Ruimtelijke onderbouwing voor het bedrijfsmatig fokken van duiven en paarden aan De Skieding 14 te Drachtstercompagnie. Bestaande situatie

Transcriptie

1 Ruimtelijke onderbouwing voor het bedrijfsmatig fokken van duiven en paarden aan De Skieding 14 te Drachtstercompagnie Bestaande situatie

2 1. Aanleiding De aanvragers hebben een verzoek ingediend voor de uitbreiding van de bestaande bebouwing ten behoeve van het bedrijfsmatig houden van paarden en postduiven op het adres De Skieding 14 te Drachtstercompagnie. Momenteel worden er op het perceel aan de Skieding 300 duiven en 9 paarden gehouden. Aanvragers willen nu de paarden en postduiven bedrijfsmatig gaan fokken en willen daartoe doorgroeien naar 600 postduiven en 16 paarden. Het verzoek is strijdig met het bestemmingsplan Buitengebied. Aan het verzoek kan medewerking worden verleend met een omgevingsvergunning, indien het besluit op grond van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 Wabo is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Hiermee kan worden afgeweken van de geldende agrarische bestemming in het bestemmingsplan Buitengebied. Op grond van artikel 3.10 lid 1 onder a van de Wabo moet voor deze vergunning een uitgebreide procedure worden doorlopen, waarbij het ontwerp voor 6 weken ter inzage wordt gelegd. 2. Plangebied a. Ligging Het perceel ligt aan De Skieding 14 te Drachtstercompagnie aan de oostelijke grens van de gemeente Smallingerland. Ten noorden van het perceel ligt de Jankedobbe, en ten oosten en zuiden van het perceel staan woningen. Midden op het perceel staat een woning met daarachter een grote en een kleinere duivenschuur en een paardenbak. Zie voor de exacte situering figuur 1. Figuur 1 - Situatieschets Locatie nieuwe duivenstal/wagenberging Te legaliseren bestaande duivenschuur b. Ontwikkelingen Aanvrager wil nu bedrijfsmatig een duiven- en paardenfokkerij beginnen. Daarvoor wil hij doorgroeien van 300 duiven en 9 paarden naar 600 duiven en 16 paarden. De aanvrager heeft een bedrijfsplan laten opstellen waarin hij zijn plannen verder heeft onderbouwd. Om de paarden en duiven te kunnen huisvesten, wil de aanvrager een schuur bouwen ten westen van de bestaande grote duivenschuur (zie figuur 1 voor de nieuwe locatie). Naast het

3 huisvesten van de duiven en paarden wil de aanvrager de schuur gebruiken als wagenberging. De nieuwe schuur heeft een bebouwingsoppervlakte van 177 m² en heeft een nokhoogte van 5,8 meter (zie figuur 2 voor een dwarsdoorsnede). De goothoogtes bedragen respectievelijk 2,4 meter (zuidzuide) en 3 meter (noordzijde). De schuur is bereikbaar via de noordzijde, die een kleine overkapping heeft. Figuur 2 Dwarsdoorsnede duiven- en paardenschuur Naast de nieuwe schuur wil de aanvrager een bestaande duivenschuur (gelegen achter de grote duivenschuur) legaliseren. De oppervlakte van deze schuur bedraagt 140m². Daarmee komt het totaal bebouwingsoppervlakte uit op 317m². c. Welstand De aanvraag is voorgelegd aan Welstandsadvisering en monumentenzorg Hûs & Hiem. Uit het advies van Welstandsadvisering en monumentenzorg Hûs & Hiem d.d. 19 oktober 2011, nummer W11SMA277-1 blijkt dat de aanvraag voldoet aan redelijke eisen van welstand. 3. Planologisch regime a. Vigerend bestemmingsplan Het perceel aan de Skieding 14 te Drachtstercompagnie heeft in het bestemmingsplan 'Buitengebied' de bestemming 'Woudengebied', met de functieaanduiding 'wonen'. Het bedrijfsmatig houden van duiven en paarden op deze locatie is in strijd met de bestemming, evenals het vergroten van het bebouwingsoppervlak. Het bestemmingsplan bevat een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid naar een 'landelijk bedrijf'. Onder deze noemer vallen ook de genoemde bedrijfsactiviteiten. Deze wijziging is echter voorbehouden aan de aanduiding 'voormalig agrarische bedrijven' en niet aan de aanduiding 'wonen'. Medewerking is uitsluitend mogelijk door het vaststellen van een volledig nieuw bestemmingsplan of door buitenplans van het bestemmingsplan af te wijken middels een omgevingsvergunning. b. Uitgebreide procedure De aanvraag heeft betrekking op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, Wabo. Planologische medewerking is dan alleen mogelijk met toepassing van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 Wabo: "indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;". Op grond van artikel 3.10 lid1 onder a van de Wabo dient er een uitgebreide procedure te worden doorlopen om een omgevingsvergunning te kunnen verlenen.

