, omdat nog niet bekend is wat onvriendelijk inhoudt. De veldproef zou daarover meer inzicht moeten leveren. Mevrouw Bom antwoordt dat tot 2013 nog met een jaarschuif werd gewerkt. Nu wordt met investeringsbedragen gewerkt. Het werk is nu wel afgerond, maar volgens de oude methodiek zou je dat inderdaad afronding in blessuretijd kunnen noemen. De commissie besluit het voorstel als hamerstuk aan de VV voor te leggen. 04.H Hamerstukken 04.H.03 Peilbesluiten Aalkeet-Binnenpolder, Kralingerpolder (Noord), Oude Lierpolder, Boschpolder en Bieslandse Bovenpolder; gemeente Delft, Maassluis, Midden-Delfland, Vlaardingen en Westland (voorstel 26942) De heer Van den Berg licht toe dat peilbesluiten voorheen eerst met de gebiedscommissies werden besproken. Die procedure is verlaten. De gebiedskennis wordt nu wel bij schouwmeesters, machinisten en door opmerkingen uit het gebied verzameld. Daarna ligt het besluit bij D&H voor en gaat dan naar de inspraak. Hierna komen nog de commissie en de VV aan bod. In die fase zitten we nu. Een peilbesluit moet eens in de 10 jaar worden vastgesteld. Mevrouw Engels vraagt of er nog veranderingen kunnen worden voorgesteld. De heer Van den Berg antwoordt dat dit in principe wel kan, maar dat dit niet voor de hand ligt, omdat er al goed naar de peilbesluiten gekeken is. De heer Kuijvenhoven vraagt of er veel zienswijzen zijn binnengekomen op de laatste peilbesluiten. De heer Van den Berg antwoordt dat op de stedelijke peilbesluiten niet wordt gereageerd, maar dat op de landelijke, zoals die van de Abtswoudse polder, wel regelmatig reacties binnenkomen. Mevrouw Engels vraagt hoe met belanghebbenden wordt gecommuniceerd. Mevrouw Dijkshoorn vraagt of alleen via de website is gecommuniceerd of ook via de plaatselijke bladen. De heer Van den Berg antwoordt dat in dit geval belanghebbenden door middel van signalen uit het gebied kenbaar maken wat hun wensen zijn. De heer Van der Ende vraagt of de communicatie met de ingelanden voldoende is geweest. Hij heeft geen aankondiging in de plaatselijke bladen gezien. Hij stelt dat qua bodemdaling Delfland een dynamisch gebied is en pleit ervoor dat als mensen over een paar jaar op de stoep staan, ze niet moeten worden weggestuurd met het procedurele tienjaarargument. Hij vraagt verder of het knooppunt in de Kralingerpolder is aangepakt waar eerder met foto s is toegelicht dat schade aan de Burgerdijkseweg kan ontstaan. De heer De Jong vindt dat de presentatie beter kan met een kaartje waar de peilgebieden liggen. Hij vraagt of het de bedoeling is om voor de zogenaamde Rietputten in de Aalkeet-Binnenpolder een peilbesluit vast te stellen. Hij denkt dat, gezien de wisselende bestemming van baggerdepot en natuur, een vergunning meer voor de hand ligt. Nu lijkt het alsof Natuurmonumenten rechten kan ontlenen aan dit peilbesluit, terwijl er dingen staan te gebeuren in dat gebied. Verder vraagt hij of de drie peilgebiedjes (5, 8 en 9) in de Oude Lierpolder niet naderhand voor wateroverlast kunnen zorgen en of niet de beheerders/eigenaren zelf voor de investeringen daar moeten zorgen. De heer Kuijvenhoven vraagt of met het wegvallen van de afdelingsbesturen de procedure nog wel voldoende democratisch gehalte behoudt. Mevrouw Engels vraagt of het afgesneden peilgebiedje in de Bospolder tijdelijk of definitief is. Verder vraagt ze of de opmerking over het verlande helofytenfilter (peilgebied 5) waardoor stromingsproblemen optreden, vrijblijvend is of dat het probleem ook wordt aangepakt.

