Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter verruiming van de strafrechtelijke mogelijkheden tot handhaving van de openbare orde met het oog op grootschalige ordeverstoringen Nr. 4 VERSLAG Vastgesteld 24 november 1999 De vaste commissie voor Justitie 1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid. 1 Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), voorzitter, Dittrich (D66), ondervoorzitter, Rabbae (GL), Rouvoet (RPF), Van Oven (PvdA), O.P.G. Vos (VVD), Van Wijmen (CDA), Patijn (VVD), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GL), Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP), Wijn (CDA), Brood (VVD). Plv. leden: Balkenende (CDA), Verhagen (CDA), Wagenaar (PvdA), Van Vliet (D66), Arib (PvdA), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), Hoekema (D66), Karimi (GL), Schutte (GPV), Santi (PvdA), Van den Doel (VVD), Rietkerk (CDA), Rijpstra (VVD), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Van Baalen (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Oedayraj Singh Varma (GL), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), Eurlings (CDA), Kamp (VVD). 1. Inleiding 2. Verkenning van de huidige bevoegdheden om op te treden bij grootschalige ordeverstoringen 2.1 Bevoegdheden op grond van de Gemeentewet 2.2 Strafrechtelijk optreden; algemeen 2.3 Rechterlijke bevelen ter handhaving van de openbare orde 3. De voorgestelde aanpassingen 3.1 Inleiding 3.2 Voorlopige hechtenis niet toegelaten 3.3 De bereidverklaring 3.4 Koppeling aan rechterlijke afdoening 3.5 Limitering inverzekeringstelling 4. Financiële paragraaf 1. Inleiding De leden van de PvdA-fractie ondersteunen de maatregelen van de regering om wettelijke mogelijkheden te creëren tot preventief optreden tegen grootschalige ordeverstoringen. Echter, deze leden zijn niet op voorhand overtuigd dat onderhavig wetsvoorstel de ideale oplossing biedt tegen dergelijke ordeverstoringen, te meer daar de Raad van State in zijn advies in duidelijke bewoordingen de regering de indiening van dit wetsvoorstel heeft ontraden. Dit wetsvoorstel beoogt de regeling van de rechterlijke bevelen tot handhaving van de openbare orde, neergelegd in de artikelen 540 e.v. van het Wetboek van Strafvordering (Sv) toe te snijden op grootschalige ordeverstoringen in situaties waar bestuurlijke ophouding in de ogen van de regering geen soulaas meer kan bieden. Recentelijk is het wetsvoorstel «Wijziging van de Gemeentewet ter verbetering van de mogelijkheden tot KST42192 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 1999 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 1

2 bestrijding van grootschalige verstoringen van de openbare orde» (26 735; verder: wetsvoorstel bestuurlijke ophouding) aan de Kamer toegezonden. Doelstelling van beide wetsvoorstellen is het preventief optreden tegen grootschalige ordeverstoringen. Het onderhavige wetsvoorstel geeft de rechter-commissaris de bevoegdheid om te beoordelen in hoeverre een langere vrijheidsbeneming van personen die bestuurlijk zijn opgehouden onder bepaalde voorwaarden wordt gerechtvaardigd. De leden van de PvdA-fractie zijn de mening toegedaan dat er één heldere en samenhangende regeling dient te komen die het preventief ophouden van grote groepen mensen mogelijk maakt bij grootschalige openbare ordeverstoringen. Deze regeling dient in de ogen van deze leden volledige duidelijkheid te bieden. Zij doelen hiermee zowel op duidelijkheid ten opzichte van de personen die onder de bepalingen vallen als duidelijkheid ten opzicht van de handhavende organen en functionarissen. In de memorie van toelichting wordt medegedeeld dat het onderhavige wetsvoorstel een vervolg is op het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding. In dit verband wordt opgemerkt dat de leden van de PvdA-fractie in het verslag bij het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding reeds verschillende kritische opmerkingen hebben geplaatst. Deze leden constateren dat in het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding nergens wordt gesproken over het onderhavige wetsvoorstel. De memorie van toelichting bij laatstgenoemd voorstel geeft aan dat om «procedurele redenen» niet één wetvoorstel is ingediend. De leden van de PvdA-fractie vernemen graag van de regering welke procedurele redenen worden bedoeld. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering welke wettelijke mogelijkheden er momenteel bestaan om grote groepen mensen tijdens grootschalige ordeverstoringen op te houden. Zij vernemen graag van de regering waarom naast het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding en het wetsvoorstel tot verruiming van artikel 141 Wetboek van Strafrecht (wetsvoorstel ) ook nog noodzaak schijnt te bestaan tot een wijziging van de artikelen 540 e.v. Sv. In de memorie van toelichting noemt de regering de procedure van artikel 540 e.v. Sv een strafvorderlijk buitenbeentje dat niet vaak wordt toegepast. Graag vernemen deze leden van de regering of zij na een eventuele doorvoering van onderhavig voorstel een toename van het gebruik van de vernieuwde procedure verwacht. In de inleiding van de memorie van toelichting staat dat niet het «repressieve aspect» de «hoofdrol» speelt maar dat het «preventieve aspect» centraal staat. Hieruit menen deze leden te mogen concluderen dat het zwaartepunt van dit wetsvoorstel ligt bij het treffen van (tijdelijke) maatregelen tegen grootschalige verstoringen van de openbare orde en niet bij de (grootschalige) actieve vervolging en berechting van groepen oproerkraaiers. Primair doel van het Wetboek van Strafvordering is om procedures vast te leggen met betrekking tot de opsporing en berechting van verdachten. Kan de regering aangeven waarom zij bij een onderwerp dat de preventieve beteugeling van grootschalige verstoring van de openbare orde betreft gekozen heeft voor een wijziging van het Wetboek van Strafvordering? In het verlengde hiervan vernemen de leden van de PvdA-fractie graag van de regering wat nu het karakter van onderhavige wetsvoorstel is. Is het een strafrechtelijke maatregel, een vorm van voorlopige hechtenis ex artikel 67 Sv, of een ordemaatregel? De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. De bestrijding van grootschalige ordeverstoringen kan alleen dan effectief ter hand worden genomen indien er een scala aan maatregelen voorhanden is dat maatwerk mogelijk maakt. Ordeverstoringen verschillen van karakter en vereisen dan ook een gerichte aanpak. Een gerichte aanpak die in de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 2