4 4. Uitvoeringsaspecten a. Ruimtelijke inpasbaarheid De nieuwe schuur wordt geplaatst aansluitend bij de bestaande schuren, zodat de bebouwing op het perceel bij elkaar wordt gegroepeerd. De nieuwe schuur wordt grotendeels achter de bestaande grote duivenschuur geplaatst, waardoor de nieuwe schuur nauwelijks zichtbaar is vanaf de openbare weg. Daarnaast wordt de schuur op ruime afstand van de elzensingel geplaatst, zodat deze singel ook in de toekomst goed kan worden onderhouden. b. Functionele inpasbaarheid Een duiven- en paardenfokkerij is een agrarische aanverwante functie die qua aard en invloed op de directe omgeving past in het landelijk gebied. In de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" zijn richtafstanden opgenomen voor de afstand tussen bedrijven en gevoelige functies (waaronder woonverblijven). Het houden van duiven is niet specifiek omschreven in de richtlijnen. Voor paardenfokkerijen geldt een richtlafstand van 50 meter voor het aspect geur. De afstand tussen de bedrijfsgebouwen en de bestemmingsgrens van de meest nabijgelegen woning van derden bedraagt ruim 65 meter. Het plan wordt daarom functioneel inpasbaar geacht. Milieu Bij het houden van duiven en paarden in de huidige en de gewenste aantallen is voor de Wabo sprake van een inrichting. Op grond van de Wabo is echter geen omgevingsvergunning voor de activiteit milieu nodig omdat er (voor het Besluit landbouw milieubeheer) sprake is van een landbouwinrichting. De initiatiefnemer heeft de benodigde melding op grond van het Besluit landbouw milieubeheer ingediend. Op grond van dat Besluit moeten de dierverblijven en mestopslag op minimaal 50 meter van de gevels van woningen van derden liggen. Daaraan wordt voldaan. De verkeersaantrekkende werking is zodanig gering dat wordt voldaan aan de Circulaire Beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wet milieubeheer van 29 februari De verkeersaantrekkende werking is daarmee geen reden niet mee te werken. Wet geluidhinder De Wet geluidhinder is alleen van toepassing als het een nieuwe situatie betreft (oprichten of verandering aan een geluidgevoelig object of terrein). In dit geval is daar geen sprake van omdat ter plaatse altijd een woning gevestigd is geweest en er geen wijziging aan die woning plaatsvindt. Het nieuwe en te legaliseren dierverblijf zijn geen geluidgevoelig object voor de Wet geluidhinder. c. Bodem Bodemonderzoek is noodzakelijk wanneer er een verblijfsfunctie wordt gemaakt waarbij meer dan twee uur per dag mensen aanwezig zijn. In voorliggend verzoek is daar geen sprake van en daarom wordt een bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht. d. Archeologie In januari 1992 werd door Nederland het Europees Verdrag van Malta bekrachtigd. Het verdrag geeft blijk van een toegenomen bezorgdheid om het bodemarchief: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Dit betekent dat de archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard moeten worden. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan is archeologisch onderzoek nodig. Uitgangspunt hierbij is dat de verstoorder het onderzoek betaalt. Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze

