DE LIQUIDATIERESERVE. Ellen Steurbaut. Promotor: Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris: Mevr. Angie Clocheret. Studentennummer:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DE LIQUIDATIERESERVE. Ellen Steurbaut. Promotor: Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris: Mevr. Angie Clocheret. Studentennummer:"

Transcriptie

1 DE LIQUIDATIERESERVE Ellen Steurbaut Studentennummer: Promotor: Prof. dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris: Mevr. Angie Clocheret Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master of Laws in de rechten Academiejaar:

2 DANKWOORD Graag wens ik vooraf een oprecht woord van dank te richten aan: - Mijn promotor, Prof. dr. Inge Van De Woesteyne, voor het aanreiken van een actueel en boeiend masterproefonderwerp binnen het fiscaal recht; - Mijn commissaris, Mevr. Angie Clocheret, voor de nuttige feedback en opbouwende kritiek met als doel mijn masterproef naar een hoger niveau te tillen; - Dhr. Rijn Delbroek, manager bij KPMG Accountants en Mevr. Petra Schietecatte, bestuurder-vennoot bij Van Coile & Partners, voor hun medewerking aan een bevraging over het masterproefonderwerp; - Mijn vader Geert en mijn vriend Gertjan voor de motivering en het nalezen.

3 INHOUDSOPGAVE INLEIDING DE LIQUIDATIERESERVE ONTSTAAN VAN DE LIQUIDATIERESERVE CONCEPTUELE BELICHTING VAN DE LIQUIDATIERESERVE Analyse van de definitie vermeld in artikel 184quater WIB Kleine vennootschappen volgens artikel 15 W.Venn Aanleg van de liquidatiereserve: procedure Onaantastbaarheidsvoorwaarde FIFO-principe Afzonderlijke heffing van 10% opgelegd door artikel 219quater WIB Boekhoudkundige verwerking Voorbeeld Conceptuele vergelijking liquidatiereserve en de interne vereffening Temporeel toepassingsgebied DE BIJZONDERE LIQUIDATIERESERVE ONTSTAAN VAN DE BIJZONDERE LIQUIDATIERESERVE BIJZONDERHEDEN VAN DE BIJZONDERE LIQUIDATIERESERVE Overgangsregeling met retroactief karakter Aangepaste procedure van aanleg Betaling van de heffing Begrensde maximale overboeking Aangifte van afzonderlijke aanslag Neerlegging van de jaarrekening Boekhoudkundige verwerking van de bijzondere liquidatiereserve SAMENLOOP GEWONE EN BIJZONDERE LIQUIDATIERESERVE TERUGGEFLOTEN DOOR HET GRONDWETTELIJK HOF FISCALE VOORDELEN BIJ VEREFFENING VAN DE VENNOOTSCHAP TIJDENS DE LEVENSDUUR VAN DE VENNOOTSCHAP Bijnaam VVPRter... 49

4 3.2.2 Het voordeel van VVPRter onder de loep FIFO als welkome meevaller STIJGEND BELANG VOOR DE LIQUIDATIERESERVE ONGEWENSTE NEVENEFFECTEN ANTICIPATIEVE HEFFING: EEN RISICO DALING EIGEN VERMOGEN BENADELING VAN DE VENNOOTSCHAP-AANDEELHOUDER Uitkering van liquidatieboni uit de liquidatiereserve Uitkering van dividenden uit de liquidatiereserve JURIDISCHE KNELPUNTEN EN VRAAGTEKENS INTERNATIONALE CONTEXT Buitenlandse vennootschappen Moeder-dochterrichtlijn Dubbelbelastingverdragen SAMENLOOP MET ENKELE ANDERE FISCALE BEPALINGEN Tax shelter Fiscale antimisbruikbepaling Aftrek belastbare winst DE LIQUIDATIERESERVE VANUIT VENNOOTSCHAPSRECHTELIJKE INVALSHOEK DE LIQUIDATIERESERVE EN HET GELIJKHEIDSBEGINSEL KRITISCHE EVALUATIE BESLUIT BIBLIOGRAFIE LIJST VAN BIJLAGEN

5 INLEIDING 1. Het Belgisch fiscaal recht is onderhevig aan voortdurende evolutie. Het stelsel van de liquidatiereserve dat als nieuwe constructie binnen de vennootschapsbelasting in 2014 werd geïntroduceerd, maakt ongetwijfeld onderdeel uit van die evolutie. De liquidatiereserve maakt het voor kleine vennootschappen mogelijk om het geheel of een deel van hun boekhoudkundige winst (na belasting) van het boekjaar over te boeken naar een afzonderlijke passiefrekening. Doel van de operatie is om in de toekomst van een fiscaal voordeel te genieten. Indien de vennootschap aan bepaalde voorwaarden voldoet en zij een afzonderlijke heffing betaalt, kan een liquidatiereserve worden aangelegd die vervolgens bij vereffening belastingvrij aan de aandeelhouders kan worden uitgekeerd. Ook indien de KMO geen plannen heeft om op middellange termijn te vereffenen, opent de liquidatiereserve perspectief voor een toekomstig fiscaal voordeel maar dan weliswaar in een andere vorm. 2. De constructie vormt een technische aangelegenheid waaraan enkele belangrijke voorwaarden zijn gekoppeld. Doelstelling van deze masterproef is dan ook om de belastingplichtige een zo helder mogelijke beschrijving te verschaffen van de constructie en de daaraan verbonden voorwaarden. Dit geldt bij uitbreiding ook voor de fiscale voordelen waartoe de regeling aanleiding geeft, aangezien het een systeem tot fiscale optimalisatie betreft. We willen de lezer voorts de bekommernissen niet onthouden die terecht vanuit de literatuur en rechtspraak worden geopperd. Met een paar interviews afgenomen binnen de accountancy-sector hopen we aan de theorie ook een bijkomende praktijkdimensie te kunnen koppelen. 3. Voor we de materie van de liquidatiereserve verder toelichten willen we vooreerst de aandacht van de lezer vestigen op enkele recente ontwikkelingen met betrekking tot het tarief van de belasting op roerende inkomsten. Sinds het moment van invoering van het stelsel van de liquidatiereserve heeft het tarief van roerende voorheffing op winstuitkering enkele belangrijke wijzigingen ondergaan. Naar aanleiding van de tax shift steeg het standaardtarief van de roerende voorheffing ingevolge de wet houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht op 1 januari 2016 van 25% naar 27%. 1 Aansluitend steeg het 1 Artikel 92, 1 wet 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, BS 30 december 2015; X., Roerende voorheffing stijgt van 25% naar 27%, Fisc.Act. 2015, afl. 42, 3. 1

6 standaardtarief verder van 27% naar 30% door de programmawet van 25 december Het hoge tarief van 30% is van toepassing op de vanaf 1 januari 2017 betaalde en toegekende inkomsten en geldt nog steeds als het standaardtarief voor winstuitkeringen. Onderstaande figuur illustreert deze evolutie. Figuur 1: illustratie stijging tarief roerende voorheffing doorheen de jaren 3 4. De ontwikkelingen ingevolge de tax shift hebben tevens impact gehad op de specifieke bepalingen van de liquidatiereserve. De tarieven van toepassing bij de voordelen van de constructie zijn sinds de invoering van het stelsel in 2014 in parallel met het standaardtarief ook reeds tweemaal aangepast. 4 Op de concrete stijging van de tarieven wordt later ingegaan aangezien hiervoor nadere kennis van het specifieke fiscale voordeel vereist is. De masterproef legt de focus uiteraard op de huidige tarieven om de regeling zo actueel mogelijk voor te stellen, maar kennis omtrent de voorafgaande evolutie van de tarieven is onontbeerlijk om de werking van de constructie te doorzien. 5. Tenslotte zal blijken dat de liquidatiereserve niet los kan worden gezien van een bijwijlen creatieve politieke besluitvorming die met wisselend succes en niet altijd even consistent probeert in te spelen op kritiek en verontwaardiging van de (kleine) ondernemer die het niet pikt dat zijn sinds jaren zorgvuldig opgebouwde spaarpot binnen de vennootschap 2 Artikel 94, 1 programmawet 25 december 2016, BS 29 december 2016; C. VAN GEEL, Roerende voorheffing stijgt tot 30% (art PW 2017), Nieuws 5/01/2017, 3 X., Verhoogde roerende voorheffing vanaf , Blog Practicali Seminaries, 4 Artikel 92, 5 Wet 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, BS 30 december 2015; Artikel 94, 2 Programmawet 25 december 2016, BS 29 december

7 het voorwerp dreigt uit te maken van een in zijn ogen althans - fiscale hold-up. Of hoe de politiek erin slaagt om haar eigen (fiscale) doelstellingen zelf onderuit te halen. 3

8 1 DE LIQUIDATIERESERVE 1.1 Ontstaan van de liquidatiereserve 6. De liquidatiereserve als fiscale constructie dankt haar ontstaan en bestaan aan enkele voorafgaandelijke, belangrijke wijzigingen binnen de vennootschapsbelasting en is duidelijk geen losstaand fenomeen. Ze vormt het resultaat van een heus proces met twee kenmerkende fases die zich tevens uitstrekken over twee verschillende regeerperiodes. 5 Een kleine historiek van de fiscale situatie rond het tijdstip van invoering van de liquidatiereserve verschaft inzicht in het systeem van de liquidatiereserve en onthult ook meteen de ratio legis van deze nieuwe fiscale constructie. 7. De programmawet van 28 juni 2013 die in drie belangrijke wijzigingen voorziet wat betreft roerende inkomsten, vormt de aanzet in het hele verhaal. 6 De eerste wijziging van de programmawet kadert binnen de uitwerking van de relancestrategie van de economie onder de regering Di Rupo 7 en situeert zich binnen het kader van dividendpolitiek. Met als doel de KMO s binnen de economie beter te beschermen en de bevolking aan te moedigen om te investeren in de Belgische KMO s 8 schreef de regering Di Rupo in de programmawet de mogelijkheid in om KMO-dividenden uit te keren aan een verlaagd tarief, mits zij voldoen aan bepaalde strikte voorwaarden. 9 De regeling wordt in juridisch jargon ook wel de VVPRbis-regeling genoemd. De tweede, en mogelijk de meest doorslaggevende wijziging voor het ontstaan van de liquidatiereserve, betreft de verhoging van het tarief van roerende voorheffing op liquidatieboni vanaf 1 oktober Deze tariefwijziging kadert in de vooropgestelde doelstelling van de regering Di Rupo om het tarief van de roerende voorheffing te harmoniseren. 10 Het tarief steeg in dit opzicht van 10% naar 25%, waardoor ook de 5 A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in L. MAES, H. DE CNIJF, en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, (481) Programmawet 28 juni 2013, BS 1 juli Kadernota relancestrategie, juli 2012, P. HINNEKENS en K. DECROIX, Nieuwe maatregelen m.b.t. belastingheffing op winstuitkeringen: impact op vermogens- en successieplanning, TEP 2013, (7) Artikel 269, 2 WIB E. DI RUPO, Regeerakkoord, 1 december 2011, 78. 4

9 liquidatieboni vanaf deze datum onderworpen werden aan het toen geldende uniforme tarief van 25%. 11 Deze maatregel veroorzaakte heel wat commotie en protest onder de zelfstandige ondernemers. Deze zagen immers hun zuur verdiend pensioenkapitaal in grote mate aangetast wanneer zij later zouden overgaan tot vereffening van de vennootschap. 12 Om tegemoet te komen aan deze aanzienlijke belastingverhoging en om tevens een massale liquidatie van vennootschappen vóór 1 oktober 2014 te verhinderen, voorzag de wetgever in een tijdelijke overgangsregeling in artikel 537 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 (hieronder: WIB 92). 13 Deze derde wijziging gaf aan vennootschappen de mogelijkheid om bestaande reserves uit te keren mits inhouding van een roerende voorheffing van 10% (en zodoende te ontsnappen aan de eerdergenoemde belastingverhoging). Enkel belaste reserves die vóór 31 maart 2013 werden goedgekeurd door de algemene vergadering, konden genieten van deze voordelige belastingheffing op voorwaarde dat de dividenden daarna opnieuw werden ingebracht in de vennootschap. Het opzet van deze overgangsregeling, in de volksmond de interne vereffening genoemd, bestaat er dus in om bepaalde opgebouwde reserves te kapitaliseren aan 10% (door uitgekeerde dividenden vervolgens in te brengen) om te vermijden dat deze als liquidatieboni aan 25% zouden worden belast bij een latere effectieve vereffening. De kapitaalverhogingen die de regeling beoogt, dienen zich te voltrekken in de periode vanaf 1 juli 2013 tot de datum van afsluiting van het boekjaar, die sowieso moet plaatsvinden vóór 1 oktober De latere effectieve vereffening zal belastingvrij plaatsvinden indien ondernemingen de opgelegde wachttermijn in artikel 537 WIB 92 respecteren. Voor grote vennootschappen bedraagt de termijn acht jaar, voor kleine vennootschappen vier jaar. Na deze termijn heeft een kapitaalvermindering geen effect op de belastingvrije uitkering, in tegenstelling tot een eerdere uitkering die belast zal worden aan een bepaald tarief. De hoogte van dit tarief hangt af van de periode die reeds is verstreken tussen de inbreng in kapitaal en de kapitaalvermindering. Gebeurt de kapitaalvermindering in een grote vennootschap binnen de eerste vier jaar volgend op de inbreng, bedraagt het tarief 15%. Een kapitaalvermindering in 11 P. HINNEKENS en K. DECROIX, Nieuwe maatregelen m.b.t. belastingheffing op winstuitkeringen: impact op vermogens- en successieplanning, TEP 2013, (7) A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in L. MAES, H. DE CNIJF, en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, (481) Artikel 6 programmawet 28 juni 2013, BS 1 juli A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614)

10 het vijfde en zesde jaar volgend op de inbreng doet het tarief zakken naar 10% en bij uitkering in het zevende en achtste jaar zakt het tarief nog verder naar 5%. Bij kleine vennootschappen gelden dezelfde tarieven maar met een andere verdeelsleutel namelijk respectievelijk in de eerste twee jaar na inbreng, het derde jaar na inbreng en tenslotte het vierde jaar na inbreng De interne vereffening vormde een eerste stap in de goede richting om de rust bij de zelfstandige onderneming te doen weerkeren, maar slaagde er niet in om het protest volledig te laten verstommen. Om deze reden werd in het regeerakkoord Michel I het voornemen opgenomen om de tijdelijke overgangsmaatregel in een weliswaar aangepaste vorm een permanent karakter te geven. 16 De programmawet van 19 december 2014 realiseerde uiteindelijk dit voornemen met de invoering van de liquidatiereserve in artikel 184quater WIB Op basis van dit regime kunnen kleine vennootschappen vanaf aanslagjaar 2015 een gedeelte of het geheel van hun boekhoudkundige winst na belasting overboeken naar één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief, mits betaling van een anticipatieve heffing van 10%. Bij latere uitkering van de liquidatiereserve als liquidatiebonus is er geen roerende voorheffing of personenbelasting meer verschuldigd. 18 Wederom een maatregel die de belastingverhoging op de liquidatieboni countert en het tarief voor kleine vennootschappen op 10% houdt, mits het vervullen van een aantal voorwaarden. In een amendement werd nog aangevoerd dat de liquidatiereserve zou zorgen voor een belastingverlaging op vermogensinkomsten en vermogenswinsten, wat niet opportuun is binnen het huidige beleid dat vooral de lasten op arbeid wil verlagen. Onder meer de heer VANVELTHOVEN zag de liquidatiereserve om die reden liever niet in het fiscale straatbeeld verschijnen. 19 Aan het amendement werd echter geen gevolg gegeven. 9. In dit opzicht is het duidelijk dat de liquidatiereserve het permanente verlengstuk vormt van de tijdelijke maatregel van interne vereffening onder de regering Di Rupo. Dat de regering Michel zijn maatregel heeft voortgebouwd op eerdere wijzigingen onder de regeerperiode Di Rupo blijkt ook uit het volgende. De regeling van de liquidatiereserve houdt namelijk een bijkomend voordeel in voor dividenden die tijdens de looptijd van de 15 Artikel 537 WIB 92; Artikel 6 programmawet 28 juni 2013, BS 1 juli C. MICHEL, Regeerakkoord, 9 oktober 2014, Artikel 41 t.e.m. 50 programmawet 19 december 2014, BS 29 december S. COOLS, De liquidatiereserve: aard, besluitvorming, vennootschapsbelang en aandeelhoudersgelijkheid, TRV 2015, (703) Amendement (P. VANVELTHOVEN) op het wetsontwerp van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /003, 11. 6

11 vennootschap uit de liquidatiereserve worden uitgekeerd. Het dividend wordt in dit geval belast aan een tarief van 20% 20 aanvullende roerende voorheffing wanneer de vervroegde uitkering van de liquidatiereserve gebeurt binnen vijf jaar na de aanleg ervan. Gebeurt er een vervroegde uitkering na deze vijf jaar, dan zakt het tarief verder naar 5%. Omwille van dit bijkomend voordeel krijgt de liquidatiereserve ook de bijnaam van VVPRter-regime, verwijzend naar het eerder omschreven VVPRbis-voordeel voor KMO-dividenden onder de regering Di Rupo Merk op dat het tarief van 20% bij vervroegde dividenduitkering vanuit de liquidatiereserve binnen vijf jaar na aanleg, enkel geldt voor toegekende of betaalbaar gestelde dividenden, afkomstig uit liquidatiereserves aangelegd vanaf 1 januari Hier komt het belang van de recente tariefverhoging in de roerende voorheffing naar boven. Bij invoering van de liquidatiereserve bedroeg dit tarief immers nog 15%. Voor de dividenduitkeringen die plaatsvinden vanuit een liquidatiereserve die werd aangelegd vanaf 1 januari 2016 maar vóór 1 januari 2017, geldt dan weer een tarief van aanvullende roerende voorheffing van 17%. Om het correcte tarief te bepalen dient de belastingplichtige aldus rekening te houden met de gangbare tarieven op het moment waarop de liquidatiereserve werd aangelegd, en niet met de tarieven die gelden op het moment van dividenduitkering. Het tarief van 5% aanvullende roerende voorheffing voor dividenden die na de vijfjarige periode uit de liquidatiereserve worden uitgekeerd, is daarentegen ongewijzigd gebleven Conceptuele belichting van de liquidatiereserve 11. Het ontstaan van de liquidatiereserve dateert van eind 2014 en is ondertussen al voor een groot stuk ingeburgerd in het fiscaal rechtsverkeer. Met ruim twee jaar op haar palmares, blijft de liquidatiereserve echter een technische materie die voor vele belastingplichtigen en/of vennootschappen onbekend terrein blijft. In wat volgt gaan we dieper in op het concept van de liquidatiereserve om belastingplichtigen en vennootschappen meer inzicht te bieden in deze fiscale constructie. Het belang van een logische en heldere uiteenzetting over haar toepassingsvoorwaarden en belangrijkste eigenschappen spreekt voor zich aangezien vele 20 Voor toegekende of betaalbaar gestelde dividenden, afkomstig uit liquidatiereserves aangelegd vanaf 1 januari S. COOLS, De liquidatiereserve: aard, besluitvorming, vennootschapsbelang en aandeelhoudersgelijkheid, TRV 2015, (703) C. VAN GEEL, Roerende voorheffing stijgt tot 30% (art PW 2017), Nieuws 5/01/2017, 7

12 kleine zelfstandigen (infra ) niet thuis zijn in de vaak technische fiscale materie die de wetgever hen aanreikt. 12. De introductie van de liquidatiereserve leidde tot een aanpassing van het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 waarbij de artikelen 184quater WIB 92 en 219quater WIB 92 werden toegevoegd. Artikel 184quater WIB 92 vormt de wettelijk grondslag voor de aanleg van een liquidatiereserve en somt meteen ook haar belangrijkste eigenschappen en toepassingsvoorwaarden op. In tegenstelling tot artikel 184quater WIB 92, behoort artikel 219quater WIB 92 niet tot de artikelen van het Wetboek die de belastinggrondslag bepalen, maar valt het onder de artikelen die de berekening van de belasting behelzen. De aanleg van een liquidatiereserve is voor een vennootschap immers niet kosteloos Analyse van de definitie vermeld in artikel 184quater WIB Artikel 184quater WIB 92 geeft het concept van de liquidatiereserve weer in vijf onderdelen. In wat volgt, hanteren we dezelfde chronologie van de wetsbepaling om de verschillende toepassingsvoorwaarden van de liquidatiereserve nader te belichten Kleine vennootschappen volgens artikel 15 W.Venn. 14. In tegenstelling tot de interne vereffening kunnen enkel kleine vennootschappen die beantwoorden aan de criteria van artikel 15 Wetboek van Vennootschappen (hieronder: W.Venn.) een liquidatiereserve aanleggen. Grote vennootschappen kunnen hier geen gebruik van maken. 23 Sinds de wet van 18 december 2015 tot omzetting van de Europese Boekhoudrichtlijn (2013/34/EU) is de definitie van kleine vennootschap echter gewijzigd 24 en zijn er nieuwe criteria van toepassing voor de boekjaren die aanvangen na 31 december De criteria van het oud artikel 15 W.Venn. blijven echter van belang aangezien de aanleg van een liquidatiereserve reeds mogelijk was vanaf aanslagjaar De 23 F. VANDEN HEEDE, De aanleg en uitkering van een liquidatiereserve, Pacioli 2015, afl. 399, (1) Artikel 3 wet 18 december 2015 tot omzetting van Richtlijn 2013/34/EU van 26 juni 2013 van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, BS 30 december 2015 (hieronder: wet 18 december 2015). 25 A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614)

13 vennootschappen die in aanslagjaar 2015 en een liquidatiereserve hebben aangelegd, zijn dus als klein gekwalificeerd onder de oude criteria. Oud artikel 15 W.Venn. vermeldt dat een vennootschap met rechtspersoonlijkheid als klein wordt beschouwd wanneer ze voor het laatste en het voorlaatste afgesloten boekjaar niet meer dan één van de volgende criteria overschrijdt: - jaargemiddelde personeelsbestand: 50; - jaaromzet, exclusief btw: EUR; - balanstotaal: EUR. Indien het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedroeg, kwalificeerde de vennootschap sowieso als grote vennootschap en kon ze geen liquidatiereserve aanleggen. 27 Artikel 184quater WIB 92 verwees naar het volledige artikel 15 W.Venn., wat erop wijst dat beide laatste criteria bij verbonden vennootschappen op geconsolideerde basis moeten worden toegepast. Ook het aantal werknemers moet worden opgeteld. 16. In navolging van de Europese Boekhoudrichtlijn paste de wetgever met de wet van 18 december 2015 deze criteria aan voor de belastbare tijdperken die aanvangen vanaf 1 januari Vanaf die datum is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid klein indien de vennootschap op balansdatum van het laatste afgesloten boekjaar, niet meer dan één van volgende criteria overschrijdt: 29 - jaargemiddelde personeelsbestand: 50; - jaaromzet, exclusief btw: EUR; - Balanstotaal: EUR. Het jaargemiddelde van het personeelsbestand heeft geen verandering ondergaan, maar beide andere criteria zijn verhoogd. De aandachtige lezer heeft opgemerkt dat het tijdstip van beoordeling is gewijzigd en dat voortaan enkel de balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar van belang is. 30 De wetgever heeft er echter aan toegevoegd, dat wanneer een vennootschap meer dan één criterium overschrijdt, dit het geval moet zijn gedurende twee 26 Het oud artikel 15 W.Venn. is van toepassing voor de boekjaren die aanvangen voor 31 december Voor vennootschappen die per kalenderjaar hun boekhouding voeren, komen aanslagjaren 2015 en 2016 respectievelijk overeen met boekjaren 2014 en De aanvang van deze boekjaren dateren beide voor 31 december 2015 waardoor voor deze boekjaren en aanslagjaren de oude criteria van toepassing zijn. 27 P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) Artikel 3 wet 18 december 2015, BS 30 december A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614) Terwijl dit bij de oude criteria de balansdatum was van het voorlaatst én laatst afgesloten boekjaar. 9

14 achtereenvolgende boekjaren. Pas dan kunnen we spreken over een grote vennootschap. 31 De regeling in verband met verbonden vennootschappen is voor fiscale zaken ongewijzigd gebleven. Artikel 184quater WIB 92 verwijst immers voortaan enkel naar 1 tot en met 6 van artikel 15 W.Venn. en niet naar de zevende paragraaf waarin hierop een uitzondering is opgenomen. De stelling dat bij een gemiddeld personeelsbestand vanaf 100 de vennootschap sowieso als groot wordt beschouwd, wordt geschrapt in de wet van 18 december De vennootschap dient als klein te kwalificeren op het einde van het belastbaar tijdperk waarvoor men de liquidatiereserve wil aanleggen. Dit impliceert dat een vennootschap voor het ene jaar wel, en voor het andere jaar dan weer geen overboekingen kan doen naar de liquidatiereserve. 33 Of de vennootschap nog als klein wordt beschouwd, moet immers ieder jaar opnieuw worden getoetst aan de criteria van artikel 15 W.Venn. 18. Het feit evenwel dat een vennootschap voor latere jaren als groot kwalificeert is irrelevant en heeft geen invloed op de reeds geldig aangelegde liquidatiereserve. 34 Bij ontbinding van deze grote vennootschap zal er nog steeds een belastingvrije uitkering van liquidatieboni volgen wanneer de vennootschap bij aanleg van de liquidatiereserve de hoedanigheid had van kleine vennootschap. 35 Ook het verlaagde tarief voor een vervroegde dividenduitkering van de liquidatiereserve wordt in deze situatie behouden. 36 In dit opzicht is het belangrijk te vermelden dat zowel de oude als de nieuwe versie van artikel 15 W.Venn. van belang zullen blijven om te oordelen of de vennootschappen retroactief een geldige liquidatiereserve hebben aangelegd. 19. Het feit dat enkel kleine vennootschappen kunnen overgaan tot de aanleg van een liquidatiereserve, verantwoordt de wetgever uitvoerig in de memorie van toelichting van de programmawet. Kleine vennootschappen hebben meer moeilijkheden bij het vinden van financiering dan grote ondernemingen omwille van hun geringe omvang en de beperktere 31 A. EL JILALI en N. BISSCHOP, La réserve de liquidation: retour à la raison?, C&FP 2015, afl. 4, (2) M. MARLIERE en C. SCHOTTE, Le régime fiscal de la réserve de liquidation, RGCF 2015, (413) J. VAN DYCK, Liquidatiereserve: aanleg al mogelijk voor het boekjaar 2014, Fiscoloog 2014, afl. 1411, (1) A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614) 616; A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in L. MAES, H. DE CNIJF, en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, (481) A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614) M. MARLIERE en C. SCHOTTE, La régime fiscal de la réserve de liquidation, RGCF 2015, (413)

15 mogelijkheid om zekerheden te verschaffen bij het aangaan van kredieten. Met de liquidatiereserve wil men de autofinanciering van deze vennootschappen stimuleren zodat het vinden van kredieten op deze wijze gemakkelijker wordt. Volgens de regering is de liquidatiereserve dé maatregel die kleine vennootschappen nodig hebben om de onvolkomenheden van de markt aan hun adres te corrigeren Aanleg van de liquidatiereserve: procedure 20. De liquidatiereserve wordt volgens artikel 184quater, tweede lid WIB 92 eenvoudigweg aangelegd door een gedeeltelijke of gehele overboeking van de boekhoudkundige winst na belasting van het boekjaar naar één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief. Verder zijn er relatief weinig formaliteiten die de vennootschap moet vervullen om te kunnen genieten van het fiscaal voordeel. Er moet enkel en alleen door de vennootschap een opgave bij de aangifte ingediend worden. 21. De volledige boekhoudkundige winst die de vennootschap na vermindering van de vennootschapsbelasting overhoudt, komt in principe in aanmerking voor de overboeking naar de liquidatiereserve. Lange tijd was er geen duidelijkheid over wat er onder de omschrijving boekhoudkundige winst na belasting diende te worden begrepen. De rechtsleer haalde terecht aan dat zowel code 9904 ( winst - of verlies - van het boekjaar ) als code 9905 ( te bestemmen winst van het boekjaar ) invulling konden geven aan het begrip boekhoudkundige winst na belasting. 38 Ondertussen heeft de minister van Financiën in een antwoord op een vraag 39 van parlementslid Wouters verduidelijkt dat code 9905 te bestemmen winst van het boekjaar van het model van de jaarrekening van de Nationale Bank van België de enige juiste invulling is om inhoud te geven aan de woorden boekhoudkundige winst na belasting als vermeld in artikel 184quater WIB 92. Dit antwoord strookt volledig 37 MvT, wetsontwerp 28 november 2014 van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /001, 13-14; T. CALLEBAUT, L. DE CONINCK, C. DE BRUYN, W. DEFOOR, M. DERYCKE, J. ENGELEN, L. KELL, F. MORTIER, E. STROOBANT, P. SOETE, M. VAN KEIRSBILCK, O. VAN BAELEN, L. VANHEESWIJCK, S. VERTOMMEN, S. SABLON, Fiscaal Jaaroverzicht 2014, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in L. MAES, H. DE CNIJF, en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, (481) ; F. VANDEN HEEDE, De aanleg en uitkering van een liquidatiereserve, Pacioli 2015, afl. 399, (1) 2; W. VANDENBERGHE, CBN brengt advies uit over liquidatiereserve en afzonderlijke aanslag op liquidatiereserve, Fisc.Act. 2015, afl. 9, (1) Er werd hier geen uitdrukkelijke vraag gesteld naar de invulling van de term boekhoudkundige winst na belasting. De minister heeft dit onbewust verduidelijkt in het antwoord op een andere vraag; Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 25 februari 2015, Com. 098, (Vr. nr V. Wouters). 11

16 met de initiële bewoordingen van de wetgever in de memorie van toelichting. 40 Ook de Commissie voor Boekhoudkundige Normen volgt deze interpretatie in haar advies van 15 mei Figuur 2: extractie uit volledige model jaarrekening Nationale Bank België 22. Belangrijk om te vermelden is dat enkel de winsten die voortkomen uit het resultaat van het boekjaar in aanmerking komen voor de regeling. 42 De vennootschap moet bijgevolg jaarlijks beslissen of zij haar boekhoudkundige winst na belasting geheel of gedeeltelijk wenst over te boeken naar de liquidatiereserve. Eenmaal de vennootschap beslist om een overboeking naar de liquidatiereserve door te voeren, kan ze de volgende jaren niet meer op deze beslissing terugkomen. Overgedragen winsten kunnen bijvoorbeeld niet in aanmerking worden genomen voor de aanleg van een liquidatiereserve. 43 In dezelfde lijn is het voor de vennootschappen niet mogelijk om een nalatigheid, die hen er heeft van weerhouden om hun reserves om te vormen in fiscaal kapitaal via de regeling van artikel 537 WIB 92, te herstellen door gebruik te maken van de nieuwere regeling van de liquidatiereserve. 44 Bovendien voegt de memorie van toelichting bij de programmawet van 19 december 2014 hieraan toe dat boekhoudkundige verliezen uit voorgaande boekjaren de aanleg van een liquidatiereserve met de winsten van het huidige inkomstenjaar niet verhinderen Als tweede stap dienen de gerealiseerde winsten, die binnen het toepassingsgebied vallen, te worden overgeboekt naar een afzonderlijke rekening op het passief. Omwille van 40 MvT, wetsontwerp 28 november 2014 van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /001, COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve (Programmawet van 19 december 2014) en de afzonderlijke aanslag op deze liquidatiereserve, 13 mei 2015, nr. 2015/2, A. VANDEKERKHOVE en F. DEBELVA, De liquidatiereserve: een permanent gunstregime voor liquidatieboni én dividenden, Fisc.Act. 2015, afl. 39, (1) A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614) A. VANDEKERKHOVE en F. DEBELVA, De liquidatiereserve: een permanent gunstregime voor liquidatieboni én dividenden, Fisc.Act. 2015, afl. 39, (1) MvT, wetsontwerp 28 november 2014 van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /001, 17; A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614)

17 deze voorwaarde vormt de beslissing tot aanleg van de liquidatiereserve een deel van de winstbestemming voor de belastingplichtige vennootschap. 46 Enkele vennootschappen hebben echter geen volledige vrije keuze bij hun winstbestemming en dienen een verplicht wettelijke reserve aan te leggen. Dit is het geval voor BVBA s, NV s en CVBA s die door de wet verplicht worden 47 om elk jaar 5% van hun winst opzij te zetten tot op het moment dat er 10% van het maatschappelijk kapitaal is gereserveerd. Deze wettelijke reserves blijven dan ook aanwezig in het vermogen van de vennootschap en komen niet in aanmerking voor dividenduitkering. Vanuit vennootschapsrechtelijke invalshoek lijkt deze verplichting het bedrag dat in aanmerking komt voor overboeking naar de liquidatiereserve te reduceren, aangezien eenzelfde bedrag geen twee verschillende winstbestemmingen kan genieten Opnieuw zorgt minister Van Overtveldt voor duidelijkheid met een antwoord op een parlementaire vraag. De minister van Financiën bevestigt expliciet dat een overboeking naar de wettelijke reserve geen automatische uitsluiting betekent van de voordelen van de liquidatiereserve voor het betreffende bedrag. 49 De belastingplichtige kan immers een bedrag overboeken naar een subrekening van de wettelijke reserve waardoor de liquidatiereserve eerder de hoedanigheid krijgt van een fiscaal statuut binnen de bestaande boekhoudkundige categorieën van reserves. Het overgeboekte bedrag maakt dan boekhoudkundig deel uit van de wettelijke reserves, maar krijgt tegelijk het fiscaal statuut van liquidatiereserve. 50 Deze mening van de minister van Financiën lijkt mijns inziens opportuun om de gelijkheid tussen de KMO s te kunnen blijven garanderen. Zoals hierboven uiteengezet, rust immers niet op alle KMO-vennootschappen de verplichting om een wettelijke reserve aan te leggen. Mocht dit bedrag toch uitgesloten worden van overboeking naar de liquidatiereserve, dan worden KMO-vennootschappen op een verschillende manier behandeld en zou dit strijdig kunnen zijn met artikel 10 van de Grondwet. 25. Het bovenvermelde illustreert de eenvoud waarmee de liquidatiereserve kan worden aangelegd. Toch is er één procedurele vereiste die door de vennootschap moet worden 46 A. VANDEKERKHOVE, Liquidatiereserve kan onder de vorm van wettelijk reserve, Fisc.Act. 2015, afl. 8, (1) Voor BVBA artikel 319 W.Venn.; voor NV artikel 616 W.Venn.; voor CVBA artikel 428 W.Venn. 48 A. VANDEKERKHOVE, Liquidatiereserve kan onder de vorm van wettelijk reserve, Fisc.Act. 2015, afl. 8, (1) Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 25 februari 2015, Com. 098, (Vr. nr V. Wouters). 50 A. VANDEKERKHOVE, Liquidatiereserve kan onder vorm van wettelijke reserve, Fisc.Act. 2015, afl. 8, (1) 2. 13

18 nageleefd. Uiteraard dient de vennootschap, bij een beslissing tot aanleg van de liquidatiereserve, in de fiscale aangifte vennootschapsbelasting onder code 1012 en 1508 de desbetreffende bedragen te vermelden, maar daar stopt het niet. Bijkomend moet de vennootschap een opgave 275A bij haar aangifte voegen om duidelijk te maken dat zij kiest voor het gebruik van de constructie van de liquidatiereserve. 51 Het belang van de opgave 275A komt verder in deze verhandeling nog aan bod (infra randnummer 117) Onaantastbaarheidsvoorwaarde Figuur 3: opgave 275A (boekjaar 2016, aanslagjaar 2017), zie bijlage De overboeking van de boekhoudkundige winst na belasting van het boekjaar volstaat echter niet om voluit van de voordelen van de liquidatiereserve te genieten. Artikel 184quater, derde lid WIB 92 vermeldt in dit geval: De liquidatiereserve moet op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief worden geboekt en blijven en mag niet tot grondslag dienen voor enige beloning of toekenning. 52 (eigen onderlijning). In deze bewoordingen omschrijft de wetgever de onaantastbaarheidsvoorwaarde waaraan de aangelegde liquidatiereserve moet voldoen. De bewoordingen in artikel 184quater WIB 92 doen denken aan de onaantastbaarheidsvoorwaarde die in artikel 190 WIB 92 is omschreven voor 51 A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in L. MAES, H. DE CNIJF, en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, (481) Artikel 184quater, derde lid WIB

