KLIMKRACHT FUNCTIEPROFIEL IBO DE BALLON

Transcriptie

1 KLIMKRACHT FUNCTIEPROFIEL IBO DE BALLON FUNCTIETITEL BEGELEIDER BUITENSCHOOLSE KINDEROPVANG FUNCTIEDOEL Begeleiden van kinderen uit het basisonderwijs in een initiatief voor buitenschoolse opvang. PLAATS IN DE ORGANISATIE Organisatie: OCMW Opglabbeek Dienst: Dienst Kinderopvang Statuut: contractueel Salarisschaal:D1-D3 RAPPORTERINGSLIJNEN Directe leidinggevende: coördinatoren IBO Anderen: Secretaris OCMW DIPLOMAVEREISTEN Derde jaar van de derde graad beroepssecundair onderwijs richtingen: kinderzorg, begeleider in de kinderopvang; Certificaat van het beroepssecundair volwassenenonderwijs van de richting kinderzorg, begeleider kinderopvang; Tweede jaar van de derde graad sociaal technische wetenschappen of jeugd- en gehandicaptenzorg (voorheen bijzondere jeugdzorg), gezondheids- en welzijnswetenschappen of verpleegaspirant; Derde jaar van de derde graad internaatswerking of leefgroepenwerking; Het eerste en tweede studiejaar van de opleiding leraar kleuteronderwijs, leraar lager onder wijs, of graduaat orthopedagogie. EN werkdomeinen en de doelen of resultaten die bereikt moeten worden OMGAAN MET KINDEREN Dagelijks omgaan met kinderen, de dagelijkse zorg voor kinderen organiseren, activiteiten voorbereiden, organiseren en begeleiden. Het dagelijks verzorgen van het onthaal. Een basissfeer van veiligheid, zekerheid, geborgenheid, openheid en structuur creëren. Bepalen van leefregels en afspraken in overleg met kinderen en hierop toezien. Omgaan met conflicten. Zorgen voor een gepaste groepssfeer. Begeleiden van kinderen buiten de lokalen. De kinderen de mogelijkheid bieden om huiswerk te maken in een rustige sfeer. Opvolgen van de ontwikkeling van de kinderen. Instaan voor het afhaalmoment. 1

2 Stimuleren van kinderen. Begeleiden van kinderen met specifieke zorgbehoeften. Begeleiden van eetsituaties. Toepassen van de basisregels van hygiëne. Organiseren van rustmomenten. Toepassen van EHBO. Vaststellen dat een kind ziek is/wordt, stellen van de gepaste. handelingen en/of verzorging. Kinderen de mogelijkheid geven tot vrij spel zowel binnen als buiten en erop toezien. Plannen, organiseren en begeleiden van interne en externe activiteiten. OMGAAN MET OUDERS Dagelijks contact met ouders, nieuwe ouders verwelkomen, zorgen voor ouderparticipatie. Verwelkomen van ouders bij het brengen en halen van de kinderen Omgaan met opvoedingsvragen van ouders. Mondeling en schriftelijk rapporteren van de opvang en het (probleem)gedrag van kinderen aan ouders. Naleven en laten naleven van de afspraken met ouders. Wederzijds kennismaken met nieuwe ouders. Bijdragen aan de werking rond ouderparticipatie. Goed inschatten van de spanning tussen en erzijds de noodzaak aan openbaarheid en anderzijds, de noodzaak aan discretie i.v.m. vertrouwelijke gegevens. SAMENWERKEN MET COLLEGA S, VERANTWOORDELIJKE(N) EN EXTERNEN Een goede interne en externe communicatie, een goede teamwerking. Dagelijks uitwisselen van mondelinge en schriftelijke informatie over kinderen onder collega s. Signaleren van klachten, vragen, suggesties van ouders aan de verantwoordelijke. Verzorgen van dagelijkse contacten met externen op een professionele wijze. Samenwerken met andere teamleden op een professionele wijze. Actief Deelnemen aan teamvergaderingen. Bespreken van individuele kinderen, doelstellingen en knelpunten. Loyaal zijn t.o.v. de collega s en externen, de organisatie en zijn doelstellingen. KWALITEIT VAN ZORG De kwaliteit van de opvang bewaken en garanderen. Verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de aangeboden dienstverlening. Overleggen over en zich stellen achter de pedagogische visie en kwalitatieve doelstellingen van de opvangvoorziening. Participeren in het evalueren en verbeteren van de dienstverlening op basis van eigen inzichten en ervaringen. Formuleren en motiveren van noden m.b.t. materiele omkadering en middelen. Signaleren van knelpunten en problemen in de dienstverlening. 2