5 reden heeft de provincie het initiatief genomen om, zoveel mogelijk in samenwerking met het rijk en de gemeenten, het bodemarchief zo goed mogelijk in kaart te brengen. Dit gebeurt op de FAMKE: Friese Archeologische Monumentenkaart Extra. De FAMKE is in de eerste plaats gebaseerd op twee bestaande landelijke kaarten: de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Daarnaast houdt de FAMKE rekening met de kans dat de mogelijk aanwezige archeologische resten verstoord zijn. Aan de andere kant houdt de FAMKE ook rekening met de omvang van de bodemingreep. Dit alles bij elkaar is vertaald in provinciedekkende kaarten die aangeven hoe er het beste met het bodemarchief kan worden omgegaan. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd ( v Chr), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr n Chr). Voor deze indeling in twee perioden is gekozen omdat de adviezen voor mogelijke vindplaatsen uit de steentijd vaak verschillen van die voor mogelijke jongere vindplaatsen. De adviezen die voor de verschillende zones in Fryslân gegeven worden variëren van streven naar behoud' tot geen nader onderzoek nodig'. Deze adviezen geven aan welke vervolgstappen noodzakelijk zijn om op een verantwoorde manier om te gaan met het bodemarchief in een nieuw te maken bestemmingsplan, een bestemmingsplanwijziging, een ontgronding of een sanering. IJzertijd-middeleeuwen De provincie geeft aan dat er voor het plangebied geen onderzoek noodzakelijk is. Steentijd-bronstijd Ten noorden van het plangebied ligt een dobbe. In de directe omgeving van een dobbe kunnen belangrijke archeologische en paleobotanische resten liggen. Echter, niet alle dobben zijn pingoruines of vennen. Daarbij komt dat niet alle pingoruines of vennen en/of hun nabije omgeving in vroeger tijden waren bewoond. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 500m² deze dobben te laten onderzoeken door middel van een archeologisch waarderend onderzoek. Voorliggend verzoek gaat om een totaal bebouwingsoppervlakte van 317 m². Daarom wordt een archeologisch waarderend onderzoek niet noodzakelijk geacht. e. Ecologie De aanvrager heeft een ecologisch onderzoek laten uitvoeren naar de ter plaatse aanwezige ecologische waarden (zij bijlage). Uit het ecologisch onderzoek blijkt dat zwaar beschermde soorten en middelzwaar beschermde soorten in het onderzoeksgebied niet voorkomen. De aanwezigheid van broedvogels kan worden uitgesloten. De overige in het plangebied gevonden en te verwachten soorten zijn licht beschermd. Voor deze soorten geldt een vrijstelling. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft voor deze soorten niet te worden aangevraagd. Wel dient rekening te worden gehouden met de zorgplicht. Dit kan door enkele dagen voorafgaande aan de werkzaamheden de vegetatie kort af te maaien en het tijdig opruimen van hopen steen en groen. Dieren krijgen dan de tijd om het plangebied te verlaten en elders leefgebied te zoeken. f. Externe veiligheid Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door: - het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen); - het transport van gevaarlijke stoffen (wegen, buisleidingen, waterwegen en spoorwegen); Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico s voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Risicobronnen kunnen worden opgesplitst in: - inrichtingen waar risicovolle activiteiten plaatsvinden; - transportroutes van gevaarlijke stoffen; - buisleidingen.