19 vrijgestelde reserves. 53 In tegenstelling tot de vrijgestelde reserves, waar bij schending van de onaantastbaarheidsvoorwaarde de reserves belastbaar worden, gaat het bij de liquidatiereserve om reeds belaste reserves. Een schending van de onaantastbaarheidsvoorwaarde van artikel 184quater, derde lid WIB 92 heeft voor de liquidatiereserve dan ook andere gevolgen dan een loutere belastbaarstelling. 54 Bovendien kan een schending van deze voorwaarde verschillende vormen aannemen en leidt het ook tot verschillende gevolgen voor de vennootschap. 27. De uitkering van de liquidatiereserve naar aanleiding van de vereffening of ontbinding van de vennootschap brengt uiteraard geen nadeel mee voor de vennootschap. De liquidatiereserve is er immers op gericht om de uitkering van de liquidatiereserve bij ontbinding en vereffening belastingvrij te laten gebeuren. Hierin een schending van de onaantastbaarheidsvoorwaarde zien, zou van de regeling van de liquidatiereserve een lege doos maken. 28. Een dividenduitkering lijkt verder de meest voor de hand liggende manier om te oordelen tot een schending van de onaantastbaarheidsvoorwaarde. Aangezien de liquidatiereserve een fiscale kwalificatie vormt onder de categorieën van reserves, blijven deze reserves beschikbaar voor uitkering aan de aandeelhouders via een dividend. Ook deze schending van de onaantastbaarheidsvoorwaarde werd door de wetgever voorzien in artikel 184quater WIB 92 en behoort tot het uitdrukkelijke opzet van de regeling. 55 Een uitkering van een dividend zal wel aanleiding geven tot een bijkomende roerende voorheffing van 5% of 20% naargelang het tijdstip van uitkering Een schending van de onaantastbaarheidsvoorwaarde, los van een uitkering van de reserves, is niet geregeld door de wetgever en de rechtsleer 57 neemt dan ook aan dat bij dergelijke schending de voordelen van de liquidatiereserve verloren gaan. Dit kan 53 F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve: de addertjes onder het gras, Fisc.Act. 2014, afl. 43, (7) A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614) F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve: de addertjes onder het gras, Fisc.Act. 2014, afl. 43, (7) P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: De saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) 86; Artikel 269, 1, 8 WIB A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in L. MAES, H. DE CNIJF, en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, (481) ; F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve: de addertjes onder het gras, Fisc.Act. 2014, (7) 7. 15

20 bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de vennootschap overgedragen verliezen gaat aanzuiveren door een beroep te doen op de liquidatiereserve. Deze winsten verliezen door middel van deze actie het fiscaal statuut van liquidatiereserve waardoor ook de eraan gekoppelde fiscale voordelen vervallen. Merk op dat de vennootschap reeds een anticipatieve heffing van 10% heeft betaald bovenop de gewone vennootschapsbelasting, zonder dat er enig voordeel uit zal voortkomen FIFO-principe 30. Mits betaling van een bijkomende roerende voorheffing van 5% of 20% is het voor de vennootschap nog steeds mogelijk om over te gaan tot dividenduitkering met de gelden die voorheen op een afzonderlijke passiefrekening als liquidatiereserve werden geboekt. Artikel 184quater, vijfde lid WIB 92 verduidelijkt in dit geval op welke manier de aanrekening van dividenden dient te geschieden: Indien een gedeelte van de liquidatiereserve wordt aangetast, worden de oudst gevormde reserves geacht eerst te zijn aangetast Deze omschrijving geeft de bevestiging dat er toepassing moet worden gemaakt van het FIFO-systeem. Het letterwoord FIFO staat voor first in, first out wat betekent dat de eerst aangelegde reserves ook het eerst worden aangetast. 60 Het is positief dat de wetgever hierover meteen een standpunt heeft ingenomen en dit expliciet heeft vermeld als toepassingsmodaliteit van de liquidatiereserve. We kunnen ervan uitgaan dat de wetgever dit noodzakelijk achtte als gevolg van het feit dat de vennootschap ieder jaar opnieuw de keuze moet maken of men overgaat tot een gehele of gedeeltelijke overboeking van de winst na belasting van het boekjaar. De liquidatiereserve groeit omwille van deze voorwaarde jaar na jaar verder aan. Het gestaag opbouwen, in combinatie met de verschillende tarieven roerende voorheffing (5% of 20%) bij dividenduitkering naargelang de periode die reeds is verstreken vanaf de aanleg van de liquidatiereserve, kan voor discussie zorgen bij aanrekening van de liquidatiereserve. Het FIFO-systeem, dat door de wetgever wordt opgelegd, vormt een groot voordeel voor de belastingplichtige, aangezien hij na vijf jaar meteen zal kunnen genieten van het lagere tarief van 5%, ongeacht of de liquidatiereserve in latere belastbare tijdperken nog is 58 F. DEBELVA EN A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve: de addertjes onder het gras, Fisc.Act. 2014, afl. 43, (7) Artikel 184quater, vijfde lid WIB A. VANDEKERKHOVE en F. DEBELVA, De liquidatiereserve: een permanent gunstregime voor liquidatieboni én dividenden, Fisc.Act. 2014, afl. 39, (1) 3. 16

21 aangegroeid. 61 De Schatkist daarentegen loopt omwille van dit FIFO-systeem sneller 15% roerende voorheffing mis Afzonderlijke heffing van 10% opgelegd door artikel 219quater WIB Artikel 219quater WIB 92 vormt een noodzakelijke aanvulling op artikel 184quater WIB 92 aangezien het fiscale voordeel van de liquidatiereserve ook een kostprijs heeft. De vennootschap dient op het bedrag dat wordt overgeboekt naar de liquidatiereserve een afzonderlijke heffing te betalen van 10%. De heffing van 10% is door de vennootschap verschuldigd voor het belastbaar tijdperk waarin de liquidatiereserve wordt aangelegd. Om deze reden vindt men in de rechtsleer ook vaak de benaming anticipatieve heffing terug. 63 De vennootschap is immers vooraf een belasting verschuldigd bij de aanleg en, in de regel 64, niet bij de uitkering ervan. 33. De anticipatieve heffing van 10% staat los van, en komt in voorkomend geval bovenop andere aanslagen die overeenkomstig andere bepalingen van dit Wetboek of in voorkomend geval in uitvoering van bijzondere wetsbepalingen verschuldigd zijn. 65 Artikel 219quater WIB 92 verduidelijkt op die manier dat deze afzonderlijke heffing geen deel uitmaakt van de gewone vennootschapsbelasting en dit voor de vennootschap een bijkomende kost uitmaakt die mee op de winst van het boekjaar drukt. 66 De te bestemmen winst zal dan ook gereduceerd moeten worden ten belope van deze afzonderlijke heffing, waardoor het maximaal aan te leggen bedrag als liquidatiereserve verkleint. 67 Hoewel de afzonderlijke aanslag van 10% dus los staat van andere aanslagen die het WIB 92 oplegt, gebeurt de inkohiering van deze afzonderlijke aanslag verrassend genoeg wel samen met de gewone 61 A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in L. MAES, H. DE CNIJF, en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, (481) Binnen vijf jaar na de aanleg van de liquidatiereserve dient de vennootschap bij dividenduitkering 20% bijkomende roerende voorheffing te betalen. De hantering van het FIFO-systeem zorgt ervoor dat winsten sneller aan 5% bijkomende roerende voorheffing kunnen worden uitgekeerd. Het verschil tussen beide, namelijk 15% loopt de Schatkist mis. 63 P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) Bij liquidatie of vereffening van de vennootschap. 65 Artikel 219quater WIB A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614) Voor een concreet voorbeeld hieromtrent: zie randnummers 39 en 40; F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in de praktijk: enkele bedenkingen, Fisc.Act. 2014, afl. 41, (6) 7. 17

22 vennootschapsbelasting, alsook de betaling ervan. 68 De programmawet van 19 december 2014 heeft bovendien artikel 463bis WIB 92 niet gewijzigd waardoor op de afzonderlijke heffing geen aanvullende crisisbijdrage verschuldigd is. 69 De afzonderlijke heffing is bovendien geen fiscaal aftrekbare kost en komt in dat opzicht wel overeen met de aard van de gewone vennootschapsbelasting Vervolgens stelt zich de vraag of deze afzonderlijke heffing verrekenbaar is met de voorheffingen en voorafbetalingen. In dit kader is het belangrijk om te vermelden dat de geciteerde bewoordingen uit het vorige randnummer die het afzonderlijke karakter van de heffing benadrukken, tevens terug te vinden zijn in artikel 219ter WIB 92, dat het heeft over de in 2013 ingevoerde fairness tax. Enkele maanden na de invoering van deze tax werd artikel 304, 2, tweede lid WIB 92 door de wetgever aangepast waardoor de verrekenbaarheid van de fairness tax met voorheffingen en voorafbetalingen zwart op wit vaststond. 71 Met betrekking tot de anticipatieve heffing van de liquidatiereserve werd er echter niet in een wijziging van artikel 304, 2, tweede lid WIB 92 voorzien en de rechtsleer is dan ook lange tijd van mening geweest dat de anticipatieve heffing a contrario niet verrekenbaar was met voorheffingen en voorafbetalingen. 72 Voortaan heeft de wetgever met betrekking tot de anticipatieve heffing van artikel 219quater WIB 92 ook voor duidelijkheid gezorgd. De wet van 18 december 2015 zorgde voor een aanpassing van artikel 304, 2, tweede lid WIB 92 zodat nu ook met zekerheid kan worden geconcludeerd dat de afzonderlijke heffing van de liquidatiereserve verrekenbaar is met voorheffingen en voorafbetalingen Boekhoudkundige verwerking 35. De liquidatiereserve is in de eerste plaats een fiscale constructie maar heeft ook een boekhoudkundige impact die niet onbesproken mag blijven. Het belang hiervan werd reeds duidelijk bij de uiteenzetting over de samenloop tussen de liquidatiereserve en de wettelijke reserves (supra randnummer 24). De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (hieronder: Commissie) heeft met een advies van 13 mei 2015 haar standpunten met betrekking tot de 68 F. VANDEN HEEDE, De aanleg en uitkering van een liquidatiereserve, Pacioli 2015, afl. 399, (1) Programmawet 19 december 2014, BS 29 december 2014; artikel 463bis WIB Artikel 198, 1, 1 WIB 92; A. VANDEKERKHOVE en F. DEBELVA, De liquidatiereserve: een permanent gunstregime voor liquidatieboni én dividenden, Fisc.Act. 2014, afl. 39, (1) Artikel 12 Wet 21 december 2013 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen, BS 31 december J. VAN DYCK, Liquidatiereserve: aanleg al mogelijk voor het boekjaar 2014, Fiscoloog 2014, afl. 1411, (1) 3-4; P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastinguitkering op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) Artikel 58 Wet 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen, BS 28 december

23 boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve en de afzonderlijke aanslag hierop, wereldkundig gemaakt Vooreerst beschouwt ook de Commissie de aanleg van de liquidatiereserve als deel van de resultaatbestemming. Aangezien de balans na de winstbestemming door de vennootschap wordt opgemaakt, neemt de Commissie aan dat ook het tijdstip van boeking van liquidatiereserve zich situeert bij de eindejaarsverrichtingen op afsluitdatum van het boekjaar. Een uitstel van boeking tot het volgende boekjaar is volgens de Commissie dan ook niet aan de orde De Commissie herhaalt in haar advies de vereiste van overboeking van de boekhoudkundige winst na belasting naar één of meer afzonderlijke passiefrekeningen. Ze benadrukt dat de beslissing tot aanleg van de liquidatiereserve de eerste zal zijn bij de resultaatverwerking aangezien fiscaal de mogelijkheid bestaat om de volledige boekhoudkundige winst na belasting aan te leggen als liquidatiereserve. Over het maximum aan te leggen bedrag als liquidatiereserve is de Commissie het eens dat enkel de winst in aanmerking komt nadat ook het bedrag van de afzonderlijke aanslag hiervan is afgetrokken. 76 Concreet wil dit zeggen dat de boekhoudkundige winst na belasting, zonder vermindering van de afzonderlijke aanslag, 110% vertegenwoordigt van het maximum aan te leggen bedrag. Hoe de berekening in de praktijk geschiedt, zien we verder in een mathematisch voorbeeld Bovendien beveelt de Commissie voor Boekhoudkundige Normen aan om de afzonderlijke subrekeningen van het passief te benoemen met het jaar van aanleg van de liquidatiereserve. Zoals hierboven reeds vermeld, wordt bij dividenduitkering immers het FIFO-systeem gehanteerd en verdwijnen eerst de oudst aangelegde reserves uit de vennootschap (infra ). Aangezien de liquidatiereserve elk jaar kan aangroeien, zorgt de 74 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve (Programmawet van 19 december 2014) en de afzonderlijke aanslag op deze liquidatiereserve, 13 mei 2015, nr. 2015/2, 75 W. VANDENBERGHE, CBN brengt advies uit over liquidatiereserve en afzonderlijke aanslag op liquidatiereserve, Fisc.Act. 2015, afl. 9, (1) 2; COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve (Programmawet van 19 december 2014) en de afzonderlijke aanslag op deze liquidatiereserve, 13 mei 2015, nr. 2015/2, W. VANDENBERGHE, CBN brengt advies uit over liquidatiereserve en afzonderlijke aanslag op liquidatiereserve, Fisc.Act. 2015, afl.9, (1) COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve (Programmawet van 19 december 2014) en de afzonderlijke aanslag op deze liquidatiereserve, 13 mei 2015, nr. 2015/2,

24 benoeming van de subrekening met het jaar van aanleg voor meer duidelijkheid en laat ze minder ruimte tot discussie bij een latere dividenduitkering. Ze voegt er ook aan toe dat een toelichting over de toestand van de liquidatiereserves en over de ouderdom van deze reserves in de jaarrekening de transparantie ten goede komt Voorbeeld Een KMO maakt in het huidig boekjaar een winst vóór belasting van EUR. Uit vorige boekjaren draagt de vennootschap echter nog een overgedragen verlies mee van EUR. De belastingen op de winst van het boekjaar worden geraamd op EUR. Bij de winstbestemming beslist de algemene vergadering om de gehele winst van het boekjaar aan te leggen als liquidatiereserve. De winst na belasting (abstractie gemaakt van de afzonderlijke heffing voor de liquidatiereserve) bedraagt aldus = Het maximaal aan te leggen bedrag echter, komt overeen met de winst na belasting, wat wil zeggen dat het bedrag tevens dient verminderd te worden met de afzonderlijke heffing van 10%. Concreet wil dit zeggen dat het bedrag van % vertegenwoordigt van wat maximaal als liquidatiereserve aan te leggen valt. 80 Het maximaal aan te leggen bedrag bedraagt dan ( / 1,1 =) met een afzonderlijke heffing van (10% van =) Rekening houdende met de verplichting tot aanleg van een wettelijke reserve voor bepaalde vennootschappen zal er nog 5% van de te bestemmen winst aan de wettelijke reserves moeten worden toegevoegd. De te bestemmen winst voor overboeking bedraagt: = en hiervan dient 5% naar de wettelijke reserves te gaan nl. (5% van =) Het (flexibel) antwoord van de minister van Financiën (supra randnummer 24) zorgt ervoor dat ook dit bedrag aanleiding kan geven tot aanleg van een liquidatiereserve via een subrekening van de wettelijke reserves. In bovenstaand concreet geval zal bijgevolg EUR op de rekening 130X Wettelijke reserves artikel 184quater 78 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve (Programmawet 19 december 2014) en de afzonderlijke aanslag op deze liquidatiereserve, 13 mei 2015, nr. 2015/2, Gebaseerd op voorbeeld in A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614) F. VANDEN HEEDE, De aanleg en uitkering van een liquidatiereserve, Pacioli 2015, afl. 399, (1) 3. 20

25 WIB 92 geboekt worden en EUR op de rekening 133X Beschikbare reserves artikel 184quater WIB Conceptuele vergelijking liquidatiereserve en de interne vereffening 41. Hoewel er aan het systeem van de interne vereffening in deze verhandeling minder aandacht wordt besteed, draagt een vergelijking tussen de historisch ingevoerde overgangsmaatregel van de interne vereffening 82 en de liquidatiereserve bij tot een helder inzicht in het concept. Het brengt duidelijk de verschillende wijzigingen en verbeteringen naar voor die de regering heeft doorgevoerd om de maatregel een permanent karakter te geven. 42. Vooreerst valt een opvallende wijziging te bespeuren in het toepassingsgebied van de regeling. De regeling van de liquidatiereserve staat immers enkel open voor kleine vennootschappen terwijl de overgangsregeling van de interne vereffening steeds toegankelijk was voor alle vennootschappen, ongeacht hun grootte. De vraag is echter of de wetgever hierbij niet zijn boekje te buiten ging, aangezien er twijfel bestaat over de ware doelstelling van de regeling van de liquidatiereserve (infra 5.4). In dit opzicht blijkt het niet duidelijk te zijn of de verkleining van het toepassingsgebied naar kleine vennootschappen geoorloofd is in samenloop met het gelijkheidsbeginsel. Evenwel zorgt de liquidatiereserve toch ook voor een uitbreiding van het materieel toepassingsgebied. Artikel 537 WIB 92 spreekt immers enkel over belaste reserves waarover de algemene vergadering vrij kan beschikken terwijl de minister van Financiën 83 ondertussen al duidelijk heeft verklaard dat ook de wettelijke reserves onder het toepassingsgebied van de liquidatiereserve mogen vallen Ten tweede blijkt ook de heffing van 10% een wijziging te hebben ondergaan. De 10%, die voorheen ten laste van de aandeelhouders als roerende voorheffing verschuldigd 81 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve (Programmawet van 19 december 2014) en de afzonderlijke aanslag op deze liquidatiereserve, 13 mei 2015, nr. 2015/2, Artikel 537 WIB Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 25 februari 2015, Com. 098, (Vr. nr V. Wouters). 84 A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614)

26 was, heeft nu het karakter van afzonderlijke belasting ten laste van de vennootschap. 85 De anticipatieve heffing wordt immers beschouwd als vennootschapsbelasting aan een afzonderlijk tarief, een last die volledig op de schouders van de vennootschap rust. Bovendien was de belasting onder de interne vereffening verschuldigd op het moment van toekenning of betaalbaarstelling, in tegenstelling tot de liquidatiereserve waarbij sprake is van een anticipatieve heffing reeds te voldoen bij aanleg van de liquidatiereserve Ten derde situeert het fiscale voordeel zich op verschillende tijdstippen. De nieuwe regeling biedt voordelen zowel bij liquidatie van de vennootschap als bij dividenduitkering uit de liquidatiereserve. Volgens de overgangsmaatregel van artikel 537 WIB 92 mogen de uitgekeerde en de daarna gekapitaliseerde reserves echter na een wachtperiode van vier tot acht jaar belastingvrij worden uitgekeerd via een kapitaalvermindering. Een vereffening van de vennootschap is geen vereiste Het vierde verschilpunt betreft de werkelijke ontstaansreden van de regeling van de permanente liquidatiereserve. De interne vereffening van artikel 537 WIB 92 hield een overgangsregeling in waarbij enkel de belaste reserves zoals ze op 31 maart 2013 door de algemene vergadering werden goedgekeurd in aanmerking kwamen. 88 Het protest van de kleine zelfstandigen gaf aanleiding tot een permanente regeling namelijk de liquidatiereserve. In de toekomst zal het dan ook mogelijk blijven om gebruik te maken van deze constructie aangezien tot op heden nog geen einddatum bekend is. 46. Tot slot is de procedure van aanleg van de liquidatiereserve heel wat simpeler dan deze voorgeschreven in artikel 537 WIB 92. Voor de liquidatiereserve volstaat een loutere overboeking gecombineerd met een betaling van de anticipatieve heffing van 10%. Dit in tegenstelling tot de overgangsmaatregel waarbij de dividenduitkering meteen moest worden 85 T. CALLEBAUT, L. DE CONINCK, C. DE BRUYN, W. DEFOOR, M. DERYCKE, J. ENGELEN, L. KELL, F. MORTIER, E. STROOBANT, P. SOETE, M. VAN KEIRSBILCK, O. VAN BAELEN, L. VANHEESWIJCK, S. VERTOMMEN, S. SABLON, Fiscaal Jaaroverzicht 2014, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, A. VANDEKERKHOVE en F. DEBELVA, De liquidatiereserve: een permanent gunstregime voor liquidatieboni én dividenden, Fisc.Act. 2014, afl.39, (1) T. CALLEBAUT, L. DE CONINCK, C. DE BRUYN, W. DEFOOR, M. DERYCKE, J. ENGELEN, L. KELL, F. MORTIER, E. STROOBANT, P. SOETE, M. VAN KEIRSBILCK, O. VAN BAELEN, L. VANHEESWIJCK, S. VERTOMMEN, S. SABLON, Fiscaal Jaaroverzicht 2014, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, W. VANDENBERGHE, Het perpetuum mobile van de roerende voorheffing: verlaagde roerende voorheffing op kmo-dividenden en (uitgestelde) verhoging roerende voorheffing op liquidatieboni (met overgangsmaatregel), Not.Fisc.M. 2013, (218)

27 gevolgd door een kapitaalverhoging. De beslissing tot aanleg van de liquidatie kan vanaf heden gewoon binnen de onderneming spelen. Notariële tussenkomst is bij de permanente regeling dan ook niet meer vereist Temporeel toepassingsgebied 47. De liquidatiereserve staat open voor kleine vennootschappen die beantwoorden aan de criteria van artikel 15 W.Venn. en dit vanaf aanslagjaar De officieuze voorbereidende werkzaamheden berichten echter over een latere datum van inwerkingtreding. De liquidatiereserve zou op grond van deze teksten maar uitwerking krijgen vanaf aanslagjaar Uiteindelijk werd toch aanslagjaar 2015 als definitieve datum van inwerkingtreding weerhouden en konden zo de winsten van boekjaar 2014 als eerste in aanmerking komen voor de aanleg van een liquidatiereserve Merk op dat er sinds de inwerkingtreding van deze regeling belangrijke wijzigingen hebben plaatsgevonden binnen het fiscale rechtsverkeer. 93 In het bijzonder de stijging van de roerende voorheffing heeft haar impact op de regeling van de liquidatiereserve niet gemist. In dit opzicht is oplettendheid vereist om het correcte tarief van roerende voorheffing te bepalen. De stijging van het tarief van 15% naar 17% bij dividenduitkering binnen vijf jaar na aanleg, is immers enkel van toepassing op liquidatiereserves die vanaf 1 januari 2016 worden aangelegd. Voor de voorheen aangelegde liquidatiereserves geldt nog steeds het lagere tarief van 15%. In dezelfde lijn is het tarief van 20% enkel van toepassing op dividenden afkomstig van liquidatiereserves die zijn aangelegd vanaf 1 januari Ook hier weerspiegelt zich het belang van de fiscale opgave 275A en een transparante boekhouding om duidelijk te kunnen vaststellen welke reserves in welk jaar werden overgeboekt naar de liquidatiereserve om later bij uitkering het juiste tarief roerende voorheffing te kunnen bepalen. 49. Het temporeel toepassingsgebied van de permanente regeling van de liquidatiereserve zorgt voor een bijkomend probleem wanneer we inzoomen op de temporele opeenvolging van 89 A. EL JILALI en N. BISSCHOP, La réserve de liquidation: retour à la raison?, C&FP 2015, afl. 4, (2) Programmawet 19 december 2014, BS 29 december F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, Liquidatiereserves: hoe wordt de sperperiode ingevuld?, Fisc.Act. 2014, afl. 41, J. VAN DYCK, Liquidatiereserve: aanleg al mogelijk voor het boekjaar 2014, Fiscoloog 2014, afl. 1411, (1) Wet 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, BS 30 december 2015; Programmawet 25 december 2016, BS 29 december

28 de verschillende regelingen. De interne vereffening van artikel 537 WIB 92 beperkte haar toepassingsgebied tot belaste reserves zoals deze ten laatste werden goedgekeurd door de algemene vergadering op 31 maart Deze voorwaarde zorgt ervoor dat de belaste reserves van boekjaar 2011 de laatste zijn die in aanmerking komen voor de overgangsregeling. Immers, voor vennootschappen die hun boekhouding per kalenderjaar voeren zijn de reserves van boekjaar 2012 op 31 maart 2013 veelal nog niet goedgekeurd door de algemene vergadering, waardoor zij buiten het toepassingsgebied vallen. 94 Daarenboven treedt de liquidatiereserve pas in werking vanaf aanslagjaar 2015, waardoor de reserves van boekjaar 2014 de allereerste zijn die in aanmerking komen voor deze permanente maatregel. 95 Concreet komen de belaste reserves van boekjaar 2012 en 2013 terecht in een vacuüm aangezien zij voor geen van beide regelingen in aanmerking komen. 96 De oplossing hiervoor kwam er in de zomer van 2015 toen de wetgever aan het hiaat een invulling gaf. 94 W. VANDENBERGHE, Overgangsmaatregel voor liquidatiereserve voor aanslagjaren 2013 en 2014, Fisc.Act. 2015, afl. 17, (1) A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in L. MAES, H. DE CNIJF, en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, (481) A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614)

29 2 DE BIJZONDERE LIQUIDATIERESERVE 2.1 Ontstaan van de bijzondere liquidatiereserve 50. Het temporeel toepassingsgebied van de gewone liquidatiereserve 97 noodzaakte aldus een wetgevende interventie om de leegte op te vullen. De programmawet van 10 augustus 2015 introduceerde het begrip van de bijzondere liquidatiereserve met een overgangsmaatregel, opgenomen in artikel 541 WIB De winsten van boekjaren 2012 en 2013, gekoppeld aan aanslagjaren 2013 en 2014 vallen voortaan niet meer uit de boot en kunnen tevens genieten van de voordelen die de gewone liquidatiereserve reeds biedt. 99 Merk op dat de bijzondere liquidatiereserve reeds de derde reactie is op de verhoging van het tarief van roerende voorheffing op de liquidatieboni. De gewone liquidatiereserve kende immers ook een voorloper met de interne vereffening als overgangsmaatregel in artikel 537 WIB 92. De bijzondere liquidatiereserve, zoals omschreven in artikel 541 WIB 92 heeft opnieuw het karakter van een overgangsmaatregel, wat dan ook in zekere mate voor implicaties zorgt. 51. De gewone liquidatiereserve heeft met de bijzondere liquidatiereserve voortaan dus een opvolger en zoals de naam doet vermoeden, gaat het bij deze laatste om een - weliswaar licht - aangepaste vorm. Conceptueel sluit de bijzondere liquidatiereserve goed aan bij de gewone liquidatiereserve wat ook door artikel 541 WIB 92 wordt bevestigd. De wetgever verklaart de principes van het derde tot vijfde lid van artikel 184quater WIB 92 immers expliciet van toepassing op de bijzondere liquidatiereserves die volgens artikel 541 WIB 92 worden aangelegd. 100 Om overbodige herhalingen te vermijden, ligt de focus in deel twee voornamelijk op de eigenschappen die werkelijk bijzonder zijn aan deze liquidatiereserve Hiermee wordt de liquidatiereserve bedoeld zoals ze is omschreven in artikel 184quater WIB Programmawet 10 augustus 2015, BS 18 augustus W. VANDENBERGHE, Overgangsmaatregel voor liquidatiereserve voor aanslagjaren 2013 en 2014, Fisc.Act. 2015, afl. 17, (1) Artikel 541, 5 WIB

30 2.2 Bijzonderheden van de bijzondere liquidatiereserve Overgangsregeling met retroactief karakter 52. Artikel 541 WIB 92 maakt deel uit van Titel X van het Wetboek Inkomstenbelastingen dat de overgangsbepalingen omvat. Het feit dat de bijzondere liquidatiereserve een overgangsregeling met een duidelijke einddatum uitmaakt, verklaart reeds heel wat verschilpunten met de gewone liquidatiereserve aangezien ze een duidelijke einddatum kent. Daarbovenop grijpt de bijzondere liquidatiereserve retroactief in op de fiscale situatie van een onderneming. 53. Met de inwerkingtreding van artikel 541 WIB 92 krijgen kleine vennootschappen vanaf 18 augustus 2015 de kans om een bijzondere liquidatiereserve aan te leggen voor aanslagjaren 2013 en Het karakter van de overgangsregeling ligt in het feit dat artikel 541 WIB 92 aan de vennootschappen oplegt om ten laatste op 30 november 2015 voor de winsten van boekjaar 2012 en ten laatste op 30 november 2016 voor de winsten van boekjaar 2013 de afzonderlijke heffing van 10% te voldoen. 101 De overboeking van de winsten is tevens met deze data verbonden aangezien de overboeking doorgevoerd moet worden ten laatste op de afsluitdatum van het boekjaar waarin de afzonderlijke heffing wordt betaald. 102 Met deze verplichtingen legt de wetgever onrechtstreeks een einddatum op. Immers, de betaling van de anticipatieve heffing voor de winsten verbonden aan boekjaar 2013 moet uiterlijk op 30 november 2016 voltrokken zijn. Een vennootschap die haar boekhouding per kalenderjaar voert, zal ten laatste op 31 december 2016 een overboeking moeten doorvoeren om in aanmerking te komen voor een bijzondere liquidatiereserve. De voorwaarden tot betaling en overboeking gelden cumulatief waardoor een te late betaling of een te late overboeking het statuut van liquidatiereserve uitsluiten. De aanleg van een bijzondere liquidatiereserve in huidig jaar 2017 voor de winsten verbonden aan aanslagjaar 2014 is bijgevolg te laat, aangezien de overboeking ten laatste diende te gebeuren op M. DE WOLF, Les réserves de liquidation après la loi-programma du 10 août 2015, Rev.Prat.Soc. 2014, (479) Artikel 541, 1, 3 en 2, 3 WIB

31 december Hetzelfde geldt voor de winsten verbonden aan aanslagjaar 2013 waarvoor de overgangsregeling al een jaar eerder eindigde namelijk op 31 december Het belang van deze regels met betrekking tot de aanleg van de bijzondere liquidatiereserve is omwille van deze reden relatief beperkt voor de toekomst. De einddatum tot aanleg van een bijzondere liquidatiereserve is immers al geruime tijd verstreken. Recente rechtspraak van het Grondwettelijk Hof met betrekking tot de bijzondere liquidatiereserve noopt evenwel tot een zekere nuancering. 104 Het statuut van de bijzondere liquidatiereserve blijft toch van belang aangezien de voordelen van het regime zich pas veel later uiten bij liquidatie of bij een latere dividenduitkering. 55. Het retroactieve karakter van de overgangsbepaling manifesteert zich doordat beslissing, betaling en overboeking voor de aanleg van de bijzondere liquidatiereserve zich later in de tijd voordoen dan de realisatie van de winsten waarover het gaat. Deze karaktereigenschap heeft implicaties op bepaalde toepassingsvoorwaarden en modaliteiten die daarom licht verschillend zijn van de regeling met betrekking tot de gewone liquidatiereserve. 56. Net als bij de gewone liquidatiereserve bepaalt artikel 541, 1, 1 WIB 92 dat de regeling van de bijzondere liquidatiereserve enkel geldt voor vennootschappen die op grond van oud artikel 15 W.Venn. 105 als klein worden aangemerkt. Deze voorwaarde lijkt identiek, maar het retroactief karakter van de bijzondere liquidatiereserve zorgt voor een bijkomende modaliteit. Omdat de bijzondere liquidatiereserves betrekking hebben op winsten die gerealiseerd zijn in boekjaar 2012 en 2013, stelt de wetgever dat ook het KMO-karakter op dit tijdstip beoordeeld dient te worden. 106 Voor een vennootschap die haar boekhouding per kalenderjaar voert, moet de vennootschap als klein kwalificeren op 31 december 2012 (wat betreft de bijzondere liquidatiereserve voor winsten verbonden met aanslagjaar 2013) of op 31 december 2014 (wat betreft de bijzondere liquidatiereserve voor winsten verbonden met aanslagjaar 2014). De grootte van de vennootschap in het jaar van de beslissing tot aanleg van 103 B. VAN VLIERDEN, C. BODEUX, R. MINJAUW, A. WEYN, B. DE COCK, C. MESKENS, D. BUYLAERT, Q. MASURE, I. VANDE VELDE, K. VAN DUYSE, L. CASSIMON, M. HOEFMAN, P. SCHUMACHER, L. VAN DER STRATEN, T. DE GREEF, Vennootschapsbelastingrechtspersonenbelasting, in A. TIBERGHIEN (ed.), Handboek voor fiscaal recht , Mechelen, Wolters Kluwer, 2016, (493) GwH 16 februari 2017, nr. 20/ De nieuwe criteria van artikel 15 W.Venn. werden maar gehanteerd vanaf 1 januari Artikel 541, 1, 1 WIB

32 een bijzondere liquidatiereserve is irrelevant. Het feit dat een vennootschap sinds 2012 een groei heeft meegemaakt en zo geëvolueerd is naar een grote vennootschap in 2015, vormt geen beletsel voor het aanleggen van een bijzondere liquidatiereserve. Voor zover de vennootschap op 31 december 2012 kwalificeert als kleine vennootschap is deze toepassingsvoorwaarde vervuld. Hetzelfde geldt uiteraard wanneer het gaat over de winsten verbonden aan aanslagjaar Let wel op, indien de vennootschap op 31 december 2012 de hoedanigheid heeft van kleine vennootschap maar omwille van een spectaculaire groei op 31 december 2013 ineens als grote vennootschap kwalificeert, zal dit tot gevolg hebben dat de vennootschap de bijzondere liquidatiereserve voor aanslagjaar 2014 aan zich moet laten voorbijgaan. De bijzondere liquidatiereserve voor aanslagjaar 2013 daarentegen, kan zonder enig probleem worden aangelegd en behouden, niettegenstaande de vennootschap in 2013 kwalificeert als grote vennootschap Aangepaste procedure van aanleg 57. De aanleg van een bijzondere liquidatiereserve verloopt volgens dezelfde principes als de gewone liquidatiereserve. Er moet een overboeking gebeuren van de boekhoudkundige winst na belastingen tegen betaling van een bijzondere aanslag van 10%. Het bijzondere karakter zit hem wederom in enkele modaliteiten die door de wetgever zijn toegevoegd aan artikel 541 WIB 92 omwille van de specifieke eigenschappen van de bijzondere liquidatiereserve Betaling van de heffing 58. De bijzondere aanslag van 10% behoudt dezelfde aard en hoedanigheid als bij de gewone liquidatiereserve aangezien artikel 541 WIB 92 expliciet verwijst naar artikel 219quater WIB 92. De wetgever legt in artikel 541, 1, 2 WIB 92 voor wat betreft de winsten verbonden aan aanslagjaar 2013, evenwel een ultieme betaaldatum vast op 30 november Met betrekking tot de winsten verbonden aan aanslagjaar 2014 heeft de vennootschap tot 30 november 2016 om de afzonderlijke heffing van 10% te voldoen. 109 In navolging van deze betaaltermijnen geschiedt de betaling - in tegenstelling tot bij de gewone 107 W. VANDENBERGHE, Overgangsmaatregel voor liquidatiereserve voor aanslagjaren 2013 en 2014, Fisc.Act. 2015, (1) P. HINNEKENS en S. GOMMERS, Liquidatiereserve: retroactieve uitbreiding naar aj en 2014, Fiscoloog 2015, afl. 1433, (1) Artikel 541, 2, 2 WIB