3 eerste plaats op het niveau van de gemeente tot stand moet komen. Het is echter de rijksoverheid die verantwoordelijk is voor het creëren van een toegespitst instrumentarium. Ter gelegenheid van het aanstaande Europees kampioenschap voetbal (EK2000) is de regering nagegaan waar nog lacunes liggen in dit instrumentarium. Terecht wordt in de memorie van toelichting gesteld dat het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding het belangrijkste wetsvoorstel ter aanpassing van het wettelijk instrumentarium is. De leden van de fractie van de VVD kunnen het voorliggende wetsvoorstel dan ook niet los zien van het voorstel betreffende de bestuurlijke ophouding en overigens ook niet los van het geheel van de andere aangekondigde maatregelen alsmede van de bestaande mogelijkheden tot bewaring van de openbare orde. Vanwege welke procedurele redenen is gekozen voor een afzonderlijke indiening van de wetsvoorstellen bestuurlijke ophouding en strafrechtelijke handhaving van de openbare orde? Kan de regering aangeven wat de verhouding is van het voorliggende voorstel met de andere initiatieven zoals dat van de wijziging van artikel 141 Wetboek van Strafrecht (Sr)? De leden van de fractie van de VVD zijn geen voorstander van incidentenwetgeving. Met genoegen constateren zij daarom dat het voorgestelde middel ook toepasbaar is in andere gevallen dan incidenteel voorkomende grootschalige ordeverstoringen. Aan welke gevallen denkt de regering? Kan zij hiervan enkele voorbeelden aandragen? Is van deze toepassing wel een inschatting te maken van de kosten die hiermee gepaard gaan of betreft het hier ook incidentele toepassing? Op basis van de huidige titel VII van het vierde boek van het Wetboek van Strafvordering zijn de mogelijkheden om op basis van die artikelen op te treden beperkt. De vraag is evenwel of uitbreiding van het instrumentarium ter bewaring van de openbare orde in de richting van het voorliggende wetsvoorstel gewenst is. De leden van de fractie van de VVD zullen deze vraag beantwoorden vanuit het inzicht dat het wenselijk is te komen tot een meer effectief instrumentarium ter handhaving van de openbare orde. Maar eveneens zullen zij laten meewegen de vraag of de voorgestelde wetswijziging praktisch uitvoerbaar is, niet tot ongewenste effecten leidt en beantwoordt aan zijn doel. De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij zijn overtuigd van de noodzaak om de politie van adequate bevoegdheden te voorzien om tijdig in te kunnen grijpen wanneer grootschalige ordeverstoringen dreigen. Zeker in het kader van het aanstaande Europees kampioenschap voetbal achten zij uitbreiding van de bestaande bevoegdheden aangewezen om op ruimere schaal dan thans mogelijk is (potentiële) ordeverstoorders vast te kunnen houden. De vraag die in het kader van dit wetsvoorstel aan de orde is, is wat betreft de leden van de CDA-fractie dan ook niet óf de politie met extra bevoegdheden moet worden uitgerust die vraag is door deze leden in de inbreng bij het wetsvoorstel reeds positief beantwoord maar of naast de daar geformuleerde administratieve ophouding ook een strafrechtelijke variant is aangewezen. Voor een adequate beantwoording van die vraag hebben de leden van de CDA-fractie behoefte aan nadere informatie. De leden van de CDA-fractie kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat de instelling van deze strafrechtelijke ophoudingsmaatregel naast de bestuursrechtelijke vooral is bedoeld om de bezwaren van de tijdsbeperking die in het andere wetsvoorstel zijn gelegen op te heffen. Het voorstel heeft, zo krijgen zij de indruk, veel minder te maken met het mogelijk maken van een uiteindelijke veroordeling van verdachten. Is een vrijheidsbeneming zoals in dit wetsvoorstel voorzien niet veel te kort in het licht van een te voeren strafrechtelijke procedure, zo vragen deze leden. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 3

4 De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering om de strafrechtelijke handhavingsmogelijkheden bij grootschalige ordeverstoringen te verruimen. Dit wetsvoorstel moet in nauwe samenhang worden gezien met het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding. Beide strekken ertoe vrijheidsbeneming met een preventief oogmerk mogelijk te maken in geval van grootschalige ordeverstoringen. Het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding doet dat vanuit de optiek van handhaving van de openbare orde door het bestuur. Het voorliggende wetsvoorstel beoogt de huidige procedure betreffende de rechterlijke bevelen ter handhaving van de openbare orde aan te passen en meer toe te snijden op grootschalige ordeverstoringen, opdat zij diensten kan bewijzen in gevallen waarin met bestuurlijke ophouding niet kan worden volstaan. Deze leden zouden nader toegelicht willen zien waarom is gekozen voor twee afzonderlijke wetsvoorstellen, een voorstel regelende de bestuurlijke ophouding en een voorstel tot wijziging van artikel 540 e.v. Sv. Er is een duidelijke samenhang, die door gescheiden behandeling snel verloren kan gaan. Bovendien is er het risico dat licht gaat ontstaan tussen beide regelingen. De leden van de fractie van GroenLinks vinden het lovenswaardig dat de regering niet langer het onderzoeksbelang wil aanvoeren als rechtsgrond voor inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis met als enig doel grootschalige ongeregeldheden (verder) te voorkomen. Niettemin zijn zij verontrust over het voorstel van de regering om de strafrechtelijke mogelijkheden tot handhaving van de openbare orde te verruimen. De leden van de fractie van GroenLinks zijn terughoudend ten aanzien van het voorstel om vrijheidsbeneming voor louter preventiedoeleinden mogelijk te maken. Zij hebben grote moeite met de mogelijkheid tot vrijheidsontneming over te gaan terwijl er geen vrijheidsbenemende sanctie te verwachten is. Hoe kan de regering dit rechtvaardigen, onder andere in het licht van het proportionaliteitsvereiste? De vrijheidsontneming zal uiteraard door betrokkene als straf worden ervaren. De leden van de GroenLinks-fractie vinden de reactie van de regering op het ontraden door de Raad van State onvoldoende beargumenteerd. Heeft de regering wijzigingen overwogen om toch tegemoet te komen aan de bezwaren van de Raad van State? Daarnaast vinden zij het onwenselijk dat het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding een afzonderlijk wetgevingstraject bewandelt, nu de beide wetsvoorstellen als complementair moeten worden gezien. Acht de regering een gezamenlijke behandeling niet evenzeer wenselijk? De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van artikel 540 e.v. Sv. Zij constateren een overlap in juridische zin tussen dit wetsvoorstel, de wijzigingen van artikel 141 Sr (verruiming van het delict openlijk geweld) en het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding. Het blijkt dat maar in beperkte mate rekening is gehouden met de samenhang tussen genoemde wet(svoorstellen). Waarom deze complexe weg? Zou het niet volstaan het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding zo aan te passen dat vrijheidsbeneming wordt uitgebreid? Kan de regering antwoorden waarom hier niet voor is gekozen? De leden van de SP-fractie zijn van mening dat duidelijke wetgeving met afbakening van de jurisdictie gewenst is. Uit dit wetsvoorstel, de memorie van toelichting en de commentaren van onder andere de Raad van State blijkt dat met genoemd voorstel geen eenheid komt in de wetgeving. De leden van de SP-fractie zijn voorshands niet overtuigd van de wenselijkheid van deze vorm. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 4

5 De leden van de fracties van GPV en RPF hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel heeft als doel het strafrechtelijk instrumentarium te verbeteren zodat het effectiever in te zetten is bij de handhaving van de openbare orde indien zich grootschalige ordeverstoringen voordoen. Daartoe wordt voorgesteld de procedure zoals die beschreven staat in artikel 540 e.v. Sv aan te passen. Dit voorstel dient volgens de regering complementair te worden gezien aan het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding. Met dat wetsvoorstel, waarmee de Gemeentewet gewijzigd wordt, beoogt de regering de bestuurlijke middelen uit te breiden die de burgermeester ter beschikking staan om de openbare orde te handhaven. Hierdoor kan een burgemeester beter optreden bij ingrijpende verstoringen van de openbare orde. De leden van de GPV en RPF-fracties vinden het een goede zaak dat de regering met het onderhavige wetsvoorstel ook met betrekking tot het strafrecht haar verantwoordelijkheid neemt inzake de handhaving van de openbare orde. De genoemde leden hebben enkele vragen bij dit wetsvoorstel. De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling doch niet zonder reserves van het wetsvoorstel kennisgenomen. Gegeven de samenhang met de wetsvoorstellen en het laatste voorstel wordt zelfs complementair aan het onderhavige genoemd betreuren deze leden het dat op deze samenhang in de memorie van toelichting niet breder is ingegaan. Welke zijn bijvoorbeeld de «procedurele redenen» dat niet één wetsvoorstel is ingediend en zijn deze redenen van zodanig gewicht dat ze niet opwegen tegen de nadelen die kleven aan aparte trajecten? Acht de regering het niet wenselijk dat de verdere behandeling van beide bedoelde wetsvoorstellen verder zoveel mogelijk gecoördineerd verloopt? In het vervolg van deze bijdrage komen deze leden nog terug op inhoudelijke raakvlakken tussen beide wetsvoorstellen. Individuele verantwoordelijkheid De leden van de fractie van de VVD constateerden in hun inbreng bij het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding dat er in zijn algemeenheid een behoefte ontstaat aan een meer fundamentele beschouwing over de wenselijkheid van een verschuiving van individuele strafrechtelijke aanpak naar een groepsgerichte bestuurlijke oplossing van grootschalige ordeverstoringen. Het nu voorliggende voorstel versterkt deze constatering omdat nu, zoals de memorie van toelichting opmerkt, gebruik wordt gemaakt van een strafvorderlijk buitenbeentje. Onderschrijft de regering deze constatering en kan zij bij de behandeling van het voorliggende wetsvoorstel hierop ingaan of zal zij dit doen bij een afzonderlijke gelegenheid? Kan de regering ingaan op de vraag of een aparte wet op de openbare orde een antwoord kan vormen op de hiervoor geconstateerde vraag? Zoals de leden van de fractie van D66 ook in het verslag bij het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding hebben aangegeven, is er nogal een overlap tussen het onderhavige wetsvoorstel en de wetsvoorstellen bestuurlijke ophouding en de wijziging van artikel 141 Sr. Bij alle drie de wetsvoorstellen is een tendens te bespeuren in loslating van het individuele daadstrafrecht en de individuele verantwoordelijkheid. Graag zouden deze leden vragen of de regering hier nader op in wil gaan alsmede op de onderlinge verhouding tussen deze drie wetsvoorstellen. Worden met de wijziging van artikel 141 Sr het onderliggend wetsvoorstel alsmede het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding niet overbodig? Wat is, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks, de reactie van de regering op de stelling van de Nederlandse Orde van Advocaten dat er een tendens is om het strafrecht zodanig te wijzigen dat het principe van Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 5