3 MATERIAAL Inrichten van het lokaal en onderhouden van het materiaal en lokaal. Openen en klaarmaken van de lokalen voor opvang. Afsluiten van de lokalen op een veilige manier. Dagelijks onderhoud verzorgen en opruimen. Inrichten van de leefruimte zowel buiten als binnen. Detecteren, signaleren en opvolgen van defecten en problemen m.b.t. de infrastructuur. Uitvoeren van huishoudelijke taken. ONDERSTEUNEN VAN NIEUWELINGEN Begeleiden van nieuwelingen/stagiair(e)s. Ondersteunen en begeleiden van stagiair(e)s en nieuwelingen, meewerken aan de evaluatie van stage. OPBOUWEN VAN EIGEN DESKUNDIGHEID Voortdurende zelfontplooiing. Vernieuwend en ontwikkelend ingesteld zijn. Op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen. Bijwonen van opleidingen en vormingsdagen. Voorbereiden van het eigen functioneringsgesprek. ADMINISTRATIE Administratieve taken uitvoeren. Dagelijks registreren van aanwezigheden. Uitvoeren van administratieve taken. 3

4 VEREISTE S Niveau 2 LEVENSLANG LEREN Het professionaliseren van het eigen functioneren door een levenslange leerhouding aan te nemen. Zelfsturing Is bereid bij te leren en zich aan te passen: Is bereid om nieuwe methodes te leren en nieuwe kennis te verzamelen. Staat open voor feedback. Vraagt om uitleg en toelichting. Geeft aan waar zich problemen of moeilijkheden in de taak voordoen. Past het eigen handelen aan op basis van dagelijkse ervaring. Denkt na over en neemt actie tot persoonlijke en professionele groei. Denkt kritisch na over het eigen dagelijkse handelen. Kan een eigen sterkte-zwakteanalyse maken aan de hand van hulpmiddelen. Vraagt uit eigen initiatief feedback. Past het geleerde toe in de praktijk. Doet voorstellen voor eigen vormings-, leerbehoeften. SAMENWERKEN Meewerken op een constructieve manier aan een gezamenlijke doelstelling, groepssfeer en overleg Relatie Informeert, helpt collega s en overlegt. Maakt afspraken met collega's. Aanvaardt groepsbeslissingen. Luistert naar de inbreng van collega's. Deelt kennis met collega's. Biedt hulp aan bij problemen, ook al valt de taak niet onder de eigen opdracht. Overlegt met collega's en zoekt naar een oplossing, consensus of compromis. Vraagt spontaan en pro-actief de mening van collega's. OMGAAN MET DIVERSITEIT Positief en respectvol omgaan met verscheidenheid (sociale, etnische, religieuze of filosofische achtergrond, economische status, opleidingsniveau, seksuele geaardheid, lichamelijke en verstandelijke mogelijkheden, gedragsmoeilijkheden, normen en waarden, ), zowel bij kinderen, ouders, collega s en externen. Relatie Toont respect voor identiteit en diversiteit van anderen. Heeft oog voor verschillen tussen mensen. Laat eigen vooroordelen niet meespelen in de werkcontext. Toont belangstelling voor het perspectief van anderen. Laat anderen toe om zichzelf te zijn. COACHEN Anderen (kinderen, collega's, ) stimuleren, ondersteunen en helpen om zich te (blijven) ontwikkelen. Relatie Stimuleert en ondersteunt kinderen in hun ontwikkeling. Laat kinderen zelf ontdekken hoe iets werkt/moet. 4