33 liquidatiereserve - niet per kohier en moet de vennootschap spontaan én tijdig overgaan tot betaling van de heffing op de rekening van de bevoegde dienst van de administratie die belast is met de inning en de invordering. Op het betaalformulier vermeldt de vennootschap haar fiscaal identificatienummer, de woorden artikel 541 WIB 92, alsook het aanslagjaar waarop de bijzondere aanslag betrekking heeft. 110 Artikel 541 WIB 92 voegt er nog aan toe dat de bij toepassing van dit artikel betaalde bijzondere aanslagen [ ] definitief verworven [zijn] door de Staat. Ze worden niet verrekend met de vennootschapsbelasting [en] de eventuele overschotten zijn niet terugbetaalbaar Hoewel de wettekst nog steeds deze twee data aangeeft, is een loutere lezing van de wetsbepaling niet meer voldoende. De datum van 30 november 2015 wordt immers naar aanleiding van een administratieve tolerantie niet langer als strikte vervaldag gehanteerd. De administratie heeft in een bericht van 23 november 2015 verklaard dat ook de betalingen die worden gedaan voor aanleg van een bijzondere liquidatiereserve voor de winsten uit boekjaar 2012 en die uiterlijk op 15 december 2015 op het Inningscentrum toekomen, als tijdig worden beschouwd. 112 Het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten heeft destijds om deze tolerantie verzocht naar aanleiding van de talloze vragen die de accountants van hun cliënten kregen bij de inwerkingtreding van de bijzondere liquidatiereserve. 113 Met maar drie en een halve maand tussen de datum van inwerkingtreding (18 augustus 2015) en de uiterste betaaldatum van 30 november 2015 was deze reactie niet verwonderlijk aangezien de accountants op deze korte termijn alles moesten bolwerken. De minister van Financiën is dan ook ingegaan op hun verzoek om de betaaltermijn met 15 dagen uit te stellen. 60. De twee bovengenoemde betaaltermijnen zijn te vinden in aparte paragrafen van hetzelfde artikel 541 WIB 92, aangezien de wetgever er destijds heeft voor gekozen om een indeling te maken naargelang het gaat om een bijzondere liquidatiereserve voor aanslagjaar 2013, dan wel voor Artikel 541, 1 WIB 92 behandelt de voorwaarden en modaliteiten 110 P. HINNEKENS en S. GOMMERS, Liquidatiereserve: retroactieve uitbreiding naar aj en 2014, Fiscoloog 2015, afl. 1433, (1) 5; B. VAN VLIERDEN, C. BODEUX, R. MINJAUW, A. WEYN, B. DE COCK, C. MESKENS, D. BUYLAERT, Q. MASURE, I. VANDE VELDE, K. VAN DUYSE, L. CASSIMON, M. HOEFMAN, P. SCHUMACHER, L. VAN DER STRATEN, T. DE GREEF, Vennootschapsbelastingrechtspersonenbelasting, in A. TIBERGHIEN (ed.), Handboek voor fiscaal recht , Mechelen, Wolters Kluwer, 2016, (493) 630; Artikel 541, 4, derde lid WIB Artikel 541, 4, vierde lid WIB FOD FINANCIËN, Bijzondere liquidatiereserve: uiterste aangifte- én betaaltermijn - administratieve tolerantie, Nieuws 23 november 2015, INSTITUUT VAN DE ACCOUNTANTS EN DE BELASTINGCONSULENTEN, Bijzondere liquidatiereserve: uiterste aangifte- én betaaltermijn administratieve tolerantie, 29

34 voor bijzondere liquidatiereserves voor aanslagjaar 2013, terwijl artikel 541, 2 WIB 92 focust op de bijzondere liquidatiereserves van aanslagjaar De formulering van de regeling in aparte paragrafen wekte dan ook het vermoeden dat het ging om een tweestappenplan met vooreerst een tijdige betaling van de heffing voor de bijzondere liquidatiereserve voor aanslagjaar 2013 in 2015, en pas daaropvolgend een aanleg van de bijzondere liquidatiereserve voor aanslagjaar 2014 in De minister van Financiën heeft ondertussen reeds ontkend dat het om een verplicht tweestappenplan gaat. Artikel 541 WIB inzake de bijzondere liquidatiereserve voor aanslagjaar 2014 [ ] vereist [enkel] dat de bijzondere aanslag [ ] uiterlijk op 30 november 2016 wordt betaald. 115, aldus de minister. De bepalingen verzetten er zich zodoende niet tegen dat reeds dit jaar een bijzondere liquidatiereserve voor aanslagjaar 2014 kan worden aangelegd en betaald. 116 De belastingplichtige vennootschap kan ervoor kiezen om de bijzondere liquidatiereserves voor beide aanslagjaren in het boekjaar 2015 aan te leggen en meteen ook voor beide bijzondere liquidatiereserves de verschuldigde heffing te betalen. De principes van artikel 541 WIB 92 zijn immers voor beide aanslagjaren op 18 augustus 2015 in werking getreden. De keuze voor een vervroegde betaling van de heffing voor de bijzondere liquidatiereserve van aanslagjaar 2014 heeft ook implicaties op de overige verplichtingen van de vennootschap. Ook het overboeken naar de afzonderlijke passiefrekening en het indienen van de bijzondere aangifte moeten hetzelfde tijdschema volgen De verduidelijking van de minister van Financiën heeft een belangrijke impact voor de belastingplichtige. Kiest een vennootschap ervoor om de bijzondere liquidatiereserve voor de winsten van aanslagjaar 2014 in boekjaar 2015 aan te leggen, dan vervroegt op die manier ook de datum van aanleg van de bijzondere liquidatiereserve met een jaar. De aanleg wordt immers geacht plaats te vinden op de afsluitdatum van het boekjaar waarin de afzonderlijke heffing wordt betaald, zijnde op 31 december Zoals bij de gewone liquidatiereserve 114 J. VAN DYCK, Bijzondere liquidatiereserve voor aj. 2014: ook al dit jaar mogelijk, Fiscoloog 2015, afl. 1454, (1) Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 25 november 2015, Com. 276, (Vr. nr V. Wouters). 116 Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 25 november 2015, Com. 276, (Vr. nr V. Wouters). 117 J. VAN DYCK, Bijzondere liquidatiereserve voor aj. 2014: ook al dit jaar mogelijk, Fiscoloog 2015, afl. 1454, (1) 1-2; W. VANDENBERGHE, Bijzondere liquidatiereserve m.b.t. aj. 2014: 10%-aanslag kan nu al betaald worden, Fisc.Act. 2015, afl. 41, (4) Indien de vennootschap haar boekhouding per kalenderjaar voert. 30

35 speelt ook het voordeel van de verlaagde roerende voorheffing bij dividenduitkering van de liquidatiereserve. Nu de datum van aanleg met een jaar vervroegd is, zal ook het tarief van 5% een jaar vroeger in werking treden en kan de vennootschap al sneller overgaan tot dividenduitkering aan het lage tarief van 5% roerende voorheffing Begrensde maximale overboeking 63. De bijzondere liquidatiereserve krijgt vorm door een gehele of gedeeltelijke overboeking van de boekhoudkundige winst na belasting naar één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief. Dit zowel voor het boekjaar verbonden aan aanslagjaar 2013 als voor het boekjaar verbonden aan aanslagjaar De memorie van toelichting vermeldt dat het begrip van boekhoudkundige winst na belasting [ ] voor de toepassing van artikel [ ] [184] 121 quater, WIB 92 [wordt verduidelijkt] als zijnde de winst van het aanslagjaar toe te wijzen zoals voorzien onder de code 9905 van de modellen van de jaarrekening van de Nationale Bank van België. 122 Met deze stelling bevestigt de wetgever het reeds ingenomen standpunt van de minister van Financiën met betrekking tot de gewone liquidatiereserve over de invulling van deze termen. 123 Hoewel dus dezelfde principes worden gehanteerd met betrekking tot een bijzondere liquidatiereserve, formuleert de wetgever in artikel 541 WIB 92 twee beperkingen die opnieuw hun oorzaak vinden in de retroactiviteit van de overgangsregeling. Voormelde beperkingen gelden als maximumgrenzen en limiteren bijgevolg het bedrag dat in aanmerking komt voor de aanleg van een bijzondere liquidatiereserve. 64. De eerste beperking bestaat erin het bedrag van de boekhoudkundige winst na belastingen voor het belastbaar tijdperk verbonden met het aanslagjaar of verbonden met het aanslagjaar als absoluut maximum te beschouwen. De aangelegde liquidatiereserve kan bijgevolg niet hoger zijn dan de winsten na belasting die de 119 J. VAN DYCK, Bijzondere liquidatiereserve voor aj. 2014: ook al dit jaar mogelijk, Fiscoloog 2015, afl. 1454, (1) W. VANDENBERGHE, Overgangsmaatregel voor liquidatiereserve voor aanslagjaren 2013 en 2014, Fisc.Act. 2015, afl. 17, (1) De memorie van toelichting vermeldt foutief het artikel 194quater WIB MvT, wetsontwerp 1 juni 2015 van programmawet 10 augustus 2015, Parl.St. Kamer , nr /001, Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 25 februari 2015, Com. 098, (Vr. nr V. Wouters). 124 Artikel 541, 1, 4 WIB Artikel 541, 2, 4 WIB

36 vennootschap destijds in de boekjaren verbonden met aanslagjaar 2013, respectievelijk 2014 heeft behaald. 126 De bijzondere liquidatiereserve grijpt per slot van rekening in op een situatie in het verleden die men nu, indien gewenst, fiscaal kan gaan optimaliseren. Om deze reden dient de belastingplichtige vennootschap zich in de situatie te plaatsen aan het einde van het betreffende boekjaar waarin de winsten in het verleden werden behaald. Met toekomstige ontwikkelingen mag en kan ze aldus geen rekening houden. 65. De wettekst van artikel 541 WIB 92 limiteert het bedrag dat in aanmerking komt voor de bijzondere liquidatiereserve nog verder door te vermelden dat het bedrag nog steeds in de reserves is geboekt bij het begin van het boekjaar waarin de [ ] bijzondere aanslag [van 10%] is betaald. 127 De technische omschrijving van beide beperkingen deed indertijd nogal wat verwarring ontstaan voor wat betreft de concrete toepassing ervan. Gelukkig is een en ander vandaag grotendeels uitgeklaard door de standpunten van de minister van Financiën. 66. Vooreerst neemt de minister een strikt standpunt in met betrekking tot het lot van de uitgekeerde winsten van de boekjaren verbonden aan aanslagjaar 2013, respectievelijk aanslagjaar De technische omschrijving van beide maximumgrenzen doet vermoeden dat een loutere vergelijking tussen het bedrag van de reserves op de referentiedatum zijnde het begin van het boekjaar waarin de bijzondere heffing werd betaald en het bedrag van de boekhoudkundige winst van aanslagjaar 2013 of 2014, volstaat. Deze veronderstelling heeft tot gevolg dat eerder uitgekeerde winsten toch in aanmerking zouden worden genomen, indien de vennootschap op referentiedatum over voldoende reserves beschikt. 128 Verwijzend naar de finaliteit van de bijzondere liquidatiereserve ontkracht de minister van Financiën bovenstaande stelling met volgende woorden: [Het] is [ ] duidelijk dat de winsten van het boekjaar verbonden aan het aanslagjaar 2013, die bij de resultaatverwerking van dat jaar worden uitgekeerd, nooit in aanmerking kunnen worden genomen. Die winsten werden, volgens de minister, immers nooit in de reserves geboekt, zodat zij er uiteraard niet in zijn 126 P. HINNEKENS en S. GOMMERS, Liquidatiereserve: retroactieve uitbreiding naar aj en 2014, Fiscoloog 2015, afl. 1433, (1) Artikel 541, 1, 5 WIB 92 voor aanslagjaar 2013 en artikel 541, 2, 5 WIB 92 voor aanslagjaar X., Bijzondere liquidatiereserve. Maximumbedrag, Fiscoloog 2015, afl. 1450,

37 kunnen behouden blijven. 129 De minister voegt er nog aan toe dat hetzelfde [ ] mutatis mutandis [geldt] voor de winsten van het boekjaar verbonden aan het aanslagjaar De argumentatie die de minister aanhaalt om zijn antwoord te staven, is mijns inziens relevant en uiterst treffend, en derhalve de moeite waard om apart te vermelden. Minister Van Overtveldt benadrukt het feit dat de bijzondere liquidatiereserve in het leven is geroepen om een mismatch op te vullen in het temporeel toepassingsgebied tussen de interne vereffening en de gewone liquidatiereserve. De finaliteit van de regeling is echter dezelfde gebleven: het terugbrengen van het tarief op liquidatieboni bij vereffening van de vennootschap naar 10%. Reserves die de vennootschap meteen verlaten, kaderen uiteraard niet binnen deze finaliteit aangezien ze nooit in de reserves werden geboekt en behouden. De minister laat er dan ook geen twijfel over bestaan dat deze reserves uitgesloten zijn voor de bijzondere liquidatiereserve Steunend op vorige argumentatie verduidelijkt de minister een kleine maand later dat overgedragen winsten en oude reserves, die nog dateren van vóór aanslagjaar 2013, evenmin in aanmerking komen. De vennootschap had met betrekking tot deze winst immers een duidelijke keuze aangezien een toepassing van de overgangsregeling van artikel 537 WIB 92 voor aanslagjaar 2012 zeker tot de mogelijkheden behoorde. De destijds bewuste keuze van de vennootschap om de winsten in de reserves te behouden of over te dragen naar het volgende boekjaar, en de interne vereffening links te laten liggen, was zodoende geen weloverwogen beslissing. De minister verklaart duidelijk dat de regeling [ ] [het] niet toe[staat] een liquidatiereserve aan te leggen ten belope van de winst van een vroeger boekjaar. 132 Het standpunt van de minister kadert bovendien binnen de opvatting dat de regeling van de liquidatiereserve niet kan worden gebruikt om een vergetelheid recht te zetten. Een vennootschap die via de overgangsregeling van artikel 537 WIB 92 geen winsten 129 Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 28 oktober 2015, Com. 258, (Vr. nr V. Wouters). 130 Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 28 oktober 2015, Com. 258, (Vr. nr V. Wouters). 131 Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 28 oktober 2015, Com. 258, (Vr. nr V. Wouters). 132 Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 25 november 2015, Com. 276, (Vr. nr C. Van Cauter). 33

38 heeft omgezet in fiscaal kapitaal, kan immers geen beroep doen op de liquidatiereserve als correctiemechanisme Tenslotte stelt de minister zich soepel op in het aanvaarden van boekhoudkundige winst na belastingen van aanslagjaar 2013 of 2014, die op de rekening 14 overgedragen winst geboekt zou worden De minister haalt aan dat dit bedrag in aanmerking kan komen voor de aanleg van die bijzondere liquidatiereserve, ook al is dit strikt genomen geen reserve. 135 Een naar mijn mening terechte tolerantie aangezien de vennootschap voor de winsten van aanslagjaar 2013 en 2014 immers niet de mogelijkheid had om een beroep te doen op een alternatieve gunstige regeling zoals de interne vereffening. Een redenering naar analogie met de vorige standpunten van de minister is bijgevolg uitgesloten. De overgedragen winsten uitsluiten van het toepassingsgebied van de bijzondere liquidatiereserve zou voor de vennootschap dan ook zeer onbillijk aanvoelen. 70. Een cijfervoorbeeld 136 toont de toepassing van deze verschillende standpunten in de praktijk: een vennootschap beschikt over 200 EUR oude reserves, die nog dateren van vóór aanslagjaar Voor het aanslagjaar 2013 heeft ze een winst na belasting van 150 EUR waarvan 50 EUR als dividend wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders. 20 EUR boekt de vennootschap naar rekening 14 overgedragen winsten. De rest van het bedrag (80 EUR) behoudt de vennootschap in haar reserves. Het totale aantal reserves bedraagt nu ( =) 280 EUR aangezien de 20 EUR overgedragen winsten strikt genomen niet tot de reserves behoren. Bij het begin van boekjaar 2015 vinden we deze reserves nog steeds onaangeroerd terug en zijn de reserves bovendien aangegroeid met 100 EUR. Dit komt op een totaal van 380 EUR reserves. Ook de 20 EUR overgedragen winst staat op dit tijdstip nog steeds op rekening 14 geboekt. De bemerkingen van de minister van Financiën indachtig, komen we tot de conclusie dat het maximum aan te leggen bedrag voor de bijzondere liquidatiereserve voor aanslagjaar EUR bedraagt, bestaande uit 80 EUR reserves en 20 EUR overgedragen winst. Een conclusie van een bijzondere liquidatiereserve van 150 EUR zou foutief zijn aangezien er 50 EUR zou moeten worden geput uit de oude reserves. De 50 EUR die als 133 A. VANDEKERKHOVE en F. DEBELVA, De liquidatiereserve: een permanent gunstregime voor liquidatieboni én dividenden, Fisc.Act. 2015, afl. 39, (1) Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 25 november 2015, Com. 276, (Vr. nr C. Van Cauter). 135 Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 25 november 2015, Com. 276, (Vr. nr C. Van Cauter). 136 Gebaseerd op voorbeeld in J. VAN DYCK, Bijzondere liquidatiereserve voor aj. 2014: ook al dit jaar mogelijk, Fiscoloog 2015, afl. 1454, (1)

39 dividend werd uitgekeerd, heeft de vennootschap immers definitief verlaten. Een conclusie van een bijzondere liquidatiereserve van maximum 80 EUR zou eveneens foutief zijn, omwille van de tolerantie die de minister voorziet voor overgedragen winsten. 137 De tweede maximumgrens, die voorschrijft dat het bedrag nog in de reserves geboekt dient te zijn bij begin van het boekjaar 2015, brengt geen extra problemen met zich mee, aangezien de totale reserves op dat ogenblik 380 EUR bedragen. 71. Tot slot schrijft artikel 541, 1, 6 en 2, 6 WIB 92 voor dat de aanleg van de bijzondere liquidatiereserve gebeurt met inachtneming van de wettelijke en eventuele statutaire verplichtingen. Met betrekking tot de gewone liquidatiereserve, concludeerde de minister reeds dat een wettelijke reserve fiscaal perfect kan kwalificeren als een liquidatiereserve aangezien het van ondergeschikt belang is op welke afzonderlijke passiefrekening de overboeking gebeurt. 138 Aangezien de regeling van de bijzondere liquidatiereserve eenzelfde voorwaarde van overboeking stelt, is het volgens de rechtsleer mogelijk dat ook wettelijke reserves die aangelegd zijn voor de aanslagjaren 2013 en 2014, in aanmerking komen voor de kwalificatie van bijzondere liquidatiereserve Aangifte van afzonderlijke aanslag 72. Zoals uit het voorgaande blijkt, telt de bijzondere liquidatiereserve reeds een aantal afwijkende voorwaarden in vergelijking met haar voorganger. Dat blijkt eveneens uit de aangifteverplichting voor de bijzondere liquidatiereserve. De wetgever verwacht van de belastingplichtige vennootschap voortaan eigen initiatief om de bijzondere aanslag tijdig te betalen en de bijzondere aangifte (275A) in te dienen. In tegenstelling tot de gewone liquidatiereserve wordt de bijzondere aanslag niet samen ingekohierd met de aanslag in de vennootschapsbelasting maar wordt een betaling vereist ten laatste op 15 december 2015 of 30 november 2016 voor aanslagjaar 2013, respectievelijk aanslagjaar Merk op dat de bijzondere aangifte hierdoor ook een heel andere chronologie volgt dan de klassieke aangifte in de vennootschapsbelasting. Waar de klassieke aangifte pas in de loop van het aanslagjaar 137 J. VAN DYCK, Bijzondere liquidatiereserve voor aj. 2014: ook al dit jaar mogelijk, Fiscoloog 2015, afl. 1454, (1) Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 25 februari 2015, Com. 098 (Vr. nr V. Wouters). 139 P. HINNEKENS en S. GOMMERS, Liquidatiereserve: retroactieve uitbreiding naar aj en 2014, Fiscoloog 2015, afl.1433, (1) A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614)

40 wordt ingevuld en ingediend, dient men bij het aanleggen van de bijzondere liquidatiereserve in het boekjaar zelf de bijzondere heffing tijdig te betalen alsook de bijzondere aangifte in te dienen. Bij het indienen van de klassieke aangifte in de vennootschapsbelasting dient dan enkel nog een kopie van de bijzondere aangifte te worden bijgevoegd De vennootschap stelt de fiscale administratie via de bijzondere aangifte in kennis van haar benaming en haar fiscaal identificatienummer evenals van de belastbare grondslag, het tarief, het bedrag van de hiervoor vermelde bijzondere aanslag en de bevestiging van het feit dat de vennootschap aan alle voorwaarden van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen voldeed voor het boekjaar dat verbonden is met het aanslagjaar Hetzelfde geldt uiteraard voor de bijzondere liquidatiereserve voor aanslagjaar Een Koninklijk Besluit van 18 september 2015 stelt de modellen van deze bijzondere aangifte vast voor aanslagjaar 2013 en De modellen voor de verschillende aanslagjaren zijn te vinden in bijlage 2 en Neerlegging van de jaarrekening 74. Het aanleggen van een bijzondere liquidatiereserve vereist daarenboven een tijdige neerlegging van de jaarrekening uiterlijk op 31 maart 2015 voor de vennootschap die haar boekhouding per kalenderjaar voert. Van deze vereiste is bij de gewone liquidatiereserve geen sprake. Artikel 541, 1, 9 en 2, 9 WIB 92 omschrijven deze voorwaarde tot op heden op een heel andere manier in vergelijking met de ontwerpversie die oorspronkelijk in de Kamer werd ingediend. De voorwaarde heeft immers een volledige transformatie ondergaan om benadeling van bepaalde vennootschappen te vermijden. 75. Het voorontwerp van de wettekst ging zeer kort door de bocht en vereiste dat de jaarrekeningen met betrekking tot de boekjaren verbonden aan de aanslagjaren 2013 en 2014 zijn neergelegd op datum van 30 maart Het feit dat enkele vennootschappen niet verplicht zijn een jaarrekening neer te leggen, werd hierdoor over het hoofd gezien. De KMO s die opereren onder de vorm van een vennootschap onder firma (VOF), een gewone 141 Artikel 541, 1, 8 WIB 92 en artikel 541, 2, 8 WIB Artikel 541, 1, 7 WIB Artikel 541, 2, 7 WIB Koninklijk besluit tot vaststelling van de modellen van de aangifteformulieren voor de bijzondere aanslag bedoeld in artikel 541 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, BS 25 september Voorontwerp van programmawet van 10 augustus 2015, Parl.St. Kamer , nr /001,

41 commanditaire vennootschap (Comm. V.) of een coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijk (CVOA) ontsnappen immers aan deze verplichting 146 en zouden door voorgaande formulering van de voorwaarde uit de boot vallen. 147 De wettekst werd in dat verband aangepast en voegt toe dat de jaarrekeningen wat de in artikel 97 van het Wetboek van de vennootschappen bedoelde vennootschappen betreft, [moeten zijn] goedgekeurd door de algemene vergadering overeenkomstig artikel 92 van dat Wetboek en samen met de aangifte in de vennootschapsbelasting [moeten zijn] ingediend voor de betrokken aanslagjaren Met deze wijziging werd echter maar een beperkt deel van de problemen opgelost. Zoals de ontwerptekst in de Kamer werd ingediend, leek het erop dat de neerlegging van de jaarrekeningen voor aanslagjaren 2013 en 2014 beide uiterlijk op 30 maart 2015 dienden te geschieden. Indien voor één van beide aanslagjaren de jaarrekening niet tijdig werd neergelegd, verloor de vennootschap de mogelijkheid om zowel voor aanslagjaar 2013 als voor aanslagjaar 2014 een bijzondere liquidatiereserve aan te leggen Daarbovenop verscheen een hinderpaal voor vennootschappen die verplicht zijn om een jaarrekening aan te leggen én die tevens hun boekhouding niet per kalenderjaar voeren. In principe legt artikel 98 W. Venn. aan vennootschappen op hun jaarrekening neer te leggen binnen de dertig dagen na goedkeuring door de algemene vergadering en ten laatste zeven maanden na de datum van afsluiting van het boekjaar. 150 Neem nu een vennootschap die haar boekjaar jaarlijks afsluit op 31 oktober. De jaarrekening verbonden aan aanslagjaar 2014 heeft derhalve betrekking op de periode van 1 november 2013 tot en met 31 oktober De vennootschap dient zodoende, in navolging van de vennootschapsrechtelijke regels, haar jaarrekening ten laatste op 31 mei 2015 neer te leggen. Het is echter niet onwaarschijnlijk dat de vennootschap haar jaarrekening nog niet heeft neergelegd op 31 maart 2015, aangezien de 146 Artikel 97 W. Venn. 147 J. VAN DYCK, Bijzondere liquidatiereserve: oplossing bij gebroken boekjaar, Fiscoloog 2015, afl. 1437, (6) 6; M. MARLIERE en C. SCHOTTE, Le régime fiscal de la réserve de liquidation, RGCF 2015, (413) Artikel 541, 1, 9 en 2, 9 WIB J. VAN DYCK, Bijzondere liquidatiereserve: oplossing bij gebroken boekjaar, Fiscoloog 2015, afl. 1437, (6) A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614)

42 vennootschapsrechtelijk termijn haar nog twee maanden extra geeft (31 mei 2015). 151 De onderneming met een gebroken boekjaar, die zich dus volledig conformeert aan het vennootschapsrecht, zou derhalve een fiscaal nadeel ondervinden door naast de voordelen van de bijzondere liquidatiereserve voor aanslagjaar 2014 te grijpen. In samenloop met wat in voorgaand randnummer werd behandeld, zou dit zelfs betekenen dat de vennootschap tevens voor aanslagjaar 2013 geen bijzondere liquidatiereserve kan aanleggen. 78. Een amendement loste bovengenoemde problemen op. Voortaan wordt de tijdige neerlegging van de jaarrekening apart beoordeeld voor aanslagjaar 2013, respectievelijk Het niet-voldoen aan de voorwaarde voor aanslagjaar 2013 heeft van nu af aan geen implicaties meer op de mogelijkheden voor de vennootschap om voor aanslagjaar 2014 een bijzondere liquidatiereserve aan te leggen. Ter vereenvoudiging wordt bovendien zowel voor aanslagjaar 2013 als voor aanslagjaar 2014 de datum van 30 maart 2015 aangepast naar 31 maart Tenslotte legt het amendement voor wat betreft vennootschappen [ ] die hun boekhouding afsluiten op een datum die valt van 1 september 2014 tot en met 30 december een nieuwe neerleggingstermijn vast voor de jaarrekening. 154 De termijn valt voor dergelijke vennootschappen voortaan samen met de vennootschapsrechtelijke verplichting van artikel 98 W.Venn. met als uiterste datum ten laatste zeven maanden na de datum van afsluiting van het boekjaar Boekhoudkundige verwerking van de bijzondere liquidatiereserve 79. Naar aanleiding van de introductie van de regeling van de bijzondere liquidatiereserve, heeft de Commissie voor Boekhoudkundige Normen wederom een advies rond de boekhoudkundige verwerking van deze constructie bekend gemaakt. Het advies dateert van 30 september 2015 en heeft dezelfde structuur als het advies over de gewone liquidatiereserve. Aan het begin van haar advies herhaalt de Commissie de belangrijkste 151 Voorbeeld gebaseerd op P. HINNEKENS en S. GOMMERS, Liquidatiereserve: retroactieve uitbreiding naar aj en 2014, Fiscoloog 2015, afl. 1433, (1) 5.; J. VAN DYCK, Bijzondere liquidatiereserve: oplossing bij gebroken boekjaar, Fiscoloog 2015, afl. 1437, (6) Amendement (J. VAN OVERTVELDT) bij programmawet 10 augustus 2015, Parl.St. Kamer , nr /005, Artikel 541, 2, 9 WIB M. MARLIERE en C. SCHOTTE, Le régime fiscal de la réserve de liquidation, RGCF 2015, (413) Artikel 541, 2, 9 WIB

43 aandachtspunten van de bijzondere liquidatiereserve om daarna verder in te gaan op het boekhoudkundig aspect van de regeling Wat betreft de boeking van de bijzondere aanslag, wijst de Commissie erop dat de bijzondere aanslag - in tegenstelling tot bij de gewone liquidatiereserve - een heffing vormt op de boekhoudkundige winst van een reeds afgesloten boekjaar. Dit is opnieuw het gevolg van het retroactieve karakter van de regeling. De Commissie beveelt aan om deze bijzondere aanslag te boeken op rekening 6710 Verschuldigde of gestorte belastingsupplementen, een subrekening van de rekening 67 Belastingen op het resultaat De Commissie voegt hier nog aan toe dat ze deze afzonderlijke aanslag liever onder een rubriek van overige belastingen zou catalogeren, aangezien de bijzondere aanslag geen belasting op de winst uitmaakt. De Commissie ziet het jaarrekeningsschema dan ook graag in die zin aangepast, maar in afwachting hiervan wijst ze bovengenoemde rekeningen aan Voor de aanleg van de bijzondere liquidatiereserve en de daarmee gepaarde overboeking van de boekhoudkundige winst na belasting van aanslagjaar 2013, respectievelijk 2014, naar één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief, wijst de Commissie nog eens op de beperkingen die de wetgever oplegt om het bedrag te bepalen dat zal worden bestemd als bijzondere liquidatiereserve. Vervolgens zal in ieder geval een boeking noodzakelijk zijn voor de vorming van de bijzondere liquidatiereserve, al is het maar om de liquidatiereserve op een afzonderlijke subrekening te boeken van de rekening waarop de winst van het reeds afgesloten boekjaar werd geboekt. 159 De Commissie stelt in haar advies twee mogelijke boekingswijzen voor om de aanleg van de bijzondere liquidatiereserve vorm te geven en doet dit aan de hand van twee voorbeelden. De twee manieren om de bijzondere 156 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag op deze liquidatiereserve, 30 september 2015, nr. 2015/6, S. VAN CROMBRUGGE, CBN over boekhoudkundige verwerking van de bijzondere liquidatiereserve, Fiscoloog 2015, afl. 1444, (1) COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag op deze liquidatiereserve, 30 september 2015, nr. 2015/6, COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag op deze liquidatiereserve, 30 september 2015, nr. 2015/6,

44 liquidatiereserve te verwerken, zijn opnieuw een gevolg van het retroactief karakter en de eigenzinnige aard van de regeling In de eerste methode wordt de liquidatiereserve aangelegd met behulp van de beschikbare reserves die reeds in boekjaar 2012 door de vennootschap werden aangelegd. De winsten die de vennootschap realiseert in het jaar van aanleg van de bijzondere liquidatiereserve, krijgen een andere bestemming en worden niet gebruikt voor de bijzondere liquidatiereserve. In deze hypothese vindt de overboeking plaats van 133 Beschikbare reserves naar een subrekening van dezelfde reserverubriek namelijk 133X Beschikbare reserves artikel 541 WIB 92 (31/12/XX). De Commissie oordeelt dat interne mutaties die geen invloed hebben op de grootte van het eigen vermogen, over het algemeen rechtstreeks moeten worden overgeboekt van de ene post naar de andere. Een andere werkwijze kan alleen maar indien een specifieke regel hiervan afwijkt, bijvoorbeeld bij de verwerking van het overgedragen resultaat. Uit de voorstelling van de resultaatverwerking blijkt immers duidelijk dat het overgedragen resultaat van het vorige boekjaar hier samen met het overgedragen resultaat van het boekjaar, het over te dragen resultaat (winst of verlies) vormt 161, aldus de Commissie. 84. De tweede methode legt boekhoudkundig een bijzondere liquidatiereserve aan met het resultaat van het boekjaar Om deze methode te kunnen toepassen, dient het bedrag van boekhoudkundige winst na belasting voor boekjaar 2012 uiteraard wel nog in de reserves van boekjaar 2015 geboekt te zijn. Het deel van het resultaat van boekjaar 2015 dat overeenstemt met dit bedrag, wordt in het voorbeeld van de Commissie bij resultaatsverwerking toegevoegd aan 133X Beschikbare reserves artikel 541 WIB 92 (31/12/XX). Aangezien het overige gedeelte van de winsten van boekjaar 2015 niet aan de bijzondere liquidatiereserve kan worden toegevoegd (supra ), krijgt het saldo een andere resultaatbestemming of wordt het overgedragen naar het volgende boekjaar W. VANDENBERGHE, Bijzondere liquidatiereserve: CBN stelt twee boekingswijzen voor, Fisc.Act. 2015, afl. 36, (1) COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag op deze liquidatiereserve, 30 september 2015, nr. 2015/6, COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag op deze liquidatiereserve, 30 september 2015, nr. 2015/6,

45 85. De Commissie focust in haar voorbeelden enkel op de bijzondere liquidatiereserve voor aanslagjaar Uiteraard zijn dezelfde principes van toepassing voor de bijzondere liquidatiereserves afkomstig uit de winsten van het boekjaar verbonden aan aanslagjaar Naar analogie met haar advies met betrekking tot de gewone liquidatiereserve beveelt de Commissie tenslotte aan om de bijzondere liquidatiereserves op afzonderlijke subrekeningen te boeken naargelang het jaar van aanleg. Zo behoudt de vennootschap het overzicht en kan ze bij een latere dividenduitkering uit de liquidatiereserve meteen nagaan welke de oudste reserves zijn om het FIFO-principe correct toe te passen. Een transparante boekhouding op deze manier gevoerd, is zeker voordelig voor de belastingplichtige vennootschap aangezien zij van een lager tarief van 5% kan genieten wanneer de dividenduitkering geschiedt uit een liquidatiereserve die ouder is dan 5 jaar. De Commissie voegt er tevens aan toe dat een toelichting in de jaarrekening over de toestand van de liquidatiereserve en over de ouderdom van deze reserves aanbevolen is Samenloop gewone en bijzondere liquidatiereserve 87. Afgezien van de voorheen vermelde afwijkingen, is de regeling van de bijzondere liquidatiereserve conform aan de gekende regeling inzake de gewone liquidatiereserve. Dit heeft onder meer tot gevolg dat ook de bijzondere liquidatiereserve enkel voorbehouden is voor kleine vennootschappen volgens artikel 15 W.Venn. Voor het overige blijft ook de belastingvrije uitkering van liquidatieboni vanuit de bijzondere liquidatiereserve bij vereffening bestaan, alsook het fiscale voordeel voor dividenden uitgekeerd uit de bijzondere liquidatiereserve. De procedure van aanleg van de bijzondere liquidatiereserve bevat, zoals hierboven aangehaald (supra 2.2.2), enkele belangrijke verschillen, maar volgt voor de rest de krachtlijnen die we ook bij de gewone liquidatiereserve terugvinden. De bijzondere liquidatiereserve dient onder andere evenzeer op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief te worden geboekt met daaraan een onaantastbaarheidsvoorwaarde verbonden. Tot slot is ook de bijzondere aanslag, die door de vennootschap moet worden voldaan, van 163 S. VAN CROMBRUGGE, CBN over boekhoudkundige verwerking van de bijzondere liquidatiereserve, Fiscoloog 2015, afl. 1444, (1) 3; COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag op deze liquidatiereserve, 30 september 2015, nr. 2015/6,

46 dezelfde aard als de afzonderlijke heffing bij de gewone liquidatiereserve waardoor ook de bijzondere aanslag niet als aftrekbare kost 164 kan worden aangemerkt Artikel 81 van de programmawet van 10 augustus 2015 heeft tevens van de gelegenheid gebruik gemaakt om een eerdere vergetelheid bij de gewone liquidatiereserve recht te zetten. Voortaan bericht artikel 463bis, 1, 1 WIB 92 immers uitdrukkelijk dat de afzonderlijke heffing van 10%, zoals omschreven in artikel 219quater WIB 92 niet onderhevig is aan de aanvullende crisisbijdrage van 3%. Deze verduidelijking van de wetgever is weliswaar voor beide types liquidatiereserve van belang aangezien ook de bijzondere aanslag inzake de bijzondere liquidatiereserve wordt gelijkgesteld met de heffing bedoeld in artikel 219quater WIB Vervolgens is het belangrijk om weten dat de gewone liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve perfect naast elkaar kunnen bestaan. 167 Een vennootschap kon er in 2015 derhalve voor kiezen om gelijktijdig én een bijzondere liquidatiereserve aan te leggen met de winsten verbonden aan aanslagjaar 2013 én tevens een gewone liquidatiereserve met de winst na belasting van het boekjaar Een simultane toepassing van beide regelingen zorgt er wel voor dat de bijzondere aanslag op de bijzondere liquidatiereserve in mindering komt van de boekhoudkundige winst na belasting die in aanmerking komt voor de aanleg van een gewone liquidatiereserve. Deze consequentie bevestigt hetgeen wat hierboven reeds werd vermeld inzake de gewone liquidatiereserve. De boekhoudkundige winst na belasting die kan worden overgeboekt naar de gewone liquidatiereserve dient immers tevens te worden verminderd met de anticipatieve heffing van 10% die de vennootschap voor de vorming van de liquidatiereserve betaalt. Aangezien de artikelen 541, 1, 2 en 2, 2 WIB 92 de bijzondere aanslag met betrekking tot de bijzondere liquidatiereserve uitdrukkelijk gelijkstellen aan de heffing die artikel 219quater WIB 92 omschrijft, is een vermindering van de boekhoudkundige winst na belasting met deze bijzondere aanslag volkomen logisch Artikel 541, 3, vierde lid WIB W. VANDENBERGHE, Overgangsmaatregel voor liquidatiereserve voor aanslagjaren 2013 en 2014, Fisc.Act. 2015, afl. 17, (1) Artikel 541, 1, 2 en 2, 2 WIB 92; W. VANDENBERGHE, Overgangsmaatregel voor liquidatiereserve voor aanslagjaren 2013 en 2014, Fisc.Act. 2015, afl. 17, (1) W. VANDENBERGHE, Overgangsmaatregel voor liquidatiereserve voor aanslagjaren 2013 en 2014, Fisc.Act. 2015, afl. 17, (1) 3; MvT, wetsontwerp 1 juni 2015 van programmawet 10 augustus 2015, Parl.St. Kamer , nr /001, P. HINNEKENS en S. GOMMERS, Liquidatiereserve: retroactieve uitbreiding naar aj en 2014, Fiscoloog 2015, afl. 1433, (1) 6. 42