6 individuele aansprakelijkheid en individueel strafrecht onder druk staat? Acht de regering onderhavig wetsvoorstel niet een voorbeeld van deze tendens? Met betrekking tot het aspect van de samenhang tussen het onderhavige en de reeds genoemde wetsvoorstellen, met name wetsvoorstel , menen de leden van de SGP-fractie, met de Nederlandse Orde van Advocaten, de tendens te bespeuren om het beginsel van het individuele daadstrafrecht en de individuele verantwoordelijkheid los te laten. 2. Verkenning van de huidige bevoegdheden om op te treden bij grootschalige ordeverstoringen 2.1 Bevoegdheden op grond van de Gemeentewet De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het onderhavige voorstel geenszins bijdraagt aan de duidelijkheid in het complex van uiteenlopende wijzigingsvoorstellen ter beteugeling van grootschalige openbare ordeverstoringen. Enerzijds is er sprake van een bestuurlijke ordemaatregel waarbij de burgemeester kan besluiten om over te gaan tot het preventief bestuurlijk ophouden van (grote) groepen personen. Anderzijds wordt in het onderhavige wetsvoorstel voor een strafvorderlijke benadering gekozen waarbij aan de rechter-commissaris de bevoegdheid wordt toegedicht om zich over dezelfde problematiek te buigen. Deze leden zijn van mening dat de verschillende voorstellen alleen maar leiden tot onduidelijkheid over de positie van de op te houden persoon of personen. Wie wordt waarom aangehouden en op grond van welke regeling? Waarom wil de regering de beteugeling van grootschalige ordeverstoringen middels zulke uiteenlopende regelingen vorm geven? Met de Raad van State zijn deze leden van mening dat de primaire verantwoordelijkheid voor de handhaving van de openbare orde en de bevoegdheid daartoe maatregelen te treffen en bevelen te geven niet berust bij de rechter-commissaris, maar bij het bestuur, meer in het bijzonder de burgemeester. Het is de taak van de bestuursrechter om de manier waarop het bestuur de openbare orde handhaaft te controleren. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding is gestoeld op dit uitgangspunt. Zo kan de situatie ontstaan waarbij twee verschillende rechters met verschillende bevoegdheden zich over dezelfde situatie dient te buigen. Deze leden vragen de regering haar mening over deze situatie. Tevens vragen deze leden de regering waarom zij bij verschillende regelingen die hetzelfde doel aanhangen uiteenlopende uitgangspunten hanteert. Het komt de leden van de CDA-fractie voor dat hier een strafrechtelijke maatregel wordt geïntroduceerd om een probleem van openbare orde op te lossen. Een taak die naar hun mening toch primair tot de bevoegdheden van de burgemeester moet worden gerekend. Dit probleem doet zich voor door het enkele feit dat in de bestuurlijke ophouding een tijdslimiet van 12 uur is vastgelegd. Daarom komt het deze leden voor dat de oplossing van het openbare orde probleem in die wet moet worden gevonden. De regering heeft in het wetsvoorstel ten aanzien van de bestuurlijke ophouding een doorslaggevende betekenis toegekend aan wat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EHRM) mogelijk zou kunnen uitspreken. Deze leden plaatsen vraagtekens bij deze opstelling van de regering. De leden van de D66-fractie blijven van mening dat de primaire verantwoordelijkheid voor de openbare orde ligt bij het bestuur, de burgemeester. Het doet merkwaardig aan dat nu langs deze omweg van het rechterlijk bevel de rechter-commissaris mede geroepen zal worden de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 6

7 openbare orde te handhaven. Het feit dat deze bevoegdheid slechts zal worden toegepast indien strikt noodzakelijk doet daaraan niet af. Openbare orde is een primaire verantwoordelijkheid van het bestuur, met name de burgemeester, die niet adequaat kan worden uitgeoefend indien ook vanuit de strafrechtelijke keten kan worden ingegrepen, zo stellen de leden van de fractie van GroenLinks. De regering stelt dat ook in de toekomst de regeling van de rechterlijke bevelen tot handhaving van de openbare orde slechts sporadisch van toepassing zal zijn. Maar welke waarborgen geeft de regering daarvoor? Op welke wijze kan zij garanderen dat de voorgestelde bepaling slechts als ultimum remedium zal worden gehanteerd, zeker nu zij stelt dat deze regeling niet alleen bij grootschalige ordeverstoringen zal worden toegepast? Vermenging van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving achten de leden van de GroenLinks-fractie onwenselijk. De Raad van State noemt als een van zijn bezwaren dat een samenloop van bestuursrechtelijke toetsing en strafrechtelijke toetsing kan leiden tot een verschillende beantwoording van de vraag of het belang van de openbare orde een (verdere) vrijheidsontneming vereist. De regering noemt de verschillende wettelijke criteria, maar zal toch moeten erkennen dat de burgemeester moet toetsen of er een risico is voor de openbare orde, en de rechtercommissaris of de openbare orde ernstig is aangerand dan wel of de openbare orde de inverzekeringstelling dringend vordert. Hoe denkt de regering om te gaan met verschillende beantwoording van deze vragen vanuit de verschillende disciplines? De leden van de fractie van de SP wijzen erop dat het kernvraagstuk is waar de handhaving van de openbare orde gelegd wordt. In Nederland ligt deze bij de burgemeester van een gemeente. In het onderhavige wetsvoorstel krijgt de rechter(-commissaris) op vordering van het openbaar ministerie deze rol toebedeeld. Dit is in strijd met het principe dat de taak van de rechter is te controleren hoe het bestuur en burgemeester de openbare orde handhaven, zoals geregeld in het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding. Kan de regering preciseren meer dan in de reactie op het advies van de Raad van State waarom de handhavingsautoriteit in dit voorstel bij de rechter(-commissaris) is gelegd? Het wetsvoorstel leidt er ook toe dat de jurisdictie bij meer dan één rechtsstructuur kan komen te liggen: zowel bij de bestuursrechter als bij de strafrechter. Dit is ongewenst omdat daarmee ook onduidelijk kan worden op welke grond een persoon is aangehouden: in het kader van de handhaving van de openbare orde (bestuursrechtelijk) of omdat er strafbare feiten gepleegd zijn tijdens die ordeverstoringen (strafrechtelijk)? Dit leidt tot een grijs gebied; strafbare feiten gepleegd tijdens grootschalige ordeverstoringen zullen moeilijk te bewijzen zijn. Dit zal tot gevolg hebben dat in de procesgang verstoppingen kunnen optreden en dat de rechtmatigheid ter discussie zal komen te staan. 2.2 Strafrechtelijk optreden; algemeen De regering acht het instrument van de voorlopige hechtenis in de gevallen waarin bij dit wetsvoorstel wordt voorzien ontoereikend. De leden van de CDA-fractie kunnen zich dit probleem voorstellen bij een grens in de bestuurlijke ophouding van 12 uur. Geldt dit argument nog steeds bij een verlengde bestuurlijke ophouding? Zou in dat geval denkbaar zijn dat de regeling van de voorlopige hechtenis zou worden aangepast? Kan de regering aangeven welke middelen thans ter beschikking staan om herhaling van misdrijven die onder het bereik van dit wetsvoorstel vallen, waarop dus geen voorlopige hechtenis staat, binnen het tijdsbestek van een (voetbal) toernooi te voorkomen? Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 7