5 5 De heer Van der Wedden vraagt of aan direct belanghebbenden een brief wordt gestuurd over een peilbesluit. Verder vraagt hij wat herpoldering inhoudt. Hij wijst op een typefout: 2003 in plaats van 2013 (pagina 6). Verder vraagt hij waarom in de Rietputten (pagina 7) wel een afwijkend peil kan worden toegestaan en wil hij weten of de drooggevallen natuurvriendelijke oever ook van Brussel moet worden gecompenseerd. De heer Van den Berg antwoordt dat bij deze peilbesluiten dezelfde procedure wordt gevolgd als bij de vorige serie. Daarbij probeert Delfland 10 jaar vooruit te kijken, ook wat betreft bodemdaling. Verder antwoordt hij dat er bij de inspraak geen knelpunten gemeld zijn en de problemen die bekend zijn bij de organisatie, zijn meegenomen in deze besluiten. Hij antwoordt dat Delfland bij de Oude Lierpolder de investeringen voor zijn rekening neemt omdat de veranderingen van peil een breder belang dienen dan slechts van de eigenaren. Een van de gebiedjes staat bijvoorbeeld met een dijksloot in verbinding. Hij meldt dat in het algemeen op die afweging later dit jaar nog wordt teruggekomen in een beleidsnotitie. Hij antwoordt dat er voor de vorige peilbesluiten nog wel een aantal hoorzittingen zijn georganiseerd, maar dat daar nauwelijks belangstelling voor was. Door die achterwege te laten, kan sneller worden gewerkt. Er wordt ook nog nagedacht over een verdere vereenvoudiging door de peilbesluiten nog eenmalig in plaats van twee keer langs de commissie te laten gaan. Verder antwoordt hij dat de afsnijding van het peilgebiedje in de Bospolder definitief is. De heer Van den Berg antwoordt dat de herpoldering van de Bieslandse Bovenpolder betekent dat het waterbeheer van de gemeente naar het waterschap overgaat. Dat wordt herpoldering genoemd. In Vlaardingen zijn ook een aantal polders herpolderd en weer in beheer van Delfland gekomen. Hij antwoordt verder dat het lastig is om brieven te gaan sturen naar specifieke belanghebbenden, omdat vaak moeilijk te bepalen is wie wel of geen belang heeft. Wel wordt altijd overwogen of voor specifieke doelgroepen een voorlichtingsavond moet worden georganiseerd. Hij antwoordt dat bij het peilbesluit ook wordt gekeken naar de natuurvriendelijke oevers. Deze oever is al eerder aangelegd en zal daarom geen problemen opleveren voor de Europese Richtlijn. De heer Van der Ende stelt dat in 2011 is afgesproken dat ook in de plaatselijke bladen zou worden aangekondigd dat er peilbesluiten ter inzage lagen. Mevrouw Bom antwoordt dat dit per geval met de betrokken gemeentes wordt afgewogen. Bij Midden-Delfland bijvoorbeeld is wel die keuze gemaakt. Bij deze peilbesluiten niet. De heer Van den Berg antwoordt dat het democratisch gehalte van de gevolgde procedure meegenomen moet worden in de evaluatie van de peilbesluiten later dit jaar. Hij antwoordt verder dat de Rietputten een baggerdepot zijn geweest en wat hoger liggen dan het omringende gebied. Natuurmonumenten is hier enige belanghebbende en daarom is eerder vergunning verleend voor dat afwijkende peil. De heer De Jong vindt dat dan de afwijking per vergunning zou moeten zijn geregeld zoals nu het geval is. De heer Van den Berg denkt dat de regeling per peilbesluit met de nu permanente functie natuur verband houdt. Hij zegt toe een antwoord bij dit verslag te zullen geven. Hij rondt af met te zeggen dat het probleem met het verlande helofytenfilter niet in dit peilbesluit kan worden verholpen, maar elders in de organisatie moet worden belegd. De commissie besluit het voorstel als hamerstuk aan de VV voor te leggen. 04.H.05 Investeringsplan Gemaal en vispassage Akkerdijksche polder (voorstel 31839) De heer Van der Wedden heeft de indruk dat hier een verstandig besluit wordt genomen en vindt het een duidelijk voorstel. Hij stelt mede namens de heer Overmeer nog wel de vraag of het voor vissen werkt dat de in- en uitzwemroutes op verschillende plaatsen in de polder zitten. Hij vraagt waarom er bij het gemaal niet voor een vispassage is gekozen, die voor vismigratie nog altijd beter werkt dan een visvriendelijke pomp.