47 90. De Commissie voor Boekhoudkundige Normen bevestigt in haar advies uitdrukkelijk de mogelijkheid om beide regelingen te cumuleren. Na haar eerste en tweede methode, voegt ze ook een derde methode toe die de boekhoudkundige verwerking verduidelijkt wanneer een vennootschap ervoor kiest om naast de aanleg van een bijzondere liquidatiereserve, ook de volledige winst van het boekjaar 2015 (na belasting) aan te wenden voor de vorming van een liquidatiereserve conform artikel 184quater WIB 92. In navolging van haar aanbeveling om afzonderlijke subrekeningen te maken naargelang het type liquidatiereserve en het jaar van aanleg ervan, voegt de Commissie de winst na belasting van het boekjaar 2015 niet toe aan de rekening waarop reeds de bijzondere liquidatiereserve wordt geboekt. De boeking gebeurt op de rekening 133X Beschikbare reserves artikel 184quater WIB 92 (31/12/XX) Teruggefloten door het Grondwettelijk Hof 91. Recente rechtspraak van het Grondwettelijk Hof heeft de regeling van de bijzondere liquidatiereserve onlangs nieuw leven ingeblazen. In haar arrest van 16 februari 2017 vernietigt ze technisch gezien de bepaling van artikel 541 WIB 92 aangezien het Hof van oordeel is dat de huidige tekst van artikel 541 WIB 92 niet aan alle mismatchen verhelpt. Met de bijzondere liquidatiereserve wou de wetgever de kloof dichten die bestond tussen het temporeel toepassingsgebied van de interne vereffening enerzijds, en de gewone liquidatiereserve anderzijds. Het Hof oordeelt dat de bijzondere liquidatiereserve niet volledig in haar opzet is geslaagd, en wel om volgende redenen De programmawet van 10 augustus 2015 zorgde met de bijzondere liquidatiereserve voor een gunstige regeling voor de vennootschappen die eerder niet van de interne vereffening of van de liquidatiereserve volgens artikel 184quater WIB 92 gebruik konden maken. De regeling geldt evenwel enkel voor winsten verbonden aan aanslagjaar 2013 en 2014 en laat het nu net daar zijn dat het schoentje knelt. Het beperkte temporele toepassingsgebied van de bijzondere liquidatiereserve zorgt er immers voor dat sommige vennootschappen met gebroken boekjaar voor hun reserves van het aanslagjaar 2012 blijven uit de boot vallen COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag op deze liquidatiereserve, 30 september 2015, nr. 2015/6, GwH 16 februari 2017, nr. 20/ J. VAN DYCK, Grondwettelijk Hof snelt vergeten vennootschappen te hulp, Fiscoloog 2017, afl. 1510, (1) 1. 43

48 93. Een kort voorbeeld gebaseerd op de situatie van de verzoekende partij in het desbetreffende arrest van het Grondwettelijk Hof illustreert perfect het probleem. Voor de vennootschap in casu loopt het boekjaar elk jaar van 1 december tot 30 november. Het boekjaar 2012 sloot ze dan ook af op 30 november 2012, met als gevolg dat de reserves die voor dit boekjaar door de vennootschap werden aangelegd, verbonden zijn met aanslagjaar Praktisch gezien komen deze reserves niet in aanmerking voor interne vereffening aangezien het zeer waarschijnlijk is dat de belaste reserves niet tijdig op datum van 31 maart 2013 door de algemene vergadering werden goedgekeurd. De vennootschap grijpt tevens naast het voordeel van de bijzondere liquidatiereserve aangezien deze enkel open staat voor de aanslagjaren 2013 en Het aanslagjaar 2012, waarover het hier gaat, komt dus niet in aanmerking voor de regeling. 172 De wetgever vergat op deze manier enkele vennootschappen te betrekken in het toepassingsgebied van de bijzondere liquidatiereserve. In het bijzonder zowat alle kleine vennootschappen waarvoor het boekjaar niet per 31 december 2012 eindigde, maar wel eerder in het laatste kwartaal van Een van deze vergeten vennootschappen kaartte deze problematiek op 16 februari 2016 succesvol aan bij het Grondwettelijk Hof wegens schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Volgens het Hof ligt de oorzaak van het probleem in het feit dat het toepassingsgebied van de bijzondere liquidatiereserve wordt beperkt tot de jaarrekeningen verbonden aan de aanslagjaren 2013 en Dat criterium is weliswaar objectief, maar het is niet pertinent ten aanzien van de doelstelling die erin bestaat de regeling van de interne liquidatie en de regeling van de liquidatiereserve beter op elkaar te laten aansluiten. Om dat doel volledig te bereiken, dient voor bepaalde vennootschappen, die zich in de situatie van de verzoekende partij bevinden, ook de jaarrekening verbonden aan het aanslagjaar 2012 in aanmerking te worden genomen 175, aldus het Grondwettelijk Hof. Het Hof oordeelt finaal dat artikel 541 van het WIB 1992 [ ] bijgevolg [dient] te worden vernietigd in zoverre het geen betrekking heeft op de jaarrekening met betrekking tot het boekjaar verbonden aan het aanslagjaar 2012 wanneer de belaste reserves van dat 172 Voorbeeld gebaseerd op J. VAN DYCK, De vergeten vennootschappen, Fiscoloog 2015, afl. 1444, 3; GwH 16 februari 2017, nr. 20/2017, overw. B J. VAN DYCK, Grondwettelijk Hof snelt vergeten vennootschappen te hulp, Fiscoloog 2017, (1) J. VAN DYCK, Grondwettelijk Hof snelt vergeten vennootschappen te hulp, Fiscoloog 2017, (1) GwH 16 februari 2017, nr. 20/2017, overw. B.9. 44

49 aanslagjaar, gelet op de datum van de algemene vergadering, niet in aanmerking kwamen voor de regeling van de interne liquidatie Het vernietigingsarrest van het Grondwettelijk Hof werd in het Belgisch Staatsblad van 3 maart 2017 gepubliceerd, tevens de startdatum van een bijzondere bezwaartermijn van 6 maanden. 177 De benadeelde vennootschappen hebben vanaf dit tijdstip 6 maanden de tijd om een bezwaarschrift in te dienen tegen de aanslag die voor het aanslagjaar 2012 gevestigd is. Het arrest geeft hen de kans om op die manier alsnog het voordeel van de bijzondere liquidatiereserve voor aanslagjaar 2012 te kunnen genieten. De onderneming die bezwaar indient, zal evenwel moeten kunnen aantonen dat ze met de winst verbonden aan dat aanslagjaar niet heeft kunnen genieten van het stelsel van de interne vereffening. 178 Bovendien zou er een wetgevend initiatief gepland zijn om de betrokken benadeelde vennootschappen tegemoet te komen GwH 16 februari 2017, nr. 20/2017, overw. B X., Bijzondere liquidatiereserve: arrest Grondwettelijk Hof gepubliceerd, Fiscoloog 2017, afl. 1512, (14) J. VAN DYCK, Grondwettelijk Hof snelt vergeten vennootschappen te hulp, Fiscoloog 2017, afl. 1510, (1) X., Bijzondere liquidatiereserve: wetgevend initiatief voor benadeelde vennootschappen, Fiscoloog 2017, afl. 1514,

50 3 FISCALE VOORDELEN 96. De aanleg van een liquidatiereserve zorgt voor twee specifieke fiscale voordelen. De naam liquidatiereserve doet vermoeden dat het voordeel zich beperkt tot het moment waarop de vennootschap vereffent en haar liquidatieboni uitkeert. Zoals eerder vermeld, heerste er binnen de regering en in de Raad van State al discussie over het werkelijke doel van de constructie van de liquidatiereserve aangezien een tweede fiscaal voordeel in artikel 184quater WIB 92 werd opgenomen. Er werd geopperd dat de verlaagde voorheffing op dividenden de voornaamste incentive was van de regering om een constructie zoals de liquidatiereserve te introduceren Bij vereffening van de vennootschap 97. Ten gevolge van de uniformisering van de roerende voorheffing bedraagt het tarief op liquidatieboni tot op heden nog steeds 30%. In de memorie van toelichting valt duidelijk te lezen dat de regering met de constructie van de liquidatiereserve de verhoging van het tarief van roerende voorheffing op liquidatieboni heeft willen verzachten na hevig protest van de kleine zelfstandigen. 181 De liquidatiebonus omvat het deel van de uitkeringen bij vereffening dat het werkelijk gestort kapitaal van de ontbonden vennootschap te boven gaat. 182 Bovendien bepaalt artikel 209 WIB 92 dat een uitkering bij vereffening, na de toerekening op het fiscaal gestort kapitaal, eerst moet worden aangerekend op de liquidatiereserve. Pas dan kan de uitkering worden aangerekend op de overige reserves binnen de vennootschap, en geeft de uitkering aanleiding tot roerende voorheffing Het gedeelte van de liquidatiebonus dat voortkomt uit de liquidatiereserve ontsnapt voortaan aan de verhoogde heffing van 30%, op basis van artikel 21, 11 WIB 92. De anticipatieve heffing van 10% bij aanleg van de liquidatiereserve is de enige belasting die de vennootschap in deze hypothese moet ondergaan, de uitkering ervan bij de latere vereffening 180 Adv.RvS nr /1/2/3/4 bij de programmawet van 19 december 2014, BS 29 december 2014, MvT, wetsontwerp van 28 november 2014 van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /001, P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) A. VANDEKERKHOVE en F. DEBELVA, De liquidatiereserve: een permanent gunstregime voor liquidatieboni én dividenden, Fisc.Act. 2014, afl. 39, (1) 2. 46

51 gebeurt belastingvrij. 184 Er dient geen bijkomende roerende voorheffing worden ingehouden door de uitkerende vennootschap en ook de ontvangende aandeelhouder 185 wordt voor de liquidatie-uitkering vrijgesteld van personenbelasting. De constructie heeft haar naam niet gestolen, zo blijkt, aangezien de liquidatie van de vennootschap een essentieel bestanddeel is om van het fiscale voordeel te kunnen genieten. Liquidatieboni die niet uit de liquidatiereserve worden geput, ondergaan nog steeds een tarief van 30%, hetgeen door de recente evolutie in de tarieven van de roerende voorheffing 186 reeds 20% meer is, dan wanneer de liquidatieboni op de liquidatiereserve worden aangerekend Merk op dat artikel 21, 11 WIB de liquidatieboni slechts uitsluit van de categorie van de roerende inkomsten wanneer er effectief sprake is van een gehele verdeling van het maatschappelijk vermogen van de vennootschap. Dit vloeit voort uit de expliciete verwijzing naar artikel 209 WIB 92. Geschiedt er een gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen naar aanleiding van een overlijden, uittreding of uitsluiting van een vennoot, zoals bedoeld in artikel 187 WIB 92, dan zal deze niet onder het toepassingsgebied van artikel 21, 11 WIB 92 vallen De eerbiediging van de onaantastbaarheidsvoorwaarde als essentieel onderdeel van de liquidatiereserve doet vermoeden dat tussen de aanleg van de liquidatiereserve en de effectieve vereffening van de vennootschap een bepaalde periode dient te verstrijken. Echter, de wetgever voorziet geen wachttermijn in dat verband. Het is perfect mogelijk dat een liquidatiereserve wordt aangelegd in boekjaar X en dat meteen daarop in boekjaar X+1 een definitieve vereffening volgt. De kans is dan ook reëel dat enkele vennootschappen hun kans zullen wagen om met opzet hun vereffening uit te stellen met het doel hun aangelegde liquidatiereserve nog te kunnen vergroten. In het huidige landschap ter bestrijding van fiscale 184 Artikel 21, 11 WIB 92; P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) Hier gaat om het een natuurlijke persoon-aandeelhouder. Later wordt duidelijk in welke opzicht dit van belang is. 186 Artikel Programmawet 25 december 2016, BS 29 december T. CALLEBAUT, L. DE CONINCK, C. DE BRUYN, W. DEFOOR, M. DERYCKE, J. ENGELEN, L. KELL, F. MORTIER, E. STROOBANT, P. SOETE, M. VAN KEIRSBILCK, O. VAN BAELEN, L. VANHEESWIJCK, S. VERTOMMEN, S. SABLON, Fiscaal Jaaroverzicht 2014, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in L. MAES, H. DE CNIJF, en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, (481)

52 fraude is dit uiteraard niet vanzelfsprekend, en kan er mogelijk een toepassing van de fiscale antimisbruikbepaling spelen Aangezien het voordeel zich situeert bij ontbinding van de vennootschap, rijst de vraag of vennootschappen in vereffening, die nog belastbare winsten realiseren, toepassing kunnen maken van artikel 184quater WIB 92. Minister Van Overtveldt reageert op deze vraag met een bevestigend antwoord maar maakt duidelijk dat een toepassing van de fiscale antimisbruikbepaling niet uitgesloten is. Een vennootschap in vereffening kan overgaan tot het overboeken van reserves naar een liquidatiereserve indien de voorwaarden hiertoe zijn vervuld, maar zal zich moeten hoeden voor fiscale fraude Tijdens de levensduur van de vennootschap 102. Hoewel de liquidatiereserve is ontstaan als reactie op de verhoging van de roerende voorheffing op liquidatieboni, blijft het fiscaal voordeel van de liquidatiereserve niet beperkt tot de belastingvrijstelling bij liquidatie. De liquidatiereserve biedt tevens voordelen tijdens de levensduur van de vennootschap bij uitkering van het betreffende reserve als dividend. De liquidatiereserve heeft bijgevolg impliciet een tweede doelstelling. 191 In deze hypothese geldt geen vrijstelling van roerende voorheffing of personenbelasting, maar wordt het tarief aangepast naargelang de tijd die reeds is verstreken sinds het aanleggen van de liquidatiereserve. 192 Net omwille van dit bijkomend voordeel, gaat de liquidatiereserve ook door het leven onder de bijnaam VVPRter-regime 193, verwijzend naar het VVPRbis-regime, dat reeds vanaf de regering Di Rupo in een verlaging van roerende voorheffing voorzag voor KMO-dividenden. 189 P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 1 april 2015, Com. 138 (Vr. nr V. Wouters); A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614) T. CALLEBAUT, L. DE CONINCK, C. DE BRUYN, W. DEFOOR, M. DERYCKE, J. ENGELEN, L. KELL, F. MORTIER, E. STROOBANT, P. SOETE, M. VAN KEIRSBILCK, O. VAN BAELEN, L. VANHEESWIJCK, S. VERTOMMEN, S. SABLON, Fiscaal Jaaroverzicht 2014, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) Ter verduidelijking: de afkorting VVPR staat voor Verlaagde Voorheffing Précompte Réduit. 48

53 3.2.1 Bijnaam VVPRter 103. Met ingang van 1 juli 2013 voorzag de regering Di Rupo in een fiscale gunstmaatregel om KMO-dividenden met betrekking tot nieuwe aandelen op naam aan een lager tarief roerende voorheffing te onderwerpen, namelijk de VVPRbis-regeling. 194 De regeling is echter zeer strikt en bezit over tal van toepassingsvoorwaarden waaraan de vennootschap moet voldoen om van dit voordeel te kunnen genieten. Artikel 269, 2 WIB 92 omschrijft in detail de volgende voorwaarden: (i) de aandelen zijn verworven met nieuwe inbrengen in geld vanaf 1 juli 2013 (ii) de aandeelhouders hebben deze aandelen ononderbroken in volle eigendom gehouden (iii) de aandelen dienen volledig volstort te zijn en er mogen geen preferente aandelen worden gecreëerd (iv) de vennootschap dient een wachtperiode van 3 jaar te respecteren. 195 Zoals het letterwoord VVPR aangeeft, geniet de KMO-vennootschap na deze wachtperiode van een verlaagde voorheffing van 15% op de uitkering van dividenden. Tijdens de wachtperiode geldt nog steeds een verlaagd tarief, maar dan bedraagt de roerende voorheffing 20% De bijnaam VVPRter lijkt logisch aangezien het voordeel van de liquidatiereserve tijdens de levensduur van de vennootschap zeer gelijklopend is met het voordeel van het VVPRbis-regime. Ook in het VVPRter-regime van de liquidatiereserve is er immers sprake van een verlaagde voorheffing na het respecteren van een wachttermijn Ondanks deze gelijkenis zijn er ook enkele belangrijke verschillen waar te nemen tussen beide systemen. Vooreerst bedraagt de te respecteren wachttermijn in de VVPRterregeling vijf jaar, in tegenstelling tot de wachttermijn van drie jaar bij de VVPRbis-regeling. Ten tweede is er bij de recente regeling geen sprake van strikte toepassingsvoorwaarden en beperkingen en is enkel de betaling van een anticipatieve heffing noodzakelijk en voldoende om van de verlaagde voorheffing te genieten. 197 Zo valt nergens een beperking van het toepassingsgebied tot aandelen op naam te bespeuren en zal ook een vervreemding van 194 C. BUYSSE, KMO-dividenden: nieuwe VVPR -regeling doorstaat toets gelijkheidsbeginsel, Fiscoloog 2014, afl. 1400, Artikel 269, 2 WIB T. CALLEBAUT, L. DE CONINCK, C. DE BRUYN, W. DEFOOR, M. DERYCKE, J. ENGELEN, L. KELL, F. MORTIER, E. STROOBANT, P. SOETE, M. VAN KEIRSBILCK, O. VAN BAELEN, L. VANHEESWIJCK, S. VERTOMMEN, S. SABLON, Fiscaal Jaaroverzicht 2014, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, 114.; artikel 269, 2 WIB C. BUYSSE, Bijkomende VVPR -regeling voor KMO-dividenden op komst, Fiscoloog 2014, afl. 1402, (1) 2. 49

54 aandelen geen roet in het eten gooien. 198 Bovendien behoudt de oude regeling het voordeel dat er pas belasting verschuldigd is op het moment van toekenning of betaalbaarstelling van het dividend. De voorafbetaling, die bij het VVPRter-regime wel is vereist, is bij het VVPRbis-regime niet van toepassing Een vergelijking tussen beide regimes doet ons concluderen dat de wetgever steeds lakser werd in het formuleren van voorwaarden. Ook de evolutie in het aantal voorwaarden bevestigt deze stelling waardoor heel wat meer KMO s nu de kans krijgen om via het nieuwe regime van een verlaagde voorheffing te genieten. Tot slot is het belangrijk erop te wijzen dat geen van beide regelingen een overgangsmaatregel uitmaakt. Zowel VVPRbis als VVPRter zijn permanente maatregelen en bestaan tot op vandaag nog steeds naast elkaar in het fiscale rechtsverkeer 200 en het is dan ook mogelijk om beide voordelen te cumuleren. 201 Ze zijn in dit opzicht dus niet elkaars opvolger, in tegenstelling tot wat de naam mogelijk doet vermoeden Het voordeel van VVPRter onder de loep 107. Het VVPRter-regime zorgt voor de toepassing van een verlaagde voorheffing voor dividenden die uit de liquidatiereserve worden uitgekeerd. Het exacte tarief van de roerende voorheffing fluctueert naargelang de tijd die is verstreken vanaf de afsluitdatum van het belastbaar tijdperk waarin de vennootschap overging tot aanleg van de liquidatiereserve. 202 Is er reeds 5 jaar verstreken sinds dit tijdstip tot aan de dividenduitkering, dan dient de vennootschap slechts 5% aanvullende roerende voorheffing te betalen. Is er nog geen volledige 5 jaar verstreken sinds het einde van het boekjaar waarin de liquidatiereserve is aangelegd tot aan het tijdstip van dividenduitkering, dan bedraagt het tarief 20% 203. In tegenstelling tot de belastingvrijstelling bij liquidatie, voorziet de wetgever hier wel uitdrukkelijk in een wachttermijn van vijf jaar om het lage tarief van 5% te kunnen genieten. 198 A. VANDEKERKHOVE en F. DEBELVA, De liquidatiereserve: een permanent gunstregime voor liquidatieboni én dividenden, Fisc. Act. 2014, afl. 39, (1) J. VANTOMME en E. VAN EENHOOGE, Hoe kiezen tussen VVPRbis en VVPRter?, Nieuws 10 maart 2015, Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 16 december 2014, Com. 009, (Vr. nr. 80 R. Deseyn). 201 J. VANTOMME en E. VAN EENHOOGE, Hoe kiezen tussen VVPRbis en VVPRter?, Nieuws 10 maart 2015, P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) Dit tarief geldt vanaf 1 januari 2017 betaalde of toegekende inkomsten; G. BATS, Liquidatiereserve voor de kmo. Vennootschapsrechtelijke, boekhoudkundige en fiscale aandachtspunten, Acc.Act. 2015, afl. 3, (1)

55 108. De fiscale impact van deze wachttermijn is zodanig groot dat enige eensgezindheid over aanvang en afloop van de termijn noodzakelijk is. Met betrekking tot de gewone liquidatiereserve berichtte de initiële memorie van toelichting over de aanvang van de sperperiode als de eerste dag volgend op de afsluitdatum van het belastbaar tijdperk waarin de betrokken winsten werden gerealiseerd. Uit de teksten waarover de Kamerleden moesten stemmen, blijkt echter dat deze mening al snel werd herzien. Voortaan geldt de afsluitdatum van het betrokken belastbaar tijdperk als datum van aanleg van de liquidatiereserve. 204 Mijns inziens is deze vroegere wijziging een goede zaak wegens het logischer en duidelijker maken van het aanvangstijdstip. Het oude tijdstip stelde de aanleg van de liquidatiereserve onnodig uit naar het volgende belastbaar tijdperk en leek op die manier de band met de gerealiseerde winsten te doorbreken Om twijfel geen kans te geven, een kort voorbeeld ter illustratie. 205 Een KMO, die haar boekhouding per kalenderjaar voert, bezit voor het belastbare tijdperk 2016 over een te bestemmen winst van EUR. De vennootschap wil deze volledige winst overboeken naar de liquidatiereserves. De uiteindelijke beslissing hiertoe wordt door de vennootschap genomen in mei 2017, wanneer de jaarrekening wordt goedgekeurd. De aanleg van de liquidatiereserve wordt in dit geval echter geacht gebeurd te zijn op 31 december 2016, i.e. de afsluitdatum van het betrokken belastbaar tijdperk. De vennootschap heeft bij aanleg 10% anticipatieve heffing betaald. 206 Indien de vennootschap in mei 2021 overgaat tot uitkering van een dividend uit de liquidatiereserve, valt dit binnen de sperperiode van vijf jaar en zal de vennootschap een bijkomende roerende voorheffing verschuldigd zijn van 20% 207. De vijfjarige wachtperiode loopt immers nog tot 31 december Indien de vennootschap in mei 2023 overgaat tot uitkering van de liquidatiereserve via een dividend, is de wachtperiode gerespecteerd en zal ze kunnen genieten van het verlaagde (aanvullend) tarief roerende voorheffing van 5%. 204 F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, Liquidatiereserves: hoe wordt de sperperiode ingevuld?, Fisc.Act. 2014, afl. 41, Voorbeeld gebaseerd op F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, Liquidatiereserves: hoe wordt de sperperiode ingevuld?, Fisc.Act. 2014, afl. 41, F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, Liquidatiereserve: hoe wordt de sperperiode ingevuld?, Fisc.Act. 2014, afl. 41, Merk op dat de uitkering van dividend plaatsvindt na 1 januari Het verhoogde tarief roerende voorheffing van 20% is daarom van toepassing. 51

56 110. Voor de bijzondere liquidatiereserve gelden dezelfde regels. Ook met betrekking tot dit type liquidatiereserve neemt de vijfjarige periode een aanvang op afsluitdatum van het belastbaar tijdperk waarin de liquidatiereserve werd aangelegd 208 : Een KMO wenst met de boekhoudkundige winst na belasting verbonden met aanslagjaar 2013 een bijzondere liquidatiereserve aan te leggen in Indien de vennootschap haar boekhouding per kalenderjaar voert, dan is de laatste dag van het betrokken belastbaar tijdperk 31 december Vanaf deze datum begint de vijfjarige termijn te lopen, wat maakt dat de vennootschap bij dividenduitkering vanuit de bijzondere liquidatiereserve pas zal kunnen genieten van een verlaagd tarief (aanvullende) roerende voorheffing van 5% vanaf 1 januari Tevens belangrijk op te merken is dat deze roerende voorheffing van 5% of 20% bovenop de anticipatieve heffing komt die de vennootschap bij de aanleg van de liquidatiereserve reeds heeft betaald. Dit komt neer op een de facto belasting van 15% indien de vennootschap de vijfjarige wachttermijn respecteert, bestaande uit 10% afzonderlijke heffing bij aanleg van de liquidatiereserve en 5% roerende voorheffing bij uitkering van de dividenden. Wordt de wachtperiode van vijf jaar niet gerespecteerd, dan is de vennootschap een de facto belasting van 30% verschuldigd bestaande uit 10% afzonderlijke heffing en 20% roerende voorheffing bij uitkering van de dividenden. In dit laatste geval kunnen we niet meer spreken van een verlaagd tarief aangezien ook gewone dividenden onderworpen zijn aan een standaardtarief van 30% roerende voorheffing. 210 Maar is dit effectief zo? 112. VAN BIERVLIET voegt hier terecht aan toe dat vennootschappen, ook al respecteert men de wachtperiode van vijf jaar niet, toch genieten van een fiscaal voordeel, zo blijkt na een mathematische berekening. Verdergaand op het bovenvermelde voorbeeld (supra 1.2.4) komen we tot een brutobedrag van (liquidatiereserve) EUR (anticipatieve heffing) = EUR. Echter, het netto-dividend dat de aandeelhouder ontvangt, bedraagt 208 A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614) W. VANDENBERGHE, Overgangsmaatregel voor liquidatiereserve voor aanslagjaren 2013 en 2014, Fisc.Act. 2015, afl. 17, (1) T. CALLEBAUT, L. DE CONINCK, C. DE BRUYN, W. DEFOOR, M. DERYCKE, J. ENGELEN, L. KELL, F. MORTIER, E. STROOBANT, P. SOETE, M. VAN KEIRSBILCK, O. VAN BAELEN, L. VANHEESWIJCK, S. VERTOMMEN, S. SABLON, Fiscaal Jaaroverzicht 2014, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015,

57 met een aanvullende roerende voorheffing van 20% slechts EUR ( EUR EUR = EUR). De verhouding tussen beide getallen, zijnde /82.500, onthult een percentage van 72,72%, wat resulteert in een belastingdruk van 27,28%. Een daling dus van 2,72% in vergelijking met het normale tarief van 30% voor dividenden Vennootschappen die ervoor kiezen om vijf jaar te wachten met een dividenduitkering worden beloond met een extra roerende voorheffing van slechts 5%, maar ook dit blijkt een groter voordeel te zijn dan op het eerste zicht verwacht. Een mathematische berekening zoals hierboven met een aanvullende roerende voorheffing van 5%, resulteert in een procentuele verhouding van / of 86,36%. Hieruit volgt een totale belastingdruk van 13,64%, waarmee het VVPRter-regime zelfs onder het tarief van 15% duikt voor VVPRbisaandelen FIFO als welkome meevaller 114. Het FIFO-systeem dat de wetgever in artikel 184quater, vijfde lid WIB 92 omschrijft, vormt evenzeer een meevaller voor de vennootschappen die gebruik maken van het VVPRtervoordeel. Het FIFO-principe zorgt ervoor dat bij dividenduitkering uit de liquidatiereserve, de oudste liquidatiereserves het eerst worden aangetast. Concreet houdt dit voor de vennootschap in dat zij meteen na het respecteren van de vijfjarige sperperiode deze liquidatiereserve als dividend aan het verlaagde tarief zal kunnen uitkeren, ongeacht of zij in de jaren daarna nog bijkomende liquidatiereserves heeft aangelegd. Het recht op het verlaagde tarief van 5% wordt door gebruik te maken van het FIFO-systeem optimaal geopend en het maakt het de vennootschap mogelijk om een doordachte dividendpolitiek te voeren Dit aanrekeningsysteem toepassen, is eenvoudig wanneer alle liquidatiereserves op eenzelfde (sub)rekening worden geboekt. 214 Maar de minister van Financiën heeft reeds eerder bevestigd dat dit zeker geen vereiste is. Volgens de minister is het van ondergeschikt belang op welke afzonderlijke rekening van het passief de liquidatiereserve wordt opgenomen 211 C. VAN BIERVLIET, Tarief voor dividenden van kmo s daalt tot 22,73% of 13,64%, Fisc.Act. 2014, afl. 43, (18) C. VAN BIERVLIET, Tarief voor dividenden van kmo s daalt tot 22,73% of 13,64%, Fisc.Act. 2014, afl. 41, (18) A. VANDEKERKHOVE, Liquidatiereserve: FIFO-methode over verschillende subrekeningen heen, Fisc.Act. 2015, afl. 20, (1) A. VANDEKERKHOVE, Liquidatiereserve: FIFO-methode over verschillende subrekeningen heen, Fisc.Act. 2015, afl. 20, (1)

58 in de boekhouding, wat tot gevolg heeft dat bijvoorbeeld ook een wettelijke reserve in aanmerking kan komen voor de fiscale kwalificatie van liquidatiereserve. 215 In deze hypothese rijst evenwel de vraag of het FIFO-principe over de subrekeningen heen dient te worden toegepast De rechtsleer beantwoordt deze vraag positief. 216 Ze verdedigen de stelling dat artikel 184quater WIB 92, vijfde lid een fiscale fictie in het leven roept die ervoor zorgt dat de oudst aangelegde liquidatiereserves geacht het eerst te worden aangetast, ongeacht op welke liquidatiereserve die uitkering boekhoudkundig wordt toegerekend. 217 De boekhoudkundige en fiscale invulling worden op die manier van elkaar losgekoppeld waardoor de vennootschap bijvoorbeeld een dividenduitkering die boekhoudkundig wordt aangerekend op de gewone reserves fiscaal kan toerekenen op de liquidatiereserves onder de categorie van de wettelijke reserves aangezien deze de oudste zijn. 218 Deze invulling van het FIFO-principe houdt een bijkomend voordeel in voor de belastingplichtige aangezien zij, van zodra het kan, zal kunnen genieten van het verlaagde aanvullende tarief roerende voorheffing bij dividenduitkering, ongeacht onder welke boekhoudkundige categorie de liquidatiereserve destijds is aangelegd De opgave 275A 219 is hierbij in twee opzichten van belang. Vooreerst geeft ze een heldere en klare kijk op de liquidatiereserves én bijzondere liquidatiereserves die de vennootschap per belastbaar tijdperk heeft aangelegd. 220 Het is via het formulier dan ook heel gemakkelijk aan te tonen welke liquidatiereserves het eerst werden aangelegd en het vergemakkelijkt daarom de toepassing van het FIFO-principe. Vervolgens dienen alle liquidatiereserves in eenzelfde lijn vermeld te worden waarbij er geen onderscheid wordt gemaakt naargelang de boekhoudkundige categorie waaronder de liquidatiereserves 215 Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 25 februari 2015, Com. 098 (Vr. nr V. Wouters). 216 A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in L. MAES, H. DE CNIJF, en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, (481) ; A. VANDEKERKHOVE, Liquidatiereserve: FIFO-methode over verschillende subrekeningen heen, Fisc.Act. 2015, afl. 20, A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in L. MAES, H. DE CNIJF, en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, (481) A. VANDEKERKHOVE, Liquidatiereserve kan onder de vorm van wettelijke reserve, Fisc.Act. 2015, afl. 8, (1) Zie bijlage A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in L. MAES, H. DE CNIJF, en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, (481)

59 ressorteren. De dividenduitkering wordt in het formulier dan ook automatisch aangerekend op de oudst aangelegde liquidatiereserve Tot slot blijft het FIFO-principe gelden ongeacht over welk type liquidatiereserve het gaat. Betreft de oudst aangelegde liquidatiereserve een bijzondere liquidatiereserve, maar heeft de vennootschap in de volgende boekjaren tevens enkele gewone liquidatiereserves aangelegd, dan zal de dividenduitkering volgens het FIFO-principe op deze bijzondere liquidatiereserve worden aangerekend. Beide types liquidatiereserves vormen dus als het ware één geheel voor de toepassing van het FIFO-principe Stijgend belang voor de liquidatiereserve 119. Wegens de voortdurende stijging van de roerende voorheffing, stijgt het belang van de constructie van de liquidatiereserve mee aan hetzelfde tempo. Zeker indien de vennootschap de belastingvrije uitkering bij liquidatie als ultiem doel vooropstelt. Terwijl de tarieven van de roerende voorheffing gestaag verder stijgen van 25% over 27% naar 30%, blijft het tarief van de anticipatieve heffing op 10% hangen. Het voordeel dat een vennootschap kan behalen, stijgt dan ook verder met de jaren, aangezien de kloof tussen de tarieven van roerende voorheffing en de anticipatieve heffing van 10% alsmaar groter wordt Ook het verschil tussen de tarieven met betrekking tot een dividenduitkering vanuit de liquidatiereserve in of na de vijfjarige sperperiode, wordt alsmaar groter. Waar we bij het ontstaan van de liquidatiereserve nog spraken van een aanvullende roerende voorheffing van 15% bij uitkering binnen de vijfjarige termijn, is dit tot op heden reeds geëvolueerd naar 20%. 223 Het aanvullende tarief van 5% roerende voorheffing voor uitkering na vijf jaar is daarentegen niet gewijzigd. Ook met betrekking tot de dividenduitkering vanuit de liquidatiereserve groeit aldus het belang om geduld uit te oefenen en pas over te gaan tot verdeling van deze reserves wanneer de vijfjarige periode voorbij is. 221 A. VANDEKERKHOVE, Liquidatiereserve: FIFO-methode over verschillende subrekeningen heen, Fisc.Act. 2015, afl. 20, (1) 2; B. POUSEELE, Uitkering liquidatiereserve als gewoon dividend: FIFO-principe verplicht!, maart 2017, COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag op deze liquidatiereserve, 30 september 2015, nr. 2015/6, Artikel 94, 2 Programmawet 25 december 2016, BS 29 december

60 4 ONGEWENSTE NEVENEFFECTEN 121. Voortbouwend op de beschouwingen in de memorie van toelichting 224 huist in de constructie van de liquidatiereserve een tegemoetkoming als reactie op de verzuchting van de kleine zelfstandige ondernemer. Het tarief op liquidatieboni schoot de hoogte in van 10% naar 25%, waarop protest niet kon uitblijven. De liquidatiereserve zorgt ervoor dat het tarief middels bepaalde handelingen terugvloeit naar 10% en wordt daarom vaak omschreven als een gunstmaatregel voor de Belgische KMO s. Aan het concept van de liquidatiereserve is echter ook een keerzijde verbonden die niet zo vaak onder de aandacht wordt gebracht. Dit heeft te maken met het feit dat deze ongewenste neveneffecten vaak onopvallend zijn en overschaduwd worden door de voordelen. Voor de belastingplichtige zijn deze fiscale nadelen nagenoeg van evenveel belang. We zetten de belangrijkste fiscale nadelen van de constructie even op een rijtje. 4.1 Anticipatieve heffing: een risico 122. De belaste reserves dienen op de afzonderlijke passiefrekeningen geboekt te worden en te blijven, zoals artikel 184quater WIB 92 in zijn derde lid voorschrijft. Bij de aanleg van de liquidatiereserve dient de vennootschap een afzonderlijke, anticipatieve heffing te betalen van 10%. Zoals de naam doet vermoeden, is de heffing aldus op voorhand verschuldigd bij aanleg van de liquidatiereserve en niet bij de uitkering ervan als liquidatieboni of als dividend Het vooraf betalen van een heffing staat haaks op het principe dat de fiscale wetgeving voor uitkeringen vooropstelt. Klassiek uit de fiscale kost zich pas op het moment dat het dividend of liquidatieboni de vennootschap verlaten. Het vooruitschuiven van deze fiscale kost is voor de vennootschap een nadeel aangezien zij vooraf het geld op tafel zal moeten leggen. 226 De KMO die een liquidatiereserve wil aanleggen dient op dat ogenblik over voldoende liquide middelen te beschikken om aan deze anticipatieve heffing van 10% te 224 MvT, wetsontwerp van 28 november 2014 van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /001, A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in L. MAES, H. DE CNIJF, en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, (481) A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in L. MAES, H. DE CNIJF, en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, (481)