6 Binnen of buiten het bestemmingsplan zijn conform de professionele risicokaart geen risicobronnen aanwezig waarvan de risicocontouren of de invloedsgebieden over het plangebied lopen. De wet- en regelgeving betreffende externe veiligheid heeft dan ook geen gevolgen voor dit bestemmingsplan. g. Water Omdat het verharde oppervlak met 317 m² toeneemt, is via de website een digitale watertoets uitgevoerd. De uitkomst van de digitale watertoets is dat Wetterskip Fryslan aangeeft dat het plan een zodanige invloed heeft op de waterhuishouding dat de Normale procedure moet worden gevolgd. Dit betekent dat Wetterskip Fryslan in overleg met de gemeente Smallingerland wil bespreken hoe voor het voorliggende plan rekening kan worden gehouden met de waterhuishouding en/of de afvalwaterketen. In het wateradvies van Wetterskip Fryslan (zie bijlage) wordt aangegeven dat voor dit plan geen compensatie hoeft te worden gerealiseerd. h. Luchtkwaliteit Het Besluit Luchtkwaliteit verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen de grenswaarden uit dit besluit in acht te nemen. Het doel van dit Besluit is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. In de gemeente Smallingerland worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden. Met de realisatie van dit plan wordt in zeer beperkte mate voorzien in ontwikkeling. Aangezien in de huidige situatie geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde, zal ook als gevolg van deze wijziging van het bestemmingsplan geen sprake zijn van een feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. Dit aspect behoeft daarom geen nadere beschouwing. i. Verkeersveiligheid Uitgangspunt is dat het aantal verkeersbewegingen, in relatie met de bestaande verkeersstructuur, niet onevenredig zal toenemen ten opzichte van de huidige woonbestemming. Het parkeren vindt plaats op eigen terrein. Gemiddeld 3 keer per week zullen er in de dagen avondperiode voertuigen langskomen voor het laden en lossen van de paarden en/of duiven. Het aantal verkeersbewegingen neemt daarmee niet onevenredig toe ten opzichte van de huidige situatie. Daarnaast wordt het perceel goed ontsloten; De Skieding is rechtstreeks aangesloten op de afslag van de Rijksweg A7. Wat dit betreft kan worden geconcludeerd dat de verkeersveiligheid niet in het geding komt. 5. Uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid Het ontwerpbesluit zal, voor een periode van zes weken ter inzage gelegd worden voor zienswijzen. Economische uitvoerbaarheid Het gaat bij dit project om een private investering van de aanvrager. Ook de grond is in bezit van de initiatiefnemer. Er zijn geen kosten welke op grond van de Grondexploitatiewet (hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening) dienen te worden vereffend door een overeenkomst of exploitatieplan. Daarom kan er van worden uitgegaan dat het project economisch uitvoerbaar is. Wel heeft de gemeente met de aanvrager een planschadeovereenkomst gesloten waarin bepaald is dat eventuele planschade voor rekening van de aanvrager is.

7 6. Procedure Voor het bouwen van de schuur dient op grond van artikel 3.10 lid 1 onder a van de Wabo een uitgebreide procedure te worden doorlopen nu er sprake is van een activiteit die alleen kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 Wabo. Hiervoor worden de volgende stappen doorlopen: Het voorontwerpbesluit Omgevingsvergunning wordt voor 2 weken ter inzage geled voor inspraak. Vervolgens wordt het ontwerpbesluit Omgevingsvergunning voor 6 weken ter inzage gelegd, waarbij een ieder zienswijzen kan indienen. Eventueel ingediende zienswijzen zullen worden beoordeeld. Vervolgens besluit het college van B&W tot het wel of niet verlenen van de omgevingsvergunning. Dit besluit wordt bekendgemaakt, waarna belanghebbenden 6 weken beroep kunnen aantekenen. Daarbij kan men een verzoek indienen bij de rechtbank om een voorlopige voorziening te treffen. Na de uitspraak op het beroep kan men eventueel in hoger beroep bij de Raad van State.

8 Bijlagen Ecologische quickscan Skieding 14 Drachtstercompagnie Wateradvies Wetterskip Fryslan