BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

Transcriptie

1 Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer / / Betreft zaak: Prefab betonnen heipalen Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Inleiding 1. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: NMa) heeft onderzoek verricht naar overtreding(-en) van artikel 6 Mededingingswet (hierna: Mw) en artikel 81 Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna: EG) in de deelsector prefab betonnen heipalen (hierna: heipalen). Naar aanleiding van deze onderzoeksactiviteiten, alsmede naar aanleiding van informatie die in het kader van de clementieregeling bij de NMa is ingediend door een aantal ondernemingen, is door de NMa op basis van artikel 59 Mw een rapport opgesteld over afspraken en gedragingen in de deelsector heipalen 1 (hierna: het Rapport). Het Rapport is op 24 november 2005 vastgesteld. In het Rapport wordt geconcludeerd dat er een redelijk vermoeden bestaat dat Westo Prefab Betonsystemen B.V. (hierna: de Onderneming) heeft deelgenomen aan afspraken en gedragingen in de deelsector heipalen in Nederland, zoals uiteengezet in het Rapport. Bedoelde afspraken en gedragingen vormen een overtreding van artikel 6 Mw en artikel 81 EG. Besluit 2. De Raad legt een boete op van EUR ,00 aan: Westo Prefab Betonsystemen B.V., gevestigd te Coevorden, en Volker Wessels Stevin Industriële Bouw & Bouwtoelevering B.V. gevestigd te Rotterdam. Bovengenoemde rechtspersonen zijn ieder hoofdelijk aansprakelijk voor het geheel. Dit besluit richt zich tot ieder van bovengenoemde rechtspersonen _1/21 Rapport inzake productie en afzet van prefab betonnen heipalen, 24 november Openbaar

2 Verloop procedure 3. De NMa heeft de Onderneming het Rapport toegezonden waarin uiteengezet is op basis van welke feiten en omstandigheden de NMa het vermoeden heeft dat de Onderneming zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 Mw en artikel 81 EG. In een begeleidende brief heeft de NMa aan de Onderneming onder meer de keuze gelaten deel te nemen aan hetzij de versnelde procedure hetzij de reguliere procedure, zoals normaliter volgend op een Rapport ex artikel 59 Mw. Door middel van de versnelde procedure heeft de NMa de Onderneming in de gelegenheid gesteld snel schoon schip te maken. 4. De Onderneming heeft aan de NMa kenbaar gemaakt te kiezen voor voornoemde versnelde procedure. Door te opteren voor de versnelde procedure heeft de Onderneming ingestemd met het afzien van gehele of gedeeltelijke betwisting van de feiten en juridische beoordeling uit het Rapport en het recht om individueel te worden gehoord. De Onderneming heeft een vertegenwoordiger gemachtigd (hierna: de Gemachtigde) die tevens optreedt namens de andere partijen in de versnelde procedure en die namens deze partijen op generieke wijze een zienswijze naar voren heeft gebracht. De NMa heeft vooraf aangegeven dat in geval van deelname aan de versnelde procedure en het voldoen aan de daarvoor gestelde voorwaarden en daarmee het bijdragen aan het snel schoon schip maken in de bouwsector de aan de Onderneming op te leggen boete wordt verminderd met 15%. 5. Na toezending van het Rapport heeft op 7 februari 2006 een hoorzitting plaatsgevonden ten kantore van de NMa waarbij de Onderneming door de Gemachtigde werd vertegenwoordigd. Van deze hoorzitting is een verslag gemaakt dat aan de Onderneming is gezonden. 6. In de loop van de procedure zijn door de Gemachtigde namens de Onderneming generiek toepasselijke argumenten naar voren gebracht die volgens de Gemachtigde door de Raad ten aanzien van alle door hem vertegenwoordigde ondernemingen in acht moeten worden genomen bij de beoordeling van de feiten en omstandigheden zoals uiteengezet in het Rapport. Tevens is de Onderneming de mogelijkheid geboden om relevante feiten en omstandigheden die haar individueel raken, doch niet de essentie van het Rapport treffen, aan te voeren. 2 Openbaar