8 2.3 Rechterlijke bevelen ter handhaving van de openbare orde De leden van de fractie van D66 stellen vast dat het rechtelijk bevel ter handhaving van de openbare orde ooit in 1926 is geïntroduceerd als aanvulling op de regeling van de voorlopige hechtenis. Bij ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit waardoor de openbare orde wordt aangetast maar waarbij geen voorlopige hechtenis is toegestaan, kan tot zo n rechterlijk bevel worden overgegaan. De procedure is echter een zeer bewerkelijke. Er moet allereerst sprake zijn van gevaar voor herhaling of voortzetting van het feit. En ook dan kan niet zomaar tot inverzekeringstelling worden overgegaan. Want er moet de gelegenheid worden geboden tot bereidverklaring en zekerheidstelling. En als daarvan sprake is, moet betrokkene twee keer worden opgepakt en voor de rechtercommissaris worden geleid. In de nu voorgestelde regeling grootschalige ordeverstoringen worden deze drempels in feite afgeschaft. De leden van de D66-fractie vragen zich af of daardoor niet het karakter van de in artikel 540 e.v. Sv verankerde procedure ingrijpend wordt veranderd. Wordt hierdoor niet een grotere inbreuk op de grondrechten gemaakt? Mag als geen vrijheidsbenemende sanctie wordt verwacht wel vrijheidsbeneming op grond van artikel 540 e.v. Sv plaatsvinden? Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat een verdachte die een relatief licht vergrijp heeft begaan 12 dagen wordt vast gehouden, niet als straf maar als maatregel ter handhaving van de openbare orde. Komt hiermee niet het proportionaliteitsbeginsel in geding, zo vragen de leden van de D66-fractie. De leden van de SGP-fractie tonen als zodanig begrip voor het argument dat de huidige regeling ter voorkoming of herhaling bij massale ordeverstoringen nauwelijks uitvoerbaar is. Toch menen zij dat hier in feite (ook) van een capaciteitsvraagstuk sprake is. Hun vraag is of aanscherping van de regeling waardoor een grotere inbreuk op grondrechten wordt gemaakt te rechtvaardigen is, omdat er (capaciteits)problemen zijn op het gebied van handhaving en controle. Is dit wel een juiste en door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) toegelaten grond om een verdergaande inbreuk op grond- en mensenrechten te rechtvaardigen? Wanneer een verdachte niet bereid is te verklaren dat hij zich aan een bevel ter voorkoming zal houden, kan hij dan niet reeds op grond van de huidige regeling (artikel 545, eerste lid, Sv) in verzekering worden gesteld? Speelt bij de argumentatie voor de wijziging op dit punt geen rol dat de regering de geloofwaardigheid van een verdachte (eerder) in twijfel trekt naarmate de mogelijkheid tot controle kleiner is? 3. De voorgestelde aanpassingen 3.1 Inleiding Samenhang met het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding Zoals de leden van de fractie van de PvdA hierboven reeds hebben opgemerkt, ziet de regering de voorgestelde nieuwe regeling als eventueel verlengstuk van de bestuurlijke ophouding. De leden vragen de regering of dit betekent dat personen eerst bestuurlijk moeten zijn opgehouden om onder de toepassing van de gewijzigde procedure van artikel 540 e.v. Sv te vallen. In de memorie van toelichting staat dat onderhavig voorstel complementair is aan het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding. Eerstgenoemd voorstel dient erop toe te zien dat zij diensten kan bewijzen in gevallen waarin met bestuurlijke ophouding niet kan worden volstaan, aldus de regering. Graag vernemen deze leden van de regering aan wat voor gevallen zij denkt. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 8

9 Hoewel de regering in haar antwoord aan de Raad van State terecht opmerkt dat de betrokken autoriteiten bij toepassing van de verschillende handhavingsinstrumenten niet voor dezelfde vraag worden gesteld, blijft het de vraag voor de leden van de VVD-fractie of bij de vaak spoedeisende handhaving van de openbare orde niet teveel procedures en autoriteiten langs elkaar heen gaan werken. Kan de regering ingaan op de vraag van de leden van de fractie van de VVD? Begrijpen de leden van de fractie van de VVD het voorstel goed indien zij opmerken dat het niet noodzakelijk is dat alvorens het voorgestelde instrument kan worden toegepast eerst de bestuurlijke ophouding is toegepast maar dat dit wel in aansluiting hierop kan gebeuren? Is wel noodzakelijk dat er een verdenking bestaat tegen de betrokkenen? Ligt het niet in de rede dat indien er zo n verdenking bestaat, de gewone strafrechtelijke procedure wordt gevolgd? Gelet op de grote belangen die ten aanzien van de bescherming van de openbare orde op het spel staan, begrijpen de leden van de CDA-fractie niet goed waarom de regering niet uitgaat van de mogelijkheid van een verlenging van de bestuurlijke ophouding zoals de Raad van State adviseert. Deze leden zijn van mening dat de regering te weinig waarde hecht aan het advies van de Raad van State in deze. Kan de regering aan de hand van op dit soort situaties toegesneden jurisprudentie aantonen waarom zij, anders dan de Raad van State, van mening is dat eisen van proportionaliteit en subsidiariteit zich verzetten tegen een langere bestuurlijke ophouding dan 12 uur? Deze leden hebben sterk de indruk dat de regering slechts vermoedens heeft ten aanzien van de opstelling van het EHRM, zonder dat zij deze met voorbeelden kan staven. Deze leden achten de regering hier onnodig terughoudend. Zij vinden de oplossing die de regering nu kiest om dit probleem te omzeilen, te weten een onderscheid tussen enerzijds de bestuurlijke ophouding en anderzijds het eventuele strafrechtelijke vervolg, minder voor de hand liggend. Zou het EHRM een dergelijke wet in de redenering van de regering niet evenzeer in strijd met het verdrag kunnen verklaren, nu toch vooral sprake is van een openbare orde maatregel? Kan de regering concreet toelichten welke zelfstandige functie dit wetsvoorstel zou hebben, indien de 12-uursgrens in het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding zou worden verschoven? In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding staat dat deze regeling niet bedoeld is om overtreders strafrechtelijk te vervolgen of zo n vervolging te faciliteren. Dit betekent volgens de leden van de GPV en RPF-fracties onder meer dat tijdens bestuurlijke ophouding geen mensen strafrechtelijk mogen worden aangehouden van wie op het moment dat de bestuurlijke ophouding begon al een ernstig vermoeden bestond dat zij strafbare feiten hebben gepleegd. Dan hadden zij tegelijk met het oog op een strafrechtelijk onderzoek aangehouden moeten worden. De leden van de fracties van GPV en RPF zouden van de regering willen vernemen of zij deze zienswijze deelt. De leden van de SGP-fractie stellen met betrekking tot dit punt de navolgende vragen. Is de gewijzigde procedure van artikel 540 e.v. Sv ook van toepassing op personen die niet eerst bestuurlijk zijn opgehouden? Zal de gewijzigde procedure van artikel 540 e.v. Sv ook meer gebruikt worden in andere gevallen dan bij grootschalige ordeverstoringen? Maakt wetsvoorstel tot wijziging van artikel 141 Sr het onderhavige wetsvoorstel niet overbodig? Kunnen ook personen tegen wie reeds een redelijk vermoeden van schuld bestaat en die dus al kunnen worden aangemerkt als verdachte bestuurlijk worden opgehouden? Zo ja, is er dan geen sprake van misbruik van artikel 5, eerste lid, onder b, EVRM? Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 9