5 Moedigt kinderen aan tot initiatief. Biedt gepaste (spel)prikkels aan kinderen. Geeft bevestiging aan kinderen. Biedt structuur tijdens de dagelijkse werking. Legt uit hoe iets op een bepaalde manier moet gedaan worden en waarom, of doet voor hoe het moet (aangepast aan de mogelijkheden van het kind). Is duidelijk en consequent bij het hanteren van regels en het geven van verantwoordelijkheden. PROBLEEMVERKENNING Op een efficiënte wijze op zoek gaan naar aanvullende, relevante informatie om de probleemsituatie in kaart te brengen en te begrijpen. Informatie Vangt signalen op en gaat actief op zoek naar bijkomende informatie. Is aandachtig voor zijn omgeving. Merkt probleemsituaties op. Observeert de situatie. Stelt vragen. Wint informatie in bij verschillende bronnen. CREATIVITEIT Originele en/of vernieuwende oplossingen en voorstellen formuleren op het vlak van omgang met ouders, kinderen en anderen, op het vlak van activiteiten, Informatie Staat open voor vernieuwende en originele oplossingen en voorstellen. Toont een gezonde dosis nieuwsgierigheid voor vernieuwing en verandering. Is bereid om een nieuw idee of oplossing uit te proberen. Stelt bestaande gebruiken op een gezonde kritische wijze in vraag. VERANTWOORDELIJKHEIDSZIN In staat zijn om zijn verantwoordelijkheid op te nemen binnen de bevoegdheden van de eigen functieomschrijving. Actie Neemt de verantwoordelijkheid binnen het eigen takenpakket. Begint spontaan aan de eigen taken. Voert de eigen taken correct uit. Geeft verantwoordelijkheden door die niet binnen het eigen takenpakket vallen. Neemt initiatief. Bewaakt de eigen draagkracht. KINDGERICHT HANDELEN Acties afstemmen op de behoeften en wensen van iedere ouder en ieder kind, ook wanneer die niet rechtstreeks geuit worden. Actie Zorgt ervoor dat kind en ouder zich welkom voelen in de opvang. Benadert kind en ouder op een vriendelijke en efficiënte manier. Is toegankelijk voor vragen of bekommernissen. Geeft duidelijke antwoorden op vragen. Blijft beleefd, ook bij klachten. Biedt spontaan informatie aan over de opvang en het kind. Verwijst zo nodig door of zoekt hulp. Legt de nadruk op het welbevinden en/of plezier in plaats van op het 5

6 Niveau 2 Niveau 2 resultaat. Benadert kind en ouder als partner in het zoeken naar oplossingen. Bevraagt gericht de wensen, behoeften en verwachtingen van kind en ouder. Stemt acties af op de wensen en de inbreng van kind en ouder. Bouwt een vertrouwensrelatie op met kind en ouder. Toont betrokkenheid door bezorgdheden, klachten of problemen op te volgen. Neemt deel aan activiteiten om de betrokkenheid tussen kind, ouder en opvang te vergroten. Gaat expliciet na of kind en ouder tevreden zijn met de aangeboden oplossing. Onderneemt concrete acties naar aanleiding van specifieke feedback of inbreng van kind en/of ouder. ORGANISATIEBETROKKENHEID Handelen met aandacht voor de doelstellingen, missie, visie en waarden van de kinderopvang. Actie Respecteert de waarden en de doelstellingen van de kinderopvang. Respecteert de waarden en doelstellingen van de kinderopvang. Werkt volgens de doelstellingen van de kinderopvang. Reageert correct en loyaal wanneer buitenstaanders, klanten, enzovoort vragen stellen of kritiek uiten op de kinderopvang. Houdt bij eigen acties spontaan rekening met de waarden en doelstellingen van de kinderopvang. Houdt rekening met de waarden en doelstellingen van de kinderopvang in de eigen adviezen en beslissingen. Zet zich in om de waarden en doelstellingen van de kinderopvang te realiseren, ook al zou hij zelf andere doelen voorrang kunnen geven. Overweegt in de eigen acties en voorstellen de voor- en nadelen voor de kinderopvang. Schat bij eigen acties en beslissingen de ruimere gevolgen voor de kinderopvang correct in. PLANNEN Structuur aanbrengen in tijd, ruimte en prioriteit geven aan belangrijke taken of problemen. Management Brengt structuur in het eigen takenpakket. Maakt gebruik van hulpmiddelen bij het hanteren van structuur. Houdt rekening met de nodige voorbereidings- en uitvoeringstijd van taken. Pakt eerst de belangrijkste of meest dringende opdrachten aan. Houdt rekening met eigen draagkracht bij het plannen. Bewaakt het dagverloop. 6