6 6 Hij vraagt verder of het niet toch minder kostte om het oude gebouw te hergebruiken (pagina 2). Het voordeel zou zijn dat dan tegelijk de cultuurhistorische waarde behouden blijft. Hij vraagt zich af of niet wat te rigoureus dienstwoningen verkocht zijn en vraagt of die woning misschien kan worden teruggekocht. Mevrouw Engels vraagt of de verkoop van de woning niet voorbarig is geweest en of terugkoop moet worden overwogen om het werk eenvoudiger uit te kunnen voeren. Ze vraagt een toelichting op de vispassage die wel vanaf de ene kant passeerbaar is maar niet terug. De heer Kuijvenhoven leest dat er 6 varianten zijn afgewogen, maar ziet niet wanneer de commissie hierover moet oordelen. Hij leest verder dat voor verdere uitwerking een besluit van de VV nodig is en wil weten of daarmee gesuggereerd wordt dat voor de uitwerking krediet nodig is. Verder wil hij graag toegelicht hebben waarom in het ontwerpkrediet van het nieuwbouwgemaal sprake is van 10% onvoorzien en bij de vispassage 20%. De heer De Jong vindt de plaatjes wel mooi, maar ze verhelderen het stuk niet omdat geen toelichting en eigendomsgrenzen zijn opgenomen. Hij vraagt of met de uitbreiding van capaciteit van 28 naar 34 m3 de boezem niet zwaarder belast wordt. Verder wil hij weten of naar alternatieven is gezocht, bijvoorbeeld een bypass naar de Pijnackerse vaart of overstort naar een aangrenzende polder. De heer Van den Ende krijgt de indruk dat een technische oplossing is uitgewerkt vanwege de veranderde eigendomsverhoudingen. Hij vraagt of is geïnvesteerd in de relatie met de eigenaar, waardoor misschien een meer eenvoudige uitwerking mogelijk wordt. Mevrouw Dijkshoorn raadt aan om de ervaring met de Zouteveense polder waar het oude gemaal is blijven staan, wel mee te nemen in dit geval. Daar is ook de dienstwoning verkocht aan de machinist, maar was de toegang tot het gemaal niet goed geregeld. Ze vraagt verder of gebruik is gemaakt van de ervaringen met de andere vispassages bij het ontwerp van deze. Ten slotte vraagt ze of 20% onvoorzien in het ontwerpkrediet niet wat veel is voor een naar verhouding simpele vispassage. De heer Hombergen vraagt waarom het oude gemaal niet in het plan is opgenomen. Verder wil hij bij een besluit graag over het geheel oordelen, inclusief de mogelijk andere bestemming als monument. Mevrouw Bom antwoordt dat dit gemaal niet een monumentenstatus heeft zoals het voormalige gemaal van de Polder van Nootdorp. Maar dat wil niet zeggen dat geen rekening wordt gehouden met de waarde die mensen toekennen aan een gebouwtje of brug in hun buurt. In het ontwerp waarvoor krediet wordt aangevraagd, wordt dit aspect verder afgewogen. Ze kan niet iets veranderen aan het feit van de in het verleden verkochte dienstwoningen. Terugkopen van deze woning is niet als variant meegenomen omdat dat te duur is. Er is wel door D&H geïnvesteerd in de relatie en er is weer een werkbare situatie. Verder antwoordt ze dat de ervaringen met vispassages zijn meegenomen in dit voorstel. In de Berkelsche Zweth zit naar verhouding meer vis dan in de Schie, daarom is daar de intrek in de Zweth bedacht. De uittrek waar in het najaar gebruik van wordt gemaakt, zit in de Schie. Een vispassage is veel duurder dan een visvriendelijke pomp. De viswering is aangebracht om te voorkomen dat vis toch weer het gemaal inzwemt als het staat te malen. Ze antwoordt verder dat in de voorbereiding veel uren zitten die zwaarder meewegen ten opzichte van de minder dure vispassagemaatregelen. Mevrouw Bom antwoordt dat de gemaalcapaciteit van 34 nog volgt uit de ABC-maatregelen. Er is doorgerekend of de boezem daarop uitgelegd is. Voor alternatieven zouden watergangen moeten worden gegraven en dat is veel duurder. Ten slotte antwoordt ze dat in de vervolgfase ook de mogelijk te veranderen status door cultuurhistorische waarde wordt meegenomen. De commissie besluit het voorstel als hamerstuk aan de VV voor te leggen. 05. Informatie Geen agendapunten 06. Rondvraag en Sluiting

7 7 Mevrouw Engels vraagt wat er van de persberichten klopt over het wegvallen van water uit het woningbouwplan bij s Gravenzande. Verder vraagt ze of het rapport over zoetwaterbeïnvloeding in de duinen door de Zandmotor, waar Dunea om heeft gevraagd, er al is. Mevrouw Bom antwoordt dat Delfland daar niet bij is betrokken door de gemeente en daarom een afspraak aan het maken is om te bespreken wat de consequenties van de planveranderingen voor Schoon Water en Voldoende Water zullen zijn. Dan moet Delfland ook heroverwegen of het nog zinvol is om als partner daaraan deel te nemen. Mevrouw Bom zegt toe na te gaan in het rapport over de kustontwikkeling de gevolgen (voor Dunea) in de duinen worden betrokken. De heer Van der Wedden vraagt of het bijna instortende voormalige gemaal van de Polder van Nootdorp gevolgen heeft voor de waterveiligheid ter plaatse. Verder vraagt hij of het personeelstekort bij Stevige Dijken de voortgang van het programma gaat hinderen. Voor zover Mevrouw Bom weet, is het voormalige gemaal van de Polder van Nootdorp niet van invloed op de toestand van de waterkering. Verder antwoordt ze dat er eerder een personeelstekort speelde, maar dat het team van Waterkeringen nu weer goed bemenst is. Daarom heeft ze er vertrouwen in dat het gaat lukken. Ze blijft een aarzeling houden over het slagen van het buitengewoon onderhoud omdat daar met de gemeentes moet worden samengewerkt om het doel te halen. De voorzitter bedankt de aanwezigen en sluit om uur de vergadering. Aldus vastgesteld in de vergadering van de commissie Waterveiligheid van 4 juni De Voorzitter, De plaatsvervangend Secretaris, mr. A.W. Bom-Lemstra H.M.J. Hoogweg