10 De procedure betreffende de rechterlijke bevelen De leden van de fractie van de PvdA stellen vast dat uit zowel het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding als het onderhavige voorstel niet blijkt wat de regering precies voor ogen heeft bij het aspect preventief ophouden. Wat wordt verstaan onder «grootschalig»? Wat wordt verstaan onder «openbare ordeverstoring»? Wat is de termijn voor ophouden die de regering noodzakelijk acht om een grootschalige openbare ordeverstoring te voorkomen? Deze leden vragen zich af of de regering aan de hand van de ervaringen (evaluaties) opgedaan met grootschalige ordeverstoringen in het verleden richtlijnen heeft opgesteld met (minimale) eisen waaraan een nieuwe regeling dient te voldoen. Zij vernemen graag van de regering in hoeverre de verschillende in het wetsvoorstel gewijzigde termijnen noodzakelijk zijn gebleken naar aanleiding van ervaringen in het verleden. Kan de regering deze leden duidelijkheid verschaffen of de voorgestelde wetswijziging ook betrekking kan hebben op een individueel persoon? Moet er in die zin sprake zijn van een groep individuen wil men onder de werking van artikel 540 e.v. Sv vallen? Zo ja, in welke grootte? Een van de in het wetsvoorstel opgenomen voorwaarden om over te gaan tot inverzekeringstelling ingevolge artikel 540 e.v. Sv is dat er sprake moet zijn van een verdachte. Echter wanneer men het uitgangspunt huldigt dat de onderhavige nieuwe procedure een aanvulling is op de bestuurlijke ophouding kan dit in de ogen van deze leden betekenen dat een persoon als «niet verdachte» bestuurlijk wordt opgehouden en vervolgens als verdachte in verzekering kan worden gesteld. Deze leden vragen de regering of het wel of niet mogelijk is dat personen, zonder verdacht te zijn van een strafbaar feit, in het kader van artikel 540 e.v. Sv in verzekering kunnen worden gesteld. Het wetsvoorstel spreekt over gewichtige bezwaren tegen een verdachte. De leden vernemen graag van de regering wat zij onder gewichtige bezwaren verstaat. Tevens noemt het voorstel het gevaar voor herhaling of voortzetting van een strafbaar feit waardoor de openbare orde ernstig is aangerand. Kan de regering voorbeeld geven van concrete gevallen waarin een dergelijke situatie zich voor kan doen? Van verschillende kanten ontving de regering advies over het onderhavige wetsvoorstel. Met name het oordeel van de Raad van State weegt voor de leden van de fractie van de VVD zwaar omdat met name hier een aantal belangrijke fundamentele bezwaren worden geuit tegen de strafrechtelijke pendant van de bestuurlijke ophouding. Deze bezwaren wegen voor de Raad van State zodanig zwaar dat zij tot het advies komt het wetsvoorstel niet te zenden aan de Tweede Kamer. In antwoord hierop stelt de regering dat de voorgestelde procedure een ultimum remedium blijft. Hoe verhoudt deze stelling zich tot de wens van uitbreiding van artikel 540 e.v. Sv? Deze vraagt rijst temeer nu in de memorie van toelichting wordt gesteld dat de voorgestelde wijziging minder vernieuwend is dan op het eerste gezicht wellicht lijkt. Als het voorliggende wetsvoorstel slechts een geringe wijziging met zich brengt, kan dan worden verwacht dat dit desalniettemin zal leiden tot ruimere mogelijkheden tot toepassing? Leidt vervolgens een ruimere toepassing niet toch tot een groot beslag op de strafrechtelijk keten? Of is het de bedoeling zeer spaarzaam gebruik te maken van het voorgestelde middel door, zoals de memorie van toelichting stelt, een grondige afweging te maken over de personen tegen wie het instrument moet worden ingezet? Verhoudt een dergelijk spaarzaam gebruik zich tot het versterken van een strafvorderlijk buitenbeentje? De leden van de D66-fractie zijn voorshands nog niet overtuigd van de noodzaak en wenselijkheid van de voorgestelde uitbreiding van de procedure van artikel 540 e.v. Sv. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 10

11 Zoals ook bij de schriftelijke voorbereiding van het wetsvoorstel bestuurlijke ophouding is aangegeven, staan de leden van de fractie van D66 gereserveerd ten aanzien van voorstellen waarbij de grondwettelijk vastgelegde bescherming van de persoonlijke vrijheid te zeer wordt aangetast. Weliswaar kan de regering worden toegegeven dat het enigszins merkwaardig is dat voor lichtere overtredingen deze vorm van inverzekeringstelling wel mogelijk is, maar voor zwaardere vormen niet. Wellicht kan daartegenover worden aangevoerd dat voor die zwaardere vormen andere bepalingen in het Wetboek van Strafvordering zijn opgenomen juist ter bescherming van het opsporings- en vervolgingsbelang. Cruciaal lijkt echter de vraag die in de commentaren wordt opgeworpen en die ervan uitgaat dat het zeer te betwijfelen is of de nu voorgestelde verruiming wel geschikt is om te worden ingezet bij grootschalige ordeverstoringen. Het blijft immers een redelijk gecompliceerde procedure, waarbij in korte tijd een groot aantal verdachten zal moeten worden aangehouden en worden voorgeleid. Ook de bewijslast zal niet eenvoudig zijn. Met name door de Nederlandse Verenging voor Rechtspraak (NVvR) en de Raad van State wordt aan dit punt ruime aandacht besteed. Als die twijfel reëel is, ontvalt de belangrijkste grond voor dit wetsvoorstel. Daarom zouden deze leden graag uiteengezet zien waarom de voorgestelde verruiming naar het oordeel van de regering juist of mede geschikt is bij grootschalige ordeverstoringen. Deze leden vragen zich af of het niet praktischer is om in het strafrechterlijke traject aan te sluiten bij de gangbare procedures als het aanhouden en uitreiken van een gewone snelrechtdagvaarding voor de minder zware gevallen en het toepassen van voorlopig hechtenis bij de zwaardere gevallen? Eén van de vereisten voor het geven van een rechterlijk bevel is ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit. Graag zouden de leden van fractie van D66 het heterdaadsvereiste nader ingevuld willen zien. Kan het ontdekken van een strafbaar feit op camerabeelden ten tijde van de bestuurlijke ophouding van iemand wel gezien worden als op heterdaad betrappen? Bestuurlijke ophouding heeft een maximum duur van 12 uur. De vraag is of een tijd van 12 uur nog wel gezien kan worden als «terstond nadat het feit begaan is». Is het gevaar niet groot, zo vragen de leden van de D66-fractie zich af, dat de bestuurlijke ophouding slechts wordt gebruikt om de bewijslast tegen bepaalde personen uit de opgehouden groep rond te krijgen ten tijde van de bestuurlijke ophouding? Is het mogelijk dat personen waartegen al een vermoeden bestaat van strafrechtelijke overtredingen bestuurlijk worden opgehouden? Indien dat het geval is, gaat dan de bestuurlijke ophouding niet verdacht veel weg hebben van een soort voorlopige hechtenis? De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het heterdaadsvereiste niet te zeer wordt opgerekt, indien het feit zich heeft voorgedaan voorafgaand aan de bestuurlijke ophouding. Als de opsporingsactiviteiten onafgebroken moeten zijn verricht, dan zou de verdachte toch direct na aanhouding zijn voorgeleid aan de rechter-commissaris? Indien de verdenking pas ontstaat tijdens de bestuurlijke ophouding, is er toch geen sprake van onafgebroken opsporingsactiviteiten? De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering nader in te gaan op het begrip «gewichtige bezwaren tegen de verdachte». Op welke wijze is dit begrip inmiddels uitgekristalliseerd? Komt dit overeen met de uitleg van het begrip «ernstige bezwaren» van artikel 67, derde lid, Sv? Kan de regering eveneens ingaan op het begrip «gevaar voor herhaling/ voortzetting»? Kan de regering de leden van de SP-fractie een exacte definitie geven van «grootschalige» en «ordeverstoring»? Acht de regering het voorstel ook van toepassing bij grootschalige vreedzame demonstraties die eventueel Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 11