3 De overtreding zoals beschreven in het Rapport 7. In het Rapport wordt geconstateerd dat een aantal ondernemingen 2 in elk geval in de periode van 1 januari tot en met 31 december 2001 regelmatig, dat wil zeggen ongeveer tien keer per jaar, bijeenkwamen om hun individuele productie- en afzetvolume van heipalen in Nederland onderling af te stemmen. Vervolgens wordt in het Rapport geconstateerd dat de ondernemingen in kleinere kring, per telefoon dan wel in speciaal hiervoor belegde bijeenkomsten, tevens onderling contact met elkaar hadden. Zowel tijdens de bijeenkomsten als in de onderlinge contacten vond overleg plaats waarin hun productieen afzetvolume onderling werd verdeeld (hierna: het Overleg). De ondernemingen gingen ervan uit dat ieder een bepaald aandeel van hun gezamenlijke productie- en afzetvolume had (hierna: Volumeaandeel). 4 Doel van het Overleg was een bestendiging van het Volumeaandeel Tijdens het Overleg werden individuele, actuele verkoop- en afzetvolumegegevens uitgewisseld. Deze gegevens werden op een flip-over gepresenteerd, zodat gecontroleerd kon worden of en welke ondernemingen voor- of achterliepen op het Volumeaandeel. 6 De uitgewisselde gegevens werden eveneens vastgelegd in een excel-overzicht, waarin per onderneming werd aangegeven wat de actuele afzet en productie was, het Volumeaandeel en de voor- of achterstand op het Volumeaandeel in percentages en kubieke meters. 9. Correctie van eventuele voor- of achterstanden op het Volumeaandeel vond plaats door middel van onderlinge vaststelling van de onderneming die als laagste mocht offreren bij grote opdrachten. De opdrachten werden derhalve onderling verdeeld, waarbij in voorkomende gevallen tevens rekening werd gehouden met bestaande relaties en de locatie 2 Beton Son B.V., B.V. De Ringvaart, Van Oudenallen B.V., Westo Prefab Betonsystemen B.V., Haitsma Beton B.V., B.V. Lodewikus Voorgespannen Beton, Voorbij Prefab Beton B.V., Niemans Beton B.V., Pit Beton Heipalenfabriek Kamperland B.V. en Schokindustrie B.V. 3 In randnummer 119 van het Rapport wordt ten aanzien van Westo Prefab Betonsystemen B.V. geconstateerd dat deze vanaf 31 december 1999 deelnam aan de bijeenkomsten. 4 Uit verklaringen van vertegenwoordigers van de ondernemingen kan worden opgemaakt dat het gezamenlijk marktaandeel van circa 80% als volgt was verdeeld: Beton Son B.V %, B.V. De Ringvaart 9%, Van Oudenallen B.V. 9-10%, Westo Prefab Betonsystemen B.V. 3-5%, Haitsma Beton B.V.10-11%, B.V. Lodewikus Voorgespannen Beton 8-9%, Voorbij Prefab Beton B.V. 7-8%, Niemans Beton B.V. 9%, Pit Beton Heipalenfabriek Kamperland B.V. 4% en Schokindustrie B.V. 16%. 5 Terzake van de feitelijke achtergrond en de juridische beoordeling van de gedragingen die ten grondslag liggen aan de overtreding verwijst de Raad naar met name randnummers en van het Rapport. 6 Twee ondernemingen hebben de NMa schriftelijke overzichten verstrekt van de gegevens die tijdens het Overleg op de flip-over werden gepresenteerd. 3 Openbaar