61 kunnen voldoen. Deze vereiste weerspiegelt zich in de financiële toestand van ondernemingen die een liquidatiereserve aanleggen. Het gaat veelal om solide ondernemingen met een gezond opgebouwd eigen vermogen De onaantastbaarheidsvoorwaarde zoals hierboven uiteengezet (supra ) is één van de meest opmerkelijke voorwaarden van de gewone liquidatiereserve én de bijzondere liquidatiereserve. In combinatie met de noodzakelijke betaling van de anticipatieve heffing van 10% houdt ook deze voorwaarde een duidelijk minpunt in. Naast het feit dat de heffing van 10% het kenmerk heeft afzonderlijk en anticipatief te zijn, kan het rijtje bijvoeglijke naamwoorden nog worden aangevuld. De betaling van de heffing van 10% staat volledig los van het bestaan en een daadwerkelijke uitkering van liquidatieboni zelf. 228 Er wordt met andere woorden geen rekening gehouden met de latere evolutie van de reserves van de vennootschap. De heffing van 10% is definitief betaald bij aanleg en de vennootschap zal deze niet kunnen terugvorderen De businesswereld en de Belgische economie blijken niet altijd even stabiel en het valt dan ook niet uit te sluiten dat een vennootschap geheel onverwacht een boekhoudkundig verlies realiseert. Zoals de memorie van toelichting reeds heeft verduidelijkt, verhinderen overgedragen boekhoudkundige verliezen niet dat men een liquidatiereserve aanlegt. 230 Te nuanceren, zo blijkt, want wanneer de vennootschap overgaat tot aanwending van de liquidatiereserve om de overgedragen verliezen aan te zuiveren, verliest ze de voordelen verbonden aan de liquidatiereserve wegens schending van de onaantastbaarheidsvoorwaarde. 231 Hetzelfde geldt in de hypothese waarin de overgedragen verliezen op het ogenblik van liquidatie groter zijn dan de liquidatiereserves. In dit geval is er immers geen sprake meer van liquidatieboni om uit te keren aan de aandeelhouders P. SCHIETECATTE, Bestuurder-vennoot Van Coile & Partners, persoonlijke communicatie, 4 april 2017, bijlage A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in L. MAES, H. DE CNIJF, en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, (481) F. VANDEN HEEDE, De aanleg en uitkering van een liquidatiereserve, Pacioli 2015, afl. 399, (1) MvT, wetsontwerp 28 november 2014 van programmawet van 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /001, F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve: de addertjes onder het gras, Fisc.Act. 2014, afl. 43., (7) P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82)

62 126. Merk op dat deze situaties niet zonder gevolg blijven voor de KMO die destijds een liquidatiereserve heeft aangelegd. De betaalde heffing van 10% blijkt nu voor de vennootschap een nutteloze kost aangezien de vennootschap de mogelijke fiscale voordelen van de liquidatiereserve ondertussen is kwijtgespeeld. 233 De heffing terugvorderen of op een andere manier compenseren is bovendien niet mogelijk. 234 De risico s die de onaantastbaarheidsvoorwaarde en de anticipatieve heffing met zich meebrengen, behoeven dus een goede denkoefening vanwege de KMO alvorens gebruik te maken van de constructie. Een vennootschap met verliezen in het vooruitzicht, legt dus beter geen liquidatiereserve aan. 235 Voorgaand neveneffect vormt ook de reden waarom risicovolle ondernemingen niet zo vaak overgaan tot het aanleggen van een liquidatiereserve of beter gezegd, waarom ze er beter twee keer over nadenken Daling eigen vermogen 127. Het rijtje van ongewenste neveneffecten veroorzaakt door deze anticipatieve heffing is echter nog niet volledig. De afzonderlijke heffing van 10% is voor de vennootschap een bijkomende belasting die bovenop de gewone vennootschapsbelasting komt. Dit heeft tot gevolg dat de aanslag van 10% bijkomend uit de vennootschap verdwijnt en zo het vennootschapsvermogen verder reduceert. Kort gezegd zorgt de betaling van de afzonderlijke heffing dus voor een evenredige vermindering van het boekhoudkundig resultaat De impact van een dergelijke daling van het eigen vermogen is niet te onderschatten. De notionele interestaftrek bijvoorbeeld is danig verbonden met het gecorrigeerd eigen vermogen van de vennootschap. De reductie van het eigen vermogen die de aanslag van 10% veroorzaakt, ziet een vennootschap dan ook meteen weerspiegeld in de hoogte van haar notionele interestaftrek. 238 De vennootschap zal het moeten stellen met een lager bedrag. Een aftrek zoals de notionele interestaftrek is voor de vennootschap wel degelijk van belang 233 J. VAN DYCK, Liquidatiereserve: aanleg al mogelijk voor het boekjaar 2014, Fiscoloog 2014, afl. 1411, (1) F. VANDEN HEEDE, De aanleg en uitkering van een liquidatiereserve, Pacioli 2015, afl. 399, (1) F. VANDEN HEEDE, De aanleg en uitkering van een liquidatiereserve, Pacioli 2015, afl. 399, (1) P. SCHIETECATTE, bestuurder-vennoot Van Coile & Partners, persoonlijke communicatie, 4 april 2017, bijlage A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in L. MAES, H. DE CNIJF, en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, (481) ; F. VANDEN HEEDE, De aanleg en uitkering van een liquidatiereserve, Pacioli 2015, afl. 399, (1) P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) 88; Artikel 205bis artikel 205novies WIB

63 aangezien ze daarmee het bedrag van haar belastbare winst kan verminderen en op die manier minder vennootschapsbelasting moet betalen. Bovendien leidt de betaling van de afzonderlijke heffing ertoe dat dit bedrag niet meer belegd of geïnvesteerd kan worden. Het bedrag verdwijnt uit de vennootschap en kan dus ook geen rendement meer opleveren in de periode tussen het aanleggen van de liquidatiereserve en de dividenduitkering aan de aandeelhouders Benadeling van de vennootschap-aandeelhouder 129. Zowel bij de vereffening van een vennootschap als tijdens de looptijd van de onderneming fungeren de aandeelhouders als ontvangers van de liquidatieboni en dividenden in kwestie. Ze zijn dus een belangrijke speler als het over de liquidatiereserve gaat en dit komt tevens tot uiting in de volgende paragrafen. De hoedanigheid van de aandeelhouders blijkt een cruciale rol te spelen in de beslissing tot aanleg van de liquidatiereserve. De fiscale voordelen van de constructie lijken immers vooral van belang voor de natuurlijke persoonaandeelhouder. De vennootschap-aandeelhouder daarentegen blijft in de kou staan Uitkering van liquidatieboni uit de liquidatiereserve 130. De liquidatiereserve doelt via de anticipatieve heffing op een definitieve, globale belasting van 10% bij de vereffening van een vennootschap. Het uniek karakter van deze heffing maakt dat er een ongewenst neveneffect ontstaat naargelang de hoedanigheid van de aandeelhouders binnen de vennootschap. Een aandeelhouder met de hoedanigheid van natuurlijke persoon zal op de liquidatieboni die hij uit de liquidatiereserve ontvangt geen personenbelasting meer hoeven te betalen. 240 Voor een vennootschap-aandeelhouder daarentegen maakt de uitkering deel uit van de belastbare winst die onderhevig is aan de gewone vennootschapsbelasting. 241 De anticipatieve heffing die eerder werd geheven vormt met andere woorden voor de vennootschap-aandeelhouder een bijkomende kost. 239 A. VANDEKERKHOVE en F. DEBELVA, De liquidatiereserve: een permanent gunstregime voor liquidatieboni én dividenden, Fisc.Act. 2014, afl. 39, (1) Artikel 21, 11 WIB P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82)

64 4.3.2 Uitkering van dividenden uit de liquidatiereserve 131. Het fiscale voordeel bij dividenduitkering vanuit de liquidatiereserve bestaat uit een verlaagd tarief van roerende voorheffing van 5% na het respecteren van een vijfjarige wachttermijn. Gebeurt een uitkering binnen deze termijn, bedraagt het tarief 20% 242. In combinatie met de afzonderlijke heffing van 10% geeft dit een belastingdruk van respectievelijk 15% (10% + 5%) en 30% (10% + 20%). Het fiscale voordeel van een dividenduitkering na vijf jaar valt meteen op aangezien het tarief van de heffing is gehalveerd. Bij een dividenduitkering binnen deze vijf jaar lijkt het echter om een nuloperatie te gaan aangezien het normale tarief op dividenden tevens 30% bedraagt. Niets is minder waar, zo blijkt, want VAN BIERVLIET wees ons er reeds op dat de werkelijke belastingdruk slechts 13,64% respectievelijk 27,28% bedraagt, naargelang een uitkering na of binnen de vijfjarige wachttermijn (supra randnummer 112 en 113). 243 Bijgevolg is een dividenduitkering via de constructie van de liquidatiereserve voor een natuurlijke persoon-aandeelhouder in alle gevallen voordelig, zelfs wanneer hij beslist om de vijfjarige wachttermijn niet te respecteren. Het profijt van deze regeling schuilt in de aard van de anticipatieve heffing die volledig ten laste komt van de vennootschap, en zo de uitgekeerde winst met eenzelfde bedrag doet verkleinen Het verhaal draait anders uit wanneer een vennootschap-aandeelhouder ontvanger van het dividend is. Bij een gewone dividenduitkering is het voor de ontvangende vennootschap mogelijk om de ingehouden roerende voorheffing met de vennootschapsbelasting te verrekenen. Dit om dubbele belasting in hoofde van de ontvangende vennootschap te vermijden. 245 Een dividendpolitiek via de liquidatiereserve daarentegen kenmerkt zich in eerste instantie door de betaling van een anticipatieve heffing die niet de hoedanigheid heeft van een voorheffing. 246 Het eigenzinnige karakter van deze heffing zorgt er dan ook voor dat 242 Het tarief stijgt vanaf 1 januari 2017 naar 20%. Het nieuwe tarief is echter pas van toepassing wanneer het gaat om een dividenduitkering vanuit liquidatiereserves die werden aangelegd vanaf 1 januari Vroegere reserves worden nog steeds uitgekeerd aan een tarief van 15% of 17%. 243 C. VAN BIERVLIET, Tarief voor dividenden kmo s daalt tot 22,73% of 13,64%, Fisc.Act. 2014, afl. 43, P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) Merk op dat de bijkomende belasting van 5% of 20% bij uitkering van het dividend wel in aanmerking komt voor verrekening. Hier gaat het immers wel om roerende voorheffing die verschuldigd is. 246 F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve: de addertjes onder het gras, Fisc.Act. 2014, afl. 43, (7) 9. 60

65 van verrekenbaarheid met de vennootschapsbelasting geen sprake is. De anticipatieve heffing is een werkelijke kost voor de uitkerende vennootschap en dus logischerwijs ook voor de vennootschap die aandeelhouder is. 247 De vennootschapsbelasting die de vennootschapaandeelhouder later op de ontvangen uitkering verschuldigd is, komt hier gewoon bovenop. 248 Een gunstmaatregel dus, die liquidatiereserve, maar blijkbaar niet voor iedereen De discrepantie tussen vennootschap-aandeelhouders en natuurlijke persoonaandeelhouders doet enkele creatieve oplossingen in de rechtsleer 249 verschijnen, waaronder een gediversifieerde dividendpolitiek naargelang de hoedanigheid van de aandeelhouders. Uit het voorgaande blijkt immers dat voor vennootschap-aandeelhouders een dividend uit de gewone reserves voordeliger is dan uit de liquidatiereserves. Voor de natuurlijke persoonaandeelhouders is een dividenduitkering uit de liquidatiereserve dan weer gunstiger Minister Van Overtveldt wijst in het kader van deze creatieve oplossing op het feit dat elke aandeelhouder, ongeacht zijn hoedanigheid, recht heeft op een dividend waarvan de oorsprong identiek is. 250 Voor een vennootschap X, die 200 gewone reserves en 400 liquidatiereserves heeft opgebouwd, zal elk dividend proportioneel moeten worden aangerekend op beide categorieën reserves. Indien de verdeling vennootschap-aandeelhouder en natuurlijke persoon-aandeelhouder bedraagt, en de vennootschap wenst een dividend uit te keren van 600, dan zal voor elke categorie aandeelhouder het dividend bestaan uit 100 gewone reserves en 200 liquidatiereserves. Een dividend voor de natuurlijke persoonaandeelhouder bestaande uit 300 liquidatiereserves en voor de vennootschap-aandeelhouder bestaande uit 100 liquidatiereserves en 200 gewone reserves is volgens de minister van Financiën niet toegelaten P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) S. COOLS, De liquidatiereserve: aard, besluitvorming, vennootschapsbelang en aandeelhoudersgelijkheid, TRV 2015, (703) A. VANDEKERKHOVE, Liquidatiereserve: dividendpolitiek op maat niet toegelaten, Fisc.Act. 2016, afl. 19, 1-4; E. VAN EENHOOGE en D. VERCRUYSSE, Gediversifieerde dividendpolitiek in kader van de liquidatiereserve afgewezen door de minister van Financiën, nieuws 26 augustus 2016, S. COOLS, De liquidatiereserve: aard, besluitvorming, vennootschapsbelang en aandeelhoudersgelijkheid, TRV 2015, Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 7 augustus 2015, Com. 058 (Vr. nr. 508 L. Van Biesen). 251 Gebaseerd op voorbeeld uit Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 7 augustus 2015, Com. 058 (Vr. nr. 508 L. Van Biesen); A. VANDEKERKHOVE, Liquidatiereserve: dividendpolitiek op maat niet toegelaten, Fisc.Act. 2016, afl. 19, (1)

66 135. De minister staaft zijn antwoord met het bijkomende argument dat een gediversifieerde dividendpolitiek lijdt tot bevoordeling van de natuurlijke persoonaandeelhouders, terwijl de last van de anticipatieve heffing wel op beide categorieën aandeelhouders rust. De rechtsleer 252 heeft zijn twijfels bij de redenering van de minister aangezien de ongelijkheid zich, volgens hen, eerder situeert bij het aanleggen van de liquidatiereserve dan bij de latere toerekening van de dividenden 136. Dit ongewenst neveneffect voor vennootschap-aandeelhouders blijkt in de praktijk een grote rol te spelen bij de beslissing tot aanleg van een liquidatiereserve. Is de meerderheid van de aandeelhouders een vennootschap, dan zal er omwille van voorgaande redenen niet voor gekozen worden om een liquidatiereserve aan te leggen E. VAN EENOOGHE en D. VERCRUYSSE, Gediversifieerde dividendpolitiek in kader van de liquidatiereserve afgewezen door de minister van Financiën, nieuws 26 augustus 2016, A. VANDEKERKHOVE, Liquidatiereserve: dividendpolitiek op maat niet toegelaten, Fisc.Act. 2016, afl. 19, (1) P. SCHIETECATTE, Bestuurder-vennoot Van Coile & Partners, persoonlijke communicatie, 4 april 2017, bijlage 5. 62

67 5 JURIDISCHE KNELPUNTEN EN VRAAGTEKENS 137. In hetgeen vooraf gaat, werd al ingegaan op beide types liquidatiereserves met hun fiscale voordelen én nadelen. Het stelsel van de liquidatiereserve bevat echter nog steeds enkele onduidelijkheden en vragen waarop nog altijd geen sluitend antwoord werd geboden. Bovendien fungeert de liquidatiereserve samen met tal van andere fiscale bepalingen in het rechtsverkeer en ook dat loopt niet altijd van een leien dakje. De rechtsleer onthulde reeds verschillende complicaties en obstakels die inherent verbonden zijn met de toepassing van de liquidatiereserve. In wat volgt komen de belangrijkste hiervan aan bod. 5.1 Internationale context Buitenlandse vennootschappen 138. Zowel de gewone liquidatiereserve als de bijzondere liquidatiereserve staat enkel open voor vennootschappen die op grond van artikel 15 W.Venn. als kleine vennootschap kwalificeren. Op nationaal niveau vormt dit een duidelijke afbakening van het personeel toepassingsgebied. Onder invloed van een tendens van internationalisering en globalisering rijst echter de vraag of het stelsel van de liquidatiereserve tevens van toepassing kan zijn op buitenlandse KMO-vennootschappen De invoering van de liquidatiereserve zorgde voor heel wat aanpassingen in het Wetboek Inkomstenbelastingen om het stelsel in het fiscale rechtsverkeer te doen passen. Onder meer artikel 21 WIB 92 werd aangepast om ervoor te zorgen dat de liquidatieboni die uit de liquidatiereserve bij vereffening van de vennootschap werden uitgekeerd, niet onderworpen werden aan enige personenbelasting of roerende voorheffing 254. De wetgever nam echter geen genoegen met een loutere aanpassing in die zin en voegde er tevens aan toe dat hetzelfde evenzeer geldt voor de in het buitenland geïnde of verkregen dividenden in zoverre hun toekenning of betaalbaarstelling het gevolg is van analoge bepalingen of gelijkaardige gevolgen heeft[,] genomen door een andere lidstaat van de Europese Economische ruimte Artikel 21, 11 WIB Artikel 21, 11 WIB 92; J. VAN DYCK, Liquidatiereserve: aanleg al mogelijk voor het boekjaar 2014, Fiscoloog 2014, afl. 1411, (1) 2. 63

68 140. Ook artikel 171, 3 septies WIB 92, dat het afzonderlijke tarief van 5% of 20% in de personenbelasting van toepassing verklaart op de dividenden uitgekeerd uit de liquidatiereserve of de bijzondere liquidatiereserve tijdens het leven van de vennootschap, ontsnapte niet aan een aanpassing in dezelfde zin. De wetgever maakte wederom een toevoeging om de afzonderlijke tarieven ook op de in het buitenland geïnde of verkregen dividenden in zoverre hun toekenning of betaalbaarstelling het gevolg is van analoge bepalingen of gelijkaardige gevolgen heeft[,] genomen door een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte 256 van toepassing te verklaren Artikel 269, 1, 8 WIB 92 dat hetzelfde tarief vaststelt wat betreft de roerende voorheffing volgt deze tendens, weliswaar in een licht aangepaste vorm. Volgens dit artikel geldt het fiscaal voordeel bij dividenduitkering voor de dividenden van buitenlandse oorsprong die in België zijn geïnd of verkregen in zoverre hun toekenning of betaalbaarstelling het gevolg is van analoge bepalingen of gelijkaardige gevolgen heeft[,] genomen door een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte De toevoegingen die de wetgever deed naar aanleiding van de programmawet van 19 december 2014 bevestigen het vermoeden dat de wetgever wel degelijk rekening wenste te houden met buitenlandse vennootschappen. De rechtsleer 259 merkt echter terecht op dat de wetgever zeer onzorgvuldig en onduidelijk te werk ging in de formulering van deze wetsbepalingen. De wetgever maakt gebruik van termen zoals analoog, gelijkaardig die veel aan de verbeelding over laten. 260 Bovendien wijzen de auteurs op een duidelijke contradictie bij het samenlezen van deze wetsbepalingen. Een contradictie die de aandachtige lezer hoogstwaarschijnlijk ook reeds heeft opgemerkt. Hoewel de finaliteit van de artikelen 173, 3 septies WIB 92 en 269, 1, 8 WIB 92 dezelfde is, maar betrekking heeft op een 256 Artikel 171, 3 septies WIB A. EL JILALI en N. BISSCHOP, La réserve de liquidation: retour à la raison?, C&FP 2015, afl. 4, (2) Artikel 269, 1, 8 WIB 92; A. EL JILALI en N. BISSCHOP, La réserve de liquidation: retour à la raison?, C&FP 2015, afl. 4, (2) J. VAN DYCK, Liquidatiereserve: aanleg al mogelijk voor het boekjaar 2014, Fiscoloog 2014, afl. 1411, (1) 2-3; P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82)

69 andere soort belasting, heeft de wetgever wat betreft de fiscale voordelen voor buitenlandse vennootschappen binnen de EER een andere voorwaarde opgenomen Zoals nu in de wettekst staat omschreven, komen enkel dividenden van buitenlandse oorsprong die in het buitenland zijn geïnd of verkregen in aanmerking voor de afzonderlijke tarieven van 5% of 20% in de personenbelasting. Artikel 269, 1, 8 WIB 92 daarentegen maakt duidelijk melding van de noodzaak dat buitenlandse dividenden in België zijn geïnd of verkregen om het afzonderlijke tarief van 5% of 20% roerende voorheffing te genieten. Dit heeft voor gevolg dat er in de personenbelasting geen lager tarief van toepassing zal zijn op dividenden van buitenlandse oorsprong die geïnd of verkregen zijn in België, maar enkel in het geval ze zijn geïnd of verkregen in het buitenland Voorgaande onduidelijke en contradictoire formuleringen doen vermoeden dat deze tekst niet de bedoeling heeft om een concrete situatie te reguleren. Omwille van de verwarrende woordkeuze van de wetgever zouden er immers te veel discussies rijzen wat betreft de concrete toepassing van de wetsbepalingen. Deze toevoegingen van de wetgever lijken eerder bedoeld om kritiek vanwege de Europese Commissie te ondervangen. Bij het niet bestaan van dergelijke teksten zou de Commissie kunnen oordelen dat de bepalingen in strijd zijn met de Europese vrijheden, wat België internationaal in een slecht daglicht zou plaatsen. Er valt voor deze hypothese wel degelijk wat te zeggen aangezien er tot op heden nog geen weet is van een buitenlandse constructie die accordeert met de Belgische liquidatiereserve. De kans dat er in de toekomst nog een dergelijke gelijkaardige constructie komt in een lidstaat van de EER, is bovendien relatief klein Moeder-dochterrichtlijn 145. Het figuur van de liquidatiereserve beschikt over enkele elementen met een eigen, bijzonder karakter. De afzonderlijke heffing die door de vennootschap bij aanleg van de liquidatiereserve moet betaald worden, vormt hier een duidelijk voorbeeld van. In combinatie met de Europese regelgeving blijkt deze afzonderlijke heffing toch voor enkele problemen te 261 J. VAN DYCK, Liquidatiereserve: aanleg al mogelijk voor het boekjaar 2014, Fiscoloog 2014, afl. 1411, (1) A. EL JILALI en N. BISSCHOP, La réserve de liquidation: retour à la raison?, C&FP 2015, afl. 4, (2) J. VAN DYCK, Liquidatiereserve: aanleg al mogelijk voor het boekjaar 2014, Fiscoloog 2014, afl. 1411, (1) 2-3; A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614)

70 zorgen, in het bijzonder wat betreft de verenigbaarheid met de Moeder-dochterrichtlijn 264. Merk op dat het probleem zich enkel stelt wanneer de vennootschap ervoor kiest om gebruik te maken van de VVPRter-regeling. Bij uitkering van de liquidatiereserve als liquidatieboni is er geen probleem aangezien liquidatieboni worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de Moeder-dochterrichtlijn De Moeder-dochterrichtlijn wil er binnen de EU voor zorgen dat het uitkeren van dividenden tussen moeder- en dochtervennootschappen geen aanleiding geeft tot een dubbele belasting. De richtlijn grijpt in op de situatie waarin een dochtervennootschap met reeds in haar hoofde belaste winst een dividend wenst uit te keren aan de moedervennootschap. Indien de moedervennootschap op deze uitgekeerde winst nogmaals belasting betaalt, maakt dit immers een economische dubbele belasting uit. 266 Om dit te vermijden omschrijft artikel 5 van de richtlijn dat de door een dochteronderneming aan de moedermaatschappij uitgekeerde winst wordt vrijgesteld van bronbelasting. 267 De richtlijn vindt evenwel pas toepassing als aan enkele voorwaarden is voldaan, waaronder ook de vereiste dat de moedervennootschap een minimumdeelneming van 10% moet aanhouden in het kapitaal van haar dochtervennootschap. 268 Het feit dat moeder- en dochtervennootschap niet in een verschillende lidstaat gevestigd zijn, is niet van belang aangezien de Belgische wetgever de principes van de moeder-dochterrichtlijn tevens heeft willen transponeren naar louter internrechtelijke situaties De term bronbelasting, waarover artikel 5 van de Moeder-dochterrichtlijn het heeft, wordt in de richtlijn zelf niet gedefinieerd. Het Hof van Justitie daarentegen heeft zich al meermaals over de invulling van het begrip uitgesproken en omschrijft het begrip aan de hand van drie cumulatieve criteria 270 : 264 Richtlijn 2011/96/EU van de Raad van 30 november 2011 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, Pb.L. 29 december 2011, afl. 345, 8. (hieronder: Moeder-dochterrichtlijn). 265 N. BERTRAND, La réserve de liquidation et le régime VVPRter: illustration du principe de complexité en matière de taux réduits sur dividends, RGFCP 2016, afl. 2, (16) P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) Artikel 5 Moeder-dochterrichtlijn. 268 Artikel 3 Moeder-dochterrichtlijn. 269 F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve: de addertjes onder het gras, Fisc.Act. 2014, (7) 10-11; Artikel 106, 6 KB/WIB HvJ 8 juni 2000, nr. C-375/98, ECLI:EU:C:2000:302, Epson Europe; HvJ 4 oktober 2001, nr. C , ECLI:EU:C:2001:505, Athinaïki Zythopoiia; HvJ 25 september 2003, nr. C-58/01, ECLI:EU:C:2003:495, Océ van der Grinten; HvJ 26 juni 2008, nr. C-284/06, ECLI:EU:C:2008:365, Burda. 66

71 - de belastbare basis bestaat uit inkomsten uit aandelen; - het belastbaar feit is de uitkering van dividenden; - de belastingplichtige van de heffing is de aandeelhouder De Belgische dochtervennootschap die een liquidatiereserve aanlegt en ervoor kiest om tijdens de levensduur van de vennootschap dividenden uit te keren, zal bij aanleg een anticipatieve heffing betalen én vervolgens bij uitkering een bijkomende roerende voorheffing betalen van 5% of 20% naargelang het geval. Deze bijkomende roerende voorheffing beantwoordt zonder twijfel aan de criteria die het Hof van Justitie vooropstelt en is wel degelijk een bronbelasting in de zin van artikel 5 van de Moeder-dochterrichtlijn. De Belgische Staat zal zich dan ook van de heffing van deze bronbelasting moeten onthouden indien de desbetreffende moedervennootschap binnen het toepassingsgebied valt van de Europese richtlijn Wat betreft de anticipatieve heffing in de zin van artikel 219quater WIB 92 staan er nog steeds grote vraagtekens achter de vraag of het ook hier om een niet-toegelaten bronheffing gaat in de zin van artikel 5 van de Moeder-dochterrichtlijn. Wat betreft de eerste voorwaarde rijzen er weinig twijfels aangezien het voor velen duidelijk is dat de afzonderlijke heffing wel degelijk de reserves die uiteindelijk zullen toekomen aan de aandeelhouders, als belastbare basis heeft De toetsing van de tweede voorwaarde is echter al niet meer zo voor de hand liggend. Het Hof van Justitie vermeldt duidelijk dat het belastbare feit de uitkering van het dividend moet zijn, om te kunnen oordelen tot een bronbelasting in de zin van artikel 5 van de Moederdochterrichtlijn. Bij de betaling van de anticipatieve heffing is het belastbaar feit eerder de overboeking van de boekhoudkundige winst na belasting, dan de uitkering van het dividend. De uitkering van de reserves uit de liquidatiereserve gebeurt pas op een later tijdstip waardoor de anticipatieve heffing niet in rechtstreeks verband staat met de uitkering van het dividend. Bovendien is er niets dat de vennootschap belet om de reserves in de vennootschap te houden 271 P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) 93; A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614) 626; A. EL JILALI en N. BISSCHOP, La réserve de liquidation: retour à la raison?, C&FP 2015, afl. 4, (2) F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve: de addertjes onder het gras, Fisc.Act. 2014, afl. 43, (7) 10-11; N. BERTRAND, La réserve de liquidation et le régime VVPRter: illustration du principe de complexité en matière de taux réduits sur dividends, RGFCP 2016, afl. 2, (16)

72 tot op het moment van vereffening en dan is er van een dividenduitkering helemaal geen sprake. 273 In de rechtsleer 274 voert men weliswaar het bijkomend argument aan dat de wetgever zelf reeds heeft aangegeven dat de anticipatieve heffing en de bijkomende roerende voorheffing bij dividenduitkering samen de totaalbelasting vormen. 275 Er bestaat dus wel degelijk een indirect verband tussen de anticipatieve heffing en de dividenduitkering, maar voor wat de toekomst betreft, is het onzeker wat het Hof van Justitie zou oordelen met betrekking tot deze onrechtstreeks belastingdruk Bij de derde voorwaarde tenslotte groeit de onzekerheid alleen maar verder aan. De anticipatieve heffing komt juridisch gezien immers volledig ten laste van de uitkerende vennootschap. Vanuit economisch perspectief daarentegen ligt de last op de schouders van de aandeelhouder aangezien hij of zij finaal een lager dividend ontvangt. 277 Ook hier is het onzeker hoe het Hof van Justitie zou oordelen aangezien er voor beide interpretaties precedenten te vinden zijn in andere materies Enkele andere auteurs zijn vastberaden en gaan niet akkoord met de overwegingen die hierboven worden gemaakt. Volgens hen is het zeer duidelijk dat de anticipatieve heffing aan geen van de drie voorwaarden die het Hof van Justitie vooropstelt, beantwoordt. 279 De belastbare basis bestaat volgens hen uit de winst na belasting die de vennootschap overboekt naar een afzonderlijke passiefrekening voor de liquidatiereserve, en niet uit de inkomsten uit aandelen. Ze wijzen er immers op dat de anticipatieve heffing verschuldigd is bij aanleg van de liquidatiereserve en dat een eventuele aanrekening van verliezen, waardoor er geen dividenden meer kunnen worden uitgekeerd uit de liquidatiereserve, hier geen enkele invloed 273 N. BERTRAND, La réserve de liquidation et le régime VVPRter: illustration du principe de complexité en matière de taux réduits sur dividends, RGFCP 2016, afl. 2, (16) A. EL JILALI en N. BISSCHOP, La réserve de liquidation: retour à la raison?, C&FP 2015, afl. 4, (2) 12; P. HINNEKENS EN S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) 93-94; J. VAN DYCK, Liquidatiereserve: aanleg al mogelijk voor het boekjaar 2014, Fiscoloog 2014, afl. 1411, (1) MvT, wetsontwerp 28 november 2014 van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /001, P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) 93-94; F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve: de addertjes onder het gras, Fisc.Act. 2014, afl. 43, (7) F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve: de addertjes onder het gras, Fisc.Act. 2014, afl. 43, (7) 11; P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) Voor het juridische perspectief: HvJ 26 juni 2008, nr. C-284/06, ECLI:EU:C:2008:365, Burda; Voor het economische perspectief: HvJ 4 oktober 2001, nr. C , ECLI:EU:C:2001:505, Athinaïki Zythopoiia. 279 M. MARLIERE en C. SCHOTTE, Le régime fiscale de la réserve de liquidation, RGCF 2015, (413)

73 op heeft. Ze vervolledigen hun stelling in dezelfde lijn en concluderen met betrekking tot de tweede voorwaarde dat ook het belastbaar feit louter bestaat uit de aanleg van de liquidatiereserve door overboeking. Van het indirect verband omwille van het feit dat er eventueel later een uitkering van een dividend uit de liquidatiereserve kan volgen, is geen sprake. Tenslotte zijn deze auteurs ervan overtuigd dat de aandeelhouder in geen geval de belastingplichtige van de afzonderlijke heffing kan zijn. MARLIERE en SCHOTTE verwijzen in dat verband naar het argument dat de vennootschap-aandeelhouder in geen geval deze anticipatieve heffing kan toerekenen aan zijn eigen vennootschapsbelasting aangezien de uitkerende vennootschap de betaling doet In de nabije toekomst spreekt het Hof van Justitie zich opnieuw uit over het onderwerp naar aanleiding van enkele prejudiciële vragen die zijn gesteld in het kader van een vernietigingsberoep voor het Grondwettelijk Hof met betrekking tot de fairness tax. 281 Eén van deze vragen heeft betrekking op de verenigbaarheid van de fairness tax met artikel 5 van de Moeder-dochterrichtlijn. In een conclusie van 17 november 2016 stelt Advocaat-Generaal KOKOTT alvast dat zij de fairness tax niet in strijd acht met artikel 5 van de Moederdochterrichtlijn aangezien deze tax ten laste komt van de uitkerende vennootschap en niet ten laste van de verkrijger van het dividend. 282 Aangezien de voorwaarden van het Hof van Justitie cumulatief vervuld moeten zijn om te kwalificeren als niet-toegelaten bronheffing, lijkt het erop dat ook de afzonderlijke heffing van artikel 219quater WIB 92 eventueel eenzelfde toets zou moeten kunnen doorstaan. 283 Het valt echter nog af te wachten of het Hof van Justitie de mening van de Advocaat-Generaal effectief zal volgen in haar toekomstig arrest Een terechte opmerking binnen deze discussie is of deze problemen ook effectief boven water zullen komen. CLOCHERET merkt mijns inziens terecht op dat het voor vennootschap-aandeelhouders in het kader van fiscale optimalisatie sowieso een stuk minder interessant is om de desbetreffende dochtervennootschap winsten te laten overboeken naar 280 M. MARLIERE en C. SCHOTTE, Le régime fiscale de la réserve de liquidation, RGCF 2015, (413) GwH 28 januari 2015, nr. 11/2015; N. BERTRAND, La réserve de liquidation et le régime VVPRter: illustration du principe de complexité en matière de taux réduits sur dividends, RGFCP 2016, afl. 2, (16) Concl. J. KOKOTT, HvJ, 17 november 2016, ECLI:EU:C:2016:886, F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve: de addertjes onder het gras, Fisc.Act. 2014, afl. 43, (7)

74 een liquidatiereserve. 284 Vele dochtervennootschappen zullen daarom niet overgaan tot aanleg van een liquidatiereserve waardoor het dan ook niet verwonderlijk is dat in het kader van de liquidatiereserve weinig vennootschappen zich in een situatie zullen bevinden die tevens beheerst wordt door de moeder-dochterrichtlijn Dubbelbelastingverdragen 155. In deze context situeren zich tevens de dubbelbelastingverdragen die België met enkele landen heeft gesloten, die geen lid zijn van de Europese Unie. Een analoge regeling met artikel 5 van de Moeder-dochterrichtlijn geldt tevens wanneer de moedervennootschap niet is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, maar haar zetel heeft in een staat waarmee de Belgische Staat een dubbelbelastingovereenkomst heeft afgesloten. Artikel 106, 5 KB/WIB 92 omschrijft in dit kader dat van de inning van de roerende voorheffing [ ] volledig [dient te worden] afgezien met betrekking tot dividenden waarvan de schuldenaar een Belgische dochteronderneming is en waarvan de verkrijger een moedermaatschappij is, die is gevestigd [ ] in een Staat waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten. 286 Uiteraard dienen ook hiertoe alle toepassingsvoorwaarden die artikel 106, 5 KB/WIB 92 omschrijft, vervuld te zijn Wanneer deze voorwaarden zijn vervuld en de dochtervennootschap overgaat tot uitkering van een dividend vanuit de liquidatiereserve aan de moedervennootschap, zal de Belgische Staat zich opnieuw moeten onthouden van de heffing van de aanvullende roerende voorheffing van 5% of 20% (naargelang de tijd die is verstreken sedert de aanleg van de liquidatiereserve). Zijn de voorwaarden van artikel 106, 5 KB/WIB 92 daarentegen niet vervuld, dan zal de Belgische Staat toch deze aanvullende roerende voorheffing kunnen heffen. We spreken in dit geval bijvoorbeeld over de situatie waarin de moedervennootschap niet over de vereiste minimumdeelneming van 10% in het kapitaal van de dochtervennootschap beschikt. 287 In het laatste geval moet de Belgische Staat er evenwel rekening mee houden dat in het dubbelbelastingverdrag een maximaal tarief bronheffing kan worden opgenomen waarmee beide Staten hebben ingestemd. Veelal komt het immers voor 284 A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614) P. SCHIETECATTE, Bestuurder-vennoot Van Coile & Partners, persoonlijke communicatie, 4 april 2017, bijlage Artikel 106, 5 KB/WIB M. MARLIERE en S. SCHOTTE, Le régime fiscal de la réserve de liquidation, RGCF 2015, (413)