12 door hun omvang (verkeers-) blokkerend (en daarmee «ordeverstorend») kunnen werken? Betreffende de voorwaarde voor de toepassing van de vernieuwde regeling van artikel 540 e.v. Sv stellen de leden van de SGP-fractie de vraag of aan het vereiste van «heterdaad» wordt voldaan wanneer de rechter-commissaris, ná het optreden van de politie ter handhaving van de openbare orde dus niet zijnde opsporingsactiviteiten waarbij geen aanhouding van verdachten heeft plaatsgevonden, overgaat tot inverzekeringstelling van tijdens de bestuurlijke ophouding gebleken verdachten. Kan alsdan, na 12 uur, van het onafgebroken verrichten van opsporingshandelingen worden gesproken? Betreffende de voorwaarde van het bestaan van «gewichtige bezwaren» merken de leden van de SGP-fractie op dat deze term al in artikel 540 Sv voorkomt, maar verder in het Wetboek van Strafvordering niet wordt aangetroffen. Wordt met dit begrip hetzelfde bedoeld als met het begrip ernstige bezwaren dat in artikel 67, derde lid, Sv staat? Betreffende de voorwaarde «gevaar voor herhaling/voortzetting» merken de leden van de SGP-fractie op dat deze ook thans reeds in artikel 540 Sv voorkomt. Kan aan de hand van voorbeelden worden toegelicht op grond waarvan kan/moet worden aangenomen dat gevaar voor herhaling/ voortzetting bestaat? 3.2 Voorlopige hechtenis niet toegelaten De leden van de fractie van de VVD stellen vast dat het wetsvoorstel de mogelijkheid tot toepassing van artikel 540 e.v. Sv verruimt door onder andere de beperking tot delicten waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan weg te nemen. Denkbaar is hierdoor dat de betrokkene verdacht wordt van een feit waarvoor naar alle waarschijnlijkheid geen hechtenis zal volgen. Hij zal evenwel op grond van artikel 540 e.v. Sv in verzekering worden gesteld. Rechtvaardiging hiervoor kan, wat de leden van de fractie van de VVD betreft, alleen worden gevonden in het belang van de bescherming van de openbare orde. Hoe verhoud zich hiermee de stelling dat het met de wetswijziging mogelijk wordt dat de verdachte aanwezig zal zijn bij zijn berechting? Het principe van het rechterlijk bevel als aanvulling op de regeling van de voorlopige hechtenis wordt met dit wetsvoorstel losgelaten, zo stellen de leden van de fractie van D66 vast. Als gevolg daarvan kan de officier van justitie straks bij de zwaardere strafbare feiten op het gebied van de openbare orde kiezen voor inverzekeringstelling met aansluitende de mogelijkheid van bewaring of voor inverzekeringstelling vooruitlopend op een rechterlijk bevel. Wat zijn de gevolgen voor een verdachte van deze keuzemogelijkheid? De term inverzekeringstelling wordt zowel gebruikt voor de periode voorafgaand aan het rechterlijk bevel als voor de door de rechtercommissaris bevolen detentie. Dit wekt bij de leden van D66-fractie enige verwarring. In de memorie van toelichting wordt aangegeven waarom het advies van de NVvR niet gevolgd wordt om de eerste periode inbewaringstelling te noemen. Er wordt echter niet ingegaan op de verwarring die de huidige situatie geeft. Graag de visie van de regering daarop. Zou het niet beter zijn als voor één van de twee een andere, mogelijk geheel nieuwe, term wordt gezocht, zo vragen de leden van de fractie van D66. De leden van de SGP-fractie merken op dat de NVvR erop heeft gewezen dat het enigszins verwarrend is dat de term inverzekeringstelling wordt gebruikt voor zowel de door de officier van justitie als door de rechtercommissaris bevolen detentie. De regering wees de suggestie om van inbewaringstelling te spreken, naar de mening van deze leden op goede Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 12

13 grond, van de hand. Wat is echter het oordeel van de regering over het hier introduceren van een nieuw te ijken term «vasthouding»? 3.3 De bereidverklaring De andere verruiming van de mogelijkheid tot toepassing van artikel 540 e.v. Sv. ligt besloten in het creëren van de mogelijkheid tot onmiddellijke inverzekeringstelling door de rechter-commissaris. De leden van de fractie van de VVD staat nog niet duidelijk voor ogen wanneer sprake is van de situatie waarin het geven van bevelen het voorkomen van herhaling of voortzetting niet verzekert. Kan de regering nader toelichten wanneer dit het geval is? Hoe moet in dit verband de rol van de mogelijkheid van controle worden verstaan? 3.4 Koppeling aan rechterlijke afdoening De leden van de PvdA-fractie stellen vast dat de rechter-commissaris, nadat de officier van justitie een verdachte voor maximaal 2 dagen in verzekering heeft gesteld, op basis van artikel 540 e.v. Sv de mogelijkheid heeft om een verdachte (er dient sprake te zijn van een redelijk vermoeden van schuld) voor maximaal 10 dagen in verzekering te stellen. De toelichting bij deze voorwaarden roept bij de leden van de PvdA-fractie verschillende vragen op. Vindt de regering het acceptabel dat een persoon tot maximaal 10 (inclusief «voorarrest» maximaal 12) dagen kan worden opgehouden in het kader van een maatregel die dient tot handhaving van de openbare orde bij grootschalige ordeverstoringen? Deze leden vinden dat er onduidelijkheid bestaat over de positie van de persoon wiens vrijheid wordt ontnomen. Enerzijds betoogt de memorie van toelichting dat een vrijheidsbeneming die het gevolg is van een rechtelijk bevel tot handhaving van de openbare orde niet is gekoppeld aan een nog op te leggen vrijheidsstraf, terwijl anderzijds de «aftrekregel» uit het strafvorderingsproces van toepassing wordt verklaard. De ratio van laatstgenoemde regel is dat het strafrechtelijk onderzoek zal leiden tot een veroordeling en dat de periode in voorarrest in die context kan worden gezien als onderdeel van de (te verwachten) straf. Dit is ook de reden dat het voorarrest niet langer mag zijn dan de te verwachten straf. Deze leden constateren in deze context een tegenstrijdigheid in de memorie van toelichting. Bij deze leden roept dit de vraag op of een persoon ten gevolge van een maatregel ter handhaving van de openbare orde is vastgezet of dat hij als een verdachte van een strafbaar feit is opgepakt met het doel om tot vervolging en eventuele berechting over te gaan. In de ogen van deze leden ontstaat er op deze manier een strafrechtelijke traject met daarin een niet-strafrechtelijk onderdeel te weten de preventieve inverzekeringstelling. Deze leden zijn van mening dat een persoon die wordt onderworpen aan dit traject niet het gevoel zal hebben dat hij het subject is van een preventieve maatregel ter handhaving van de openbare orde. Wanneer iemand 12 dagen heeft vastgezeten, zal hij dit toch als een straf ervaren. Is de regering van mening dat een persoon die 12 dagen is opgesloten toch sterk de indruk moet hebben dat hij een straf uitzit? In de nieuwe procedure wordt bepaald dat de berechting plaatsvindt binnen de periode van de (verlengde) inverzekeringstelling. Als argument hiervoor wordt aangedragen dat deze vorm van vrijheidsbeneming beter aansluit bij artikel 5 EVRM. Daarnaast kan de verdachte voordat hij in vrijheid wordt gesteld in zijn aanwezigheid worden berecht. Dit laatste, zo betoogt de memorie van toelichting, komt ten goede van de waarheidsvinding en voorts blijft er niet lang onzekerheid bestaan over de verdenking. Deze leden beamen dat het voor het goede verloop van een terechtzitting wenselijk is dat een verdachte aanwezig is. Echter, zij stellen zich wel de vraag of, gezien de delicten waarop deze regeling betrekking Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 13