4 van de opdracht. Een andere correctiemethode was onderlinge uitbesteding van productie. Voorts werd correctie van eventuele voor- of achterstanden op het Volumeaandeel mogelijk gemaakt door middel van een gezamenlijk opgestelde lijst met basisprijzen. 7 Jaarlijks werd deze lijst aangepast aan de kostprijsontwikkelingen en opnieuw gezamenlijk vastgesteld. Wanneer een onderneming achterliep op het Volumeaandeel kon deze de achterstand inhalen door lagere prijzen te hanteren dan in de lijst vastgestelde basisprijzen; de voorlopers op het Volumeaandeel hanteerden prijzen boven de basisprijs. De lijst diende derhalve ter ondersteuning van individuele prijsbepaling. 10. Het Rapport constateert dat bovengenoemde gedragingen onderlinge afstemming van het productie- en afzetvolume van heipalen tot doel hadden. Volgens het Rapport is deze onderlinge afstemming te vergelijken met zogenaamde quotasystemen waarvan de Europese Commissie expliciet heeft aangegeven dat zij naar hun aard verboden zijn op grond van artikel 81, eerste lid, EG. 8 Daarmee hebben de ondernemingen ten aanzien van de productie en afzet van heipalen welbewust feitelijke samenwerking in de plaats gesteld van concurrentierisico s. 11. Voorts constateert het Rapport dat bovengenoemde gedragingen dienen te worden gekwalificeerd als één voortgezette gedraging die als één voortdurende inbreuk moet worden beschouwd, in de zin van artikel 6, eerste lid, Mw en artikel 81, eerste lid, EG in de periode vanaf 1 januari 1998 tot en met 31 december Op grond van de vorengenoemde feiten wordt in het Rapport geconcludeerd dat er een redelijk vermoeden bestaat dat er sprake is van een overeenkomst dan wel onderling afgestemde feitelijke gedraging van de betrokken ondernemingen, die ertoe strekt de mededinging te beperken in de zin van artikel 6 Mw en artikel 81 EG. Beoordeling 13. Het verboden karakter van bovenbedoelde afspraken en gedragingen en haar deelname daaraan is door de Onderneming uitdrukkelijk niet betwist. Vast is komen te staan dat de Onderneming heeft deelgenomen aan afspraken en gedragingen, zoals nader beschreven in het Rapport. 9 De Raad stelt derhalve vast dat in de periode van 31 december 1999 tot en 7 Vijf ondernemingen hebben gegevensoverzichten verstrekt met betrekking tot een lijst met richtprijzen. 8 Zie beschikking van de Europese Commissie (hierna: Commissie) van 21 oktober 1998, Voorgeïsoleerde buizen, Pb L 024, randnummer 147; beschikking van de Commissie van 23 april 1986, Polypropyleen, Pb L 320, randnummer Zie in dit verband in het bijzonder randnummers , , en Rapport. 4 Openbaar

5 met in ieder geval 31 december 2001 het kartelverbod ex artikel 6 Mw en artikel 81 EG is overtreden door de Onderneming. 14. Met betrekking tot de beoordeling van de zienswijzen van de Onderneming maakt de Raad onderscheid tussen het (generieke) verweer, zoals aangevoerd door de Gemachtigde en het individuele verweer, zoals aangevoerd door de Onderneming. Beoordeling zienswijze aangevoerd door de Gemachtigde 15. Namens de Onderneming heeft de Gemachtigde diverse argumenten aangevoerd waarmee de Raad, naar het oordeel van de Gemachtigde, bij het opleggen van een boete rekening dient te houden. 16. Voor een aantal van deze argumenten geldt dat zij inhoudelijk neerkomen op een gehele of gedeeltelijke betwisting van de in het Rapport vastgelegde feiten en juridische beoordeling en derhalve de essentie van het Rapport raken. Het betreft de namens de Onderneming aangevoerde argumenten ten aanzien van de omschrijving van de betrokken markt, de merkbaarheid van de onderhavige mededingingsbeperking en de achtergrond en het doel van de gedragingen die tot de overtreding hebben geleid. Zoals expliciet is verwoord in de aanbiedingsbrief bij het Rapport, biedt de versnelde procedure geen ruimte voor argumenten die de essentie van het Rapport raken. Door uitdrukkelijk te kiezen voor deelname aan de versnelde procedure heeft de Onderneming met deze voorwaarde ingestemd. De Gemachtigde heeft tijdens de hoorzitting (desgevraagd) ook bevestigd dat de Onderneming de in het Rapport omschreven inbreuk erkent. Om die reden zal op bedoelde argumenten in dit besluit niet worden ingegaan, waarbij de Raad evenwel ten overvloede opmerkt dat deze argumenten de Onderneming ook niet hadden kunnen baten. 17. De Gemachtigde heeft aangevoerd dat voorzover sprake zou zijn van een merkbare mededingingsbeperking de effecten van de door de NMa vastgestelde overtreding op de concurrentie op de relevante markt niet zo groot zijn geweest dat sprake is van een (zeer) zware overtreding. De Gemachtigde heeft in dit verband onder andere aangevoerd dat de overtreding uitsluitend betrekking had op opdrachten die groter waren dan 500 m³, de beperkte werking van de prijslijst bij het bepalen van het prijsniveau en het ontbreken van een sanctioneringsysteem. Verder heeft de Gemachtigde in dat verband aangevoerd dat er een grote concurrentiedruk uitging van substitueerbare producten. 18. De Raad stelt nogmaals voorop dat deze argumenten, ook afgezien van de summiere feitelijke onderbouwing daarvan, in geen geval het verboden karakter van de betrokken afspraken en gedragingen teniet kunnen doen. De Raad acht om deze reden beboeting van de betrokken ondernemingen op haar plaats. Voorts merkt de Raad op dat in de 5 Openbaar