75 dat de dubbelbelastingverdragen die ondertekend zijn door België een beperking voorzien van de bronheffing op dividenden tot maximum 15% Indien we uitgaan van de mening dat de anticipatieve heffing van 10% een bronheffing uitmaakt wat weliswaar niet met zekerheid kan gezegd worden zal de combinatie van deze heffing met de aanvullende roerende voorheffing bij uitkering van een dividend uit de liquidatiereserve in vele gevallen tot problemen leiden. Indien de vennootschap binnen vijf jaar na aanleg van de liquidatiereserve overgaat tot een dividenduitkering, zal ze bij aanleg 10% anticipatieve heffing voldaan hebben én tevens bij uitkering een aanvullende roerende voorheffing van 20% verschuldigd zijn. Een combinatie van beide tarieven resulteert in dit geval in een totale bronheffing van 30%, wat te ver boven het maximale overeengekomen tarief van 15% bronheffing in het dubbelbelastingverdrag ligt. 289 Een uitkering van een dividend vanuit de liquidatiereserve, wanneer er reeds vijf jaar verstreken is sinds de aanleg ervan, geeft aanleiding tot een bijkomende roerende voorheffing van 5%. Indien we uitgaan van een maximaal tarief van 15% dat in het dubbelbelastingverdrag is opgenomen, valt de combinatie van anticipatieve heffing en bijkomende roerende voorheffing net binnen die grenzen. Er zijn echter ook dubbelbelastingverdragen die afwijken van het gangbare maximale tarief van 15% en die een lager maximumtarief hanteren van bijvoorbeeld 10%. In dit geval zal zelfs een dividenduitkering uit de liquidatiereserve na de vijfjarige periode leiden tot schending van het verdragsvoorschrift. De 5% aanvullende roerende voorheffing gecombineerd met de afzonderlijke heffing van 10% resulteert immers in een totale belasting van 15% die het maximum toegelaten tarief in het verdrag overschrijdt BERTRAND wijst bovendien op het feit dat, ook wanneer we de anticipatieve heffing van 10% niet als bronheffing beschouwen, er problemen rijzen in combinatie met de dubbelbelastingverdragen. De heffing van 10% moet in dit geval beschouwd worden als een aanvullende belasting op de winsten van de uitkerende vennootschap. De anticipatieve heffing zal volgens hem in dit geval strijdig zijn met de dubbelbelastingverdragen dans la mesure où 288 N. BERTRAND, La réserve de liquidation et le régime VVPRter: illustration du principe de complexité en matière de taux réduits sur dividendes, RGFCP 2016, afl. 2, (16) 29; J. VAN DYCK, Liquidatiereserve: aanleg al mogelijk voor het boekjaar 2014, Fiscoloog 2014, afl. 1411, (1) M. MARLIERE en S. SCHOTTE, Le régime fiscale de la réserve de liquidation, RGCF 2015, (413) J. VAN DYCK, Liquidatiereserve: aanleg al mogelijk voor het boekjaar 2014, Fiscoloog 2014, afl. 1411, (1) 5; N. BERTRAND, La réserve de liquidation et le régime VVPRter: illustration du principe de complexité en matière de taux réduits sur dividendes, RGFCP 2016, afl. 2, (16)

76 la réserve de liquidation est constituée au moyen de bénéfices provenant d un etablissement stable de la société belge situé dans l autre État contractant 291 Indien de liquidatiereserve is aangelegd met winsten die zijn gegeneerd door een vaste inrichting van de Belgische vennootschap, die is gevestigd in de andere contracterende Staat van het dubbelbelastingverdrag, zal de anticipatieve heffing van 10% een bijkomende belasting uitmaken waarvan de Belgische Staat zich conform artikel 7 en artikel 22.2 van het Belgisch standaardmodel voor dubbelbelastingverdragen dient te onthouden Samenloop met enkele andere fiscale bepalingen 159. De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve moeten in het Belgische rechtsverkeer fungeren tussen tal van andere fiscale bepalingen. Het handelen van bepaalde vennootschappen die ook al gebruik maken van enkele andere fiscale voordelen of constructies kan evenwel voor problemen zorgen in combinatie met de liquidatiereserve. Het feit dat het stelsel van de liquidatiereserve gebruikt kan worden om de situatie van een vennootschap fiscaal te optimaliseren, maakt ook de kans reëel dat de fiscale antimisbruikbepaling in bepaalde gevallen roet in het eten komt gooien Tax shelter 160. De tax shelter is een fiscale regeling omschreven in artikel 194ter WIB 92, die de investering in audiovisuele en cinematografische werken aanmoedigt. Belgische vennootschappen of binnenlandse vennootschappen die in België gevestigd zijn en die investeren in dergelijke werken, ontvangen in ruil daarvoor een fiscaal voordeel in de vorm van een vrijstelling van belasting. 293 Concreet bestaat het voordeel uit twee fases. Vooreerst kan de vennootschap overgaan tot het aanleggen van een voorwaardelijk vrijstelde reserve, in principe ten belope van 310% van de investering. Respecteert de vennootschap vervolgens de onaantastbaarheidsvoorwaarde, dan zal ze in een tweede fase deze voorwaardelijke vrijstelling kunnen omzetten in een definitieve vrijstelling. De Commissie voor Boekhoudkundige Normen heeft reeds haar advies gegeven over de boekhoudkundige 291 N. BERTRAND, La réserve de liquidation et le régime VVPRter: illustration du principe de complexité en matière de taux réduits sur dividendes, RGFCP 2016, afl. 2, (16) Artikel 7 en artikel 22.2 Belgisch Standaardmodel voor dubbelbelastingverdragen, Belgisch ontwerp juni 2010; N. BERTRAND, La réserve de liquidation et le régime VVPRter: illustration du principe de complexité en matière de taux réduits sur dividendes, RGFCP 2016, afl. 2, (16) FOD FINANCIËN, brochure Belgian Tax Shelter 2015,

77 verwerking van een dergelijke tax shelter-investering met het daaraan gekoppelde fiscale voordeel Reeds op het moment van de voorwaardelijke vrijstelling worden de winsten, die kunnen worden vrijgesteld wegens de tax shelter-investering boekhoudkundig aan de passiefrekening 132 Belastingvrije reserves toegevoegd. Op het moment dat de belastingvrijstelling vervolgens een definitief karakter krijgt, adviseert de Commissie een loutere overboeking van de balanspost van de belastingvrije reserves naar de beschikbare reserves Aangaande de liquidatiereserve is bovengenoemde boekhoudkundige verwerking van de tax shelter problematisch. De onmiddellijke overboeking van de winst die de vennootschap via de tax shelter voorwaardelijk kan vrijstellen naar de rekening van de belastingvrije reserves zorgt er immers voor dat deze nooit in haar resultaatsverwerking terecht komt. 296 Deze vrijstelling vermindert bijgevolg de te bestemmen winst van de investerende vennootschap en laat die nu net de basis vormen voor de aanleg van een liquidatiereserve. Een vennootschap die ervoor kiest om een deel van haar winst vrij te stellen op basis van artikel 194ter WIB 92, wordt voor ditzelfde bedrag uitgesloten van het regime van de liquidatiereserve. 297 Ook in het jaar waarin de belastingvrijstelling definitief wordt, komen de gereserveerde winsten niet meer in aanmerking voor het gunstregime van de liquidatiereserve. De belastingvrije reserves worden immers rechtstreeks overgeboekt naar de beschikbare reserves via een mutatie in het eigen vermogen en maken wederom geen deel uit van de resultaatverwerking. Kort samengevat heeft ook de definitieve vrijstelling aldus geen impact op de omvang van de te bestemmen winst van het betrokken boekjaar De situatie verschilt wanneer de vennootschap niet voldoet aan de voorwaarden die artikel 194ter WIB 92 voorschrijft voor behoud van de vrijstelling. De vennootschap zal in 294 A. VANDEKERKHOVE, Gaan liquidatiereserve en tax shelter niet samen?, Fisc.Act. 2015, afl. 10, (4) COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van de tax shelter in hoofde van de investeerder, 17 april 2012, nr. 2012/7, 7-8; A. VANDEKERKHOVE, Gaan liquidatiereserve en tax shelter niet samen?, Fisc.Act. 2015, afl. 10, (4) A. VANDEKERKHOVE, Gaan liquidatiereserve en tax shelter niet samen?, Fisc.Act. 2015, afl. 10, (4) B. VAN VLIERDEN, C. BODEUX, R. MINJAUW, A. WEYN, B. DE COCK, C. MESKENS, D. BUYLAERT, Q. MASURE, I. VANDE VELDE, K. VAN DUYSE, L. CASSIMON, M. HOEFMAN, P. SCHUMACHER, L. VAN DER STRATEN, T. DE GREEF, Vennootschapsbelastingrechtspersonenbelasting, in A. TIBERGHIEN (ed.), Handboek voor fiscaal recht , Mechelen, Wolters Kluwer, 2016, (493) A. VANDEKERKHOVE, Gaan liquidatiereserve en tax shelter niet samen?, Fisc.Act. 2015, afl. 10, (4) 5. 73

78 deze hypothese haar fiscale voordeel verliezen. De voorwaardelijke vrijstelling van de reserves resulteert in dit geval immers niet in een definitieve vrijstelling, maar in een belastbaarheid van de eerder vrijgestelde winsten in het boekjaar waarin de niet-conformiteit aan de voorwaarden blijkt. Het bedrag dat op deze manier aan de belastingvrije reserves wordt onttrokken, wordt opnieuw toegevoegd aan de te bestemmen winst van het betrokken boekjaar. Voorgaande situatie legt de weg tot aanleg van een liquidatiereserve opnieuw open voor de vennootschap, evenwel enkel voor het boekjaar waarin de onttrekking aan de belastingvrije reserves gebeurt Voor de gevallen waarin de voorwaardelijke vrijstelling toch een definitieve vrijstelling wordt en deze vrijgestelde reserves dus technisch gezien niet in aanmerking komen voor de aanleg van een liquidatiereserve, stelt de rechtsleer twee mogelijke oplossingen voor. De eerste oplossing rekent vooral op de bereidwillige medewerking van de fiscus om een soepele invulling te geven aan het begrip van de te bestemmen winst door te stellen dat ook de winst die definitief vrijgesteld wordt, in aanmerking kan komen voor het gunstregime van de liquidatiereserve. De tweede oplossing gooit het over een andere boeg en steunt op een andere boekhoudkundige verwerking van de definitieve tax shelterbelastingvrijstelling dan de boekingswijze die de Commissie van Boekhoudkundige Normen voorstelt. De Commissie beveelt immers een rechtstreekse verwerking van de definitieve vrijstelling aan via een mutatie binnen het eigen vermogen. De alternatieve manier daarentegen, wil hetzelfde resultaat bekomen aan de hand van andere boekingen die wel weerspiegeld worden binnen de resultatenrekening en verwerking. Deze andere boekingswijze leidt ertoe dat de vrijgestelde winst voor het jaar waarin de betrokken reserves definitief worden vrijgesteld, wel deel zullen uitmaken van de te bestemmen winst van het betrokken boekjaar. De vennootschap die in dit jaar wil overgaan tot aanleg van een liquidatiereserve zal hiervoor dan ook de volledige te bestemmen winst na belasting kunnen aanspreken, waaronder ook de definitief vrijgestelde tax shelter-reserves. Een formeel standpunt vanwege de fiscus over deze kwestie is aldus aangewezen A. VANDEKERKHOVE, Gaan liquidatiereserve en tax shelter niet samen?, Fisc.Act. 2015, afl. 10, (4) A. VANDEKERKHOVE, Gaan liquidatiereserve en tax shelter niet samen?, Fisc.Act. 2015, afl. 10, (4) 7; B. VAN VLIERDEN, C. BODEUX, R. MINJAUW, A. WEYN, B. DE COCK, C. MESKENS, D. BUYLAERT, Q. MASURE, I. VANDE VELDE, K. VAN DUYSE, L. CASSIMON, M. HOEFMAN, P. SCHUMACHER, L. VAN DER STRATEN, T. DE GREEF, Vennootschapsbelasting-rechtspersonenbelasting, in A. TIBERGHIEN, Handboek voor fiscaal recht , Mechelen, Wolters Kluwer, 2016, (493)

79 132 Belastingvrije reserves 692 Toevoeging aan de beschikbare reserves 133 aan Beschikbare reserves 789 Ontrekkingen aan de belastingvrije reserves Figuur 4: alternatieve boekingswijze voorgesteld door A. VANDEKERKHOVE De CBN-boekingswijze zorgt ervoor dat de vrijgestelde tax shelter-reserves nooit terechtkomen in de te bestemmen winst van de vennootschap waardoor deze niet in aanmerking komen voor de aanleg van een liquidatiereserve. Met andere woorden, een kleine vennootschap die investeert in de audiovisuele sector, wordt voortaan fiscaal benadeeld door uitgesloten te worden uit het gunstregime van de liquidatiereserve. Ook in de omgekeerde richting is de samenloop tussen de tax shelter en de liquidatiereserve problematisch. Kleine vennootschappen die belang hechten aan het vormen van een liquidatiereserve zullen zich immers onthouden van een investering op basis van artikel 194ter WIB 92. De kwestie dient zo vlug mogelijk te worden uitgeklaard om te vermijden dat het stelsel van de liquidatiereserve een negatieve impact heeft op het aantal investeringen in de audiovisuele sector. 302 De vraag is of deze discussie zich in de praktijk wel effectief zal voordoen. Een tax shelter-investering is mijns inziens niet zo evident voor een kleine vennootschap aangezien zij over voldoende liquide middelen dient te beschikken om de investering te volbrengen. Tenslotte wordt in de regel 310% van de investering aan belaste reserves vrijgesteld, die de kleine vennootschap, wegens het respecteren van de onaantastbaarheidsvoorwaarde tot het moment van definitieve vrijstelling niet meer kan aanwenden Fiscale antimisbruikbepaling 166. De belastingplichtigen zijn vaak zeer creatief in het op poten zetten van constructies om fiscaal optimaal voordeel te kunnen genieten. Om hiertegen op te treden, voorziet de wetgever in een antimisbruikbepaling in artikel 344 WIB 92. Ook in de context van de liquidatiereserve haalt de rechtsleer enkele situaties aan die eventueel een fiscaal misbruik kunnen uitmaken. 303 Artikel 344, 1, tweede lid WIB 92 omschrijft duidelijk dat er sprake is 301 A. VANDEKERKHOVE, Gaan liquidatiereserve en tax shelter niet samen?, Fisc.Act. 2015, afl. 10, (4) A. VANDEKERKHOVE, Gaan liquidatiereserve en tax shelter niet samen?, Fisc.Act. 2015, afl. 10, (4) A. EL JILALI en N. BISSCHOP, La réserve de liquidation: retour à la raison?, C&FP 2015, afl. 4, (2) 12-14; F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in de praktijk: enkele bedenkingen, Fisc.Act. 2014, afl. 41, (6) 8-9; P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) 89-90; A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in L. MAES, H. DE CNIJF, en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek

80 van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige middels de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen een verrichting stelt waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van dit Wetboek of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst. 304 Hetzelfde geldt indien het een verrichting betreft waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van dit Wetboek of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft. 305 De antimisbruikbepaling is aldus verdeeld in twee luiken. Oordeelt de fiscale administratie tot misbruik, dan komt het aan de belastingplichtige toe bewijs te leveren dat de keuze van haar rechtshandeling is ingegeven door andere motieven dan louter het ontwijken van belastingen of het bekomen van een belastingvoordeel. Slaagt de belastingplichtige er niet in om dit tegenbewijs te leveren, dan zal de rechtshandeling die fiscaal misbruik uitmaakt niet tegenwerpelijk zijn aan de fiscale administratie De minister van Financiën heeft reeds eerder bevestigd dat het voor een binnenlandse vennootschap in vereffening toch mogelijk is om een liquidatiereserve aan te leggen met de belastbare winsten die zij tijdens deze vereffening nog realiseert. Weliswaar benadrukt de minister dat het voorgaande geldt, onverminderd de toepassing van de algemene antimisbruikbepaling VANDEKERKHOVE merkt op dat een moedwillig uitstellen van de vereffening om de vereffenaar bij het einde van het boekjaar nog de kans te geven met de te bestemmen winst een liquidatiereserve aan te leggen, een fiscaal misbruik kan uitmaken, wanneer de vennootschap voor dit uitstel geen niet-fiscale redenen kan aanvoeren. Het feit dat een vennootschap de vereffening moedwillig uitstelt, leidt ertoe dat zij zichzelf buiten het toepassingsgebied plaatst van de artikelen 269, 1 WIB 92 en 171, 3 WIB 92 die het Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, (481) ; N. BERTRAND, La réserve de liquidation et le régime VVPRter: illustration du principe de complexité en matière de taux réduits sur dividendes, RGFCP 2016, afl. 2, (16) Artikel 344, 1, tweede lid WIB Artikel 344, 1, tweede lid WIB N. BERTRAND, La réserve de liquidation et le régime VVPRter: illustration du principe de complexité en matière de taux réduits sur dividendes, RGFCP 2016, afl. 2, (16) 30; Artikel 344 WIB Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 1 april 2015, Com. 138 (Vr. nr V. Wouters). 76

81 standaardtarief van 30% voor liquidatieboni en dividenden bepalen. Door nog last minute over te gaan tot aanleg van een liquidatiereserve ontsnapt de vennootschap immers aan deze hogere tarieven en heeft ze enkel de anticipatieve heffing van 10% moeten voldoen bij aanleg van de liquidatiereserve. Een geheel van verrichtingen dat volgens deze auteur het doel van de artikelen 269, 1 WIB 92 en 171, 3 WIB 92 frustreert. 308 Een ander deel van de rechtsleer houdt er een andere mening op na en merkt op dat het vermijden van de artikelen 269, 1 WIB 92 en 171, 3 WIB 92 door gebruik te maken van het gunstregime van de liquidatiereserve geen fiscaal misbruik uitmaakt. Het vermijden van de toepassing van de hogere tarieven van 30% doet zich immers enkel voor om van een gunstregime te kunnen genieten dat door de wetgever zelf is ingesteld Wat betreft het tweede luik van de antimisbruikbepaling blijkt de conclusie niet zo gemakkelijk te maken. De wetgever omschrijft in de memorie van toelichting immers duidelijk de doelstelling om de vennootschappen aan te sporen niet meteen over te gaan tot uitkering van hun winsten. 310 Door de winsten langere tijd in het eigen vermogen van de vennootschap te houden zou men zo de autofinanciering van de KMO kunnen stimuleren. In het licht van voorgaand objectief komt men logischerwijs tot de conclusie dat een onmiddellijke vereffening na aanleg van een liquidatiereserve strijdig is met de doelstellingen van de wet. Het is evenwel moeilijker te concluderen dat het verkrijgen van het voordeel, namelijk een totale belastingdruk van 10% bij uitkering van liquidatieboni uit de liquidatiereserve, het essentiële doel is van de verrichting. Een definitieve vereffening is er immers meestal op gericht om de activiteiten effectief stop te zetten en het genieten van het fiscale voordeel kan dan ook niet gezien worden als essentieel doel van de verrichting. De situatie is anders wanneer zou blijken dat de vennootschap na vereffening overgaat tot het oprichten van een nieuwe vennootschap met gelijkaardige activiteiten. Hier kan getwijfeld worden over het essentiële doel van het geheel van de verrichtingen, waarover de belastingplichtige vennootschap duidelijkheid zal moeten scheppen A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in L. MAES, H. DE CNIJF, en L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, (481) A. EL JILALI en N. BISSCHOP, La réserve de liquidation: retour à la raison?, C&FP 2015, afl. 4, (2) MvT, wetsontwerp 28 november 2014 van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /001, A. EL JILALI en N. BISSCHOP, La réserve de liquidation: retour à la raison?, C&FP 2015, afl. 4, (2) 13; N. BERTRAND, La réserve de liquidation et le régime VPPRter: illustration du principe de complexité en matière de taux réduits sur dividendes, RGFCP 2016, afl. 2, (16)

82 170. Bovendien mag niet uit het oog worden verloren dat de liquidatiereserve de permanente opvolger vormt van de interne liquidatie voorzien in artikel 537 WIB 92. De regering wou met het stelsel van de liquidatiereserve reageren tegen het protest van vele zelfstandige ondernemingen aangezien deze zich aangetast voelden in hun verwachtingen om hun reserves bij liquidatie ook in de toekomst aan een tarief van 10% te kunnen uitkeren. 312 De doelstelling van de regeling is dan ook om de liquidatieboni bij vereffening opnieuw te onderwerpen aan een totale (lage) belastingdruk van 10% via de liquidatiereserve. Uitgaande van deze doelstelling lijkt een onmiddellijke vereffening na opbouw van een liquidatiereserve, geen aanleiding te geven tot toepassing van artikel 344 WIB 92, indien de vennootschap haar activiteiten effectief stopzet. 313 Ook het moedwillig uitstellen van de vereffening om een bijkomend bedrag nog last minute te kunnen toevoegen aan de liquidatiereserve, ligt volledig in lijn met de doelstelling om deze reserves bij liquidatie tegen een globale belastingdruk van 10% in plaats van 30% te kunnen uitkeren Het fiscale voordeel bij vereffening is echter niet het enige wat de liquidatiereserve beoogt. De wetgever heeft tevens voorzien in een VVPRter-regime die het mogelijk maakt om dividenden vanuit de liquidatiereserve aan een lager tarief roerende voorheffing uit te keren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ook buiten de context van een vereffening de antimisbruikbepaling van toepassing kan zijn. We hebben het bijvoorbeeld over de situatie waarin een KMO stelselmatig gebruik maakt van de VVPRter-regeling om haar algemene belastingdruk op dividenden te verlagen. Dit zonder dat de vennootschap op middellange termijn van plan is om de activiteiten stop te zetten. Een stelselmatige dividendpolitiek via het VVPRter-regime is dan ook niet noodzakelijk strijdig met de doelstellingen van de wet aangezien de wetgever naast de uitkering van liquidatieboni tegen een belastingdruk van 10% ook nog een andere doelstelling voor ogen had. 315 Immers, in de memorie van toelichting neemt de regering zelf een voorbeeld op om aan te tonen hoe een vroegtijdige dividenduitkering in zijn werk gaat en bovendien maakt de VVPRter-regeling uitdrukkelijk 312 MvT, wetsontwerp 28 november 2014 van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /001, N. BERTRAND, La réserve de liquidation et le régime VPPRter: illustration du principe de complexité en matière de taux réduits sur dividendes, RGFCP 2016, afl. 2, (16) P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in de praktijk: enkele bedenkingen, Fisc.Act. afl. 41, (6)

83 deel uit van het gunstregime dat door de liquidatiereserve wordt beoogd. 316 Het advies dat door de Raad van State gegeven werd naar aanleiding van de invoering van de liquidatiereserve zet voorgaande argumenten alleen maar kracht bij. De Raad van State gaat er immers van uit dat het stelsel van de liquidatiereserve vooral bedoeld is om de roerende voorheffing op dividenden te verlagen voor een welbepaalde categorie van ondernemingen 317 en niet zozeer om de financiering van kleine ondernemingen te vergemakkelijken Aftrek belastbare winst 172. Zoals eerder werd beschreven in deze verhandeling, krijgt de liquidatiereserve concreet vorm door een overboeking van het geheel of een gedeelte van de boekhoudkundige winst na belasting naar één of meer afzonderlijke passiefrekeningen. Het bedrag dat het voorwerp vormt van deze overboeking, wordt onderworpen aan een afzonderlijke aanslag van 10%, zoals omschreven in artikel 219quater WIB 92. Mettertijd is de vraag gerezen of ook de belastbare grondslag van deze afzonderlijke aanslag in aanmerking komt voor aftrek van vorige verliezen, notionele interestaftrek of enige andere aftrek van de belastbare winst in de vennootschapsbelasting, omschreven in de artikelen 199 tot 206 WIB Onder andere VAN VLIERDEN en VANDENBROECK hebben hier een uitgesproken mening over In het voorgaande is het eigen en bijzondere karakter van de afzonderlijke, anticipatieve aanslag al meerdere keren benadrukt en ook met betrekking tot deze probleemstelling is de uniciteit van de afzonderlijke aanslag van belang. Artikel 219quater WIB 92, die de heffing van 10% voor aanleg van de liquidatiereserve vaststelt, maakt samen met onder meer de fairness tax en de bijzondere aanslag geheime commissielonen deel uit van de afzonderlijke aanslagen in de vennootschapsbelasting, die het kenmerk hebben van over een eigen en specifieke belastbare grondslag te beschikken. De afzonderlijke aanslagen worden derhalve niet geheven op de belastbare grondslag voor de reguliere vennootschapsbelasting, vastgesteld volgens de artikelen 185 tot en met 189 WIB 92. De 316 MvT, wetsontwerp 28 november 2014 van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /001, Adv.RvS nr /1/2/3/4 bij de programmawet van 19 december 2014, BS 29 december 2014, F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in de praktijk: enkele bedenkingen, Fisc.Act. 2014, afl. 41, (6) F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in de praktijk: enkele bedenkingen, Fisc.Act. 2014, afl. 41, (6) 6-7; I. VANDENBROECK en B. VAN VLIERDEN, Aftrekken van belastbare winst laten afzonderlijke aanslag op liquidatiereserve ongemoeid, Fisc.Act. 2014, afl. 43, (16) 16; P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82)

84 theoretische kloof tussen de belastbare grondslag van de afzonderlijke aanslagen en de belastbare grondslag van de reguliere vennootschapsbelasting vormt een eerste argument om voorgaande vraag negatief te beantwoorden. Met betrekking tot de liquidatiereserve omschrijft artikel 219quater, tweede lid WIB 92 bovendien uitdrukkelijk dat de grondslag van deze aanslag wordt gevormd door de winsten bedoeld in artikel 184quater, tweede lid 320, i.e. het bedrag dat door de vennootschap effectief wordt overgeboekt tot aanleg van de liquidatiereserve. Niets meer, maar zeker ook niets minder Daarbovenop bepaalt artikel 219quater WIB 92 in het vierde lid dat deze afzonderlijke aanslag [ ] los [staat] van, en [ ] in voorkomend geval bovenop andere aanslagen [komt] die overeenkomstig andere bepalingen van dit Wetboek of in voorkomend geval in uitvoering van bijzondere wetsbepalingen verschuldigd zijn. 322 Bewoordingen die tevens terug te vinden zijn in artikel 219ter, 1, tweede lid WIB 92, dat de principes van de fairness tax als afzonderlijke aanslag omschrijft. De vergelijking met de fairness tax is hier van belang aangezien artikel 207 WIB 92 duidelijk vermeldt dat de grondslag van deze tax niet geneutraliseerd kan worden met de aftrekken van de belastbare winst. 323 Het feit dat artikel 207 WIB 92 geen verwijzing maakt naar artikel 219quater WIB 92 is voor sommigen in de rechtsleer dan ook voldoende om te concluderen dat de grondslag van de afzonderlijke aanslag van 10% wél in aanmerking komt voor de aftrekken van de belastbare winst. 324 Hoewel dit bij een letterlijke interpretatie van de wetsbepaling een correcte conclusie zou kunnen zijn, heeft de minister van Financiën inzake de fairness tax reeds opgemerkt dat een aanvulling van artikel 207 WIB 92 louter een bevestiging uitmaakt van het feit dat de belastbare grondslag op geen enkele manier kan worden gereduceerd. 325 Omwille van dit ministerieel standpunt is het twijfelachtig om louter op basis van een a contrario redenering aan te nemen dat de belastbare grondslag van artikel 219quater WIB 92 wel in aanmerking komt voor de aftrekken van de belastbare winst. Bijkomende argumenten ter staving van dit standpunt zijn op zijn minst aangewezen. 320 Artikel 219quater, tweede lid WIB I. VANDENBROECK en B. VAN VLIERDEN, Aftrekken van belastbare winst laten afzonderlijke aanslag op liquidatiereserve ongemoeid, Fisc.Act. 2014, afl. 43, (16) Artikel 219quater, vierde lid WIB I. VANDENBROECK en B. VAN VLIERDEN, Aftrekken van belastbare winst laten afzonderlijke aanslag op liquidatiereserve ongemoeid, Fisc.Act. 2014, afl. 43, (16) F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve in de praktijk: enkele bedenkingen, Fisc.Act. 2014, afl. 41, (6) I. VANDENBROECK en B. VAN VLIERDEN, Aftrekken van belastbare winst laten afzonderlijke aanslag op liquidatiereserve ongemoeid, Fisc.Act. 2014, afl. 43, (16) 17; Hand. Senaat , 18 juli 2013, nr

85 5.3 De liquidatiereserve vanuit vennootschapsrechtelijke invalshoek 175. De wisselwerking tussen het fiscaal recht en het vennootschapsrecht komt in een aantal aspecten van de liquidatiereserve duidelijk naar voor. We denken hierbij bijvoorbeeld aan het personele toepassingsgebied van de regeling dat wordt gelinkt aan artikel 15 W.Venn. Ook met de wettelijke verplichtingen die het vennootschapsrecht aan bepaalde vennootschappen oplegt, bijvoorbeeld het aanleggen van een wettelijke reserve, wordt binnen het stelsel van de liquidatiereserve rekening gehouden. Aangezien de gewone liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve als volkomen nieuwe constructies hun intro hebben gemaakt in het fiscaal recht hebben deze constructies evenzeer hun weg moeten zoeken binnen het vennootschapsrecht Vooreerst rijst de vennootschapsrechtelijke vraag welk orgaan de bevoegdheid krijgt om te beslissen tot aanleg van een liquidatiereserve. De gewone en bijzondere liquidatiereserve beschikken beide over een andere chronologie, wat het vermoeden wekt dat de vraag verschillend dient te worden beantwoord voor beide types liquidatiereserves. Het vermoeden dat het bij de bijzondere liquidatiereserve een iets moeilijkere afweging wordt, heeft de Commissie voor Boekhoudkundige Normen onrechtstreeks beaamd. In haar advies poneert ze immers uitdrukkelijk dat ze zich niet expliciet wenst uit te spreken over wie met betrekking tot de bijzondere liquidatiereserve over de beslissingsbevoegdheid bezit Wat betreft de gewone liquidatiereserve klinkt het antwoord in het algemeen eensgezind en eenduidig. Eerder werd al vermeld dat de beslissing tot het aanleggen van een liquidatiereserve deel uitmaakt van de winstbestemming van de vennootschap. 327 In het licht van deze vaststelling wordt dan ook geopperd om de beslissingsbevoegdheid voor de aanleg van een gewone liquidatiereserve aan de algemene vergadering toe te kennen. 328 Een conclusie die beantwoordt aan het bestaande recht met betrekking tot de 326 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag op deze liquidatiereserve, 30 september 2015, nr. 2015/6, vn P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) 85; A. VANDEKERKHOVE, Liquidatiereserve kan onder de vorm van wettelijke reserve, Fisc.Act. 2015, afl. 8, (1) 1; A. EL JILALI en N. BISSCHOP, La réserve de liquidation: retour à la raison?, C&FP 2015, afl. 4, (2) 10; A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614) S. COOLS, De liquidatiereserve: aard, besluitvorming, vennootschapsbelang en aandeelhoudersgelijkheid, TRV 2015, (703)

86 bevoegdheidsverdeling binnen vennootschappen. Deze manier van verdeling maakt in het algemeen immers de algemene vergadering bevoegd wanneer het gaat over materies waarbij het bestuursorgaan inherent eigen belangen zou hebben die ingaan tegen het vennootschapsbelang De bijzondere liquidatiereserve beschikt omwille van haar retroactief karakter over een heel ander tijdsschema in vergelijking met de gewone liquidatiereserve. Door een ultieme betaaldatum voorop te stellen op 15 december 2015 respectievelijk 30 november 2016, kan er niet gewacht worden tot de jaarlijkse algemene vergadering. De betaling geeft immers uitvoering aan de aanleg van de bijzondere liquidatiereserve en kan daarna niet meer worden teruggedraaid aangezien de bijzondere aanslag definitief verworven is en er niet meer kan gevraagd worden om terugbetaling. 330 Een algemene vergadering na de ultieme betaaldatum beschikt derhalve niet meer over een werkelijke keuzevrijheid. In dit geval zal het bestuursorgaan immers de facto hebben beslist. Enkel een vervroegde bijzondere algemene vergadering die beslist over de betaling van de bijzondere aanslag voor een bijzondere liquidatiereserve, kan dit verhinderen. COOLS wijst erop dat deze ongewone gang van zaken niet kan leiden tot een bevoegdheidsverschuiving. De bijzondere liquidatiereserve zorgt er eenvoudigweg voor dat aan eerder belaste reserves een nieuwe bestemming wordt gegeven, hetgeen evenzeer een bestemming is van het resultaat. Er zijn volgens deze auteur dan ook geen redenen om aan te nemen dat een ander orgaan dan de algemene vergadering de beslissingsbevoegdheid krijgt over de bijzondere liquidatiereserve Ook met betrekking tot het dienen van het vennootschapsbelang draagt de liquidatiereserve haar steentje bij. Het stelsel optimaliseert immers de belasting van de aandeelhouders op de uitkeringen die vanuit de liquidatiereserve gebeuren. Indien we uitgaan van de opvatting dat het vennootschapsbelang overeenkomt met het collectieve winstbelang van de aandeelhouders op lange termijn is het wellicht een logische conclusie dat de liquidatiereserve het vennootschapsbelang dient. Merk wel op dat het voor vennootschap- 329 A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614) 626; S. COOLS, De liquidatiereserve: aard, besluitvorming, vennootschapsbelang en aandeelhoudersgelijkheid, TRV 2015, (703) Artikel 541, 4, laatste lid WIB S. COOLS, De liquidatiereserve: aard, besluitvorming, vennootschapsbelang en aandeelhoudersgelijkheid, TRV 2015, (703) 707; A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614)

87 aandeelhouders heel wat nadeliger kan zijn om gebruik te maken van de constructie van de liquidatiereserve en dat ook grote verliezen ertoe kunnen leiden dat er van dividenduitkering of uitkering van liquidatieboni uit de liquidatiereserve geen sprake meer is. Deze twee opmerkingen moeten uiteraard meegenomen worden in de beoordeling. In de visie waar het vennootschapsbelang tevens het belang van de stakeholders omvat, is de conclusie niet helemaal eenduidig volgens COOLS. De betaling van de anticipatieve heffing is eerder negatief voor de stakeholders aangezien dit hun onderpand vermindert, terwijl enkel de situatie van de aandeelhouders wordt geoptimaliseerd. Het feit dat een uitkering pas na vijf jaar of bij liquidatie een tastbaar voordeel uitmaakt, is dan weer positief voor de schuldeisers aangezien op die manier uitkeringen worden uitgesteld en de aandeelhouders er belang bij hebben dat de vennootschap geen verlies maakt De liquidatiereserve en het gelijkheidsbeginsel 180. Opvallend voor de liquidatiereserve is dat het gunstregime enkel toegankelijk is voor kleine vennootschappen op grond van artikel 15 W.Venn. Grote vennootschappen kunnen er geen gebruik van maken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er twijfel bestaat over de bestaanbaarheid van de liquidatiereserve in samenloop met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel omwille van dit beperkte toepassingsgebied Het overgangsstelsel van de interne vereffening stond steeds open voor beide types vennootschappen en het was dan ook verrassend dat men bij invoering van de liquidatiereserve dit toepassingsgebied aanzienlijk beperkte. De memorie van toelichting verantwoordt dit verschil in behandeling en stelt dat het vinden van de nodige financiering cruciaal is bij kleine ondernemingen aangezien de toegang tot financiering voor deze ondernemingen moeilijker is dan voor ondernemingen van een grotere omvang. 333 De moeilijkheden die kleine ondernemingen bij het zoeken naar financiering ondervinden zijn volgens de regering onder meer te wijten aan hun geringe omvang, de gebrekkige mogelijkheid om kredietgaranties te verstrekken, de afwezigheid van transparantie ten aanzien van de risico-evaluatie van hun activiteiten en de graad van professionele bedrijfsvoering. Ze wijst er bovendien op dat een investering in eigen middelen voor deze 332 S. COOLS, De liquidatiereserve: aard, besluitvorming, vennootschapsbelang en aandeelhoudersgelijkheid, TRV 2015, (703) MvT, wetsontwerp 28 november 2014 van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr. 672/001,