14 heeft, het gerechtvaardigd is om iemand maximaal 12 dagen zijn vrijheid te beroven omdat de rechter-commissaris het wenselijk acht dat de verdachte bij de zitting aanwezig is. Kan de regering deze leden duidelijkheid verschaffen, mede gezien de zwaarte van de delicten waar artikel 540 e.v. Sv op ziet, of zij vindt dat in voornoemde situatie na de termijn van 12 dagen sprake is van een berechting binnen een redelijke termijn? Een ander aspect waar deze leden in relatie tot de eisen van artikel 5 EVRM vraagtekens bij zetten is het hierboven reeds aangehaalde fenomeen van «de verdachte». Het doel van onderhavig voorstel is om (grotere) groepen oproerkraaiers preventief op te sluiten. Volgens deze leden staat dit uitgangspunt op gespannen voet met het EVRM. Het verdragsartikel dient als waarborg dat onschuldigen niet van hun vrijheid worden beroofd. Is de regering van mening dat groepsgewijze detentie door het verdragsrecht wordt toegestaan? Het EVRM bepaalt dat iemand onder bepaalde voorwaarden van zijn vrijheid kan worden beroofd wegens het niet naleven van een overeenkomstig de wet door een gerecht gegeven bevel of teneinde de nakoming van een door de wet voorgeschreven verplichting te verzekeren. Wanneer nu een individu of groep personen zich nog niet schuldig heeft/hebben gemaakt aan het plegen van overtreding is er dan een rechtsgrond om deze persoon of personen preventief op te houden? Wordt iemand preventief opgehouden omdat verwacht wordt dat hij een overtreding zal gaan plegen of moet iemand eerst verdacht zijn van, of betrapt zijn op het plegen van een strafbaar feit? De leden van de PvdA-fractie vernemen graag het antwoord van de regering op deze twee vragen. De leden van de fractie van de SP achten de vraag of de voorgestelde regeling te verenigen is met het EVRM belangrijk. De procedure van artikel 540 e.v. Sv valt onder artikel 5, eerste lid, onder c, EVRM. Het derde lid artikel 5 EVRM schrijft onmiddellijke voorgeleiding en berechting binnen een redelijke termijn voor. Onder het vernieuwde artikel 540 Sv kan onder voorwaarden de rechter-commissaris een verdachte 10 dagen in verzekering stellen. Daaraan voorafgaand kan de officier van justitie de verdachte voor maximaal 2 dagen in verzekering stellen. Dit zijn al 12 dagen, en dan kan er nog 24 uur verlenging bij komen door schorsing van het onderzoek, dus maximaal 13 dagen voor vergrijpen waar normaal gesproken eventueel een boete voor wordt opgelegd. Acht de regering nog sprake van een «redelijke termijn» in het geval van berechting in voorkomende gevallen na de termijn van 12 dagen? Hoe ziet de regering dit in verband met het EVRM? De leden van de fracties van GPV en RPF stellen vast dat de huidige procedure inzake de rechterlijke bevelen tot handhaving van de openbare orde geen koppeling met de uiteindelijke rechterlijke afdoening legt. Volgens de regering is dat terecht. Een verdachte die nu eerst een bereidverklaring aflegt, deze vervolgens schendt en daarom in verzekering wordt gesteld, is namelijk twee maal met de rechter-commissaris in aanraking geweest. Een ander argument tegen het leggen van een koppeling met een rechterlijke afdoening in de beschreven situatie is dat de grondslag voor de inverzekeringstelling mede ligt in het niet nakomen van de verplichting tegenover de rechter-commissaris. Bij een onmiddellijke inverzekeringstelling doet zich echter een andere situatie voor. De verdachte is dan maar één keer voorgeleid aan de rechter-commissaris en de basis van zijn vrijheidsontneming ligt niet mede in het schenden van de beloofde verplichtingen tegenover de rechter-commissaris. De regering vindt het daarom wenselijk dat bij een onmiddellijke inverzekeringstelling wel een koppeling met een uiteindelijke rechterlijke afdoening wordt gelegd. Tevens is de regering van mening dat genoemde koppeling de vrijheidsontneming op basis van het voorgestelde artikel 545 Sv beter verenigbaar Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 14

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 469 Uitvoering van de Richtlijn 98/50/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1998 tot wijziging van de Richtlijn 77/187/EEG inzake

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 023 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet en de Gemeentewet in verband met de samenvoeging van de afdelingen 3.4 en 3.5

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 469 Herziening van een aantal strafbepalingen betreffende ambtsmisdrijven in het Wetboek van Strafrecht alsmede aanpassing van enkele bepalingen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt Den Haag, 15 maart 2000 Aan de leden en de plv. leden van de vaste commissie voor Justitie OVERZICHT van stemmingen in de Tweede Kamer betreffende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 983 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de toepassing van maatregelen in het belang van het onderzoek

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 957 Wijziging kiesstelsel 26 976 Positie van de Eerste Kamer Nr. 3 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 6 maart 2000 De vaste commissie

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 746 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten tot versterking van de strafrechtelijke

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 239 Uitvoering van Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 juni 2000 betreffende bestrijding

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 064 Invoering van titel 4 van Boek 7 (Huur) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek en van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Invoeringswet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 096 Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met het verrichten van werkzaamheden op zondagen en feestdagen Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 117 Wijziging van enige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de problematiek

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 587 Aanpassing van de Advocatenwet aan richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 ter

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 916 Bepalingen samenhangend met de vervolging en berechting in Nederland van strafbare feiten die verband houden met het neerhalen van Malaysia

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 667 Aanpassing van enkele wetten in verband met de afschaffing van de titelbescherming en beëdiging van makelaars Nr. 4 VERSLAG Vastgesteld

Nadere informatie

3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing

3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing 3.2 De bevoegdheid van de officier van justitie tot het geven van een gedragsaanwijzing 3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing Zoals in het voorgaande aan de orde kwam, kunnen bepaalde tot ernstige

Nadere informatie

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG.

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG. NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPRAAK De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 28 maart 2014 Uw kenmerk 476490 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 202 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in verband

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 681 Verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2015 een wijziging van de gemeentelijke

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 298 26 983 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de toepassing van maatregelen in het belang van het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 605 Wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en het onderzoeken van vervoermiddelen en van de Gemeentewet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 825 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter verruiming van de strafrechtelijke mogelijkheden tot handhaving van de openbare orde met

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 936 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van het recht op bijstand bij verblijf buiten Nederland Nr. 4 ADVIES RAAD

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 983 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de toepassing van maatregelen in het belang van het onderzoek

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 27 024 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot de kosten van bezwaar en administratief beroep (kosten bestuurlijke voorprocedures)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 451 Wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de vorming

Nadere informatie

Datum 25 augustus 2016 Onderwerp Uitvoering motie voorlopige hechtenis terrorismeverdachten (29 754, nr. 379)

Datum 25 augustus 2016 Onderwerp Uitvoering motie voorlopige hechtenis terrorismeverdachten (29 754, nr. 379) 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

No.W /II 's-gravenhage, 28 november 2014

No.W /II 's-gravenhage, 28 november 2014 ... No.W03.14.0345/II 's-gravenhage, 28 november 2014 Bij Kabinetsmissive van 26 september 2014, no.2014001817, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens

Nadere informatie

Aangenomen en overgenomen amendementen

Aangenomen en overgenomen amendementen Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie Betreffende wetsvoorstel: 34126 Wijziging van het Wetboek

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 940 Opneming in de Advocatenwet van enkele bepalingen over het onderzoek naar de toestand van de praktijk van een advocaat en wijziging van

Nadere informatie

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten juridisch en bestuurskundig onderzoek advies onderwijs Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten Een verkennend onderzoek Groningen, juli 2010 2010 WODC, ministerie van Justitie. Auteursrechten voorbehouden.