6 verschillende Boetebekendmakingen voor de bouw, anders dan in de algemene Boeterichtsnoeren, geen nader onderscheid wordt gemaakt naar zeer zware, zware en minder zware overtredingen. Uitgangspunt voor de boete vormt het algemene boetepercentage van maximaal 12%. 19. De Raad acht evenwel voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een zekere mate van concurrentiedruk van andere typen heipalen, hetgeen aanleiding geeft tot een zekere nuancering ten aanzien van de economische weerslag van de overtreding. Derhalve acht de Raad een boete op basis van het maximum van 12% van de boetegrondslag, zoals volgend uit de Bekendmaking boetetoemeting ten behoeve van bepaalde mededingingsbeperkende activiteiten in de betonsector 10 (hierna: Boetebekendmaking), niet op haar plaats en ziet de Raad aanleiding het boetepercentage te verlagen. 20. Bij die verlaging neemt de Raad mede in aanmerking het verschil in de aard van de overtreding in de deelsector heipalen ten opzichte van de vastgestelde overtredingen in de andere deelsectoren in de bouw waarvoor reeds boetes werden opgelegd, welk verschil ook door de Gemachtigde is aangevoerd als reden voor verlaging van het boetepercentage. Daarbij overweegt de Raad dat hij in de eerdere besluiten naar aanleiding van rapporten in andere deelsectoren van de bouw heeft vastgesteld dat sprake is van het onderling verdelen van werken en het afstemmen van inschrijfbedragen tijdens vooroverleg bij aanbestedingen, terwijl in de onderhavige zaak sprake is van het onderling verdelen van productie- en afzetvolumes, waarbij de afstemming van inschrijfgedrag voor specifieke leveranties met behulp van een richtprijs een correctie-instrument vormde voor de onderlinge volumeverdeling. 21. Op basis van het voorgaande acht de Raad een boetepercentage van 9% passend. 22. De overige door de Gemachtigde aangevoerde argumenten kunnen niet tot een verdere verlaging van het boetepercentage leiden. De Raad overweegt in dit verband in het bijzonder het volgende. 23. De Gemachtigde heeft aangevoerd dat de aard van de overtreding in de deelsector heipalen lichter althans niet zwaarder kan worden gekwalificeerd dan de overtreding in de zaak Betonmortelcentrale. 11 De Gemachtigde heeft onder andere in dat verband aangevoerd dat de overtreding in de zaak Betonmortelcentrale ook de gehele markt heeft bestreken die bovendien een oligopolistische structuur heeft, zonder dat er sprake was van 10 Bekendmaking van 28 november 2005, Stcrt. 2005, nr p Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, zaaknummer 2112, van 11 januari Openbaar

7 concurrentiedruk van substitueerbare producten. Verder voert de Gemachtigde aan dat de aard van de overtreding in de zaak Betonmortelcentrale, bestaande uit het jaarlijks doorvoeren van prijsverhogingen, ernstiger is dan de informatie-uitwisseling in de onderhavige zaak, die uitsluitend zag op de instandhouding van bestaande volumeverhoudingen. 24. De Raad is van oordeel dat de aard van de overtreding in de zaak Betonmortelcentrale, bestaande uit de uitwisseling van informatie omtrent jaarlijkse prijsverhogingen, niet gelijkgesteld kan worden met de afspraak tot onderlinge verdeling van productie- en afzetvolumes in de onderhavige zaak, waarbij tevens een correctiemechanisme was voorzien door onder meer afstemming van inschrijfgedrag, met behulp van een richtprijs. De stelling van Gemachtigde dat de afgesproken volumeaandelen de bestaande verhoudingen tussen de betrokken ondernemingen weerspiegelden, kan geen afbreuk doen aan de conclusie dat de betrokken ondernemingen hebben afgesproken hun verhoudingen vast te leggen, door middel van een (jaarlijkse) verdeling van productie- en afzetvolumes. 25. De Gemachtigde heeft voorts aangevoerd dat de NMa voor wat betreft de boetegrondslag niet had mogen uitgaan van de volledige productomzet. De Gemachtigde stelt daarbij - overigens zonder onderbouwing - dat de gedragingen c.q. de overtreding slechts betrekking zou(den) hebben op een klein aantal (grote) projecten. De Raad is van oordeel dat Gemachtigde hiermee de aard en omvang van de verboden gedragingen miskent. De marktverdeling in deze zaak bestond uit een volumeverdeling tussen de betrokken ondernemingen die zag op alle leveranties van de betrokken ondernemingen, dus ook die voor de minder grote opdrachten en projecten. Deze vormden derhalve evengoed onderdeel van de marktverdelingsafspraak en dienen ook tot de relevante productomzet te worden gerekend. Dat een achterstand op het afgesproken volumeaandeel werd ingelopen door een concreet project van grotere omvang te verdelen, doet aan de marktverdeling over de volumeaandelen immers niet af. De onderlinge verdeling van grote projecten diende derhalve ter correctie van het systeem, indien en voorzover er een achterstand op het volumeaandeel optrad. Door bij de bepaling van de boete uit te gaan van de volledige productomzet in het representatieve ijkjaar, heeft de Raad derhalve in redelijkheid kunnen komen tot de gekozen boetegrondslag. 26. De Gemachtigde heeft daarnaast aangevoerd dat er een cultuuromslag heeft plaatsgevonden in de deelsector heipalen die als een boeteverlagende omstandigheid dient te worden aangemerkt. Daarbij wijst de Gemachtigde op het feit dat veel betrokken ondernemingen compliance programma s hebben opgesteld en alle betrokken ondernemingen deelnemen aan de versnelde sanctieprocedure. 7 Openbaar