88 kleine vennootschappen een stuk interessanter is en wil met de liquidatiereserve KMO s aanmoedigen om meer reserves in het vermogen van de vennootschap te houden tot aan liquidatie. Op die manier groeit het eigen vermogen van de vennootschap aan, waardoor de toegang tot externe financiering vergemakkelijkt De Raad van State ging in haar advies echter niet akkoord met deze poging tot verantwoording van de regering en merkt op dat het lagere tarief van roerende voorheffing op dividenduitkeringen vanuit de liquidatiereserve evenzeer deel uitmaakt van het gunstregime. De Raad van State poneert in dit kader zelfs dat de maatregel van de liquidatiereserve in hoofdzaak neer[komt] op een structurele verlaging van de roerende voorheffing op dividenden van kleine ondernemingen voor zover de liquidatiereserve vijf jaar op de passiefzijde van de balans wordt behouden 335 (eigen onderlijning). Met deze bewoordingen suggereert de Inspectie van Financiën dat de VVPRter-regeling de bovenhand neemt als doelstelling van de liquidatiereserve. Ze lijkt dus niet zozeer bedoeld om de financiering van kleine ondernemingen te vergemakkelijken maar wil eerder een verlaging van de roerende voorheffing op dividenden voor een welbepaalde categorie ondernemingen teweegbrengen. 336 Het feit dat de regeling aldus niet open staat voor grote vennootschappen baart de Raad van State en de Inspectie van Financiën zorgen. De regering heeft als reactie op dit advies het standpunt ingenomen dat ook het VVPRter-regime dient voorbehouden te worden voor kleine vennootschappen om de financieringstoegang van KMO s te verbeteren d.m.v. een ondersteuning van de aandeelhoudersinvesteringen in KMO s. 337 Met citaten uit het regeerakkoord waaruit het belang van de KMO s blijkt in onze Belgische economie, zet de regering haar standpunt kracht bij. Een verwoede poging, zo blijkt het, aangezien lang niet iedereen door deze argumentatie is overtuigd In de memorie van toelichting wordt bovendien verwezen naar het arrest van het Grondwettelijk Hof van 25 september 2014 dat zich uitspreekt over de verenigbaarheid van 334 MvT, wetsontwerp 28 november 2014 van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr. 672/001, 14; A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614) 616; P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) Adv.RvS nr /1/2/3/4 bij de programmawet van 19 december 2014, BS 29 december 2014, Adv.RvS nr /1/2/3/4 bij de programmawet van 19 december 2014, BS 29 december 2014, MvT, wetsontwerp 28 november 2014 van Programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr. 672/001, F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve: de addertjes onder het gras, Fisc.Act. 2014, afl. 43, (7) 10; M. MARLIERE en S. SCHOTTE, Le régime fiscal de la réserve de liquidation, RGCF 2015, (413)

89 de VVPRbis-regeling met het gelijkheidsbeginsel. 339 Ook de VVPRbis-regeling staat enkel open voor kleine vennootschappen en zorgt ervoor dat bepaalde dividenden onder strikte voorwaarden aan een lager tarief roerende voorheffing worden belast. 340 Het stelsel van de liquidatiereserve wordt omwille van haar fiscaal voordeel voor dividenden dan ook beschouwd als de opvolger van deze regeling, alias VVPRter. Het Grondwettelijk Hof oordeelt dat de VPPRbis-regeling het gelijkheidsbeginsel niet schendt omwille van het feit dat de wetgever [ ] verhogingen van het maatschappelijk kapitaal van bestaande KMO s en het oprichten van nieuwe KMO s heeft willen aanmoedigen in het kader van het relanceplan van de economie. 341 Het Hof verklaart het VVPRbis-regime dan ook pertinent ten aanzien van haar doelstellingen, vermits de nagestreefde doelstellingen enkel kunnen worden verwezenlijkt door een verlaging van het belastingtarief op dividenden voortkomend uit aandelen verworven met nieuwe inbrengen. 342 Op basis van deze uitspraak van het Grondwettelijk Hof zou er naar analogie kunnen van uitgegaan worden dat ook de liquidatiereserve conform blijkt met de Grondwet. 343 Enige voorzichtigheid dient echter aan de dag te worden gelegd aangezien de VVPRter- en de VVPRbis-regeling in aanzienlijke mate van elkaar verschillen (supra randnummer 105). Een analoge toepassing van de conclusie van dit arrest op het stelsel van de liquidatiereserve zou dan ook voorbarig zijn Merk op dat er in de eerste zes maanden na bekendmaking van de regeling in het Belgisch Staatsblad, geen beroep tot vernietiging van de liquidatiereserve werd ingesteld bij het Grondwettelijk Hof. Dit ondanks de verschillende argumenten die er zijn om eventueel een strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel te kunnen bekomen. Het feit dat grote vennootschappen op grond van artikel 15 W.Venn. geen actie hebben ondernomen kan verklaard worden door het feit dat grote vennootschappen vaak zodanig georganiseerd zijn dat er via management- of bestuurdersvennootschappen van de bestuurder-aandeelhouder toch genoten kan worden van de liquidatiereserve of de VVPRbis-regeling MvT, wetsontwerp 28 november 2014 van Programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr. 672/001, 14; GwH 25 september 2014, nr. 134/ F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve: de addertjes onder het gras, Fisc.Act. 2014, afl. 43, (7) GwH 25 september 2014, nr. 134/2014, overw. B GwH 25 september 2014, nr. 134/2014, overw. B.11; F. DEBELVA en A. VANDEKERKHOVE, De liquidatiereserve: de addertjes onder het gras, Fisc.Act. 2014, afl. 43, (7) A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, (614) R. DELBROEK, Manager KPMG Accountants, persoonlijke communicatie, 27 april 2017, bijlage 4. 85

90 6 KRITISCHE EVALUATIE 185. De liquidatiereserve werd aanvankelijk door vele zelfstandige ondernemingen gunstig onthaald als remedie tegen de stijging van de roerende voorheffing op liquidatieboni van 10% naar 25%, die een regelrechte aanslag inhield op een door de ondernemer binnen zijn vennootschap opgebouwd spaarkapitaal. 345 In de praktijk is evenwel gebleken dat de liquidatiereserve heel wat knelpunten en vraagtekens bevat die tot op heden nog niet zijn opgelost of waarover nog geen uitsluitsel werd gegeven. Het is dan ook onvermijdelijk om deze constructie te onderwerpen aan een kritische analyse en in te zoomen op de beperkingen en gebreken van de liquidatiereserve Met de gewone liquidatiereserve en bijzondere liquidatiereserve zien we een knap staaltje van incoherent beleid van de Belgische wetgever. De stijging van het tarief van de roerende voorheffing van 10% naar 25% kwam er in eerste instantie bij gebrek aan uniformisering binnen de tarieven voor de belasting van roerende inkomsten. 346 Het tarief werd verhoogd, maar tegelijk werd er in een overgangsregeling voorzien om het hoge tarief van 25% te kunnen ontlopen via de interne vereffening 347. De invoering van de liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve zorgden voor een de facto definitieve verlaging van het tarief op liquidatieboni voor kleine vennootschappen via de anticipatieve heffing van 10%. Van de initiële verhoging van het tarief op liquidatieboni is als het ware geen sprake meer. De verschillende VVPR-systemen versterken deze indruk alleen maar. Zoals de naam VVPRbis doet vermoeden, is deze regeling reeds de tweede in haar soort. De eerste VVPR-regeling werd afgeschaft op 1 januari 2013, maar op 1 juli 2013 trad de VVPRbis-regeling al in werking, waardoor het opnieuw mogelijk was voor vennootschappen om onder strenge voorwaarden van een verlaagde voorheffing te genieten. Als kers op de taart verhult ook de liquidatiereserve de facto een VVPR-regeling met een zeer lage toegangsdrempel voor kleine vennootschappen. Het totaalbeeld van deze regelingen komt de 345 Intussen steeg het tarief reeds naar 30% in uitvoering van de tax shift. Voortaan worden dividenden én liquidatieboni belast aan een standaardtarief van 30% wanneer deze betaalbaar worden gesteld of toegekend vanaf 1 januari 2017, vanaf aanslagjaar P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) Artikel 537 WIB

91 eenvoud en transparantie van de fiscale wetgeving die nochtans al jaren wordt beoogd in de regeerakkoorden - niet ten goede. De transparantie boet er integendeel op in De incoherentie waarvan sprake wordt tevens in de hand gewerkt door het wisselende politieke beleid dat we in België kennen. CLOCHERET haalt in dat opzicht zeer terecht aan dat politieke overwegingen te vaak meespelen in het huidige fiscale wetgevende beleid. De regering Di Rupo lanceerde destijds de verhoging van het tarief van de liquidatieboni om meer uniformisering te krijgen binnen de roerende fiscaliteit. Een regeerperiode later is er van deze uniformisering al geen sprake meer aangezien de regering Michel I er met de liquidatiereserve voor zorgde dat deze ingrijpende maatregel werd verzacht. Rekening houdende met de incoherentie én de uiteenlopende meningen verbonden aan één welbepaalde regeringsperiode, heeft de liquidatiereserve veel weg van een weinig doordachte steekvlampolitiek. Met de invoering van de liquidatiereserve wou de wetgever zo snel mogelijk tegemoetkomen aan de verzuchtingen van de zelfstandige ondernemingen maar werd er enkel actie ondernomen in het voordeel van de kleine vennootschappen. CLOCHERET wijst er naar aanleiding van deze vaststelling op dat de Belgische politiek het fiscaal recht volop inzet om bepaalde kiezers (opnieuw) bij zijn achterban te kunnen inlijven Dit alles leidt ertoe dat we met de Belgische fiscale wetgeving meer en meer wegdrijven van principes zoals eenvoud, transparantie, efficiëntie en coherentie. 350 Het mag duidelijk zijn dat het gehele stelsel van de liquidatiereserve opnieuw een stap is in de tegenovergestelde richting, wat evenmin bevorderlijk is voor de rechtszekerheid. In de praktijk leven dezelfde bekommernissen aangezien veel belastingplichtigen niet afweten van het bestaan van de liquidatiereserve tot op het moment dat ze beroep doen op gespecialiseerd advies. 351 Voor de belastingplichtige is de situatie immers veel te complex geworden. Ook sommige beroepsbeoefenaars zien door het bos niet langer de bomen. Vanuit de nood aan 348 T. CALLEBAUT, L. DE CONINCK, C. DE BRUYN, W. DEFOOR, M. DERYCKE, J. ENGELEN, L. KELL, F. MORTIER, E. STROOBANT, P. SOETE, M. VAN KEIRSBILCK, O. VAN BAELEN, L. VANHEESWIJCK, S. VERTOMMEN, S. SABLON, Fiscaal Jaaroverzicht 2014, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, 117; P. HINNEKENS en S. GOMMERS, De liquidatiereserve: de saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, (82) 97; C. MICHEL, Regeerakkoord, 9 oktober 2014, 78-80, A. CLOCHERET, De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve, TFR 2016, (614) C. MICHEL, Regeerakkoord, 9 oktober 2014, 78-80, G. JANSSENS en C. VEN, Rechtvaardige belastingen, Beleidsnota 78 VKW Ondernemersplatform, februari 2015,

92 rechtszekerheid gebeurt het in de praktijk zelfs dat kleine vennootschappen er systematisch voor kiezen om dividenden uit te keren vanuit de liquidatiereserve na de vijfjarige periode. Op die manier genieten ze immers van een fiscaal voordelig tarief en hoeven ze niet het risico te lopen dat er binnen de fiscale wetgeving in de toekomst opnieuw wijzigingen worden doorgevoerd, die het voordeel van belastingvrije uitkering bij vereffening zouden kunnen supprimeren Het stelsel van de liquidatiereserve wordt in de memorie van toelichting door de regering meermaals bestempeld als reactie op het protest van vele zelfstandige ondernemingen. 353 Zij zagen immers hun spaarpot, die ze doorheen de jaren met reserves in hun onderneming hadden opgebouwd, als sneeuw voor de zon verdwijnen met een standaardtarief van 30% op liquidatieboni. Door het tarief met invoering van de liquidatiereserve terug op 10% te brengen, heeft de regering echter ook het eigen belang van de Belgische Staat gediend. Gebruik maken van de liquidatiereserve impliceert immers de betaling van een anticipatieve heffing van 10% waardoor de Belgische Staat als het ware een voorschot verkrijgt op de verschuldigde voorheffing. 354 Dit heeft ongetwijfeld een positief effect op de belastinginkomsten van de Belgische Staat tussen 2015 en De federale regering spreekt zelfs van een meeropbrengst van 500 miljoen euro. Dit issue kwam reeds ter sprake in een amendement van de heer VANVELTHOVEN bij de programmawet van 19 december 2014 die tegen de introductie was van een constructie zoals de liquidatiereserve. 355 VANVELTHOVEN, samen met politici LAAOUEJ en CRUSNIÈRE zijn immers van mening dat in het huidig klimaat van de tax shift alle begrotingsmarge zou moeten worden aangewend om de belasting op arbeid te verlagen. De liquidatiereserve daarentegen zorgt voor een belastingverlaging op inkomens uit vermogen. Voorgaande overwegingen doen ons concluderen dat het stelsel van de liquidatiereserve eerder een kortetermijnoplossing is aangezien de verlaging van de totale belastingdruk op liquidatieboni uit de liquidatiereserve of de verlaging van de roerende voorheffing bij dividenduitkering na vijf jaar een onvermijdelijke begrotingskost zal uitmaken voor latere jaren. In voorgaande situaties loopt 352 R. DELBROEK, Manager KPMG Accountants, persoonlijke communicatie, 27 april 2017, bijlage MvT, wetsontwerp 28 november 2014 van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /001, R. DELBROEK, Manager KPMG Accountants, persoonlijke communicatie, 27 april 2017, bijlage Amendement (P. VANVELTHOVEN) op het wetsontwerp van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /003,

93 de schatkist immers heel wat belastinginkomsten mis en het is nog maar de vraag of dit in de toekomst tot begrotingsissues zal leiden Vervolgens is het betreurenswaardig dat de wetgever met de bijzondere liquidatiereserve nogmaals heeft moeten ingrijpen om een wetgevend hiaat te dichten. Initieel kon de belastingplichtige enkel gebruik maken van de overgangsregeling vermeld in artikel 537 WIB 92 om te ontsnappen aan de directe gevolgen van de tariefverhoging van de belasting op liquidatieboni. Velen hebben dan ook van deze maatregel gebruik gemaakt, niet wetende wat er in de toekomst nog zat aan te komen. Het feit dat de bijzondere liquidatiereserve kan ingrijpen op een fiscale situatie in het verleden, maakt dat enkele vennootschappen mogelijk een verkeerde keuze hebben gemaakt. De kleine vennootschap die niet de ambitie had om op middellange termijn te vereffenen, had in plaats van de interne vereffening, even goed gebruik kunnen maken van de bijzondere liquidatiereserve die open stond voor de reserves verbonden aan aanslagjaren 2013 en Hoewel beide maatregelen hetzelfde doel beogen, brengt de interne vereffening heel wat meer kosten met zich mee en was de keuze voor een bijzondere liquidatiereserve voor de vennootschap dan ook heel wat voordeliger Bij de beoordeling of de liquidatiereserve een waardevolle bijdrage levert aan de vennootschapsbelasting, moet rekening gehouden worden met de drijfveer die aanleiding gaf tot de maatregel. Sommigen zijn van oordeel dat een verhoging van het tarief op liquidatieboni nooit had mogen plaatsvinden. In de tendens tot uniformisering is een gelijk tarief van 30% voor roerende inkomsten bovendien veel te hoog. 357 Denk maar aan het nadeel dat zelfstandige ondernemers die hun activiteit voeren via een vennootschap hierdoor zullen ondervinden. In de personenbelasting geldt er immers een veel lager tarief van 16,5% in het geval men beantwoordt aan de regels voor de stopzettingsmeerwaarde. 358 Gezien de ontstaansgeschiedenis van de liquidatiereserve, is het niet meer dan logisch dat de regering in 356 Amendement (P. VANVELTHOVEN) op het wetsontwerp van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /003, 11; zie ook Verslag namens de commissie voor de Financiën en Begroting van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /009, P. SCHIETECATTE, Bestuurder-vennoot Van Coile & Partners, persoonlijke communicatie, 4 april 2017, bijlage Artikel 171 WIB 92; C. VAN BIERVLIET, Tarief voor dividenden van kmo s daalt tot 22,73% of 13,64%, Fisc.Act. 2014, afl. 43, (18)

94 een maatregel diende te voorzien die de bevolking bleef aanmoedigen om een zaak op te starten en risico s te nemen als zelfstandige Afgezien van enkele zwaarwichtige nadelen en knelpunten, alsook enkele onzorgvuldigheden van de wetgever, geeft de accountancy-sector het systeem van de liquidatiereserve in het algemeen toch een positieve evaluatie. Uiteraard zijn er negatieve elementen zoals de noodzaak voor kleine vennootschappen om over voldoende cash te beschikken om de anticipatieve heffing van 10% te kunnen voldoen, cash die bovendien niet meer beschikbaar is voor investeringen in de onderneming. Ook zijn de ondernemers vaak wantrouwig om reeds bij aanleg van de liquidatiereserve 10% heffing te betalen, aangezien het nog onzeker is wat de toekomst zal brengen. Deze elementen wegen volgens de accountancy-sector niet op tegen de gunst die aan de KMO s wordt verleend om via de VVPRter-regeling aan een lager tarief dividenden te kunnen uitkeren of om bij vereffening de liquidatieboni vanuit de liquidatiereserve belastingvrij te kunnen uitkeren. Bovendien doet de liquidatiereserve de belastingplichtige bij afsluiting van het boekjaar beter nadenken over de bestemming van de winsten in de toekomst aangezien de aanleg van de liquidatiereserve meteen een financiële impact heeft. 360 Het is dan ook niet verwonderlijk dat heel wat KMO s, met natuurlijke personen als aandeelhouder, in de praktijk van de regeling gebruik maken P. SCHIETECATTE, Bestuurder-vennoot Van Coile & Partners, persoonlijke communicatie, 4 april 2017, bijlage R. DELBROEK, Manager KPMG Accountants, persoonlijke communicatie, 27 april 2017, bijlage 4; P. SCHIETECATTE, Bestuurder-vennoot Van Coile & Partners, persoonlijke communicatie, 4 april 2017, bijlage P. SCHIETECATTE, Bestuurder-vennoot Van Coile & Partners, persoonlijke communicatie, 4 april 2017, bijlage 5. 90

95 BESLUIT 193. De storm rond de liquidatiereserve is al enige tijd gaan liggen maar binnenkort zal de constructie ongetwijfeld opnieuw deel uitmaken van de Belgische fiscale actualiteit. Aanleiding is het arrest van het Grondwettelijk Hof van 16 februari 2017 over de ongrondwettelijkheid van de bijzondere liquidatiereserve. Het Hof is van oordeel dat ook vennootschappen die hun boekjaar afsluiten in het laatste kwartaal van 2012 voor de regeling in aanmerking moeten komen. 362 Op welke manier de wetgever navolging zal geven aan dit arrest is op dit moment nog giswerk. Nauwgezette opvolging van de materie is dan ook aangewezen Zoals de naam doet vermoeden is de liquidatiereserve een fiscale constructie die het voor kleine vennootschappen mogelijk maakt om bij liquidatie hun liquidatieboni uit te keren tegen een lager tarief van 10%. Zoals in de memorie van toelichting wordt omschreven, was de regeling vooral bedoeld om de rust te laten terugkeren na zwaar protest uit ondernemershoek wegens de verhoging van het tarief van de liquidatieboni van 10% naar 25% 363. In het zog van de regeling vinden we echter evenzeer enkele ongewenste neveneffecten, knelpunten en vraagtekens die nog niet definitief werden opgelost maar waarover de belastingplichtige niettemin dient te worden geïnformeerd. Het gaat hier onder meer om de verenigbaarheid van de anticipatieve heffing van 10% met de moederdochterrichtlijn, alsook de samenloop met enkele andere interne fiscale bepalingen en het nadeel voor vennootschap-aandeelhouders. Deze opsomming is zeker niet limitatief. Het stelsel van de liquidatiereserve kent bovendien ook een bijzondere versie die ervoor zorgt dat het wetgevend vacuüm dat was ontstaan tussen de overgangsregeling van de interne vereffening en de gewone liquidatiereserve wordt opgevuld. Dit doet vermoeden dat de gewone liquidatiereserve vooral als een snel tegengif werd opgediend voor de bittere pil die de zelfstandige ondernemingen moesten doorslikken De twee fiscale voordelen van de liquidatiereserve: het uitkeren van dividenden uit de liquidatiereserve aan een verlaagd tarief na een wachtperiode van vijf jaar én de belastingvrije 362 GwH, 16 februari 2017, nr. 20/ Intussen geldt vanaf 1 januari 2017 een tarief van 30% roerende voorheffing voor dividenden en liquidatieboni; MvT, wetsontwerp 28 november 2014 van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /001,

96 uitkering van liquidatieboni uit de liquidatiereserve geven in de praktijk blijk van een evenwaardig belang. Beide drijfveren zijn voor de kleine vennootschappen belangrijk en er is dan ook geen fiscaal voordeel dat in het algemeen de bovenhand neemt. De beweegreden waardoor een vennootschap ervoor kiest om al dan niet een liquidatiereserve aan te leggen, is meestal ingegeven door de leeftijd van de vennootschap en de leeftijd van de aandeelhouders. Gaat het om jonge aandeelhouders, dan is de verlaagde voorheffing op dividenden na een wachtperiode de voornaamste prikkel. Zijn de aandelen van de vennootschap daarentegen in handen van oudere personen, dan wordt vooral uitgekeken naar het belastingvrij uitkeren van liquidatieboni uit de liquidatiereserve Het stelsel van de liquidatiereserve maakt de situatie voor de zelfstandige ondernemer complex en dat is mede te wijten aan haar boeiende ontstaansgeschiedenis. Het feit dat de liquidatiereserve voorbehouden is voor kleine vennootschappen werkt dit nog meer in de hand aangezien deze bij gebrek aan voldoende juridische en fiscale ondersteuning vaak niet op de hoogte zijn van de fiscale actuele maatregelen. Dit in tegenstelling tot vele multinationals die vaak een heel team van fiscalisten onder hun personeel tellen om de situatie van het bedrijf fiscaal te optimaliseren. Wat de toekomst betreft, blijft het afwachten welke concrete effecten de liquidatiereserve zal teweegbrengen, zowel voor de rechtsonderhorige, als voor de Belgische Staat. Dat geldt des te meer binnen het huidige klimaat van fiscale hervormingen. De inhoud van deze verhandeling schetst met betrekking tot de liquidatiereserve alvast een beeld van de situatie anno Een beeld dat weliswaar, omwille van knelpunten, neveneffecten en onopgeloste vragen, nog niet volledig scherp is gesteld. De fiscale koterij rond de liquidatiereserve neemt de belastingplichtige er evenwel graag bij omdat het fiscale voordeel sowieso aanzienlijk blijft. 364 P. SCHIETECATTE, Bestuurder-vennoot Van Coile & Partners, persoonlijke communicatie, 4 april 2017, bijlage 5. 92

97 BIBLIOGRAFIE Wetgeving - Richtlijn 2011/96/EU van de Raad van 30 november 2011 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, Pb.L. 29 december 2011, afl. 345, 8. - Wetboek Inkomstenbelastingen Wetboek van Vennootschappen. - Programmawet 28 juni 2013, BS 1 juli Wet 21 december 2013 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen, BS 31 december Programmawet 19 december 2014, BS 29 december Programmawet 10 augustus 2015, BS 18 augustus Wet 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen, BS 28 december Wet 18 december 2015 tot omzetting van Richtlijn 2013/34/EU van 26 juni 2013 van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, BS 30 december Wet 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, BS 30 december Programmawet 25 december 2016, BS 29 december Koninklijk besluit tot vaststelling van de modellen van de aangifteformulieren voor de bijzondere aanslag bedoeld in artikel 541 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, BS 25 september Voorbereidende documenten - Hand. Senaat , 18 juli 2013, nr MvT, wetsontwerp 28 november 2014 van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /001,

98 - Adv.RvS nr /1/2/3/4 bij de programmawet van 19 december 2014, BS 29 december Amendement (P. VANVELTHOVEN) op het wetsontwerp van programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /003, Verslag namens de commissie voor de Financiën en Begroting van 15 december 2014 bij programmawet 19 december 2014, Parl.St. Kamer , nr /009, Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 16 december 2014, Com. 009, (Vr. nr. 80 R. Deseyn). - Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 25 februari 2015, Com. 098, (Vr. nr V. Wouters). - Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 1 april 2015, Com. 138 (Vr. nr V. Wouters). - Voorontwerp van programmawet van 10 augustus 2015, Parl.St. Kamer , nr /001, MvT, wetsontwerp 1 juni 2015 van programmawet 10 augustus 2015, Parl.St. Kamer , nr /001, Amendement (J. VAN OVERTVELDT) bij programmawet 10 augustus 2015, Parl.St. Kamer , nr /005, Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 7 augustus 2015, Com. 058 (Vr. nr. 508 L. Van Biesen). - Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 28 oktober 2015, Com. 258, (Vr. nr V. Wouters). - Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 25 november 2015, Com. 276, (Vr. nr V. Wouters). - Vr. en Antw. Kamercommissie Financiën en Begroting , 25 november 2015, Com. 276, (Vr. nr C. Van Cauter). Beleidsdocumenten - Belgisch Standaardmodel voor dubbelbelastingverdragen, Belgisch ontwerp juni COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve (Programmawet van 19 december 2014) en de afzonderlijke aanslag op deze liquidatiereserve, 13 mei 2015, nr. 2015/2, 94

99 - COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de Boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag op deze liquidatiereserve, 30 september 2015, nr. 2015/6, - COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN (CBN), Advies over de boekhoudkundige verwerking van de tax shelter in hoofde van de investeerder, 17 april 2012, nr. 2012/7, - DI RUPO, E., Regeerakkoord, 1 december 2011, FOD FINANCIËN, brochure Belgian Tax Shelter 2015, - FOD FINANCIËN, Bijzondere liquidatiereserve: uiterste aangifte- én betaaltermijn - administratieve tolerantie, Nieuws 23 november 2015, - Kadernota relancestrategie, juli 2012, MICHEL, C., Regeerakkoord, 9 oktober 2014, Rechtspraak - HvJ 8 juni 2000, nr. C-375/98, ECLI:EU:C:2000:302, Epson Europe. - HvJ 4 oktober 2001, nr. C , ECLI:EU:C:2001:505, Athinaïki Zythopoiia. - HvJ 25 september 2003, nr. C-58/01, ECLI:EU:C:2003:495, Océ van der Grinten. - HvJ 26 juni 2008, nr. C-284/06, ECLI:EU:C:2008:365, Burda. - Concl. J. KOKOTT bij HvJ, 17 november 2016, ECLI:EU:C:2016:886, - GwH 25 september 2014, nr. 134/ GwH 28 januari 2015, nr. 11/ GwH 16 februari 2017, nr. 20/2017. Rechtsleer - BATS, G., Liquidatiereserve voor de kmo. Vennootschapsrechtelijke, boekhoudkundige en fiscale aandachtspunten, Acc.Act. 2015, afl. 3, BERTRAND, N., La réserve de liquidation et le régime VVPRter: illustration du principe de complexité en matière de taux réduits sur dividends, RGFCP 2016, afl. 2, BUYSSE, C., Bijkomende VVPR -regeling voor KMO-dividenden op komst, Fiscoloog 2014, afl. 1402,

100 - BUYSSE, C., KMO-dividenden: nieuwe VVPR -regeling doorstaat toets gelijkheidsbeginsel, Fiscoloog 2014, afl. 1400, CALLEBAUT, T., DE CONINCK, L., DE BRUYN, C., DEFOOR, W., DERYCKE, M., ENGELEN, J., KELL, L., MORTIER, F., STROOBANT, E., SOETE, P., VAN KEIRSBILCK, M., VAN BAELEN, O., VANHEESWIJCK, L., VERTOMMEN, S en SABLON S., Fiscaal Jaaroverzicht 2014, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, 493 p. - CLOCHERET, A., De liquidatiereserve en de bijzondere liquidatiereserve: een overzicht, TFR 2016, COOLS, S., De liquidatiereserve: aard, besluitvorming, vennootschapsbelang en aandeelhoudersgelijkheid, TRV 2015, DE WOLF, M., Les réserves de liquidation après la loi-programma du 10 août 2015, Rev.Prat.Soc. 2014, DEBELVA, F. en VANDEKERKHOVE, A., De liquidatiereserve in de praktijk: enkele bedenkingen, Fisc.Act. 2014, afl. 41, DEBELVA, F. en VANDEKERKHOVE, A., De liquidatiereserve: de addertjes onder het gras, Fisc.Act. 2014, afl. 43, DEBELVA, F. en VANDEKERKHOVE, A., Liquidatiereserves: hoe wordt de sperperiode ingevuld?, Fisc.Act. 2014, afl. 41, EL JILALI, A. en BISSCHOP, N., La réserve de liquidation: retour à la raison?, C&FP 2015, afl. 4, HINNEKENS, P. en DECROIX, K., Nieuwe maatregelen m.b.t. belastingheffing op winstuitkeringen: impact op vermogens- en successieplanning, TEP 2013, HINNEKENS, P. en GOMMERS, S., De liquidatiereserve: de saga rond belastheffing op winstuitkeringen duurt voort, TEP 2015, HINNEKENS, P. en GOMMERS, S., Liquidatiereserve: retroactieve uitbreiding naar aj en 2014, Fiscoloog 2015, afl. 1433, MARLIERE, M. en SCHOTTE, C., Le régime fiscal de la réserve de liquidation, RGCF 2015, VAN BIERVLIET, C., Tarief voor dividenden van kmo s daalt tot 22,73% of 13,64%, Fisc.Act. 2014, afl. 43, VAN CROMBRUGGE, S., CBN over boekhoudkundige verwerking van de bijzondere liquidatiereserve, Fiscoloog 2015, afl. 1444, VAN DYCK, J., Bijzondere liquidatiereserve voor aj. 2014: ook al dit jaar mogelijk, Fiscoloog 2015, afl. 1454,

101 - VAN DYCK, J., Bijzondere liquidatiereserve: oplossing bij gebroken boekjaar, Fiscoloog 2015, afl. 1437, VAN DYCK, J., De vergeten vennootschappen, Fiscoloog 2015, afl. 1444, 3. - VAN DYCK, J., Grondwettelijk Hof snelt vergeten vennootschappen te hulp, Fiscoloog 2017, afl. 1510, VAN DYCK, J., Liquidatiereserve: aanleg al mogelijk voor het boekjaar 2014, Fiscoloog 2014, afl. 1411, VAN VLIERDEN, B., BODEUX, C., MINJAUW, R., WEYN, A., DE COCK, B., MESKENS, C., BUYLAERT, M., MASURE, Q., VANDE VELDE, I., VAN DUYSE, K., CASSIMON, L., HOEFMAN, M., SCHUMACHER, P., VAN DER STRATEN, L., DE GREEF, T., Vennootschapsbelasting-rechtspersonenbelasting, in TIBERGHIEN, A. (ed.), Handboek voor fiscaal recht , Mechelen, Wolters Kluwer, 2016, VANDEKERKHOVE, A. en DEBELVA, F., De liquidatiereserve: een permanent gunstregime voor liquidatieboni én dividenden, Fisc.Act. 2015, afl. 39, VANDEKERKHOVE, A., De liquidatiereserve in MAES, L., DE CNIJF, H. en DE BROECK, L. (eds.), Fiscaal Praktijkboek Directe belastingen. Fiscale nieuwigheden praktisch bekeken, Mechelen, Wolters Kluwer, 2015, VANDEKERKHOVE, A., Gaan liquidatiereserve en tax shelter niet samen?, Fisc.Act. 2015, afl. 10, VANDEKERKHOVE, A., Liquidatiereserve kan onder de vorm van wettelijke reserve, Fisc.Act. 2015, afl. 8, VANDEKERKHOVE, A., Liquidatiereserve: dividendpolitiek op maat niet toegelaten, Fisc.Act. 2016, afl. 19, VANDEKERKHOVE, A., Liquidatiereserve: FIFO-methode over verschillende subrekeningen heen, Fisc.Act. 2015, afl. 20, VANDEN HEEDE, F., De aanleg en uitkering van een liquidatiereserve, Pacioli 2015, afl. 399, VANDENBERGHE, W., Bijzondere liquidatiereserve m.b.t. aj. 2014: 10%-aanslag kan nu al betaald worden, Fisc.Act. 2015, afl. 41, VANDENBERGHE, W., Bijzondere liquidatiereserve: CBN stelt twee boekingswijzen voor, Fisc.Act. 2015, afl. 36, VANDENBERGHE, W., CBN brengt advies uit over liquidatiereserve en afzonderlijke aanslag op liquidatiereserve, Fisc.Act. 2015, afl. 9,

102 - VANDENBERGHE, W., Het perpetuum mobile van de roerende voorheffing: verlaagde roerende voorheffing op kmo-dividenden en (uitgestelde) verhoging roerende voorheffing op liquidatieboni (met overgangsmaatregel), Not.Fisc.M. 2013, VANDENBERGHE, W., Overgangsmaatregel voor liquidatiereserve voor aanslagjaren 2013 en 2014, Fisc.Act. 2015, afl. 17, VANDENBROECK, I. en VAN VLIERDEN, B., Aftrekken van belastbare winst laten afzonderlijke aanslag op liquidatiereserve ongemoeid, Fisc.Act. 2014, afl. 43, X., Bijzondere liquidatiereserve: arrest Grondwettelijk Hof gepubliceerd, Fiscoloog 2017, afl. 1512, X., Bijzondere liquidatiereserve: wetgevend initiatief voor benadeelde vennootschappen, Fiscoloog 2017, afl. 1514, X., Bijzondere liquidatiereserve. Maximumbedrag, Fiscoloog 2015, afl. 1450, X., Roerende voorheffing stijgt van 25% naar 27%, Fisc.Act. 2015, afl. 42, 3. Nieuwsartikelen - INSTITUUT VAN DE ACCOUNTANTS EN DE BELASTINGCONSULENTEN, Bijzondere liquidatiereserve: uiterste aangifte- én betaaltermijn administratieve tolerantie, - JANSSENS, G. en VEN, C., Rechtvaardige belastingen, Beleidsnota 78 VKW Ondernemersplatform, februari POUSEELE, B., Uitkering liquidatiereserve als gewoon dividend: FIFO-principe verplicht!, maart 2017, - VAN EENHOOGE, E. en VERCRUYSSE, D., Gediversifieerde dividendpolitiek in kader van de liquidatiereserve afgewezen door de minister van Financiën, nieuws 26 augustus 2016, - VAN GEEL, C., Roerende voorheffing stijgt tot 30% (art PW 2017), Nieuws 5/01/2017, - VANTOMME, J. en VAN EENHOOGE, E., Hoe kiezen tussen VVPRbis en VVPRter?, Nieuws 10 maart 2015, - X., Verhoogde roerende voorheffing vanaf , Blog Practicali Seminaries, 98

103 Interviews - DELBROEK, R., Manager KPMG Accountants, persoonlijke communicatie, 27 april 2017, bijlage 4. - SCHIETECATTE, P., Bestuurder-vennoot Van Coile & Partners, persoonlijke communicatie, 4 april 2017, bijlage 5. 99

104 LIJST VAN BIJLAGEN - Bijlage 1: Opgave 275A, AJ 2017 met bijhorende toelichting - Bijlage 2: Aangifte van de bijzondere aanslag van de liquidatiereserve met betrekking tot boekhoudkundige winst na belasting verbonden met het aanslagjaar Bijlage 3: Aangifte van de bijzondere aanslag van de liquidatiereserve met betrekking tot boekhoudkundige winst na belasting verbonden met het aanslagjaar Bijlage 4: Interview met Dhr. Delbroek, manager KPMG Accountants - Bijlage 5: Interview met Mevr. Schietecatte, Bestuurder-vennoot Van Coile&Partners 100

105 BIJLAGE 1: Opgave 275A, AJ 2017 met bijhorende toelichting Te consulteren via 101

106 102

107 103

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/2 - Boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve (Programmawet van 19 december 2014) en de afzonderlijke aanslag op deze liquidatiereserve Advies

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/6 - Boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/6 - Boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/XXX - Boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve en de afzonderlijke aanslag op deze liquidatiereserve Ontwerpadvies van 4 maart 2015 I. Algemeen

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/XXX - Boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag

Nadere informatie

Memo inzake liquidatiereserve

Memo inzake liquidatiereserve Memo inzake liquidatiereserve 1. Algemeen De verhoogde roerende voorheffing van 25 % op liquidatieboni kan vermeden worden in KMO s: de tijdelijke vastklikregeling voor reserves (omzetting in kapitaal

Nadere informatie

Bijzondere liquidatiereserve: CBN stelt twee boekingswijzen voor

Bijzondere liquidatiereserve: CBN stelt twee boekingswijzen voor Bijzondere liquidatiereserve: CBN stelt twee boekingswijzen voor Wim Vandenberghe, Derycke & Vandenberghe Advocaten Na het advies over de gewone liquidatiereserve brengt de CBN nu ook een advies over de

Nadere informatie

Algemene verhoging van het tarief van de roerende voorheffing tot 27% - Kunnen winsten nog voordelig worden uitgekeerd?