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 3

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 3 Aan de minister van Justitie Dr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Afdeling Ontwikkeling datum 7 januari 2010 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail Voorlichting@rechtspraak.nl onderwerp

Nadere informatie

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ; Besluit van, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren Op de voordracht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 27 732 Wijziging van de artikelen 139f en 441b van het Wetboek van Strafrecht (uitbreiding strafbaarstelling heimelijk cameratoezicht) Nr. 6 NADER

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 204 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering strekkende tot het openstellen van beroep in cassatie tegen vrijspraken alsmede het doen van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 740 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten ter verhoging van de opbrengst

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 175 Wet van 23 maart 2005 tot wijziging en aanvulling van een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de betekening

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 515 Wijziging van de Opiumwet in verband met het creëren van de mogelijkheid voor de burgemeester om bestuursdwang toe te passen ter handhaving

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 086 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht in verband met strafbaarstelling van zeer gevaarlijk rijgedrag en verhoging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 685 Regeling van DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2002 2003 Nr. 57a 27 732 Wijziging van de artikelen 139f en 441b van het Wetboek van Strafrecht (uitbreiding strafbaarstelling heimelijk cameratoezicht)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 101 Wijziging van de Gemeentewet in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van een aantal voorschriften bepaald

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 9a 24 138 Wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 472 Aanpassing van wetten in verband met de vervanging van de gulden door de euro (Aanpassingswet euro) Nr. 5 VERSLAG Vastgesteld 8 februari

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 467 Oprichting van het College voor de rechten van de mens (Wet College voor de rechten van de mens) Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID HEIJNEN Ontvangen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 078 Burgerlijk huwelijk en kerkelijk huwelijk Nr. 2 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 27 februari 2002 De vaste commissie voor Justitie

Nadere informatie

Aan de Demissionair minister van Veiligheid en Justitie Drs. S.A. Blok Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Blok,

Aan de Demissionair minister van Veiligheid en Justitie Drs. S.A. Blok Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Blok, Aan de Demissionair minister van Veiligheid en Justitie Drs. S.A. Blok Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Onderwerp Advies conceptwetsvoorstellen Vaststellingswet Boek 1 en 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

PREVENTIEVE DWANGSOM BIJ OVERLASTGEVEND GEDRAG

PREVENTIEVE DWANGSOM BIJ OVERLASTGEVEND GEDRAG PREVENTIEVE DWANGSOM BIJ OVERLASTGEVEND GEDRAG Doel van de beleidsregel preventieve dwangsom bij overlastgevend gedrag. Met deze preventieve dwangsom wordt getracht het gedrag van overlastgevende personen

Nadere informatie

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17 EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL Vergaderjaar 2016/17 34 446 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 5c 23 689 Wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en van het Wetboek van Strafvordering NADERE MEMORIE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 26 732 Algehele herziening van de Vreemdelingenwet (Vreemdelingenwet 2000) Nr. 90 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 27 september 2000

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 421 Wet van 9 oktober 2008, houdende regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 754 Wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit)

Nadere informatie

SAMENVATTING Tekst en uitleg. maart Onderzoek naar de motivering van voorlopige hechtenis

SAMENVATTING Tekst en uitleg. maart Onderzoek naar de motivering van voorlopige hechtenis SAMENVATTING Tekst en uitleg maart 2017 Onderzoek naar de motivering van voorlopige hechtenis 2 College voor de Rechten van de Mens Aanleiding Een verdachte die in voorlopige hechtenis zit, is nog niet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 486 (R1994) Goedkeuring van het op 12 mei 2011 te s-gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen tussen

Nadere informatie

Voorstel van wet. Artikel 1

Voorstel van wet. Artikel 1 Regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat (Wet tijdelijk huisverbod) Voorstel van wet Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Tijdelijk verlaten van de inrichting

Tijdelijk verlaten van de inrichting Tijdelijk verlaten van de inrichting Conceptwetsvoorstel opheffen samenloop van regelingen met betrekking tot het tijdelijk verlaten van de inrichting advies d.d. 12 februari 2010 1 2 Samenvatting De Raad

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 220 Wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en de Algemene pensioenwet politieke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 27 887 Samenvoeging van de gemeenten Heerjansdam en Zwijndrecht Nr. 4 VERSLAG Vastgesteld 13 november 2001 De vaste commissie voor Binnenlandse

Nadere informatie

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten.

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten. Aan de Minister van Justitie t.a.v. mw. mr. M.F.M. de Groot Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 16 januari 2006 contactpersoon mr. A. Kuijer doorkiesnummer 070-361 9706 a.kuijer@rvdr.drp.minjus.nl e-mail

Nadere informatie

2595 AJ Den Haag Ministerie van Justitie en Veiligheid T www. omnl Postbus EH S GRAVEN HAGE

2595 AJ Den Haag Ministerie van Justitie en Veiligheid T www. omnl Postbus EH S GRAVEN HAGE OPENBAAR MINISTERIE College van procureurs-generaal Voorzitter Postbus 20305, 2500 EH Den Haag Pnns Clauslaan 16 2595 AJ Den Haag Ministerie van Justitie en Veiligheid T+31 88699 1100 www. omnl Postbus

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 013 Wijziging van de Politiewet 2012 (onderzoek in lichaam) Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 20 februari 2015 I. Algemeen

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 350 (R 1720) Goedkeuring van de op 29 mei 2000 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297 Rapport Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297 2 Klacht Verzoeker is op 8 november 2006 door de politie aangehouden wegens stalking van zijn ex-echtgenote. In dit verband klaagt verzoeker erover

Nadere informatie

31 mei 2012 z2012-00245

31 mei 2012 z2012-00245 De Staatssecretaris van Financiën Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG 31 mei 2012 26 maart 2012 Adviesaanvraag inzake openbaarheid WOZwaarde Geachte, Bij brief van 22 maart 2012 verzoekt u, mede namens de Minister

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak De minister van Justitie Mr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 GH Den Haag Datum: 12 mei 2010 Ons kenmerk: B2.1.10/1796/RO Uw kenmerk: 5644863/10/6 Onderwerp:

Nadere informatie

Aanhouding en inverzekeringstelling

Aanhouding en inverzekeringstelling Aanhouding en inverzekeringstelling 1 U bent aangehouden en meegenomen naar het politiebureau. Wat zijn uw rechten? U wordt verdacht van een strafbaar feit. De Rechercheur Opsporing van de Inspectie SZW

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 299 Wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met de introductie van de bestuurlijke boete Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 982 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES in verband met de strafbaarstelling van het in justitiële inrichtingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 688 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet handhaving consumentenbescherming en enige andere wetten in verband met de implementatie

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 122 Uitbreiding van de bestuurlijke handhavingsinstrumenten in de wetgeving op het gebied van de volksgezondheid I BRIEF VAN DE MINISTER VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 977 (R 1644) Wijziging van de Paspoortwet, onder andere in verband met het daarin opnemen van enige bepalingen ter voorkoming van misbruik van

Nadere informatie

ADVIES. Inleiding. Voorstel. Commentaar. inzake

ADVIES. Inleiding. Voorstel. Commentaar. inzake ADVIES inzake Voorstel van wet van het Tweede-Kamerlid Halsema, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van

Nadere informatie

Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet 1998

Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet 1998 JU Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet 1998 Categorie: Strafvordering Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130 lid 4 Wet RO Afzender: College van procureurs-generaal Adressaat:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 041 Wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in verband met het opheffen van de rechtspersoonlijkheid van het fonds, uitbreiding van

Nadere informatie

Beleidsregel Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (Wet MBVEO)

Beleidsregel Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (Wet MBVEO) / Bijlage 3.2 Beleidsregel Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (Wet MBVEO) 7 juni 2012 Inhoudsopgave Artikel 1 Bevoegdheden op grond van artikel 172a Gemeentewet 2 Artikel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 016 Regeling van de mogelijke toewijzing van extra zetels voor Nederland in het Europees Parlement Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 047 Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten C

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 25 107 Derde fase EMU Nr. 34 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 25 mei 1999 De vaste commissie voor Justitie 1 heeft over de brief van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 072 Wijziging van de regeling van het DNA-onderzoek in strafzaken in verband met het vaststellen van uiterlijk waarneembare persoonskenmerken

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 131 Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele

Nadere informatie

Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014

Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014 Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014 Algemene toelichting Hoofdstuk 2 Herstellend traject In een herstellend traject zijn verschillende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5070

ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5070 ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5070 Instantie Datum uitspraak 12-05-2010 Datum publicatie 19-05-2010 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 365458 - KG ZA 10-564 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 27 570 (R 1672) Voorstel van rijkswet van het lid Van Oven tot wijziging van de artikelen 14 en 38 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 449 Voorstel van wet de leden Wilders en Bosma tot intrekking van de goedkeuringswet inzake de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 32 317 JBZ-Raad JY VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 6 mei 2019 De leden van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 618 Wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 861 Regels ter implementatie van richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 810 Wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met het inrichten van een fonds voor niet verhaalbare noodzakelijke kosten voor de continuïteit

Nadere informatie