8 27. De Raad is van oordeel dat de voornoemde gedragsverandering niet af doet aan het verboden karakter van de betrokken afspraken en gedragingen. Bovendien heeft de cultuuromslag waar de Gemachtigde op doelt betrekking op de situatie in de sector ná de overtreding en kan derhalve niet van invloed zijn op de beboeting van overtredingen die in het verleden zijn begaan. Hetzelfde geldt voor de opgestelde compliance programma s die betrekking hebben op toekomstige gedragingen. De Raad is van oordeel dat deze argumenten niet kunnen leiden tot een lager boetepercentage. Dit geldt tevens voor de deelname aan de versnelde sanctieprocedure, aangezien de boetes van de ondernemingen daarvoor al met 15% worden verlaagd. 28. De Gemachtigde heeft tenslotte aangevoerd dat bij de vaststelling van de boete de financiële positie van de betrokken ondernemingen in aanmerking moet worden genomen aangezien de boetes de levensvatbaarheid van bepaalde ondernemingen in gevaar kan brengen. De Gemachtigde wijst op het feit dat de betrokken ondernemingen in 2004 een verlies van 9% hebben geleden, terwijl het voorlopige verlies voor 2005 op 15% is vastgesteld en er geen verbetering wordt verwacht in De beweerde verliezen geven de Raad geen aanleiding tot het verlagen van het algemene boetepercentage. Uit de rechtspraak en de wetsgeschiedenis volgt dat de financiële positie van een onderneming geen rol behoren te spelen bij de vaststelling van de boete. Evenwel geldt dat een boete niet het faillissement van een levensvatbare onderneming waarschijnlijk mag maken. 12 Indien in een individueel geval hiervan sprake is, is het aan de betreffende onderneming in het kader van haar individuele zienswijze dit argument aan te voeren. 13 In individuele gevallen kan de Raad van de Bekendmaking afwijken indien onverkorte toepassing daarvan tot evidente onbillijkheden leidt. Beoordeling zienswijze aangevoerd door de Onderneming 30. Door de Onderneming zijn geen relevante individuele omstandigheden aangevoerd. 31. In en door het vorenstaande heeft de Raad naar zijn oordeel alle relevante argumenten en verweren, zoals door de Onderneming aangevoerd, behandeld. De Raad constateert en begrijpt dat de Onderneming uitdrukkelijk heeft gekozen voor de versnelde procedure en geen argumenten aanvoert die de essentie van het Rapport raken. Het stond de 12 HvJEG, gev. Zaken 96/82 e.a. (I.A.Z./Commissie), Jur. 1983, p en TK , , nr. 3, p Verwezen wordt naar de aanbiedingsbrief bij het rapport prefab betonnen heipalen van 24 november Openbaar