Algemene verhoging van het tarief van de roerende voorheffing tot 27% - Kunnen winsten nog voordelig worden uitgekeerd? Algemene verhoging van het tarief van de roerende voorheffing tot 27% - Kunnen winsten nog voordelig worden uitgekeerd? Mr. Image Pieterjan not found or type Smeyers unknown Mr. Pieterjan Smeyers Advocaat

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2013/17 - De boekhoudkundige verwerking met betrekking tot de toepassing van de overgangsregeling zoals vermeld in artikel 537 WIB 92 Advies van 27 november

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2013/17 - De boekhoudkundige verwerking met betrekking tot de toepassing van de overgangsregeling zoals vermeld in artikel 537 WIB 92 Advies van 27 november

Nadere informatie

De Fairness Tax: nieuwe minimumbelasting voor grote vennootschappen?

De Fairness Tax: nieuwe minimumbelasting voor grote vennootschappen? De Fairness Tax: nieuwe minimumbelasting voor grote vennootschappen? Op 30 juli 2013 werd de wet houdende diverse bepalingen omtrent de nieuwe fiscale maatregelen in het kader van de begrotingscontrole

Nadere informatie

Overzicht van de belangrijkste wijzigingen aan het aangifteformulier inclusief de fiscale bijlagen voor het aj. 2015

Overzicht van de belangrijkste wijzigingen aan het aangifteformulier inclusief de fiscale bijlagen voor het aj. 2015 Overzicht van de belangrijkste wijzigingen aan het aangifteformulier inclusief de fiscale bijlagen voor het aj. 2015 Het model van het aangifteformulier voor aj. 2015 is verschenen in het Belgisch Staatsblad

Nadere informatie

De roerende voorheffing op dividenden werd reeds opgetrokken van 15 % naar 25%.

De roerende voorheffing op dividenden werd reeds opgetrokken van 15 % naar 25%. De roerende voorheffing op dividenden werd reeds opgetrokken van 15 % naar 25%. Vanaf 1 juli 2013 is nu ook de nieuwe wet inzake verhoging van roerende voorheffing op liquidatieboni van toepassing. Concreet

Nadere informatie

Liquidatiereserve of liquidatie - impact artikel 344 WIB'92?

Liquidatiereserve of liquidatie - impact artikel 344 WIB'92? VENNOOTSCHAPPEN // 27.03.2015 Liquidatiereserve of liquidatie - impact artikel 344 WIB'92? Auteurs:, Anouck Sandra Door de Programmawet van 28 november 2014 werd met ingang van aanslagjaar 2015 een nieuw

Nadere informatie

Overzicht van de belangrijkste wijzigingen aan het aangifteformulier vennootschapsbelasting inclusief de fiscale bijlagen voor het aanslagjaar 2016.

Overzicht van de belangrijkste wijzigingen aan het aangifteformulier vennootschapsbelasting inclusief de fiscale bijlagen voor het aanslagjaar 2016. Overzicht van de belangrijkste wijzigingen aan het aangifteformulier vennootschapsbelasting inclusief de fiscale bijlagen voor het aanslagjaar 2016. Het model van het aangifteformulier voor het aj. 2016

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN De boekhoudkundige verwerking met betrekking tot de toepassing van de overgangsregeling zoals vermeld in artikel 537 WIB 92 Ontwerpadvies van X november 2013 I. Inleiding

Nadere informatie

Fairness Tax lijst van nog hangende problemen

Fairness Tax lijst van nog hangende problemen Fairness Tax lijst van nog hangende problemen De problemen die rijzen door de wet van 30 juli 2013 kunnen in 4 categorieën worden gerangschikt: - gewenste bevestigingen - gewenste verduidelijkingen - gewenste

Nadere informatie

Incorporatie van reserves aan 10% Vers KMO kapitaal. 14 november 2013

Incorporatie van reserves aan 10% Vers KMO kapitaal. 14 november 2013 Incorporatie van reserves aan 10% Vers KMO kapitaal 14 november 2013 Programmawet 28 juni 2013 (BS 01/07/2013) 2 (c) 2013 Baker Tilly Belgium Verhoging RV op liquidatiebonus RV op liquidatieboni van 10%

Nadere informatie

Beleggen binnen of buiten de vennootschap!

Beleggen binnen of buiten de vennootschap! Beleggen binnen of buiten de vennootschap! Iven De Hoon BELEGGEN BINNEN OF BUITEN DE VENNOOTSCHAP 1. Beïnvloedt een belegging de vennootschapsbelasting?... 3 2. Beïnvloedt een belegging de notionele intrestaftrek?...

Nadere informatie

Liquidatiebonus: overgangsregel. Vroeger en nu : hoeveel Liquidatietax te betalen?.

Liquidatiebonus: overgangsregel. Vroeger en nu : hoeveel Liquidatietax te betalen?. Liquidatiebonus: overgangsregel Vanaf 1 oktober 2014 is het afgelopen met de voordelige behandeling van liquidatieboni. Het tarief van de roerende voorheffing stijgt dan van 10 naar 25 %. Om die tariefverhoging

Nadere informatie

DIVIDEND Wanneer moet u een dividend toekennen? Wanneer mag u geen dividend toekennen? Wanneer fiscaal gezien een goede keuze?

DIVIDEND Wanneer moet u een dividend toekennen? Wanneer mag u geen dividend toekennen? Wanneer fiscaal gezien een goede keuze? Binnenkort moet u op de jaarvergadering een bestemming geven aan de winst voor boekjaar 2014. U kunt die winst uitkeren als dividend of tantième of ze reserveren. Wanneer is een bepaalde winstbestemming

Nadere informatie

Spotlights - juni 2014

Spotlights - juni 2014 Spotlights - juni 2014 De fairness tax, eindelijk (wat) verduidelijking Met ingang van aanslagjaar 2014 zijn de zogenaamde "grote" vennootschappen onderworpen aan een nieuwe belasting, de "fairness tax".

Nadere informatie

Die reserves kan men al dan niet uitkeren (= dividenduitkering) tegen een gunstig tarief (zie tabel hieronder).

Die reserves kan men al dan niet uitkeren (= dividenduitkering) tegen een gunstig tarief (zie tabel hieronder). Beste Vanaf aanslagjaar 2015 (vanaf boekjaar per kalenderjaar 31/12/2014) kunnen liquidatiereserves in de vennootschap worden aangelegd tijdens de resultaatbestemming. Dit betekent dat een kleine vennootschap

Nadere informatie

DE LIQUIDATIERESERVE. De saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort

DE LIQUIDATIERESERVE. De saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort DE LIQUIDATIERESERVE De saga rond belastingheffing op winstuitkeringen duurt voort Philippe Hinnekens* en Sam Gommers** I. INLEIDING 1. Naar goede gewoonte heeft de federale wetgever vóór het einde van

Nadere informatie

1 van 5 4-10-2013 11:02 Home > Recente wijzigingen > Circulaire nr. Ci.RH.233/629.295 (AAFisc. 35/2013) dd. 01.10.2013 Algemene administratie van de Fiscaltiteit - Centrale diensten Dienst Personenbelasting

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Laurius Advocaten Fiscale Nieuwsbrief www.laurius.be Onderwerp Verlaging tarieven schenkbelasting onroerende goederen Datum Juli 2015 Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan

Nadere informatie

Rolnummer Arrestnr. 20/2017 van 16 februari 2017 ARREST

Rolnummer Arrestnr. 20/2017 van 16 februari 2017 ARREST Rolnummer 6359 Arrestnr. 20/2017 van 16 februari 2017 ARREST In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 82 en 83. eerste lid, van de programmawet van 10 augustus 2015, ingesteld door de nv

Nadere informatie

FAQ : liquidatiebonus

FAQ : liquidatiebonus FAQ : liquidatiebonus 1. Met ingang van 1 oktober 2014 gaan de roerende voorheffing (RV) en het tarief van de personenbelasting op liquidatieboni omhoog van 10 naar 25 %. 2. In het kader van een overgangsmaatregel

Nadere informatie

De pro rata aanrekening op kapitaal en belaste reserves zal inzonderheid gebeuren op basis van de breuk :

De pro rata aanrekening op kapitaal en belaste reserves zal inzonderheid gebeuren op basis van de breuk : EXTERNE PUBLICATIES // 10.12.2017 Lexalert : Nog maar eens over kapitaalverminderingen anno 2017 het impact van de pro rata aanrekening op kapitaal en (belaste) reserves anno 2018 nader bekeken! Auteurs:

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2019/XX- Boekhoudkundige verwerking van gedeeltelijk belastbare kapitaalverminderingen (art. 18 WIB 92) Ontwerpadvies van 3 juli 2019 I. Inleiding 1. Tot

Nadere informatie

ENKELE MOGELIJKHEDEN OM NOG TE GENIETEN VAN VERLAAGDE ROERENDE VOORHEFFING

ENKELE MOGELIJKHEDEN OM NOG TE GENIETEN VAN VERLAAGDE ROERENDE VOORHEFFING Editie 19 september 2013. ENKELE MOGELIJKHEDEN OM NOG TE GENIETEN VAN VERLAAGDE ROERENDE VOORHEFFING Inleiding Dividenden worden sinds 01.01.2012 uitgekeerd aan 25% roerende voorheffing. Ook het tarief

Nadere informatie

Voor wat dividenduitkeringen uit vennootschappen betreft, zijn er verregaande wijzigingen aan het fiscaal regime dat die ondergaan.

Voor wat dividenduitkeringen uit vennootschappen betreft, zijn er verregaande wijzigingen aan het fiscaal regime dat die ondergaan. Beste klant, Voor wat dividenduitkeringen uit vennootschappen betreft, zijn er verregaande wijzigingen aan het fiscaal regime dat die ondergaan. 1. De belangrijkste wijziging betreft de roerende voorheffing

Nadere informatie

Tip voor de bedrijfsleider: Vergeet uw 640 belastingvrij dividend niet!

Tip voor de bedrijfsleider: Vergeet uw 640 belastingvrij dividend niet! Tip voor de bedrijfsleider: Vergeet uw 640 belastingvrij dividend niet! Vanaf 1 januari 2018 kan elke belastingplichtige een dividenduitkering van 640 vrijstellen van belastingen. Wat zijn de spelregels:

Nadere informatie

Wat betekent de omzetting van de Europese Boekhoudrichtlijn op fiscaal vlak?

Wat betekent de omzetting van de Europese Boekhoudrichtlijn op fiscaal vlak? Wat betekent de omzetting van de Europese Boekhoudrichtlijn op fiscaal vlak? Bij wet van 18 december 2015 werd de Europese Boekhoudrichtlijn omgezet in Belgisch recht. Hierdoor wijzigde de bestaande definitie

Nadere informatie

TRANSPARANTE EN UNIFORME FISCALITEIT OP DE WAARDE DIE ONDERNEMERS CREËREN VIA HUN VENNOOTSCHAP Anonieme bijdrage

TRANSPARANTE EN UNIFORME FISCALITEIT OP DE WAARDE DIE ONDERNEMERS CREËREN VIA HUN VENNOOTSCHAP Anonieme bijdrage TRANSPARANTE EN UNIFORME FISCALITEIT OP DE WAARDE DIE ONDERNEMERS CREËREN VIA HUN VENNOOTSCHAP Anonieme bijdrage De lage vennootschapsbelasting voor ondernemingen laat bedrijven toe om winst te maken.

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Moore Stephens Verschelden www.moorestephens.be Onderwerp De incorporatie van reeds belaste reserves in kapitaal: interessant voor u? Datum 16 juli 2013 Copyright and disclaimer De inhoud van

Nadere informatie

Herstructurering tijdens wachttermijn na 'interne vereffening' Herstructurering tijdens wachttermijn na 'interne vereffening'

Herstructurering tijdens wachttermijn na 'interne vereffening' Herstructurering tijdens wachttermijn na 'interne vereffening' Page 1 of 5 Herstructurering tijdens wachttermijn na 'interne vereffening' Auteur(s): Ph. Hinnekens/S. Gommers Editie: 1461 p. 5 Publicatiedatum: 27 januari 2016 Herstructurering tijdens wachttermijn na

Nadere informatie

I. INLEIDING. http://ccff02.minfin.fgov.be/kmweb/document.do?method=printselecteddocuments&i...

I. INLEIDING. http://ccff02.minfin.fgov.be/kmweb/document.do?method=printselecteddocuments&i... Page 1 of 12 Home > Circulaire AAFisc Nr. 13/2014 (nr. Ci.RH.421/630.788) dd. 03.04.2014 Algemene Administratie van de Fiscaliteit - Operationele Expertise en Ondersteuning Dienst VENB Vennootschapsbelasting/Belasting

Nadere informatie

Inhoudstafel. Deel 1. Winstuitkeringen 11. Hoofdstuk 1. Vennootschapsrechtelijke aspecten winstuitkeringen 13

Inhoudstafel. Deel 1. Winstuitkeringen 11. Hoofdstuk 1. Vennootschapsrechtelijke aspecten winstuitkeringen 13 Inhoudstafel Deel 1. Winstuitkeringen 11 Hoofdstuk 1. Vennootschapsrechtelijke aspecten winstuitkeringen 13 1. Regels inzake kapitaalbescherming 13 2. Modelteksten AV inzake winstuitkering 15 Winstuitkeringen

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2017/XX Aftrek voor innovatie-inkomsten Ontwerpadvies van 13 september 2017

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2017/XX Aftrek voor innovatie-inkomsten Ontwerpadvies van 13 september 2017 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2017/XX Aftrek voor innovatie-inkomsten Ontwerpadvies van 13 september 2017 I. Inleiding 1. Onderhavig advies geeft toelichting over de boekhoudkundige

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN advies 2018/01 Aftrek voor innovatie inkomsten Advies van 21 maart

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN advies 2018/01 Aftrek voor innovatie inkomsten Advies van 21 maart COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN advies 2018/01 Aftrek voor innovatie inkomsten Advies van 21 maart 2018 1 I. Inleiding 1. Onderhavig advies geeft toelichting over de boekhoudkundige verwerking

Nadere informatie

Merk op dat het kostenforfait voor de genieters van baten niet langer hetzelfde zal zijn.

Merk op dat het kostenforfait voor de genieters van baten niet langer hetzelfde zal zijn. 1 van 9 13/12/2014 17:37 Ontwerp van Programmawet: overzicht fiscale maatregelen (bis) Onlangs werd op de website van de Kamer het ontwerp van Programmawet gepubliceerd, de eerste fiscale wet onder Michel

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2016/XXX Herwaarderingsmeerwaarden: gevolgen van de wijzigingen aan artikel 57 KB W.Venn. door het koninklijk besluit van 18 december 2015 Ontwerpadvies

Nadere informatie

2.1. Definitie... 2 2.2. Alleen aandelen?... 2 2.3 Alleen inkopen?... 2 2.4. Alleen bestaande aandelen?... 3 2.5. Alleen in eigen naam?...

2.1. Definitie... 2 2.2. Alleen aandelen?... 2 2.3 Alleen inkopen?... 2 2.4. Alleen bestaande aandelen?... 3 2.5. Alleen in eigen naam?... Inhoudstafel Deel 1 - Inkoop van eigen aandelen 1. Inleiding... 1 2. Wat is een verkrijging van eigen aandelen?... 2 2.1. Definitie... 2 2.2. Alleen aandelen?... 2 2.3 Alleen inkopen?... 2 2.4. Alleen

Nadere informatie

DE COMPATIBILITEIT VAN DE AUDIOVISUELE TAX SHELTER MET ANDERE FISCALE STIMULANSEN

DE COMPATIBILITEIT VAN DE AUDIOVISUELE TAX SHELTER MET ANDERE FISCALE STIMULANSEN DE COMPATIBILITEIT VAN DE AUDIOVISUELE TAX SHELTER MET ANDERE FISCALE STIMULANSEN Alexander Oberink Senior Investment Consultant Basisprincipes van de Tax Shelter De Tax Shelter is een fiscale stimulans

Nadere informatie

Tax shelter voor startende ondernemingen

Tax shelter voor startende ondernemingen Newsflash Tax shelter voor startende ondernemingen Via de tax shelter wil de Federale overheid natuurlijke personen fiscaal aanmoedigen om risicokapitaal te verschaffen aan startende ondernemingen binnen

Nadere informatie

o jaaromzet: 7.300.000 excl. btw; o balanstotaal: 3.650.000; o gemiddeld personeelsbestand: 50.

o jaaromzet: 7.300.000 excl. btw; o balanstotaal: 3.650.000; o gemiddeld personeelsbestand: 50. Toch nog dividend uitkeren aan 15 procent? Is dat nog mogelijk? Inhoud De regering wil kapitaalverhogingen bij, en de oprichting van, kmo's aanmoedigen door een verlaagd tarief in de roerende voorheffing

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2018/02 Belastingkrediet voor kosten van onderzoek en ontwikkeling. Advies van 21 maart

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2018/02 Belastingkrediet voor kosten van onderzoek en ontwikkeling. Advies van 21 maart COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2018/02 Belastingkrediet voor kosten van onderzoek en ontwikkeling Advies van 21 maart 2018 1 I. Inleiding 1. Met onderhavig advies verduidelijkt de Commissie

Nadere informatie

Verlaagde vennootschapsbelastingen vanaf 1 januari 2018!

Verlaagde vennootschapsbelastingen vanaf 1 januari 2018! Verlaagde vennootschapsbelastingen vanaf 1 januari 2018! Zoals jullie allicht gelezen hebben is de verlaging van de vennootschapsbelasting op de valreep van 2017 nog goedgekeurd. Dit is een deel van het

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2019/XX Neerlegging van de enkelvoudige jaarrekening bij de Nationale Bank van België: nieuwe modellen van de jaarrekening Ontwerpadvies van 5 juni 2019

Nadere informatie

Derde Bewerking : Aftrek van vrijgestelde verdragswinsten Aftrek van niet-belastbare bestanddelen

Derde Bewerking : Aftrek van vrijgestelde verdragswinsten Aftrek van niet-belastbare bestanddelen Derde Bewerking : Aftrek van vrijgestelde verdragswinsten Aftrek van niet-belastbare bestanddelen Yves Verdingh Juni 2018 Aftrek van verdragswinsten en vrijgestelde bestanddelen 03/10/2018 1 Derde bewerking

Nadere informatie

Circulaire 2018/C/103 over over de terugbetaling van maatschappelijk kapitaal

Circulaire 2018/C/103 over over de terugbetaling van maatschappelijk kapitaal Eigenschappen Titel : Circulaire 2018/C/103 over over de terugbetaling van maatschappelijk kapitaal Samenvatting : Deze circulaire heeft betrekking op de fiscale behandeling van een terugbetaling van maatschappelijk

Nadere informatie

24/11/2017 Het zomerakkoord: Wat nog te doen in 2017?

24/11/2017 Het zomerakkoord: Wat nog te doen in 2017? 24/11/2017 Het zomerakkoord: Wat nog te doen in 2017? De krijtlijnen van het zomerakkoord worden steeds duidelijker. Aangezien de meeste maatregelen ingaan vanaf 2018, rijst de vraag of er bepaalde zaken

Nadere informatie

Het model van het aangifteformulier voor aanslagjaar 2014 is verschenen in het Belgisch Staatsblad dd. 02.05.2014.

Het model van het aangifteformulier voor aanslagjaar 2014 is verschenen in het Belgisch Staatsblad dd. 02.05.2014. Nieuwigheden in de aangifte aanslagjaar 2014 in de belasting van niet-inwoners Buitenlandse vennootschappen, verenigingen, instellingen of lichamen die een onderneming exploiteren of zich met verrichtingen

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/1 - Boekhoudkundige verwerking van de tax shelter in hoofde van de investeerder (raamovereenkomsten gesloten vanaf 1 januari 2015) Advies van 13 mei

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2018/01 Aftrek voor innovatie-inkomsten. Advies van 21 maart

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2018/01 Aftrek voor innovatie-inkomsten. Advies van 21 maart COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBNadvies 2018/01 Aftrek voor innovatieinkomsten Advies van 21 maart 2018 1 I. Inleiding II. Kort overzicht van de aftrek voor innovatieinkomsten A. Bedrag van de

Nadere informatie

Rolnummer 5942. Arrest nr. 156/2014 van 23 oktober 2014 A R R E S T

Rolnummer 5942. Arrest nr. 156/2014 van 23 oktober 2014 A R R E S T Rolnummer 5942 Arrest nr. 156/2014 van 23 oktober 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 218, 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals van toepassing op

Nadere informatie

KMO-DEFINITIE. Richtlijn 2013/34/EU

KMO-DEFINITIE. Richtlijn 2013/34/EU Richtlijn 2013/34/EU Chronologie tot op heden : 26/06/2013 : EUR Richtlijn 19/06/2015 : De ministerraad keurde een voorontwerp van wet en KB goed 10/11/2015 : wetsontwerp : Bron : parlementaire stukken

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2016/23 Herwaarderingsmeerwaarden: gevolgen van de wijzigingen aan artikel 57 KB W.Venn. door het koninklijk besluit van 18 december 2015 Advies van 7 september

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN advies 2017/XX Belastingkrediet voor kosten van onderzoek en ontwikkeling

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN advies 2017/XX Belastingkrediet voor kosten van onderzoek en ontwikkeling COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN advies 2017/XX Belastingkrediet voor kosten van onderzoek en ontwikkeling Ontwerpadvies van 25 oktober 2017 I. Inleiding 1. Met onderhavig advies verduidelijkt

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/XX - Boekhoudkundige verwerking van de tax shelter in hoofde van de investeerder (raamovereenkomsten gesloten vanaf 1 januari 2015) Ontwerpadvies van

Nadere informatie

PERSNOTA. Het fiscaal resultaat zal worden vastgesteld op basis van een percentage (0,55%) op de omzet die werd behaald uit de diamanthandel.

PERSNOTA. Het fiscaal resultaat zal worden vastgesteld op basis van een percentage (0,55%) op de omzet die werd behaald uit de diamanthandel. Kabinet Minister van Financiën PERSNOTA Onderwerp Fiscale maatregelen Programmawet Datum Ministerraad 21.05.2015 Bankentaks Onze samenleving heeft de voorbije jaren heel wat inspanningen gedaan om de financiële

Nadere informatie

Ondernemingsgegevens. Identificatiegegevens van de onderneming AANGIFTE IN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING AANSLAGJAAR 2015

Ondernemingsgegevens. Identificatiegegevens van de onderneming AANGIFTE IN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING AANSLAGJAAR 2015 V Federale Overheidsdienst FINANCIEN Algemene administratie van de FISCALITEIT Inkomstenbelastingen AANGIFTE IN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING AANSLAGJAAR 2015 (Boekjaren op 31 december 2014 of in 2015 vóór

Nadere informatie

Drastische vermindering vennootschapsbelasting!! Iedereen in een vennootschap vanaf 2018?? Hoe in een KMOvennootschap

Drastische vermindering vennootschapsbelasting!! Iedereen in een vennootschap vanaf 2018?? Hoe in een KMOvennootschap Drastische vermindering vennootschapsbelasting!! Iedereen in een vennootschap vanaf 2018?? Hoe in een KMOvennootschap de brutowinst uitkeren aan de particuliere aandeelhouders onder een globale belastingdruk

Nadere informatie

Drastische vermindering vennootschapsbelasting!! Iedereen in een vennootschap vanaf 2018?? Hoe in een KMOvennootschap

Drastische vermindering vennootschapsbelasting!! Iedereen in een vennootschap vanaf 2018?? Hoe in een KMOvennootschap Drastische vermindering vennootschapsbelasting!! Iedereen in een vennootschap vanaf 2018?? Hoe in een KMOvennootschap de brutowinst uitkeren aan de particuliere aandeelhouders onder een globale belastingdruk

Nadere informatie

Accounting & Gevalstudies. Patrick Huybrechts

Accounting & Gevalstudies. Patrick Huybrechts Accounting & Gevalstudies Patrick Huybrechts 1 Accounting & Gevalstudies Patrick Huybrechts Accountant Belastingconsulent FideAcc Accountants www.fideacc.be 2 3 Het is onmogelijk op een correcte manier

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Taxforius Imposto Advocaten www.taxforius.be Onderwerp Fairness tax: een (tijdelijk) doekje voor het bloeden? Datum 21 februari 2014 Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen

Nadere informatie

Infosessie 12/09/2013

Infosessie 12/09/2013 Infosessie 12/09/2013 Roerende voorheffing op liquidatieboni Roerende voorheffing op dividenden Bankgeheim 10% roerende voorheffing op liquidatieboni Slaan en zalven tegelijkertijd Tarief roerende voorheffing:

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Taxforius Imposto Advocaten www.taxforius.be Onderwerp Het verlaagd tarief van de roerende voorheffing voor KMO-dividenden? Datum 6 september 2013 Copyright and disclaimer De inhoud van dit

Nadere informatie

Meerwaarden op aandelen: Vindt u uw weg in de praktijk?

Meerwaarden op aandelen: Vindt u uw weg in de praktijk? Meerwaarden op aandelen: Vindt u uw weg in de praktijk? De programmawet van 27 december 2012 heeft een nieuwe belasting op meerwaarden op aandelen ingevoerd. Meer dan één jaar na de inwerkingtreding, blijven

Nadere informatie

Michel I: bondig overzicht van de programmawet van 19 december 2014

Michel I: bondig overzicht van de programmawet van 19 december 2014 Michel I: bondig overzicht van de programmawet van 19 december 2014 De eerste fiscale en sociale begrotingsmaatrgelen uit het federale regeringsakkoord zijn vervat in de programmawet van 19 december 2014

Nadere informatie

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Aan de hand van bepaalde transacties wordt binnen groepen van vennootschappen soms gepoogd om winsten te verschuiven naar de vennootschappen

Nadere informatie

BESTEMMING VAN HET RESULTAAT

BESTEMMING VAN HET RESULTAAT BEDRIJFSWETENSCHAPPEN Hoofdstuk 4: BESTEMMING VAN HET RESULTAAT Indeling: 1. Juridische aspecten 2. Boekhoudkundige verwerking 3. Gevolgen voor de financiële structuur van de onderneming Bestemming resultaat

Nadere informatie

2. Wat is het fiscale voordeel?

2. Wat is het fiscale voordeel? 2. Wat is het fiscale voordeel? 2.1. verlaagd tarief behouden Bij twee van de voorwaarden om recht te hebben op het verlaagd tarief, is het kapitaal van belang. Het bedrag van het kapitaal kan van belang

Nadere informatie

Wetsvoorstel tot versterking van de doorkijkbelasting.

Wetsvoorstel tot versterking van de doorkijkbelasting. Wetsvoorstel tot versterking van de doorkijkbelasting. TOELICHTING De kaaimantaks is een doorkijkbelasting in de personen- en de rechtspersonenbelasting waarbij inkomsten ontvangen door een juridische

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2013/14 De boekhoudkundige verwerking van de uitgestelde belastingen bij gerealiseerde meerwaarden waarvoor de uitgestelde belastingregeling geldt en bij

Nadere informatie

Uiteenzetting van de winst

Uiteenzetting van de winst Uiteenzetting van de winst Yves Verdingh September 2018 Uiteenzetting van de winst 03/10/2018 1 Uiteenzetting van de winst Resultaat van het belastbare tijdperk ( Eerste bewerking ) (code 1410 PN) Is de

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2017/XX Onbeperkt aansprakelijk vennoot: vermeldingen in de jaarrekening

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2017/XX Onbeperkt aansprakelijk vennoot: vermeldingen in de jaarrekening COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2017/XX Onbeperkt aansprakelijk vennoot: vermeldingen in de jaarrekening Ontwerpadvies van 31 mei 2017 I. Inleiding 1. Wanneer een vennootschap onbeperkt

Nadere informatie

Aftrek voor risicokapitaal

Aftrek voor risicokapitaal Opgave 275C 1/2 Benaming :............... Ondernemingsnummer :... Federale Overheidsdienst FINANCIEN Algemene administratie van de FISCALITEIT Inkomstenbelastingen Aftrek voor risicokapitaal AANSLAGJAAR

Nadere informatie

Wijziging definitie kleine en microvennootschappen: invloed op de vrijstelling van doorstorting voor startende ondernemingen en IPA-korting

Wijziging definitie kleine en microvennootschappen: invloed op de vrijstelling van doorstorting voor startende ondernemingen en IPA-korting Wijziging definitie kleine en microvennootschappen: invloed op de vrijstelling van doorstorting voor startende ondernemingen en IPA-korting Mr. Bart Robyns Legal Consultant bart.robyns@groups.be Bepaalde

Nadere informatie

Circulaire 2018/C/118 over de vrijgestelde voorzieningen voor risico s en kosten in de VenB

Circulaire 2018/C/118 over de vrijgestelde voorzieningen voor risico s en kosten in de VenB Eigenschappen Titel : Circulaire 2018/C/118 over de vrijgestelde voorzieningen voor risico s en kosten in de VenB Samenvatting : Deze circulaire gaat over de nieuwe bepaling die betrekking heeft op de

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 Situering van de vennootschapsbelasting

HOOFDSTUK 1 Situering van de vennootschapsbelasting DEEL 1 Inleiding 31 HOOFDSTUK 1 Situering van de vennootschapsbelasting HOOFDSTUK 1 Situering van de vennootschapsbelasting In België onderscheiden we vier belastingstelsels, namelijk: 1 De directe belastingen

Nadere informatie

Activa Balans Passiva F.V.A. (aandelen) 180.000 Kapitaal 80.000 Bank 20.000 Wettelijke reserve 8.000 Beschikbare reserve 112.000 200.000 200.

Activa Balans Passiva F.V.A. (aandelen) 180.000 Kapitaal 80.000 Bank 20.000 Wettelijke reserve 8.000 Beschikbare reserve 112.000 200.000 200. verrichting heeft uitgevoerd in de loop van het boekjaar 2013, de dividenden die in aanmerking worden genomen voor de tweede term van de formule de dividenden zijn die zijn toegekend en die betrekking

Nadere informatie

Ondernemingsgegevens. Identificatiegegevens van de onderneming AANGIFTE IN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING AANSLAGJAAR 2014

Ondernemingsgegevens. Identificatiegegevens van de onderneming AANGIFTE IN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING AANSLAGJAAR 2014 V Federale Overheidsdienst FINANCIEN Algemene administratie van de FISCALITEIT Inkomstenbelastingen AANGIFTE IN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING AANSLAGJAAR 2014 (Boekjaren op 31 december 2013 of in 2014 vóór

Nadere informatie

oplossing ingevulde aangifte aj Reserves Belastbare gereserveerde winst 2/11

oplossing ingevulde aangifte aj Reserves Belastbare gereserveerde winst 2/11 2/11 Reserves Belastbare gereserveerde winst oplossing ingevulde aangifte aj. 2017 Bij het begin van het belastbare tijdperk Op het einde van het belastbare tijdperk Belastbare reserves in het kapitaal

Nadere informatie

Grote vennootschappen wat zijn de gevolgen

Grote vennootschappen wat zijn de gevolgen Grote vennootschappen wat zijn de gevolgen Inhoudsopgave Sociaal... Fiscaal... Het onderscheid tussen kleine en grote vennootschappen wordt gemaakt op basis... De fiscale voordelen van een kleine vennootschappen

Nadere informatie

Circulaire 2018/C/116 over de wijzigingen die werden aangebracht aan de tarieven van de VenB en aan de aanvullende crisisbijdrage

Circulaire 2018/C/116 over de wijzigingen die werden aangebracht aan de tarieven van de VenB en aan de aanvullende crisisbijdrage Eigenschappen Titel : Circulaire 2018/C/116 over de wijzigingen die werden aangebracht aan de tarieven van de VenB en aan de aanvullende crisisbijdrage Samenvatting : Deze circulaire bespreekt de wijzigingen

Nadere informatie

HET WIN-WINSYSTEEM VAN TAX SHELTER VOOR AUDIOVISUELE WERKEN

HET WIN-WINSYSTEEM VAN TAX SHELTER VOOR AUDIOVISUELE WERKEN HET WIN-WINSYSTEEM VAN TAX SHELTER VOOR AUDIOVISUELE WERKEN Alexander Oberink Senior Investment Consultant Wat is de Tax Shelter De Tax Shelter is een fiscale stimulus Ingevoerd door de Belgische overheid

Nadere informatie

RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN

RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN 13 mei 2019 - Aanpassing na de wet van 28 april 2019 Tax Shelter voor Groeibedrijven - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Groeibedrijven Deze checklist heeft betrekking op rechtstreekse

Nadere informatie

Update@Work Juli 2012 Nummer 3 Jaargang 8

Update@Work Juli 2012 Nummer 3 Jaargang 8 Update@Work Juli 2012 Nummer 3 Jaargang 8 Regeerakkoord Di Rupo (l): enkele fiscale maatregelen inzake de 2de pijler krijgen concrete vorm Via update@work van december 2011 informeerden wij u over de maatregelen

Nadere informatie

Afdruk aangifteformulier - Duitse vertalingen van de nieuwe rubrieken

Afdruk aangifteformulier - Duitse vertalingen van de nieuwe rubrieken VERSIE 20180920-2018 (20/09/2018) WIJZIGINGEN IN DEZE UPDATE Enkele technische wijzigingen werden doorgevoerd aan deze versie. VERSIE 20180723-2018 (23/07/2018) WIJZIGINGEN IN DEZE UPDATE Afdruk aangifteformulier

Nadere informatie

Opgelet: opvolging voorafbetalingen vennootschapsbelasting wordt terug belangrijk!!!

Opgelet: opvolging voorafbetalingen vennootschapsbelasting wordt terug belangrijk!!! Opgelet: opvolging voorafbetalingen vennootschapsbelasting wordt terug belangrijk!!! Vanaf Aj 2018 (inkomsten 2017) werd de notionele intrestaftrek aanzienlijk verminderd (0,737%) voor de KMO en het tarief

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Moore Stephens Verschelden www.moorestephens.be Onderwerp De investeringsreserve: terug van nooit weggeweest Datum 11 mei 2012 Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen

Nadere informatie

Ruling over herstructurering en omzetting van VZW. Ruling over herstructurering en omzetting van VZW

Ruling over herstructurering en omzetting van VZW. Ruling over herstructurering en omzetting van VZW Ruling over herstructurering en omzetting van VZW AddThis Sharing Buttons Share to LinkedInShare to TwitterShare to Facebook Auteur(s): Stefaan Van Crombrugge Editie: 1521 p. 5 Publicatiedatum: 10 mei

Nadere informatie

Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen

Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen 7 september 2015 Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen Deze checklist heeft betrekking op rechtstreekse investeringen in een Startersvennootschap.

Nadere informatie

2. Voordelen van een doktersvennootschap

2. Voordelen van een doktersvennootschap 2. Voordelen van een doktersvennootschap 2.1 Samenwerken Een belangrijke reden om te starten met een vennootschap is de samenwerkingsfactor. De vennoten kunnen elkaar bijstaan in raad en daad. Het is natuurlijk

Nadere informatie

Met deze beknopte samenvatting proberen wij enkele van de grootste verschillen en essentieelste kenmerken van beide landen weer te geven.

Met deze beknopte samenvatting proberen wij enkele van de grootste verschillen en essentieelste kenmerken van beide landen weer te geven. BELGIË NEDERLAND EEN WERELD VAN VERSCHIL Ondanks het feit dat België en Nederland buren zijn, nagenoeg dezelfde taal wordt gesproken en ze economisch zeer sterk verbonden zijn is er op boekhoudkundig,

Nadere informatie