9 Onderneming vrij te kiezen voor de reguliere procedure en in dat kader verdergaand verweer te voeren. De Onderneming heeft van die mogelijkheid uitdrukkelijk geen gebruik gemaakt. 32. Thans dient te worden overgegaan tot het opleggen van een sanctie. Dienaangaande wordt het volgende overwogen. 33. De Raad heeft vastgesteld dat in de periode van 31 december 1999 tot en met in ieder geval 31 december 2001 de overtreding van het kartelverbod (ex artikel 6 Mw en artikel 81 EG) is begaan door de Onderneming genoemd in randnummer 1 van dit besluit. 34. Onder het regime van het Nederlandse en communautaire mededingingsrecht zijn het ondernemingen die een overtreding van de materiële mededingingsregels kunnen begaan. De Raad kan ingevolge artikel 56, lid 1 Mw en de artikelen 88 en 89 Mw bij een overtreding van respectievelijk artikel 6 Mw en artikel 81 EG, een boete opleggen aan de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de overtreding kan worden toegerekend. Aangezien de Raad ingevolge artikel 56, lid 1 Mw en de artikelen 88 en 89 Mw bij een overtreding van respectievelijk artikel 6 Mw en artikel 81 EG, alleen een boete kan opleggen aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de overtreding kan worden toegerekend, dient de Raad waar sprake is van in concernverband opererende rechtspersonen, binnen het concern de geëigende rechtspersonen te kiezen. Dit zijn naast de rechtspersonen die blijkens het bewijs rechtstreeks bij de overtreding zijn betrokken, andere rechtspersonen die voor de gedragingen van deze rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld In het onderhavige geval wordt de overtreding begaan door de Onderneming genoemd in randnummer 1 van dit besluit en toegerekend aan de met name genoemde rechtsperso(o)n(en) in randnummer 2 van dit besluit. 15 Boete 36. Conform randnummer 9 van de Boetebekendmaking en randnummer 2 van de Toepassingsverklaring wordt de boetegrondslag voor de Onderneming vastgesteld op EUR ,00. Gelet op het vastgestelde boetepercentage van 9%, gaat de Raad ten aanzien van de Onderneming uit van een bedrag EUR ,00 (hierna: de bruto-boete). 14 HvJEG, zaak 48/69, ICI, Jur. 1972, p. 619, pt De rechtsperso(o)n(en) aan wie wordt toegerekend hebben eveneens een kopie van het Rapport ontvangen. Deze rechtsperso(o)n(en) hebben tevens uitdrukkelijk gekozen voor deelname aan de versnelde procedure. 9 Openbaar

10 37. Door de NMa is aan de Onderneming een clementietoezegging gedaan. De Onderneming heeft zich aan de in dit verband door de NMa gestelde voorwaarden gehouden en heeft aldus bijgedragen aan het onderzoek in het onderhavige geval. Op basis van de gedane toezegging vermindert de Raad de boete als uiteengezet in het vorige randnummer met 42,5%. Dit resulteert in een verlaging van EUR ,00 van de bruto-boete. 38. De Raad ziet conform randnummer 15 van de Boetebekendmaking reden om de boete te verminderen met een percentage van 15% van bruto-boete ad EUR ,00, gezien de deelname van de Onderneming aan de versnelde procedure. Dit resulteert in een vermindering van EUR ,00 van de bruto-boete. 39. Het bedrag dat resulteert na vermindering in verband met de clementietoezegging en het deelnemen aan de versnelde procedure, wordt aangeduid als netto-boete. In het onderhavige geval bedraagt de netto-boete EUR , De Raad houdt bij de vaststelling van de op te leggen boete rekening met eventuele boeteverhogende en boeteverlagende omstandigheden. 41. De Raad neemt in deze versnelde procedure geen boeteverhogende omstandigheden in aanmerking. 42. De Raad ziet conform randnummer 17 van de Boetebekendmaking aanleiding de nettoboete lager vast te stellen om de navolgende redenen. 43. In het onderhavige geval heeft de Onderneming vrijwillig informatie verstrekt aan de NMa en heeft zij hiervoor een clementietoezegging ontvangen in de zin van de Richtsnoeren Clementietoezegging. Tevens is de Onderneming akkoord gegaan met het doorzenden van de vrijwillig verstrekte informatie aan de Belastingdienst. Als gevolg hiervan vermindert de Raad de netto-boete met 1%, tot een maximum van EUR Dit resulteert in een verlaging van EUR 683,00 van de netto-boete. 44. De Raad neemt in de onderhavige zaak voor het overige geen boeteverlagende omstandigheden in aanmerking. 45. Het voorgaande resulteert in een boete van: EUR , Openbaar

11 Den Haag, 11 juli 2006 Overeenkomstig het door de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit genomen besluit. De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, namens deze: w.g. P. Kalbfleisch Voorzitter van de Raad van Bestuur 11 Openbaar